Bron : Raad
Onderwerp : Raadsvergadering 22-10-97
Datum Raad : 22-10-97
Datum publikatie : 22-10-97
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 22 OKTOBER 1997 EN
DONDERDAG 23 OKTOBER 1997.
Aanwezig: de leden Van der Aa (PvdA), mevr. Agtsteribbe (PvdA), mevr.
Alkema (D66), Arda (D66), Bakker (D66), Balai (PvdA), mevr. Boerlage
(GroenLinks), Van Bommel (SP), Bouma (VVD), Breunissen (GroenLinks),
Bijlsma (PvdA), Cherribi (PvdA), Van Duijn (De Groenen), Enthoven (CD),
mevr. Van der Giessen (D66), Goedhart (CDA), mevr. Grewel (PvdA), Ten
Have (D66), mevr. Hoogland (PvdA), Hooijmaijers (VVD), mevr. Ter Horst
(PvdA), Houterman (VVD), Hulsman (GroenLinks), mevr. Irik (PvdA), mevr.
De Jong (D66), Köhler (GroenLinks), mevr. Krikke (VVD), Van der Laan
(PvdA), Levie (PvdA), Meijer (PvdA), Niamut (CDA), Peer (VVD), mevr.
Peters (VVD), Raksowidjojo (GroenLinks), Robbers (D66), mevr. Schutte
(GroenLinks), mevr. Spier-van der Woude (VVD), Spit (CDA), Stadig (PvdA),
Van Wijk (VVD) en Yalin (PvdA).
Afwezig: de raadsleden Cornelissen (D66), Fortuné (CD), Graman (Onaf.)
en Van Sitteren (CD).
Middagzitting op woensdag 22 oktober 1997.
Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester.
Secretaris: mevr. drs. M. Sint, later drs. H. Moor, loco-secretaris.
De vergadering wordt om 13 uur geopend.
De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat de vergadering uit drie dagdelen zal
bestaan.
Voorts deel ik u mede, dat de punten 11 (wijziging Heffingsverordening
marktgelden) en 16 (onttrekking aan het openbaar verkeer Sint Pieterssteeg
e.o.) van de agenda zijn afgevoerd.
Aan de orde is de agenda:
1 Notulen van de raadsvergaderingen op 17 september 1997 en 1 oktober
1997.
De notulen worden ongewijzigd goedgekeurd.
2 Mededeling van de ingekomen stukken.
1 Adres van B. Heppener, namens de Stichting SAIL, van 23 september 1997
inzake de indeling van het water in het oostelijk havengebied.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
2' Adres van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Osdorp van 29 september
1997 inzake de tramontsluiting in De Aker.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en Wethou-
ders in te dienen voorstellen terzake.
3' Adres van T. Keijser, namens de fractie Pijpbelang tegen Deelraads-
willekeur, van 26 september 1997 inzake bestuurlijke vernieuwing.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
4' Adres van H. van Tholl van 25 september 1997, houdende verzoek om
woonruimte na ontruiming ten behoeve van uitbreiding van Artis.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
5' Adres van J. Walter, namens de Stichting Service Platform Amsterdam, van
29 september 1997 inzake het doortrekken van lijn 1 over de Pieter Calandlaan
naar de Akerpolder.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen
ter afdoening.
De heer NIAMUT: Ik stel voor, dit adres te betrekken bij de door het College
in te dienen voorstellen terzake.
Wethouder BAKKER: Daartegen bestaat geen bezwaar.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres te betrekken bij de
door Burgemeester en Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
6' Adres van de statenfractie Noord-Holland van D66 van 29 september 1997
inzake de inkoop van de zogenaamde ecostroom.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
7' Adres van F. Jacobs, namens de montessorischool De Eilanden, en
J. Radersma, namens de belangenvereniging De Reus van het Bickerseiland,
van 29 september 1997 inzake de uitruil van de locaties Bickersgracht 1 en
Grote Bickersstraat 86.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
8' Adres van ir. E.M. Storm, namens de ondernemersvereniging SIVN, van
26 september 1997 inzake vervolgbeslissingen in het kader van het structuur-
plan.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
9' Adres van C. van Mechelen, namens de Vereniging Reizigers Openbaar
Vervoer, van 1 september 1997 inzake het businessplan van het Gemeente-
vervoerbedrijf.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
10' Adres van J. van der Kolk, namens Cargill BV en IGMA BV, van 29 sep-
tember 1997, houdende reactie op de tervisielegging van het Structuurplan
Amsterdam Open Stad 1996.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres te betrekken bij de door
hen in te dienen voorstellen terzake.
Wethouder STADIG: Er komen geen voorstellen terzake, zodat dit adres voor
kennisgeving moet worden aangenomen. Het College doet er verder niets mee.
Het adres wordt voor kennisgeving aangenomen.
11' Adres van mr. I. Vanwersch, namens T. Kox, van 29 september 1997,
houdende verzoek om toekenning van gelden inzake geleden materiële en
immateriële schade na een bedrijfsongeval.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
12' Adres van H. Rijpkema, namens de bewonerscommissie Woningbouw-
vereniging Eigen Haard Diamantbuurt 1997, van 2 oktober 1997 inzake verkie-
zingen voor voormelde vereniging.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
13' Adres van J. Walter, namens de Stichting Service Platform Amsterdam,
van 1 oktober 1997, houdende een klacht tegen een lid van het dagelijks be-
stuur van het stadsdeel Osdorp in het kader van de ontsluiting van de Middel-
veldsche Akerpolder.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
14' Adres van J. Oosterbaan, voorzitter van het stadsdeel Amsterdam-
Noord, van 30 september 1997 inzake verbeteringen van het bestuurlijk stelsel
in relatie tot het aantal dagelijks-bestuursleden van stadsdelen.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en Wethou-
ders in te dienen voorstellen terzake.
15' Adres van R. van Waard, namens de Vereniging van het Beatrixpark, van
eind september 1997 inzake het ontwerp-plan voor de Zuidas.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en Wethou-
ders in te dienen voorstellen terzake.
16' Adres van R. van der Wolf van 29 september 1997 inzake een aan de
directeur van Gemeentewaterleidingen gedaan verzoek tot nakoming van een
toezegging tot het verlenen van wachtgeld.
Dit adres wordt voor kennisgeving aangenomen.
17' Adres van G.J. van den Broek van 31 juli 1997, houdende bezwaar tegen
een op 25 juli genomen raadsbesluit inzake het bestuurlijk stelsel, in het
bijzonder met betrekking tot het stadsdeel Watergraafsmeer.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en Wethou-
ders in te dienen voorstellen terzake.
18' Adres van P. Janssen, wethouder voor Verkeer en Vervoer van het
stadsdeel Osdorp, van 7 oktober 1997 inzake het doortrekken van tram 1 naar
De Aker.
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en Wethou-
ders in te dienen voorstellen terzake.
19' Adressen van W. van Wageningen, R. Berger, H. Otto, W. Verdoorn, C.
Eveleens, J. van Berkum en J. André van 23 juli, 25 augustus, 22 juli,
18 april, 9 september, 19 augustus, 12 april en 6 oktober 1997 inzake
pensioenopbouw bij wachtgeld-VUT in relatie tot de FPU-regeling.
Besloten wordt, deze adressen in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
20' Notitie van het raadslid mevr. Alkema van 9 oktober 1997, getiteld:
Samen naar de arbeidsmarkt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 571, blz. 2399).
Besloten wordt, deze notitie in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen om preadvies.
21' Adres van mevr. M. ter Kuile van 8 oktober 1997 inzake het gebruik van
de oostbaan van Schiphol.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
22' Adres van E. Draisma, namens het Informatiecentrum Jordaan, van 9
oktober 1997 inzake de werkingssfeer van art. 8a van het Besluit Huurprijzen
woonruimte in beschermd stadsgezicht.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen
ter afdoening.
De heer BIJLSMA: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden aan
de Commissie voor Verkeer enz.
Wethouder BAKKER: Ik heb daartegen geen bezwaar.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burge-
meester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening
zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Verkeer, Milieu,
Cultuur en Monumentenzorg.
23' Adres van L. Bakker van 13 oktober 1997, houdende bezwaar tegen zijn
pensioenopbouw tussen zijn 61ste en 65ste jaar.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
24' Adres van mevr. C. Pieters Kwiers-Martin, namens de Volkstuinvereni-
ging Frankendael, van 13 oktober 1997 inzake verkeersoverlast nabij
voornoemd complex.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen
ter afdoening.
De heer ROBBERS: De formulering van de inhoud van dit adres is zeer mis-
leidend. Het gaat namelijk niet om verkeersoverlast bij voornoemd volkstui-
nencomplex, maar in Driemond. Wellicht gaat dat complex in de toekomst
daar naartoe, maar nu nog niet. Ik stel verder voor, een afschrift van het
antwoord te zenden aan de Commissie voor Verkeer enz.
De heer BOUMA: Ik stel voor, het adres te behandelen in genoemde commis-
sie.
De heer KÖHLER: Ik kan volstaan met een afschrift van het antwoord. Aan
de hand daarvan kunnen wij dan kijken of er aanleiding bestaat, in de
commissie op deze zaak terug te komen.
Wethouder BAKKER: Ik heb geen bezwaar.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burge-
meester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening
zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Verkeer, Milieu,
Cultuur en Monumentenzorg.
25' Adres van ir. J. de Boer van 6 oktober 1997, houdende bezwaar tegen
zijn aanspraak op pensioen volgens de FPU-regeling.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
26' Adres van F.J. Colon en anderen van 7 oktober 1997, houdende verzoek
tot plaatsing van brug nr. 19 S op de lijst van Industrieel Erfgoed.
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
27' Adres van N. Papineau Salm , namens het Referendumcomité IJmeer
Open, van 15 oktober 1997 inzake de financiering van de Noord-Zuidlijn en
IJburg.
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te stellen
ter afdoening.
De heer BIJLSMA: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden aan
de Commissie voor Verkeer enz.
Wethouder BAKKER: Daartegen bestaat geen bezwaar.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van Burge-
meester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening
zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Verkeer, Milieu,
Cultuur en Monumentenzorg.
De VOORZITTER: Ik stel voor, thans eerst na te gaan, welke punten van de
agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan.
Conform besloten.
3 Stand van zaken regiovorming.
Er zijn geen mededelingen.
De punten 4 en 5 worden even aangehouden.
6 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 14 oktober 1997 tot
wijziging van de Legesverordening 1997 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 564, blz.
2365).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2365 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
De heer HULSMAN (orde): Ik stel voor, de punten 7 en 8 bij de algemene
en financiële beschouwingen te behandelen.
De VOORZITTER: Zelfs de wethouder voor Financiën kan zich daarbij iets
voorstellen.
De heer HULSMAN: Dat verbaast mij niets.
De punten 7 en 8 worden even aangehouden.
9 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 14 oktober 1997 tot
wijziging van de Verordening Binnenhavengeld 1995 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 562, blz. 2355).
De heer HULSMAN (stemmotivering): De fractie van GroenLinks kan zich
vinden in deze voordracht, rekening houdende met de nadrukkelijke toezegging
van het College, dat wij in het beleid zullen stimuleren dat mensen die zich
door onze grachten per boot voortbewegen, dat bij voorkeur met spierkracht
zullen doen.
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2356 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
10 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 14 oktober 1997 tot
wijziging van de Verordening huisrioleringen Amsterdam 1995 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 563, blz. 2359).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2360 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
Punt 11 is reeds van de agenda afgevoerd.
12 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 14 oktober 1997 tot
wijziging van de Verordening rioolrechten 1995 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 561,
blz. 2351).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2353 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
13 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 oktober 1997 tot
verbouwing van Bank nr. 4 van de Stads-Bank van Lening, Gerard-
Doustraatzijde (Gemeenteblad afd. 1, nr. 551, blz. 2313).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2314 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
14 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 7 oktober 1997 inzake
een overeenkomst met Telfort BV ten behoeve van een telefonienet in
Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 553, blz. 2319).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2321 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
15 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 8 oktober 1997 tot
wijziging van het Ambtenarenreglement Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr.
558, blz. 2337).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2341 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
Punt 16 is reeds van de agenda afgevoerd.
17 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 8 oktober 1997 tot
voorbereiding van een partiële herziening van het bestemmingsplan
Haarlemmerbuurt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 554, blz. 2322).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2323 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
18 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3
september 1997 op het bezwaar tegen het raadsbesluit tot het weigeren van
subsidie aan de Stichting Nederlands Pianola Museum (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 548, blz. 2307).
Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2309 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
19 Advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van 3
september 1997 op het bezwaar tegen het raadsbesluit tot het weigeren van
subsidie aan de Stichting het Griftheater (Gemeenteblad afd. 1, nr. 533, blz.
2270).
Het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2275 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
20 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 8 oktober 1997 tot het
aangaan van een cultuurconvenant 1997-2000 tussen het rijk en de gemeente
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 557, blz. 2327).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2327 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
21 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 oktober 1997 tot
instemming met het Convenant Parkstad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 568, blz.
2381).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2389 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
22 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 oktober 1997 tot
verkoop van een terrein aan de Osdorperweg/Julianastraat te Halfweg
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 531, blz. 2267).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2268 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
23 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 oktober 1997 inzake
de grondexploitatiebegroting van het Stedenbouwkundig Programma van Eisen
voor het eerste kwadrant Lutkemeer (Gemeenteblad afd. 1, nr. 530, blz. 2265).
De heer KÖHLER: Er zou graag over dit punt wat willen vragen, maar wij
behandelen nu alleen punten die wij kunnen hameren. Mijn vraag aan de
wethouder is dan ook, of de behandeling van deze voordracht in de volgende
raadsvergadering kan plaatsvinden.
Wethouder STADIG: Volgens mij hebt u het antwoord op uw vragen
onmiddellijk na de commissievergadering op schrift ontvangen.
De heer KÖHLER: Dat klopt, maar naar aanleiding van dat antwoord zou ik
graag met u daarover enige discussie willen voeren.
De VOORZITTER: De wethouder ziet geen bezwaren van inhoudelijk aard
om de behandeling van dit punt drie weken uit te stellen.
De voordracht wordt van de agenda afgevoerd en zal op de agenda van de
volgende vergadering worden geplaatst.
24 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 oktober 1997 tot het
beschikbaar stellen van een krediet voor kantoorautomatisering van het
Gemeentelijk Grondbedrijf (Gemeenteblad afd. 1, nr. 532, blz. 2269).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2269 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
25 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 7 oktober 1997 tot
aankoop van een perceel, gelegen aan de Sixhavenweg 13/14 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 550, blz. 2311).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2312 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
26 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 oktober 1997 tot
uitgifte in erfpacht van circa 63.000 m2 terrein aan de Amerikahaven
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 569, blz. 2391).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2392 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
27 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 7 oktober 1997 tot het
verlenen van eervol ontslag aan twee leden van de Registratiecommissie
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 555, blz. 2324).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2325 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
De VOORZITTER vraagt, of er leden zijn die het woord verlangen over de
voor geheime zitting bestemde voordracht. Daar dit niet het geval blijkt te
zijn, is aan de orde:
27A Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 oktober 1997 tot het
voeren van verweer in een bij dagvaarding tegen de gemeente aangespannen
procedure (Gemeenteblad afd. 1, nr. 549, blz. 2310).
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende besluit.
Aan de orde zijn de benoemingen.
De VOORZITTER verzoekt de leden Bouma, Van Duijn en mevr. Hoogland
met hem het bureau van stemopneming te vormen.
Benoemd worden tot:
Lid van de Stichting Algemene Programmaraad (nr. 552): mevr. M.
Koedoo-der, R. Halevi, G. van de Veire, R. Nierop, G. Schouten, en J.
Philippo.
Lid van de Registratiecommissie (nr. 556): E.H. Bouma en mr. J.Höweler.
Plaatsvervangend voorzitter van de Commissie voor Welstand en
Monumenten (570): K. Ottenheym.
Lid van de Commissie voor Welstand en Monumenten, Commissie I,
Binnenstad (nr. 570): H. Rappange, C. Nagelkerke, K. Ottenheym en B.
Loerakker.
Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Welstand en Monumenten,
Commissie I, Binnenstad (nr. 570): M. Fritz, M. Asselbergs, en P.
Rosenberg.
Lid van de Commissie voor Welstand en Monumenten, Commissie II, 19de-
eeuwse ring en gordel 20-40 (nr. 570): B. Roos, N. van Vugt, V. van
Rossem en F. Claus.
Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Welstand en Monumenten,
Commissie II, 19de-eeuwse ring en gordel 20-40 (nr. 570): mevr. V.
Yanovshtschinsky, R. Schulze, mevr. M. Beek en C Rapp.
Lid van de Commissie voor Welstand en Monumenten, Commissie III,
tuinsteden en werkgebieden (nr. 570): J. Abels, R. Meyer, B. Colenbrander
en T. Verhoeven.
Plaatsvervangend lid van de Commissie voor Welstand en Monumenten,
Commissie III, tuinsteden en werkgebieden (nr. 570): D. van As, E. van
Velzen, mevr. M. Provoost en mevr. A. Marx.
Lid van de Commissie voor Welstand en Monumenten, beeldende kunst
voor Plenum (nr. 570): H. de Vroom en mevr. K. Daan.
Ingeleverd werden 37 biljetten. Allen werden benoemd met 37 (algemene)
stemmen.
De VOORZITTER dankt de leden van het bureau van stemopneming voor
de hem verleende hulp.
Aan de orde is thans:
4 H e r s t e m m i n g over de motie van het raadslid Ten Have c.s. van 1
oktober 1997 inzake het bestemmingsplan Bickerseiland 1997 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 537, blz. 2297).
De motie-Ten Have c.s. (nr. 537) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raads-
leden de leden Van der Aa, Balai, Bijlsma, Cherribi, Enthoven, Goedhart,
mevr. Grewel, mevr. Hoogland, mevr. Ter Horst, mevr. Irik, mevr. Krikke,
Van der Laan, Levie, Niamut, Peer, Spit, Stadig en Yalin zich tegen de motie
hebben verklaard.
5 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 14 oktober 1997 tot
vaststelling van de begroting voor 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 573,
blz. 2397 en 2413, en bijlagen N en N').
Hierbij zijn tevens in behandeling:
7 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 14 oktober 1997 tot
wijziging van de Verordening op de heffing en inning van onroerende-
zaakbelastingen 1997 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 559, blz. 2343).
en
8 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 14 oktober 1997 tot
wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van belastingen op
onroerende woon- en bedrijfsruimten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 560, blz.
2346).
De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. De titel van onze
algemene beschouwingen is: "Stad met twee gezichten".
In de preambule van het Programakkoord 1994-1998 is ons hoofddoel als volgt
geformuleerd: "Het samenwerken van mensen die in Amsterdam wonen,
ongeacht waar zij vandaan komen, is het hoofddoel, met gelijke rechten,
plichten en met perspectief. Als burgers in een stad die niemand voortrekt,
maar ieder helpt die dat nodig heeft. Een stad zonder tweedeling." Kan aan het
einde van deze raadsperiode worden vastgesteld dat dit hoofddoel dichterbij
is gekomen?
Ik begin met het noemen van een paar onderzoeken en berichten. Begin dit
jaar liet Elsevier het Nipo aan duizend Nederlanders vragen, waar zij, als zij
uit hun woonplaats zouden moeten vertrekken, het liefste zouden gaan wonen.
Het antwoord was: Amsterdam. Ervan uitgaande dat Nederlanders niet graag
in Sodom en Gomorra wonen, kunnen wij dus vaststellen dat het beeld van
Amsterdam in de rest van het land ronduit positief is.
Enkele weken geleden liet de hoofddirectie van Philips weten te overwegen,
haar hoofdkantoor van Eindhoven naar Amsterdam te verplaatsen, dit
overigens in navolging van andere bedrijven die dit de laatste jaren al feite-
lijk hebben gedaan (in 1996 ongeveer 60). Wij weten niet of die verhuizing van
Philips doorgaat; het is goed, er hier ook niet te veel over te praten.
Wij zien echter wel dat ook in het bedrijfsleven het imago van Amsterdam als
vestigingsplaats voortreffelijk is: de stad waar je wezen moet!
De eerste vaststelling kan dan ook zijn: Amsterdam is een sterke stad.
Er zijn recent twee onderzoeken gedaan naar de verdeling van de welvaart in
Nederland. Uit het CBS-jaarboek Welvaartsverdeling 1997 blijkt, dat geen
enkele buurt in Amsterdam behoort tot ofwel de tien rijkste ofwel de tien
armste van Nederland, dit terwijl niemand zal beweren dat Amsterdam
middelmatige buurten heeft. In het onderzoek van het Sociaal-Cultureel
Planbureau wordt dit beeld bevestigd. Ik citeer: "Amsterdam en Rotterdam
hebben ongeveer evenveel arme gebieden (24 vs. 23); Den Haag beduidend
minder (9). Rotterdam en Den Haag hebben echter meer extreem arme
gebieden: van de 20 armste postcodegebieden liggen er 11 in Rotterdam, 4 in
Den Haag en slechts 1 in Amsterdam." Dat is de Vogelbuurt in Amsterdam-
Noord.
De tweede vaststelling is dan ook: Amsterdam is naar verhouding ook een
sociale, rechtvaardige stad.
Ik noem enkele andere feiten. Van de circa 700.000 Amsterdammers leven er
ongeveer 200.000 op of tegen de armoedegrens van fl 1500 per maand netto.
Commentaar is overbodig. Vorige week woensdag namen wij kennis van het
bericht dat het twee dagen had geduurd voordat een zesjarig meisje, Lena,
contact had met medemensen over het feit dat haar vader aan een overdosis
was overleden. De direct omwonenden leken blijkens de berichten in kranten
en via de televisie tamelijk hartelijke mensen. Opmerkelijk feit was hier dat
de dag nadat dit bekend werd de verkoop van de boedel van het gezin gepland
stond. Kan iemand uitsluiten dat de overdosis géén ongeluk was? Het is, zoals
bekend, een van de meest gebruikte methoden in die kringen. Zoiets kan
natuurlijk ook buiten Amsterdam gebeuren, maar dit gebeurde in Amsterdam
en het is ons hart dat om moet draaien.
Afgelopen vrijdag, 17 oktober, lazen wij in het Nieuws van de Dag dat een
terminale kankerpatiënt met een huurachterstand van vier maanden door zijn
woningcorporatie was ontruimd terwijl hij in het ziekenhuis lag. Hij had wel
aan de deurwaarder doorgegeven dat hij veel in het ziekenhuis moest verblij-
ven en een regeling kon en wilde treffen, maar de deurwaarder heeft die infor-
matie niet aan de corporatie doorgespeeld en gewoon ontruimd.
De derde vaststelling: Amsterdam is niet alleen een sterke stad, maar ook een
zwakke stad, niet alleen een toffe stad, maar ook een grimmige stad, niet
alleen een sociale stad, maar ook een asociale stad. Een stad met twee
gezichten.
Die nuance moet worden gemaakt voordat wij het beleid van het College gaan
beoordelen. Welke maatstaven hanteren wij bij het beoordelen van deze
raadsperiode? Is waargemaakt wat wij hebben beloofd? Hebben wij ons tot het
uiterste ingespannen? Als wij fouten hebben gemaakt, hebben wij daarvan dan
geleerd? Hebben wij opengestaan voor onze omgeving?
Wat waren onze voornaamste beloften in het programakkoord? Dat waren:
1 de aanval op de werkloosheid;
2 betere onderwijsresultaten;
3 een leefbare en veilige stad;
4 samenleven van oude en nieuwe Amsterdammers.
Ik zal deze punten in die volgorde behandelen en vervolgens iets zeggen over
armoede en zorg, over de optredende overheid, dan over de vraag of wij de
juiste verhouding hebben gevonden tussen democratische vertegenwoordiging
enerzijds en krachtig bestuur anderzijds en tenslotte geef ik een beoordeling
van de politieke samenwerking.
Ik kom dus als eerste tot het punt van de aanval op de werkloosheid. Wat
wilden wij? Wij beschouwden de aanval op de werkloosheid als onze hoogste
opgave, en wel op twee manieren. In de eerste plaats wilden wij met het plan-
Schaefer eindelijk de tweeslag maken: voor langdurig werkzoekenden banen
scheppen door maatschappelijk nuttige taken op te rapen en door een omslag
in mentaliteit te bereiken: werkloosheid als probleem van ons allen. Bovendien
hebben wij iedere werkzoekende nodig. Het tweede punt was versterking en
vernieuwing van de Amsterdamse economie. Hierbij zou het stadsbestuur
initiatiefrijk moeten zijn en zoveel mogelijk coalities moeten aangaan met het
bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen, met ook hier een omslag in
mentaliteit: kijken wat wij voor elkaar kunnen betekenen in plaats van wat wij
van elkaar eisen.
Wat is er op dit punt bereikt? Met het wervende plan-Schaefer (80 miljoen
gulden eigen inzet en uitstekende contacten met het - toen nog aanstaande
- paarse Kabinet in Den Haag) is het gelukt de landelijke politiek een vitale
brug over te laten gaan, namelijk het inzetten van uitkeringsgeld voor het
scheppen van banen. Voor 1 januari 1999 zullen er daadwerkelijk 10.000 banen
worden geschapen.
Wat mogelijk nog belangrijker is dan het halen van de beloofde cijfers, is het
feit dat de omslag is gehaald. Waar in het begin de regievraag centraal stond
en door alle betrokken veel ruzie werd gemaakt, staat nu de samenwerking
centraal en zit men elkaar niet langer in de haren.
Over het vertrouwen van het bedrijfsleven in Amsterdam heb ik al iets gezegd.
Wij mogen daar best een beetje trots op zijn. Of men nu de jaarverslagen leest
van de VVV, de Kamer van Koophandel en Fabrieken, de vakbonden,
Amsterdam Promotion, de Vereniging Amsterdam City of de Horeca, iedereen
erkent de aanpak-houding van het stadsbestuur en durft er ook lof over te
uiten.
De vraag is dan: mogen wij tevreden zijn? Het antwoord is: ja, wij maken onze
beloften waar en wij hebben ons tot het uiterste ingespannen. Het antwoord
is ook: nee, want op 1 januari 1995 hadden wij 86.500 werkzoekenden en het
zijn er nu ongeveer 84.000. Dat betekent allerminst dat de krachtsinspanning
tevergeefs was, maar wel dat wij nog niet verder zijn dan de omslag.
Wat is nu de opgave op het punt van de werkloosheid? Behalve uiteraard
doorgaan met wat goed is ingezet, zien wij in feite één andere belangrijke
Algemene en financiële beschouwingenopgave. Zoals elke oplossing nieuwe
problemen creëert, hebben ook de Melkert-banen nieuwe problemen doen ontstaan.
Ik noem: de werving, de selectie, de opleiding, de toeleiding, de betaling en
de begeleiding op de werkvloer. Onder het motto "problemen zijn er om op te
lossen" moet het stadsbestuur in de volgende periode weer verder komen.
Dan komt een ander, al eerder aangestipt, uiterst gevoelig probleem aan de
orde. Wie langdurig werkloos thuis heeft gezeten, heeft zijn leven daarop
ingesteld. Komt er dan een baan beschikbaar, dan zal ineens kinderopvang en
het geld daarvoor moeten worden geregeld. Heeft men wel kleding waarmee men
naar het werk durft te gaan?
Wat doet iemand met het nuttige vrijwilligerswerk waarmee hij
zijn of haar leven en dat van anderen inhoud gaf, maar dat nu natuurlijk wel
in de knel komt? Onder Melkert-baners is het ziekteverzuim niet voor niets
zeer hoog en is de schuldenproblematiek zeer groot. Het stadsbestuur kan
natuurlijk al die problemen niet oplossen. Een belangrijk deel ligt zelfs bij
de mensen zelf. Naarmate het stadsbestuur echter zelf de zaken beter op orde
heeft, kan het ook meer vragen van de werkzoekenden in hun eigen sfeer. Ik
hoop dat wij daarin de juiste balans kunnen vinden. Ik heb er wel moeite mee
dat wij onlangs in de krant moesten lezen dat een uitzendbureau in Utrecht
200 inpakkers uit Spanje moest halen, terwijl wij nog zoveel werkzoekenden
hebben.
Ik kom vervolgens tot het punt van de betere schoolresultaten. Wat wilden wij
op dit vlak? Er waren twee dingen waarvan wij vier jaar geleden erg
schrokken. Het ene was de stand van de werkloosheid en het andere was de
slechte staat van het Amsterdamse onderwijs; het feit dat de kinderen in
Amsterdam een jaar achterstand hebben ten opzichte van de kinderen in de
rest van het land, terwijl zij niet dommer en onze docenten niet slechter
zijn.
Eén op de vier mavo-scholieren haalt nooit het papiertje en veel kinderen
hebben contact met de Politie, en niet als klaar-over. Wij spraken in het
akkoord af: betere onderwijsresultaten en een betere aansluiting tussen
onderwijs en arbeidsmarkt.
Wat is nu op dit punt bereikt? Ik noem niet alle onderwerpen die in gang zijn
gezet, maar volsta met een aantal steekwoorden:
- de CITO-toets is overal ingevoerd;
- elke school heeft nu een leerling-volgsysteem;
- er zijn bindende afspraken over de aanpak van spijbelen, verzuim en
schooluitval;
- er is een nieuwe, volledig geautomatiseerde leerplichtadministratie,
waardoor kan worden nagegaan of deze afspraken worden nagekomen.
De zaken zijn zelfs zozeer op orde, dat Politie en Justitie bereid konden
worden gevonden om te dienen als ultimum remedium, in de vorm van boetes.
Vorige week konden wij in de krant lezen dat 90 ouders zich voor de straf-
rechter hadden te verantwoorden wegens het spijbelen. Beter dat zij contact
hebben met Justitie wegens spijbelen dan dat straks de kinderen contact
hebben met de Politie wegens misdrijven.
Tenslotte noem ik als belangrijk punt in dit verband het computerproject: in
2005 staat op elke schoolbank in Amsterdam een computer. Dit betekent, dat
22 oktober 1997 (middagzitting) Algemene en financiële beschouwingen (Van
der Laan) dan niet alleen de 40% tot 50% van de kinderen die thuis een
computer hebben staan computervaardig zijn, maar alle Amsterdamse
kinderen. Dat is structureel werken aan het voorkomen van tweedeling, want
computer-analfabetisme is ook analfabetisme. Tegelijk is het een investering
in voorsprong in de economie. Op de vraag of wij op het punt van het
onderwijs tevreden zijn, is het antwoord: ja.
Wat is hierin nu de opgave? Die is hier vooral: gewoon doorgaan met wat op
de rails is gezet en vooral niet nog meer hooi op de vork erbij nemen. Het
onderwijs is al zwaar belast met reorganisatie op reorganisatie en het is hier
de beheersing waarin wij ons een meester kunnen tonen. Misschien is er één
uitzondering mogelijk, zij het heel voorzichtig. Waar ouders verstek laten gaan
of hun taak niet aankunnen, zijn scholen vaak de eerste die dat signaleren en
ook de eerste die er wat aan willen doen. Kunnen wij hen dan helpen om die
signaleringsfunctie te vervullen? Kunnen wij er dan ook voor zorgen dat
eenmaal gesignaleerde problemen ook sneller worden aangepakt?
Een volgend punt is dat van de leefbaarheid en de veiligheid. Ook hier luidt
de vraag: wat wilden wij? Het betreft hier een van de belangrijkste onderdelen
van het programakkoord. Wij stelden voorop dat de overheid hierin een
voorbeeldfunctie heeft. Alleen als wij zelf onze zaken op orde hebben, hebben
wij gezag om onze regels ten opzichte van de burgers te handhaven. De over-
heid moest daartoe zichtbaar worden, op straat. Wij beloofden de herinvoering
van conducteurs "in beginsel op alle trams", het invoeren van gecoördineerd
stadstoezicht en het combineren van werk en veiligheid op alle mogelijke
terreinen.
Sommige schrijvers, zoals recent Herman Wigbold in NRC/Handelsblad van
14 oktober jl., wijzen erop dat een goed veiligheidsbeleid geen rechts, maar
juist een links issue is. Sommige schrijvers zijn kennelijk al enige jaren
niet in Amsterdam geweest, want dat inzicht was er hier al sinds 1990.
Hier ligt ook een van de succesfactoren van de samenwerking tussen de
PvdA en de VVD.
De PvdA heeft in Amsterdam, na jaren dit thema te hebben verwaarloosd, op
basis van grofweg twee inzichten haar achterstallig onderhoud weggewerkt.
Het eerste inzicht was - ik noem Herman Wigbold - dat leefbaarheid en
veiligheid, net als onderwijs en werk, schaarse goederen zijn. Wie toch al niet
sterk in zijn schoenen staat is des te meer op hulp van de overheid aangewe-
zen. Het tweede inzicht is dat de overheid alleen aanspraak kan maken op
eigen verantwoordelijkheid van de burgers en solidariteit tussen de burgers als
zij in de ogen van die burgers haar eigen leefbaarheids- en veiligheidstaken op
orde heeft.
Wat hebben wij nu bereikt? Evenals eerder in de meeste stadsdelen was
gelukt, heeft het College het beheer en onderhoud in de binnenstad zeer
verbeterd. De graffiti is van gemeente-eigendommen verwijderd, de vliegende
brigade verhelpt gebreken binnen 24 uur na melding, de Dienst Stadstoezicht
loopt op straat. Dam, Spui en Leidsestraat werden meer dan verfraaid. Voor
medio 1998 zullen de metroconciërges fulltime alle ondergrondse stations
bemannen en voor eind 1998 zullen op alle 18 tramlijnen de conducteurs zijn
teruggekeerd. Dat de bevolking dit waardeert, blijkt uit alle enquêtes: men
voelt zich veiliger.
Algemene en financiële beschouwingen
Twee nieuwe issues kwamen op: de georganiseerde misdaad en de integriteit
van het eigen gemeentelijk apparaat. Ik wil op dit moment graag een woord
wijden aan een vreselijke gebeurtenis van gisteravond. Dat wij nu in Amster-
dam zoveel aandacht kunnen hebben voor de georganiseerde misdaad, is voor
een heel groot deel te danken aan Maarten van Traa, die gisteren is
verongelukt. Zijn commissie heeft bij de IRT-enquête twee schijnbaar tegen-
strijdige zaken op een fantastische manier aan elkaar weten te koppelen,
namelijk aan de ene kant het weer binnen rechtsstatelijke normen krijgen van
opsporing, dus een waarschuwing tegen al te fanatiek achter georganiseerde
misdaad aangaan, en aan de andere kant de hele georganiseerde misdaad en
de strijd daartegen weer helemaal op de kaart zetten. Als men twee zulke
tegenstrijdige zaken in één rapport tegelijkertijd kan communiceren en over
het voetlicht brengen, is dat knap. De heer Van Traa heeft dat uiteraard niet
alleen gedaan, maar samen met andere leden van zijn commissie. Ik meen
echter dat wij met name hem daarvoor in deze Raad moeten eren. Ik zal
daarover nu niet verder spreken, maar volstaan met zijn vrouw, Andrée van
Es, en de beide kinderen alle sterkte toe te wensen.
Wij zijn ons destijds van het rapport van de commissie en met name van het
rapport-Fijnaut een aap geschrokken. De alles-moet-kunnen-mentaliteit, de
naïviteit, slordigheid en hier en daar ook hemeltergende slapheid,
rechtvaardigden het antwoord op de vraag of wij nog de baas waren op de
Wallen: nee, daar zijn wij niet de baas, maar dat is gewoon de georganiseerde
misdaad. Raad en College hebben er vervolgens de tanden in gezet en
binnenkort bespreken wij na een voortreffelijke serie expert-meetings het
werkprogramma-Van Traa. Wij hebben inmiddels al het nodige gedaan via de
Wallenmanager, die ook een goed programma heeft. Ik durf te zeggen - het
is mij overigens in de fractie ontraden - dat de zestien betrokken groepen hun
langste tijd hebben gehad en dat de Wallen weer van ons worden, dat wil
zeggen: van iedereen.
Het zal echter wel een hard gevecht worden, want lang niet iedereen beseft,
hoe gevaarlijk georganiseerde misdaad is. Ik geef enkele voorbeelden. In de
publiciteit worden zij nog vaak als "toffe jongens" neergezet. Vrij Nederland
liet Charles Z. wekelijks de IRT-enquête becommentariëren. Vroeger durfden
wij voor dit soort mensen het woord gangsters te gebruiken. Toen Frits van de
Wereld begraven werd, wekte het verslag op AT5 de indruk alsof een dappere
Amsterdammer zijn leven voor de stad had gegeven. Veronica maakte het wel
het bontst door Steve Brown een eigen televisieprogramma te geven. Het
Octopus-proces tenslotte werd verslagen als een sportwedstrijd tussen op het
hellend vlak balancerende officieren van Justitie, voor wie de sliding allang
is afgeschaft, en onschuldige hasjhandelaartjes, van wie het toch niet zo heel
erg is als zij vijftien Ferrari's en Porsches bezitten. Het is allemaal
misschien goed voor de verkoop, maar niet voor de moraal.
Het tweede nieuwe issue dat op het gebied van de veiligheid opkwam betrof
de fraude- en corruptiegevallen in eigen huis. Het overzicht dat wij onlangs in
de Commissie ABJZ en in de Commissie voor Personeelszaken enz. hebben
besproken leerde, dat er in ieder geval veel te veel gevallen zijn, soms ook
heel ernstige, dat op lang niet alle gevallen al krachtig en eenduidig genoeg
wordt gereageerd, dat in een aantal gevallen ronduit gebrekkige dossiers
worden gevormd, dat derden, die corruptie uitlokken en ervan profiteren, tot
nu toe vrijwel altijd de dans ontspringen, en tenslotte dat zelden de schade
wordt vergoed. Ook hier geldt echter weer: het College stond open voor de
kritiek en zette samen met de Raad de tanden erin. Wij zijn voor de spiegel
gaan staan en dat is het begin. Met integriteit staat of valt de overheid; dat
dient onze eerste zorg te zijn.
Zijn wij tevreden op het punt van leefbaarheid en veiligheid? Ja, want het
College voert zijn beloften daadwerkelijk uit en deed er ten aanzien van de
openbare ruimte zelfs een forse schep bovenop. Ja, ook als men kijkt naar de
geleverde krachtsinspanningen en als men kijkt naar de vraag of wij geleerd
hebben van onze fouten en van nieuwe fouten. Maar ook: nee, wij kunnen
onmogelijk tevreden zijn over de stand van leefbaarheid en veiligheid in de
hele stad, op alle uren van de dag. Net als bij de werkloosheid en de onder-
wijsresultaten geldt ook hier, dat die in absolute zin nog veel te hoog is.
Zelfs lijkt het erop, dat het z.g. uitgaansgeweld toeneemt. Er is echter ook
draagvlak om door te pakken. De vreselijke doodslag op Joes Kloppenburg,
ruim een jaar geleden, en die op Meindert Tjoelker in Leeuwarden onlangs,
laten volgens velen zien dat het geweld op straat is toegenomen. Misschien is
dat waar, maar volgens mij laten de reacties in ieder geval één ding duidelijk
zien, namelijk dat het verzet tegen dit geweld toeneemt. Mensen pikken het
gewoon niet langer dat goede burgers, die niets anders doen dan hun burger-
plicht, het slachtoffer worden van dat geweld.
Wat is hier de opgave? Gewoon doorgaan. Wij hebben een belangrijke nieuwe
bondgenoot op dit toneel, namelijk Jelle Kuiper, die zijn visitekaartje heeft
afgegeven en ons erop wees dat het ook niet normaal is, de autoradio veel te
hard te zetten, te rijden zonder licht enz. Hij kan op onze steun rekenen. Hij
moet het maar meteen concreet maken, en wij ook.
Van stadsdeelvoorzitters en politiemensen heb ik begrepen dat een beetje
inbreker precies weet wat het beste moment is om op pad te gaan: in het
weekend, als de bezetting van de wijkteams als het ware zo laag is dat er
nauwelijks capaciteit is om achter seriemoordenaars aan te gaan. Dan moet er
ook Politie op straat komen. Wij vragen de heer Kuiper: gelijk oversteken. Hij
bedenkt een plan om werkzoekenden te werven, op te leiden en 's avonds en
's nachts op een verantwoorde en effectieve manier te laten patrouilleren en
wij zeggen hem alle steun toe van de NV Werk, de Sociale Dienst, Arbeids-
voorziening en onze eigen portemonnee. Hierbij zou dan meteen de Verkeers-
dienst moeten worden betrokken, want er is wel een groot probleem in
Amsterdam, namelijk de verkeersonveiligheid. Ondanks verdubbeling van het
budget, 30-km-zones enz. maken wij er nog steeds een zootje van. Wij zouden
graag zien dat in het onderzoek ook de vraag wordt meegenomen of wij niet
terug moeten naar een centrale Verkeersdienst van zo'n 500 dienders, zoals wij
die hadden voordat wij die voortreffelijke wijkteams instelden. Het is
kennelijk veel moeilijker een wijkteam te laten dansen dan zelf te dansen.
Concreet: wij willen de motormuis terug zoals wij die van vroeger kennen en
die wij allen rechtstreeks en ronduit hebben gehaat: een starre diender
waarmee niet te praten viel als je door rood licht was gereden of geen licht
had. Voor wie een verrechtsing bij de PvdA wil aantonen, moge dit een
bruikbare tekst zijn.
Ik kom vervolgens tot het punt van het samenleven van oude en nieuwe
Amsterdammers. Wat wilden wij? Wij stelden: het specifieke minder-
hedenbeleid zou moeten worden gerelativeerd en de kracht zou moeten liggen
in het algemene beleid: de aanval op de werkloosheid, het verbeteren van de
onderwijsresultaten en de 0 van de volkshuisvestingsinstrumenten ter voorko-
ming van eenzijdig samengestelde wijken. Statistieken laten zien dat men met
het algemene beleid de nieuwe Amsterdammers met achterstand heel goed
helpt, want daar zit het hoogste percentage werkzoekenden, daar zit het
hoogste percentage slechte schoolresultaten en daar zitten de langste
wachttijden voor een woning. Het grote verschil met vroeger is dat wij er nu
geen enkel misverstand over laten bestaan dat iedereen zonder werk, iedereen
met slechte schoolresultaten en iedereen die op een woning zit te wachten, er
in gelijke mate recht op kan doen gelden.
Wat is bereikt? Het accent kwam te liggen op het algemene beleid. Ik heb het
al gehad over banen en over onderwijsresultaten en ik kom straks nog aan het
punt van de woningen.
Het College is doende om het minderhedenbeleid nuchterder te maken. De
stadsgesprekken die er komen vormen een goede stap, want uiteraard is het
een gevoelige materie en zijn uitleg en overleg van het grootste belang.
Zijn wij tevreden? De vooruitgang is moeilijk meetbaar, maar wel duidelijk.
Acht jaar gelden was de stemming in deze stad grimmig. Ik merk in dit
verband op dat op dit moment de enige CD-er die nog in de zaal was nu
wegloopt. Toen werden er vier beëdigd. Een dag na de beëdiging werd mij
door een collega-advocaat gevraagd, hoe dat nu was. Ik antwoordde dat het
heel erg was en vertelde van het projecteren van art. 1 van de Grondwet op de
muur. Hij zei toen, dat ik niet moest zeuren en gewoon het goede voorbeeld
moest geven door ervoor te zorgen dat de straat schoon werd, waarna de
Amsterdammers vanzelf weer vertrouwen in ons zouden krijgen. Ik heb de
afgelopen jaren sindsdien vaak teruggedacht aan dat statement. Het is in elk
geval hoopgevend dat de CD nu al vrijwillig wegloopt uit de zaal. Wat is nu die
ene zwaluw die wij in ieder geval kunnen tellen? Dat is het feit dat één enkele
school, de Oscar Carréschool, de hele buurt kon mobiliseren voor de familie
Gümüs en dat vervolgens die ene buurt de hele stad, burgers, ambtenarij en
politiek, heeft kunnen mobiliseren. Het is natuurlijk uiterst pijnlijk dat het
vervolgens niet is gelukt, het land te mobiliseren, maar laten wij bij dat
ongeluk wel het geluk tellen dat onze stad zich van een goede, milde kant liet
zien.
(De heer ENTHOVEN: Ik ben er weer!)
Wel alleen!
Er is nog een andere zwaluw te tellen. Blijkens het rapport van het Amster-
damse Bureau voor Onderzoek en Statistiek van oktober 1996, kan men op dit
moment niet meer zeggen dat er sprake is van een toenemende concentratie
van minderheden in specifieke buurten.
Een punt waarover wij absoluut niet tevreden zijn, is dat van participatie.
Ik zal er nu niet veel over zeggen, maar wat wij nu zien in Zuidoost zullen
wij waarschijnlijk de komende jaren ook in andere stadsdelen zien.
Dat is ook meteen de opgave: participatie. Het tij zit daarin overigens mee.
Banken willen nieuwe Amsterdammers als rekeninghouders; zij zullen er dan
ook heus wel voor zorgen dat die achter de loketten zitten. Ziekenhuizen
hebben allochtone patiënten; zij zullen ervoor zorgen dat er ook allochtone
verpleegkundigen en doktoren komen. Wij hebben hier vorig jaar afgesproken
dat wij ervoor zullen zorgen, nu er 30% nieuwe Amsterdammers zijn, dat die
ook hier komen. Ik vind het prettig te kunnen melden dat er op onze kandida-
tenlijst inderdaad 30% nieuwe Amsterdammers op een verkiesbare plaats
staat.
Ik raad het College tenslotte aan - ik noem met name de Burgemeester -
niet te blijven hameren op het gegeven dat in 2015 meer dan de helft van de
Amsterdammers zal wortelen in een andere cultuur en gewoonten (blz. 7 van
de missive). Ik vind dat een beetje onnozel. Het overgrote deel zal zich in
2015 die cultuur en gewoonten misschien niet eens herinneren en zal zichzelf
beschouwen als Amsterdammer, voor een belangrijk deel zelfs als oude
Amsterdammer. Men dient mijns inziens met zaken als in de missive genoemd
voorzichtig te zijn. Het probleem - als het dat al is - groeit als het ware ook
weg.
Vervolgens wil ik iets zeggen over het hoofdstuk "armoede en zorg". Wat
wilden wij? Veel te weinig! In het programakkoord trekken wij eigenlijk alleen
geld uit voor sociale pensions, voor verlaging van de huren van nieuwbouw in
uitbreidingsgebieden en - overigens over de hele linie en dus ongericht, in
feite dus geen armoedebeleid - voor tarieven en belastingen. Meer staat er
niet in. Nu loopt de armoedediscussie ook pas sinds een jaar of twee en wij
behoeven ons ook niet te wentelen in schuldbesef, maar wij hadden het in
1994, na tien jaar bevriezen van de uitkeringen, na tien jaar eigen bijdrage en
extra huurverhogingen, wel kunnen zien aankomen. Wij hebben hierin derhalve
niet alert gereageerd.
Wat is er hierin nu bereikt? Ik zal omwille van de tijd niet opsommen wat er
allemaal is gedaan, maar ga meteen naar het belangrijke moment dat Den
Haag ons toestond een eigen inkomensbeleid te gaan voeren. Toen kwamen de
bijstandsmaatregelen eigenlijk pas op gang. Wij stoppen in deze begroting nu
20 miljoen gulden in kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en tarieven.
Dat is veel in vergelijking met bijvoorbeeld Rotterdam, waar sprake is van
ongeveer 5 miljoen gulden. Wij krijgen vanaf 1998 van het rijk 24 miljoen
gulden extra voor bijzondere bijstand. Daarvan kunnen wij veel intensiever
schulden saneren, de z.g. plus-voorzieningen vergoeden. Het is ook tot het rijk
doorgedrongen dat een koelkast geen luxe is, maar een elementaire voor-
ziening. Met de Formulierenbrigade, voorgesteld tijdens de Armoed-
econferentie - mevr. Irik is hierdoor terecht geobsedeerd - moeten wij
ervoor zorgen dat iedereen individueel die mogelijkheden ook weet te vinden.
Zijn wij tevreden? Wel over het inlossen van beloften, want die waren er niet;
dat is dus wel heel cynisch. Wij zijn ook tevreden als wij kijken naar de
inspanningen die wij hebben geleverd zodra ons door de stad onder de neus
werd gewreven hoe vreselijk het was. Wij zijn niet tevreden als wij zien dat
200.000 Amsterdammers het water tot of over de lippen staat.
In verband met de actualiteit merk ik in de eerste plaats op dat wij zojuist
de zaal binnenkwamen onder de zeer welluidende klanken van het Amsterdams
Promenade Orkest. De concrete vraag aan de wethouder - voor zijn handelen
tot nu toe hebben wij begrip - is, of zelfs nu de heer Etty zijn hersens ter
beschikking heeft gesteld om een oplossing te vinden, het echt niet mogelijk
is dit probleem op te lossen en verder te gaan dan de plannen tot nu toe, dus
om de WSW-uitkeringen mee te geven. Wij moeten uiteraard niet gemakkelijk
omgaan met onze financiële routine, maar waar een wil is is een weg. Ik ben
niet bijzonder muzikaal en men mag dan ook niet veronderstellen dat ik zojuist
geïmponeerd ben door het spel, maar ik meen dat wij het toch moeten
oplossen.
In de tweede plaats merk ik op dat wij erop moeten letten dat het hele bedrag
van naar ik meen 49 miljoen gulden ook echt wordt uitgegeven. In mijn
geschreven tekst staat echter dat wij in Den Haag en in onze eigen portemon-
nee ook op zoek moeten naar meer guldens.
Gelukkig was ik de afgelopen dagen, al was ik een beetje ziek, niet de enige
die dit dacht. De heer Houterman had een plan om met het geld dat het
College al had uitgetrokken een bepaalde schuldsanering mogelijk te maken.
Hij wil geld uit de toekomst naar het heden halen en oude schulden saneren.
Mijn allereerste gedachte was, toen ik ervan hoorde, dat dit niet een bijster
goed plan was - overigens zou ik eerder spreken van een idee, maar dat is
een kwestie van terminologie - omdat het geld dan vermoedelijk voor een
groot deel naar schuldeisers zal gaan. Neckermann is misschien ronduit een
idealistische instelling, maar zal wellicht toch denken: dat is meegenomen!
Mijn tweede gedachte was, dat er veel Amsterdammers zijn die het erg arm
hebben, maar te trots zijn om ook maar een gulden schuld te willen hebben.
Is het wel slim om nu geld van de toekomst naar nu te trekken en het aan die
anderen te geven, die niet die trots hebben; overigens oefen ik daarmee geen
enkele kritiek uit, want het zijn keuzen die mensen kunnen maken. Ik heb
begrip voor die mensen, maar misschien nog iets meer voor die andere groep.
Aanvankelijk vond ik het dan ook niet zo'n goed idee. Toen kwam er echter
een debat via AT5, samen met de heren Van der Aa en Van Bommel, onder
leiding van de voortreffelijke Ton van Royen. Het punt was toen, dat, als
iedereen zich zo druk maakt over armoedebestrijding, er extra geld
beschikbaar moest komen. Dat liep heel snel uit in een uitstekende
overeenstemming tussen de drie aanwezige politici, waarbij de heer Van Royen
de rol van notaris speelde. De deal was: 10 tot 20 miljoen gulden al in deze
begroting. Ik lag hoestend in bed, maar ben toen toch anderhalve meter de
lucht in gesprongen, want hoewel het vreselijk in strijd is met onze
begrotingsregels, moet men toch zijn zegeningen tellen. Als wij horen dat het
helaas niet is gelukt alle geld dat men wilde voor dit beleid te krijgen en als
dit tijdens een debat op AT5 toch binnen de mogelijkheden komt, is dat prima.
(Wethouder PEER: Waarom is het tegen onze begrotingsregels?)
Zij hebben daar uiteraard nog niets besloten; dat kan alleen hier.
(Wethouder PEER: U deed het even zo voorkomen. Er was zelfs al een
notaris bij. Wat is hierin echter in strijd met de begrotingsregels? Kunt u dat
nog even uitleggen?)
Ik zei het inderdaad wat te algemeen. Het is niet zozeer tegen de begro-
tingsregels als wel tegen de begrotingsafspraken. De afspraak is dat over dit
soort grote zaken in het College overleg plaatsvindt tijdens de opstelling van
de begroting. De collegefracties dienen dan bij de algemene beschouwingen
geen "miljoenenmoties" meer in. Dat is wel het volste recht van de oppositie.
Collegepartijen plegen dat te doen in het verband van collegesamenwerking.
Ik wil echter absoluut niet zeuren over regels en zelfs niet over afspraken.
Ik tel gewoon mijn zegeningen. Ik waardeer het zeer dat de VVD stelt, van het
armoedebeleid een hoofdthema te willen maken in de aanloop naar 1998. Dat
is heel goed. Ik reken er ook vast op dat de heer Houterman ook aan boter bij
de vis denkt. Via deze actie kunnen wij dan misschien veel goedmaken van wat
wij de afgelopen jaren hebben laten liggen.
Over de stedelijke ontwikkeling merk ik op dat in 1994, toen de PvdA het
Grondbedrijf, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in één hand wilde, is
geroepen dat Breznjev aan de Amstel terug was. Ik ben daar erg kwaad om
geworden, want als iemand niets van Breznjev heeft, is dat wel wethouder
Stadig; hij is zelfs geen Jeltsin, maar gewoon de redelijkste van alle 45
raadsleden. Bovendien is hij een van de betrouwbaarste, want de zorg van
andere partijen was natuurlijk dat, als men iemand op de uitgavenportefeuille
en de middelenportefeuille zette, dit neerkwam op vragen om ellende. Bij
wethouder Stadig was het dat niet, uiteraard ook door het voortreffelijke
toezicht van zijn collega's, met name de wethouder voor Financiën. Is het niet
waar, dat dit een van de succesfactoren van dit College is gebleken? Alle
stammenoorlogen zoals wij die tot 1994 hadden, tussen wethouders, diensten,
raadscommissies - ik noem de IJ-as versus de Zuidas enz. - kunnen nu aan
de tafel van één wethouder in alle redelijkheid worden opgelost; de slag van
denken naar doen kon worden gemaakt. Een andere wethouder die lof verdient
voor de omslag van denken naar doen is wethouder Bakker, die de inspraak
over de Noord-Zuidlijn zo goed heeft georganiseerd dat het plan niet alleen
meer draagvlak kreeg, maar er ook beter van werd.
Wat is in dezen de opgave? Ik noem enkele punten. In de eerste plaats merk
ik op dat wij in Amsterdam allen voor een gemengde bevolkingssamenstelling
zijn. Wij moeten er dan ook voor blijven knokken om niet alleen dure
woningen in de Baarsjes, de Kinkerbuurt en de Indische buurt te plannen,
maar ook goedkope woningen in de Rivierenbuurt, Zuid en Buitenveldert. Ik
roep de liberalen en de vrijzinnig-democraten op, hieraan mee te werken.
De tweede opgave is, dat wij uiterst zuinig moeten zijn op de kernwoningvoor-
raad. Wellicht is dat nog het belangrijkste wapen tegen armoede. Er wordt
vaak gezegd dat Amsterdam een eenzijdige woningvoorraad heeft. Als men
echter ook meteen zegt, dat Amsterdam zeer veel arme inwoners heeft, zou
men die twee zaken aan elkaar moeten koppelen en dient men zich af te
vragen of men, in plaats van kritiek, de heer Schaefer niet een extra
compliment zou moeten geven. De huren zijn niet significant lager dan in
andere steden. Ik noemde eerder cijfers van arme buurten in grote steden.
De derde opgave heeft betrekking op de actie Zoeklicht. Deze periode is
gebleken - het is niet iets om trots op te zijn - dat een krankzinnig deel van
de Amsterdamse woningvoorraad helemaal niet wordt bewoond door degenen
die er mogen wonen. Ook dat heeft een inkomensaspect. Het is immers een
ervaringsfeit dat degene die een woning in onderhuur heeft meer betaalt dan
wat de huurder aan de eigenaar betaalt. Het zou mij niet verbazen als op dit
punt ook niet een belangrijk armoedebeleid zou kunnen worden gevoerd. Het
gaat in dezen echter ook weer om de geloofwaardigheid van de overheid.
Over de binnenstad heb ik slechts een enkele korte opmerking. Ik zit hier voor
de laatste keer bij een begrotingsbehandeling en mag dus iets vrijer spreken.
Men vindt in deze stad instellingen met een geweldig groot commitment voor
behoud van de binnenstad, maar men kan constateren dat de gemeente dit
vaak niet ziet als steun, maar zelfs als tegenstand. Als wij als coalitie het
begrip hanteren van de moderne overheid, wordt het dan niet hoog tijd om in
plaats van ruzie te maken ook hier een coalitie te sluiten?
Laten wij verder uitkijken dat wij niet door ons beleid met betrekking tot het
beschermd stadsgezicht wel de potentiële gevolgen voor de huur onder
controle lijken te hebben, maar dit niet zeker weten. Door ons parkeerbeleid
- toenemende privatisering van inpandige parkeergarages - moeten wij niet
een binnenstad voor welgestelden maken. Dan zou de binnenstad de enige
echte no-go-area worden, maar dan voor mensen met een laag inkomen. Als
Amsterdam voor iedereen is, is een belangrijke toetssteen om te bepalen of
ons dat lukt juist het mooiste stukje van de stad.
Dan kom ik bij het onderwerp van de optredende overheid. Wat wilden wij op
dit terrein? Ik citeer het programakkoord; dat is ook wel van belang, want in
de missive staat iets geheel anders. Wij zeiden: "Al te lang is gretig gepraat
over het onvermogen van de overheid. Het Programakkoord 1994-1998 beoogt,
door het scherp stellen van de hoofddoelen en het gericht inzetten van de
eigen gemeentelijke middelen, met al deze partijen effectieve samenwerking
tot stand te brengen. Niet met het accent op eigen beperkingen, maar juist met
geloof in eigen kunnen." Wat is bereikt? Heel veel. Dat vertrouwen in eigen
kunnen werd alleen maar beloond en verder versterkt. Wij gingen op de
problemen af en hebben onze beloften waargemaakt en coalities tot stand
gebracht. De lijken kwamen inderdaad uit de kast. Men kan wel steeds roepen
dat er allerlei lijken in de kast zaten, maar men kan ook zeggen dat het goed
is dat die er onder dit College uit zijn gekomen. Ik noem de Gemeentelijke
Sociale Dienst, het Gemeentevervoerbedrijf en het Slotervaartziekenhuis.
Planning en Control kwam, hoewel aarzelend, van de grond. De PvdA is niet
rigide geweest op dit punt, maar wel voorzichtig. Wat het eerste betreft noem
ik de verkoop van KTA, het opzetten van de NV Werk buiten het Stadhuis en
de privatisering van het Slotervaartziekenhuis. Wel waren wij voorzichtig. Ik
denk aan de nota van de heer Cherribi, GroenLinks, de SP en de Groenen
over de haven.
Nu komt echter mijn kritiek op de missive op dit punt. Ik begrijp echt niet
waarom het College daarin weer terugvalt in die oude "weg-met-ons-houding"
en zich voor de vraag geplaatst ziet, wat "op de weg naar herwonnen
effectiviteit van overheidshandelen aan anderen kan worden overgelaten
(afgestoten), wat wel door de overheid moet worden gestuurd maar door
anderen kan worden uitgevoerd (externe contracten) en tenslotte wat geheel
in eigen beheer moet blijven (interne contracten)." Daar gaan we weer! De
PvdA heeft niets tegen externe contracten of tegen interne contracten, maar
wij hebben alles tegen de defensieve beginvraag "wat kunnen wij afstoten?"
Dat is de verkeerde beginvraag. De beginvraag moet offensief zijn: "Hoe
kunnen wij onze taken beter doen?" Dat scheelt geen nuance, dat scheelt een
compleet uitgangspunt. Wij moeten vasthouden aan de lijn uit 1994 en niet
terugvallen naar die van 1990. Tenslotte mag ik op dit punt naar een
contradictie verwijzen. Hoe gaat men nu op ontdekkingstocht naar iets wat al
herwonnen is? Men gaat mijns inziens op ontdekkingstocht naar iets wat nieuw
is. Ik hoop dat deze slordige tekst niet meer is dan een slordige tekst en niet
een mystificatie van een misschien verdeeld College.
Wat is de opgave? Gewoon doorgaan en voorop blijven lopen, juist nu anderen
ons beginnen na te apen. Niet alleen in andere steden, maar zelfs landelijk is
de omslag naar re-inventing government weer in de maak. Ik heb nog een
kleine suggestie. Ik realiseer mij namelijk dat, als men voor een optredende
overheid is, men heel goed oog moet hebben voor bureaucratie. Laten alle
raadsleden, niet alleen de oude maar straks ook de nieuwe, eens twee dagen
stage gaan lopen bij onze ombudsman, mevr. Salomons.
Ik kom bij het volgende onderdeel van mijn betoog, de bestuurskracht versus
de democratische vertegenwoordiging. Als politieke partij - het is een
probleem dat ik zelf nooit heb kunnen oplossen - moet men enerzijds
proberen zo goed mogelijk samen te werken met andere partijen en problemen
op te lossen, maar anderzijds moet men zich ten opzichte van andere partijen
onderscheiden, zodat de burgers bij verkiezingen een reëel verschil zien en een
keuze kunnen maken. De kunst van politiek is om hierin het juiste evenwicht
te vinden.
Uit mijn betoog vloeit voort, dat de PvdA redelijk tevreden is over de vraag
of wij voldoende bestuurskracht hebben gehad. Die hadden wij. De vraag is
echter wel, of wij ook voldoende adequaat hebben vertegenwoordigd. Ik kan
dat slechts hopen. Ik hoop net zo hard dat de collegepartijen erkennen dat wij
de afspraken in het akkoord zijn nagekomen als dat ik hoop dat de
oppositiepartijen menen dat met ons in de Raad goed te discussiëren viel. Ik
zeg niet dat de Raad het zo geweldig doet. Al wil ik niet meedoen met het
geklaag van sommigen over de kwaliteit van het Amsterdamse stadsbestuur,
wat soms trouwens een weinig subtiele manier van zelfverheffing is, wij
hebben natuurlijk wel een kwaliteitsprobleem. Dat heeft echter ook te maken
met de houding van een deel van de buitenwereld. Zoals elke Raad het College
krijgt dat hij verdient, zo krijgt eigenlijk ook elke stad de Raad die zij
verdient. Misschien willen sommigen buiten de Raad van mij aannemen - ik
heb hier acht jaar gezeten - dat er eigenlijk wel een draadje los moet zijn
bij degene die hier gaat zitten, die dwars tegen de verwijten in van
achterkamertjespolitiek, kissebissen, zakkenvullerij enz. zich geroepen
voelt om mee te doen aan het stadsbestuur.
Respect moet men inderdaad afdwingen en daarom ligt de
verantwoordelijkheid vooral bij ons zelf. Wil echter de buitenwereld zich
respect laten afdwingen, dan zal zij misschien ietsje zuiniger moeten zijn op
mensen die zich beschikbaar stellen. Dan zullen veel meer mensen zich
beschikbaar stellen en zal de kwaliteit alleen maar toenemen.
Wat de collegesamenwerking betreft kan ik heel in het kort zeggen dat wij met
D66 in 1994 als motto hadden: "grootste concurrent, grootste bondgenoot".
Wat ons betreft blijft dat zo.
Wat de VVD betreft zeggen wij dat de samenwerking goed was, met name op
de punten werk en veiligheid. Op de sociale terreinen kan het echter een stuk
beter. Ik herinner aan wat ik zei over gedifferentieerd wonen en bouwen in de
hele stad en het belang van een grote sociale woningvoorraad. Het is echter
fantastisch dat de VVD stappen in onze richting doet als het gaat om het
armoedebeleid. Wij willen graag door, onder voorbehoud van een collegiale
houding tot aan de eindstreep en van voldoende overlap in de verkiezings-
programma's.
Zonder aanmatigend te zijn of rapportcijfers te geven, wil ik ook iets zeggen
over de andere partijen. Waar de PvdA zich toelegt op het veranderen van de
realiteit van vandaag naar morgen, legt GroenLinks zich altijd toe op het
bereiken van overmorgen. Dat doet die fractie in deze collegeperiode echter
altijd met inhoud en heel sociaal. Wij vonden de samenwerking vruchtbaar.
Het CDA vonden wij wel eens mopperig, maar altijd straight en de fractie was
niet bang ook: het initiatief in de zaak Gümüs kwam van haar.
Toen IJburg door tegenstanders onder vuur werd genomen met het ronduit
valse argument dat het een yuppenwijk zou worden, had de heer Van Bommel
de moed en de zuiverheid om dat tegen te spreken. Dan is men meer dan de
tegenpartij, waarvoor ik de SP lang heb gehouden.
De heer Van Duijn tenslotte blijft bij zijn inmiddels dertig jaar oude kunstje:
zichzelf verheffen door anderen te degraderen tot een gezelschap van politieke
beunhazen. Die anderen blijven dan echter al vele jaren bij hun fout van vele
jaren om dan maar helemaal niet meer naar de heer Van Duijn te luisteren,
terwijl die soms gewoon gelijk heeft.
(De heer VAN DUIJN: U zegt dat anderen niet naar mij luisteren. U luistert
zelf natuurlijk wel. De mening dat anderen niet naar mij luisteren kan ik
wellicht voor een deel wegnemen door erop te wijzen dat bijvoorbeeld mijn
voorstel om de A10 te overbouwen na zes jaar door vrijwel alle partijen uit
deze Raad is overgenomen. Mijn voorstel om openbaar vervoer gratis te
maken is al na zes weken door een andere partij overgenomen. Daaruit blijkt
wel dat er in toenemende mate naar mij wordt geluisterd.)
Ik ben blij dat u dat zo ziet en hoop voor u dat het waar is. Ik heb overigens
niet gezegd "andere partijen", maar "die anderen" en ik doelde daarmee op alle
andere raadsleden. Ik heb persoonlijk altijd geprobeerd met u te discussiëren.
Ik kom tot een eindbalans. Die is positief. Wij zijn onze beloften goed
nagekomen en wij hebben ons tot het uiterste ingespannen. Waar fouten zijn
gemaakt, is daarvan geleerd. De keer ten goede, waarover het College in de
missive spreekt, is daadwerkelijk bereikt in de aanval op de werkloosheid, in
de strijd voor betere onderwijsresultaten, leefbaarheid en veiligheid en het
samenleven van oude en nieuwe Amsterdammers. In het bestrijden van
armoede en het verbeteren van zorg staan wij nog maar aan het begin. Z¢ kort
aan het begin van een z¢ groot probleem, dat wij in dat verband het woord
tevredenheid niet mogen gebruiken.
Met een goede kennis had ik het onlangs over mijn tijd na mijn vertrek uit de
Raad. Ik vroeg aan hem: ik verdedig nu altijd de Amsterdamse politiek als die
te hard wordt aangevallen, maar hoe denk jij dat dit dan zal gaan? Hij zei:
"Het duurt geen zes weken of jij praat ook over die sukkels op het Stadhuis."
Ik beloof u, collega's en ambtenaren, dat ik die voorspelling zal logen-
straffen. Ik heb hier te lang gezeten en te goed gezien, hoe moeilijk en
belangrijk het werk hier is.
Amsterdam is niet alleen de ideale woon- en werkplaats en niet alleen de grote
stad die er redelijk in slaagt de sociale tegenstellingen te laten meevallen.
Amsterdam is ook de ideale plaats om volksvertegenwoordiger te zijn; niet de
gemakkelijkste, want het meeste lawaai maken de klaagbeesten die zeggen: het
is niet goed of het deugt niet. Maar achter dat lawaai, ook van die klaag-
beesten, zit een immense betrokkenheid bij de stad, creativiteit en, als het
erop aankomt, solidariteit. Men hoort wel eens zeggen: klachten zijn gratis
adviezen. En dan klopt het: Amsterdammers zijn dan zowel klaagbeesten als
geweldige adviseurs. Samen met hen zullen de politiek hier en de ambtenarij
de sociale tegenstellingen steeds verder opheffen. Het ene gezicht van de stad
is, nu als norm, maar straks als feit: iedereen hoort erbij.
De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. Amsterdam, de hoofdstad
van het land, een compacte stad, verdient een compacte visie. Met het oog op
de volgende collegeperiode en de eeuwwisseling dienen burgers en bedrijven
een duidelijk perspectief te hebben. Waar staan wij voor en waar gaan wij
voor? Als men geen missie heeft, heeft men ook geen zending. De "city of
inspiration" zijn wij pas als ook onze eigen bewoners dat zo ervaren. Is het
College bereid en in staat, in het komend halfjaar een compacte visie op te
stellen als discussiestuk voor de volgende Raad?
Veel Amsterdammers houden van onze hoofdstad. Wij hebben vaak kritiek,
maar zijn uiteindelijk een tevreden volkje, en terecht! Het zijn vrijwel
allemaal mensen met behoefte aan vrijheid, verantwoordelijkheid en zelfstan-
digheid. In die definitie is Amsterdam een liberale hoofdstad, in politieke zin
nog lang niet. Ook daarin zal echter naar ik meen de komende eeuw nog het
nodige gaan veranderen. In zo'n hoofdstad hebben wij behoefte aan slagvaardi-
ge stadsbestuurders. Ik sluit mij in dat opzicht aan bij de slotopmerking van
de heer Van der Laan: het gaat erom dat wij als democratische volksvertegen-
woordigers onze stad besturen, als mensen die zeggen wat zij doen en doen
wat zij zeggen.
Naast noodzaak van een compacte visie, moeten wij ook besturen met
charisma. Dat geldt niet alleen voor onszelf, maar ook voor de nabije buiten-
wereld. Het afgelopen jaar hebben wij afscheid moeten nemen van een aantal
mensen, charismatische persoonlijkheden die wij blijvend voor onze kar
zouden willen spannen, gezien hun inspanningen en hun kwaliteiten. De beste
lobbyisten zijn de medestanders, geen ingehuurde professionele derden, maar
mensen die van de stad houden en die, ook uit welgemeend eigenbelang, voor
de kar te spannen zijn om de boodschap in Den Haag of in Europa over het
voetlicht te brengen. Geloofwaardige persoonlijkheden, die een boodschap ook
een gezicht kunnen geven, die iets voor elkaar kunnen krijgen en het
gemiddelde van het maaiveld durven te verstoren. Hoe denkt het College
extern het charisma van persoonlijkheden te mobiliseren en blijvend aan ons
stadsbestuur te binden?
Ook onze interne samenwerking valt en staat met onze kunst om coöperatie
te mobiliseren, binnen en buiten coalitieverband. Wat dat betreft is dit een
collegeperiode geweest waarin de samenwerking op een aantal punten gelukkig
door elkaar heen loopt. Coalities blijven per definitie een vorm van ver-
standshuwelijk, waarbij inhoud en gevoel van elkaar moeten kunnen worden
gescheiden.
Amsterdam, onze hoofdstad, is vervolgens ook een stad om op te bouwen.
Decennia lang is met de beste bedoelingen gedacht dat bouwen voor de buurt
het meest sociale en kansrijke antwoord was op onze problemen. Het bouwen
voor de buurt resulteerde echter onbedoeld in enkele eenzijdige buurten. De
rijke buurten en de minder rijke, zo men wil arme wijken, werden vanuit die
filosofie eenzijdig opnieuw gebouwd, met goede resultaten voor de sociale
woningbouw, maar niet met een evenwichtige verdeling tussen koop- en
huurwoningen over de stad. Er kwam geen menging van arm en rijk, van sjiek
en sjofel. Eenzijdig samengestelde wijken, zowel rijke als arme, zijn niet goed
voor de stad. In de menging ligt onze uitdaging. Dit collegebeleid straalt die
menging uit. Ik meen dat voor PvdA en VVD dit het Leitmotiv in de volkshuis-
vesting voor de komende jaren moet zijn. De compacte-stadvisie impliceert
ook - ik moet dan een wat minder populaire uitspraak doen - dat mijn
fractie voorstandster is van verdichting. De VVD wil kwalitatieve verdichting.
Dat betekent onvermijdelijk bouwen in een acceptabele hoogte van woningen
en ook bouwen in de dieptevan maatschappelijke infrastructurele voorzie-
ningen. Een gelaagde stad is een geslaagde stad.
Bij functiewijziging ten behoeve van economische en/of volkshuisvestings-
belangen moeten vaak populaire voorzieningen worden verplaatst, bijvoorbeeld
volkstuinen (Frankendael) of sportvelden (Zuidas). Is het College ruimhartig
bereid deze verhuizingen financieel en infrastructureel - bereikbaarheid en
sociale veiligheid - te ondersteunen en te begeleiden? De bezitters van
volkstuinen en de sporters moeten met de auto naar hun voorzieningen
kunnen, evenals met andere vervoersvormen.
De stad moet vervolgens een stad met spelregels zijn. Als men op een klein
oppervlak dicht bijeen woont, zijn spelregels onontbeerlijk. Daarmee behoeft
men niet te gaan moraliseren en behoeft men ook geen diepgaande discussie
aan te gaan over normen en waarden, maar de kunst is dan: redelijkheid en
handhaafbaarheid. Ons adagium in dezen is dan: Amsterdam is een stad waar
veel kan, maar niet alles mag. Onze grenzen zijn ruim, maar bij overtreding
volgt lik op stuk. Handhaving van regels vraagt om een rechte rug en sterke
knieën, ook bij bijvoorbeeld de uitvoering nota Woonschepen. Is het voltallige
College bereid deze nota te handhaven?
De buitenwereld en gelukkig ook de onderwereld beginnen zo langzamerhand
te beseffen dat wij de bestrijding van criminaliteit serieus nemen. Het feit
dat de PvdA en de VVD in het voorjaar 1996 de handen ineen hebben geslagen
heeft meer dan symbolische betekenis. Dat zien wij in de krachtige aanpak van
het IRT. Ik sluit mij op dat punt aan bij de waarderende woorden van de heer
Van der Laan inzake de enquêtecommissie. Wij weten allen, aan wie wij die
aanpak voor een heel belangrijk deel hebben te danken. Ook de komst van een
Wallenmanager is iets wat in gemeenschappelijk initiatief goed is opgepikt
door de burgemeester en door onze korpschef.
Wij zijn er echter in de ogen van de VVD nog lang niet. Ik denk aan een
aangepast rooster bij de Politie, waarbij de werkuren niet worden afgestemd
op de CAO van de Politie, maar op de CAO van de boeven in Nederland en
ook op die van de horeca. Het is toch te gek dat in de CAO van de horeca
werken op zondagen en in de avonduren normaal wordt beloond, terwijl de
CAO van de Politie, die op die momenten extra actief zou moeten zijn, door
onregelmatigheidstoeslagen extra duur is. Ik neem aan dat onze nieuwe
hoofdcommissaris daarover goede ideeën heeft, maar hij zal wellicht de
vakbonden tegenover zich vinden. Ik noem ook extra investeringen in meld-
en buurtposten (idealiter met een EHBO-functie) en in straatverlichting. Als
het gaat om een keuze tussen milieu en veiligheid is in dit opzicht een extra
investering in straatverlichting net iets belangrijker. Nieuwe technologische
besparingen door speciale sensorlampen maken ook veel mogelijk op het
gebied van het milieu.
Met alles wat wordt gezegd over "meer blauw op straat" mogen wij niet
vergeten, dat ook de spelregels tegen de "misdaad van het hart", racisme en
discriminatie, moeten verder worden verscherpt. Wij zijn dan ook blij dat alle
democratische partijen op dit punt schouder aan schouder staan en dat
campagnes als "Sport against racism" en festivals als "Pop against racism" de
warme steun van al die partijen krijgen.
Welke mogelijkheden ziet het College om de relatief kleine successen die wij
boeken bij de criminaliteitsbestrijding in een grote stroomversnelling te
brengen? Wil het College met ons meedenken over de vraag, wat, als wij dat
veiligheidsoffensief in de volgende periode willen inzetten, het waardevrije
advies zou zijn voor het programma in die periode? Hoeveel extra geld moet
dan worden opgenomen voor veiligheid? Welke extra kansen ziet het College
om een belangrijk aspect van de criminaliteit ook te bestrijden via het
adagium "de heler is net zo slecht als de steler"? Ik noem extra regulering in
de tweede-handsmarkt en ook in de horeca. Ik noem in dit verband ook het
anti-alcoholgeweld. Wanneer zal de ook door de VVD bepleite afkickbajes
voor drugsgedetineerden daadwerkelijk open gaan?
De hoofdstad moet ook een stad zijn met een vitaliserende overheid. De VVD
denkt daarover toch wat anders dan de PvdA; dat is op zichzelf ook goed, want
dan valt er nog wat te kiezen. Voor liberalen zijn er wel veel publieke taken,
maar dat zijn nog geen publieke zaken. Beleidsmatig is de overheid voor heel
veel verantwoordelijk - liberalen waarderen dit ook - maar dit betekent niet
dat de overheid ook zelf alles moet uitvoeren. Wij vinden, dat wij bij die
uitvoering een kerntaken-overheid moeten hebben en dat er ook in Amsterdam
nog een wereld te winnen is om van een "doe-het-zelf-cultuur" te groeien naar
een "uitbesteed-mentaliteit". Het College stelt terecht dat onze nieuwe
ambtelijke organisatiecultuur nog niet leidt tot een nieuwe werkcultuur.
Daarom zal naar de mening van de VVD mobiliteit veel meer moeten worden
bevorderd, inclusief actieve in- en uitstroom, geen routinematige beloning
voor dienstjaren en het afschaffen van het anciënniteitsbeginsel bij ontslag
en promotie. De wethouder voor Personeelszaken heeft onlangs, in aanwezig-
heid van de gemeentesecretaris, hierover iets gezegd. Is zij bereid dit in de
komende periode als discussiepunt aan de orde te stellen, ook in de richting
van de vakorganisaties? Zij heeft zich op dit punt niet gebonden, maar wil er
wel nader over spreken.
De bereikbaarheid van en het terugbellen door ambtenaren kan worden gega-
randeerd door up to date E-mail, Internet en Voicemailbox-systemen in te
voeren en een snelle reactie garanderen. Dat is een investering in telematica
die de VVD als prioriteit wil aanmerken.
Door arbeidstijdverkorting cumuleert het aantal vrije dagen van ambtenaren,
hetgeen de publieke dienstverlening op bepaalde momenten in het jaar ernstig
aantast als gevolg van collectief vrijaf. De VVD is voor individueel gespreide
vakanties en wil het aantal recesweken voor ambtenaren en bestuurders beter
op elkaar afstemmen. In de periode april/mei ontstaat, mede door de Amster-
damse traditie van een doorbetaalde vrije dag op 1 mei en Goede Vrijdag, een
te lange periode van vrijaf, die de VVD wil afschaffen, teneinde de dienstver-
lening aan burgers en bedrijven te verhogen. Ambtenaren zouden dan op
andere dagen in het jaar vrij moeten kunnen nemen. Iedere vrije dag komt
ruwweg neer op 5 miljoen gulden. Dat geld zou kunnen worden teruggeploegd
in de werkomstandigheden van ambtenaren. Met gemiddeld 50 vrije dagen
(arbeidstijdverkorting en normale vrije dagen samen) zouden naar ik aanneem
veel ambtenaren liever een paar vrije dagen minder hebben als dat wordt
gecompenseerd in verbetering van de werkomstandigheden of de arbeids-
voorwaarden.
Een hoofdstad moet vervolgens ook een stad zijn met culturele ambities. Voor
kunst en cultuur heeft de VVD een hoog ambitieniveau in de volgende college-
periode, ook in politiek-bestuurlijke zin. Kunstbeleid moet aan de basis
beginnen, dus reeds in het onderwijs starten. Het geplande project Topscore,
dat jongeren op school enthousiast maakt voor topsport, dient in de volgende
collegeperiode een evenknie te krijgen door een nieuw project Topkunst. Voor
jongeren moet het eenzelfde eer of ambitie zijn om Johan Cruijff te worden,
Jaap van Zweden, Annie M.G. Schmidt of Karel Appel. Kunst en sport zou-
den, als het gaat om toptalent, qua ambitieniveau gelijk moeten zijn. Is het
College bereid een dergelijk topkunst-project te ontwikkelen? Ik dien een
motie op dit punt in.
Kunst en cultuur is geen elitaire bezigheid, maar moet voor alle publieks-
groepen toegankelijk blijven, met name ook voor minder draagkrachtigen,
ouderen en gehandicapten. Deze groepen vragen letterlijk en figuurlijk om
drempelverlaging. In het kader van het armoedebeleid zijn wij er warme voor-
standers van om in goede afstemming met de markt te komen tot gratis
toegang tijdens daluren, bij matinees op bijvoorbeeld de woensdagen en de
zondagen, koffieconcerten enz. Dat geeft mensen die een kleiner budget
hebben of liever niet in de avonduren uitgaan goede kansen. Als hoofdstad
beschikken wij ook over fantastische openluchtlocaties, die veel vaker zouden
kunnen worden gebruikt voor publieksevenementen, die een uitstraling zouden
kunnen hebben in binnen- en buitenland. Naast het Prinsengrachtconcert
moeten meer spraakmakende culturele manifestaties in de openlucht plaats
gaan vinden. Ik noem ook exposities van beeldende kunst in parken,
kunstroutes in winkeletalages e.d. Theatergebouwen moeten multifunctioneel
gaan worden, zodat er sprake is van open ogen en oortjes en niet van donkere,
onrendabele bouwwerken. Het aanbod in Amsterdam moet breed zijn, zowel
in het klassieke als in het experimentele; zowel een Trusttheater als een
Endemoltheater passen in onze herbergfunctie. Ook voor andere specifieke
voorzieningen in de kunst, zoals het Amsterdams Promenade Orkest, moet er
ruimte zijn; het orkest neemt een heel specifieke plaats in, niet alleen in
culturele zin, maar ook door de personele bezetting.
Het is goed voor het culturele klimaat in Nederland als een aantal kunste-
naars, van wie wij blij zijn dat zij hun opleiding hier hebben gehad, uit
Amsterdam uitwaaiert over het hele land. Daarmee kan op veel plaatsen in het
land een goed cultureel klimaat ontstaan. Dat is ook van belang voor het
woonklimaat. Ateliers dienen via tijdelijke contracten te worden verhuurd,
teneinde de doorstroming te bevorderen. Dan kan ook worden nagegaan of het
nog wel steeds gaat om atelierwoningen en of het in de loop van de tijd niet
om andere beroepsgroepen gaat. Voor de volgende eeuw zou onze ambitie ook
moeten zijn, een mondiale magneetfunctie te krijgen voor conservatoria, film-
academies en toneelscholen op Europees niveau. Onze bestaande opleidings-
instituten zouden ook in die race naar Europees niveau van harte moeten
worden ondersteund. Is de wethouder voor Economische Zaken bereid, in het
internationaal acquisitiebeleid ook open oog voor kansen in de kunstsector te
hebben? Ik denk aan de buitenlandse contacten die zij heeft.
Bij werken aan een paarse stad denk ik ook aan de verdienste van de nota-
Schaefer "Het werk ligt op straat". Die is ook merkbaar in de marktsector en
heeft een belangrijke cultuuromslag op het Stadhuis bewerkstelligd. Is de
wethouder voor Economische Zaken bereid een Perspectiefnota Werkgelegen-
heid in de Amsterdamse marktsector 2000 te laten opstellen, zodat wij de
kansen en bedreigingen voor tienduizenden werkzoekenden in beeld krijgen?
In de nieuwe collegeperiode kunnen wij daarop dan ons beleid afstemmen c.q.
herijken.
(De heer VAN DER LAAN: Zou u die nota niet eerder moeten vragen aan
de wethouder voor Werkgelegenheid?)
Ik wil dat graag aan het College overlaten. Ik heb bewust de wethouder voor
Economische Zaken genoemd omdat ik meen dat er vanuit de marktsector
perspectief moet komen als het gaat om de vraag in de markt.
(De heer VAN DER LAAN: Het geheim van onze samenwerking was dat wij
dit met elkaar zouden mengen.)
Ik vraag niet om een beleidsplan. Ik meen dat het Bureau O+S of de
onderzoeksafdeling bij EZ hiervoor prima zijn geëquipeerd. Ik heb er echter
ook geen bezwaar tegen als het College een andere werkwijze kiest. Het gaat
mij om het eindresultaat.
Met betrekking tot ons middenstandsbeleid meen ik dat het gewenst is om met
name de functie van de buurtwinkel in de sociale infrastructuur te beschermen;
kleine winkels moeten ook hun bestaansrecht blijven behouden versus de
noodzakelijke grootgrutters.
De VVD bepleit een herijking van de Hotelnota, aangezien met name in de
weekend onze hotels veelal vol zijn. Ziet het College, met de VVD, nieuwe
kansen voor de hotelsector rond een aantal nieuwe ontwikkelingen? In het
kader van toeristische service steunt de VVD de totstandkoming van een
"Tourist Service Center", waar wij enerzijds de baliefunctie van de VVV
kunnen plaatsen en waar anderzijds mensen op één plaats ons brede toeristi-
sche aanbod en ons cultuurgoed in expositievorm kunnen ontmoeten. Wij
zullen daartoe in de Commissie voor Economische Zaken enz. een motie
indienen.
De hoofdstad is ook een kansrijke stad, en dat mag niet alleen gelden voor de
kansrijken, maar ook voor de kansarmen. Gelukkig begint er in bredere kring
een andere kijk te komen op de benadering daarvan. Wij menen dat het goed
is om in het kader van kansarm en kansrijk integraal naar de problemen te
kijken. Er begint draagvlak te komen om het allochtonenbeleid pur sang
structureel te herijken. Ook als het gaat om allochtonen zien wij gelukkig
steeds meer niet alleen kansarmen maar ook kansrijken, met name in de
tweede en derde generatie. Hoeveel kansrijken er echter ook zijn, er blijft
altijd, met name in de grote stad, een (te) grote groep kansarmen. Velen uit
deze groep zijn tijdelijk kansarm en kunnen met een gerichte aanpak door de
overheid weer zelf aan de slag komen. Er is ook een groep mensen die leeft
beneden een redelijk bestaansminimum en die geen kans heeft op werk, maar
wel van goede wil is. Ik noem bijstandsmoeders en AOW-ers zonder pensioen.
Ook is er een kleine kansarme groep die door allerlei omstandigheden geen
of weinig kans meer heeft in de marktsector. Voor hen zijn gelukkig enige
nieuwe voorzieningen bedacht in de vorm van Melkert-achtige banen,
huishoudelijke dienstverlening en uiteraard het vrijwilligerswerk. Tenslotte
is er een heel kleine groep van uitzichtloze kansarmen, die weinig perspectief
hebben op werk en die ook niet goed in hun vel zitten: dak- en thuislozen en
met name drugsverslaafden. Zij moeten ruimhartig en humaan onderdak
krijgen en moeten een menswaardig bestaan krijgen, zonder overlast aan de
omgeving te bezorgen.
In deze benadering van kansarm en kansrijk speelt het begrip allochtoon een
ondergeschikte rol; in die definitie zijn alle Amsterdammers Amsterdammer,
met gelijke rechten en plichten en gelijkwaardige kansen.
Het belangrijkste beleid voor allochtonen (kansrijk en kansarm) is het
nieuwkomersbeleid. Is het College bereid, de vrijblijvendheid in de inburge-
ringscontracten - mevr. Peters heeft er in de commissie van advies al enige
malen over gesproken - te veranderen en de professionele inzet te verhogen?
Is het College bereid, het leren van de Nederlandse taal te laten geschieden
langs de weg van compacte taaltraining (ik denk aan de Berlitz-methode of de
beroemde methode van Regina Coeli te Vught), liever dan via het reguliere
onderwijs, waar in zes jaar iemand vaardigheden worden bijgebracht? Taaltrai-
ning is vaak een kwestie van kort en intensief afzien. Wil het College middels
een aantal experimenten taaltraining uitbesteden en van de mogelijkheden in
de markt gebruik maken?
In alle facetten van kansarm en kansrijk speelt het onderwijs een belangrijke
rol. Naast een goede aanzet van de wethouder voor Onderwijs met betrekking
tot schooluitval, CITO-toets, spijbelen enz., zal in de volgende collegeperiode
op enige actiepunten het onderwijs moeten worden bijgesteld. De VVD ziet
de school als maatschappelijk cohesiemiddel. Het schoolgebouw zien wij als
multifunctioneel gebouw, waar zeven dagen per week 12 tot 15 uur per dag
activiteiten zijn. De VVD voorziet in de volgende periode mede hierom een
integratie van de portefeuilles Onderwijs, Jeugdbeleid en Volksontwikkeling.
Dit is overigens geen kritiek op een van de twee portefeuillehouders van dit
moment.
Ik noem in dit verband ook de internationalisering van ons onderwijs.
Onderwijs in internationale zin is niet een kwestie van elitair denken, maar
nuchter inzien dat men zonder computer en talenkennis met twee linkerhanden
op de arbeidsmarkt staat, niet uitgezonden kunt worden voor Europese
eenwording of ontwikkelingshulp. Zijn de wethouder voor Onderwijs en ook
de PvdA-fractie even enthousiast bereid aan internationaal onderwijs de
kansen te geven als aan het computeronderwijs?
Ik kom vervolgens op het punt van het armoedebeleid en kom daarmee terug
op het onderdeel van mijn betoog over een kansrijke stad voor kansarme
mensen. Voor de VVD-fractie is het herijkte kansarmenbeleid, zoals wij dat
in de nieuwe collegeperiode willen gaan voeren, een beleid waarvoor wij diep
in de buidel willen tasten, mits het een trampoline is voor de meesten en een
vangnet alleen voor de structureel kansarmen. Voor liberalen is er naast een
trampoline en een vangnet geen plaats voor een hangmat, als mensen zonder
eigen verantwoordelijkheid of zonder persoonlijke inzet de problemen uit de
weg gaan. Ook armoedebeleid moet zich blijven kenmerken door persoonlijke
verantwoordelijkheid en initiatief. In dat kader wil ik een extra beschouwing
wijden aan het armoedebeleid.
Mijn opmerkingen vallen uiteen in twee hoofdcategorieën. In de eerste plaats
noem ik ons kwijtscheldingsbeleid, zoals dat de afgelopen tijd ook aan de orde
is geweest in de Commissie voor Financiën enz. Op dat terrein zijn vele en
goede vorderingen tot stand gekomen en een en ander is ook goed in de
begroting terecht gekomen. In de tweede plaats is er de vraag, hoe wij onze
collectieve inkoopkracht als gemeente extra kunnen kapitaliseren. In de
commissie heeft de wethouder een goed idee geopperd, namelijk om te
bekijken of wij bepaalde verzekeringen voor minder draagkrachtigen zouden
kunnen introduceren, gebruik makende van ons Gemeentelijk Verzekerings-
bedrijf. Dat is dus de kant van de portefeuille Financiën. Het zwaartepunt bij
het armoedebeleid ligt echter uiteraard bij de portefeuille Sociale Zaken; ik
herinner aan hetgeen mevr. Peters de afgelopen jaren in de commissie heeft
gedebiteerd. Wij gaan in dezen, zoals sommigen in het land wel eens doen, niet
mee in de waan dat er in Nederland geen armoede meer is. Wij durven te
stellen dat helaas met name in de grote steden en de hoofdstad van het land
voor een aantal mensen nog sprake is van armoede, soms met een hoofdletter.
Voor ons geldt echter nog altijd - ik neem aan dat de wethouder ook op dit
standpunt staat - dat het beste armoedebeleid werkgelegenheidsbeleid is.
Daarin ligt het beste perspectief dat men mensen kan geven.
Dat armoedebeleid is ons - ik kijk dan naar de inzet van de VVD, maar
preludeer ook op de financiële vertaling van ons verkiezingsprogramma - veel
waard. Wij zullen dat ook in financiële zin vertalen. Over één onderdeel
hebben wij op dit vlak een specifieke mening en ook een specifiek plan van
aanpak. In zijn algemeenheid is één van de liberale deugden zuinigheid en
spaarzaamheid. Wij willen dan ook de mensen die de afgelopen jaren in
armoede hebben geleefd en die in die moeilijke problematiek de touwtjes toch
aan elkaar hebben geknoopt, vanuit ons integrale armoedebeleid soelaas zien
te bieden. Dat staat bij ons voorop: mensen die zuinig zijn geweest, moeten
worden gewaardeerd. Binnen die deugd van zuinigheid en spaarzaamheid
blijven er echter altijd mensen die buiten hun schuld in financiële problemen
zijn gekomen. Men kan dan met een Nederlands spreekwoord zeggen: "eigen
schuld, dikke bult", maar men kan ook kijken of er binnen heel nadrukkelijke
beperkingen mogelijkheden zijn om mensen in deze positie extra te helpen.
Het gaat dan om voorwaarden als: buiten eigen schuld en elementaire
levensbehoeften, niet om luxe levensbehoeften. Er moet dan duidelijkheid zijn
omtrent de vraag, wat de armoedegrens is. Hoe hoog of hoe laag is die? Het
moet ook gaan om mensen in een uitzichtloze positie, met geen of weinig kans
op werk. Ik noemde al eerder de bejaarden zonder extra pensioen,
bijstandsmoeders enz. Als men hen wil helpen in hun schuldenproblematiek
en als zij voldoen aan de voorwaarden als geschetst, zijn er voor mijn fractie
enige belangrijke vragen. Waarom zouden wij hierin optreden? In de eerste
plaats omdat mensen met die problematiek vaak het ene gat met het andere
gaan dichten, waardoor de problematiek alleen maar groter wordt. In de
tweede plaats - dat is een praktische, financiële invalshoek - betaalt men,
als een schuld lang bestaat, bijna de helft aan rente en de andere helft aan
aflossing. Als schuldsanering heel lang duurt, betaalt men niet alleen de
schuld, maar ook heel veel rente. De vraag is dus, of men door een eenmalige
stroomversnelling in het beleid die schuldsanering niet sneller zou kunnen
laten verlopen, waardoor met name de rentecomponent voor de betrokkenen
de komende jaren minder zou zijn.
In die mix van maatregelen - wij zijn daarin iets optimistischer dan de heer
Van der Laan - zal een belangrijke component de vereffening door
schuldeisers moeten zijn. Wij gaan ervan uit dat dezen, als zij het perspectief
hebben van tien jaar afbetaling of sanering binnen een jaar, in het laatste
geval meer bereid zijn water bij de wijn te doen en met een lager percentage
aflossing akkoord te gaan.
Een vraag is dan uiteraard ook, of de betrokkenen nog een eigen betalings-
capaciteit hebben en of de gemeente bereid en in staat is om ofwel de
schulden renteloos te maken ofwel - dat is een stap verder, die wij ook bereid
zijn te maken - een gedeelte van de schuld die boven de betalingscapaciteit
en de vereffening van de schuldeisers uitgaat, kwijt te schelden. Dat laatste
is wat ons betreft wel geconditioneerd. Het is daarbij voor ons van belang dat
dit, uiteraard op basis van vrijwilligheid, gebeurt aan de hand van een
contract, met als inhoud dat het budgetbeheer door de betrokkenen wordt
gedelegeerd aan bijvoorbeeld de Gemeentelijke Sociale Dienst. Het mag niet
zo zijn, dat, als er sprake is van een eenmalige saneringsoperatie, mensen een
maand of een jaar later weer in dezelfde problematiek kunnen terugvallen.
(De heer KÖHLER: Ik begrijp dat u voor een bepaald deel van de minima
voor bepaalde schulden een gedeeltelijke tegemoetkoming wilt, met
handhaving van de gebruikelijke aflossing vanuit het minimumniveau. Ik had
het eergisteren via de media anders begrepen.)
Wat had u dan begrepen?
(De heer KÖHLER: Ik had begrepen dat u tenminste voorstelde, voor
mensen die op het minimuminkomen zitten eenmalig de schulden weg te
saneren.)
Sanering geldt uiteraard voor iedereen.
(De heer KÖHLER: U noemde als voorbeelden ouderen met alleen AOW en
bijstandsmoeders. Dat is een deel van de mensen op minimumniveau. Verder
sprak u van bepaalde schulden, niet als mensen te veel luxe hebben
aangeschaft.)
Ik weet niet welk deel van de uitzending u hebt gezien. Als u het hele
programma hebt gezien, zal zijn gebleken dat in elk geval twee punten essen-
tieel waren. Het ging om mensen die onder de armoedegrens komen en
mensen die buiten hun schuld, dus niet voor luxe bestedingen, schulden hebben
gemaakt. Om het plastisch uit te drukken: kinderkleding wel, maar een hifi-
toren niet. Het gaat om elementaire levensbehoeften, medische kosten,
studiekosten enz.
(De heer KÖHLER: Dat heb ik nu van u begrepen. Ik had echter eerder de
indruk dat u een generiek plan lanceerde. Dat vond ik heel ruimhartig, maar
ik begrijp nu dat het tot wat reëlere proporties wordt teruggebracht.)
Ik denk toch dat u maandag slechts een klein deel van de uitzending hebt
gezien.
(De heer KÖHLER: Ik heb het allemaal goed gezien!)
(De heer SPIT: Kan de heer Houterman, met alle beperkingen die hij nu in
het plan aanbrengt, ook inventariseren wat er nieuw aan is? Bij de hele
schuldsanering zoals die door de Gemeentelijke Kredietbank wordt beheerd,
zitten die elementen er al jarenlang in.)
Er zijn in dat verband twee hoofdpunten die in belangrijke mate afwijken van
wat er nu aan beleid is. Ik noem als eerste de stroomversnelling. Als er nu een
afbetalingssystematiek is voor bijvoorbeeld tien jaar, willen wij proberen
sneller tot aflossing te komen, zij het niet in één keer.
(De heer KÖHLER: Er is nu al een wettelijke regeling waardoor men
maximaal drie jaar behoeft af te betalen. Schuldeisers moeten daarmee dus
akkoord gaan.)
Door geld dat wij in de komende jaren te besteden hebben naar voren te halen
zouden wij versneld kunnen aflossen, waardoor een belangrijk rentevoordeel
ontstaat.
(De heer SPIT: Ik meen dat hier sprake is van de bekende oude wijn in
nieuwe zakken.)
Dat geldt in ieder geval op twee punten niet. Dat is in de eerste plaats de
verlaging van de rentelast door de genoemde stroomversnelling. In de tweede
plaats willen en moeten wij met betrekking tot de persoonlijke betalingscapaci-
teit de discussie aangaan over de vraag, tot welk bedrag de mensen kunnen
komen voor een redelijke aflossing en voor welk bedrag wij als gemeente
bereid zijn om ofwel tot kwijtschelding van de rentecomponent te komen ofwel
tot kwijtschelding van de hoofdschuld.
(De heer HULSMAN: Wilt u dan een andere regeling voor de aflossingsca-
paciteit dan die welke in de Tweede Kamer met instemming van uw fractie
daar is vastgesteld? Daarin werd ervan uitgegaan dat iemand op het minimum-
niveau nog steeds een bedrag van fl 90 zou kunnen aflossen. Ik weet niet hoe
dat moet, maar uw fractie in de Tweede Kamer schijnt dat wel te weten.)
Wij zouden de betalingscapaciteit die nu wordt aangehouden, dus rond fl 90,
willen vasthouden. Daarvan gaan wij ook voor de komende tijd uit.
Met betrekking tot de financiële kant merk ik het volgende op. In de finan-
ciële vertaling van ons verkiezingsprogramma komen wij tot een integrale
benadering van ons armoedebeleid en een belangrijk element is daarin ook de
financiële vertaling van het schuldsaneringsbeleid. Ik beperk mij nu tot het
laatste punt. Op blz. 106 van de begroting staat dat voor de komende jaren een
bedrag van 3,1 miljoen gulden structureel is gepland. Het is altijd een wat
impopulair begrip, maar als wij in dit geval denken aan een saneringsfonds,
zouden wij in die constructie kunnen uitgaan van een bedrag van circa 30
miljoen gulden voor de komende tien jaar. Voor de VVD is het bespreekbaar,
dat de uitgaven die nu zijn gepland, dus jaarlijks ongeveer 3 miljoen gulden,
deels naar voren worden gehaald en sneller worden uitgegeven, als daardoor
problemen van mensen eerder kunnen worden opgelost of als de wethouder
voor Sociale Zaken meent dat de plus-voorziening die er nu komt de komende
jaren de schuldenproblematiek iets minder groot zal maken dan de afgelopen
jaren. Die beleidsmatige vrijheid, om van een prioriteit van 3,1 miljoen
gulden per jaar te komen tot een saneringsfonds van circa 30 miljoen gulden,
is wat de VVD betreft bespreekbaar. Dat zou ook ons voorstel zijn.
Een tweede punt waarin wij soelaas verwachten - ik spreek hier de wethouder
voor Volkshuisvesting aan - is dat hij in zijn onderhandelingen met de
woningcorporaties over het toekomstige convenant inzake erfpachtbetalingen
naast de invalshoek van de gematigde huren ook het onderwerp
schuldencapaciteit aan de orde stelt.
Het is mijn fractie voorts een eenmalige injectie waard van 20 miljoen gulden.
Dat hadden wij al gepland. Gezien de opstelling van wethouder Van der Aa,
die stelde dat hij waarschijnlijk de zaken in een stroomversnelling kan brengen
en het geld voor de schuldsanering eerder kan uitgeven dan het moment
waarop het VVD-verkiezingsprogramma er is, willen wij die handschoen graag
opnemen. Van de 20 miljoen gulden willen wij al direct een bedrag van 10
miljoen gulden beschikbaar stellen, zodat de wethouder vanaf januari 1998
extra aan de slag kan.
Het is bij een voorstel als dit uiteraard een goede traditie om met een dekking
te komen die vooral snijdt in eigen vlees en die ook te maken heeft met eigen
politieke stokpaardjes. Als wij met een dekkingsvoorstel moeten komen, zullen
wij dan ook nadrukkelijk niet naar prioriteiten kijken die andere partijen lief
zijn, maar zullen wij onze eigen Achilleshiel opzoeken; dat geldt niet alleen
voor mijn partij, maar ook voor mij persoonlijk. Ik heb de afgelopen dagen
dan ook nagedacht over de vraag hoe wij in een richting zouden kunnen komen
van een dekking die voldoet aan die criteria. Mijn invalshoek is dan als volgt.
Wij hebben de laatste jaren als gemeente heel goed kunnen sparen. De
conjunctuur zat mee en wij hadden een lage rentestand. Dat heeft ons wat
wind in de zeilen gegeven. Naar de mening van de VVD is dat spaargedrag de
afgelopen jaren bewonderenswaardig goed geweest, maar nog lang niet
voldoende. Onze spaarpot, het weerstandsvermogen, had wat ons betreft de
afgelopen jaren en het komende jaar best veel groter mogen zijn. Het gaat wel
de goede kant op, maar nog lang niet ver genoeg. Niettemin zijn wij, ook om
aan te geven dat de gemeente goed heeft kunnen sparen maar dat dit niet bij
iedereen voldoende terecht is gekomen, bereid het weerstandsvermogen aan
te spreken en boter bij de vis te leveren. Als wij moeten kiezen tussen
maagpijn en hoofdpijn, dat wil zeggen op korte termijn toename van het
weerstandsvermogen versus een extra bijdrage voor het armoedebeleid c.q. de
schuldsanering, kiezen wij voor dat laatste. Wij kiezen dan voor de sense of
urgency van het armoedebeleid. Die keuze kunnen wij uiteraard niet alleen
maken; die moet worden gemaakt in collegiaal verband in de Raad. Het
perspectief op stijging van het weerstandsvermogen zal naar de mening van de
VVD ook onverminderd moeten blijven bestaan, ook in de komende jaren. Als
bijvoorbeeld volgend jaar in de voorjaarsnota bij een behoedzaam scenario
meevallers zichtbaar zijn, moeten wij ook bereid zijn, het weerstandsvermogen
weer op het peil te brengen zoals vermoedelijk de berekening van Moret zal
aantonen.
(De heer VAN BOMMEL: U suggereert daarmee dat u met die operatie
wellicht tienduizenden mensen in één jaar kunt bereiken en helpen?)
Ik kom daarop straks terug. Ik wil nu eerst de financiële kant in beeld
brengen. De VVD stelt het volgende voor. De component zoals het College die
voorstelt - 3,1 miljoen gulden per jaar - mag wat ons betreft een sanerings-
fonds van 30 miljoen gulden worden als de wethouder meent dat hij (eventueel
een gedeelte van) het geld eerder kan uitgeven; dat is voor ons dan bespreek-
baar. Wij zijn bereid, aan de hand van een motie een bedrag van 10 miljoen
gulden uit de verhoging van het weerstandsvermogen te halen en prioriteit te
geven aan het armoedebeleid c.q. schuldsanering. De groei van het weerstands-
vermogen wordt daarmee niet van 50 naar 70 miljoen gulden gereduceerd van
50 naar 60 miljoen gulden. Dat is nog altijd een mooie stijging, maar minder
dan wij als liberalen zouden willen.
Verder zijn wij bereid - dat kunnen wij procedureel niet doen, maar mijn
fractie is daartoe wel bereid als politiek commitment - om in het programak-
koord in 1998 een bedrag van 10 miljoen gulden extra in te zetten voor het
armoedebeleid c.q. het saneringsbeleid. Dat brengt ons tot een totaalbedrag
van 20 miljoen gulden. Wat ons betreft zou er dan de komende jaren sprake
kunnen zijn van een stuwmeer van 50 miljoen gulden. Ik kom daarmee ook bij
de vraag van de heer Van Bommel: is dat voldoende? Dat kan naar mijn
mening voldoende zijn, maar het hangt wel af van het beleid en van de
definities. Wij zijn van oordeel dat het "saneringsfonds-Van der Aa" van 30
miljoen gulden en de tweemaal 10 miljoen gulden, samen 50 miljoen gulden,
behoorlijk soelaas zullen bieden. Men mag daarbij natuurlijk niet vergeten dat
de rest van het armoedebeleid, met name onze plus-voorzieningen en de
bijzondere bijstand, ook van belang is.
Daardoor zal de komende jaren de problematiek verminderen. Men zal dan
het moment kunnen bereiken dat mensen geen schulden meer maken of
kunnen maken. Door de bijzondere bijstand zullen mensen voor zaken als
koelkasten enz. in de toekomst geen schulden meer moeten maken. Naar onze
mening zou derhalve de schuldenproblematiek na een aantal jaren drastisch
moeten afnemen.
(De heer SPIT: Het bedrag van 10 miljoen gulden is een zuiver incidentele
dekking. U geeft toch toe, dat wij hier te maken hebben met een structureel
probleem, waarvoor dus ook een structurele dekking nodig zou zijn?)
Structureel is de 3,1 miljoen gulden in de begroting; dat is een prioriteit die
is gehonoreerd in de portefeuille van wethouder Van der Aa. Wat ons betreft
is er een eenmalige extra bijdrage van 20 miljoen gulden mogelijk. Voor een
bedrag van 10 miljoen gulden zou ik een motie willen indienen.
(De heer VAN DER LAAN: Het bedrag van 3,1 miljoen gulden zat al in de
begroting. In plaats van structureel ieder jaar 3,1 miljoen gulden uit te
geven, wilt u nu in één keer 30 miljoen gulden uitgeven.)
Ik wil het College de beleidsvrijheid geven, het bedrag van 30 miljoen gulden
niet in tien jaar uit te geven, maar bijvoorbeeld de eerste jaren 10 miljoen
gulden en later minder.
(De heer VAN DER LAAN: Dat is mij duidelijk. Ik ben heel benieuwd naar
het antwoord van het College op de vraag of de verwachting voor de toekomst
zodanig is dat dit plan als intelligent moet worden beoordeeld of juist niet.
Ik kom overigens nog even terug op een vraag die ik eerder stelde. Andere
raadsleden hebben veel meer verstand van de techniek dan ik, maar kennelijk
had ik wel dezelfde intuïtie als zij. In eerste instantie sprak u over de
verdeling van wat er al was; dat zat al in de plannen. Dat heeft echter als
probleem dat men dan de oude schuldenaren wel geld geeft, maar nieuwe
minder. Verder heeft het als risico dat het geld terechtkomt bij de schuld-
eisers en niet bij degenen voor wie het eigenlijk bestemd was. Ik vraag mij af
- ik heb echter wel de neiging u te steunen - of wij, los van de technische
spelregels, de posten van tweemaal 10 miljoen gulden de titel van "algemeen
armoedebeleid" kunnen geven. Uw intentie wordt dan gehonoreerd en dan
hebt u keurig uw woord gehouden en gaat niemand die hiermee akkoord gaat
een foute beslissing nemen. De invulling komt dan immers nog.)
Ik denk allereerst dat wij wat verschillend aankijken tegen schuldvereffening
in de marktsector. Daarover ben ik wat optimistischer dan u. Vervolgens moet
het ook zo zijn, dat er in de toekomst minder schuldenproblematiek komt. Ons
beleid zal immers worden verbeterd. Verder zullen mensen ook moeten weten
dat dit een eenmalige operatie is. In de toekomst zal men het niet een tweede
of derde keer in zijn hoofd moeten halen om schulden te maken. Daarmee
moet de problematiek minder worden.
(De heer VAN DER LAAN: Op dit punt weet ik meer van schulden-
problematiek dan u. Dit is een veel te schematische voorstelling van zaken.
Men kan niet zeggen dat de mensen, als wij er nu 10 of 20 miljoen extra in
stoppen, niet meer terug mogen komen. Ik weet nu al dat zij elk jaar
terugkomen om 20 miljoen gulden. Dat is de situatie.)
Men moet mensen die kans niet geven. Een onderdeel van ons voorstel is dat
degenen die op basis van vrijwilligheid dat contract met ons aangaan door
budgetbeheer geen kans krijgen om voor hoge bedragen vaste verplichtingen
aan te gaan. De plus-voorziening, dus voor de koelkast en de wasmachine,
maakt dat er geen mogelijkheid meer is om leningen te sluiten.
(Mevr. DE JONG: In het algemeen is het zo dat mensen in de schulden
geraken en niet schulden gaan maken. Dat heeft te maken met de hoogte van
de uitkeringen. U loopt daar al te gemakkelijk overheen. Het overkomt de
mensen.)
De zaak moet dan ook goed worden begeleid. De plannen die de wethouder
in voorbereiding heeft en die zijn besproken op de conferentie over
schuldhulpverlening, verkleinen in de toekomst de kans van het maken van
nieuwe schulden. Anders zouden wij er niet aan moeten beginnen.
Tenslotte kom ik op de kwestie van de spelregels en de procedures. Enerzijds
zijn er de politieke prioriteiten van partijen, ook van de VVD. Anderzijds
ligt er een begroting die evenwichtig is. Wat wij nu voorstellen is dan ook
een aanzienlijke afwijking van wat het College voorstelt. Normaal gesproken
zouden wij dit voorstel ook niet hebben gedaan, maar gezien de problematiek
zou ik dit voorstel toch als denkmodel willen meegeven. De reacties van de
fracties in tweede termijn wacht ik graag af. Afhankelijk daarvan zal ik in
tweede termijn een motie indienen, hopelijk mede namens de andere partijen.
Als men mij vraagt of in die discussie over hoofdpijn dan wel maagpijn,
armoedebeleid en weerstandsvermogen, de keuze politiek gezien pijn doet, zeg
ik van harte ja. Waarom doen wij dat dan? Omdat het hard nodig is. Ik erken
ruiterlijk en eerlijk dat het naar voren halen van de post van 10 miljoen
gulden voor de VVD een offer is als het gaat om onze begrotingsdiscipline en
het weerstandsvermogen, echter wel een offer dat wij gaarne brengen. Ik zal
aan dit punt in het kader van mijn financiële beschouwingen later in deze
vergadering nog enkele woorden wijden.
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
28' Motie van 22 oktober 1997 van het raadslid Houterman inzake een
project Topkunst (Gemeenteblad afd. 1, nr. 590, blz. 2461).
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.
Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Het kan soms heel raar lopen in
de politiek en daarom treed ik nu bij deze algemene beschouwingen namens
de fractie van D66 als woordvoerster op.
Toen ik enkele dagen geleden naar een uitzending van AT5 keek, kreeg ik in
eerste instantie de indruk, dat er een openbare Baak-bespreking werd
gehouden, want er werd over veel geld onderhandeld, er vonden berekeningen
plaats en er werd al geld uitgedeeld, zo maar in het openbaar. Er gebeuren
toch vreemde dingen. In dat verband merk ik aan het adres van de heer
Houterman op, dat ik altijd heb begrepen, dat de Achilleshiel van de VVD de
onroerend-zaakbelasting was en niet het weerstandsvermogen. Ik neem aan,
dat wij later op deze buitengewoon onorthodoxe manier van optreden zullen
terugkomen.
(De heer HOUTERMAN: Liberalen zijn gekke mensen. Wij hebben twee
benen en dus ook twee Achilleshielen.)
Ik zou het natuurlijk leuk vinden, de laatste algemene beschouwingen van deze
raadsperiode te kunnen beginnen met complimenten uit te delen aan het
College, een beetje meegaan in de jubeltoon zoals die ook een maand geleden
in Den Haag werd aangeslagen, maar hoewel mijn fractie nadrukkelijk dit
College in deze samenstelling gewenst heeft en D66 ook over inzet en
resultaten niet te klagen heeft, zijn er toch nog wat kanttekeningen te maken.
Wat te denken van een welvarende en beschaafde stad waar een meisje van zes
jaar twee dagen naast haar dode vader zit te wachten tot hij weer wakker
wordt? Of een stad waar mensen huiverig worden om op straat in te grijpen
als zij zien dat er iets gebeurt wat niet in de haak is? Is het barmhartige en
tolerante, swingende Amsterdam aan het verworden? A clockwork Orange
revisited? Natuurlijk zijn dit niet exclusieve Amsterdamse situaties maar zij
vragen wel om exclusieve Amsterdamse antwoorden en aanpak. Wat dat
betreft is het collegebeleid met 'werk, werk, werk' een heel goed begin. Hoe
meer mensen actief meedoen aan de samenleving - werk is daartoe een zeer
belangrijke manier - en zich hier bij betrokken voelen, hoe beter.
Wat Amsterdam betreft gaat het ook goed met de grote projecten: Noord-
Zuidlijn, IJburg en IJ-rail, ook als zij, zoals het er nu uitziet, niet kunnen
worden gefinancierd op de manier zoals wij oorspronkelijk hadden gedacht. De
fractie van D66 gaat er wel vanuit, dat de aanleg zonder vertraging kan worden
gerealiseerd.
Het gaat goed met de economische ontwikkeling in het land en daarom ook
met die in onze regio en stad. De havens zijn daarvan een prima voorbeeld,
maar waarom blijft het College dan zo lang dubben over de positionering van
het Havenbedrijf? Geef ook eens een ander de gelegenheid om slagvaardig te
kunnen optreden!
De grootste banen- en inkomstenbron van de regio, Schiphol, neemt nog steeds
in betekenis toe. Amsterdam heeft gekozen voor een zeer sterke luchthaven
op deze plek, onder strenge beperking van de hinder door handhaving van de
gestelde milieunormen.
Ook met de Kunst gaat het redelijk goed. Het tweede Kunstenplan is tot stand
gekomen, met ruime uitbreiding van de middelen. Aan een dreigend gebrek
aan flexibiliteit willen wij nog wat doen omdat plotseling opkomende
initiatieven moeten kunnen worden ondersteund.
Alles bij elkaar lijkt het toch een stralend verhaal, maar voor ongeveer
300.000 inwoners in deze stad is er minder reden om te juichen. Daar gaat een
deel van de welvaart langs. Is onze inzet en aandacht wel gericht op participa-
tie, op gelijke deelname aan het sociale leven, op breed profiteren van de
exploderende rijkdom voor iedereen? Jawel, 10.000 banen erbij, maar zijn die
additioneel of leiden zij ook werkelijk tot langdurige, niet (meer) gesubsi-
dieerde arbeid? Is de gezondheidszorg toegankelijk voor alle Amsterdammers?
Is het ziektepercentage, de zuigelingensterfte, de levensverwachting in
sommige buurten nog steeds ongunstiger dan het gemiddelde?
Amsterdam is wel een welvarende stad, maar is het ook een sociale stad? Die
vraag wil ik in mijn betoog stellen bij het doornemen van een aantal
beleidsterreinen. D66 vindt dit de toetssteen van overheidsbeleid, namelijk dat
alle inwoners van de stad tot hun recht kunnen komen.
De overheid moet een partner zijn op wie men kan rekenen en met wie men
kan rekenen, zoals wij als Amsterdams bestuur rekenen op afspraken en
toezeggingen die zijn gemaakt met het rijk over de aanlegkosten van de
Noord-Zuidlijn, VINEX-convenant enz. Wij klimmen dan terecht in de hoogste
boom als een en ander mis dreigt te gaan. Zo moeten wij in onze rol naar onze
stadsdelen, burgers en bedrijfsleven een betrouwbaar stadsbestuur zijn, een
bestuur waarop men kan rekenen. Wij moeten bereid zijn om kritisch naar
onszelf te kijken. Hoe ver zijn wij gegaan om de burgers bij het beleid, de
plannen, de regelgeving te betrekken? Weet elke burger wat hij van mij
verwachten mag, welke rechten en plichten hij heeft? Kortom, kunnen de
Amsterdammers lezen en schrijven mét, maar vooral ook rekenen ¢p hun
stadsbestuur?
Een sociale stad is een stad waar zorg is voor de zwakkeren in die stad. In de
stad zijn er altijd tegenstellingen en uitersten; mensen die goed participeren
in het sociale leven en mensen die door allerlei oorzaken dat niet redden,
eruit vallen. De overheid doet allereerst een beroep op mensen zelf, maar dat
ontslaat ons niet van de plicht diegenen die meer moeite hebben een veilige
plek te veroveren in deze samenleving de helpende hand te bieden. Echter ook
diegenen in de stad die hier herhaaldelijk mee geconfronteerd worden, zoals
de hulpverleners en de Politie. Zij hebben ook onze steun en aandacht nodig.
Ik denk hierbij uiteraard aan de agenten van het bureau Warmoesstraat. Wat
er precies is gebeurd op de stoep bij bureau Warmoesstraat wordt onderzocht
en ik doe geen uitspraak over individuele agenten, maar ik moet wel
constateren dat een dergelijk bureau te maken heeft of wordt opgezadeld met
problemen die men niet aankan, niet omdat de mensen die er werken onge-
motiveerd of slecht zouden zijn, maar omdat zij te maken krijgen met
problemen en mensen die de rest van Nederland niet aankan en dan maar naar
Amsterdam stuurt. Daar heeft men op een bureau als de Warmoesstraat noch
de mankracht noch de expertise voor in huis. Dat is niet alleen een probleem
voor het bureau maar vooral ook voor ons. Dit probleem is een klemmend en
treurig voorbeeld dat vraagt om actie van de overheid. Mijn fractie is daarom
ook een warm voorstandster van het openstellen van gebruikersruimten. Ik
verwijs naar het programma van wethouder mevr. Van der Giessen: in 2000
niemand meer tegen zijn zin op straat. Zoals het er nu uitziet is de 1 miljoen
gulden die daar nu voor op de begroting staat zeker niet voldoende. De
inrichting en begeleiding die dergelijk ruimten vergen bestaan uit meer
schakels dan wij aanvankelijk konden voorzien.
Wij moeten trouwens ook op een andere manier laten zien wat wij op straat
willen. Het opjaagbeleid voor Foodplaza aan de Nieuwezijds Voorburgwal is
gênant, maar minstens zo gênant is het feit dat daar een onafgewerkte
betonnen trap ligt; onafgewerkt omdat er ruzie is en er gezwartepiet wordt
tussen Albert Heijn en de gemeente wie het betalen moet. Is het een
entreepartij of is het openbare ruimte? Natuurlijk moeten wij als gemeente
ook op de kleintjes letten, maar College, wees de wijste in deze zaak en maak
die stoep netjes af. Later kan dan over de rekening worden gezeurd.
Kunnen Amsterdammers ook rekenen op dit stadsbestuur als het gaat om hun
uitkering? Het grote probleem bij het armoedebeleid is dat er wel genoeg
voorzieningen zijn, of nog worden gecreëerd, maar dat de drempels, de regels
en de eindeloze formulieren mensen belemmeren om hiervan ook gebruik te
maken. Er moet dus een communicatieprogramma worden gemaakt, dat aan
speciale criteria moet voldoen. Mevr. Alkema zal namens D66 daarover in de
Commissie voor Werk enz. verdere voorstellen doen, evenals zij een voorstel
zal doen voor positieve bestandskoppeling om er voor te zorgen dat iedereen
krijgt waar men recht op heeft. Dat is een overheid waarop men kan rekenen.
Een sociale stad biedt haar inwoners kans op werk. Natuurlijk is een betaalde
baan niet het enige middel om actief in de maatschappij te participeren. Werk
is ook: onbetaalde activiteiten, zoals in vrijwilligerswerk. De vraag moet
natuurlijk ook gesteld worden, of de gecreëerde banen op de verschillende
fronten werkelijk uiteindelijk naar reguliere arbeid leiden. Is het waar dat er
nu al in Amsterdam enige duizenden mensen rondlopen die na enkele jaren in
een Melkertbaan, ex-Melkertbaners geworden zijn? Dus Melkert 1, Melkert
2 en nu ook ex-Melkertbaners? Hoe is dat te rijmen met de wettelijk vast-
gelegde verplichting van deze regeling, deze mensen naar een reguliere baan
te geleiden? D66 is benieuwd naar de rapportage die de wethouder hierover
heeft aangekondigd, maar ik zou er graag nu al iets over willen horen. Het
waarmaken van deze doelstelling is kenmerk van een overheid waar men op
kan rekenen. Natuurlijk levert een goed draaiende economie die banen op die
wij het meest nodig hebben, namelijk banen in de marktsector en betaald door
de marktsector.
Als men kijkt naar de Europese regio's die qua omvang enigszins vergelijk-
baar zijn met de Amsterdamse, valt het op dat waar andere regio's zich
richten op een kernactiviteit, bijvoorbeeld de havens in Hamburg, Frankfurt
als financieel centrum, Amsterdam van alles wat doet. Men kan zich afvragen
of dat een verstandige keuze is. D66 vindt dat de centrale positie van
Amsterdam in Europa zowel letterlijk als figuurlijk van dien aard is, dat deze
veelzijdigheid juist haar sterke kant is, en moet blijven. De combinatie van
onze haven, groot in het middensegment, en Schiphol, maakt het voor veel
buitenlandse bedrijven zeer aantrekkelijk om zich juist hier te vestigen: van
Nissan tot Ericcson, en nu misschien Philips, komt men op Amsterdam af. Dat
verplicht ons dus ook om die factoren die zo aantrekkelijk zijn voor deze
bedrijven te koesteren. Besluiteloosheid en onzekerheid zijn funest voor het
bedrijfsleven.
Soms heb ik een akelig visioen. Het is 2020, het is stil in Amsterdam, Schiphol
is weg, de havens zijn leeg, alleen een hoogbejaarde Roel van Duijn woont in
een plaggenhut waar eens de Afrikahaven gepland was. Men zal dan toch niet
kunnen zeggen, dat dit komt doordat het in 1997 aan durf en visie heeft
ontbroken en het gemeentebestuur toen de verkeerde, of nog erger, geen
enkele beslissing heeft durven genomen?
De ontwikkeling van de Zuidas is er ook zo een die men moet koesteren.
Doortastendheid is geboden, maar laten wij ons niet laten verleiden tot
incidentenplanologie. Het stedenbouwkundig plan voor de Zuidas moet
zorgvuldig tot stand komen, zodat de kwaliteit die ons voor dit gebied voor
ogen staat en die essentieel is, ook kan worden bereikt.
Bij een sociale stad hoort, dat de inwoners op een actieve manier zijn
betrokken bij het bestuur van die stad. Inspraak vooraf en eventueel een
referendum achteraf zijn noodzakelijk om de burgers de gelegenheid te bieden
zelf actief aan de discussie over de toekomst van de stad deel te nemen, een
mening te laten ontwikkelen en zo nodig corrigerend op te treden. Het feit dat
bij de laatste twee referenda niet voldoende burgers bereid waren om het
stadsbestuur te corrigeren is ook een uitspraak. Dat is ook een kwestie van
rekenen ¢p en rekenen mét, namelijk met de cijfers die de Raad van te voren
heeft vastgesteld over opkomstpercentages.
De Raad heeft uitgesproken dat de stadsdelen kunnen besluiten om te
experimenteren met een gekozen stadsdeelvoorzitter, een goede stap in de
richting van een systeem dat meer op het dualisme zal zijn gebaseerd, maar
wat wij voor stadsdeelbesturen een verbetering vinden, moeten wij ook op
onszelf toepassen. N£ nog de voorstellen voor parttime wethouders en
wethouders van buiten de Raad, ook voor de Gemeenteraad van Amsterdam.
Wat mij betreft in 2000 geen herbenoemde, maar een gekozen Patijn!
(De VOORZITTER: Dat kan slechts voor één jaar want daarna ga ik met
pensioen.)
Daarmee heb ik geen rekening gehouden, want u ziet er nog zo jong uit.
Het geeft voldoening om te zien dat ideeën van D66 die nog niet zo lang
geleden werden weggehoond nu krachtig worden omhelsd door andere
partijen. Ik stel vast dat de PvdA kiest voor het referendum in haar nieuwe
Gemeenteraadsprogramma en ook de door ons al zo lang gewenste deelraad
Binnenstad lijkt tot de mogelijkheden te gaan behoren. D66 zal zich sterk
maken voor het opnemen van een programma tot realisering van deze
bestuurlijke vernieuwingen in het volgende programakkoord.
Ik noem nog een ander punt van aandacht voor het volgende programakkoord.
Vanaf het moment van haar aantreden heeft wethouder mevr. Van der Giessen
een wekelijks spreekuur voor burgers ingesteld. Het is tot op de dag van
vandaag een groot succes. Men hoort er hier misschien niet veel over, maar
zeer veel burgers maken er gebruik van. Waar hadden de bewoners van de
Wibautstraat hun klachten anders moeten uiten? Geen van haar collega's is
echter blijkbaar op het idee gekomen haar voorbeeld te volgen. Ik vind, dat
het volgende College daarover zeker moet nadenken. De bereikbaarheid van
het bestuur is ook op andere punten nog niet optimaal, zoals de jaar-
rapportages van de ombudsman laten zien.
Een sociale stad is een stad waar burgers en bezoekers zich thuis voelen, waar
de openbare ruimte met zorg en veilig wordt ingericht, met ruime winkel-
openingstijden, een goed parkeerbeleid, aantrekkelijke straten en pleinen. Het
College verdient complimenten bij de aanpak van het profiel van de stad. Er
is een consistente verbetering op gang. Nu nog dezelfde consistente houding
ten aanzien van de gevelreclames, het welstandstoezicht, de gebouwde
terrassen enz., en nog heel wat meer voortvarendheid bij het realiseren van
alternatieven voor het parkeren op straat! Bij de herinrichting van de
Prinsengracht is gebleken, hoe snel het draagvlak voor een gewenst beleid kan
wegebben, als men niet ziet dat het evenwicht in de maatregelen serieus wordt
genomen. D66 vangt echter wel degelijk steeds meer signalen op, dat het
parkeerbeleid in onze stad gewaardeerd wordt door groeiende groepen
burgers, namelijk de vergunninghouders. Als alle huisadressen een vergunning
krijgen - dat is een idee van de VVD - klinkt dat aardig, maar is het leed
niet te overzien: allemaal een papiertje, niemand een plekje. Er zijn 45.000
huishoudens en er zijn 17.000 plekken op straat.
Wij wachten veel te lang op bedrijfsgarages met dubbelgebruik. Veel te lang
duurt het ingewikkelde proces van nieuwbouw van parkeergarages. Wij als
Raad weten hoeveel tijd die procedures kosten en wij weten dat er hard aan
wordt gewerkt, maar de burgers zien daar niets van; zij willen gewoon
parkeren.
Een ander aspect van het klimaat van de stad is de aanwezigheid van een
gevarieerde horeca. Deze raadsperiode is het nieuwe sluitingstijdenregime
ingegaan. Daarin zijn onmiskenbaar voordelen te herkennen, maar men mag
de ogen niet sluiten voor het toenemende geweld dat op straat plaatsvindt. Er
worden grote groepen mensen tegen hun zin vanwege de sluitingstijd tegelijk
op straat gedreven en er staat geen nachtbus klaar. Die is wegbezuinigd om
bedrijfseconomische redenen van het Gemeentevervoerbedrijf. Waar ontstaat
de overlast? Niet meer zozeer vanuit de café's zelf; de geluidwerende
maatregelen en de controle door de Milieudienst sorteren effect.
(Wethouder BAKKER: Even voordat dit een eigen leven gaat leiden: er is wel
degelijk nog een nachtbus.)
Er is inderdaad nog een nachtbus, maar op een bepaald moment worden
drommen mensen na sluitingstijd op straat gedropt en dan staat die nachtbus
er niet. Er staat op het Rembrandtplein tegenwoordig, midden in de nacht en
in het weekend, Politie te paard en die mag dan met zes of acht man zo'n 5
à 6 duizend café- en dancingbezoekers overreden om naar huis te gaan. Wat
is toch de ratio van de maatregel van de verplichte gelijktijdige
sluitingstijd? Toch niet de rust op straat? D66 vindt de situatie nu zo ernstig
dat er niet kan worden gewacht met het nemen van een proef met gevarieerde
sluitingstijden. Dit is ook in lijn met de onlangs door een D66-lid annex
kroegbaas, dus een ervaringsdeskundige, uitgebrachte nota "Koen gaat stappen
in Amsterdam". Ik doe een dringend beroep op de PvdA en GroenLinks,
hieraan mee te werken en akkoord te gaan met een proef van tenminste twee
maanden. De resultaten van de proef kunnen wij dan betrekken bij de nieuwe
akkoordonderhandelingen. Hiertoe dien ik een motie in.
Het tweede Kunstenplan is bijna een jaar in werking en het is goed, de voor-
en nadelen van die systematiek nog eens af te wegen en de werkwijze en de
procedure te evalueren. Enige wijziging lijkt ons wel zinnig; er is duidelijk
behoefte gebleken aan meer vrije ruimte binnen het Kunstenplan om
tussentijds opkomende activiteiten te ondersteunen. Hiervoor komt D66
binnenkort met een nota en om maar meteen een voorzet te geven: het bestuur
van de stad mag best eens vaker en op een andere manier als opdrachtgever
optreden. Wat dacht men van een opera ter gelegenheid van de eerste rit van
de Noord-Zuidlijn?
Ik heb gezegd dat dit College in deze samenstelling een gewenst College is en
was. Wij hoopten met dit College een nieuwe trend in besturen en omgaan met
de burger neer te zetten. Wij staan transparantie en openheid van bestuur
voor. Geen hakken in het zand, achterkamercompromissen, of appels- en
peren-deals: als jij voor de erfpacht bent ga ik voor de openingstijden enz.
(De heer VAN DER LAAN: Als u zo snel in één zin
achterkamertjescompromissen enz. noemt, wil ik u er in de eerste plaats
op wijzen dat ik voor dat woord zeer allergisch ben en in de tweede
plaats, dat er sprake was van een openbare behandeling in de
voorkamer: kamer 0239, van het Stadhuis. Het was aan het eind van de
akkoordonderhandelingen toen er nog twee zaken op tafel lagen. Ik heb
thuis een hele stapel brieven van partijgenoten en bewoners uit de
binnenstad met vragen als: moet mijn café "erfpacht" heten? Noemt u
dat nu niet in één adem.)
Het is gewoon maar een voorbeeld om aan te geven dat alles in de
openbaarheid moet worden gedaan.
Wij hadden het kunnen weten: een trendbreuk of het omgooien van een
bedrijfscultuur lukt niet in vier jaar. Daarover kan wethouder Van der Aa ons
alles vertellen. Dus wat D66 betreft zijn er genoeg zaken blijven liggen
waarmee wij met een volgend College graag verder gaan en wel met diegenen
die ook inzien dat daklozen en zieken op straat een stad als Amsterdam
onwaardig is; met diegenen die ook verder willen om de stad een helderder en
transparant bestuur te geven.
Wij kunnen dan misschien ook iets doen aan de zogenaamde externe
besloten onderzoeken. Twee onderzoeken hebben de afgelopen anderhalf jaar
de politiek in Amsterdam getroffen: Van der Zwan en Havermans. Op veel
onderwerpen en portefeuilles grijpt de Raad naar het middel van een
onderzoek. Eén ding hebben al die onderzoeken gemeen: zij vinden in
beslotenheid plaats. Inclusief embargo's, geheime verslagen, onbekende
getuigenissen en vervolgens: lekken op alle fronten. D66 wil daarmee niet
doorgaan. Deze Raad moet het aandurven om in het openbaar onderzocht en
getoetst te worden, inclusief en onverlet zijn verantwoordelijkheid voor het
ambtelijk apparaat. Als er één ding duidelijk is geworden, is dat er een
gemeentelijk enquêterecht moet komen en wel zo snel mogelijk. Ik dien een
motie in die daartoe moet leiden.
De laatste algemene en financiële beschouwingen van een collegeperiode
mogen niet eindigen zonder een conclusie ten aanzien van de resultaten in die
periode. Op een aantal terreinen heb ik dat al gedaan, maar waarmee stuurt
deze raads- en collegeperiode haar opvolgers de volgende eeuw in? De ArenA
is er, New Metropolis is een doorslaand succes, de Ringlijn is open en de
cruciale besluitvorming voor IJburg is gepasseerd, zo ook die voor de Noord-
Zuidlijn, het muziekcentrum aan de IJ-oevers en de uitbreiding van het
Stedelijk Museum. Ik heb echter reeds aangegeven, dat veel van deze
verworvenheden ten goede komen aan slechts een deel van onze bevolking.
Voor een deel van onze bevolking blijft New Metropolis een trap met een
afdak waar men kan slapen, de Ringlijn een station waar men kan schuilen of
een shotje kan zetten. Bij een volgend akkoord vraagt D66 hier dan ook met
nadruk aandacht voor.
Enkele wensen voor de toekomst: geen daklozen tégen hun zin op straat,
maar ook geen spijbelaars mét zin op straat; die moeten gemotiveerd aan de
slag naar betere resultaten, zodat zij straks een plaats vinden op die zich
uitbreidende arbeidsmarkt, waarvoor wij ons nu moeten inzetten.
Tenslotte vindt D66 dat de suggestie van de VVD om de stad een cadeau
- toen ik deze tekst opstelde had ik er nog geen idee van welk enorm cadeau
de VVD in gedachten had - aan te bieden bij het begin van het nieuwe
millennium moet worden opgepakt. D66 vindt het een schitterend idee...
(De heer NIAMUT: De heer Niamut van het CDA en de heer
Houterman van de VVD hebben hierover een voorstel ingediend.)
Ik dacht dat dit nog niet was ingevuld en mijn partij leek het een heel
aardig idee om dit te doen in de vorm van een grote bibliotheek annex
mediacentrum. Dat is echt een cadeau waarmee wij de volgende eeuw in
kunnen.
(De heer HOUTERMAN: Is hier dan sprake van boter bij de vis?)
Ik weet dat daarvoor gelden...
(De heer VAN DER LAAN: Boter bij de vis? Daar zit nu juist het
probleem. Een cadeau van wie? Het is dan toch een sigaar uit eigen
doos. Wij besteden hier toch niets anders dan gemeenschapsgeld? Welke
gemeenschap geeft nu aan welke gemeenschap een cadeau?)
Honderd jaar gelden is het besluit genomen voor de bouw van het
Concertgebouw. Men kan dan wel zeggen dat het een sigaar uit eigen doos is,
maar het is uiteindelijk wel een verrijking voor de stad.
(De heer VAN DER LAAN: Juist uw partij, die zo gevoelig is voor
democratische procedures, moet wel op die terminologie letten. De
politiek geeft geen cadeaus aan de gemeenschap.)
Ik vind dit wel een beetje zurig.
(De heer VAN DER LAAN: Nu ben ik eens een keer een
proceduretijger!)
Bij de beoordeling van het collegebeleid stelde D66 zich twee vragen.
Werken wij behalve aan een welvarende stad ook aan een sociale stad en laat
de overheid zich in Amsterdam kennen als een overheid waarop men mag
rekenen? Waar deze vragen nog niet geheel met ja konden worden beantwoord
ligt wat ons betreft de grondslag voor de volgende collegeperiode.
De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
29' Motie van 22 oktober 1997 van het raadslid mevr. De Jong om op korte
termijn in de horecaconcentratiegebieden een proef van ten minste twee
maanden te nemen met gevarieerde sluitingstijden (Gemeenteblad afd. 1, nr.
591, blz. 2462).
30' Motie van 22 oktober 1997 van het raadslid mevr. De Jong inzake een
gemeentelijk enquêterecht voor de Raad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 592, blz.
2463).
De moties worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
De heer KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. Het gaat goed met
Amsterdam. De economie groeit, leegstaande kantoren vullen zich,
evenementen volgen elkaar in steeds hoger tempo op en trekken massaal
bezoekers. In de horeca wordt met geld gesmeten, tot diep in de nacht. Niet
alleen toeristen komen naar Amsterdam, maar steeds meer mensen willen er
ook wonen. Fraaie woningen in nieuwe wijken zijn al verkocht voordat zij
gebouwd zijn, hoe duur zij ook zijn. Tel uit je winst!
Helaas, niet alle Amsterdammers delen in deze succes-story. De werkloos-
heid is onverminderd hoog en treft vooral migranten. Huurders worden getrof-
fen door bovenmatige huurverhogingen. De koopkracht van meer dan 100.000
Amsterdammers die van een minimuminkomen moeten rondkomen blijft
achter bij die van anderen. Hierdoor worden veel mensen uitgesloten van
deelname aan tal van maatschappelijke activiteiten. Het leefmilieu lijdt onder
de economische wildgroei. Schiphol produceert steeds meer
luchtverontreiniging en overschrijdt de geluidsnormen. Het autoverkeer blijft
de stad verstikken en de ontwikkeling van parken en natuur blijft achter bij de
groei van andere functies in de stad. Het beleid van het paarse Kabinet en van
het paarse College is beide eenzijdig gericht op "werk, werk, werk". In de
praktijk betekent dit, dat zij kiezen voor een ongebreidelde economische groei,
ook al wordt het milieu hierdoor extra belast, en voor een 24-uurseconomie:
dag en nacht produceren, consumeren en als het even kan feestvieren, als
daaraan tenminste wat te verdienen valt, ook wanneer dit ten koste gaat van
het sociale leven van werknemers of het woongenot van stadsbewoners.
Mijn fractie streeft naar een evenwichtiger beleid, een rechtvaardiger
verdeling van werk en inkomen, goed en betaalbaar wonen voor iedereen; niet
alleen investeren in de economische infrastructuur, maar ook in de sociale en
ecologische infrastructuur. Daar ligt juist de taak van de gemeentelijke
overheid. Dat vereist wel politieke keuzen. Wil men vooral mensen die het al
goed gaat nog meer ruimte geven of juist de kansen vergroten voor mensen die
nu onvoldoende aan de bak komen? Geeft men de economisch sterke functies
alle ruimte of komt men op voor het milieu en de gezondheid van mensen? Is
het geld de maat van alle dingen of staan de mensen centraal? GroenLinks
maakt daarin andere keuzen dan paars.
Amsterdammers hebben behoefte aan betere woningen. Het is dan ook
wenselijk, te bouwen voor mensen die anders buiten de stad een woning
zouden kopen. Dat is echter lang niet voor iedereen weggelegd. De woning
moet ook betaalbaar blijven. De voorraad goedkope huurwoningen dient te
worden beschermd, de onevenredige huurverhoging moet worden bestreden en
de sociale nieuwbouw moet voor mensen met lagere inkomens betaalbaar
worden. Daarbij zien wij vaak de PvdA-fractie in deze Raad als een
bondgenoot; soms ook het CDA. D66 en de VVD laten het hier afweten. Of
het nu gaat om sociale woningbouw op mooie locaties - ik denk aan de
Silodam - dan wel om regels om voor voldoende doorstroming te kunnen
zorgen of het instellen van de huurteams, die Amsterdammers helpen te hoge
huren te bestrijden, steeds laten zij het afweten. Feitelijk bestuurt de
wethouder hier met steun van GroenLinks en het CDA.
Er moet evenwel meer gebeuren op dit gebied. Daarom zullen wij ons
voorstel om de grens voor het toekennen van huursubsidie op te trekken van
fl 710 naar fl 823 per maand opnieuw in discussie brengen, want ook de sociale
nieuwbouw moet betaalbaar zijn voor mensen met lage inkomens. Waar is die
anders voor?
GroenLinks kiest consequent voor het wegwerken van het woningtekort in
de stad. Wij constateren met vreugde dat ook de verantwoordelijk wethouder
Stadig hiervoor zijn best doet. Wij hebben er eerst aan gewerkt om de plannen
voor IJburg milieuvriendelijker te maken en wij hebben die vervolgens ook
actief verdedigd toen zij bij een referendum aan de orde werden gesteld,
samen met wethouder Stadig en anderen. Toen later de woningen in de
Houthaven aan de orde kwamen, haakten andere partijen af. Het vermeende
belang van Cargill weegt voor VVD, CDA en D66 zwaarder dan de
noodzakelijke woningbouw in de stad. Daarop voelde wethouder Stadig zich
verplicht, zijn plan te halveren: geen 1800, maar 900 woningen. GroenLinks
wijst deze terugtocht af. Voor ons geldt ook hier: niet de economische macht
moet het beleid dicteren, maar de gemeente moet ervoor zorgen dat ook
andere belangen voldoende worden gewaardeerd. Juist dat is de taak van het
gemeentebestuur.
Het is wenselijk dat iedereen, ongeacht huishouden of inkomenssituatie, zo-
veel mogelijk zelf kan kiezen in welke buurt hij wil wonen. Wij waarschuwen
er echter wel voor, dat het mengen van rijk en arm door de woningvoorraad
in alle buurten te differentiëren geen panacee is tegen sociale tweedeling.
Amsterdam kent geen getto's. In wijken met zeer veel goedkopere huizen
wonen mensen uit diverse inkomensgroepen. Bovendien hebben veel mensen
met een laag inkomen allesbehalve een culturele achterstand. Het bouwen van
duurdere woningen in buurten waar die nu vrijwel ontbreken is goed voor de
doorstroming, maar differentiatie van de woningvoorraad per wijk schiet naar
onze mening haar doel voorbij als dit ten koste gaat van het behoud en herstel
van de voorraad goedkope woningen in Amsterdam. Ook het streven naar
buurten met een evenwichtige bevolkingssamenstelling - een term die hier en
daar weer opduikt; vroeger door de heer Lammers in deze stad nog
uitgedragen - is ons te veel een sociale beheersingsstrategie. Wij kiezen
daarentegen voor een emancipatiestrategie: steun direct het streven naar een
betere positie van groepen mensen die nu nog onvoldoende kansen krijgen.
Daarvoor kan de stad als geheel het kader bieden, niet altijd de eigen wijk.
In die stad passen buurten met verschillende karakters. Mensen met lage
inkomens of weinig opleiding hebben behoefte aan meer geld en meer
scholing, niet aan een betere spreiding over de buurten. Dwars door de stad
zoeken mensen hun eigen contacten, in hun eigen subculturen. Culturele
diversiteit is een gegeven in Amsterdam. Het politiek bestuur moet het
mogelijk maken dat mensen hun eigen leefwijze vorm geven. De overheid dient
er ook garant voor te staan dat iedereen zijn of haar eigenheid openlijk kan
uitdragen, of dat nu om een homoseksuele of islamitische identiteit gaat. Als
mensen daarbij in de problemen komen, kan de gemeente hun
emancipatieproces actief ondersteunen.
De gemeentelijke overheid moet daarnaast bevorderen dat iedereen de
mogelijkheden krijgt om volwaardig aan alle aspecten van het maatschappelijk
leven deel te nemen. Daarbij speelt naar onze mening onderwijs een essentiële
rol; niet dat alles via het onderwijs kan worden opgelost, maar onderwijs is
wel een belangrijke factor, zowel voor het creëren van goede kansen op de
arbeidsmarkt voor iedereen als voor de culturele ontwikkeling van iedereen.
Onder wethouder Van der Aa is de aandacht voor het gemeentelijk
onderwijsbeleid weer toegenomen. Dat is positief. Tot nu toe is echter de
benadering vooral kwantitatief: meten is weten. Het onderwijs moet evenwel
ook verbeteren en ook daar moet de gemeente wat doen: kwaliteitsverbetering
van het onderwijs. Daarom is in onze ogen de voorschool een belangrijke
voorziening. Het is een nieuwe voorziening, die kan voorkomen dat kinderen
met achterstanden die zij later niet meer kunnen inhalen aan het onderwijs
beginnen. In een aantal stadsdelen krijgt zo'n voorschool al vorm, maar het
College doet naar onze mening nog veel te weinig met initiatieven van onze
fractie om de voorschool in de stad tot stand te helpen brengen. Ook in de
begroting voor 1998 wil het College er geen extra geld voor uittrekken.
GroenLinks zal opnieuw met voorstellen komen om dat wel te doen.
Bij zoveel met en naast elkaar levende subculturen, elk met hun eigen
waarden en normen, is het de taak van de overheid, een aantal
omgangsvormen te handhaven. Daarbij gaat het niet om "fatsoensrakkerij",
zoals die zich de laatste jaren weer af en toe lijkt af te tekenen tegen
prostitutie en seksindustrie. Het gaat ons ook niet om selectieve
verontwaardiging over bijvoorbeeld coffeeshops, maar wel om een consequent
optreden van de overheid tegen racistische uitingen, tegen geweld op straat,
tegen vervuiling en vernieling van straten, gebouwen en openbaar vervoer.
Daarom is het ook belangrijk dat de Gemeenteraad greep krijgt op de priori-
teitsstelling van de Politie. In die zin moet de motie van mevr. Schutte, die
door de Raad is aangenomen en waarin staat dat de korpsbeheerder de Raad
vooraf moet raadplegen over het politiebeleid, snel worden uitgevoerd.
Het College klopt zich toch wel enigszins op de borst in de inleiding van de
missive, als het gaat om de groei van de werkgelegenheid en het succes van de
Melkert-2-banen. Alles wat op dit vlak goed gaat, is natuurlijk positief, ook
de bijdrage van het College daaraan. Enige nuancering lijkt echter wel gepast.
Met de Melkert-banen in de zorgsector, waar de gemeente overigens weinig
aan kan doen, loopt het helemaal nog niet. De Melkert-banen voor toe-
zichthouders zijn wel gecreëerd, maar ook voor een deel moeilijk vervulbaar.
Dat blijkt wel bij de conducteurs. De Melkert-banen leiden nauwelijks tot het
gewenste effect, namelijk na enige jaren loonkostensubsidie doorstroming naar
ongesubsidieerd werk in die bedrijven.
(De heer VAN DER LAAN: Is het niet een voorwaarde dat men twee
jaar in dienst moet zijn in een Melkert-2-baan en dat pas dan
doorstroming kan plaatsvinden? Is het ook niet een feit dat die banen
nog nauwelijks twee jaar bestaan? Dan is uw statement dat er weinig
succes is weinig inhoudelijk.)
Dat is niet juist. Het is namelijk niet een voorwaarde dat men twee jaar
moet hebben gewerkt voordat het een vaste baan kan worden; het is een
functie die maximaal twee jaar wordt gesubsidieerd.
(De heer VAN DER LAAN: Vindt u het vreemd dat de gemiddelde
werkgever eerst even die twee jaar subsidie pakt voordat hij de
betrokkene laat doorstromen? Als dat het probleem is, vind ik dat niet
zo'n groot probleem.)
Dan kijkt u naar de huidige situatie en dan blijkt dat er wel veel doorstro-
ming in die banen is, maar dan terug naar werkloosheid. Er is bijna geen
doorstroming naar de beoogde vaste banen bij bedrijven die subsidie krijgen.
Deze regeling functioneert tot dusver dan ook niet als bedoeld.
(De heer VAN DER LAAN: Dat zal wel komen. Het zal nog wel
blijken.)
Dat hoop ik.
Al met al hebben wij uit de cijfers van het College de volgende tussenstand
kunnen opmaken. In vier jaar zijn er 10.000 banen te vervullen en na
tweeëneenhalf jaar zijn er daarvan 5700 tot stand gekomen, waarvan 4600
bezet en 1100 vacant zijn. Onze conclusie is: er wordt hard aan gewerkt, maar
op dit gebied valt er nog veel goed werk te doen.
Ondanks de groei van het aantal banen neemt het aantal werklozen in
Amsterdam nauwelijks af. Des te meer is dit voor ons reden om het beleid te
richten op herverdeling van betaald werk en daarin blijft de gemeente achter.
Het voorstel van mijn fractie, zoals ook vermeld in het plan-Schaefer, om bij
nieuwe banen bij de gemeente mensen voor 32 uur aan te trekken, haalde het
niet; het kreeg ten onrechte geen steun van andere grote partijen in deze
Raad. De herbezetting van arbeidsplaatsen na invoering van de 36-urige
werkweek bij de gemeente, blijft in Amsterdam onder het landelijk
gemiddelde. Hier moet en kan meer worden gedaan.
Ook vrouwen, migranten en mensen met een handicap dienen de kans te
krijgen om hun talenten met betaald werk te ontplooien. Daarvoor zijn aparte
maatregelen nodig, om de ondervertegenwoordiging van deze groepen weg te
werken. Dat is officieel ook het beleid van deze gemeente, gesteund door
GroenLinks en tot nu toe ook door de PvdA en de VVD. Het is dan wel van
belang, dat de vrijblijvende aanpak die er nu hier en daar nog is , wordt
vervangen door een actieve; dan zal er van dit beleid meer terechtkomen. De
positie van het College in deze zaak is echter voor ons mistig geworden door
recente uitspraken van wethouder Van der Aa. Na ruim drie jaar zijn porte-
feuille Minderhedenbeleid in het geheim gekoesterd te hebben, kondigt hij nu
een aantal "zegt-u-het-maar-conferenties" aan. Als schot voor de boeg deelt de
wethouder echter alvast mee dat het minderhedenbeleid zoals het nu is,
achterhaald is en dat positieve actie niet werkt. Wie ondoordacht naar buiten
treedt, behoeft zich niet te verbazen dat krantenkoppen verschijnen als
"Amsterdam stopt met voortrekken van minderheden". Alsof daar ooit sprake
van is geweest! De gemeente voert een positieve-actiebeleid, met streefcijfers,
gericht op evenredige arbeidsdeelname van migranten, om onderver-
tegenwoordiging weg te werken. Moeten wij dat beleid voortzetten, eventueel
verbeteren door het met andere middelen aan te pakken, of moeten wij het
afschaffen? Daarover hoor ik vandaag graag de mening van wethouder Van
der Aa, van het College en, gezien de status van de wethouder als (kandidaat-
)lijsttrekker, ook van de fractie van de PvdA. Het standpunt van mijn fractie
is duidelijk: wij zijn ervoor om het beleid door te zetten en waar mogelijk te
verbeteren, om dit tot een groter succes te maken.
Betaald werk is niet voor iedereen de manier om nuttig bezig te zijn en een
beter inkomen te verwerven. Soms is de beloning trouwens zo laag dat ook in
Nederland een groep "worging poor" lijkt te ontstaan. Veel werklozen komen
echter helemaal niet meer toe aan betaald werk en voor hen past niet het
dwangmatige "gij zult solliciteren of anderszins participeren op een door de
overheid gewenste manier". De benadering dat mensen van alles moeten wat
zij niet willen of kunnen en juist niet mogen wat zij wel zouden willen, zou
moeten verdwijnen. Voor duizenden cliënten van de Gemeentelijke Sociale
Dienst is het beste dat wij kunnen doen het wegnemen van drempels in hun
bestaan, om deel te nemen aan door hen zelf gekozen scholing of vrijwilli-
gerswerk. Voor die scholing of vrijwilligerswerk mag wat ons betreft best een
vergoeding worden gegeven.
Ook in Amsterdam zien wij steeds meer schrijnende armoede en
schreeuwende rijkdom en de overheid kan en moet daar iets tegen doen. De
inkomens van mensen die langdurig op een minimumniveau zitten, moeten
omhoog. Verhoging van de minimumuitkering is in de eerste plaats een taak
van de Regering en gelukkig dringen daarop ook steeds meer mensen aan, van
burgemeester Wöltgens tot bisschop Muskens. Inmiddels hebben meer dan
zeventig gemeenten een oproep aan Regering en Parlement gedaan. Mijn
fractie vroeg ook onze Raad in mei om zo'n uitspraak, toen nog tevergeefs.
Vandaag proberen wij het opnieuw. Aan het adres van de heer Houterman
merk ik op, dat dit voor mensen met een minimuminkomen de beste manier
is om noch nu noch in de toekomst in de schulden te raken.
Amsterdam beslist natuurlijk niet over de hoogte van de uitkeringen, maar
de Gemeenteraad moet als politieke vertegenwoordiger van de
Amsterdammers een uitspraak doen; dat verwacht men ook van ons. De
gemeente kan ook zelf wel wat doen. Onze fractie diende in mei 1996 de nota
"Armoede, doe er wat aan" in, met tientallen voorstellen, maar op dit punt is
wethouder Van der Aa nog weinig doortastend. Wij zijn van tussenadvies naar
conferentie gehobbeld, maar concrete voorstellen liggen er nog steeds niet.
Amsterdam heeft wel een ruimhartig kwijtscheldingsbeleid, maar verder
moesten wij als Raad de afgelopen jaren iedere verbetering voor de minima
eruit trekken, of het nu ging om het aanwenden van het hele budget voor
bijzondere bijstand voor inkomenssteun en niet voor andere nuttige dingen, of
om het schrappen van het drempelbedrag bij verstrekkingen. De z.g.
bijverdienregeling voor uitkeringsgerechtigden van de GSD hoefde voor de
wethouder in eerste instantie niet omdat het niet tot betaald werk leidde, en
nu kan het weer niet voor iedereen omdat het de gemeente te veel geld kost.
Wij hebben dat geld er echter graag voor over en daarom doet GroenLinks
vandaag het voorstel om het geld hiervoor vrij te maken in plaats van de
onroerende-zaakbelasting te verlagen. Wij hebben die dekking gezocht omdat
wij bij de noodzaak van het intensiveren van het armoedebeleid nog niet eens
hebben gekeken naar de 70 miljoen gulden aan reserves van de gemeente. Nu
zich echter op dit vlak politieke meerderheden aftekenen, spelen wij daarop
graag in. Wij zijn blij dat nu ook de VVD stevig wil inzetten op bestrijding
van de armoede. Ook hier geldt: beter laat dan nooit. Het plan-Houterman,
voor zover mij dat nu bekend is geworden, is nog ongeveer bestaand beleid,
maar als het uiteindelijk op papier komt, zal het ongetwijfeld een verbetering
gaan inhouden. Men kan immers niet allerlei mensen via gelanceerde plannen
blij maken met een dode mus. Wij gaan er dan ook vanuit dat het plan alsnog
invulling krijgt en dat er ook bij de VVD de politieke wil is om voor het
armoedebeleid 10 miljoen gulden extra uit de gemeentelijke reserves eenmalig
vrij te maken en in een volgend programakkoord 10 miljoen gulden op
jaarbasis op te nemen.
(De heer HOUTERMAN: Wilt u mij wel goed citeren?)
Deed ik dat niet? U had het toch over 50 miljoen gulden in totaal? Dat is
dan nu eenmaal 10 miljoen gulden, gevolgd door vier jaar lang nog eens 10
miljoen gulden.
(De heer HOUTERMAN: Het ging alleen om de schuldencomponent.
Een bedrag van 30 miljoen gulden zit nu in de begroting, verder 10
miljoen nu en 10 miljoen bij het programakkoord. Dat zijn incidentele
posten. Over het structurele armoedebeleid heb ik nog geen uitspraken
gedaan.)
Dan heb ik u verkeerd begrepen.
(De heer HOUTERMAN: Het bedrag van 20 miljoen gulden is
incidenteel en extra.)
Het is mij duidelijk: 10 miljoen gulden incidenteel extra uit de reserves en
bij het programakkoord nog eens 10 miljoen gulden extra voor de hele
volgende collegeperiode.
(De heer HOUTERMAN: Voor de schuldenproblematiek! Ik heb nog
niet gesproken over de armoedeproblematiek in het volgende
programakkoord. Dat staat vandaag ook niet ter discussie.)
Ik pak het heel ruim op. Als de Raad zich nu met diverse voorstellen die
er al liggen, ook van andere fracties, betrekking hebbende op de invulling van
het armoedebeleid, ermee kan verenigen dat er tweemaal 10 miljoen gulden
extra beschikbaar moet komen...
(De heer HOUTERMAN: Het kan best meer zijn! Ik denk dan aan een
structurele prioriteit voor dit doel in het nieuwe programakkoord)
Ook uw volgende voorstellen om het nog meer te laten zijn, zullen op onze
warme sympathie kunnen rekenen.
(De heer HOUTERMAN: Ik zeg niet of dit nu wel of niet mijn voorstel
zal zijn, maar bij het volgende programakkoord zal in integrale zin
worden gesproken over het armoedebeleid. Dan komt de structurele
prioriteit aan de orde voor een bepaald bedrag. Wij stellen nu, dat wij
ons in ieder geval willen committeren aan een extra incidenteel bedrag
van 10 miljoen gulden, los van de discussie over de structurele post.)
Dan is er in ieder geval tussen uw fractie en de onze overeenstemming over
het feit dat wij, naast andere voorstellen die er al liggen, geld zouden moeten
vrijmaken. Dat doet overigens voor een deel de volgende Raad, maar er is dan
dus politieke overeenstemming. Het lijkt mij goed, dan als Raad en College
over de voorstellen die er nog liggen - wat is de meest effectieve inzet van
de middelen voor de groep waar het om gaat? - van gedachten te wisselen en
gezamenlijk conclusies te trekken.
Wie jarenlang van een minimuminkomen moet leven komt vroeg of laat
geld tekort. In Amsterdam leven meer dan 30.000 cliënten van de GSD en
ongeveer 20.000 ouderen met alleen AOW al drie jaar of langer op
minimumniveau. Nu krijgt de gemeente volgend jaar 24 miljoen gulden extra
voor bijzondere bijstand.
Wij menen dat wij nu niet moeten uitzoeken, wie van die groepen, wel of niet
buiten zijn schuld, het meeste een koelkast of televisie nodig heeft. Wij
stellen dat al die groepen na een aantal jaren geld tekort komen om normaal
aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen. Daarom stellen wij voor,
het bedrag van 24 miljoen gulden - dat geld kunnen wij elk jaar opnieuw
uitgeven - in te zetten om iedereen die al drie jaar of langer een
minimuminkomen heeft een eindejaarsuitkering te geven. Dat zou met dit
bedrag neerkomen op fl 600 voor meerpersoonshuishoudens en fl 400 voor
alleenstaanden, dit ieder jaar, bij wijze van het begin van een dertiende
maand, zoals zovelen in het bedrijfsleven die ook hebben, een en ander zonder
ingewikkelde aanvraagprocedures of individuele toetsing of men het geld
volgens de overheid wel echt nodig heeft.
(De heer VAN DER LAAN: Ik heb het bedrag niet gehoord dat u
daarvoor structureel nodig denkt te hebben.)
Wij doen een voorstel waarin in de eerste plaats de 24 miljoen gulden die
nu extra beschikbaar komen en die in de begroting nog niet helemaal zijn
verdeeld, voor bijzondere bijstand in te zetten. In de tweede plaats, als dat
niet toereikend zou zijn, wijzen wij op enige andere posten, zoals de gelden
die vrijvallen bij bijzondere bijstand doordat het rijk bepaalde kosten die wij
in het verleden zelf moesten betalen voor bijvoorbeeld de vrijlatingsregeling
nu gaat vergoeden.
(De heer VAN DER LAAN: Het komt dus wel uit het bedrag dat nu
al in de begroting staat voor armoedebeleid. U geeft daaraan alleen
invulling.)
Wij geven invulling aan de posten die voor een deel al zijn toebedeeld en
voor een groot deel nog niet. Dat is juist. Gezien de 20 miljoen gulden uit de
voorstellen van de heer Houterman, zullen wij dus nagaan of er nog wat meer
kan worden gedaan dan dit. Het blijven overigens natuurlijk allemaal kleine
stappen voor groepen die het erg moeilijk hebben.
(De heer VAN DER LAAN: Ik hoorde het CDA eerder zeggen dat het
zou gaan om oude wijn in nieuwe zakken. U zegt nu dat er eigenlijk
niets verandert. Als u nu de post van 20 miljoen gulden wilt besteden,
verandert er toch wel wat? Ik kan mij niet voorstellen dat de wethouder
voor Financiën 20 miljoen gulden zou gaan uitgeven terwijl er niets
verandert.)
Ik heb ook gezegd dat er hopelijk nog een nadere invulling zal volgen van
de voorstellen van de VVD, waaruit zou kunnen blijken dat het echt een
verruiming geeft.
(De heer VAN DER LAAN: Kennelijk is er sprake van een
misverstand. De opmerking van de heer Spit en anderen sloeg op het
plan zoals dat er lag voor maandag. De interruptie van wethouder Peer
is terecht, omdat wij nu praten over een bedrag van 20 miljoen gulden
als nu bedoeld.)
Als het uitgangspunt is, dat wij voor de prioriteit armoedebestrijding zelfs
in eigen vlees moeten durven snijden, zoals de VVD zei, zijn wij het daarover
eens.
(De heer HOUTERMAN: U komt met een plan dat niet in eigen vlees
snijdt. U verdeelt geld dat het College heeft opgenomen, namelijk 24
miljoen gulden. Dan snijdt u niet in eigen vlees, maar in dat van
anderen.
Hebt u nu ook een voorstel dat GroenLinks pijn doet? Nee, dat hebt u
niet.)
Het doet ons in het geheel geen pijn als er meer geld voor armoedebe-
strijding komt.
(De heer HOUTERMAN: Het gaat erom, welke dekking u aangeeft.)
Wij hebben jaar na jaar voorstellen ingediend, met dekking. Zo dienen wij
nu een voorstel in om de gelden die nog ter beschikking zijn te besteden aan
de doelen die ik heb genoemd en om 7,6 miljoen minder verlaging van de
onroerende-zaakbelasting vrij te maken voor de bijverdienregeling.
(De heer HOUTERMAN: Politiek in eigen vlees snijden doet u dus
niet. Dat stel ik vast.)
(De heer VAN DER LAAN: Ik vind het wel wat brutaal dat juist u dit
tegen de heer Köhler zegt, want tot maandag deed u uzelf geen pijn!)
(De heer HOUTERMAN: Ik heb uitspraken gedaan over het
verkiezings-programma van de VVD waar deze dekking in zit.)
(De heer VAN DER LAAN: Tot maandagavond lag er geen extra geld.
Dat hebben de heer Van Bommel, wethouder Van der Aa en "notaris"
Van Royen verdiend.)
(Mevr. DE JONG: Ik wijs erop dat wij nu discussiëren over de
begroting voor 1998. Wij hebben nog geen verkiezingen gehad. Ik zou
dan ook graag zien dat de discussie ging over hier en nu. Iedereen blijkt
prachtige plannen te hebben voor rond de verkiezingen en na de verkie-
zingen. Dat moeten wij dan allemaal nog maar zien!)
(De heer SPIT: Mag ik nog even vragen of een voorstel alleen een hoge
waarde heeft als het politiek in eigen vlees snijdt?)
(De heer HOUTERMAN: Dat doet in ieder geval het meeste pijn!)
(De VOORZITTER: Een zekere vorm van masochisme is ons blijkbaar
niet vreemd.)
De heer Houterman stelt het nu kennelijk als een soort van voorwaarde om
voorstellen te mogen doen over het armoedebeleid. Dat is een geheel nieuwe
politieke invalshoek.
(De heer HOUTERMAN: Het was geen voorwaarde, maar een
aanmoediging.)
Als u bedoelt te vragen of wij bereid zijn, daarvoor pijnlijke keuzen te
maken of te verdedigen, moet ik zeggen dat de keuze om de stad in te gaan
met de boodschap dat de ozb wel wat hoger mag mij moediger lijkt dan uw
voorstel om het maar weg te halen bij de algemene reserves. In wiens vlees u
dan snijdt is mij niet erg duidelijk. Ook echter als u het zo wilt doen, het
gaat erom dat er in het kader van de armoedebestrijding geld op tafel komt,
linksom of rechtsom. Deze stad is daar rijk genoeg voor.
Niet alleen op sociaal gebied zijn scherpere keuzen te maken door het
gemeentebestuur. Milieudoelstellingen dienen ook meer prioriteit te krijgen.
Het autoverkeer is in de stad nog steeds de grootste bron van luchtveront-
reiniging en van geluidshinder. Het ruimtebeslag van de auto's gaat ten koste
van het 1leefmilieu en daarom moet het autoverkeer worden beperkt. Voetgan-
gers, fietsers, tram en bus krijgen dan de ruimte. Amsterdam heeft bij
referendum ook gekozen voor een autoluwe binnenstad, maar het paarse
College van Burgemeester en Wethouders durft hieraan helaas niet
daadkrachtig uitvoering te geven. Soms verdwijnen er wat parkeerplaatsen,
maar elders komen er minstens evenveel terug. Een vierbaans IJ-boulevard om
stromen auto's van de Piet Heintunnel de stad in te pompen wordt
schaamteloos gepresenteerd, evenals het verplaatsen van de z.g. Stadshartlus
voor auto's naar de Nieuwezijds Voorburgwal, ten koste van de veiligheid van
de fiets en de doorstroming van de tram. De VVD en de SP - de twee
partijen die het "blij-dat-ik-rij-gevoel" in deze Raad het meest vertegen-
woordigen - willen de klok zelfs terugdraaien tot het beleid van voor het
referendum. GroenLinks daarentegen blijft aandringen op het vergroten van
de bereikbaarheid van de stad door de fiets en met het openbaar vervoer
prioriteit te geven. Een ombuiging naar een meer milieuvriendelijk
verkeersbeleid is onverminderd actueel en noodzakelijk.
Een autoluwe (binnen)stad biedt ook ruimte en kansen om de openbare
ruimte te verbeteren. Terecht maakt wethouder mevr. Ter Horst zich hard
voor de kwaliteit van de openbare ruimte. Geef de pleinen in de stad terug aan
de wandelaars! Maak de waterkanten van grachten en Amstel blikvrij en leg
er wandel- en fietspaden aan! Dring het aantal reclameborden terug en beperk
het aantal commerciële terrassen, maar bouw bijvoorbeeld meer fonteinen,
waar mensen lekker bij kunnen zitten! Hier geldt: beperk de macht van de
brutale en kies voor de schoonheid die zichzelf niet kan verdedigen.
Het groen moet in een compacte stad concurreren met ruimteclaims voor
wonen en werken. Dat is een realiteit. Om echter te voorkomen dat het groen
daardoor telkens minder waard wordt gevonden dan andere functies, moet de
groenstructuur in de stad beter worden ingevuld. Er moet een kwaliteitsverho-
ging komen. Daarin past geen verbreding van de Bosbaan en ook geen omleg-
ging van de Haarlemmerweg door de Brettenzone. Er is juist een kwalitatieve
verbetering van de recreatieve en de natuurwaarde van groen in en bij de stad
nodig. Burgemeester en Wethouders zijn de afgelopen jaren op dit vlak te
passief geweest. GroenLinks wil meer investeren in stadsparken en ecologische
verbindingen, bijvoorbeeld door het weilandje De Vrije Geer en in aanplant
van bomen op pleinen en straten. Het geld dat het College hiervoor voor
volgend jaar uiteindelijk uittrekt, zien wij pas als een eerste stap in de
goede richting.
Ik kom bij enkele kritische opmerkingen over de stijl van het College.
Besturen van de gemeente is geen politiek-neutrale bezigheid en, gegeven onze
democratische structuur, is het onvermogen en de onwil van sommige wethou-
ders om een politieke discussie te voeren opvallend. Beleidsalternatieven
worden zelden of nooit aan Raad en bevolking voorgelegd. Dat brak deze
maand nog op bij het collegevoorstel over een tramlijn naar de Middelveldsche
Akerpolder. Met wethouder Bakker is het in het algemeen leuk praten, maar
het is vrijwel onmogelijk met hem een inhoudelijke discussie te voeren over
zijn eigen verkeersvoorstellen. Wethouder Van der Aa kan bij ons geen
moment de indruk wegnemen dat hij de discussies in deze Raad meer dan
oponthoud vindt bij het realiseren van zijn plannen. Om niet te spreken over
de plaatsvervangende schaamte waarmee wij terugdenken aan de manier
waarop wethouder mevr. Krikke in de Raad verdedigde waarom een
referendum over de Afrikahaven onmogelijk was geworden.
Met referenda wordt door de paarse coalitie toch vrij dubbelhartig omge-
gaan. Maar liefst twee van de zes aanvragen voor een referendum werden met
het gezochte argument van spoedeisendheid tegengehouden. Dat valt ons
vooral van D66 tegen. De positie van het bestuur weegt voor hen dan toch
zwaarder dan het recht van burgers op een referendum.
Wat ons van hen ook tegenviel was de ouderwetse manier waarop zij hun
ex-wethouder Ten Have boven kritiek verheven achtten. Tot twee keer toe
weigerde de fractie van D66 de conclusies van externe onderzoekers - Van
der Zwan en Havermans - de aanvaarden, toen die ook negatief uitvielen
voor hun ex-wethouder, dit voor een partij die altijd zegt voor dualisme te
zijn.
Tot slot wil ik enkele opmerkingen maken over het functioneren van de
paarse coalitie. Dit College zou slagvaardig, eensgezind en daadkrachtig zijn.
Na bijna vier jaar blijkt, dat deze ambitie niet altijd is waargemaakt. De
bestrijding van armoede is niet slagvaardig genoeg aangepakt. Over het
bestuurlijk stelsel bleek het College wel bijna verlamd na het echec bij het
referendum over de stadsprovincie. Over het volkshuisvestingsbeleid en de
grondpolitiek zijn de collegepartijen verdeeld. Hierdoor was wethouder Stadig
menigmaal voor slagvaardig optreden afhankelijk van politieke steun van
GroenLinks en het CDA. Ook op het gebied van verkeer en van inrichting van
de openbare ruimte is de paarse coalitie keer op keer verdeeld. De wethouder
voor Verkeer personifieert daardoor het gebrek aan daadkracht op dit terrein.
Ondanks goede pogingen om de besturing van gemeentelijke diensten en
bedrijven te verbeteren en zelfs prachtige ideeën over planning en control,
slaagt het College er nog onvoldoende in om bijvoorbeeld overal in de
gemeentelijke diensten en bedrijven milieuzorg van de grond te krijgen of om
ervoor te zorgen dat overal de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname
Allochtonen eenvoudigweg uitgevoerd wordt.
(De heer VAN DER LAAN: Een glas is volgens mij halfvol of halfleeg.
U stelt hier dat collegepartijen niet altijd unaniem hebben gestemd. Dat
is juist, evenals de conclusie die u eraan verbindt. Daarbij hoort dan
echter ook de andere kant van de spiegel, namelijk dat dit staat voor een
goede discussie in de Raad en een open verhouding tussen alle partijen.
Zou u dat er dan ook niet bij moeten noemen? Erkent u niet dat ik
daarin ook gelijk heb?)
U hebt gelijk dat wij een goede discussie hebben gevoerd. Het is juist dat
er de ruimte is geweest - sommige leden van het College waren daartoe ook
wel genoodzaakt - om andere coalities in de Raad te vormen.
(De heer VAN DER LAAN: Nu is het glas weer halfleeg. U kunt het
ook positief formuleren. Er werd in de Raad kennelijk zo open gediscus-
sieerd dat sommige besluiten geheel tegen de mening van bepaalde
collegepartijen tot stand konden komen. Dan is het glas halfvol. Beide
lijkt mij juist.)
Dat ben ik met u eens. Ons probleem is dan echter dat bij de collegesamen-
stelling een van de belangrijke criteria niet zozeer de inhoudelijke
overeenstemming was, maar het feit dat deze partijen met elkaar eensgezind,
slagvaardig en daadkrachtig zouden zijn.
(De heer VAN DER LAAN: Ik ben een van de schrijvers van het
akkoord en wij hadden twee doelstellingen: daadkrachtig besturen en
een democratisch proces. Ik verdedig het dan ook beide, met nadelen en
voordelen aan beide kanten van die spiegel. U moet er niet één ding
uitpakken.)
Hoe dualistischer u het benadert - laat de Raad dan maar in grotere
vrijheid en wisselende meerderheden tot besluiten komen - hoe meer dit ook
consequenties heeft voor de basis van dit en van een nieuw College. De vorige
keer was die basis vooral, ook door de discussie in de richting van GroenLinks,
dat het zou gaan om een slagvaardig, eensgezind en daadkrachtig College.
Daar zet ik nu vraagtekens bij als ik belangrijke zaken van de afgelopen jaren
naloop.
(De heer VAN DER LAAN: Dat kan ik niet betwisten. U hebt gelijk
als u het hebt over de cohesie van de collegepartijen, maar daaraan
dient u ook het compliment aan die partijen te verbinden dat het hier
opener toeging dan wij gewend waren en dan sommigen vreesden dat het
zou zijn.)
Wij hebben er geen enkele kritiek op dat wij een aantal keren met wisse-
lende collegepartijen samen een meerderheid hebben kunnen vormen voor
plannen waar wij ook voor waren. Dat is prima, ook dat daarover kan worden
gediscussieerd. Het ging mij erom dat het met name dit soort termen als
eensgezind, slagvaardig en daadkrachtig was waarop dit College was
gebaseerd. Opmerkelijk was, dat het afvallen van collegepartner VVD bij het
Verkeers- en Inrichtingsplan in de Raad door ons als niet-collegepartij scherp
moest worden gekritiseerd, terwijl D66 en de PvdA daardoor waarschijnlijk
wel gestoord waren, maar er toch zwijgend kennis van namen, wellicht onder
het motto dat men het toch wel wist van de VVD.
(Wethouder BAKKER: U kunt er veel over zeggen, maar toch niet dat
de wethouder niet aan dat debat meedeed!)
Dat zeg ik ook niet. Als de PvdA-fractie bijvoorbeeld het sociaal beleid -
ik beluister dat nu ook in de inbreng van de heer Van der Laan - net als
GroenLinks meer, misschien nog meer, centraal wil stellen, ligt samenwerking
met ons in een volgend College wellicht ook voor de hand. Wij willen daarover
echter ook wel met andere partijen praten. Voor ons is en blijft de toetssteen,
welk beleid gevoerd gaat worden. Dat steunen wij als wij het ermee eens zijn,
ongeacht onze positie in of buiten het College; wij proberen er verandering in
te brengen als wij het er niet mee eens zijn. Onze inzet daarbij lijkt mij
duidelijk: meer investeren in sociaal en milieubeleid, meer doen om armoede
te bestrijden, meer investeren in parken, natuur en ecologische verbindingen,
blijven kiezen voor een autoluwe stad, beter bereikbaar per fiets en openbaar
vervoer, positieve actie om migranten gelijke kansen te geven en een goede en
betaalbare woning voor iedereen.
De VOORZITTER deelt mede dat zijn ingekomen:
31' Amendement van 22 oktober 1997 van de raadsleden Köhler en Hulsman
inzake verruiming van mogelijkheden van bijverdiensten voor alle
uitkeringsgerechtigden (Gemeenteblad afd. 1, nr. 593, blz. 2464).
32' Amendement van 22 oktober 1997 van de raadsleden Köhler en Hulsman
inzake een jaarlijkse eindejaarsuitkering uit de bijzonder bijstand
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 594, blz. 2465).
33' Motie van 22 oktober 1997 van de raadsleden Köhler en Hulsman inzake
de verhoging van het uitkeringsniveau voor mensen die zijn aangewezen op een
uitkering op minimumniveau (Gemeenteblad afd. 1, nr. 595, blz. 2466).
De amendementen en de motie worden voldoende ondersteund en terstond
in behandeling genomen.
De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. Het is een goede gewoonte om in
het kader van de begrotingsbehandeling algemeen politieke beschouwingen te
houden waarbij de prestaties van het gemeentebestuur nog eens op de
ontleedtafel worden gelegd. Vorig jaar gaven wij onze algemene
beschouwingen de titel "Het resultaat telt". Wij kwamen daarin tot een op dat
moment kritische maar toch positieve beoordeling van hetgeen onder leiding
van dit College was bereikt. Nu is het tijd voor een eindrapport, alhoewel er
in de komende maanden nog mogelijkheden voor een herexamen worden
geboden.
Amsterdam is een levende en levendige stad. Een stad met ritme en
dynamiek. Een stad waarin veel verschillende mensen zich een thuis hebben
gemaakt. Deze mensen leven niet alleen als individu in deze stad. Zij maken
deel uit van de gemeenschap die de stad vormt, of eigenlijk van meerdere
gemeenschappen die samen de stad vormen. Daar zet het CDA zich voor in.
Wij doen dat door ons af te zetten tegen de "ik-cultuur" en het zoeken van
coalities; coalities die wij toetsen op onze uitgangspunten: solidariteit,
gerechtigheid, rentmeesterschap en gespreide verantwoordelijkheid. Bij andere
groepen in deze samenleving, ook bij andere politieke partijen, zien wij dan
raakvlakken. Vanuit deze benadering zoeken wij naar oplossingen die volgens
het CDA goed zijn voor de stad en haar burgers. Vanuit datzelfde gezichtspunt
beoordelen wij ook wat ons College de afgelopen jaren heeft bereikt in de stad
en kijken wij naar de toekomst. Overigens spreek ik hier heel nadrukkelijk van
ons College. Hoewel wij geen ondertekenaars zijn van het programakkoord,
hebben ook wij meegekozen om deze bestuurders te kiezen op hun zetels.
Bovendien is het onze visie dat wij deel uitmaken van deze Raad en dus
medeverantwoordelijk voor het bestuur van de stad. Daar waar ik kritiek heb
op het College, heb ik daarbij gedeeltelijk ook kritiek op onszelf, dat wij
daarin geen verbetering hebben kunnen aanbrengen.
Op een aantal punten kunnen wij ons goed vinden in de woorden die het
College schrijft in de missive. Zo neemt het College op blz. 6 afscheid van het
idee van de maakbare samenleving met de zin: 'Bij de toekomstverkenning
neemt daarom het werken met meerdere scenario's en ruime kaders de plaats
in van het plan dat alles van boven tracht te voorzien, te sturen en te regelen
(wat dan vervolgens niet blijkt te lukken).' Overigens heeft het CDA voor
deze reflectie geen millenniumwisseling nodig. Naar onze mening vereist de
dynamiek van de stad, met haar rijke schakering aan gemeenschappen, al jaren
deze aanpak.
Het College lijkt zich ook te bekeren naar het concept van de
verantwoordelijke samenleving, waar het spreekt van het anders aanpakken
van de publieke zaken, zoals blijkt uit de uitspraak in de missive op blz. 11:
'Minder zelf doen, meer aan anderen uitbesteden of via coalities tot stand
brengen.'
Eén van de belangrijkste feiten waarmee wij in deze stad te maken krijgen
is de veranderende bevolkingssamenstelling. Het College schrijft, dat het
percentage Nederlanders - ik neem aan dat het College bedoelt
Amsterdammers van Nederlandse afkomst - afneemt van 57% naar 48% in
2015. Wij zijn van mening dat wij dat gegeven moeten zien als kans en niet als
bedreiging. Al eeuwenlang hebben immigranten hun plaats gevonden in de
veelkleurigheid van Amsterdam en hun steentje bijgedragen aan de
Amsterdamse samenleving. Bovendien zijn veel van de Amsterdammers met
een andere culturele achtergrond geboren en getogen Amsterdammers, zoals
ook de jongste zoon van Gümüs een geboren en getogen Amsterdammer was.
Het is ons opgevallen dat veel van de zaken die het College in deze missive
noemt materiële zaken betreft. Wat dat aangaat, gaat het inderdaad goed met
Nederland. De gunstige economische ontwikkelingen maken dat vele Amster-
dammers, maar niet alle, niets te klagen hebben over hun bezit. Wat heeft het
College nu in de afgelopen jaren echter gedaan voor het bevorderen van besef
van normen en waarden in onze stad en wat is er gedaan om nieuwe
Amsterdammers een plaats te geven in onze gemeenschap? Is het niet juist
vanuit het delen in vrijheid en menselijkheid, dat mensen zich thuis voelen in
Amsterdam?
Onze politieke benadering vraagt om aandacht voor waarden en normen,
en wel vanuit een politiek programma dat vorm geeft aan christelijke
inspiratie. Samenwerking vanuit verschillende christelijke tradities brengt ook
openheid voor allen die zich vanuit andere geloven of levensbeschouwingen
herkennen in het CDA: islamieten, hindoes, joden, humanisten en anderen.
(De heer ENTHOVEN: Dat is wel eens anders geweest!)
Tot die anderen behoort u niet.
Wij zijn principieel voor de scheiding van staat en kerk, maar dat betekent
niet dat beide niet kunnen samenwerken. Samenwerking is nodig om de
participatie van allochtone Amsterdammers in de samenleving te vergroten.
Voor velen van hen is de moskee, kerk of tempel de poort naar de samenle-
ving. Daar vormen zij hun normen, vinden zij spiritueel houvast en sociaal
contact. Het CDA is blij dat de communicatie met de geloofsorganisaties van
migranten op gang komt. De conferenties van wethouder Van der Aa met de
moskee-organisaties vormen een goed begin. De oprichting van de Raad voor
de Religies is dat ook, maar elkaar ruimte geven betekent hier ook letterlijk
het creëren van ruimte, bijvoorbeeld in bestemmingsplannen, en het bieden
van ruimte tegen sociaal betaalbare huren, wanneer de particuliere sector
hiervoor niet voldoende mogelijkheden biedt. Ruimte bieden betekent ook:
overleg tussen gemeente en geloofsorganisaties over beider inspanningen op
het gebied van opvoeding en onderwijs. Het begin is er, maar een vervolg op
deze concrete punten is nodig. Wij zijn daarom teleurgesteld dat wij in deze
begroting geen verlaging van de huren voor de religieuze genootschappen die
in de parkeergarages in Zuid-Oost zijn gehuisvest hebben aangetroffen. Over
dit onderwerp krijgt het College een herexamen.
In de afgelopen periode hebben stad en bestuur getoond dat zij solidair zijn
als mensen aan de kant dreigen te komen staan, zoals bijvoorbeeld de familie
Gümüs. Er wordt, door vrijwilligers, instellingen en bestuur, veel moeite
gedaan voor daklozen en verslaafden. Daarbij blijkt steeds weer dat
Amsterdam meer dan zijn deel krijgt. Velen immers zoeken hun heil in
Amsterdam. De regio en de rest van Nederland trekt daar duidelijk voordeel
uit. Over de opvang van psychiatrische daklozen zijn wij overigens nog lang
niet tevreden.
Iets dat het College niet heeft bereikt, is het doorgaan van de provincie
Amsterdam. Dat wordt ons en passant meegedeeld in een tussenzin in de
eerste alinea over dit punt. Naar onze mening heeft daarmee de stad een zeer
belangrijke boot gemist. Het regionale perspectief dat dit College ons
sindsdien biedt is totaal onvoldoende. Verderop in de missive wordt dat, om
nog maar een voorbeeld te noemen, duidelijk als het College stelt dat 60% van
de woningen die in de regio zullen worden gebouwd, buiten Amsterdam zullen
worden gebouwd.
Het vergroten van de werkgelegenheid voor Amsterdammers is de
belangrijkste doelstelling van het programakkoord. Wij vinden dat ook de
juiste keuze en hebben daarom steeds om betrouwbare en uitgebreide
informatie over de voortgang en de effecten van het beleid gevraagd. Het
College heeft daarvoor de werkmonitor in het leven geroepen, waarvoor onze
waardering. Wij constateren dat het werkloosheidscijfer zich in Amsterdam nu
gelukkig ook in positieve zin ontwikkelt. Dit kan het College echter niet
zonder meer op zijn conto schrijven, omdat de ontwikkeling van de
conjunctuur daaraan in belangrijke mate heeft bijgedragen. Voor ons zijn in
dit verband de volgende punten van belang.
Van de beloofde 10.000 extra banen in Amsterdam zijn per 1 juli 1997 5746
gerealiseerd. Het College moet er dus tot maart volgend jaar nog erg hard aan
trekken om de eigen doelstelling te verwezenlijken. Tot onze stomme
verbazing meldt de werkmonitor vervolgens dat men bij de berekening van de
beleidsresultaten ook mag uitgaan van het aantal mensen dat sinds het begin
van deze collegeperiode in een gesubsidieerde baan is ingestroomd; let wel,
onafhankelijk van de vraag of zij er vandaag nog werken. Wij hebben altijd
gehamerd op eenduidigheid van de doelstelling: 10.000 extra banen zijn 10.000
extra werkplekken. Als de wethouder met trucs de doelstelling vervaagt,
onderlijnt hij dat het kwantitatieve resultaat van het beleid onvoldoende is
en brengt hij tegelijkertijd schade toe aan de kwaliteit van het beleid.
Het CDA is er nog steeds niet van overtuigd dat alle daarvoor in
aanmerking komende jongeren in Amsterdam op een z.g. jg-baan terecht
komen. Op 16.000 werkloze jongeren onder de 26 jaar vinden wij slechts 1200
jg-ers en nog steeds verlaat 50% de jg met een onbekende bestemming. De
wethouder meldt, hierover zelf ook zorg te hebben en bezig te zijn met een
onderzoek. Wij hopen dat hij tegelijk met de resultaten daarvan komt met een
aanzet tot de oplossing van het probleem.
Wij zien in de verbreding van de economische ontwikkeling en de ar-
beidsparticipatie in Amsterdam een beleidshoofdzaak. Dit betekent dat ruimte
moet worden geboden aan industriële productie en bedrijven met
laaggeschoolde arbeid. Naast verdere ontwikkeling van de nationale luchthaven
Schiphol in de Amsterdamse regio, achten wij daartoe een zo groot mogelijke
groei van de Amsterdamse haven een hoofdzaak. Het Gemeentelijk Haven-
bedrijf moet daarom de vrijheid krijgen om in regionaal verband zelfstandig
met marktpartijen te onderhandelen over vestiging in de Amsterdamse haven,
binnen door de politiek te stellen kaders. Wij verwachten dat het College
binnenkort eindelijk zijn visie op de toekomst van de haven op tafel legt.
Naar de mening van mijn fractie brengt de opgelopen vertraging de plannen
voor de ontwikkeling van het Noordzeekanaalgebied, die nog in deze college-
periode zijn beslag zou krijgen, in gevaar. De verdeeldheid van het College op
dit punt brengt onduidelijkheid over de haven en de rol van het Havenbedrijf
bij de ontwikkeling daarvan met zich. Dat brengt naar onze mening de
beleidsdoelstelling "werk, werk, werk" in gevaar. Wij hopen dat met het
komende voorstel dit weer tot een van de speerpunten wordt gemaakt.
(De heer VAN DUIJN: Hoe reëel is het om voor de havens zoveel
werk te verwachten? Wij zien toch, dat bijvoorbeeld de Havenpool niet
zo vreselijk goed gaat; er lopen toch wel zeer veel mensen vrijwel
werkloos langs de kant doordat er in het Havenbedrijf steeds meer spra-
ke is van automatisering en mechanisering.)
Dat is uitermate reëel, omdat de uitbreiding van de Amsterdamse
havenactiviteiten niet is gericht op een doorvoerhaven, maar op een haven
waarin de goederen aankomen, worden veredeld en uitgevoerd, zodat als
gevolg daarvan veel nevengeschikte industrie kan ontstaan. Daar zit de nieuwe,
ook veel laaggeschoolde werkgelegenheid, waar naar wij hopen ook veel van
de ex-havenwerkers een plaats zouden kunnen vinden. Zolang de heer Van
Duijn dat tegenhoudt, blijven die mensen werkloos.
(De heer VAN DUIJN: Aan de kade zien wij toch duidelijk dat de me-
chanisering en de automatisering wel degelijk werkloosheid teweeg
brengen.)
Ik dacht dat het een interruptie was en niet dat het een nieuwe discussie
zou worden. Ik meen dat ik een puntig en duidelijk antwoord op de vraag heb
gegeven.
Schiphol heeft de grenzen van de groei binnen de geluidsnormen van de
Planologische Kernbeslissing Schiphol nu al bereikt. Om voortgaande groei op
korte termijn en binnen reële grenzen mogelijk te maken is het CDA
voorstandster van een versnelde aanleg van zowel de vijfde baan als van een
zesde baan, de parallelle Kaagbaan, eventueel in verkorte vorm. Het CDA acht
nadere studie naar de mogelijkheden van uitbreiding van Schiphol met een
stelsel van landingsbanen op een eiland voor de kust van IJmuiden na 2003
dringend noodzakelijk, met als doel een geïntegreerde multimodale mainport,
dat wil zeggen een combinatie van lucht- en zeehavens voor zowel vracht- als
passagiersvervoer, die 24 uur open kan zijn, maar die het milieu zo min moge-
lijk belast. Inmiddels moet de groei selectief doorgaan op het huidige
banenstelsel. Laten wij voorkomen dat onduidelijkheid ontstaat over hoe
Amsterdam de groei van Schiphol tussen nu en 2003 ziet!
In verband met de werkgelegenheid is de bereikbaarheid van Amsterdam
en haar binnenstad van uitermate groot belang. Een verbetering van het
openbaar vervoer en aanpassing van het wegenstelsel in en om Amsterdam is
dringend noodzakelijk. Snelle aanleg van de Noord-Zuidlijn en een versnelde
doortrekking van de Ringlijn is vereist. Het CDA acht daarnaast een vergro-
ting van het aanbod van parkeerplaatsen in garages bij openbaar-
vervoersaansluitingen aan de Ringweg en aan de Binnenring rond het centrum
gewenst. Particuliere investeerders dienen bij de ontwikkeling van ver-
voersscenario's betrokken te worden. Heeft het College al met particuliere
investeerders gesproken over de aanleg van parkeergarages onder de
Singelgracht? Zo nee, wanneer is het van plan dat te gaan doen?
Er wordt flink gebouwd in Amsterdam. Daarover zijn wij tevreden. Het
volkshuisvestingsbeleid dient erop gericht te zijn, naast de bescherming van
de huisvesting voor lage inkomensgroepen, zoals ouderen, werklozen en
studerenden, zoveel mogelijk woonruimte te bieden aan diegenen die in Am-
sterdam werken. Hiertoe is met name een vergroting van het aanbod van ge-
zinswoningen voor de middengroepen van groot belang. Het CDA acht het
dringend noodzakelijk verder te experimenteren met moderne vormen van
gezinswoningen in een stadse omgeving. Welke concrete maatregelen denkt het
College te treffen om de bouw, juist in het middensegment rond de fl 250.000,
te bevorderen?
Wij willen wijken met een gemengd woningaanbod en een pluriforme bevol-
kingssamenstelling. Wijken dienen voldoende voorzieningen, veiligheid en
speelmogelijkheden te bieden voor kinderen en ruimte voor kleinschalige
ambachtelijke bedrijvigheid. Het CDA is voorstander van aanpassing van
milieunormen aan de eisen van het stadsleven om het ontstaan van slaapwijken
te voorkomen. Ruimte voor parken en plantsoenen, waar de Amsterdammer
rust en ontspanning kan vinden en een aaneengesloten groene hoofdstructuur
waar hij landschap en natuur vindt, zijn daarvoor een noodzakelijk tegenwicht.
Wij wachten nog altijd op een nota over de groenstructuur in Amsterdam. Die
mag van ons door de wethouders voor Ruimtelijke Ordening, Beheer Openba-
re Ruimte en Sport tezamen worden geschreven. Komt dit College nog met
een integrale Groennota of moeten wij het doen met een incidentele bijdrage
voor het opknappen van parken?
Een fundamenteel probleem in onze Amsterdamse samenleving is de
onveiligheid die velen voelen. Dat gevoel van onveiligheid verhindert met
name de kwetsbaren om zich vrij door de stad te bewegen. Het tast het
woongenot aan en ook de mogelijkheden om een (winkel)bedrijf uit te oe-
fenen. Wij maken ons ernstige zorgen over het toenemende geweld en de
agressie in Amsterdam.
Het is haast bijbels om te vragen dat het geweldsmonopolie alleen bij de
overheid berust. Wij vragen daarom het College om gerichte acties om
Amsterdam weer een wapenvrije stad te maken - onder wapens valt
natuurlijk veel meer dan alleen vuurwapens - en ook dat het College in
samenspraak met de horeca maatregelen opstelt die een einde maken aan het
overmatig drank- en druggebruik, dat het uitgaansleven verziekt.
Duidelijke regels voor openbare orde, ook in het verkeer en openbaar
vervoer, zonder overigens in kleinzieligheid te vervallen, dienen consequent
te worden gehandhaafd. Het CDA vindt, dat Amsterdammers aanspraak op
handhaving kunnen maken. Hiertoe is in de eerste plaats zichtbaarheid en
bereikbaarheid van wetshandhavers noodzakelijk. De plannen van de nieuwe
hoofdcommissaris van Politie voor kleinere bureaus in de buurten verdienen
daarom onze steun. In dat kader moeten wij ook de sociale samenhang door
buurtpreventie en overlastmeldpunten verder versterken. Jeugdwerk,
opvoedingsondersteuning, gezondheidszorg en armoedebestrijding, te beginnen
bij het bevorderen van het gebruik van bestaande regelingen, zijn eveneens
zaken die wij door een hecht netwerk van buurtgerichte voorzieningen kunnen
bevorderen.
Deze voorzieningen moeten naar de overtuiging van het CDA dienen ter
ondersteuning van verbanden die uit de maatschappij zelf voortkomen. De
zelforganisatie van burgers is ook onmisbaar om isolement en anonimiteit te
voorkomen. De politiek dient dan ook ruimte te bieden aan de inzet van
vrijwilligers, het functioneren van vrijwilligersorganisaties te bevorderen en
het vrijwilligerswerk met behoud van uitkering te stimuleren. De buurtgerichte
aanpak is vooral een taak van de stadsdelen, die erop mogen rekenen dat zij
daarbij zonodig ambtelijk en financieel vanuit dit huis worden ondersteund.
Het College geeft aan, dat het zal komen met een structuurplan Veiligheid
en sociale samenhang. Wij zien graag, dat dit gebeurt in samenspraak met de
stadsdelen en dat in het structuurplan het buurtgericht werken een duidelijk
kader krijgt. In dat structuurplan dient volgens de CDA-fractie het onderwijs
speciale aandacht te krijgen. De school biedt de structuur waar ouders en
jeugdvoorzieningen elkaar kunnen ontmoeten. De Brede school in Rotterdam,
die van 's morgens 7.00 uur tot 's avonds 19.00 uur open is, is hiervan een
goed voorbeeld. Graag ziet mijn fractie dat de sleutelrol die de school kan
spelen verder wordt uitgewerkt.
Veranderingen in de samenleving vragen ook om veranderingen in de stijl
van besturen. Wij zijn wat dat betreft zeer teleurgesteld in de reactie die is
gevolgd op onze nota Communicatie. Ook in de missive doet het College enige
uitspraken over communicatie en over anders beslissen over publieke kwesties,
maar daar spreekt geen enkele zelfkritiek uit. Als het er echt op aankomt
blijkt dat de verschillende portefeuillehouders zo angstvallig hun eigen por-
tefeuille afschermen dat zij zelfs vergeten met elkaar de communiceren,
getuige de lopende discussie over de Stadshartlus. Dit alles leidt ertoe, dat
er nu wel is toegezegd dat per portefeuille een communicatieplan wordt
vastgesteld, maar een gemeentelijk communicatieplan - volgens ons toch de
beste manier om daadwerkelijk te komen tot geïntegreerd en collegiaal
communicatiebeleid - wordt niet gemaakt, terwijl het College wel toegeeft dat
een dergelijk plan wenselijk zou zijn.
Om te komen tot een betere integratie, zo men wil regie, van het beleid
tussen stad en stadsdelen, lijkt het ons wenselijk om de portefeuillehouders
van de stadsdelen qualitate qua lid te maken van de commissies van de Raad.
Dan kan er geen sprake meer zijn van gebrek aan communicatie en wordt er
gewerkt naar daadwerkelijk gezamenlijk beleid. Om het beleid tussen stad en
stadsdelen beter af te stemmen zou meer gebruik moeten worden gemaakt van
het instrument structuurplannen, zoals het structuurplan sociale samenhang
waar ik zojuist over sprak.
(De heer HOUTERMAN: Is het idee om de stadsdeelbesturen lid te
maken van onze commissies van advies een sluiproute om in de
toekomst vanuit het oogpunt van efficiency veel minder stadsdelen te
stimuleren?)
Ik hoop, dat het verminderde aantal stadsdelen dit voorstel meer een
praktisch voorstel doet zijn.
Het geheel overziende moet ik toch vaststellen dat in deze missive het
College de punten uit het programakkoord die zijn gerealiseerd sterk
benadrukt en de punten waar dat niet is gelukt tenminste onderbelicht. Ik
memoreer: de Gemeentelijke Sociale Dienst die nog altijd niet op orde is; de
problemen met het NUS; het GVB dat lange tijd out of control is geweest en
nog altijd niet gezond; het niet tijdig veilig stellen van de financiering
van de Noord-Zuidlijn en de IJ-rail. Ik kan zo nog wel een tijdje doorgaan,
maar anderen hebben daarin al uitgeblonken. Het College stelt wel op blz. 6
van de missive, dat wij niet de conclusie mogen trekken: '...dat stad en
stadsbestuur niet verder achterover kunnen leunen. 'Moeten wij hieruit
opmaken dat er al van een grote mate van achteroverleunen sprake is? Het
College kan zich dat niet veroorloven, want ook al geeft het eindrapport aan
dat het geslaagd is, het is wel met een zesje. Met andere woorden: met de
hakken over de sloot en dat nog onder de aanname dat de herexamens met
goed gevolg worden afgelegd.
Ik begon met de opmerking, dat Amsterdam een levende en levendige stad
is, een stad met ritme. Dat ritme weerspiegelt dynamiek, maar kent als het
goed is ook regelmaat. Dat ritme neemt mensen mee en houdt tegelijk reke-
ning met de menselijke maat. Het is het ritme waarin veel kan, maar niet alles.
Dat is het ritme van mensen die de menselijke maat bepalend willen laten zijn.
De vergadering wordt om 16.40 uur geschorst tot 19.30 uur.
|