Programakkoord 1998 - 2002.

Amsterdam, 14 april 1998.

Aan de Gemeenteraad

Hierna volgt de tekst van het Programakkoord zoals dat op 14 april 1998 aan de Gemeenteraad is aangeboden door de PvdA, GroenLinks, de VVD en D66 en is aanvaard door de Gemeenteraad eveneens 14 april 1998 (Gemeenteblad 1998, afd. 1, nr. 254).

De fracties van de PvdA, de VVD, GroenLinks en D66 bieden u hierbij het Programakkoord 1998 2002 bijvoorbeeld aan voor de discussie over de vorming van het College van Burgemeester en Wethouders in uw vergadering van 14 april 1998.

Dit programakkoord bestaat uit: I de tekst; II bijlagen met afspraken; III bijlage met financiële afspraken.

I. Programakkoord 1998 - 2002.

Een stad voor allen; allen voor Amsterdam.

1. Inleiding.

Amsterdammers zijn bijzondere mensen. Discussie lijkt soms volkssport nr. 1, maar over één ding zijn Amsterdammers het snel eens: Amsterdam is een uitzonderlijke stad. Amsterdam heeft zijn inwoners veel te bieden. Geen stad in het land waar voor iedereen zoveel te doen is, waar zoveel levendigheid en sfeer is, waar de ene activiteit de andere direct lijkt op te volgen, waar zoveel nieuwe ideeën worden gelanceerd en waar er ook zoveel weer sterven. Een stad waar historie en pluriformiteit zich elk moment opdringen. Geen stad met zoveel bezoekers die de stad met de Amsterdammers willen delen: om te werken, om te sporten, om te winkelen, om te genieten van de cultuur, het maakt niet uit.

Amsterdam is ook een lastige stad. Heel hinderlijk vraagt het zijn inwoners (en bezoekers) ook dingen terug. Tolerantie bijvoorbeeld, maar ook discipline als dat echt moet. Participatie is ook zo'n eis. Amsterdam kan het immers niet velen dat mensen aan de zijlijn blijven staan; dat zij geen gebruik willen of kunnen maken van alles wat de stad te bieden heeft. Amsterdam wil hun die dat nodig hebben, daarvoor de helpende hand bieden. Want uitsluiting leidt tot ongewenste twee-deling.

Uitzonderlijk en lastig, maar ook een stad met nog niet opgeloste problemen. Problemen die in de komende bestuursperiode aangepakt moeten worden en als het even kan: geëlimineerd. De hoge werkloosheid is zo'n probleem. Nog steeds zijn 76.000 Amsterdammers van reguliere arbeid uitgesloten.

In de vorige periode is de aanval hierop ingezet, wetende dat deze vijand taai en hardnekkig is. Er zijn tal van acties losgetrokken. Acties om de weerbaarheid van Amsterdammers op de arbeidsmarkt te vergroten, om werkervaring op te doen, om hun kennis bij te spijkeren, om hen uit het isolement te halen. De economie is een versnelling hoger gebracht, opdat de marktsector het aanbod van banen zou vergroten. Er is beleid gevoerd om de uitval op de Amsterdamse scholen terug te dringen.

Taai en weerbarstig, maar de eerste resultaten zijn duidelijk. Doelstelling was 46.000 banen erbij in de marktsector; het worden er naar alle waarschijnlijkheid 70.000. Het ging om 10.000 plaatsen in het additionele werk; het werden er ruim 11.000. De snel stijgende werkloosheid in de afgelopen bestuursperiode stabiliseerde zich eerst en begon daarna te dalen; over geheel 1997 zelfs met 9000 werkzoekenden.

Ook op het gebied van het onderwijs waren de resultaten naar verwachting. Het begin is er, maar het is zaak deze trend vast te houden. Amsterdam heeft met zijn coalitiepartners, te weten: het rijk, de stadsdelen, de arbeidsvoorziening, diverse instituten en organisaties en het bedrijfsleven, de goede snaar te pakken. Het thema "3x werk", waarin zoveel is geïnvesteerd, mag niet verschralen. Integendeel, in deze bestuursperiode zal opnieuw op dit beleidsthema worden ingezet. De aanpak, de weg waarlangs is gemarkeerd; de valkuilen zijn bekend. Het kan zelfs een tandje hoger nu ook geleerd is van de missers, want die waren er natuurlijk ook.

Met het werkgelegenheidsbeleid op het goede spoor is er gelegenheid om taken op te pakken die te veel in de schaduw daarvan stonden. Voor te veel Amsterdammers heeft dit op werk gerichte beleid immers geen soelaas geboden. Natuurlijk is het hebben van werk de beste weg om boven de armoedegrens te komen, om weer perspectief of het gevoel er weer bij te horen terug te krijgen. Er zijn echter ook veel Amsterdammers voor wie werk (alleen) geen oplossing biedt: ouderen, alleenstaande vrouwen met kleine kinderen, mensen met een te grote afstand tot de arbeidsmarkt. Niet alle Amsterdammers profiteren mee van de vooruitgang die is geboekt. Nog steeds komen sociaal-economische achterstand, ongelijke kansen op gezondheid, te laag opleidingsniveau, non-participatie en te laag inkomen te veel voor. Dit zijn maatschappelijke problemen die zich vaak op individueel niveau in combinatie met elkaar voor-doen. Problemen die zich concentreren in delen van de stad, in buurten met te veel onveiligheid, vereenzaming, moedeloosheid en gebrek aan sociale samenhang.

Nu de versterking van de economische infrastructuur lijkt te slagen, eisen de investeringen in het sociale weefsel versterkt de aandacht op. Op dit moment van hoogtij en voorspoed kan dat ook. Nú forser investeren in armoedebestrijding en sociale infrastructuur betekent het maximale resultaat op het moment dat het echt nodig is; als de conjunctuur weer is omgeslagen.

2. Werk en onderwijs.

Veel Amsterdammers hebben nog steeds geen passend werk gevonden. Elk jaar zijn er beginners op de arbeidsmarkt die hun weg niet zonder meer vinden. Vooral de nieuwe Amsterdammers hebben het niet gemakkelijk. Door taalachterstand of afgebroken schoolopleidingen en nog te vaak door discriminatie komen ze steeds weer achter in de rij voor de baan die zij ambiëren. Dat moet anders; voor hen en voor de stad. Want werk maakt mensen actief en zelfstandig. Amsterdammers mogen niet aan de kant zitten, als zij dat niet willen. De stad biedt immers zeer veel kansen en ontplooiingsmogelijkheden. Amsterdam moet mensen blijven helpen om hun kans te pakken; hen aan boord nemen. Dit betekent bijvoorbeeld onderwijs: investeren in mensen, opdat zij hun leven zelf kunnen inrichten in vrije keus.

De kwaliteitsverbetering van het onderwijs zal krachtig worden voortgezet. Spijbelgedrag wordt niet getolereerd. Het verlaten van de school zonder diploma is vaak de kortste weg naar werkloosheid. Eenmaal werkloos is de aansluiting dubbel moeilijk te herkrijgen. Het beleid hierop zal worden geïntensiveerd. Extra aandacht zal worden gegeven aan het beroepsonderwijs en aan de wensen van het bedrijfsleven. Schoolverlaters wordt een sluitende aanpak geboden. Jongeren voor wie de reguliere aanpak geen perspectief biedt, krijgen gerichte leer-/werktrajecten aangeboden. De opties zijn: leren, werken of een combinatie daarvan.

Nog veel te veel Amsterdammers ontbreekt het aan training en werkervaring. Additioneel werk waar die ervaring kan worden verkregen, is daarom een onmisbare schakel in het terugdringen van de werkloosheid. Het aantal additionele arbeidsplaatsen zal worden uitgebreid; 10.000 is opnieuw het richtgetal. Extra aandacht is nodig voor het perspectief dat geboden kan worden op regulier werk. Uiteindelijk zullen alle additionele banen in regulier werk moeten zijn omgezet.

Zorgelijk blijft de beloning die Amsterdammers in additioneel werk krijgen. Een doorgroei naar 130% van het minimumloon zou toch tot de mogelijkheden moeten behoren. Ook mensen die nog niet toe zijn aan regulier of additioneel werk, krijgen nieuwe kansen. De mogelijkheden voor mensen zonder werk om zich te scholen, vrijwilligerswerk te doen of om in deeltijd te werken worden verruimd.

De economische motor vraagt om een versnelde onderhoudsbeurt. Zeker nu deze op zo'n hoog toerental draait. Het investeringsklimaat kan nog versterking gebruiken. Die versterking moet er voor zorgen dat de banengroei op het huidige niveau blijft, ook als straks het tij wellicht wat tegenzit. De huidige coalitiepartners in de versterking van de stadseconomie zijn uitgenodigd het kunststuk uit de vorige periode te herhalen. Het rijk lijkt zich op te maken voor nieuwe investeringen in de grote steden; uiteraard onder de conditie dat Amsterdam op dit vlak doet wat het kan. Ook het bedrijfsleven lijkt mee te willen gaan. Om de Amsterdamse inzet zichtbaar te maken, zal er een nieuw actieplan worden samengesteld: het Actieplan Economische Structuur 1998 2002, met daarin onder andere aandacht voor toerisme, horeca en midden- en kleinbedrijf.

In dit plan komen nieuwe stimulansen voor (allochtone) mensen die een eigen bedrijf willen beginnen. Daarvoor worden nieuwe bedrijfsverzamelgebouwen ontwikkeld en worden oude winkelstraten opgepept.

De bedrijfsterreinen krijgen een extra opknapbeurt of worden geherstructureerd; daardoor wordt het grondgebruik geïntensiveerd.

Aan de economie zal ook in fysieke zin de ruimte worden gegeven om te groeien, door de ontwikkeling van voldoende grootschalige, duurzaam ingerichte terreinen. De goedkoopste manier van het scheppen van arbeidsplaatsen is echter nog steeds de internationale acquisitie: door de bank genomen kost dat f 1000 per arbeidsplaats. De inzet hierop en op de economische promotie wordt verhoogd. Wat de stimulering van de industrie en de zeehaven betreft, ligt het accent op duurzame en milieuvriendelijk activiteiten.

Het nieuwe actieplan zal voorzien in de versterking van de kennis-infrastructuur. Amsterdam moet zijn voorsprong als centrum voor informatie- en communicatietechnologie verder vergroten.

3. Zorg en armoede.

Versterking van de sociale infrastructuur vormt een nieuw speerpunt van beleid. Het zal zich vooral richten op versterking van wat mensen zelf kunnen doen. Het bieden van steun en van mogelijkheden, opdat mensen de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor hun eigen bestaan, hun eigen toekomst, hun eigen sociale omgeving, hun eigen Amsterdam.

Dan gaat het erom er voor te zorgen dat mensen, als het nodig is, hulp krijgen bij de opvoeding van hun kinderen. Zorgen dat kinderen uit achterstandsgezinnen volop gebruik kunnen maken van wat de stad aan jongeren te bieden heeft. Preventief jeugdbeleid, gelijke kansen op ontplooiing dus. Zorgen dat ouderen op zichzelf kunnen blijven wonen, voorzien van de nodige zorg en aandacht. Zorgen dat mensen die blijvend buiten het arbeidsproces staan, de ruimte krijgen voor zinvolle activiteiten.

Het streven is om Amsterdam een echte "sociale stad" te doen zijn. Een stad waar voor maatschappelijke tweedeling geen plaats is. Een sociale stad is een werkende, actieve, participerende en zorgende stad. Een stad dus ook, waar zo min mogelijk wachtlijsten voorkomen. Om aan de versterking van de sociale samenhang richting en inhoud te geven, zal dit jaar een sociaal structuurplan aan de Gemeenteraad worden gepresenteerd. Het zal een actiegericht plan worden, waarin is aangegeven waar de gaten in het zorgpakket zitten, hoe de infrastructuur moet worden versterkt en waar kwaliteit moet worden toegevoegd.

In het plan zal worden opgenomen dat bijvoorbeeld voor ouderen het aantal multifunctionele dienstencentra wordt uitgebreid.

Ook dat er rond de basisschool veel gaat veranderen. Dat er een voorschool komt en dat er door sportieve en culturele naschoolse activiteiten een breed educatief aanbod (Brede School) zal ontstaan.

Een ander voorbeeld geldt de maatschappelijke opvang. Om te garanderen dat in het jaar 2000 niemand meer tegen zijn zin op straat zwerft, wordt de capaciteit van sociale pensions uitgebreid. Dit geldt ook voor begeleid zelfstandig wonen of voor ruimten voor dagactiviteiten. Dit soort zaken vraagt om een nieuwe aanpak, waarvoor nieuwe zorg- en ondersteuningsarrangementen moeten worden ontwikkeld.

Het actieplan zal daarom vorm geven aan een brede coalitie tussen het rijk (grote-stedenbeleid), de stad, de stadsdelen en het maatschappelijk veld. Een dergelijk plan in een multiculturele stad betekent versterking van diversiteit. In het nieuw vast te stellen minderhedenbeleid zal de multiculturalisatie van de samenleving worden onderstreept, zullen de positieve kanten van de multiculturele stad worden benadrukt, zal de positie van migranten in de stad worden versterkt en zal de gemeente aangeven, hoe het bijvoorbeeld in zijn personeelsbeleid of in zijn contacten met anderen het goede voorbeeld geeft.

Het is ontoelaatbaar dat meer dan één op de drie Amsterdammers moet rondkomen van een inkomen rond het minimum. Zowel de stille als de op straat zichtbare armoede moet worden bestreden. Voor volwaardige deelname aan het stedelijk leven is het nodig dat de financiële situatie van veel Amsterdammers wordt verbeterd. Daarvoor trekt de gemeente extra geld uit. Dit binnen de grenzen die het rijk daarvoor stelt, maar, zo nodig, met een beroep op dat rijk om de grenzen verder te verleggen. De "Plusvoorziening" geldt nu voor ouderen en gezinnen die langer dan vijf jaar op een minimum staan. Veel te beperkt dus; deze voorziening moet worden verruimd. Het gebruik van de huidige instrumenten, zoals schuldhulpverlening, kwijtschelding, huur-subsidie en bijzondere bijstand, zal fors worden aangemoedigd of verbeterd. Hierbij staat de klant centraal en niet de regels. De bijstandgerechtigden zal een ruimere bijverdienregeling worden geboden. Deze, maar ook andere maatregelen worden in het nieuwe plan opgenomen, met daarin streefcijfers.

4. Wonen, verkeer en duurzaamheid.

Meer inwoners, meer werkplekken, uitbreiding van voorzieningen, meer ruimte voor recreatie, flora en fauna strijden met elkaar om het Amsterdamse oppervlak. Intensivering van het grondgebruik is daarom een hoofddoel van het ruimtelijk beleid. Uitgangspunt hierbij is behoud van grote openbare ruimten met water en groen als recreatieve kwaliteitselementen. Hiervoor worden ook opbrengsten van erfpacht vrijgemaakt. Functies moeten meer en meer gemengd en gestapeld worden, zodat hoogwaardige stedelijke milieus ontstaan met een hoge dichtheid.

Meer inwoners betekent ook meer (betaalbare) woningen. Het blijft eentonig, maar Amsterdam heeft nog steeds een groot tekort. Nieuwbouw dus en ten minste 4000 per jaar. Nieuwbouw met de karakteristieken: duurzaam, toegankelijk, divers en kwaliteit. Het volkshuisvestingsbeleid in deze periode zal een gevarieerde kernvoorraad goedkope woningen van voldoende omvang waarborgen. Kwalitatieve tekorten in de woningvoorraad én de woonomgeving zullen worden opgeruimd. Specifieke tekorten voor grote gezinnen, ouderen enz. zullen worden ingelopen. Segregatie past niet in de Amsterdamse buurten; een ruimere differentiatie is een antwoord, waardoor ook de middengroepen in de buurten hun wooncarrière kunnen doorlopen.

Nieuwbouw wordt voor 30% in de sociale sector gerealiseerd; dit betekent 70% op de vrije markt. In de koopsector zal een zwaarder accent op het midden-segment worden gelegd. Voor het armoedebeleid zijn de huren uiteraard zeer relevant. Voor de sociale sector zal daarom sterk worden ingezet om de woningen betaalbaar te houden. De steun aan de zogenaamde huurteams zal worden gecontinueerd en op het rijk zal druk worden uitgeoefend om de huurverhoging te beperken tot het niveau van de inflatie.

In de westelijke tuinsteden en in sommige delen van Amsterdam-Noord voldoet de kwaliteit van de woningen en de woonomgeving niet meer aan de huidige eisen. De ruimtelijke en sociale vernieuwing zal hier worden geïntensiveerd.

Een actieve stad met een actieve bevolking. Een stad met aantrekkingskracht op andere Nederlanders en buitenlanders. Zo'n stad heeft problemen met de mobiliteit. Natuurlijk is iedereen welkom. Amsterdam vraagt hun echter wel (net zoals de eigen inwoners) de wijze waarop men reist, aan te passen. Als het even kan met de trein, de tram, de fiets of de bus. De dubbeldoelstelling uit het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan staat ook deze periode nog recht overeind: verbetering van bereikbaarheid én leefbaarheid. Om de groei van de mobiliteit in goede banen te leiden, is een omvangrijk, samenhangend aanvullend pakket van nieuwe maatregelen neergelegd.

Zorgen zijn er ook over de belasting van het milieu. Alhoewel er veel is gedaan, zijn de maatregelen nog onvoldoende om de milieubelastende uitstoot tot een aanvaardbaar niveau te verminderen. Een duurzame stad vraagt om een voortdurende sociale, economische en stedelijke vernieuwing.

Amsterdam moet schoner en stiller. Daarom zal er een nieuw Amsterdams Milieubeleidsplan komen. Voor het CO2-beleid zullen aanvullende middelen worden vrijgemaakt.

Sport, kunst en cultuur zijn geëigende middelen om de deelname aan het maatschappelijk leven te verhogen. De culturele infrastructuur wordt verbeterd en uitgebreid; onder andere door de realisering van een nieuwe Centrale Bibliotheek. Voor programmering, accommodaties en kunsteducatie wordt extra ruimte gemaakt. De kunst- en cultuurwereld, het bedrijfsleven, de politiek, onderwijs en wetenschap en de media moeten in een coalitie de handen inéén- slaan om nieuwe ideeën los te weken en investeringen te bevorderen. Er zal worden geprobeerd om meer internationale sportevenementen naar Amsterdam te krijgen. Verder zal een belangrijk accent worden gelegd op de voorzieningen voor de zogenaamde breedtesport.

5. Veiligheid, openbare ruimte en binnenstad.

Veiligheid is de achilleshiel van iedere stedelijke samenleving. Uit recent uitgebrachte rapportages blijkt dat Amsterdam veiliger wordt. Ook de Amsterdammer begint dit zo te ervaren. Hij of zij lijkt zich in huis en op straat veiliger te voelen en dat is een belangrijk resultaat. Het niveau van de criminaliteit ligt echter nog veel te hoog. Er is nog veel te doen, bijvoorbeeld op het gebied van de geweldscriminaliteit, de overlast van drugverslaafden en dealers, de veiligheid in het openbaar vervoer, agressief verkeersgedrag en geweldsontsporingen. Om de vaart in "deze keer ten goede" te brengen, zal er opnieuw geïnvesteerd worden in de veiligheid van de Amsterdamse buurten. In de bestrijding van de zware criminaliteit (onder andere de uitvoering van het rapport-Van Traa), maar ook in een samenhangend wijkveiligheidsbeleid. In de Amsterdamse buurten zullen wijkveiligheidsposten worden opgericht, waar onder regie van een politie-functionaris politie, stads- en flatwachten en buurtbeheerders samenwerken.

In de buurtgerichte aanpak ("in de buurt, voor de buurt en met de buurt") gaat veiligheid, naast werk en welzijn, gepaard aan een verzorgde openbare ruimte en groen. Amsterdammers zouden zich op straat eigenlijk net zo prettig moeten voelen als in hun eigen huis.

Aan de verbetering van de openbare ruimte wordt door de centrale stad en zeker ook de stadsdelen hard gewerkt. De resultaten zijn zichtbaar, bijvoorbeeld op het Spui of het Mercatorplein. De opschoning van de openbare ruimte en niet te vergeten het groen zal in de komende periode worden versneld. Achterstallig onderhoud zal worden uitgevoerd, graffiti aangepakt, de kwaliteit van straten, verlichting, parken en pleinen verbeterd.

De binnenstad is het tweede visitekaartje van de Amsterdammer. Er zijn meer historische binnensteden in de wereld. Wat Amsterdam echt bijzonder maakt, is dat het monumentale samengaat met een uiterst levendige functiemenging. Alles gebeurt er en wel kriskras door elkaar. Het is belangrijk dat de (economische) bedrijvigheid in het Centrum behouden blijft.

Het opheffen van parkeerplaatsen, onder andere nodig voor de verbetering van de openbare ruimte, zal met mate plaatsvinden (gemiddeld maximaal 200 plaatsen per jaar). Er zal worden gewerkt aan de realisering van nieuwe parkeergarages. Het grootstedelijke belang van de binnenstad vraagt om grootstedelijke allure. Door herinrichting van straten (en vooral gezichtsbepalende pleinen), de verbetering van het groen en de verlichting zal de binnenstad meer sfeer en allure krijgen.

6. Slot.

De fracties van de PvdA, de VVD, GroenLinks en D66 zijn ervan overtuigd dat met dit evenwichtige akkoord een belangrijke bijdrage kan worden geleverd aan de sociale integratie van de stad. Naast de zorg voor werk, is de "zorg voor zorg" gezet. Met de uitvoering van dit akkoord zullen de ondemocratische krachten in de Amsterdamse samenleving nog verder worden teruggedrongen. Daarmee zou de trend die in de vorige periode met behulp van alle democratische partijen in de Gemeenteraad is ingezet, worden verlengd.

De fracties van de PvdA, de VVD, GroenLinks en D66 nodigen alle andere fracties in de Gemeenteraad uit om het beleid in dit akkoord te ondersteunen. Waar dit niet mogelijk kan zijn, rekenen zij zonder meer op een discussie met open vizier. De Amsterdammer kan daar alleen maar beter van worden.

De fracties hopen met dit akkoord te bereiken, dat alle Amsterdammers samen "over de drempel ....... van een nieuw millennium" zullen gaan.

II. Afspraken Programakkoord 1998 - 2002

De mensen.

Werkgelegenheid en economische infrastructuur.

  1. Integrale aanpak verbeterde buurteconomie (met name kleinschalige bedrijvigheid).
  2. Renovatie van verouderde winkelstraten.
  3. Ontwikkeling van voldoende grootschalige industrieterreinen voor uitgifte aan nieuwe bedrijven.
  4. Duurzaamheid en stimulerende milieu-innovaties koppelen aan acquisitiebeleid.
  5. Wegnemen van onnodige belemmeringen van regels, voorschriften en gebruiken voor bedrijven en individuen.
  6. Uitbreiding van het aantal additionele arbeidsplaatsen.
  7. Extra aandacht voor perspectief op regulier werk.
  8. Het inkomensniveau van additioneel werk verbeteren (doorgroei tot 130% van het minimumloon).
  9. Voor een aantal functies (Melkert 1) mogelijkheid onderzoeken naar omzetting in reguliere betaalde banen.
  10. Mogelijkheid om premies te verstrekken (onder andere voor scholing en vrijwilligerswerk) verruimen.

Sociale infrastructuur.

Armoedebeleid.

  1. In het kader van het armoedebeleid worden extra middelen gereserveerd voor:
    het verruimen van de bijverdienregeling;
    het verbeteren van de schuldhulpverlening;
    de uitbreiding van de dak- en thuislozenzorg;
    grotere doelgroep plusvoorziening.
  2. Efficiënte wijze van toekennen van voorzieningen (Bijzondere Bijstand/Wet voorzieningen gehandicapten).
  3. Dienstverlening door de Sociale Dienst wordt klantgerichter.
  4. Acht centra voor werk en inkomen voor 2003.

Maatschappelijke opvang.

  1. Uitbreiding van de capaciteit voor nachtopvang, begeleid zelfstandig wonen, ruimten voor dagactiviteiten.
  2. Extra aandacht voor woon/werkopvang van jongeren.
  3. Substantiële uitbreiding van verblijfsruimten voor verslaafden, geïntegreerde opvangvoorzieningen en uitbreiding van experimenten terzake van verstrek-king onder medisch toezicht.
  4. Ontwikkeling van een integraal prostitutiebeleid.

Ouderen.

  1. Uitbreiding van het aantal multifunctionele dienstencentra en het aantal ouderenadviseurs.
  2. Versterking van de zorgstructuur rond wooncomplexen.
  3. Voorlichting in eigen taal, geboden voor allochtone ouderen.

Jeugdbeleid en onderwijs.

  1. Consultatiebureaus uitbreiden tot ouder kindcentra (opvoedingsondersteuning).
  2. De school krijgt een bredere functie in de buurt.
  3. De experimenten terzake van de Voorschool worden uitgebreid (het streven is deze structureel te maken).
  4. Koppelen basisschool, naschoolse activiteiten, sport en een aanbod vanuit culturele voorzieningen tot breed educatief aanbod (de Brede School).
  5. Schoolgebouwen bij nieuw- en verbouw aan bredere functie aanpassen.
  6. Netwerken tussen het onderwijs en de zorginstellingen realiseren.
  7. Aanpak van spijbelgedrag en voortijdig schoolverlaten intensiveren en onder centrale regie brengen.
  8. Bij de les blijven loopt door tot 2000.
  9. Sluitende aanpak voor schoolverlaters.
  10. Gerichte leer-/werktrajecten voor jongeren voor wie reguliere trajecten geen perspectief bieden (cf Vakmanschap).
  11. Meer aandacht voor meertalig onderwijs.

Sport.

  1. Aantrekken van internationale sportevenementen.
  2. Deelname van jongeren aan sport stimuleren door aansluiting bij de Brede School (Topscore).
  3. Sportaccommodatiefonds legt accent op voorzieningen voor breedtesport.
  4. Stimuleren van koppeling verenigingssport buurtgerichte activiteiten scholen.
  5. Substantieel aantal sportarrangementen voor jongeren uit kansarme gezinnen (faciliteren door uitbreiding vergoedingen door middel van stadspas).

Kunst en cultuur.

  1. Nieuwe centrale bibliotheek.
  2. Achterstallig onderhoud kunstaccommodaties wegwerken.
  3. Uitbreiding van het gemeentearchief.
  4. Flexibiliteit inzet kunstbudget vergroten.
  5. Meer programmeringsbudget kleine podia en festivals.
  6. Vorming fonds investeringen en stimulering cultuur [tripartiete financiering (gemeente, rijk en bedrijfsleven) grootschalige investeringsprojecten].
  7. Evalueren positie Amsterdamse Kunstraad.
  8. In aanvulling op het kunstenplan middelen vrijmaken voor :
    verbreding/versterking programmering kunstinstellingen;
    accent op jeugd en multiculturele programmering en internationale manifestaties;
    incidentele initiatieven die buiten het kunstenplan vallen.
  9. Verbetering van de positie van de Amsterdamse kunstenaars door: goede en voldoende ateliervoorzieningen, theater- en danserswerkplaatsen, creatief flankerend beleid bij de Wet inkomensregeling voor kunstenaars (WIK);
  10. Extra geld voor publieksverbreding, in te zetten voor:
    bevordering van cultuurdeelname door minder-draagkrachtigen;
    versterking van het kunsteducatiebeleid.
  11. Extra inzet op kunsteducatie, waarbij scholen substantieel budget kunnen besteden aan inkoop bij instellingen voor kunsteducatie en andere culturele instellingen.

Multicultureel Amsterdam.

  1. Plan van aanpak nieuw minderhedenbeleid direct na het zomerreces in de Gemeenteraad behandelen.
  2. Voorbeeldfunctie van de gemeente op het gebied van personeelsbeleid vormgeven door concreet plan over vormgeving afspiegeling.
  3. Bij gronduitgifte bedrijven die aantoonbaar positieve-actiebeleid voeren, voorrang geven (binnen de juridische mogelijkheden).
  4. Ontwikkelen participatiemonitor.
  5. Instelling van een diversiteits- en premiestelpost (initiatieven ondersteunen die bijdragen aan een diverse stad).
  6. Door bijvoorbeeld een gerichter aanbod en koppeling met de Voorschool kan het taalonderwijs effectiever worden ingericht; in de sector werkgelegenheid zal de gemeente als opdrachtgever, waar mogelijk, de voorkeur geven aan bedrijven die een duidelijk positieve- actiebeleid voeren.

De stad.

Wonen.

  1. Als antwoord op de blijvend grote woningbehoefte zal de komende periode een aantal grote woningbouwlocaties moeten worden ontwikkeld. IJburg zal worden aangelegd op grond van de reeds genomen besluiten. Bij de vaststelling van het Structuurplan Amsterdam Open Stad 1996 is een motie aangenomen over drie andere potentiële woningbouwlocaties, te weten: Zeeburgereiland, Houthavens en NSM-terrein. NSM komt daarbij in beeld als de taakstelling van 3600 voor Houthavens en Zeeburg niet wordt gehaald.
  2. In de Houthavens worden 900 woningen gerealiseerd.
  3. Uitgangspunt is het beleidsscenario van de nota Onverdeeld Amsterdam(s).
  4. De resultaten worden na twee jaar geëvalueerd wat betreft de kernvoorraad en de scheefheid. De resultaten kunnen aanleiding geven tot versnelling dan wel vertraging van het tempo.
  5. Aandeel sociale woningbouw in nieuwbouw is 30%.
  6. De helft van de 30% heeft een verlaagde aanvangshuur.
  7. In de koopsector zal een zwaarder accent worden gelegd op het middensegment. Het streven is gericht op woningen van 100 m2 en een verkoopprijs van ƒ 225.000 en een onderliggende grondprijs van ƒ 25.000. Bij een aantal van 500 woningen bedragen de gederfde inkomsten 12,5 miljoen gulden. Met de corporaties zullen afspraken worden gemaakt om deze woningen ook daadwerkelijk te realiseren. Om te voorkomen dat de woningen binnen korte termijn worden doorverkocht en alsnog in het duurdere segment belanden, zullen antispeculatie-instrumenten worden ingezet en gehandhaafd.
  8. De aanpak van de westelijke tuinsteden en vergelijkbare gebieden in Amsterdam-Noord zal worden geïntensiveerd. Het gaat daarbij om de ruimtelijke en sociale vernieuwing. De plannen en de organisatie zullen daarop worden aangepast.
  9. Er wordt gestreefd naar een nieuwbouwproductie van ten minste 4000 woningen per jaar.
  10. De woningproductie voor aandachtsgroepen [miva's (minder-validewoningen), grote woningen, ouderen] is enigszins achtergebleven en zal worden versneld. Binnen de mogelijkheden zal eveneens worden gestreefd naar versnelling van de productie van wooneenheden voor jongeren.
  11. Nieuwbouwwoningen in de sociale huursector krijgen huren, waardoor ze, tezamen met individuele huursubsidie, betaalbaar zijn voor de doelgroep. Daarbij wordt gewerkt met de zogenaamde referentiehuren. Dat betekent voor woningen tot 75 m2 een huur onder de ƒ 823 per maand en tot 88 m2 een huur onder de ƒ 882 per maand (prijspeil 1998). Bezien wordt, of het bestaande beleid om de helft van de woningen in de sociale huursector met verlaagde aanvangshuren te realiseren, teneinde ze ook voor de laagste inkomensgroepen bereikbaar te maken, kan worden vervangen door een regeling waarbij de fiatteringsgrens voor de individuele huursubsidie wordt verhoogd tot de grens van de betaalbare huurvoorraad en de laagste inkomensgroepen een extra toeslag krijgen. Daartoe wordt dan het woonlastenfonds uitgebreid.
  12. De subsidie voor de huurteams wordt gecontinueerd. Het werk van de huurteams is zeer zinvol; uit de rapportage over 1997 blijkt dat bij twee derde van de door huurteams opgemeten woningen de gevraagde huur hoger is dan wettelijk is toegestaan. De evaluatie met betrekking tot de huurteams kan aanleiding zijn om de invulling van de werkzaamheden van huurteams bij te stellen.
  13. Ook de aanpak van onrechtmatige bewoning wordt voortgezet. Getracht zal worden, het aantal zoeklichtprojecten (nu zes per jaar, gericht op 6000 woningen) binnen de reguliere handhavingscapaciteit van de diverse gemeentelijke diensten uit te breiden.
  14. De gemeente blijft er bij regering en parlement op aandringen de jaarlijkse huurverhoging terug te brengen naar het niveau van de inflatie en de maximale huur per punt voor enkele jaren te bevriezen.

Ruimtelijke Ordening.

  1. Het erfpachtstelsel wordt gehandhaafd en door middel van groot onderhoud verder aan de eisen van deze tijd aangepast. Een doorzichtiger en meer klantvriendelijk stelsel is daarbij het doel. Bij de nieuw af te sluiten contracten zullen burgers bijvoorbeeld een budgettair neutrale keuze krijgen tussen jaarlijkse betaling en afkoop.
  2. De desbetreffende ambtelijke rapportage is aan een aantal instellingen en organisaties voorgelegd om commentaar. Naar aanleiding van deze externe toets zullen de voorstellen, zo nodig, worden bijgesteld. Daarbij gelden in elk geval de volgende uitgangspunten:
    1. voortdurende erfpacht;
    2. binnen het kader van de lopende contracten worden vergelijkbare gevallen vergelijkbaar behandeld; veel aandacht wordt besteed aan de communicatie op dit punt;
    3. bij herziening van particuliere contracten wordt de nieuwe canon door drie deskundigen vastgesteld; in geval van jaarlijkse canonbetaling wordt de verhoging in het eerste jaar voor een derde in rekening gebracht, in het tweede jaar voor twee derde en vanaf het derde jaar geheel; dit alles laat onverlet de recentelijk voor particulieren geïntroduceerde mogelijkheid om te opteren voor vervroegde herziening tegen een navenant lagere canon;
    4. de opbrengsten van de herziening van particuliere contracten aan het einde van het tijdvak worden herkenbaar besteed aan onderhoud en verbetering van de stad. Daartoe wordt 30% gestort in een Groen/ Parkenfonds, 30% gestort in het Stadsdeelfonds, 30% centraal besteed en gaat 10% (na aftrek van de opbrengstderving als gevolg van het ingroeimodel zoals bedoeld onder c) terug naar het desbetreffende stadsdeel.
  3. Op het gebied van grondprijsbeleid wordt een functionele grondprijspolitiek gehanteerd. Dat wil zeggen, dat functies worden gerealiseerd op grond van het ruimtelijke-ordeningsbeleid. Per functie wordt dan vastgesteld wat een redelijke prijs is. In het grondprijsbeleid zal worden gestreefd naar een betere regionale afstemming.
  4. Intensivering van het ruimtegebruik biedt compensatie voor het nog steeds groeiend ruimtebeslag per inwoner en arbeidsplaats en is onontkoombaar voor behoud van diversiteit en omvang van de stedelijke voorzieningen. Uitgangspunt is behoud van de grote open ruimten met water en groen als recreatieve kwaliteitselementen. Het project optimalisering grondgebruik zal met kracht worden voortgezet, met als belangrijkste opdracht het ontwikkelen van hoogwaardige stedelijke milieus in hoge dichtheid en menging en stapeling van functies.
  5. De samenwerking van de vier grote steden in de ontwikkeling van de delta-metropool zal worden voortgezet.

Verkeer en vervoer.

  1. De dubbeldoelstelling verbetering van bereikbaarheid en leefbaarheid uit het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) blijft uitgangspunt voor het beleid. De cijfers die ten grondslag liggen aan het RVVP, het Verkeers- en Inrichtingsplan (VIP) en het parkeerbeleid worden geactualiseerd. Op grond daarvan wordt het verkeers- en parkeerbeleid herijkt, waarbij de verschillende verkeersmodaliteiten meer in hun onderlinge samenhang worden geplaatst en daarna vertaald in een uitvoeringsprogramma voor de komende vier jaar. Het doel is te komen tot een integraal stedelijk verkeers- en parkeerbeleid en tot een convenant met de stadsdelen en de regiogemeenten over een samenhangend parkeerbeleid.
  2. Groei van de mobiliteit aan de rand van de stad moet worden aangepakt met een regionaal aanvalsplan. Hierbij wil de gemeente een belangrijke rol spelen. Nadruk hierbij ligt op het openbaar vervoer (regionet/regiorail/zuidtangent), op rekening rijden en park-en-ridevoorzieningen. Autoverkeer wordt bij voorkeur aan de rand van de stad opgevangen in transferia en door middel van park-en-ridevoorzieningen
  3. Er wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van gratis openbaar vervoer in relatie tot het gebruik van transferia.
  4. Om de bereikbaarheid van de binnenstad en de nieuwe locaties IJburg en oostelijk havengebied ingrijpend te verbeteren, wordt prioriteit gegeven aan de realisering van de openbaar-vervoerontsluitingen Noord-Zuidlijn, IJtram en het doortrekken van bestaande tramlijn(en) naar het oostelijk haven-gebied.
  5. Mede als gevolg van de snelle groei van Almere worden weg- en spoorwegverbindingen steeds zwaarder belast. De wenselijkheid van een (gedeeltelijk) ondergrondse IJmeerrail (tevens de tweede railontsluiting van IJburg) wordt onderzocht, inclusief kosten- en milieuconsequenties. Met betrekking tot een mogelijke aansluiting A6 A9 wordt, gezien de onwenselijkheid van een bovengrondse oplossing, onderzoek gedaan naar een ondergrondse verbinding.
  6. De gemeente streeft naar een grotere flexibiliteit door het opzetten van nieuwe vormen van openbaar vervoer. Daartoe zal onder meer in overleg met de Taxicentrale een plan worden opgesteld voor het goedkoper en flexibeler maken van het taxivervoer.
  7. Het gebruik van de fiets wordt gestimuleerd. Het hoofdnet Fiets wordt in de komende bestuursperiode voltooid. Het budget voor uitvoering van het fietsbeleid neemt toe en er komt speciale aandacht voor het realiseren van fietsenstallingen. Bezien wordt, of er voor het skeelerverkeer voorzieningen moeten worden getroffen.
  8. De achterstand in het onderhoud van het hoofdnet Auto moet worden ingelopen. De verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de centrale stad en de stadsdelen moet worden verduidelijkt en wordt, indien nodig, aangepast.
  9. Stadsmobiel wordt zo mogelijk uitgebreid tot een systeem voor collectief deur-tot- deurvervoer, als onderdeel van het openbaar vervoer, geschikt voor ouderen en mensen met een handicap, maar ook bestemd voor anderen.
  10. Voorrang (in geld, bij de verdeling van schaarse verkeersruimte en wat betreft de doorstroming) van fietsverkeer en openbaar vervoer boven het autoverkeer.
  11. Teneinde het ontwikkelingsproces en de besluitvorming ten aanzien van grote infrastructuurprojecten effectiever en meer gestroomlijnd te laten verlopen, zal het Plan- en Besluitvormingsproces Infrastructuur verder worden geïmplementeerd in de bestuurlijke besluitvorming.

Milieu.

  1. In het nieuwe Amsterdamse Milieubeleidsplan worden kwantitatieve doelstellingen vastgesteld over vermindering van milieubelastende uitstoot op het gebied van lucht-, water- en bodemverontreiniging en geluidsoverlast.
  2. In 1998 wordt de Nota Groen in Amsterdam vastgesteld als een uitwerking van de hoofdgroenstructuur van het Amsterdams Structuurplan. Er zal meer worden geïnvesteerd in stadsparken en ecologische routes.
  3. Er wordt voortgebouwd op het succes van de stimuleringsregeling voor duurzaam bouwen. Er wordt onder andere een nieuwe financiële regeling opgezet voor voortzetting van het programma duurzaam bouwen in samenwerking met Energie Noord West (ENW).
  4. Ten behoeve van het CO2-beleid worden extra middelen ingezet voor milieu- en energie- innovatie. Daarbij wordt intelligent ingespeeld op het rijksbeleid.
  5. Gemeentelijke diensten en bedrijven moeten op milieugebied een voorbeeldfunctie vervullen. De handhaving van de milieuwetgeving wordt onder centrale regie uitgevoerd.
  6. Er komt meer aandacht voor de inrichting van duurzame bedrijfsterreinen, gericht op de besparing van energie, zuinig gebruik van grondstoffen en hergebruik van reststoffen.

Het bestuur.

Veiligheid.

Aanpak georganiseerde criminaliteit.

Het plan van aanpak voor de uitvoering van het rapport-Van Traa moet staps-gewijs worden geëffectueerd.

Veiligheid in wijken, buurten en straten.

De komende periode zal er worden geïnvesteerd in de veiligheid van de Amsterdamse buurten. Stad en stadsdelen moeten daaraan bijdragen. Het gaat om een uitbreiding van Stadstoezicht, wijkveiligheidsposten en buurtbeheer. Samen met de Politie worden integrale wijkveiligheidsposten ingericht. Daarin werken Politie, stad- en flatwachten en buurtbeheer samen, onder regie van een politiefunctionaris. Bewoners, bedrijven en scholen worden bij de posten betrokken en de zeggenschap van de bewoners wordt uitgebreid. Door een andere organisatie van de Politie komen meer agenten beschikbaar voor toezicht op straat, ook 's avonds, 's nachts en in het weekend.

Met het bedrijfsleven wordt een convenant gesloten over wijkveiligheid.

Veiligheid in het openbaar vervoer.

Om de veiligheid in het openbaar vervoer te verhogen, worden de volgende maatregelen genomen: het conducteursproject wordt voortgezet en de controle op de metrostations en in treinen wordt uitgebreid. De dekking van de kosten van het conducteursproject en de metroconciërges wordt structureel geregeld; het gesloten instapregime op de bus blijft gehandhaafd; eenmalig zal geld beschikbaar gesteld worden voor het verwijderen van graffiti op de metrostations en het materieel. Daarna zal het Gemeente-vervoerbedrijf daarvoor zelf zorg moeten dragen.

Openbare ruimte.

Verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte.

De verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte (inclusief groen) wordt versneld. Om dit te bereiken worden door de centrale stad en de stadsdelen middelen beschikbaar gesteld waarmee achterstallig onderhoud kan worden betaald, graffiti kan worden aangepakt en de kwaliteit van straten, straatverlichting, parken en pleinen op een hoger niveau kan worden gebracht. In deze periode zal hiervoor een serieuze inspanningsverplichting worden aangegaan.

Archeologie.

Voor archeologisch onderzoek, rangschikking en rubricering van de archeologische vondsten is voor de planperiode een bedrag van f 400.000 per jaar nodig, of 1,6 miljoen gulden incidenteel, ervan uitgaande dat vanaf 2002 de kosten kunnen worden gedekt uit de procentenregeling op MER-plichtige projecten.

Organisatie en bestuur.

Personeel en organisatie: personeel gemeente Amsterdam.

Collegepartijen zullen uitvoering geven aan een activerend sociaal personeelsbeleid. Doel van dit beleid is een veel grotere doorstroming van gemeentepersoneel (zowel horizontaal als verticaal). Hiertoe zullen onder meer de volgende maatregelen worden genomen: aanstelling in algemene dienst voor meer werknemers dan alleen het topsegment, job-rotation, meer projectmatig werken, verhoging van het opleidingsbudget, actieve loopbaanbegeleiding, intercultureel management, een consequent functionerings- en beoordelingsbeleid en management-development.

Jaarlijks zullen 25 jonge werknemers met uiteenlopend opleidingsniveau instromen in de gemeentelijke organisatie in de vorm van een traineespool.

Voor kinderopvang zullen extra kindplaatsen worden gecreëerd.

Het anti-fraude- en -corruptiebeleid zal voortvarend worden voortgezet.

De gemeente dient een belangrijke voorbeeldfunctie te vervullen bij haar eigen personeelsbeleid. In het nieuwe positieve-actiebeleid zal de gemeente zich blijven inspannen om haar personeelsbestand naar alle functies en posities daarbinnen een afspiegeling te laten zijn van de Amsterdamse bevolking.

De gemeente intensiveert de inspanningen om vrouwen, migranten en mensen met een handicap evenredig op alle niveaus in het personeelsbestand vertegenwoordigd te krijgen. Ter intensivering van dit beleid en ter vergroting van het draagvlak ervan zal het College van Burgemeester en Wethouders een plan opstellen voor het personeelsbeleid, waarin wordt aangegeven op welke wijze deze afspiegeling in de komende programakkoord periode vorm zal krijgen.

32-urige werkweek.

Nieuwe vacatures zullen in principe voor 32 uur worden aangeboden met een salaris dat 32/36 bedraagt van het salaris van een volle werkweek. Uitzonderin-gen betreffen functies in de lage salarisschalen en functies waarbij kan worden aangetoond dat een dergelijke beperking tot moeilijke vervulbaarheid leidt.

Gemeentebedrijven: waterbemetering.

De invoering van watermeters wordt volgens plan doorgevoerd. In individuele gevallen kan aanspraak worden gemaakt op het gemeentelijk armoedebeleid.

Gemeentebedrijven: Gemeentevervoerbedrijf.

De financiële en culturele gezondmaking van het Gemeentevervoerbedrijf (GVB) wordt voortvarend voortgezet. Conform de aanbevelingen van en de fasering van de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie-Van der Zwan wordt het GVB de komende vier jaar aangestuurd op basis van een contract. Tegelijkertijd worden vormen van verzelfstandiging voorbereid, waartoe enkele scenario's worden ontwikkeld. Een definitief besluit over de uiteindelijke vorm wordt uiterlijk in 2002 genomen.

Financiën: planning en control.

Een versterking en uitbreiding met nieuwe instrumenten van de planning-en- controlsystematiek is gewenst. Binnen deze nieuw te hanteren instrumenten past een grotere verantwoordelijkheid voor het gemeentelijk management met meer vrijheden. Zo zou de scherpe scheiding tussen personele en materiële kosten kunnen komen te vervallen.

Het programakkoord wordt beleidsmatig en financieel vertaald in een meerjarig uitvoeringsplan en daarvan afgeleide jaarplannen. Jaarlijks wordt de realisering van het jaarplan getoetst. Van aangenomen raadsmoties (en, zo mogelijk, van toezeggingen van het College van Burgemeester en Wethouders) wordt elke drie maanden de staat van afhandeling gegeven.

Financiën: begrotingsvoorbereiding en de rol van de Gemeenteraad.

De voorbereiding van de gemeentebegroting moet zodanig worden ingericht dat de formele bevoegdheid van de Gemeenteraad voor de verdeling van het beschikbare geld (inclusief rompbegroting) ook feitelijk meer tot uitdrukking komt. Deze nieuwe aanpak van de begrotingsvoorbereiding moet een sterker beleidsmatige onderbouwing krijgen.

De onafhankelijke positie van de Rekeningencommissie wordt versterkt. Daarnaast krijgt de Rekeningencommissie de mogelijkheid onafhankelijk onderzoek te doen.

De levendigheid van het politieke debat kan worden vergroot door een vragenuurtje voor raadsleden in te stellen tijdens raadsvergaderingen.

De versterking van de positie van de Gemeenteraad komt mede tot uitdrukking in een versterking van het voorlichtingsbeleid voor de Gemeenteraad. Bij de voorlichting over de besluitvorming zal de rol van het College van Burgemeester en Wethouders worden teruggedrongen ten gunste van die van de Gemeenteraad.

Ter ondersteuning van de raadsleden (die overigens ook op andere wijze kan worden geleverd) zal de fractieassistentie worden uitgebreid.

Bestuurlijk stelsel.

Het aantal stadsdelen.

Het aantal stadsdelen wordt niet opnieuw ter discussie gesteld. De huidige ingezette bestuurlijke vernieuwingen en de participatie van allochtonen worden, overeenkomstig het rapport-Tops, in het voorjaar van 1998 en aan het eind van de bestuursperiode geëvalueerd. In het kader van de bestuurlijke vernieuwing kan uitbreiding van experimenten plaatsvinden en is het mogelijk dat stadsdelen op eigen initiatief voorstellen doen tot fusie.

De regionale bestuursstructuur.

De toekomstige regionale bestuursstructuur is afhankelijk van landelijke besluitvorming. Eén gekozen bestuur voor de stadsagglomeratie of een direct gekozen regionaal bestuur geniet de voorkeur. Als het regeerakkoord niet in dergelijke bestuursvormen voorziet, ambieert Amsterdam de rol van centrumgemeente. In alle gevallen is een goede samenwerking met de omliggende gemeenten en de provincie noodzakelijk.

Regie centrale stad/stadsdelen.

De regiefunctie van de centrale stad zal in goed overleg met de stadsdelen worden versterkt. Bij de aanvang van de nieuwe bestuursperiode zal dit uitgangspunt nader worden uitgewerkt, waarbij ook aandacht zal worden gegeven aan de deelname van de gemeente en stadsdelen in recreatieschappen.

Voor een aantal beleidsterreinen zal voor de versterking van de regiefunctie van de centrale stad een financiële stimulans noodzakelijk zijn.

Stadsdeel binnenstad.

Een onderzoek naar de taken van en de bevoegdhedenverdeling tussen de centrale stad en een toekomstig lokaal bestuur in de binnenstad wordt uitgevoerd. Vóór de eventuele invoering van een stadsdeelraad zal actief draagvlak onder de bevolking en het bedrijfsleven worden ontwikkeld. Voordat de Gemeenteraad een besluit neemt, worden inwoners van en bedrijven in de binnenstad geraadpleegd. De vorm en inhoud van deze raadpleging wordt nader vastgesteld. De akkoordpartijen zijn bij hun standpuntbepaling over de beslissing van de vorming van een stadsdeelraad binnenstad vrij in de interpretatie van de resultaten van de raadpleging.

Een eventueel raadsbesluit over de instelling van een stadsdeelraad binnenstad is een normaal referendabel besluit.

Bestuur binnenstad.

Bij het geen doorgang vinden van de invoering van een stadsdeelraad binnenstad in deze bestuursperiode zal dit het enige gebied binnen de gemeente blijven dat volledig door het bestuur van de centrale stad wordt bestuurd. Dit leidt ertoe dat het centrale bestuur zijn dubbele rol van binnenstadsbestuur en tegelijkertijd centraal bestuur zal moeten vervullen. Dit leidt tot de opgave, in de bestuursperiode een heldere situatie voor bewoners en bedrijfsleven ten aanzien van het bestuur in de binnenstad te creëren.

Voor de komende bestuursperiode willen ondergetekenden, vooral door het treffen van een aantal bestuurlijke en organisatorische maatregelen, bereiken dat voor inwoners en het bedrijfsleven de herkenbaarheid van het bestuur in zijn beide verantwoordelijkheden groter wordt en tevens dat conform de doelstellingen van de instelling van stadsdeelraden de afstand tot het bestuur kleiner wordt. Om deze doelstelling te bereiken zal daar vanaf de aanvang van de bestuursperiode met name ook bij de portefeuilleverdeling rekening mee moeten worden gehouden.

Binnenstad (algemeen).

Openingstijden horeca.

In twee horecaconcentratiegebieden zal een proef worden genomen met een verlengde openingstijd van één uur, met dien verstande, dat in dat uur geen bezoekers meer worden toegelaten en er geen alcoholhoudende dranken worden geschonken. De proef zal na één jaar worden geëvalueerd. Er zal een horecaklachtentelefoon worden ingesteld. De openingstijden van broodjeszaken worden substantieel verruimd.

Openbare ruimte.

Het grootstedelijk belang van de binnenstad vraagt om grootstedelijke allure. Daarom moeten extra middelen worden ingezet om een verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte te verkrijgen. Door herinrichting van straten en vooral gezichtsbepalende pleinen, verbetering van de groenstructuur en verbetering van de verlichting kan de binnenstad meer allure en sfeer krijgen. De belangen van gehandicapten, ouderen en kinderen dienen hierbij gewaarborgd te blijven. Tegelijkertijd verdient ook de openbare ruimte in woongebieden aandacht.

Economische zaken.

De binnenstad moet een plaats zijn waar men zowel goed kan wonen en werken, als recreëren. Behoud van de bedrijvigheid in de buurten, ook in woonbuurten, is belangrijk. In de komende periode zal speciale aandacht worden besteed aan het kernwinkelgebied en het midden- en kleinbedrijf. Om de werkfunctie te behouden mogen werk- en kantoorpanden, groter dan 1000 m2 vloeroppervlakte, niet meer worden omgezet en gesplitst in appartementen. Voor alle reeds in procedure zijnde bestemmingsplannen blijft de oude regeling gehandhaafd.

Voor startende ondernemers is in de afgelopen periode een breed pakket van dienstverlening ontwikkeld. Dit pakket moet worden geëvalueerd, aangevuld en uitgebouwd. Het bouwprogramma voor bedrijfsverzamelgebouwen zal in de komende periode minimaal op het huidige niveau moeten worden gehouden.

Bij het streven om het toerisme te stimuleren zal het accent komen te liggen op een kwalitatieve verlenging van het toeristenseizoen en verbreding van het aanbod.

Vernieuwing winkelstraten.

Een aantal winkelstraten moet worden vernieuwd. In de vorm van convenanten zullen winkeliers, ondernemers, eigenaren van panden en de gemeente verplichtingen aangaan. De gemeente zal de straten herprofileren. Het College van Burgemeester en Wethouders neemt zich voor, in de komende raadsperiode tenminste de Nieuwendijk aan te pakken. Ter bevordering van de veiligheid van ondernemers zal een meldsysteem worden ontwikkeld.

Binnenstadsprogramma.

Verkeer en parkeren binnenstad.

De bereikbaarheid van Amsterdam in het algemeen en de binnenstad in het bijzonder moet worden verbeterd.

Het gebruik van openbaar vervoer en fiets moet worden gestimuleerd; niet noodzakelijk autoverkeer wordt ontmoedigd, teneinde de leefbaarheid op peil te houden en, waar mogelijk, te verbeteren, door een reductie van het autoverkeer in 2005 van 25% ten opzichte van 1993.

Parkeerplaatsen op straat worden opgeheven bij herprofileringen ten behoeve van bredere stoepen, boomvakken, fietsenrekken, bankjes en dergelijke, tot een maximum van gemiddeld 200 per jaar.

Verdergaande opheffing van parkeerplaatsen op straat kan alleen als daarvoor gelijktijdig compensatie wordt geboden in de vorm van parkeergarages. Uitbreiding van het aantal parkeergarages is daarvoor noodzakelijk. Onder andere de Singelgracht biedt hiertoe de mogelijkheid. De doelstelling van 4000 parkeerplaatsen ondergronds in 2005 blijft het streven.

De parkeergarage op het Surinameplein wordt versneld aangelegd.

Het parkeren in privé-garages wordt ontmoedigd.

Op het hoofdnet Rail geldt een absolute prioriteit voor het openbaar vervoer; op de stadshartlus en het hoofdnet Auto wordt de doorstroming van het autoverkeer gegarandeerd.

In woongebieden staan de veiligheid en voorrang van voetgangers en fietsers voorop.

Alle onveilige kruispunten (black spots) worden in deze periode aangepakt.

Beschermd stadsgezicht.

De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht houdt voor het College van Burgemeester en Wethouders de opdracht in met een voorstel te komen, hoe het monumentale karakter van de historische binnenstad te behouden en tegelijkertijd de economische, maatschappelijke en culturele ontwikkeling te stimuleren. Daartoe wordt alle bebouwing opnieuw in kaart gebracht en gekwalificeerd naar stedenbouwkundige en architectonische waarde, worden de bestemmingsplannen herzien, wordt de lijst van gemeentelijke monumenten uitgebreid en wordt de openbare ruimte nadrukkelijk als deel van het historisch erfgoed bij de plannen betrokken. Ruimte voor nieuwe ontwikkelingen zal blijven bestaan. Behoud en herstel zal, indien enigszins mogelijk, de lijn zijn.

Volkshuisvesting.

Uitgangspunt voor de nieuwe stadsvernieuwingsopgave is behoud en herstel. De sociale kernvoorraad dient op 30% gehandhaafd te blijven. Het College van Burgemeester en Wethouders wenst een versnelde aanpak van het achterstallig onderhoud aan de panden. Daartoe zal het aanschrijvingsinstrument worden ingezet. Door het werk van de huurteams wordt de ontwikkeling dat woningen uit de particuliere kernvoorraad worden getild, beperkt.

Beheer openbare ruimte.

In de komende jaren zal de druk op de openbare ruimte in de binnenstad alleen maar toenemen: meer bewoners, bezoekers, bedrijven en toeristen, waardoor de inzet van het College van Burgemeester en Wethouders om de openbare ruimte in goede staat, openbaar en voor iedereen toegankelijk te houden groter zal zijn. Daartoe behoren een goed beheer en onderhoud, en toezicht op en handhaving van maatregelen, met name om graffiti, wildplassen en hondenpoep tegen te gaan.

Voorzieningen.

Voor de voorzieningen in de binnenstad zal in de komende raadsperiode een uitgebreid werkplan worden gemaakt. Aan de orde zijn kinder- en naschoolse opvang en het Actieplan Jeugdbeleid. Ook aan onderwijs zal aandacht worden besteed.

Financiën.

De operatie Slagvaardigheid dient ook voor de begroting van de Dienst Binnenstad te worden uitgevoerd.

Samenwerkingsafspraken.

De collegepartijen weten zich boven hun eigen programma aan dit akkoord gebonden. Zij aanvaarden met dit akkoord een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het bestuur van de stad. Voor zaken die niet zijn geregeld in dit akkoord, geldt voor elke collegepartij het eigen programma. De samenwerking zal worden gekenmerkt door consistentie (een helder, consequent en herkenbaar bestuur) en dualisme (de Gemeenteraad heeft zijn eigen verantwoordelijkheid tegenover het College van Burgemeester en Wethouders). De gewenste consistentie in beleid verzamelt de akkoordpartijen op één lijn, maar zal de gekozen dualistische verhouding tussen het College en de raadsfracties niet aantasten.

Dit betekent dat de leden van het College gezamenlijk en collegiaal binnen de grenzen van het Programakkoord 1998 2002 de verantwoordelijkheid voor beleidsvoorbereiding en beleidsuitwerking dragen. Zij verdedigen gezamenlijk binnen en buiten de Gemeenteraad het collegebeleid. Dit brengt met zich, dat in het spanningsveld dat een wethouder kan ervaren tussen het lidmaatschap van het College en het lidmaatschap van zijn fractie, het primaat dient te liggen bij het lid-zijn van het College. Voorbehouden kunnen uitsluitend in vergaderingen van het College worden gemaakt. Deze zijn functioneel (dat wil zeggen: portefeuillegebonden) of partijpolitiek van aard. Gelet op de noodzaak van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor geïntegreerd collegebeleid wordt ernaar gestreefd voorbehouden en minderheidsstandpunten tot een minimum te beperken. Komen ze regelmatig voor, dan is politiek beraad noodzakelijk, teneinde te beoordelen, of de wil tot het dragen van gezamenlijke verantwoordelijkheid in collegeverband nog wel aanwezig is.

Ook in de wijze waarop de collegefracties met collegevoorstellen omgaan, zal deze gezamenlijke verantwoordelijkheid tot uitdrukking komen. De partij-politieke profilering vindt met name plaats in de Gemeenteraad door de leden van de raadsfracties. Dit past binnen de versterking van de positie van de Gemeenteraad als hoogste orgaan. De vrijheid daarin van de collegepartijen vindt nadrukkelijk haar beperking in de in dit programakkoord afgesproken gezamenlijke verantwoordelijkheid van de collegepartijen voor het bestuur en de stad. Het is de rol van het akkoordpartijenoverleg, inhoud te geven aan die gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Portefeuilleverdeling.

Het voorstel voor de portefeuilleverdeling is als volgt.

Als portefeuilles voor de Burgemeester worden voorgesteld: Algemeen Bestuur en Juridische Zaken, Politie, Voorlichting en Externe Betrekkingen (inclusief Bestuursinformatie), Brandweer, Internationale Contacten, Amsterdams 4 en 5 mei-comité, voorzitterschap Regionaal orgaan Amsterdam;

  1. PvdA loco-Burgemeester, Onderwijs, Jeugdzaken, Diversiteits-beleid (inclusief Minderhedenbeleid, Nieuwkomers, Homo- en Vrouwenemancipatie), Grote-Stedenbeleid, Bestuurlijk Stelsel (inclusief Bestuurscontacten);
  2. VVD Financiën (inclusief Stadsdeelfinanciën, Verzekerings-zaken), Beheer Binnenwater, Personeel en Organisatie, Facilitaire Bedrijven, Havens, Sport;
  3. GroenLinks Verkeer, Vervoer, Infrastructuur, Sociale Zaken, ROA-portefeuille Verkeer;
  4. D66 Telecommunicatie (inclusief Informaticabeleid), Cultuur, Lokale Media;
  5. PvdA Zorg (maatschappelijke en gezondheidszorg, coördinatie drugsbeleid), Nutsbedrijven (inclusief Gemeentevervoerbedrijf), Monumentenzorg; Binnenstad: Openbare Ruimte, Verkeer en Parkeren;
  6. VVD Economische Zaken (inclusief Marktwezen), Werkgelegenheidsbeleid, ROA- portefeuille; Binnenstad: Wonen en Werken en Economie;
  7. GroenLinks Milieu, Openbare Ruimte (inclusief Groen, Groene Plantage, Stadstoezicht, Dienst Amsterdam Beheer, Recreatie), voorzitter bestuurlijk team Sociaal Structuurplan; Binnenstad: Middelen, Welzijn en Onderwijs;
  8. PvdA Grondzaken, Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening.

III. Financiële vertaling van het Programakkoord 1998 - 2002.

Inleiding.

In de bijlage bij dit programakkoord wordt het onderhavige programakkoord financieel vertaald. Daarbij is wat betreft de dekking uitgegaan van de volgende twee richtingen:
de Algemene Dienst wat betreft de posten met een structureel karakter;
drie fondsen (Stadsvernieuwingsfonds, Vereveningsfonds en het Mobiliteitsfonds) alsmede de Algemene Dienst wat betreft de posten met een incidenteel karakter.

Voor de eerste dekkingsrichting is bij de berekening van de ruimte en de besteding daarvan uitgegaan van eindbedragen voor het jaar 2002. Dat wil zeggen dat deze bedragen gedurende de programakkoordperiode geleidelijk aan worden opgebouwd.

Daarnaast is in het akkoord een onderscheid gemaakt tussen (incidentele) A- en B-prioriteiten. Eerstgenoemde prioriteiten worden in het Programakkoord gedekt, de honorering van B-prioriteiten is eerst aan de orde indien en voorzover daarvoor begrotingsruimte ontstaat, maar wel vóór de overige prioriteiten. Binnen de B-categorie is sprake van een tweedeling: preferente en niet-preferente prioriteiten. De eerste categorie komt met voorkeur voor honorering aan de orde.

De begrotingscyclus.

De huidige begrotingssystematiek zal de komende collegeperiode de nodige veranderingen ondergaan. In februari/maart zullen ambtelijke documenten zoals het Financieel Meerjarenperspectief en de Meerjarendoorkijk Stadsvernieuwing/Stedelijke Vernieuwing verschijnen. Vervolgens worden deze in maart/april door het College van Burgemeester en Wethouders vertaald in een notitie waarin wordt ingegaan op:

  • de actuele begrotingsruimte voor het lopende jaar;
    Indien en voorzover daarbij sprake is van ruimte ten opzichte van de vastgestelde begroting kan deze worden aangewend voor de oplossing van mogelijk aanwezige hangpunten. De daarna nog resterende ruimte kan worden belegd met zogenoemde B-prioriteiten. Indien er ten opzichte van de vastgestelde begroting echter sprake is van een tekort, zal dit met voorrang worden gedekt;
  • de raming van de begrotingsruimte voor de komende jaren, met een nadruk op het eerstkomende jaar.

De geprognosticeerde ruimte voor het komende jaar wordt op hoofdlijnen met voorstellen terzake ingevuld.

De notitie wordt in de maand juni in de Gemeenteraad behandeld, waarna de resultaten van het debat worden vertaald in een conceptbegroting. Op deze wijze worden de belangrijkste politieke keuzes reeds vóór het zomerreces gemaakt. De begrotingsbehandeling in het najaar beperkt zich tot meer beleidsmatige zaken en het afregelen van de financiële punten.

De huidige rekening- en begrotingscyclus, alsmede het planning-en-control-instrumentarium zal hiermee in overstemming worden gebracht. Daarnaast zal op basis van de nota Methoden en technieken voor sturing en beheersing van 27 maart 1998 verder invulling worden gegeven aan de verbetering van het aan deze cyclus te grondslag liggende instrumentarium.

Uitgangspunten en kaders.

Hoofddoelstelling is ook in de periode 1998 2002 om per jaar een sluitende begroting en rekening te realiseren.

Mutaties op specifieke uitkeringen worden in principe doorgesleuteld naar de desbetreffende werksoort. Daar waar Amsterdam een voorhoedepositie in financiële zin heeft ingenomen en waar andere overheden naderhand aanvullende middelen beschikbaar stellen, wordt de inzet van eigen middelen (gedeeltelijk) afgebouwd. Daarbij wordt zorg gedragen voor het in stand houden van een financiële prikkel voor de betrokken sector om extra middelen van derden te verwerven.

Lastenverlichting.

De herverdeling van het Gemeentefonds (exclusief WOZ) bedroeg voor Amsterdam 47,1 miljoen gulden in vijf jaar. Hiervan was conform het Program-akkoord 1994 1998 beschikbaar voor de centrale stad 10 miljoen gulden en naar analogie (2/3 1/3) voor de stadsdelen 5 miljoen gulden. Het resterende bedrag, 32,1 miljoen gulden, was over de jaren 1997 tot en met 2001 beschikbaar voor lastenverlichting. Per jaar gaat het derhalve om een bedrag van 6,4 miljoen gulden, waarvan de tranches 1997 en 1998 inmiddels zijn verwerkt.

Van de resterende drie tranches zal de eerste gespreid over de jaren 1999 tot en met 2001 voor lastenverlichting worden aangewend. Het resterende bedrag van 12,8 miljoen gulden komt eerst voor lastenverlichting beschikbaar indien en voorzover zich met uitzondering van bestemde gelden die voortvloeien uit bijvoorbeeld het grote-stedenbeleid de komende periode structurele meevallers voordoen. Hiervan komt 25% beschikbaar voor de verlaging van de onroerende-zaakbelasting tot een maximum van 12,8 miljoen gulden.

Openbare ruimte/Monumentenzorg.

Indien vanuit het rijk voor Amsterdam (veel) meer geld beschikbaar komt voor monumentenzorg dan thans voorzien, zal hiervan een bedrag van 15 miljoen gulden incidenteel vanuit de post Monumentenzorg in het Stadsvernieuwingsfonds beschikbaar komen voor de verbetering van de openbare ruimte in de binnenstad.

Ingroeiregeling erfpachtverhoging particulieren.

Van de te verwachten meeropbrengst uit erfpachtinkomsten is een bedrag van 2,7 miljoen gulden beschikbaar voor de stadsdelen die aan deze meeropbrengst een bijdrage leveren. Van dit bedrag is een deel bestemd voor de zogenoemde ingroeiregeling voor particulieren die met een erfpachtverhoging worden geconfronteerd. Voor de erfpachters die in plaats van voor het betalen van de jaarlijkse canon kiezen voor afkoop, zal eventueel een aparte regeling worden getroffen.

De Zuidas.

De grondexploitaties met betrekking tot de RAI en het Zuidplein kennen een negatief respectievelijk positief saldo. Beide exploitaties kunnen gedurende de komende collegeperiode als twee onderdelen van een geheel worden beschouwd.

Nieuw voor oud.

Ook de komende akkoordperiode zal op systematische wijze aandacht worden besteed aan zogenoemde nieuw-voor-oud-operaties. Zonder extra budgettair beslag kan op deze wijze bestaand beleid worden geëvalueerd en indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft worden vervangen door nieuw beleid (als voorbeeld zou kunnen worden genoemd de herstructurering van de verslavingszorg).

Voorzetting operatie Slagvaardigheid.

In de huidige begrotingssystematiek wordt geen nominale verhoging toegestaan voor de kosten van periodieken en bevorderingen. Dit is een min of meer automatische efficiencymaatregel die de afgelopen vier jaar gemeentebreed zo'n 20 miljoen gulden heeft opgeleverd. Indien de huidige systematiek gehandhaafd blijft, zal ook in de komende collegeperiode een dergelijk bedrag worden gerealiseerd.

Daarnaast kan de komende periode circa 15 miljoen gulden aan efficiencymaatregelen worden gerealiseerd, zowel op diensttak- als op concernniveau (bij voorbeeld de centrale inkoopfunctie) en onder meer gebruik makend van de in de Nota Methoden en technieken voor sturing en beheersing van 27 maart 1998 beschreven instrumenten. Dit bedrag is opgenomen bij de berekening van de vrije ruimte en is dientengevolge aangewend voor A-prioriteiten. Voorts is het streven erop gericht, dit bedrag vanuit de doelstelling van de operatie Slagvaardigheid met nog eens 5 miljoen gulden te verhogen. Deze post kan met B-prioriteiten worden belegd.

De leden van de Gemeenteraad,

J.H. van der Aa
H.H.M. Groen
F. Köhler
G.K.T. van der Giessen