Bron             : Raad
Onderwerp        : Raadsvergadering 17-12-97
Datum Raad       : 17-12-97
Datum publikatie : 17-12-97

OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 17 DECEMBER 1997 EN DONDERDAG 18 DECEMBER 1997. Aanwezig: de leden Van der Aa (PvdA), mevr. Agtsteribbe (PvdA), Arda (D66), Bakker (D66), Balai (PvdA), mevr. Boerlage (GroenLinks), Van Bommel (SP), Bouma (VVD), Breunissen (GroenLinks), Bijlsma (PvdA), Cherribi (PvdA), Cornelissen (D66), Van Duijn (De Groenen), Enthoven (CD), mevr. Van der Giessen (D66), Goedhart (CDA), mevr. Grewel (PvdA), Ten Have (D66), mevr. Hoogland (PvdA), Hooijmaijers (VVD), mevr. Ter Horst (PvdA), Houterman (VVD), Hulsman (GroenLinks), mevr. Irik (PvdA), mevr. De Jong (D66), Köhler (GroenLinks), mevr. Krikke (VVD), Van der Laan (PvdA), Levie (PvdA), Meijer (PvdA), Niamut (CDA), Peer (VVD), mevr. Peters (VVD), Raksowidjojo (GroenLinks), Robbers (D66), mevr. Schutte (GroenLinks), Van Sitteren (CD), mevr. Spier-van der Woude (VVD), Spit (CDA), Stadig (PvdA), Van Wijk (VVD) en Yalin (PvdA). Afwezig: de raadsleden mevr. Alkema (D66), Fortuné (CD) en Graman (Onafh.) Middagzitting op woensdag 17 december 1997. Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester. Secretaris: mevr. drs. M. Sint. De vergadering wordt om 13 uur geopend. De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat op 7 januari 1998 geen raadsvergadering zal plaatsvinden. Voorts deel ik u mede, dat punt 66 (voordracht inzake het armoedebeleid; tevens preadvies op nota's van de raadsleden Van Bommel c.s. en Hulsman c.s.) van de agenda is afgevoerd. Aan de orde is de agenda: 1 Notulen van de raadsvergaderingen op 12 en 26 november 1997. De notulen van de raadsvergadering, gehouden op 12 november 1997, worden ongewijzigd goedgekeurd. De goedkeuring van de notulen van de raadsvergadering, gehouden op 26 november 1997, wordt aangehouden. 2 Mededeling van de ingekomen stukken. 1' Adres van L.M.M. Verhaar, namens de Stichting BAM, van november 1997 inzake de noodzaak van geluidbeperking. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De heer BREUNISSEN: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden aan de Commissie voor Verkeer enz. Wethouder BAKKER: Ik heb geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Verkeer, Milieu, Cultuur en Monumentenzorg. 2' Adres van mevr. W.L. Doorn van 17 november 1997, houdende bezwaar tegen de informatie die zij heeft gekregen inzake wachtgeld/VUT en FPU. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 3' Adres van J. Koelmeijer van 19 november 1997, houdende bezwaar tegen de gevolgen van de regeling FPU voor zijn pensioen. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 4' Adres van J. Smit, namens de Belangenvereniging Baanloze Scheepsbouwers, van 19 november 1997, houdende verzoek om financiële steun. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Werk, Sociale Zaken, Onderwijs, Minderheden en Nieuwkomersbeleid. 5' Adres van B. Ganzeman van 17 november 1997, houdende verzoek inza- ke een monument ter ere van omgekomen zeevarenden in de Tweede Wereldoorlog op het Java-eiland. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De heer SPIT: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de Commissie voor Beheer Openbare Ruimte enz. Wethouder STADIG: Ik wijs erop, dat het Java-eiland onder het groot- stedelijk project Oostelijk Havengebied valt en ik ga er dan ook vanuit, dat dit adres in mijn de Commissie voor Volkshuisvesting enz. moet worden behandeld. De heer SPIT: Ik kan mij daarin vinden. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. 6' Adres van D.G. Dütting, namens de Werkgroep Naar een Feministisch Europa, van 19 november 1997 inzake seksuele intimidatie van en geweld tegen vrouwelijke arrestanten. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden aan de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken. De heer VAN DUIJN: Ik stel voor, het adres nadrukkelijk te behandelen bij het desbetreffende agendapunt. De VOORZITTER: Daaraan zit een bezwaar, want het betreft individuele klachten en die komen vandaag en morgen niet aan de orde omdat die nog in behandeling zijn bij de Commissie-Schalken. In een later stadium zal daarover door de korpsbeheerder worden bericht. Er is nog geen preadvies van de Commissie-Schalken. De heer VAN DUIJN: Ik ga dan akkoord met een afschrift van het antwoord. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van af- doening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken. 7' Adres van B.J.L. van Wijk van 24 september 1997, houdende verzoek tot schadeloosstelling door foutieve informatie wat betreft zijn VUT-uitkering. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 8' Adres van toneelgroep Dood Paard van 5 november 1997 inzake Felix Meritis. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 9' Adres van F. Fontijn en H. Jansen van 27 november 1997 inzake de heropening van koffieshop Het Hemeltje. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 10' Adres van H. Ketting van 24 november 1997 inzake het toetsen van normen van fatsoenlijkheid en zorgvuldig bestuur. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 11' Adres van R. Damen, namens het Platform Naar een ander Europa, van 24 november 1997 inzake het politieoptreden tijdens de Eurotop. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De VOORZITTER: De heer Van Duijn zal ongetwijfeld voorstellen, dit adres te betrekken bij het desbetreffende agendapunt. De heer VAN DUIJN: Ik wijs erop, dat de naam niet Damen, maar Danen is. De VOORZITTER: Als u dat wilde zeggen, hebt u ook daarin gelijk. De heer VAN DUIJN: Ik had inderdaad het door u reeds gemelde voorstel willen doen. U leest af en toe wonderlijk genoeg mijn gedachten. De VOORZITTER: Niet altijd, maar in dit geval wel. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, dit adres te betrekken bij de behandeling van de desbetreffende notitie, punt 21 van de agenda. 12' Adres van V. Amende, namens de Werkgroep Keurblokken van het Wijkcentrum d'Oude Stadt, van 19 november 1997, houdende verzoek bouwactiviteiten in het zogenaamde Keurtuinengebied stil te leggen. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De heer BIJLSMA: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de Commissie voor Volkshuisvesting enz. Wethouder STADIG: U weet toch, dat al onze agenda's overvol zijn? Door alles wat men daaraan nog toevoegt worden die nog voller. De heer BIJLSMA: Behandeling van dit adres in de commissie is zeer belangrijk. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. 13' Adres van drs. P.R. Stegeman van 27 november 1997, houdende een klacht over taxi's. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 14' Adres van B. Wimmers, namens Bemobiel Vervoers BV, van 17 november 1997, houdende verzoek om subsidie voor het starten van een bedrijf in personenvervoer op maat. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdstuksgewijze behandeling van de begroting voor 1998. 15' Adres van mevr. M. Eringa, namens het Wijkcentrum d'Oude Stadt, van 1 december 1997 inzake de sluitingstijden van horecagelegenheden. Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en Wet- houders in te dienen voorstellen terzake. 16' Adres van mevr. M.C. Jager, namens het Gemeentelijk Vrouwenoverleg, van 2 december 1997 inzake koopsommenfonds voor kinderopvang van gemeentepersoneel. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De heer KÖHLER: Ik stel voor, dit adres te betrekken bij de behandeling van de begroting. Wethouder mevr. TER HORST: Ik heb geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres te betrekken bij de hoofdstuksgewijze behandeling van de begroting. 17' Adres van Minder Auto's Meer Bomen aan de Overtoom van 3 december 1997 inzake de herprofilering van de Overtoom. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De heer BIJLSMA: Ik stel voor, dit adres te betrekken bij voorstellen terzake. Wethouder BAKKER: Ik heb geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres te betrekken bij de door Burgemeester en Wethouders in te dienen voorstellen terzake. 18' Adres van R.A. Gallenkamp van 2 december 1997 inzake het project Kattengat 10. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 19' Adres van B. Roos, namens de Beheergroep Singel/Leidsegracht/Sin- gelgracht/Vijzelstraat/Vijzelgracht, van 3 december 1997 inzake stallingsplaat- sen voor fietsen in de binnenstad. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De heer KÖHLER: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden aan de Commissie voor Beheer Openbare Ruimte enz. Wethouder mevr. TER HORST: Ik heb geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Beheer Openbare Ruimte, Personeel en Organisatie, Nutsbedrijven, Gemeentevervoerbedrijf en Bestuurlijk Stelsel. 20' Adres van mevr. S. Kroese, namens de werkgroep Disteldorp, en mevr. M. Spaan, namens de bewonerscommissie De Vrije Vogels, van 3 december 1997 inzake de plannen voor woningbouw in Amsterdam-Noord. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 21' Adressen van J.P. Wiltink, G.A. Haaijer en A.J. Riemersma van 1 en 3 december en 20 november 1997, houdende bezwaar tegen huisvesting van het Stoelenproject in de panden Sixhavenweg 13 en 14. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 22' Adres van mevr. A. Kempen-de Jong van 1 december 1997, houdende verzoek tot het oprichten van een handenarbeidschool. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 23' Adres van A.M. Terlingen van 4 december 1997 inzake onrechtmatig handelen van de gemeente. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden aan de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken. De VOORZITTER: Ik heb geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken. 24' Adres van R. Haffmans van 5 december 1997, houdende bezwaar tegen het bestemmingsplan Afrikahaven. Besloten wordt, het adres te betrekken bij de door Burgemeester en Wethouders in te dienen voorstellen terzake. 25' Adres van P. van den Bergh, namens de Stichting Luchttunnel, van 4 december 1997, houdende verzoek een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de financiële en technische haalbaarheid van de zogenaamde Luchttunnel tussen het metrostation Holendrecht en het AMC. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 26' Adres van mevr. T. van der Weel, namens de Stichting Tram-Museum Amsterdam, van 8 december 1997, houdende reactie op het rapport van bevindingen inzake de problemen rond de tramorganisaties in Amsterdam. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 27' Adres van B. de Jong, namens het Verkeer Milieucentrum Amsterdam, van 4 december 1997 inzake de Trajectnota/MER capaciteitsuitbreiding Coentunnel. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De heer KÖHLER: Ik wil dit adres graag bespreken in de Commissie voor Verkeer enz. Wethouder BAKKER: Ik heb geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Verkeer, Milieu, Cultuur en Monumentenzorg. 28' Adres van J. Bevaart, namens de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam, van 8 december 1997, houdende reactie op de begroting van de Dienst Binnenstad voor 1998. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de desbetreffende voordracht, punt 31 van de agenda. 29' Adres van G.J. Braak van 3 december 1997 inzake de wachtgeld/-VUT- regeling. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 30' Adres van G.W. Schut van 10 december 1997, houdende verzoek om schadevergoeding. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 31' Adres van T. van den Brink en M.A. de Jong van 6 december 1997, houdende bezwaar tegen de uitslag van de verkiezingen, categorie gebouwd, van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De heer VAN BOMMEL: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden aan de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken. De VOORZITTER: Ik heb geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken. 32' Adres van mevr. E. Brilleman, namens het Wijkopbouworgaan De Gouden Reael, van 3 december 1997 inzake de herinrichting van de openbare ruimte van het Haarlemmerplein. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De heer KÖHLER: Het College meent deze brief te kunnen afdoen; ik ben dan wel zeer benieuwd naar die afdoening. Ik stel in elk geval voor, een af- schrift van het antwoord te zenden aan de Commissie voor Beheer Openbare Ruimte enz. De VOORZITTER: U zult nog versteld staan. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Beheer Openbare Ruimte, Personeel en Organisatie, Nutsbedrijven, Gemeentevervoerbedrijf en Bestuurlijk Stelsel. 33' Adres van G. Anderiesen, namens de Amsterdamse Federatie van Wo- ningcorporaties, van 10 december 1997 inzake het fiatteringsbeleid met be- trekking tot huursubsidie. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze behan- deling van de begroting voor 1998, punt 5 van de agenda. 34' Adres van M. Scholten van 10 december 1997 inzake de uitgifte van tuingrond in relatie tot de Stichting Tuingroep Schagerlaan. Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. 35' Adres van P.A.M. Witteveen, namens de ondernemingsraad van het stadsdeel De Pijp, van 10 december 1997, houdende bezwaar tegen het raadsbesluit tot het fuseren van het stadsdeel De Pijp met Zuid. Besloten wordt, dit adres om advies in handen te stellen van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften. 36' Adres van mr. R. Dufour, namens de Bewonersvereniging A10 i.o., van 10 december 1997 inzake de overbouwing van de ringweg A10. Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stel- len ter afdoening. De heer VAN DUIJN: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de Commissie voor Volkshuisvesting enz. Wethouder STADIG: Ik heb geen bezwaar. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken. 37' Brief van het raadslid mevr. E.M. de Jong van 11 december 1997, waarin zij mededeelt dat zij per 22 januari 1998 ontslag neemt als lid van de Gemeenteraad. Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen. 38' Brief van wethouder E.C. Bakker van 12 december 1997, waarin hij mededeelt dat hij per 13 januari 1998 ontslag neemt als wethouder en dat hij per 1 februari 1998 ontslag neemt als lid van de Gemeenteraad. Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen. 39' Brief van het raadslid mevr. E.M. de Jong, waarin zij het raadslid L.M. Cornelissen voordraagt als wethouder (vacature-Bakker). Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen. 40' Adres van mevr. A. Koers, namens de Vereniging Buitenzwemmers De Mirandabad, van 12 december 1997 inzake het 50-meter-buitenbad van het De Mirandabad. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze behan-de- ling van de begroting voor 1998, punt 5 van de agenda. 41' Adres van F. Buis van 9 december 1997, houdende verzoek om open- baarmaking van alle arrestaties tijdens de demonstaties bij de Eurotop. Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de desbetreffende notitie, punt 21 van de agenda. 42' Notitie van het raadslid Ten Have van 16 december 1997, getiteld: En de opstal dan?? (Gemeenteblad afd. 1, nr. 848, blz. 3691). Besloten wordt, deze notitie in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om preadvies. 43' Adres van K.F. Gunning, voorzitter van het Landelijk Comité Drugs- preventie, van 13 december 1997 inzake de wenselijkheid van gecontroleerde verkooppunten van XTC. Besloten wordt, dit adres te betreken bij de hoofdfunctiegewijze behande- ling van de begroting voor 1998, punt 5 van de agenda. 44' Adres van M. Stolting van 12 december 1997 inzake het gedogen van de verkoop van XTC. Besloten wordt, dit adres te betreken bij de hoofdfunctiegewijze behande- ling van de begroting voor 1998, punt 5 van de agenda. De VOORZITTER stelt voor, thans eerst na te gaan, welke punten van de agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan. Conform besloten. 3 Stand van zaken regiovorming. Er zijn geen mededelingen. De punten 4 en 5 worden even aangehouden. 6 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot wijziging van het Reglement van de Stads-Bank van Lening (Gemeenteblad afd. 1, nr. 791, blz. 3285). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3288 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 7 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot voorziening in de leningbehoefte (Gemeenteblad afd. 1, nr. 830, blz. 3543). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3545 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 8 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot wijziging van de Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water (Gemeenteblad afd. 1, nr. 817, blz. 3393). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3394 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 9 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot wijziging van de Verordening toeristenbelasting 1995 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 815, blz. 3385). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3386 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 10 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot wijziging van de Reclamebelastingverordening Amsterdam 1997 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 816, blz. 3389). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3390 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 11 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot vaststelling van de Verordening hondenbelasting 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 821, blz. 3420). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3421 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 12 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot wijziging van der Verordening Parkeerbelastingen 1997 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 814, blz. 3381). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3382 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 13 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot vaststelling van de Verordening precariobelasting binnenstad en westelijk havengebied 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 823, blz. 3443). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3444 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 14 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot wijziging van de Verordening brandweerrechten 1995 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 819, blz. 3403). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3404 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 15 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot wijziging van de Verordening Binnenhavengeld 1995 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 818, blz. 3397). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3398 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 16 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot wijziging van de Zeehaven- en kadegeldverordening Amsterdam 1996 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 822, blz. 3427). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3429 van afd. 1 van het Gemeenteblad. De punten 17 en 18 worden even aangehouden. 19 Notitie van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 inzake onafhankelijk onderzoek en het recht van enquête (Gemeenteblad afd. 1, nr. 833, blz. 3587). De VOORZITTER: In de Commissie voor de Werkwijze van de Gemeenteraad is besloten dit punt van de agenda af te voeren en te behandelen in de raadsvergadering van 21 januari 1998. De commissie was van oordeel, dat daarvoor geen commissievoorbereiding nodig is, zodat dit punt rechtstreeks op de agenda kan worden geplaatst. Punt 19 wordt van de agenda afgevoerd. 20 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot vaststelling van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 812, blz. 3343). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3346 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 20A Advies van de Beklagcommissie Inspraak van 10 december 1997 inzake het besluit om vanaf 1 januari 1998 geen aanwezigheidsvergunningen meer te verlenen voor kansspelautomaten in laagdrempelige horeca-inrichtingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 844, blz. 3653) en Reactie van Burgemeester en Wethouders van 16 december 1997 op het advies van de Beklagcommissie Inspraak om vanaf 1 januari 1998 geen aanwezigheidsvergunningen meer te verlenen voor kansspelautomaten in laagdrempelige horeca-inrichtingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 850, blz. 3697). Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3659 van afd. 1 van het Gemeenteblad. De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. Punten 21 wordt even aangehouden. 22 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot ver- plaatsing van de honkbal- en softbalvereniging The Pirates (Gemeenteblad afd. 1, nr. 800, blz. 3315). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3319 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 23 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot voetgangersbewegwijzering van het Centrumgebied arena (Gemeenteblad afd. 1, nr. 801, blz. 3321). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3322 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 24 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot het verlenen van ontslag aan de directeur van de Dienst Ruimtelijke Ordening (Gemeenteblad afd. 1, nr. 808, blz. 3335). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3336 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 25 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot wijziging van de naam van de Dienst Personele Zorg in Dienst Sociale en Personele Interim Taken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 802, blz. 3323). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3323 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 26 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 2 december 1997 op het bezwaar tegen de besluitvorming over het bestuurlijk stelsel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 841, blz. 3643). Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3644 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 27 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3 september 1997 op bezwaren tegen het raadsbesluit tot aanwijzing van de Boerhaavekliniek tot grootstedelijk project (Gemeenteblad afd. 1, nr. 795, blz. 3301). De heer VAN DUIJN (stemmotivering): Mijn fractie wenst de aante- kening, dat zij het niet eens is met het advies, maar wel met de bezwaren. Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3305 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer Van Duijn gevraagde aantekening. 28 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot vaststelling van de verordeningen op de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden van de stadsdelen Bos en Lommer en Zuid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 832, blz. 3579). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3580 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 29 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 27 november 1997 tot het huren van ruimten in het pand Turbinestraat 15 ten behoeve van de Dienst Stadstoezicht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 772, blz. 3249). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3249 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 30 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 27 november 1997 tot verbouwing en inrichting van het pand Turbinestraat 15 ten behoeve van de Dienst Stadstoezicht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 773, blz. 3250). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3251 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Punt 31 wordt even aangehouden. 32 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 december 1997 tot vaststelling van het Milieuprogramma 1998 Binnenstad Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 843, blz. 3651, en bijlage X). Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE (stemmotivering): De VVD-fractie mist node in zowel het Milieuprogramma 1998 Binnenstad als dat van de centrale stad de overlast binnenshuis en hoe daarvoor maatregelen te nemen Wat betreft de energiesparende lampen betekent dit niet, dat er naar de mening van de VVD-fractie minder licht in de binnenstad moet zijn. De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3651 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door mevr. Spier-van der Wouden gemaakte opmerkingen. 33 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 27 november 1997 tot voorbereiding van een partiële herziening van het bestemmingsplan Jordaan (Passeerdersstraat e.o.) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 769, blz. 3246). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3248 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 34 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot het realiseren van een kademuur en andere werkzaamheden aan werf 't Kromhout, Hoogte Kadijk 147 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 827, blz. 3537). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3537 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 35 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot het realiseren van jongerenwoningen en bedrijfsruimte ter plaatse van de voorma- lige Houtsmaloods, Hoogte Kadijk 171-175 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 828, blz. 3539). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3539 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 36 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot vaststelling van de begroting van het Bureau Monumentenzorg 1998 Binnenstad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 810, blz. 3339, en bijlage V). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3339 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 37 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 3 december 1997 tot vaststelling van de Experimenteerregeling budgetsubsidiëring Amsterdam Binnenstad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 813, blz. 3358). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3361 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Punt 38 wordt even aangehouden. 39 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 3 december 1997 inzake het profielvoorstel Hoofdweg vanaf het Mercatorplein tot en met de brug over de Postjeswetering (Gemeenteblad afd. 1, nr. 835, blz. 3607). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3614 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 40 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 3 december 1997 inzake het profielvoorstel President Kennedylaan tussen het Europaplein en de Amstelkade (Gemeenteblad afd. 1, nr. 837, blz. 3625). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3631 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 41 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 3 december 1997 inzake het profielbesluit Spaklerweg tussen de brug Weespertrekvaart en de Stationsweg te Duivendrecht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 834, blz. 3599). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3605 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 41A Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 12 december 1997 inzake de dienstregeling/Productieplan 1998/1999 van het Gemeentevervoerbedrijf (Gemeenteblad afd. 1, nr. 847, blz. 3689). Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE (stemmotivering): De VVD-fractie is diep teleurgesteld over een dergelijke nalatigheid, die weer geld gaat kosten. Van dat geld hadden wij graag iets anders gedaan. De fractie vraagt zich af, of hier geen spoedprocedure mogelijk zou zijn geweest. Het feit dat er bij het GVB een vertraging van drie maanden komt, terwijl er ten aanzien van het GVB toch al een groot tekort bestaat, vindt mijn fractie een beschamende zaak. Wij menen, dat in dit geval de ondernemingsraad van zijn rechten had kunnen afzien. Wethouder BAKKER: Ik neem met instemming kennis van uw opmerking. De heer HOUTERMAN: Brengt u namens onze fractie ook de boodschap met betrekking tot de ondernemingsraad over, dat, als maatschappelijke belan- gen anders vereisen, men niet altijd het recht dat men heeft behoeft uit te oefenen? Wethouder BAKKER: Ik betuigde zojuist al mijn instemming. De heer KÖHLER: Dit is toch een stemverklaring? De VVD-fractie heeft dus nu verklaard waarom zij voor stemt? De VOORZITTER: Dat is juist. Ik heb niet geconstateerd dat er enige fractie tegen de voordracht heeft gestemd. De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3690 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de gemaakte opmerkingen. 42 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot herziening van de grenzen van het grootstedelijk project Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 806, blz. 3331). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3333 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Punt 43 wordt even aangehouden. 44 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot vaststelling van het Milieuprogramma Amsterdam 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 788, blz. 3269, en bijlage U). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3275 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 45 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3 september 1997 op het bezwaar inzake de besluitvorming met betrekking tot het Kunstenplan 1997-2000 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 792, blz. 3290). Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3292 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 46 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3 september 1997 op het bezwaar tegen de weigering tot het verlenen van subsidie aan de Stichting Felix Merites Foundation (Gemeenteblad afd. 1, nr. 575, blz. 2417). Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2419 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 47 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 27 november 1997 inzake vaststelling van het Meerjarenprogramma restauratie monumenten 1997-2002 met betrekking tot het pand Keizersgracht 39 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 789, blz. 3277). Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3280 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 48 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 2 december 1997 op het bezwaar tegen het niet meer opnemen van het restauratieplan voor het pand Amstel 230 in een gemeentelijk meerjarenprogramma (Gemeenteblad ad. 1, nr. 793, blz. 3293). Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3296 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 49 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 3 december 1997 tot het aangaan van een aanvullende overeenkomst met betrekking tot de sanering van woningcorporatie Nieuw Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 826, blz. 3533). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3536 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 50 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 27 november 1997 tot het toekennen van een bijdrage uit het Fonds strategische ruimtelijke projecten ten behoeve van call centers op Amsterdam Teleport (Gemeenteblad afd. 1, nr. 775, blz. 3255). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3255 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 51 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1997 inzake de grondexploitatiebegroting Lambertus Zijlplein (Gemeenteblad afd. 1, nr. 842, blz. 3647). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3648 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 52 Notitie van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1997 inzake de inrichting van het besluitvormingsproces met betrekking tot de Zuidas (Gemeenteblad afd. 1, nr. 845, blz. 3661). De notitie wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3651 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Punt 53 wordt even aangehouden. 54 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 3 december 1997 tot voorbereiding van een partiële herziening van het bestemmingsplan IJ-oevers (Gemeenteblad afd. 1, nr. 799, blz. 3314). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3314 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 55 Adviezen van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3 september 1997 op het bezwaar tegen het raadsbesluit tot vaststelling van hogere geluidswaarden dan gesteld in de Wet geluidhinder voor het bestemmingsplan Vogeltjeswei (Gemeenteblad afd. 1, nrs. 804-805, blz. 3327-3329). De adviezen worden zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien de besluiten, vermeld op blz.3674 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 56 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3 september 1997 op het bezwaar tegen het raadsbesluit tot vaststelling van hogere waarden dan gesteld in de Wet geluidhinder ten behoeve van het bestemmingsplan Java-eiland (Gemeenteblad afd. 1, nr. 811, blz. 3340). Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3341 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 57 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3 september 1997 op het bezwaar tegen het raadsbesluit tot vaststelling van hogere geluidswaarden dan gesteld in de Wet geluidhinder ten behoeve van het bestemmingsplan Oosterparkbuurt 1996 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 796, blz. 3306). Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3307 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 58 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 27 november 1997 tot uitgifte in erfpacht van een terrein op de Centrale Markt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 790, blz. 3281). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3281 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 59 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 27 november 1997 tot overdracht van het tijdelijk verpleeghuis IJburglaan aan de gemeente ten behoeve van het Dr. Sarphatihuis (Gemeenteblad afd. 1, nr. 803, blz. 3324). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3326 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 60 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1997 tot privatisering van de Gemeentelijke Organisatie voor Verzorging en Verpleging (Gemeenteblad afd. 1, nr. 846, blz. 3675). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3687 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 61 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1997 tot vaststelling van het Huisvestingsprogramma en het Huisvestingsoverzicht onderwijs 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 831, blz. 3547). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3553 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 62 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 27 november 1997 tot vaststelling van de Verordening overlegprocedure lokaal onderwijsbeleid en wijziging Verordening op de stadsdelen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 768, blz. 3233). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3238 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 63 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot vaststelling van bedragen, bedoeld in art. 105c van de Wet op het basisonderwijs, voor het jaar 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 797, blz. 3309). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3309 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 64 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot vaststelling van bedragen, bedoeld in art. 102c van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, voor het jaar 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 798, blz. 3310). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3312 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 65 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1997 tot instemming met het Beleidsplan Sociale Zekerheid 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 839, blz.3633, en bijlage W). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3634 van afd. 1 van het Gemeenteblad. Punt 66 is reeds van de agenda afgevoerd. 67 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3 september 1997 op het bezwaar tegen het raadsbesluit tot beëindiging van subsidie aan de Vereniging Joegoslaven Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 794, blz. 3297). Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3299 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 68 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 december 1997 tot aanpassing van een kolenbeladingsinstallatie op het terrein van het Overslagbedrijf Amsterdam BV (Gemeenteblad afd. 1, nr. 849, blz. 3693). Wethouder mevr. KRIKKE: Ik meld de Raad, dat over dit punt morgen een extra commissievergadering wordt gehouden. Ik stel voor, de raadsbehandeling, die wellicht morgen zal kunnen worden gehouden, afhankelijk te maken van de uitslag van die vergadering. Punt 68 wordt even aangehouden. De VOORZITTER vraagt, of er leden zijn die het woord verlangen over de voor geheime zitting bestemde voordrachten. Daar dit niet het geval blijkt te zijn, zijn thans aan de orde: 68A Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot het instellen van appèl bij het Gerechtshof te Amsterdam tegen het vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam, alsmede tot het voeren van verweer in deze appèlprocedure (Gemeenteblad afd. 1, nr. 770, blz. 3248). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende besluit. 68B Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997 tot het voeren van verweer in een tegen de gemeente ingestelde procedure (Gemeenteblad afd. 1, nr. 771, blz. 3248). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende besluit. 68C Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 18 december 1997 inzake garantstelling van een geldlening ten behoeve van een stackerinstallatie van het Overslagbedrijf Amsterdam BV (OBA) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 853, blz. 3703). De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende besluit. Aan de orde zijn de benoemingen. De VOORZITTER nodigt de leden Arda, mevr. Grewel en Yalin uit, met hem het bureau van stemopneming te vormen. Benoemd worden tot: Directeur van de Dienst Ruimtelijke Ordening (nr. 809): K.W. de Boer. Lid van het algemeen bestuur van het Recreatieschap Spaarnwoude (nr. 829): mevr. J. Alkema. Ingeleverd werden 35 biljetten. De heer De Boer werd benoemd met 35 (algemene) stemmen, terwijl op mevr. Alkema 34 stemmen voor en 1 tegen werden uitgebracht. De VOORZITTER dankt de leden van het bureau van stemopneming voor de hem verleende hulp en stelt aan de orde: 4 Benoeming van een wethouder. Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Het doet mij buitengewoon genoegen om namens de fractie van D66 Leo Cornelissen voor te dragen om per 13 januari 1998 de vacature, ontstaan door het vertrek van de heer Bakker, te vervullen. De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. Als op enig moment in het verleden de heer Cornelissen zou zijn voorgedragen voor wethouder, had ik dat van harte toegejuicht en als op enig moment in de naaste toekomst datzelfde gebeurt, zal ik dat wederom van harte toejuichen. Het ligt dus niet aan de heer Cornelissen. Ik vind echter, dat er vandaag geen benoeming zou moeten plaatsvinden. Als er een vacature in dit College ontstaat die maximaal drie maanden duurt, vind ik het onzin om op iemand een zwaar beroep te doen om drie maanden zijn dagelijks werk te laten liggen teneinde drie maanden in het College plaats te nemen. Ik vind dit beroep te zwaar en ik vind ook, dat de portefeuille-Bakker met gemak in het College had kunnen worden verdeeld, ook al is het zo dat in die portefeuille een paar hete aardappels zitten, zoals het parkeerbeleid, die de andere wethouders niet graag op hun bordje hadden willen nemen. Vlak voor de verkiezingen kan ik mij dat wel voorstellen. Had dat onderdeel dan maar aan wethouder Peer gege- ven want die gaat toch weg. Ik begrijp niet, waarom het College ongemotiveerd nu binnenskamers heeft gesteld, dat er een nieuwe wethouder moet komen en dat een D66-raadslid die plaats moet vervullen. Aangezien daar de beschikbaarheid jammer genoeg niet erg groot is, moest een drin-gend beroep op de heer Cornelissen worden gedaan. Mijn fractie is het daar niet mee eens en ik heb in de stad ook nog niemand ontdekt die dit begrijpt. De heer KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil de discussie over de benoeming van een wethouder die op dit tijdstip, zo kort voordat deze Raad afscheid neemt, moet plaatsvinden en de discussie over de persoon die kandidaat is gesteld van elkaar loskoppelen. Over het laatste heeft mijn fractie niets te zeggen. Dit betekent, dat wij het een goede voordracht vinden. Als de Raad nog een wethouder wil kiezen, hebben wij geen enkele moeite om voor de kandidatuur van de heer Cornelissen te stemmen. In de fractie van GroenLinks leeft ook de vraag, of dit nu wel nodig is en waarom eigenlijk. Ik denk, dat dit niet alleen een zaak van D66 is. Wij hebben geen wethoudersposten die aan partijen toebehoren. Het zijn collegepartijen die met elkaar een bepaalde omvang van het College afspreken. Ik neem dus aan, dat in het zittende College de vraag aan de orde is geweest, of het niet logischer zou zijn geweest om voor die laatste paar maanden - na 4 maart 1998 komen er toch geen nieuwe beleidsinitiatieven meer - iemand anders de portefeuille van wethouder Bakker te laten waarnemen. In een collegiaal College behoeft dat ook niet allemaal bij een wethouder van D66 terecht te komen. De portefeuille had onderling kunnen worden verdeeld. Ik ben benieuwd van het College te vernemen, waarom men meent dat de zes overige wethouders niet in staat waren, deze posten tot 4 maart 1998 op een adequate manier te vervullen. Er moet toch het argument zijn om nu nog iemand anders voor die functie door de Raad te laten benoemen. De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. In de eerste plaats onderstreep ik wat de heer Spit heeft gezegd over de kwaliteiten van de heer Cornelissen. Hij zal een goede wethouder zijn. Ik begrijp de opmerkingen over de belasting, die de heer Spit en tot op zeker hoogte ook de heer Köhler zien, niet zo goed. In de korte periode dat de heer Cornelissen wethouder zal zijn, komt die last op de schouders van het bedrijf waar de Cornelissen thans werkzaam is en dat hem dus een paar maanden moet missen, en op de schouders van de heer Cornelissen zelf, die enkele maanden iets totaal anders moet doen. Ik denk dat de Raad blij moet zijn dat er een kandidaat is van erkend niveau, die zich voor drie maanden kan vrijmaken en daarna gewoon weer terugkeert naar het bedrijf waar hij werkt. De enige reden voor aarzeling van de Raad zou zijn, als de kandidaat iemand zou zijn geweest voor wie een wachtgeldverplichting zou geleden; ik kan mij ook aarzeling voorstellen als het echt niet nodig was geweest en de periode misschien nog korter was geweest. Van dat alles is echter geen sprake en daarom verzoek ik de heer Spit de opmerking over die last nog eens te onderbouwen. Naar mijn mening hebben wij namelijk een voordeeltje in het feit dat een derde partij bereid is die last te dragen. De PvdA-fractie heeft daartegen geen bezwaar. (De heer SPIT: Daarover heb ik niet gesproken. Ik heb het gehad over gebrek aan motivering waarom het College die vacature zonodig vervuld wil zien. Het verdedigt College verdedigt die niet. Dat is een andere vraag.) De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. De VVD-fractie volgt graag het voorstel van mevr. De Jong, zowel om inhoudelijke als om partij- politieke redenen. Het is uiteraard wel een punt van uitvoerige discussie in onze fractie geweest, want de afgelopen zomer heeft dit College nog aan- getoond, dat het zelfs met één persoon de stad kan besturen. Voor ons was dus de vraag, of het voor de laatste drie maanden niet met zes personen had gekund, maar dat bleek mosterd na de maaltijd te zijn. Als ik kijk naar de zwaarte van de portefeuille van wethouder Bakker vinden wij ook, dat die adequaat moet worden opgevuld. Wij hebben wat dat betreft alle vertrouwen in de heer Cornelissen. In liberale kring geldt de uitspraak, dat er geen mooiere plaats is om zich te profileren en voorkeurs- stemmen te krijgen dan een plaats in het dagelijks bestuur. Wij hopen dat ook van harte. Als wij op dit moment D66 in het College zouden halveren, zouden wij dat een verkeerd signaal naar het electeraat vinden. Wij zeggen uit de grond van ons hart, dat zij op volle kracht de verkiezingen in moeten. De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Mijn fractie vindt het voorstel van mevr. De Jong wel redelijk verfrissend, want de zittende wethouder, van wie ik heb gemerkt dat die al langere tijd geen zin meer had in zijn baantje, gedroeg zich weinig subtiel en nogal nurks. Hij opende nog ijlings de Piet Heintunnel en blijkbaar geschrokken door het aantal auto's dat daardoor naar de binnenstad kwam, heeft hij nu een baantje aanvaard als burgemeester van een provinciestadje. Ondanks alles wensen wij hem daarbij veel succes. Wij verheugen ons in het aangename en redelijke karakter van de heer Cornelissen, zijn opvolger. De VOORZITTER: Het College was van oordeel, dat een vervulling van de vacature, ook voor een termijn van drie maanden, voor de hand lag gezien het feit dat wij in de komende drie maanden geen vermindering van de werk- zaamheden zien en zeker ook in een periode waarin collegevorming dient plaats te vinden en in de tijd van de campagne daaraan voorafgaand, het normale dagelijkse werk in al zijn facetten gewoon dient door te gaan. Het College is verheugd over het voorstel om het College op sterkte te houden, nog los van de persoon, maar dat komt straks wel. Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Ik wijs erop, dat het voor D66 zeer voor de hand lag om deze vacature te vervullen. Tussen nu en maart/april liggen er nog verschillende belangrijke onderwerpen en onderhandelingsstrate- gieën, die voor de stad zeer belangrijk zijn. Wij vinden, dat dit goed moet worden gedaan. Er is geen reden om te doen alsof er al bijna verkiezingen zijn. Er moeten in februari 1998 nog enkele pittige onderwerpen worden behandeld. Daarbij komt, dat wij ons verantwoordelijk voelen voor de resultaten van deze onderhandelingen, zo ook voor het programakkoord dat is gesloten en waarin bepaalde afspraken zijn gemaakt. Wij willen voor de verkiezingen zoveel mogelijk afronden; wij willen daarbij onze volle verantwoordelijkheid nemen en daaraan meewerken. Aan het adres van de heer Spit merk ik op, dat de verhoudingen die nu binnen het College bestaan zijn vastgesteld in het programakkoord; die maken daarvan een onlosmakelijk onderdeel van uit. De keuze voor de heer Cornelissen is niet, zoals de heer Spit suggereerde, dat wij "dan maar" de heer Cornelissen moeten nemen. Dat is niet juist; het was een buitengewoon positieve keuze. De heer Cornelissen heeft de afgelopen jaren bewezen, in de Raad zeer goed te hebben gefunctioneerd. Hij is buitengewoon goed op de hoogte van de problemen die spelen. Wij zijn bijzonder verheugd dat hij zich heeft kunnen vrijmaken. De stad zal hiermee ook blij moeten zijn en ik beveel hem van harte aan. (De heer KÖHLER: Als dit een positieve keuze was, kunt u de Raad dan onthullen tussen wie u in uw fractie te kiezen had?) Dat is op dit moment niet aan de orde, maar u ziet hier gevulde stoelen, dus er was keuze genoeg. (De heer HOUTERMAN: De fractievergaderingen van D66 zijn openbaar en ik moet zeggen, dat in alle harmonie unaniem voor één kandidaat is gekozen.) De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. Als mevr. De Jong en kennelijk ook de heer Van der Laan uit mijn woorden hebben begrepen dat ik vind dat er een onmogelijk beroep op de heer Cornelissen is gedaan en dat ik kritiek heb op die benoeming, hebben zij mij verkeerd begrepen. Ik vind het een zwaar beroep op de heer Cornelissen en ik vind dat dit niet nodig was geweest. Dat verwijt richt ik niet aan D66. Ik vind het een ietwat obligaat antwoord dat ik heb gekregen, namelijk dat het een zware portefeuille is en dat de overige zes wethouders dat werk er niet bij konden hebben. Ik heb begrepen dat dit de motivering is, maar veel motivering is er dan toch ook niet. (Mevr. DE JONG: U hebt dan niet goed geluisterd, want ik heb ook gezegd dat de verhouding binnen het College een onderdeel is van het programakkoord. Wij zouden dan allerlei verschuivingen van portefeuilles krijgen en dat is zeer ingewikkeld.) U maakt mij toch niet wijs dat de politieke afwegingen in het College zo subtiel zijn dat men het niet een tijdje zonder een wethouder van D66 zou kunnen doen? (Mevr. DE JONG: Die afwegingen zijn inderdaad zeer subtiel.) Ik heb geen enkele ervaring in het College, zodat ik daarover niet kan oordelen. (De heer VAN DER LAAN: Wilt u ook nog ingaan op mijn vraag, waarin dan de last voor de gemeente zit? Het lijkt alsof u hier spreekt als een directeur van een bedrijf.) De last zit bij de heer Cornelissen. (De heer VAN DER LAAN: U doet nu aan zaakwaarneming. Dat kan zeer sympathiek zijn, maar uit het feit dat de heer Cornelissen kandidaat is maak ik op, dat hij zelf die afweging heeft gemaakt. U praat als raadslid; u behandelt de belangen van de gemeente. Waar zit dan het negatieve belang voor de gemeente?) Ik mag toch wel naar voren brengen, dat, als men een dergelijk besluit in het College neemt en daar de schuld ligt van deze kwestie, een zwaar beroep wordt gedaan op collega Cornelissen en dat deze dan in het moeilijk parket zit. Hij kan alleen ja of nee zeggen en heeft natuurlijk niet veel mogelijkheden om nee te zeggen. (De heer VAN DER LAAN: U mag natuurlijk alles zeggen, maar u spreekt in termen van schuld en ik denk dat het College helemaal geen schuld treft. Het College heeft gewoon vastgesteld, dat er een nieuwe kandidaat is om gedurende drie maanden een portefeuille te beheren en dat die daarvoor zelf met zijn bedrijf een offer brengt voor de gemeente.) U wilt begrijpen niet wat ik bedoel! Ik vind dat de afwegingen in het College onjuist zijn geweest. Ik bemoei mij niet met de kwestie die aan deze kant van de tafel speelt. Ik ben ook blij met de kandidatuur van de heer Cornelissen, maar als u mij niet begrijpt, kan ik het ook niet helpen en dan zal ik nog duidelijker moeten spreken dan ik normaal gewend ben. In het begin van mijn betoog onderschreef ik toch in lovende woorden de kandidatuur van de heer Cornelissen? (De heer VAN DER LAAN: Dat is het discussiepunt niet. Ik begrijp u gewoon niet.) De heer KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. Het wordt naar mijn mening wel een merkwaardig debat. Ik zou zo langzamerhand niet graag in de schoenen van de heer Cornelissen staan. Alle partijen... (Mevr. DE JONG: Dat liegt u!) Dat lieg ik niet en dat zal ik ook uitleggen. Als alle andere partijen in de Raad blijer zijn dan zijn eigen partij, vind ik dat een zeer ongelukkige positie. Ik dacht, dat men ervan uitging dat men de heer Cornelissen nog had gevonden en dat het fijn was dat hij het wilde doen, maar nu ik de pleidooien hoor, bijvoorbeeld dat van de heer Houterman, weet ik niet of dat nu wel echt fijn is om te horen. Overigens, als de heer Houterman er nu bijsleept dat het niet moet omdat wij geen verkeerd signaal naar de kiezers moeten geven, is dat in elk geval een argument dat voor mijn fractie niet leeft. Wij staan dan liever het voeren van een proactief beleid voor. Er waren zeven wethouders en er zijn afspraken tussen de collegepartijen gemaakt; die hebben het werk verdeeld. Er is echter geen kandidaat die in de desbetreffende portefeuille vanuit de Raad goed is ingewerkt. Er zijn wel wethouders die worden geacht, elkaar te kunnen vervangen. Mijn vraag is dus, waarom het College niet voor de laatste zes weken, of, als de heer Bakker per 1 februari 1998 vertrekt voor de laatste vijf weken tot aan de verkiezingen, een ander heeft gevonden. Ik geloof en hoop ook niet, dat er nog allerhande nieuw beleid tussen 4 maart 1998 en 14 april 1998 zal worden gemaakt en ook in die periode nog aan de Raad zal worden voorgelegd. Het overtuigende argument hoor ik niet. Ik hoor nu alleen dat het zo'n zware portefeuille is dat de andere wethouders het er niet bij kunnen doen. Ik vind dat niet sterk. Als het College stelt, dat het voor die paar weken behoefte heeft aan een zevende kracht omdat het zijn werk met zes leden niet aankan, vind ik dit niet voor het College pleiten. Desalniettemin is er maar één kandidaat en is het kennelijk niet de vraag of er wel of geen vacature is; die kandidaat zullen wij onze stem niet onthouden. De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. Ik proef uit het debat min of meer, dat er meer wordt gezegd over de vertrekkende wethouder dan over de komende. Ik vind dat een geheel ander onderwerp en ik vind dit ongelukkig voor de start van de heer Cornelissen. Ik heb in deze 'kom' zoveel tranen gezien dat een krokodil daarin 50 meter heen en terug de schoolslag kan doen. De discussie wordt gesloten. Benoemd wordt tot: Wethouder van Amsterdam: L.M. Cornelissen. Ingeleverd zijn 40 biljetten. De heer Cornelissen is benoemd met 38 stem- men voor, 1 tegen en 1 blanco. De VOORZITTER: Aanvaardt de heer Cornelissen zijn benoeming? De heer CORNELISSEN: Ja. De VOORZITTER: De heer Cornelissen is dan benoemd tot wethouder van Amsterdam. Applaus De VOORZITTER: Ik dank de leden van het bureau van stemopneming voor de mij verleende hulp. De vergadering wordt geschorst van 14.02 uur tot 14.15 uur. Aan de orde is thans: 5 a Missive van Burgemeester en Wethouders van 26 september 1997 ten geleide van de begroting voor 1998, wat betreft de hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting voor 1998 (Gemeenteblad 1997, bijlage N). b Stemming over de ingediende moties/amendementen van raadsleden inzake de begroting voor 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nrs. 590-592, 594, 600, 602, 604-607, 630-645, 650-684, 688-701, 705-720, 734-739). Hoofdfunctie 0. Algemeen Bestuur. Hoofdfunctie 1. Openbare Orde en Veiligheid. Hoofdfunctie 2. Verkeer, Vervoer en Waterstaat. Hoofdfunctie 3. Economische Zaken. Hoofdfunctie 4. Onderwijs. Hoofdfunctie 5. Cultuur en Recreatie. Hoofdfunctie 6. Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening. Hoofdfunctie 7. Volksgezondheid en Milieu. Hoofdfunctie 8. Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting. Hoofdfunctie 9. Financiering en Algemene dekkingsmiddelen. Hierbij zijn tevens aan de orde: Adres van B. Wimmers, namens Bemobiel Vervoers BV, van 17 november 1997, houdende verzoek om subsidie voor het starten van een bedrijf in personenvervoer op maat. Adres van mevr. M.C. Jager, namens het Gemeentelijk Vrouwenoverleg, van 2 december 1997 inzake koopsommenfonds voor kinderopvang van gemeentepersoneel. Adres van mevr. A. Koers, namens de Vereniging Buitenzwemmers De Mirandabad, van 12 december 1997 inzake het 50-meter-buitenbad van het De Mirandabad. Adres van F. Buis van 9 december 1997, houdende verzoek om openbaarmaking van alle arrestaties tijdens de demonstaties bij de Eurotop. Adres van K.F. Gunning, voorzitter van het Landelijk Comité Drugspre- ventie, van 13 december 1997 inzake de wenselijkheid van gecontroleerde verkooppunten van XTC. Adres van M. Stolting van 12 december 1997 inzake het gedogen van de verkoop van XTC. De heer MEIJER: Mijnheer de Voorzitter. Ik zal de begrotingshoofdstukken doornemen op de naar onze mening belangrijkste moties en amendementen die volgens ons nadere discussie in de Raad vergen. Als algemene opmerking wijs ik erop dat alle moties inzake het armoedebeleid zullen worden behandeld bij de bespreking van dat onderwerp, naar ik aanneem op 4 februari 1998. Ik zal die nu dan ook niet in mijn beschouwingen betrekken. Een tweede algemene opmerking zegt iets over de vorm en de stijl van mijn verhaal. Als men de veelheid aan moties en onderwerpen die zij bestrijken be- kijkt, krijgt men het gevoel dat men in een bak met kiezels graait. Men wil dan natuurlijk graag proberen daarvan tegels te maken, nog liever een tegel- pad, zodat er een lijn in de beschouwing komt, maar ik moet zeggen dat ik daarin niet helemaal geslaagd ben. Ik heb er echter wel een poging toe gedaan. Over het karakter van de preadviezen die de Raad heeft ontvangen merk ik nog op dat mijn fractievoorzitter bij de algemene beschouwingen in oktober heeft gesproken over Amsterdam met de twee gezichten: sterk en zwak, tof en grimmig. Ik wil hieraan toevoegen: sjiek en sjofel. Dezelfde ambivalentie klinkt naar mijn mening ook door in de preadviezen van het College. Een deel ervan is ruimhartig en denkt mee met de indieners, probeert mee te gaan in de gedachtenlijn en tot constructieve oplossingen te komen; andere zijn daarentegen wat zuinig en zurig. Bij de laatste krijgt men wel eens de indruk, dat de indieners eigenlijk geen gelijk mogen hebben. Ik zal hiervan straks een voorbeeld geven. Als eerste wil ik iets zeggen over het onderdeel Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken (ABJZ), met name over de door mevr. De Jong ingediende motie om te gaan experimenteren met gevarieerde of flexibele sluitingstijden in de horeca (nr. 591). Bij de algemene beschouwingen hebben wij al gezegd dat wij het met het doel dat D66 voor ogen staat wel eens zijn, namelijk het voorkomen van overlast, het tegengaan van uitgaansgeweld en de gemeen- schappelijke zorg van de Raad als het gaat om geweld op straat. Wij hebben van het College begrepen dat er over de sluitingstijden van de horeca in het voorjaar van 1998 een notitie zal verschijnen, die vrij breed zal zijn. Daarin zal niet alleen worden ingegaan op de evaluatie van de nieuwe regeling die wij drie jaar gelegen hebben vastgesteld, maar ook op aspecten als horecaveiligheid, openbare orde, openbaar vervoer gedurende de nachtelijke uren enz. Wij menen dat dat het juiste moment zal zijn om verder te discussiëren over hetgeen in de motie van D66 wordt gevraagd. Ik teken daarbij overigens nu al aan - wij horen op dat punt ook geluiden uit de binnenstad - dat, als men gaat experimenteren met flexibele sluitingstijden, dit er ook heel goed toe zou kunnen leiden dat de overlast voor omwonenden juist toeneemt. In plaats van één vast tijdstip waarop groepen bezoekers op straat komen, zullen er dan immers gedurende de hele nacht groepjes bezoekers op straat komen. Het kernpunt voor ons in dezen is echter dat wij niet willen experimenteren voordat er een helder beeld is van de evaluatie. Overigens komt die meer dan een jaar te laat. Wij hadden afgesproken dat die er na twee jaar zou komen en de evaluatie komt nu pas na drie jaar. Een volgende motie van D66 (nr. 592) betreft externe onderzoeken om te komen tot een onderzoek inzake een gemeentelijk enquêterecht. Mijn fractie is er voorstandster van, deze zaak op een later tijdstip te behandelen, zodat wij er in een wat grotere rust over kunnen spreken, ook in de Commissie voor ABJZ. Ik ga hierop nu dan ook niet verder in. Ik kom vervolgens op een voorbeeld van wat ik in mijn inleiding noemde een wat zure reactie van het College, namelijk de motie met betrekking tot de opkomstbevordering bij de verkiezingen (nr. 709). Er lag een heel zinnig voorstel om aan jongeren wat extra gas te geven bij de voorbereiding op de komende verkiezingen. Er lag een heel goede en legitieme argumentatie aan ten grondslag. Het College ontraadt echter aanvaarding van de motie. Als men evenwel naar de toelichting kijkt, blijkt er toch nog een potje met geld te zijn om precies te doen wat door de indieners van de motie was gevraagd. Dit is dan naar mijn oordeel niet de meest constructieve manier om met elkaar om te gaan. De motie van de heer Spit (nr. 715) om te komen tot een onderzoek inzake de communicatie, is aan de orde geweest in de Commissie voor ABJZ. Ik heb toen de heer Spit nogmaals gevraagd, voor de commissie en de Raad aan te geven, wat naar zijn mening de beoogde meerwaarde is van een dergelijk breed onderzoek. Ik moet constateren dat dit mij in de commissie niet duidelijk is geworden. Wij zullen het preadvies van het College terzake dan ook ondersteunen. Ik kom nu aan een onderwerp waarover de afgelopen weken al eerder is ge- sproken, namelijk ons amendement nr. 716 om te komen tot een fonds voor de geschiedschrijving in Amsterdam. Onze algemene gedachte daarbij was, dat een stad als Amsterdam aandacht behoort te geven aan wat mevr. De Jong gisteren aanduidde als de erflaters van de stad. Ik denk aan markante persoonlijkheden, die een stempel hebben gedrukt op de historie van Amsterdam. Vanuit onze gemeentelijke verantwoordelijkheid zouden wij daaraan aandacht moeten geven, ook in de cultuurhistorische vorm van geschiedschrijving. Wij hebben voorgesteld, daarvoor een fonds in te stellen en zullen graag zien dat de Raad nog in deze raadsperiode wordt geïnformeerd over de inrichting van een dergelijk fonds, de voeding ervan enz. Naar onze mening zou een dergelijke constructie kunnen passen bij de Gemeentelijke Archiefdienst. Wij hebben er in dit kader op gewezen, dat er bij de gemeente aanvragen zijn ingediend, bijvoorbeeld met betrekking tot de heer Den Uyl, die in deze stad gedurende een bepaalde periode wethouder is geweest. Een dergelijke constructie van een fonds moet men uiteraard breed zien. Ik denk - dit aan het adres van de heer Houterman - ook aan een figuur als de heer Treub, een wethouder uit de gelederen van de liberalen. Het kunnen echter evengoed andere markante persoonlijkheden zijn. (De heer HOUTERMAN: U denkt aan de bijdrage van de heer Treub aan de erfpacht in deze stad.) Inderdaad; dat is een voorbeeld. Het kan echter, hoe dan ook, een heel breed scala aan personen zijn. In dat kader is de heer Den Uyl genoemd als een eerste voorbeeld. Het College heeft de aanvraag terzake in eerste instantie afgewezen. Wij zouden echter willen vragen - ik zal daartoe een nieuwe motie indienen, die mede is ondertekend door GroenLinks en D66 - om een en ander nog eens nader te bezien in de vorm van een fondsconstructie en daarbij rekening te houden met de reeds ingediende aanvraag inzake een biografie over de heer Den Uyl. Overigens hebben wij inmiddels al verheugd kennisgenomen van een nader advies van de portefeuillehouder. Op het punt van de fondsvorming zegt hij, daarnaar een constructief onderzoek te willen instellen. Wat het tweede punt betreft is hij bereid, de aanvraag inzake de heer Den Uyl te heroverwegen. Ik kom tot het onderdeel Zorg, en wel met name tot de motie van de heer Robbers (nr. 636), waarin wordt gevraagd, een onderzoek in te stellen naar de verkoop van XTC. Laat er geen misverstand over bestaan: als het gaat om de analyse die hierachter ligt, de vervuiling van de markt en de oorzaak daarvan, het jaagbeleid van de autoriteiten en de Politie, zijn wij het wel met elkaar eens. Overigens bestaat er in mijn fractie best wel enige aarzeling over opmerkingen als een drug die "zich een vaste plaats in de markt heeft weten te verwerven en een brede verspreiding heeft gekregen." Dat ademt toch iets in de sfeer als zouden wij het hier hebben over iets "normaals". Een aantal leden van mijn fractie heeft daarmee moeite; dat is op zichzelf ook niet ouderwets. Het College geeft in het preadvies trouwens aan, dat er ook heel alarmerende onderzoeksresultaten beschikbaar komen over de lange-ter- mijneffecten van gebruik van XTC. Men kan zeggen, dat dit ook geldt voor alcohol en voor roken - dat is ook terecht - maar daar ligt voor mijn fractie ook niet het kernpunt van de afweging die hierin zou moeten worden gemaakt. Wij zijn het eens over de diagnose, dat er hier een heel ernstig probleem ligt, maar wij geloven niet dat de oplossing die D66 voorstelt en de richting die het preadvies van het College aangeeft - dit gaat daarin in feite mee - voor Amsterdam de juiste route is. Het gaat in de allereerste plaats om een verboden stof, die staat in bijlage 1 van de Opiumwet. Amsterdam loopt bij de scheiding van hard- en softdrugs voorop en heeft dit gemaakt tot basis en uitgangspunt van het drugsbeleid. Wij hebben daarop in het verleden nu en dan felle kritiek te verduren gekregen, maar wij kunnen ook vaststellen dat die kritiek afneemt en dat wij in toenemende mate te maken hebben met positieve waardering, ook uit het buitenland. Wij zijn ervan overtuigd dat du moment dat het door D66 gevraagde onderzoek ertoe zou leiden dat er een soort gere- gistreerde, centrale verkoop zou zijn van XTC, het beeld onmiddellijk zou omslaan naar de andere kant. Daar zijn wij volstrekt tegen. Er ligt echter wel een probleem en er moet iets gebeuren. Wat dan wel? De fractie van de PvdA zou er voorstandster van zijn om in overleg met Politie en Justitie, hulpver- lening en onderzoeksinstellingen - de Jellinek-kliniek, de GG&GD enz. - te voorkomen dat er vervuilde XTC op de markt komt. Wij zullen meer moeten gaan investeren in controle en wij zullen nog meer moeten inzetten op de voorzorgsmaatregelen die het College zelf al noemt in het preadvies. Meegaan met de motie van D66 zou naar mijn mening inhouden dat naar buiten toe het beeld ontstaat van de gemeente Amsterdam die (te) ver vooruit wil lopen. Onderzoek? Ja. Onderzoek dat leidt tot dit voorstel? Neen. Ik kom vervolgens bij het onderdeel Werk en Cultuur en daarmee bij het Amsterdams Promenade Orkest (APO). Bij de algemene beschouwingen is van de kant van mijn fractie gezegd dat wij, hoe wij het ook willen doen, met elkaar een oplossing moeten zien te vinden. Wij zijn ervan overtuigd, naar ik aanneem met de meerderheid van de Raad, dat wij hier spreken over een heel belangrijke voorziening op het snijvlak van werk en cultuur, van arbeid en kunstbeoefening. Wij weten allen, welk een grote waardering er in de stad bestaat voor het werk van het APO. Het onderzoek naar de toekomstmoge- lijkheden, dat is uitgevoerd door de heer Etty, biedt perspectieven voor overleving en voor een verzelfstandigd voortbestaan. Ik weet dat er een motie circuleert die daartoe aanzetten geeft. Ik wil duidelijk maken dat een motie inzake samenwerking tussen de gemeente, kunstinstellingen, de professionele orkesten en het Fonds voor de Podiumkunst, wellicht samen met mogelijkheden van de kant van de rijksoverheid, door ons van harte zal worden ondersteund. Bij het onderdeel Beheer Openbare Ruimte is door de heer Bijlsma een motie (nr. 669) ingediend om de aanleg van het hoofdnet voetpaden te betrek- ken bij de totstandkoming van de Groennota. Wij zijn dankbaar voor de steun die het College daarvoor uitspreekt en waren daarom ook des te onaangenamer verrast door het feit dat die steun zich niet uitstrekt tot de weidevogels en de demonstratieboerderij Waterland. Het College geeft overigens in het preadvies aan, dat het hier in financieel-technische zin gaat om een correcte dekking. Men kan zich dan ook afvragen wat er nog tegen is. Uit het preadvies blijkt echter dat het College in de afweging tussen bruggen in het Amsterdamse Bos en de weidevogels voor het eerste kiest. Wij betreuren dit en zullen derhalve de motie graag in stemming zien gebracht. Met betrekking tot Personeel & Organisatie en kinderopvang is mijn fractie van mening dat wij minimaal zouden moeten inzetten op een perspectief, waar- mee op korte termijn de wachtlijsten voor kinderopvang voor gemeenteper- soneel - op dit moment voor bijna 200 plaatsen - worden weggewerkt. Het gaat om een bedrag van fl 900.000. Het voorstel om dit uit de algemene reserve te halen acht mijn fractie minder gelukkig. De heer Houterman zal straks een amendement indienen waarvan de kern is, dat wij af willen van de jaarlijks terugkerende discussies over het reserveren van geld voor het wegwerken van de wachtlijsten. Wij zouden echt moeten kijken naar een meer structurele aan- pak om hiervoor een oplossing te vinden. In het door de heer Houterman in te dienen amendement wordt het College gevraagd, hiernaar goed te kijken. Er ligt een amendement van drie collegepartijen inzake het De Mirandabad. (De heer KÖHLER: Is het proactief beleid dat u spreekt over drie collegepartijen?) Ik constateer dat de heer Köhler al druk bezig is met de komende colle- geperiode. Het amendement draagt inderdaad ook de handtekening van GroenLinks. Ik heb het nu echter nog even over de begroting voor 1998. (De heer HULSMAN: U hebt het ook over een collegepartij die het amendement niet heeft ondersteund. Ik heb de handtekening van D66 nog niet gezien!) Kennelijk heb ik mij daarin dan vergist. Echter, wat nog niet is, kan komen. Wij zijn in ieder geval blij, dat wij er met inzet van heel veel burgers die zich hebben ingespannen voor het buitenbad, ook door medewerking van het stadsdeel en de Gemeenteraad, in zullen slagen het buitenbad te behouden. Op het gebied van verkeer kan ik allereerst melden dat motie nr. 678 inzake exploitatie van parkeergarages na een toezegging in de commissie van advies door mijn fractie wordt ingetrokken. Voor motie nr. 677 inzake het Hoofdnet Fiets wil ik een nieuwe motie indienen, die erop neerkomt dat in het meerjareninvesteringsschema in plaats van het jaar 2000 nu wordt gelezen: 2001. Ik zal bij het hoofdstuk Verkeer niet vooruitlopen op hetgeen de heer Houterman wellicht nog zal zeggen over de motie van mevr. Spier (nr. 679) inzake het Parkeerfonds/Mobiliteitsfonds. Wel ben ik benieuwd naar de reactie van de wethouder voor Financiën op deze motie. Eventueel zal ik er in tweede termijn op terugkomen. Voor motie nr. 688 inzake huisvesting wil ik een gewijzigde tekst indienen, waarin het College wordt gevraagd, zo spoedig mogelijk op demonstratie- projecten in de sfeer van duurzaam bouwen in te spelen, omdat deze mogelijk- heid voor Amsterdam wellicht verloren gaat. (De heer SPIT: Mag ik u nog het volgende vragen? Mij is niet duidelijk of uw fractie nu na de toezegging van het College wel of niet zal stemmen voor of tegen de motie nr. 709 inzake opkomstbevorderende maatregelen bij de verkiezingen. U deelde namelijk mede dat uw fractie zal stemmen tegen de motie nr. 715 inzake communicatie. Daar was het antwoord van het College hetzelfde.) Van de motie over opkomstbevordering heb ik gezegd dat het College een negatief preadvies geeft, maar in feite de motie wel uitvoert en er ook geld voor heeft. Het is aan de fractie van de VVD, als eerste ondertekenaar, om er een reactie op te geven. Met betrekking tot motie nr. 715 inzake communicatie heb ik de indruk - die hebt u in de commissie niet kunnen wegnemen - dat er zoveel over dit onderwerp is gepubliceerd, bibliotheken vol, dat het College een argument heeft om te stellen dat het wel degelijk onderzoek wil doen, maar dan toegespitst op de verschillende communicatie-instrumenten die de gemeente heeft en op wat het effect daarvan is bij het onderhouden van de relatie met de burger. Dat heeft mij meer overtuigd dan uw betoog in de com- missie van advies. De moties nrs. 677, 678, 688 en 716, ingetrokken zijnde, maken geen onder- werp van behandeling meer uit. De motie nr.592, aangehouden zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit. De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen: 45' Motie van 17 december 1997 van het raadslid Bijlsma inzake het Hoofd- net Fiets (Gemeenteblad afd. 1, nr. 858, blz. 3723). 46' Motie van 17 december 1997 van het raadslid Bijlsma inzake demonstra- tieprojecten op het gebied van duurzaam bouwen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 859, blz. 3724). 47' Motie van 17 december 1997 van de raadsleden Van der Laan, Meijer mevr. Schutte en mevr. De Jong inzake het instellen van een fonds ter bevor- dering van de geschiedschrijving in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 860, blz. 3725). De moties zijn (worden) voldoende ondersteund en worden terstond in behandeling genomen. De heer YALIN: Mijnheer de Voorzitter. De inzet van de heer Levie bij de financiële beschouwingen was: eerlijk delen. Vandaag willen wij dezelfde lijn volgen, maar om eerlijk te kunnen delen, moeten wij wel inzicht hebben op wat wij hebben te verdelen; dat is het eerste aspect. Het tweede aspect is dat van eerlijk delen tussen de stad en de stadsdelen. Het derde aspect is: vandaag en de toekomst. Ik zal in dat verband enige afzonderlijke moties/- amendementen behandelen. De discussie over de systematiek van de begroting komt elk jaar terug, met name als er een motie wordt ingediend waarmee iets van de rompbegroting - wordt teruggehaald, geactualiseerd of op een andere manier wordt ingezet. Dan wordt van de kant van het College altijd gesteld, dat dit onmogelijk en onredelijk is. Kortom: het kan niet anders. Dat "het kan niet anders" is in het hele proces van voorbereiding van de begroting voor de Raad niet helder geworden. Volgens de spelregels kan de Raad uiteraard altijd over alles praten. Alles gaat immers uiteindelijk altijd om politieke besluiten, maar die moeten uiteraard wel gestoeld zijn op redelijke overwegingen. Zo hebben wij, samen met D66 en de VVD, een motie ingediend waarin wij hebben gevraagd om ons een transparante begrotingssystematiek voor te leggen, dus het proces van planning en control samen met financieel beheer in één lijn te brengen, zodat wij met het College een goede discussie kunnen voeren. Dat vergt natuurlijk nogal wat; dat realiseren wij ons heel goed. Het heeft ook te maken met inzet en organisatie van het gemeentelijk apparaat. Daarom hebben wij het College gevraagd om voor 1 maart 1998 voorstellen terzake te doen, zodat wij de resultaten ervan kunnen betrekken bij de collegeonderhandelingen. Ik herhaal dat nu, want het is wel aardig gezegd - als ik mij niet vergis is het in de Raad ook unaniem geaccordeerd - maar het moet ook kunnen worden gerealiseerd. Het kost natuurlijk wel tijd, ook van onze ambtenaren. Als ik dan kijk naar motie nr. 605 van de heer Arda inzake een financiële verkenning 1998-2008, zie ik daarin een andere invalshoek. Dat vraagt nogal wat, zeker als het gaat om personele inzet. Daarom heeft het College terecht gezegd, dat het hier gaat om verschillende bestuursperiodes. Men kan moeilijk zeggen wat een volgend bestuur, bijvoorbeeld over acht jaar, moet gaan doen. Wel zou men zich kunnen beperken tot bijvoorbeeld de consequenties van infrastructurele projecten enz. Wij hebben ten opzichte van deze motie nog steeds een kritische houding, hoewel het College die, met enige kanttekeningen, positief heeft gepreadviseerd. Naar onze mening moeten wij ons bij onze verwachtingen realistisch opstellen. Als wij vragen om een verkenning voor tien jaar, kan men altijd roepen dat het niet perfect is; die mogelijkheid ligt dan voortdurend op de loer. Ik wil hierbij ook een amendement van de heer Levie betrekken, dat kan worden gezien als een soort vingeroefening met betrekking tot de romp-begro- ting. Ik doel op amendement nr. 665 inzake kadertrainingen voor sportorgani- saties. Wij hebben begrepen dat dit niet echt noodzakelijk is, hoewel de portefeuillehouder dit in eerste aanleg wel zelf had aangevraagd. Ik wil hiervoor een nieuw amendement indienen, gezien de behoefte van de Amsterdamse Sportraad aan extra financiering. De eerste reactie van het College was, dat het op deze manier niet mogelijk is. Ik zal nu graag een reactie op ons nieuwe amendement krijgen. Ik kom tot mijn tweede thema, delen tussen stad en stadsdelen. De Raad heeft de beslissing genomen tot fusie van enige stadsdelen en beperking van het aantal. Aan dit besluit was de voorwaarde verbonden dat het niveau van de dienstverlening gelijk zou moeten blijven. Dit wil zeggen dat ook het aantal loketten gelijk moet blijven. Op het moment dat stadsdelen fuseren, krijgen zij echter te maken met een andere financiering uit het Stadsdeel- fonds. Dit betekent dat zij moeten bezuinigen. Bij de eerdere discussie is van de kant van het College gesteld dat het allemaal wel meevalt. Die houding betreuren wij. Wij zouden graag zien dat het College gelijk heeft en dat stadsdelen na fusie geen enkel probleem hebben, maar ik zal graag vernemen of het College bereid is, voor de komende zomer een onderzoeksresultaat te presenteren waaruit blijkt dat de beoogde bezuinigingen kunnen worden gerealiseerd danwel of stadsdelen gelijk hebben als zij zeggen dat zij meer financiële middelen nodig hebben en waarom. Stadsdelen zullen wellicht niet voor 100% gelijk hebben, maar wij willen hierin wel graag inzicht hebben. Een volgend punt in dit verband is, dat de gemeente de afgelopen jaren aanzienlijke financiële impulsen heeft gehad. Daarom kunnen wij bijvoorbeeld ook meer projectsubsidies aan stadsdelen verstrekken. Van de kant van stads- delen horen wij echter, dat het allemaal mooi en aardig is, maar dat zij wel voorbereidingskosten moeten maken die niet direct terug te voeren zijn naar hun financiële capaciteit. Wij hebben een en ander vertaald in onze motie nr. 602. Gezien enige van de overwegingen erin komt echter toch de discussie op gang over de voeding van het Stadsdeelfonds. Moet die ook worden gewijzigd? Ik wil een gewijzigde motie indienen waarin die eis van wijziging niet voor- komt, maar waarin wij vragen drie zaken uit te zoeken. In de eerste plaats willen wij weten of de stadsdelen voldoende profiteren van de inkomsten van de gemeente Amsterdam, naast Gemeentefonds en onroerend-zaakbelasting; ik denk in dit verband ook aan andere zaken als bijvoorbeeld inkomsten uit deelnemingen. In de tweede plaats moeten wij kijken naar de verhouding tussen incidenteel/projectgebonden geld en structurele ruime voor de stadsde- len. Is die de afgelopen jaren niet scheefgegroeid? In de derde plaats moet worden nagegaan of de eigen bijdragen van de stadsdelen voor projecten en voorbereidingskosten niet onevenredig zwaar op de begroting van de stads- delen drukken. In de Commissie voor Financiën enz. is het onderzoek van Moret inzake de reserves aan de orde geweest. Wij verwachten de resultaten daarvan in de loop van februari 1998. Het lijkt ons van belang, ook gezien de discussie tijdens de algemene beschouwingen over de algemene reserve, duidelijke spelregels te hebben. Eén ding is echter wel duidelijk: uiteindelijk is de hoogte van de algemene reserve een politiek besluit. Dat moeten wij echter wel funderen op technische spelregels en die onderbouwing moet wel helder omschreven zijn. Als wij nu discussiëren over de algemene reserve, de bestemmingsreserve en de voorzieningen, blijkt dit niet altijd helder te zijn. Niet altijd is duidelijk, waarom welk onderdeel waarvoor beschikbaar is. Soms komt dit onze onderhandelingspositie ten goede, maar vaststaat dat het voor ons als raadsleden toch lastig is. Ik wil voor enige amendementen ten slotte een gewijzigde tekst indienen. Dat betreft in de eerste plaats amendement nr. 718 inzake de coöperatieve vereniging in de Amsterdamse haven, De Koperen Ploeg. Uit de discussie blijkt, dat men de functie van de vereniging belangrijk vindt, maar dat de financiering een probleem is. Wij stellen nu voor, een bedrag van fl 20.000 voor de inrichting van het nieuwe pand te leveren en dit te dekken uit de mogelijke onderuitputting van het verleende krediet voor de nieuwe huisves- ting van de Havendienst. Voor de amendementen nrs. 634 en 644, beide betrekking hebbende op de Belastingwinkel, willen de indieners eveneens een nieuw amendement indienen, onder handhaving van de strekking ervan. In het nieuwe amendement komt een structurele subsidie van fl 4300 ten laste van de begrotingspost overige uitgaven maatschappelijke dienstverlening. Ten slotte wil ik een opmerking maken over amendement nr. 651 met betrekking tot de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW). Al enkele jaren wordt er een discussie gevoerd over het inzetten van de gelden voor armoedebeleid. Zijn die puur bedoeld voor bestrijding van de armoede, of kunnen die ook worden ingezet voor activiteiten ten behoeve van de onderkant van de samenleving, bijvoorbeeld voor herintredingsactiviteiten, kwijtschelding enz.? Onze lijn is tot nu toe altijd geweest, dat, als de financiering hiervan niet mogelijk blijkt, wij altijd kunnen terugvallen op de armoedegelden. Als het echter mogelijk is en als er manieren zijn om het op een andere manier te financieren, moeten wij onze gelden voor armoedebe- strijding zuiver voor dit doel inzetten. Ik dien hiervoor een nieuw amendement in, waarin staat dat het kwijtscheldingsbeleid in hoofdzaak dient te worden gefinancierd uit lokale heffingen, met als uitgangspunt dat de sterkste schou- ders de zwaarste lasten dragen. In de eerste versie van het amendement was het zo sterk geformuleerd dat er voor het College geen weg terug meer was. Daarom hebben wij nu de door mij aangegeven overweging opgenomen. Het uitgangspunt is dat de gelden voor armoedebestrijding zuiver worden gehouden. De moties/amendementen nrs. 602, 634, 644, 651, 665 en 718, ingetrokken zijnde, maken geen onderwerp van behandeling meer uit. De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen: 48' Motie van 17 december 1997 van de raadsleden Levie, mevr. Irik en Houterman inzake een onderzoek naar de voeding van het Stadsdeelfonds (Gemeenteblad afd. 1, nr. 861, blz. 3726). 49' Amendement van 17 december 1997 van de raadsleden mevr. Hoogland, Levie en Van Bommel inzake de Belastingwinkel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 863, blz. 3728). 50' Amendement van 17 december 1997 van de raadsleden mevr. Irik, Levie, Hulsman en Niamut inzake de uitvoeringskosten werkgelegenheidsbeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 864, blz. 3729) 51' Amendement van 17 december 1997 van het raadslid Levie inzake de Amsterdamse Sportraad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 865, blz. 3731). 52' Amendement van 17 december 1997 van de raadsleden Cherribi en Balai inzake de inrichting van het nieuwe pand van De Koperen Ploeg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 866, blz. 3731). De motie/amendementen zijn (worden) voldoende ondersteund en worden terstond in behandeling genomen. De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil beginnen met het geven van een klimaatschildering van de preadvisering van het College. Ik moet mij hierin helaas grotendeels aansluiten bij de inbreng van de heer Meijer, aangezien ook wij het gevoel hebben dat het preadvies in het algemeen "niet overhoudt". De toonzetting is vooral gebaseerd op de ouderwetse monistisch- bestuurlijke invalshoek. Af en toe wordt de indruk gewekt dat het College het zelfs hinderlijk vindt dat er zoveel moties komen, in plaats van een meer dualistische opstelling te kiezen, waarbij men het fijn vindt dat een aantal mensen wil meedenken en met ideeën wil komen. Dat zou een ander klimaat kunnen scheppen. Naar onze mening was het gehalte azijn in de beantwoording vrij hoog. Ik noem een voorbeeld, waarbij de betrokken portefeuillehouder zelf mag bepalen of hij het wil zien als een compliment danwel als een kleine prikkeling; ik zie dat tevens als recordhouder op dit gebied. Ik doel op de wethouder voor Onderwijs en op motie nr. 738 van mevr. Peters. De beantwoording met betrekking tot het idee van een multifunctionele school heeft een hoog "Wim Sonneveld-gehalte": de motie wordt omarmd en de hemel in geprezen als een goed idee dat zeker moet worden uitgevoerd. De wethouder is dat ook van plan en omdat hij van zins is het idee van mevr. Peters over te nemen, staat in de laatste zin van het preadvies dat de motie derhalve overbodig is. Ik ben vandaag mild in mijn oordeel en ik ga er dus maar vanuit dat het niet meer is dan een typfout in de tekst en dat er had moeten staan: "derhalve is de motie niet overbodig." Ik geeft de wethouder dan ook graag alle ruimte om die typfout te corrigeren. Een heel ander preadvies - ik zou de wethouder voor Kunstzaken daarmee graag complimenteren, als die althans aanwezig zou zijn - betreft motie nr. 590 van mijn fractie over "Topkunst". Dat vinden wij een goed preadvies, ondanks het feit dat het negatief is. In het preadvies wordt in feite aangegeven dat het idee achter de motie goed is, maar dat het College op het terrein van kunsteducatie en het bevorderen van talent al het nodige doet. De wethouder meent dat eerder de vraag is, of er niet al te veel initiatieven worden genomen, zodat deze motie eerder tot verwarring zou kunnen leiden. Derhalve is de motie volgens de wethouder overbodig. Ik wil eerlijk zijn en zeggen dat het niet mijn bedoeling is, opnieuw het wiel uit te vinden. Wij zouden dan ook met het preadvies kunnen leven en de motie kunnen intrekken, als de wethouder c.q. zijn opvolger ook voornemens is, kunsteducatie en de mogelijkheid van bevordering van talent nog eens goed te herijken op de vraag of dit wel op de meest doelmatige wijze gebeurt en of er toch niet een klein gat in de markt is. Wellicht kunnen sommige jongeren bijvoorbeeld om budgettaire redenen of in verband met de achtergrond van het milieu waaruit zij komen hun talent moeilijker ontplooien dan kinderen uit andere milieus. (Wethouder BAKKER: Het antwoord op uw vraag is: ja.) Dan trek ik motie nr. 590 hierbij in. Ik heb begrepen dat mevr. De Jong enige wijzigingen zal aanbrengen in haar motie nr. 591 over de horeca. Wij zouden die gewijzigde motie van harte willen steunen, aangezien die een bouwsteen kan vormen voor het nieuwe pro- gramakkoord in 1998. Het zal niemand verbazen dat voor de VVD de inzet voor de verkiezingen mede een belangrijke verruiming van de openingstijden van de horeca zal zijn. Wij hebben een stap-voor-stap-procedure afgesproken. Ik heb van de heer Meijer begrepen dat de PvdA in ieder geval geen stap terug zou willen doen, maar wellicht een pas de plaats; D66 en de VVD zouden in ieder geval een stap vooruit willen maken. Onze motie nr. 604 betreft de monumenten in de stad, met name speciale monumenten. Het College heeft daarop een inhoudelijk goed preadvies uitge- bracht. Op basis daarvan kan de motie niet worden aangenomen. In overleg met de mede-indieners en ook met mensen van de belastingdienst hebben wij een nieuwe tekst opgesteld om op korte termijn toch tot een prudent beleid te kunnen komen; ik denk met name aan de Nieuwe Kerk. Ik vraag, of het College toch niet zou kunnen komen tot een andere definitie of een andere afbakening van speciale monumenten in de stad, die geen waarde hebben in het economisch verkeer, maar wel een heel belangrijke functie in de stad hebben. Wij zouden die bij de onroerend-zaakbelasting op een gedifferentieerde wijze willen behandelen. De nieuwe motie dien ik bij dezen in. Motie nr. 636 van de heer Robbers inzake XTC zullen, willen en kunnen wij uiteraard niet steunen, en wel om drie belangrijke redenen. In de eerste plaats stelt de heer Robbers c.q. D66 zich niet de vraag of wij XTC wel of niet op deze manier zouden moeten gaan verkopen. Gesteld wordt, dat wij het gaan doen; in de motie wordt alleen gevraagd te onderzoeken hoe wij het gaan doen. Dat is voor de VVD drie bruggen te ver. Wij zouden ons eerst - dat had ook de inhoud van de motie moeten zijn - moeten afvragen of wij überhaupt op deze manier in de toekomst met XTC zouden moeten omgaan. In de tweede plaats zijn wij van oordeel dat dit een typische "boemerang- motie" is, die ons nog verder van huis brengt dan de situatie nu al is. In de ogen van met name de Amsterdammers, maar ook wel een klein beetje in de ogen van het buitenland, zijn wij uit de neerwaartse spiraal van ons drugsbeleid gekomen. In de afgelopen twee tot drie jaar hebben wij kleine stapjes voorwaarts kunnen zetten en is de spiraal in de juiste richting omgebogen. De signaalfunctie van de hier gevraagde uitspraak zou naar onze mening uitermate verkeerd zijn. Het komt weinig geloofwaardig over als men met de linkerhand het aantal coffeeshops wil verminderen - niet alleen in verband met de overlast, maar ook vanuit het jongerenbeleid willen wij de problematiek van de coffeeshops in Amsterdam terugdringen - terwijl men met de rechterhand iets wil opbouwen wat in de ogen van de doelgroep en van het publiek toch in elkaars verlengde ligt. Ik weet dat de heer Robbers bij dit dossier het hart op de goede plaats heeft. Ik maak de fractie van D66 ook het compliment dat zij in ieder geval consistent is in haar denken, al hebben wij een andere mening. Ik zou de motie echter op dit moment als niet verstandig willen kwalificeren. Dit weerhoudt overigens de wethouder voor Volksgezondheid niet om met deze materie heel serieus bezig te zijn en ook de discussie met Den Haag vanuit de juridische invalshoek aan te gaan. Aanneming van de motie zou ik evenwel onverstandig achten. (De heer KÖHLER: Zou u in dit verband ook iets kunnen zeggen over alcoholgebruik? Nog geen vijf minuten geleden pleitte u voor ruimere openingstijden van de horeca.) Dat is juist bedoeld om het alcoholgebruik terug te dringen. Mensen die veel in de horeca verblijven staan niet bekend als "heavy users" van alcohol en hoe langer men in een horecagelegenheid verblijft, des te minder is men geneigd om snel te drinken. (De heer KÖHLER: Er komt dus straks een soort vergunning waarvan rantsoenering per klant een onderdeel wordt?) Liberalen geloven in zelfregulering. Burgers mogen het zelf bepalen en als zij voor de gezelligheid uitgaan kunnen zij zelf vaststellen of zij veel alcohol willen drinken. (De heer KÖHLER: Ligt dat bij XTC volgens u weer heel anders?) Bij XTC is niet het punt dat men niet te veel moet gebruiken, maar dat men het niet moet gebruiken. Van alcohol kan men nog zeggen dat men voor de gezelligheid een paar glazen drinkt, maar een paar pillen XTC gebruikt men niet voor de gezelligheid, maar om een heel concreet doel te bereiken. (De heer ROBBERS: Maar toch niet minder verplicht dan de vraag of men op een bepaald moment wel of geen alcohol neemt.) Daarin hebt u gelijk. Ik meen echter dat de gevaren van XTC nog groter zijn dan die van alcohol, al wil mijn fractie uiteraard de gevaren van alco- holverslaving niet ontkennen. Men zal echter hier weten dat de grootste alco- holverslaving in Nederland niet blijkt in horecagelegenheden, maar helaas bij de mensen thuis. De grootste alcoholconsumptie vindt plaats bij de mensen thuis en niet in de kroeg. Amendement nr. 658 van mevr. Schutte en motie nr. 683 van mevr. Spier gaan over het Amsterdams Promenade Orkest (APO), een onderwerp dat ons al jarenlang na aan het hart ligt. Zowel in verband met de cultuur als in verband met speciale werkgelegenheid verdient het orkest onze steun. Ik ben dan ook blij, dat mevr. Schutte en mevr. Spier kans hebben gezien om gemeenschappelijk, samen met de PvdA, tot een nieuwe motie te komen, waardoor hopelijk met een raadsmeerderheid het APO het voor de toekomst zal redden. Motie nr. 668 van de heer Bijlsma over de voetpaden is een motie die naar onze mening een toelichting en een goede interpretatie van het College be- hoeft, willen wij ervoor kunnen stemmen. Als wij het preadvies goed begrijpen - ik zou dat ook graag nog even van de heer Bijlsma horen - is het een motie die duidelijk is gericht op de recreatieve component van voetpaden in verband met onze groengebieden. Die wil men hiermee beter ontsluiten. Mensen kunnen daarmee worden gestimuleerd om op een verantwoorde en gezonde manier naar onze groengebieden te gaan en zich daar te bewegen. Met die definitie zal de motie de sympathie van de VVD kunnen krijgen. Wij lezen in de motie niet meer en niet minder. Bij amendement nr. 674 van mevr. Alkema over het koopsommenfonds kinderopvang wijs ik erop dat de indienster vanmiddag niet aanwezig is. Ik heb in goed overleg met haar afgesproken, dit onderwerp vanmiddag aan de orde te stellen. Het preadvies van het College is naar mijn mening terecht en tech- nisch ook juist. In het kader van de Operatie Slagvaardigheid is het correct dat het geld is teruggevloeid naar de algemene middelen. Het College had echter bij de Baak-besprekingen kunnen besluiten, dit onderwerp prioriteit te geven. Het College heeft dat niet gedaan en derhalve past het in de systema- tiek, dit amendement negatief te preadviseren. Mijn fractie - ik neem aan in dezen mede namens mevr. Alkema, de fracties van D66 en de PvdA te kunnen spreken - onderkent dat de technische preadvisering van het College terecht is. Wij zouden vandaag ook niet de middelen willen vrijmaken om alsnog te doen wat in het amendement wordt gevraagd, maar wij menen wel dat wij beleidsmatig, met name met het oog op de komende collegeperiode, een goed inzicht moeten hebben in de kinderopvang ten behoeve van ons gemeentepersoneel. Dat is om twee redenen van belang. De ene reden is dat een concurrerend arbeidsvoorwaardenbeleid nodig is omdat mensen die wij voor de gemeente willen aantrekken vaak goed letten op de voorzieningen voor kinderopvang. In de tweede plaats past het in ons emancipatie- en kinderopvangbeleid dat kinderopvang een essentieel onderdeel is. Om die twee redenen willen wij graag de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan kinderopvang in beeld hebben. Ervan uitgaande dat er op dit moment meer behoefte is dan capaciteit, zal duidelijk zijn dat er in het nieuwe programakkoord meer geld beschikbaar zal moeten zijn. Aan de nieuwe wethouder leggen wij dan ook de vraag voor, of een koopsommenfonds een structureel instrument is om te gebruiken, danwel of het een incidenteel instrument moet blijven zoals wij dat in het verleden hadden. Een motie van die strekking dien ik, mede namens mevr. De Jong en de heer Meijer bij dezen in. (De heer KÖHLER: Treedt nu deze motie inzake een onderzoek in de plaats van uw steun aan een van de moties om echt meer geld voor deze kinderopvang uit te trekken?) De bedoeling is, dat het amendement van mevr. Alkema wordt ingetrokken en wordt vervangen door de nieuwe motie nr. 868. Wij hopen daarbij, dat amendement nr. 675 van de heer Köhler wordt gehandhaafd. Een motie die in het College, maar met name in deze Raad discussie zou kunnen opleveren is motie nr. 679 van mevr. Spier over het Parkeerfonds. Wij zijn het uiteraard niet eens met het preadvies van het College en vermoedelijk ook niet met de meerderheid van de Raad. Het betoog van mevr. Spier is naar onze mening loepzuiver en glashelder. Wat ons betreft is het Parkeerfonds een zaak die te maken heeft met een inkomensstroom rond parkeren; wij hebben al eerder gesteld, dat uit dat fonds kleine maatregelen zouden kunnen worden getroffen op het gebied van parkeren, met name het bouwen van parkeerga- rages; men kan ook in met name de weginfrastructuur kleine projecten finan- cieren die het parkeren en de bereikbaarheid van de binnenstad verbeteren. De motie van mevr. Spier betreft grote infrastructurele projecten, bijvoorbeeld het aanleggen van de Noord-Zuidlijn, projecten waarbij wij meestal ook te maken krijgen met 5% financiering voor onze rekening. Wij vinden het princi- pieel onjuist en onzuiver, dit te financieren uit het Parkeerfonds. Wij komen tot die mening niet alleen vanuit onze eigen ideologie, maar ook denkend van- uit de ideologie van andere partijen. Als men het namelijk zo zou doen en dus bijvoorbeeld de Noord-Zuidlijn in de toekomst zou financieren uit het Par- keerfonds, zou dit twee gevolgen hebben. In de eerste plaats zou men het grootste deel van dat fonds niet meer gebruiken voor de kleine flankerende maatregelen die juist zo belangrijk zijn; men zou nog slechts tot één of twee maatregelen kunnen komen. Dat zou niet goed zijn voor de fijnmazige infra- structuur in en rondom de binnenstad. Dat zou de voorstanders van een betere bereikbaarheid van de binnenstad toch moeten aanspreken. In de tweede plaats is het idee achter het Parkeerfonds, dat degenen die daarvan voorstan- der zijn zich zouden moeten realiseren dat misschien ooit hun droom werke- lijkheid wordt dat er (bijna) geen geld meer in het fonds komt. Het gaat hier om een fonds waarbij geldt, dat hoe minder er in de toekomst in zit hoe beter het is voor mensen die niet behoren tot de fractie van de VVD. Als wij het parkeren in de stad in de toekomst willen terugdringen en er nog heel weinig wordt geparkeerd, zoals helaas een meerderheid in de Raad wil, zullen ook de parkeeropbrengsten teruglopen. Ik vind dat wij infrastructurele projecten voor de toekomst nooit moeten verbinden aan de opbrengst van een fonds dat als doelstelling heeft, zichzelf in de toekomst overbodig te maken of althans in te krimpen. Dan komt de stelling van mevr. Spier tot gelding en moet men ook nooit in de verleiding komen om dan het Parkeerfonds toch als een soort melkkoe te gaan gebruiken. Als er in de toekomst minder parkeerplaatsen zullen zijn, is er nog maar één middel om het fonds kunstmatig te voeden, namelijk onevenredig hoge parkeertarieven. Dan heeft het fonds niet meer het doel dat het tot nu toe heeft, namelijk het parkeerbeleid te reguleren, maar krijgt het een ander doel, namelijk parkeermaatregelen te financieren. Voor dat doel wil de VVD, conform haar verkiezingsprogramma, een infrastructuur- fonds hebben. Wij zijn er tegen dit te doen via het Parkeerfonds. (De heer MEIJER: Welk bewijs hebt u voor uw stelling dat het leidt tot een onredelijke tariefstelling en tot een te rigide parkeerbeheer?) Ik ga ervan uit dat de VVD het in de stad deze eeuw nooit alleen voor het zeggen zal krijgen. Als de meerderheid in de Raad van plan is enige duizenden parkeerplaatsen structureel te gaan verminderen, leidt dit tot lagere parkeer- opbrengsten, aangezien immers meters verdwijnen en het aantal vergunningen zal teruglopen. Als het - in uw filosofie - goed is, komt er dus steeds minder geld in het Parkeerfonds. Als u erg optimistisch bent, zou u het fonds in de volgende eeuw zelfs kunnen afschaffen. Dan heeft u uw doel bereikt, maar is er geen financieringsbron meer voor grote infrastructurele projecten die weinig te maken hebben met het Parkeerfonds. Derhalve zal er dan behoefte zijn aan een infrastructuurfonds. Als er dan straks nog slechts enkele dui- zenden parkeerplaatsen in de binnenstad over zijn en men het Parkeerfonds toch als een melkkoe wil gebruiken, is er nog maar één wapen over, namelijk het tarief te stellen op fl 20 of fl 30 per uur. Dan is de kans groot dat daarmee het paard achter de wagen wordt gespannen, want dan is er niemand meer die gaat parkeren en komt er ook nooit meer geld in het Parkeerfonds. (De heer MEIJER: Ik stel vast dat de lijn die het College in het preadvies aangeeft een andere is, naar ik aanneem ook van de wet- houder voor Financiën.) Dat weet ik niet. Collegevergaderingen zijn helaas niet openbaar en ik ben ook niet erg sterk in de Wet Openbaarheid van Bestuur. Ik geloof echter wel in de mondigheid van het College, in die zin dat het in de beantwoording wel zal laten blijken of ik de plank mis sla. Als de motie van mevr. Spier het niet haalt, hebben wij in deze zaal dit punt verloren, maar kunnen wij de mensen in de stad recht in de ogen kijken. Het is naar mijn mening onverstandig, de motie niet aan te nemen. (De heer KÖHLER: Een aantal leden van uw fractie heeft toch in de vorige raadsperiode voor het Verkeers- en Inrichtingsplan gestemd? Daarin was sprake van een heel beperkte afname van het aantal par- keerplaatsen, gekoppeld aan een zeer sterke stijging van de prijs per uur. Dat levert dan toch extra opbrengsten op?) Per saldo is dat niet het geval. Bij de stellingname van de VVD zou het Parkeerfonds in de toekomst niet groeien c.q. zelfs afnemen. Het Parkeerfonds is begonnen onder die titel en de VVD is ooit al een keer soepel geweest door te zeggen dat er niet alleen parkeergarages uit zouden kunnen worden betaald, maar ook andere verkeeersinfrastructurele zaken. Dan denken wij echter aan kleinschalige projecten. Het is voor ons nooit een verkeersinfrastructuurfonds geweest. Dan zouden wij onszelf te kort doen. Ik durf niet tegen de volgende generatie te zeggen dat wij zo weinig uitgeven aan verkeersinfrastructuur. Ik noem de IJrail en de Noord-Zuidlijn. Dat zijn geen projecten die zich lenen om te financieren uit het Parkeerfonds. Daarvoor moeten wij uit de algemene middelen beleidsmatig miljoenen guldens uittrekken, als een hoofdzaak van beleid. Daarin vindt men dan de VVD achter zich en kan men op ons rekenen. Wij willen daarvoor niet het parkeerbeleid als melkkoe gebruiken c.q. in de volgende eeuw te weinig investeringskapitaal hebben. (Wethouder mevr. TER HORST: Ik treedt niet in uw conclusie, maar wil wel iets zeggen over uw veronderstellingen. Is het wel zo dat het aantal parkeerplaatsen in Amsterdam minder wordt? U hebt het in feite alleen over de binnenstad. In het VIP hebben wij afgesproken dat het aantal plaatsen in de binnenstad met 3000 zal dalen, zonder compensa- tie. Ik ga ervan uit dat de plaatsen die met compensatie verdwijnen ook geld zullen blijven opleveren. Als men het over de gehele gemeente bekijkt, komen er alleen maar betaalde parkeerplaatsen bij. Aangezien de hele stad, zowel de binnenstad als de stadsdelen, afdragen aan het Mobiliteitsfonds, zullen naar mijn mening de inkomsten in dat fonds alleen maar toenemen. Is derhalve uw veronderstelling wel juist? Die is wel essentieel voor uw verdere betoog.) Wat de binnenstad betreft bent u naar mijn mening iets te optimistisch. Ik denk dat, als u en de meerderheid van de Raad gelijk krijgen, de inkomsten zullen teruglopen. De stadsdelen en de voeding van die kant vormt een ander punt van discussie; die discussie zou ik liever na de verkiezingen voe- ren. Ik wil echter wel alvast een voorschotje nemen, door de stellen dat de VVD niet in de markt is om in alle stadsdelen betaald parkeren in te richten, als dat erop is gericht de verkeersinfrastructuur in de stad te financieren. Als wij in bijvoorbeeld de Rivierenbuurt betaald parkeren zouden willen invoeren, is dat bedoeld om in die buurt de zaken te reguleren en daar via blauwe zones en parkeergarages de zaak te verbeteren. Er blijft wat ons betreft dan geen cent over voor de centrale stad of de binnenstad. Wij gaan ervan uit dat het parkeerbeleid alleen voor de omgeving relevant is. Ik wil er niet moeilijk over doen als het gaat om de vraag of het dan precies de Rivierenbuurt zou moeten zijn danwel of dit iets kan worden opgerekt; wij zouden de stad ook kunnen opdelen in zes of acht zones. Ik ben echter geen voorstander van de omgekeerde weg, waardoor mensen in de Rivierenbuurt straks veel geld moeten betalen om ervoor te zorgen dat de Ringweg om Noord kan worden betaald. Dat hebben wij niet voor ogen. Mocht dat de bedoeling van deze Raad zijn, dan gaan wij nog een leuke verkiezingscampagne tegemoet. Ik kom op het onderdeel Sport. Naar onze mening is de laatste zeven jaar in deze portefeuille, met name als het gaat om het Sportaccommodatiefonds, veel en goed werk verricht. Mijn fractie mist in dat verband echter het perspectief voor de komende drie jaar. Het gaat mij dan om twee richtingen. In de eerste plaats is voor ons niet duidelijk, hoeveel geld wij de komende jaren in het genoemde fonds nodig zouden hebben om de geplande voorzieningen te betalen. Ik verzoek de wethouder, dit in januari aan ons te presenteren. Wat is het optimale beeld voor dit fonds voor de komende jaren, ook met het oog op het nieuwe programakkoord? In de tweede plaats is er geen beleidsmatige visie als het gaat om de vraag, hoe de sportaccommodaties in de stad worden verdeeld over de verschillende wijken. Er is, historisch, sprake van een onevenredige ontwikkeling, die tot gevolg heeft gehad dat de meeste accommodaties zich rond de Zuidas hebben ontwikkeld, van het Olympisch Stadion naar het Amsterdamse Bos, inclusief de Roeibaan. Aan die zuidkant van de stad zijn heel veel en heel goede sportvoorzieningen, ook op het gebied van topsport. Gezien de ontwikkeling langs de Zuidas, zal daar sprake zijn van gouden gronden. Het is de vraag of men daar in de toekomst verder moet gaan als het gaat om versterking van de topsport. Zou het ook in verband met het saamhorigheidsgevoel in de stad niet beter zijn, de ontwikkeling langs de Zuidas, als het gaat om topsport, om te buigen in een Noord-Zuidlijnontwikkeling? Kunnen wij ook niet een aantal topsportvoorzieningen koppelen aan de ligging van de Noord-Zuidlijn? Ik wijs op de situatie zoals wij die thans kennen op het gebied van huisvesting van studenten door de metrolijn naar Zuidoost. Zo zou men ook voor sportvoorzieningen een koppeling tot stand kunnen brengen met de Noord- Zuidlijn. Als er aan de zuidkant voldoende accommodaties zijn, kan ook worden gedacht aan de ontwikkeling aan de noordkant. Ik denk aan een van de idealen die wij nog hebben, namelijk een indoor-topsporthal. Die zou ook kunnen worden gepland aan de noord- of de westkant van de stad. Ik herinner aan de nota die ik samen met de heren Niamut en Levie heb ingediend. Met betrekking tot de Zuidas wijs ik erop, dat daar wel ruimte is voor optimalisatie, maar niet voor uitbreiding. Dat sterkt ons in het gevoel - ik verwijs naar amendement nr. 700 over het De Mirandabad - dat het ook om die reden verstandig zou zijn als het College nog eens zou nadenken over de plaatsbepaling van het binnen- en het buitenbad daar. Ik ga ervan uit dat wij in de toekomst in de compacte stad aan de Zuidas nog meer compacte visies moeten ontwikkelen en dat het hebben van een binnen- en een buitenbad daar van essentieel belang is. Als wij een prioriteit zouden moeten aangeven tussen het Zuiderbad en het De Mirandabad, heeft voor ons het laatste meer waarde als het gaat om de buitencomponent; aan de binnencomponent zouden wij dan niet de prioriteit willen geven. Er is de afgelopen jaren veel over dit onderwerp gesproken en de wethouder voor Sport heeft wellicht op dit punt een andere mening dan de wethouder voor Financiën. Wij willen in ieder geval in het openbaar zeggen dat naar onze mening het oordeel van de wethouder voor Financiën juist is. Men moet niet in het Sportaccommodatiefonds de voeding vinden voor het De Mirandabad. Binnen de systematiek van dat fonds past dit niet. Men moet ook niet tijdens de wedstrijd de spelregels veranderen, dus het kan niet worden betaald uit het genoemde fonds. Ik meen dan dat hier de stelling geldt: waar een wil is, is een weg. Ik wil niet de systematiek veranderen, maar als Mozes niet naar de berg kan komen, moet de berg maar naar Mozes. Dan moeten wij maar het impopulaire besluit nemen, de extra voeding van het Sportaccommodatiefonds voor 3,5 miljoen gulden in te trekken. Dat komt dan in eerste instantie terug in de begroting voor Sport en van daaruit kan dan alsnog een bedrag beschikbaar worden gesteld voor het binnen- en buitenbad van het De Mirandabad. Gelukkig is inmiddels ook het argument van het College dat men mensen niet moet dwingen om gelukkig te worden achterhaald. Ook bij het dagelijks bestuur van het stadsdeel Rivierenbuurt is inmiddels de grondhouding ten aanzien van het buitenbad veranderd; men is bereid, de toekomstige exploitatie voor rekening van het stadsdeel te nemen. Dat zou het voor ons ook gemakkelijker moeten maken om het De Mirandabad te redden. Ik heb dan ook de eer om mede namens de leden Hulsman, Levie en Arda een nieuw amendement in te dienen tot behoud van het binnen- en het buitenbad. (De heer NIAMUT: Als u het zo stelt, kunnen wij daarmee leven, zij het dat er eigenlijk geen stedelijke afstemming is geweest met be- trekking tot de locatie van het De Mirandabad en de relatie van een 50- meterbad. Hoe ziet u dat? Ik herinner eraan dat wij een nota hebben ingediend met betrekking tot de versterking van de sportactiviteiten in een ander deel van de stad.) U hebt gelijk als u ervan uitgaat, dat de voeding niet mag komen uit het Sportaccommodatiefonds, aangezien dit niet is gericht op recreatieve voorzie- ningen. Als wij bij het De Mirandabad denken aan topsportaccommodatie, begeven wij ons op glad ijs; de accommodatie wordt overigens wel door "top- sportactieve mensen" gebruikt, al zijn het geen topsporters. Kijkend naar uw nota inzake Zuidoost - ik wil daarbij ook betrekken het inzicht dat de wethouder hopelijk zal geven in de totale behoefte in het Sportaccommo-datie- fonds - meen ik dat dit stadsdeel zou moeten komen bij de topdrie prioritei- ten als het gaat om de sportieve infrastructuur. Ik denk aan de discussie die vorige week in de commissie van advies is gevoerd over het sportpark dat wij daar moeten realiseren, maar ook aan de omniverenigingen in Zuidoost en de omnisporthal daar. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de wethouder bij de topdrie of top vijf prioriteiten van het nieuwe Sportaccommodatiefonds Zuidoost een hoge plaats zal geven. De heer Meijer heeft al iets gezegd over motie nr. 709 van de heer Hooijmaijers over opkomstbevordering bij de gemeenteraadsverkiezingen, in analogie met amendement nr. 715 van de heer Spit over communicatie. Ik be- treur het wat, dat ik de portefeuillehouder, de Voorzitter van deze Raad, toch moet kapittelen, niet op zijn beleid ten aanzien van communicatie, maar wel ten aanzien van zijn financiële huishouding. Het kan en mag niet zo zijn dat een portefeuillehouder, welke dan ook, kan zeggen dat het prima ideeën zijn en dat er ruimte genoeg is in het budget. Dit betekent namelijk, dat de financiële discipline in die portefeuille niet goed is geweest, danwel dat er bij de Baak-besprekingen is gemarchandeerd in het behoeftenpatroon, zonder er concrete ideeën voor te hebben. Nog erger zou zijn als kwade geesten, als zij ergens dekking voor zoeken ten behoeve van een niet verantwoorde motie, met dekkingen komen uit het communicatiebudget. De Voorzitter zou dan geen been hebben om op te staan als hij zou zeggen dat hij het niet kan missen. Wat is immers het antwoord op het amendement van de heer Spit? Dat het een goed idee is; het kan gemakkelijk want er is geld genoeg voor. Datzelfde gebeurt bij de motie-Hooijmaijers. Ik wil echter mijn zegeningen tellen - ik neem aan dat dit ook geldt voor de heer Spit - door geen stemming te vragen, maar de motie in te trekken, zodat het gevraagde zal worden uitgevoerd. Uit oogpunt van financiële systematiek en discipline acht ik het echter niet de schoonheidsprijs verdienen. In het preadvies op de motie van mevr. Spier (nr. 710) over het Meldpunt Vrouwenopvang wordt een toezegging gedaan. Als die gestand wordt gedaan, willen wij de motie intrekken. Ik kom bij motie nr. 712 van mevr. Spier inzake aidspreventie voor vrou- wen. Wij zijn, als ik het netjes formuleer, wat teleurgesteld in het preadvies, maar als wij van ons hart geen moordkuil maken - helaas kunnen wij op het preadvies alleen de wethouder c.q. het College aanspreken - moet ik helaas zeggen dat het preadvies kennelijk is geschreven door iemand die met de rug naar de realiteit staat. Iemand, een College, een wethouder, een ambtenaar of een raadslid die de problematiek zo analyseert en zo in hokjes denkt, iemand die denkt dat heteroseksuele vrouwen niet tot de risicogroep c.q. tot de doelgroep voor preventie zouden behoren, heeft naar mijn mening niet in de gaten, hoe breed en hoe diep de problematiek in de samenleving is gepene- treerd. Die ziet ook niet, hoe wij in de campagne ten aanzien van het gebruik van voorbehoedsmiddelen ook vrouwen als doelgroep hebben; die ziet niet, dat er helaas ook kinderen worden geboren die al bij de geboorte zijn besmet met aids. Dat heeft niet alleen te maken met heroïneprostitutie, maar het gaat ook om kinderen die zijn voortgekomen uit heteroseksuele of biseksuele relaties. Het zou het College sieren als deze motie de volle steun van het College zou kunnen krijgen. Het is toch ook geen schande om toe te geven dat een preadvies soms wat minder gelukkig is geweest. Motie nr. 701 van de VVD betreft de mogelijkheid om een verzekerings- pakket voor Amsterdammers te ontwikkelen via ons gemeentelijk verzeke- ringsbeleid. Voor een deel heeft dat wellicht te maken met ons beleid inzake armoedebestrijding en dan zou de motie zich lenen voor behandeling in januari 1998. Wij hebben echter gemeend dat de motie toch vandaag op de stemmings- lijst zou moeten worden opgenomen. Die biedt immers een bredere kans dan de kerntaak van armoedebestrijding. Het voordeel dat wij kunnen bieden, zowel als het gaat om gespreide betaling als waar het gaat om een hopelijk collectieve korting, zou de voorziening toegankelijk kunnen maken voor een bredere groep dan alleen die welke te maken heeft met ons armoedebeleid. Verder zou een heel belangrijke andere doelgroep in de stad hiervoor in aanmerking kunnen komen, namelijk de kleine middenstand, met name de buurtwinkeliers, die ondanks hard werken toch in de problemen zijn gekomen. Juist bij deze doelgroep is het verzekeringspakket een belangrijk onderdeel van hun kosten. Als wij daar soelaas zouden kunnen bieden, zou dat voor die doelgroep van belang zijn, reden waarom wij het van belang zouden vinden als motie nr. 701 in stemming zou komen. (De heer SPIT: Ik wil nog graag een opmerking maken naar aanleiding van hetgeen u hebt gezegd over het feit dat de leden van het College in de zaal aanwezig moeten zijn bij dit soort besprekingen. Ik ben het daarmee eens. Ik vind echter, dat ook de andere raadsleden de beleefdheid moeten opbrengen om naar een betoog over moties te luisteren. Dat is namelijk niet uitsluitend gericht op het College, maar ook op de andere leden van de Raad.) Ik sluit mij voor 300% aan bij de heer Spit! De moties/amendementen nrs. 590, 604, 674, 683, 700, 709 en 710, ingetrok- ken zijnde, maken geen onderwerp van behandeling meer uit. De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen: 53' Motie van 17 december 1997 van de raadsleden Houterman, Levie en Arda inzake monumentale gebouwen met een hoge gebruikswaarde, maar een nog onduidelijke economische verkeerswaarde (Gemeenteblad afd. 1, nr. 867, blz. 3732). 54' Motie van 17 december 1997 van de raadsleden Houterman, mevr. De Jong en Meijer inzake kinderopvang voor gemeentepersoneel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 868, blz. 3733). 55' Motie van 17 december 1997 van de raadsleden Houterman, Hulsman, Levie en Arda inzake het De Mirandabad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 869, blz. 3734). De moties zijn/worden voldoende ondersteund en worden terstond in behandeling genomen. Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Met betrekking tot mijn motie nr. 591 inzake een proef met gevarieerde sluitingstijden van de horeca is door verschillende fracties gesproken over de problematiek van de overlast en over de vraag hoe die moet worden opgelost. Mijn fractie meent, dat het op dit moment niet haalbaar is om voor maart de proef te doen en ik wil derhalve een gewijzigde motie indienen, die mede is ondertekend door de heer Houter- man. Daarin vragen wij, nu in ieder geval zo snel mogelijk met de evaluatie van het horecabeleid te komen, zodat er een pakket gereed ligt en er door de nieuwe Raad kan worden gesproken over de wenselijkheid van een experiment. Dan moet in ieder geval klaar zijn waar wij nu al zo lang om vragen. Ik hoop dat de fractie van de PvdA de nieuwe motie eveneens zal kunnen steunen, want in feite heeft de heer Meijer toch ook gevraagd om die evaluatie. De heer Yalin heeft een kritische opmerking gemaakt over motie nr. 605 van de heer Arda inzake een financiële verkenning 1998-2008. De motie is overigens positief gepreadviseerd. Ik wijs de heer Yalin erop, dat in de motie niet wordt gevraagd om een gedetailleerd toekomstbeeld. Dat zou onzinnig zijn, want dat zou als het ware iedere week moeten worden bijgesteld. Wat wij vragen is een aantal modellen, scenario's waarlangs een en ander zou kunnen gebeuren. Ik wijs erop dat dit in het bedrijfsleven een heel normaal model is. Ook andere gemeenten en overheden doen dat en naar mijn mening zou het ook voor Amsterdam nuttig kunnen zijn. De heer Robbers zal straks nader ingaan op de motie (nr.636) over XTC; hij is daarvan beter op de hoogte. Met motie nr. 654 van mevr. Alkema over bestandskoppeling is het wat wonderlijk gesteld. Sommige leden hebben er principiële bezwaren tegen; dat is op zichzelf nog niet zo verwonderlijk. In het preadvies van het College staat echter dat de zaken die mevr. Alkema vraagt al gebeuren. Is de wet houder dan bezig met een beleid dat niet wordt gedeeld door een groot deel van de Raad? Is de motie dan overbodig of klopt het preadvies niet? Mijn fractie vindt vervolgens dat motie nr. 664 van de heer Arda inzake het jeugdsportproject Topscore zeker niet overbodig is, zoals in het preadvies wordt gesuggereerd. Als dat al het geval is, zal ik graag horen waar dit beleid dan is verwoord, zodat wij dat kunnen nalezen. Wij hebben dat nu ner- gens kunnen vinden en derhalve is naar ons oordeel de motie niet overbodig. Wij zijn het eens met de geformuleerde doelstellingen in motie nr. 681 van de heer Breunissen over milieubelastende emissies, maar naar onze mening wordt voor een groot deel al tegemoet gekomen aan de wensen bij de opstelling van het Milieubeleidsplan 2000-2003; dat is ook in het preadvies al aangegeven. Er is wel een beperkte reikwijdte als gevolg van de Verordening op de Stadsdelen. De bedoeling van het milieubeleidsplan is steeds geweest, van onderop afspraken te maken. Als men dus het beleid wil herformuleren, zal men dit moeten doen in samenspraak met de stadsdelen; men kan nu niet iets topdown droppen. (De heer BREUNISSEN: Dat heb ik ook in de commissie van advies gezegd. Ik ben het ermee eens dat het van onderop moet gebeuren, maar wij moeten ons daarvoor dan uiteraard wel gaan inzetten.) Die inzet is er wel, ook in het milieubeleidsplan. (De heer BREUNISSEN: Die is er kennelijk niet, want het College preadviseert de motie negatief.) Het College wil het niet van bovenaf vaststellen en preadviseert daarom negatief. Ik meen, dat men bij het opstellen van een nieuw milieubeleidsplan samen met de stadsdelen doelen moeten vaststellen. Dat kunnen wij hier niet van tevoren al doen. (De heer BREUNISSEN: Als wij hier iets voor onszelf als beleidsuit- gangspunt formuleren, kunnen wij dat niet meteen aan de stadsdelen opleggen. Dat zijn onderscheiden zaken.) Ik vind dat toch een imperialistisch soort politiek. (De heer MEIJER: Ik meen dat in het verleden van de kant van de verantwoordelijke wethouder al toezeggingen zijn gedaan om te komen tot kwantificeerbare doelstellingen.) Inderdaad, in samenspraak met de stadsdelen. (De heer MEIJER: Mijn fractie krijgt uit het preadvies de indruk dat het College toch wat aan het schuiven is.) Die indruk heb ik niet. In het preadvies staat duidelijk, dat een samen met de stadsdelen op te stellen milieubeleidsplan hiervoor in aanmerking komt. Ik weet, dat er ook bij de stadsdelen de wens bestaat om gezamenlijk tot kwanti- ficeerbare doelstellingen te komen. Ik vind het dan ook geen goed signaal vanuit de centrale stad om zoiets hier te bepalen. (De heer BREUNISSEN: Vorig jaar heeft uw fractie gestemd voor een motie om die kwantificeerbare doelstellingen op te stellen. Nu geven wij hieraan een inhoudelijke invulling en krabbelt u terug. Nu vindt u het imperialistisch. Dat is dan toch vreemd.) Men moet die doelstellingen wel maken en men moet wel kunnen controleren wat men doet, maar wij kunnen hier niet van tevoren die zaken vastleggen; dat is gewoon mijn mening. Wat de heer Houterman heeft gezegd over motie nr. 712 van mevr. Spier over aandacht voor heterovrouwen bij aidsbestrijding begrijp ik heel goed. Hoewel het klopt dat die vrouwen niet als eersten een erkende risicogroep vormen, is het wel zo dat iedereen risico loopt en dat heterovrouwen in dezen een sterk in opkomst zijnde categorie vormen. Ik zal van de wethouder dan ook graag vernemen of het preventiebeleid voldoende overkomt bij die groep vrouwen. Als dat het geval is, zou de motie overbodig zijn. Het is echter te stellig gezegd, als in het preadvies wordt gesteld dat bekend is dat heteroseksuele vrouwen geen risicogroep vormen. Het is ook een verkeerd signaal naar jonge vrouwen in de zin van "ons overkomt dat niet". (De heer KÖHLER: Betekent dit nu dat u de motie zult steunen?) Ik ben het ermee eens dat, als men een opstelling maakt van risicogroepen, deze categorie onderaan staat, maar er moet wel voldoende aandacht aan worden besteed, zeker nu blijkt dat de groep groeiende is. Als het College daarvoor oog heeft en daarvoor extra maatregelen zullen worden getroffen, ga ik ermee akkoord. (De heer KÖHLER: In de motie wordt gevraagd om onderzoek. Als daaruit blijkt dat er veel aan de hand is, moeten er ook activiteiten op het gebied van preventie worden ondernomen.) Ik wil graag eerst horen wat de wethouder hierover zal opmerken. Naar aanleiding daarvan zal ik dan met mijn fractie nader overleggen. Over amendement nr. 720 van de heer Niamut inzake verlengde schooltijden en voorschoolse opvang - ik heb overigens begrepen dat de tekst nog zal worden gewijzigd - wil ik nog opmerken dat ik het niet eens ben met het preadvies van het College op de tekst die er nu ligt. Er liggen allerlei onder-zoeksresultaten en wij vinden dat daarmee nu snel iets moet worden gedaan; het moet niet bij onderzoek blijven. Motie nr. 591, ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit. De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 56' Motie van 17 december 1997 van de raadsleden mevr. De Jong en Hou- terman inzake sluitingstijden van de horeca (Gemeenteblad afd. 1, nr. 870, blz. 3735). De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. De aanleiding tot het indienen van mijn motie nr. 636 inzake XTC was gelegen in een acuut probleem dat zich, dwars door alle bestaande regelingen en overtuigingen met betrekking tot gezondheidszorg enz. heen, in Amsterdam voordeed en dat aan de orde is gesteld in een rechtstreekse vraag van Amsterdamse jeugd aan het stadsbestuur. Van die kant is gesteld dat zij niet eerbiedig naar het stadsbestuur zullen luisteren als dit zegt dat zij het spul niet moeten gebruiken, aangezien zij dit zelf willen beslissen. Wel willen zij op ons kunnen rekenen in die zin dat, als er iets op het etiketje staat, dit ook in het potje zit. Daarvoor is de overheid wel verantwoordelijk, niet voor de morele keuze of iets goed of slecht is. Op grond daarvan heb ik mijn motie ingediend. In het preadvies bevestigt het College een aantal waarnemingen en het onderstreept nog eens dat die constatering niet inhoudt dat XTC maar een onschuldige stof is. Dat heb ik in de motie ook niet gezegd en dat zegt het College ook niet. Wij gaan geen aanbeveling afgeven om het maar flink te gebruiken, zoals de heer Houterman suggereerde. Wel willen wij ervoor zorgen dat de overheid verantwoordelijkheid neemt in die zin dat men wat wordt aangeboden in zuivere vorm krijgt. De Warenwet geldt voor alles in Nederland. Er zijn in dit verband wettelijke bezwaren. Ik heb echter niet gevraagd om legalisering. Ik heb ook geen theoretische vraag gesteld, maar een concrete. Wat moet er gebeuren om ons een instrument te geven om een gecontroleerd aanbod voor degenen die XTC willen gebruiken mogelijk te maken? Het College heeft, met al die kanttekeningen, gezegd dat het dit wil onderzoeken. Terwijl deze discussie in gang was, bleek dat de vervuiling nog vele malen groter was dan was verondersteld en dat die in korte tijd zeer sterk gegroeid is. Nu weet niemand meer welk een troep er wordt verhandeld. Het is slecht, die situatie te ontkennen en er niets aan te willen doen. Daarom heeft mijn fractie de motie ingediend, in de bereidheid er iets aan te doen. Ik heb begrepen dat het College inmiddels al heel snel een begin heeft gemaakt met een onderzoek; wellicht kunnen wij daarover nog iets vernemen. De inzet van mijn fractie is, een acuut, aanwijsbaar probleem op te lossen, niet om een open discussie over van alles en nog wat te voeren en maar wat te roepen. Wij zijn uit op het bereiken van concrete stappen tot verbetering van de gezond- heidsrisico's zoals wij die nu signaleren. Ik ben dan ook blij met het preadvies. (De heer HOUTERMAN: U stelt dat u een acuut probleem wilt oplossen en u onderschrijft naar ik aanneem ook mijn stelling dat het gaat om een illegale zaak. Moet u dan niet eerst de vraag beantwoorden, hoe men er een legaal product van kan maken om dan vervolgens te kunnen zorgen dat het van een zuivere kwaliteit is? U begint de discussie nu aan de andere kant.) Ik begin aan dezelfde kant als die waar wij zijn begonnen met de coffee- shops. Toen wij daar begonnen was het ook niet gelegaliseerd. Ook bij de experimenten die nu van overheidszijde worden ingezet op het gebied van heroïne is legalisatie daaraan niet voorafgegaan. Mijn inzet is, dat wij moeten kijken of er iets mogelijk is zonder eerst de lange juridische weg af te lopen. Misschien moet er wel een kleine wijziging in de regelingen tot stand komen en moet worden gekeken naar de door u genoemde bijlage bij de Opiumwet. Mijn bedoeling is, te kijken naar wat wij kunnen doen zonder eerst het groot- ste probleem op te lossen. Ik wil een voorzet geven voor de oplossing van een acuut en actueel probleem. (De heer HOUTERMAN: Stel dat die redenering, die ik niet deel, de juiste zou zijn, deelt u dan minimaal de mening van mijn fractie dat dit probleem op het bordje ligt van de Haagse politiek?) Als wij bij de coffeeshops hadden gewacht tot Den Haag stappen had ondernomen, hadden wij geen enkel beleid in Amsterdam gevoerd. (De heer HOUTERMAN: Ik neem aan dat u het met mij eens bent dat dit geen Amsterdams probleem is. Dan moet het toch ook in Den Haag, zowel juridisch als medisch, worden opgelost? Wij moeten hier geen Atlasfiguur willen zijn en alle problemen van de wereld hier willen oplossen.) (De heer SPIT: De vergelijking die steeds wordt gemaakt tussen XTC- beleid en softdrugsbeleid is onjuist. In de Raad is immers nadrukkelijk afgesproken dat dit twee principieel strikt gescheiden zaken zijn. Die grens moet men dan ook niet overschrijden. Verder begrijp ik niet, dat de heer Robbers als uitgangspunt neemt dat de overheid verantwoor- delijk zou zijn voor de kwaliteit - zelfs in termen van de Warenwet - van op de illegale markt verspreide spullen. Daarvoor heeft de overheid geen enkele verantwoordelijkheid.) (De heer MEIJER: Ik wil graag een reactie op de door mij gemaakte opmerking dat, als het door de heer Robbers gevraagde zou worden gerealiseerd en als dus het onderzoek daartoe zou leiden, dit betekent dat wij in feite de bijl zetten aan de wortels van ons drugsbeleid, namelijk het onderscheid tussen softdrugs en harddrugs. Als de overheid dat zelf gaat doorkruisen, stelt zij de basis van het eigen beleid ter discussie. Heeft de heer Robbers die overweging ook betrokken bij zijn voorstel?) In antwoord op de interruptie van de heer Houterman merk ik op dat mij uiteraard bekend is, dat minister mevr. Borst op dit moment minister voor Volksgezondheid is. Ik verwacht dan ook niet anders dan dat bij het eerste snelle onderzoek van het College ook de vraag zal zijn betrokken wat de visie van de Regering is met betrekking tot de gezondheidsaspecten. Ik verwaarloos verder - dit in antwoord aan de heer Spit - niet de grenzen tussen hard- en softdrugs. De keuze inzake eerst legaliseren en dan het concrete probleem oplossen geldt voor beide. Bij de softdrugs hebben wij dat gedaan door middel van de coffeeshops, voordat die drugs zijn gelegaliseerd. Wij doen dat, op initiatief van Den Haag, bij heroïne zonder dat die eerst wordt gelegaliseerd. Wij kunnen dus nu wel degelijk iets doen. (De heer MEIJER: Bij heroïne gaat het om en strikt medische doel- groep.) Natuurlijk is dat experiment van een andere orde dan dat met betrekking tot de coffeeshops. Mijn punt is echter, dat het blijkbaar niet noodzakelijk is om het eerst over legalisering eens te worden voordat wij iets kunnen doen. Mijn motie strekt ertoe, na te gaan wat eventueel kan worden gedaan om het acute probleem op te lossen. Ik heb nadrukkelijk niet legalisering als een soort voorwaarde vooraf gesteld. Dat wil ik ook niet doen, ook niet als daarop in de Raad wordt aangedrongen. Ik overschrijd daarmee geen grenzen. De heer Spit sprak over de Warenwet. Men kan zeggen dat men het probleem maar op zijn beloop wil laten, aangezien het gaat om een illegale stof. Dat is echter uit oogpunt van gezondheidszorg niet goed; wij helpen op andere fronten ook illegalen op dit gebied. Jongeren vragen ons ook geen moreel oordeel over wat zij wel of niet doen; zij zijn autonoom in hun houding. Wel zeggen zij, dat zij bang zijn, dat zij het ene denken te krijgen maar in feite iets krijgen waarvan zij niet weten hoe goed of slecht het is. Voor dat kwaliteitsprobleem doen zij een beroep op de overheid. (De heer MEIJER: Ik ben geraakt door uw bewogenheid op dit punt, maar ik wil toch nog even terugkeren tot het uitgangspunt. Hebt u overwogen of er wellicht nog heel andere manieren zijn om het ver- schijnsel van de vervuiling, ook met steun van de gemeente en andere betrokkenen, aan te pakken? Moeten wij wel meteen deze enorme sprong vooruit maken door te stellen dat de gemeentelijke overheid hierin een rol moet spelen?) Als u de strekking van mijn motie en ook van het preadvies goed bekijkt, zal duidelijk zijn dat er met dit preadvies op dit moment voor mij geen aan- leiding is om te zeggen dat het College nog eens iets anders zou moeten zoe- ken. Het College wil immers het probleem serieus bekijken en onderzoek doen. Als er al in eerste instantie een zodanig zware blokkade komt dat, aangezien de stof voorkomt in bijlage 1 bij de Opiumwet, daarmee alle mogelijkheden zijn geblokkeerd, zou mijn eerste vervolgvraag zijn om verder te zoeken. Landelijk heeft D66 al voorgesteld, na te gaan of XTC geen aparte categorie zou moeten vormen, gezien het karakter van de stof. (De heer HOUTERMAN: Wat ons het meeste pijn doet is het feit dat u geen verschil maakt tussen medische problematiek, als aan de orde bij het experiment met heroïne, en een "recreatief probleem" als bij het gebruik van XTC.) Als er doden vallen bij het gebruik van XTC is dat geen luxeprobleem of recreatief. (De heer HOUTERMAN: Die dode valt dan niet als gevolg van versla- ving. Het gaat om een andere categorie mensen, die om recreatieve redenen willens en wetens een product gebruiken. Bij het heroïneexperiment betreft het een geheel andere doelgroep van mensen die al jarenlang verslaafd zijn en om die reden in een medisch experi- ment komen. U brengt dit experiment, ook in de politieke discussie, in gevaar door nu de achterdeur open te zetten naar ook een XTC-experi- ment. Ik wil in dit verband ook vragen om een reactie van de Voorzitter. Ik had het preadvies wat luchthartig naast mij neergelegd, in de veronderstelling dat het altijd kan gebeuren dat zoiets ertussendoor glipt. Gezien de interpretatie van de heer Robbers en zijn volharding in zijn standpunt, zouden wij het antwoord van het College graag gestart zien niet op basis van het preadvies, maar eerst de discussie willen aangaan over de vraag of dit preadvies, met de lading die de heer Robbers aan de zaak heeft, nog wel het preadvies van het College is. Wellicht kan het College de schorsing straks gebruiken om er ook even politiek beraad over de voeren.) (De VOORZITTER: Wij komen erop terug.) De heer Houterman is wel erg enthousiast om aan dit debat nog meer gewicht toe te voegen dan de motie beoogde. Ik wijs er nogmaals op dat, gezien de aankondiging die ons heeft bereikt, ik erop reken dat het College zal komen met een notitie waarin de positie is aangegeven waarin het vooronderzoekje ons brengt. Aan de hand daarvan zal ik nagaan of de motie dan nog een nuttig doel dient. De heer Houterman moet nu niet vooruitlopen op het debat dat nog zal volgen; ik heb het College er nog steeds niet over gehoord, maar ik verwacht dat wel. (De heer HOUTERMAN: Het uitgangspunt van het debat vanavond is niet het preadvies zoals het er nu ligt.) Ik neem aan, dat dit wel het geval is, want het College heeft tot nu toe nog geen ander geluid laten horen. De heer ARDA: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil beginnen met mede te delen, welke moties en amendementen wij zullen intrekken. Amendement nr. 607 over het tarief van de Afvalstoffenheffing kan worden ingetrokken, aangezien wij uit het preadvies hebben begrepen dat dit in de begroting Binnenstad in feite al is uitgevoerd. Amendement nr. 631 van de heer Ten Have over de Gemeentelijke Archief- dienst kan vervallen. Wij hebben ons laten overtuigen door de motivering van het College dat bij afweging van belangen in dit geval de criminaliteits- bestrijding meer prioriteit heeft. Het amendement nr. 632 van de heer Robbers trekken wij in omdat uit het preadvies van het College blijkt, hoe belangrijk het project Heb hart voor je stad is. Bedrijfsleven en vrijwilligers werken samen aan het leefbaar maken van de stad. Amendement nr. 693 van de heer Ten Have trekken wij ook in. Ook hier wordt door het College een afweging gemaakt die wij bij nader inzien kunnen volgen. De door mij ingediende motie nr. 739 over extra geld in het kader van monitoring van het grote-stedenbeleid trek ik in, omdat wij met het College inzien dat het misschien wel meer geld vergt dan wij beschikbaar wilden stel- len. Voor amendement nr. 674 van mevr. Alkema inzake kinderopvang zal, onder meer namens D66, een andere tekst worden ingediend. De heer Houterman heeft die al aangekondigd. Het amendement nr. 674 trek ik nu dan ook in. Voor de amendementen nrs. 691 en 697 inzake de structurele prioriteit ver- keersplanologen zal een nieuwe tekst worden ingediend. Wij zien het preadvies op het nieuwe amendement tegemoet. Het is medeondertekend namens het CDA. Amendement nr. 692 van de heer Ten Have betreft een bedrag van fl 60.000 bij Grondzaken, te dekken uit twee posten. Het College zegt in het preadvies doodleuk dat het zonder dat geld met het personeelsbeleid niks wordt. Voors- hands zijn wij door zo'n argument niet overtuigd, wetende dat er in het perso- neelsbeleid veel geld omgaat. Ik kan mij niet goed voorstellen dat met ons voorstel het beleid tot mislukken gedoemd zou zijn. Ik zal graag een wat explicieter preadvies krijgen. Ik heb al laten blijken dat, als D66 overtuigd is, ik bereid ben moties in te trekken. Met betrekking tot het amendement nr. 700 van de heer Houterman inzake het De Mirandabad merk ik op dat het geen geheim is dat mijn fractie in de commissie van advies reserves heeft getoond ten opzichte van deze wijze van werken. Wij hadden geconstateerd, dat het stadsdeel niet erg zat te wachten op het geld en wij meenden het niet te moeten opdringen. Ook was ons niet duidelijk of de exploitatie, als het bad open zou blijven, geregeld was. Er hebben ons geluiden bereikt in die zin dat het stadsdeel van gedachten is veranderd en graag zou zien dat het zwembad blijft bestaan. Het heeft echter ook voor gezorgd, onder meer met medewerking van collegepartij D66 aldaar, voor een bijdrage van eenvierde deel aan de exploitatiekosten. Vandaar onze steun aan dit amendement. Tenslotte kom ik bij mijn amendement nr. 734 over de Stichting Turks Onderwijs Centrum (STOC). Het amendement wordt negatief gepreadviseerd, maar er is wel sprake van een tegemoetkoming: een lager bedrag uit een ander potje. Ik ga niet meer discussiëren over de vraag of het uit het oorspronkelijk aangegeven potje echt niet kon. Ik maak liever dankbaar gebruik van het potje dat het College heeft gevonden en derhalve zal ik een nieuw amendement indienen, voorzien van handtekeningen namens alle democratische fracties, om het oorspronkelijke bedrag te halen uit de stelpost Bijzondere Initiatieven op Onderwijsgebied. De moties/amendementen nrs. 607, 631, 632, 674, 691, 693, 697, 734 en 739, ingetrokken zijnde, maken geen onderwerp van behandeling meer uit. De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen: 57' Amendement van 17 december 1997 van de raadsleden Ten Have, Goed- hart en Arda inzake verkeersplanologen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 871, blz. 3737). 58' Amendement van 17 december 1997 van de raadsleden Arda, Niamut, mevr. Peters, Hulsman, Van Bommel, Van Duijn en Yalin inzake de Stichting Turks Onderwijs Centrum (Gemeenteblad afd. 1, nr. 872, blz. 3739) De amendementen zijn/worden voldoende ondersteund en worden ter-stond in behandeling genomen. De heer KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil eerst een algemene opmerking maken over het armoedebeleid, beter gezegd de spreiding van de armoede, en over het wachten op nieuwe regelingen voor inkomenssteun in diverse vormen voor mensen met een minimuminkomen. Mijn fractie heeft daarover in haar nota, getiteld "Armoede, doe er wat aan" in mei enige voor- stellen gedaan. Uit die periode dateren overigens ook voorstellen van de fracties van de PvdA en de SP. Wij constateren tot ons leedwezen dat wij ons zelfs nu, bij de vaststelling van de begroting voor 1998, terwijl er in 1998 ook veel rijksgeld voor dit doel te verdelen is, volgens het College over deze voorstellen nog niet kunnen uitspreken. Het uitbrengen van een preadvies daarop heeft het College zo lang laten duren dat het nu, na de inspraak die op zichzelf natuurlijk altijd nuttig is, pas op 4 februari 1998 besluiten in de Raad wil laten nemen. Mensen die kwaad willen zien, zullen zeggen dat het natuurlijk geen toeval is, dat de uiteindelijke toedeling van geld aan groepen die dit hard nodig hebben, pas een maand voor de verkiezingen plaatsvindt. Zo kwaadsprekend wil ik niet zijn; ik denk dat het wel toeval is, maar dan wel een zeer ongelukkig toeval. Wij betreuren het bijzonder, dat op dit punt het beleid van de gemeente de afgelopen jaren vooral heeft bestaan uit studies, conferenties enz. en dat pas helemaal aan het einde van de zittingsperiode van dit College zaken kunnen worden gedaan. (Mevr. IRIK: Bent u niet van mening, dat het een heel mooie zaak zou zijn als het beleid voor 1998 eind maart voor het grootste deel zou zijn uitgevoerd? Het is toch uniek als wij dit al in het eerste kwartaal doen?) Het lijkt mij normaal, een begroting op te stellen en de gelden toe te wijzen voordat een jaar begint, zodat men in januari het beleid kan aanvangen. Ik meen, dat de Raad zich ook al veel eerder had kunnen uitspreken over voorstellen die er lagen van onze kant, maar ook van de kant van uw fractie en die van de SP. Dat is steeds opgeschort naar aanleiding van de vrijwel ieder kwartaal toegezegde reactie van het College. Nu moet ik con- stateren dat pas anderhalf jaar na onze voorstellen en ook nog nadat het jaar al is ingegaan, waarin veel geld te verdelen valt, met het College zaken vallen te doen. Ik betreur dat. Het lijkt ook weinig zinvol, onze moties op dat punt nu in stemming te brengen, want andere partijen zullen dan roepen dat er in februari over zal worden gesproken, zodat zij er nu tegen zullen stemmen. Wij voelen ons door deze vertraging dan ook genoodzaakt onze amendementen nr. 594 en 660, alsmede de moties nrs. 661, 662 en 663 nu in te trekken. Wij zullen er uiteraard op terugkomen bij de discussie in februari 1998. Wij zullen dan natuurlijk ook zaken als de bijverdienregeling en een eindejaarsuitkering voor mensen die al langdurig van een minimum moeten rondkomen opnieuw op tafel leggen. Dan zal wel blijken, welke fracties, als het erop aankomt, hun steun willen geven. Andere sprekers hebben ook al een (voor mij maar half begrijpelijk) debat gevoerd over de motie van de heer Robbers (nr. 636) over de verkoop van XTC, beter gezegd de gecontroleerde verkoop van XTC of, nog beter, een onderzoek daarnaar. Wij zien het zo, dat gecontroleerde verkoop niet legalisering, maar regulering betekent. Dat is dan ook de vergelijking die men kan maken met de situatie bij softdrugs. Gecontroleerde verkoop kan grote voordelen hebben, want het hoofddoel is, te voorkomen niet zozeer dat XTC wordt gebruikt - dat voorkomt noch bevordert men met een motie - maar te voorkomen dat er te veel vervuilde en nagemaakte XTC wordt geslikt. Daarvan zijn de gevaren voor de volksgezondheid nog veel groter dan die van het middel zelf. Daarom kan naar mijn mening worden onderzocht of wij tot gecontroleerde verkoop kunnen komen en, als dit kan, of daaraan door de gemeente mede vorm aan kan worden gegeven. Dat is mijns inziens wat in de motie wordt gevraagd en waarop het College ja zegt. Ik begrijp dan ook niet, wat daartegen van de kant van de PvdA en nog meer van de VVD het bezwaar is. Wij zullen, voor zover wij nu de argumenten hebben gehoord, de motie steunen. Iets wat er naar mijn mening in ieder geval niets mee heeft te maken, is de genoemde scheiding tussen hard- en softdrugs. Daar gaat het uitsluitend om een scheiding van verkoopplekken. Er is in het gemeentelijk beleid nooit een scheiding gemaakt tussen het wel toestaan van softdrugs en niet van hard- drugs. Als ik zie, wat het beleid van de gemeente is ten aanzien van de verkoop van alcohol, kan men toch niet volhouden, dat altijd ons beleid is geweest dat verkoop van harddrugs moet worden bestreden en dat die van softdrugs moet worden gelegaliseerd. Dat is niet aan de orde. Die scheiding is gemaakt om praktische redenen, die ik nu niet zal opsommen. De gereguleerde verkoop van softdrugs is, net als bij andere gevaarlijke stoffen, een kleiner kwaad dan het zomaar zijn gang te laten gaan. Daaraan geven wij dan ook de voorkeur. Om die reden lijkt dit ons een nuttig voorstel en ik heb begrepen dat ook het College het zo leest. Vooralsnog hebben wij alleen te doen met de motie als zodanig en met het preadvies namens het College. (De heer HOUTERMAN: Als ik het goed begrijp zou uw fractie er ook voorstandster van zijn om, buiten het medisch experiment om, gecontro- leerde verkoop van heroïne toe te staan. U acht dat immers voor XTC ook redelijk.) Dat zou dan op dezelfde manier op een rijtje moeten worden gezet, maar in tegenstelling tot XTC is dat al in vele onderzoeken gebeurd. Nagegaan is bijvoorbeeld of daaruit extra gebruik zou voortkomen. Het probleem bij heroïenerzijds de hoop dat allerhande automatisering en wijziging in de werkwijze kan leiden tot meer efficiency, terwijl anderzijds sprake is van nieuwe taken, reorganisatie en een overgangsfase. Wij menen dat het van belang is, te bekijken of niet alleen incidenteel maar ook structureel de capaciteit zoals die tot dusver is berekend voor alle werk wel toereikend is. Dat wordt gevraagd in deze motie. De wethouder heeft in de commissie inmiddels toegezegd dat hij dit alles op een rijtje zal zetten: wat is de reële prognose inzake een kleiner aantal mensen als gevolg van automatisering en een groter aantal doordat er extra taken zijn? Hoe past een en ander in het reorganisatieplan? De wethouder zal hierover nadere gegevens overleggen bij de discussie in de Raad over het reorganisatieplan. Wij hechten eraan, ook naar buiten toe duidelijk te maken, dat de Raad er niet al bij voorbaat van uitgaat dat het allemaal met veel minder mensen kan. Wij zijn blij, dat het College hierop in positieve zin ingaat en tegen de letterlijke inhoud van de motie geen bezwaar heeft. Ik wil niet onvermeld laten, dat wij ook blij zijn met het feit dat er aan de hand van ons amendement nr. 656 veel meer geld beschikbaar komt voor de Voorschool, zij het dat mijn fractie dat wel weer zelf heeft moeten zoeken. Het zou beter zijn geweest als het College in de begroting zelf de politieke intenties die het heeft ook had waargemaakt. Met vereende krachten hebben wij echter alsnog mogelijkheden gevonden om dit project van de grond te helpen tillen. Motie nr. 657 betreft het meten van de uitstroom bij in eerste instantie de z.g. Melkert-2-banen, maar ook banen die straks vallen onder de Wet Inscha- keling Werkzoekenden (WIW). Ik wil alle misverstand wegnemen als zou het ons erom gaan dat op dit moment niet goed zou worden gemeten. Duidelijk moet echter zijn, dat tot nu toe bepaalde gegevens ontbraken die van groot belang zijn. Waar gaat de uitstroom naartoe, naar een andere baan of juist terug naar werkloosheid? Om een en ander goed te kunnen afzetten tegen de (wellicht nog aan te scherpen) doelstellingen bij Melkert-2-banen en wellicht nog andere banen in het kader van de WIW, zou in de toekomst nog beter moeten worden gemeten. Na overleg met andere fracties dien ik nu een nieuwe motie in. Ik kom bij amendement nr. 658 inzake het Amsterdams Promenade Orkest. De vraag is, in hoeverre dit nog voldoende door de gemeente zal kunnen worden ondersteund om straks buiten de WRA-groep, waarin de sociale werkplaatsen enz. zijn georganiseerd, toch een toekomst te hebben. In het preadvies wordt gesteld dat het onderzoek nog gaande is en dat nu geen uitspraken zouden moeten worden gedaan. Inmiddels circuleert de eerste versie van de resultaten van dat onderzoek. Daaruit blijkt in ieder geval, dat er nog wel toekomstkansen zijn om de belangrijke functie van het APO, zowel voor de kunsteducatie als voor de werkgelegenheid, te kunnen blijven vervullen. Daarvoor moet dan echter de gemeente zich niet verder terugtrekken. Derhalve zou in ieder geval de huidige subsidie van fl 150.000 die er is in het kader van de kunsteducatie, alsmede de mogelijkheid om uit de Wet Sociale Werkvoorziening, dus buiten de WRA-groep om, wel loon- kostensubsidie te blijven doorsluizen, moeten worden gehandhaafd. Dat zou van de kant van de gemeente minstens op tafel moeten worden gelegd om een kans van slagen voor de toekomst te bieden. Door de fracties van de PvdA en de VVD was al een amendement (nr. 683) ingediend. Ik dien nu mede namens hen een nieuw amendement in. Amendement nr. 671 van de heer Breunissen betreft de inrichting van de Oeverlanden, waar wij niet zomaar intensieve recreatie willen, maar recreatie met gebruikmaking van de natuur die er nu is en die dus ook niet mag worden vernield. Het College heeft toegezegd dat het inrichtingsplan zeer binnenkort aan de orde zal komen. Dat werd in het amendement gevraagd en dat is derhalve nu overbodig. Amendement nr. 672, eveneens van de heer Breunissen, gaat over de Groene Gids, die informatie zou moeten geven over de recreatieve mogelijkheden in het groen binnen de stad en aan de randen daarvan. Wij hechten daaraan grote waarde. Het project moet nog vorm krijgen; de voorstellen moeten nog nader worden uitgewerkt. Wij zien het als een uitstekend project, maar het College zegt in het preadvies ook, dat wij aan een deel van het geld dat wij ervoor wilden uittrekken niet kunnen komen, namelijk dat voor het achterstallig onderhoud van de Noordzeeweg. Wij hebben daarom een nieuw amendement gemaakt, medeondertekend namens D66 en de PvdA, om fl 50.000 incidenteel te reserveren teneinde het project in overleg met de gemeente verder te laten uitwerken en daarvoor de prioriteit voor sportevenementen (topsport) met fl 50.000 te verlagen. Dat lijkt ons mogelijk omdat dit geld is bestemd voor onder meer de fusie van het Olympisch Steunpunt Amsterdam en de Stichting Amsterdam Topsportevene- menten, waarvoor ook al andere gelden waren gereserveerd. Onzes inziens kunnen de gelden dan ook, zonder die taken af te breken, met fl 50.000 worden verlaagd, waarmee het project Groene Gids van de grond kan komen. Ik dien het gewijzigde amendement in. Motie nr. 673 inzake een hoofdnet Voet wil ik intrekken, aangezien het College een voorstel overneemt om een plan inzake wandelpaden in het groen verder uit te werken en te betrekken bij de Groennota. Daarmee willen wij het voorshands maar doen. Wij zullen er bij de verdere discussie wel op terugkomen, want er is voor de voetgangers ook buiten het groen wel iets te coördineren in de stad, zoals betere doorgaande wandelroutes in de binnen- stad naar bijvoorbeeld musea aan de rand van de binnenstad. Het is dus te weinig als alleen maar wordt gestudeerd op wandelroutes in het groen, maar het is een eerste stap. Amendement nr. 675 gaat over een bedrag van fl 900.000 extra voor de kin- deropvang bij de gemeente. Dat amendement willen wij handhaven. Wij zijn niet onder de indruk van het preadvies. In het amendement hebben wij vastge- steld dat er in het verleden een afspraak was om geld dat niet werd verdeeld over de diensttakken en de stadsdelen en dat overbleef in de centrale pot, toch voor dit doel aan te wenden. Dat werd dan gestort in het koopsommen- fonds. Op een gegeven ogenblik is dat opeens niet meer gebeurd. Men beroept zich dan op de beslissing om allerlei kredieten die niet worden opgemaakt terug te laten gaan naar de algemene middelen. Dat is ook niet onze kritiek. Die is, dat het geld door het College niet is gebruikt voor het doel waarvoor het bestemd was. De afspraak was dat, voor zover het niet werd gedecentraliseerd, de restgelden voor de koopsommen zouden worden gebruikt, dus voor extra plaatsen bij de kinderopvang. Het geld had dus niet moeten terugvloeien. Dat is naar onze mening een fout die dient te worden gecorrigeerd, hetgeen in financieel-technische zin kan door vast te stellen dat er nu extra geld is overgebleven dat ten onrechte niet is toegekend aan deze kinderopvang. Dat is in de algemene reserve gekomen en wij willen dat er weer uit halen om het alsnog aan te wenden voor het doel waarvoor de Raad het had bestemd. Er is een lange wachtlijst en er kan dus voor een groot aantal jaren uit zo'n koopsommenfonds een groot aantal plekken bij komen. Tegen motie nr. 868 waarin voor de toekomst om een studie wordt gevraagd, is op zichzelf geen bezwaar, maar die lost niets op; daarmee komt er geen plaats extra bij. De Raad zou daarmee accepteren dat er ten onrechte fl 900.000 is weggevloeid uit de middelen die bestemd waren voor kinderopvang. Daarmee nemen wij geen genoegen en wij roepen dan ook de diverse fracties die dit zo aan het hart gaat, zoals de PvdA en de VVD, op om ons amendement nr. 675 te steunen. Dit is financieel deugdelijk gedekt. (De heer MEIJER: In onze gemeenschappelijke motie nr. 868 wordt gevraagd om een reactie van het College voor maart 1998. Het gaat dus om een actie op afzienbare termijn.) Wij kunnen dan geen financiële besluiten nemen en de post van fl 900.000 zijn wij dan kwijt. Bovendien mogen wij dan alleen maar hopen dat er een politieke meerderheid zal komen om in de begroting voor 1999 toch weer extra geld uit te trekken. Wij zullen ook niet tegen motie 868 stemmen, maar het is essentieel iets anders dan nu te zeggen, dat het geld dat ten onrechte is weggelekt maar dat de Raad daarvoor wel had bestemd, alsnog voor dit doel beschikbaar moet komen. Daartoe strekt ons amende ment. Uw motie is op zichzelf nuttig, maar vormt geen argument om ons amendement niet te steunen. Dan moet u gewoon zeggen dat u ermee akkoord gaat dat het geld is weggelekt en dat u meent dat de zaak niet kan worden teruggedraaid. (De heer SPIT: U zou gelijk hebben als u hard kon maken dat het ten onrechte is weggelekt. Dat hebt u niet gedaan.) De politieke afspraak was, dat het geld dat bij de decentralisatie over de diensttakken overbleef - het gaat om restjes die bij elkaar worden opgeteld - zou kunnen worden ingezet voor een koopsommenfonds. Dat is ook jarenlang gebeurd en zonder enig besluit of nadere discussie in de Raad is dat op een bepaald moment ineens niet meer gedaan. Nu zit het geld al als een meevaller in de rekening. Het is via de rekening naar de algemene reserve gesluisd en daar willen wij het weer uit halen. (Wethouder mevr. TER HORST: Ik ben nog niet zo lang wethouder voor Personeelszaken. Kunt u mij zeggen waar die politieke afspraak vastligt?) Die is gemaakt tijdens de discussies voorafgaande aan deze raadsperiode. Toen werd besloten, het geld niet langer centraal in te zetten, maar te ver- sleutelen. Wel zou het nog centraal worden verdeeld, dus niet aan diensttakken worden toegekend. Tevens is toen vastgesteld dat er restjes zouden overblij- ven. Die hebben wij centraal gehouden en daarover is, met instemming van de Raad, besloten die centraal via het koopsommenfonds in te zetten voor ditzelf- de doel. (Wethouder mevr. TER HORST: Ik ken u als iemand die altijd heel goed gedocumenteerd is en dus vraag ik nogmaals, of een en ander ergens vastligt.) Ik heb - ik neem aan dat het ook voor u geldt - de stukken gekregen van het Gemeentelijk Vrouwenoverleg. Als u mij vraagt, het dossier nog voor u bijeen te sprokkelen, wil ik dat voor morgenmiddag wel proberen te doen. Overigens meen ik dat u die taak dan wel zelf bij de preadvisering op u had moeten nemen. (Wethouder mevr. TER HORST: In de twee voorgaande jaren is het op die manier gebeurd, dit jaar niet. De heer Houterman wees er al op dat in het College is verwezen naar de motie-Houterman/Levie, die als strekking had dat, als er geld overbleef, dit niet automatisch moest worden herbestemd of moest worden gereserveerd voor hetzelfde doel, maar dat een nieuwe afweging moet worden gemaakt. Dat is wat het College heeft gedaan. Wij hebben het geld dat overbleef toegevoegd aan de rekening en het is als prioriteit weer opgevoerd. Ik meen dat die lijn niet strijdig is met wat u erover zegt.) (De VOORZITTER: Ik wijs erop dat het inmiddels 16.30 uur is. Als de heer Köhler meent nog enige tijd aan het woord te zijn, stel ik voor de discussie nu te schorsen en vanavond door te gaan. Er zal collegeberaad zijn van 16.30 uur tot 17.00 uur; dat kan niet worden uitge steld. Ik stel dan ook voor, nu over te gaan tot schorsing; de heer Köhler zal zijn betoog dan om 19.30 uur kunnen afronden. Ik wijs er overigens nog op dat wethouder Bakker op dat tijdstip niet aanwezig zal zijn, aangezien hij ons zal vertegenwoordigen bij de Koningin.) Ik wil dan nu volstaan met nog in te gaan op de vraag van wethouder mevr. Ter Horst. Naar mijn mening is de motie over het terugvloeien van de kredie- ten die de wethouder noemt er ten onrechte bijgehaald. Als het gaat om bij- voorbeeld een fietskrediet, dat in een bepaald jaar niet wordt uitgegeven, kan dit niet jaar na jaar worden doorgeschoven. Dat gaat dan naar de algemene middelen. Hier is bepaald, dat geld dat bij decentralisatie overblijft centraal wordt aangewend. Dat was bestaand beleid en dat was afspraak. Nu is dat opeens niet gedaan, maar is het verdwenen in de algemene reserve. Dat is onze kritiek. Het beleid was, het geld voor dit doel aan te wenden. De moties/amendementen nrs. 594, 640, 643, 657, 658, 660, 661, 662, 663, 671, 672, 673, 683, 706 en 707, ingetrokken zijnde, maken geen onderwerp van behandeling meer uit. De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen: 59' Motie van 17 december 1997 van de raadsleden Köhler, mevr. Irik, mevr. Peters, Niamut, Van Bommel en Raksowidjojo inzake Melkert-2-banen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 873, blz. 3740). 60' Amendement van 17 december 1997 van de raadsleden Köhler, mevr. Irik, mevr. Spier en mevr. Schutte inzake het Amsterdams Promenade Orkest (Gemeenteblad afd. 1, nr. 874, blz. 3741). 61' Amendement van 17 december 1997 van de raadsleden Breunissen, Huls- man, Arda, Levie, Yalin en Köhler inzake het project Groene Gids (Gemeenteblad afd. 1, nr. 875, blz. 3742). De moties/amendementen zijn voldoende ondersteund en worden terstond in behandeling genomen. De discussie wordt geschorst. De vergadering wordt om 16.35 uur geschorst tot 19.30 uur.