Bron: Raad
Type document: Notulen
Onderwerp: Raadsvergadering 26-06-97
Datum publicatie:26-06-1997
Datum Raad:26-06-1997
 
Tekst:
 
Avondzitting op donderdag 26 juni 1997.
 
Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester.
 
Secretaris: mevr. drs. M. Sint.
 
De VOORZITTER heropent om 19.30 uur de des middags geschorste
vergadering en stelt aan de orde:
 
22
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 12 juni 1997 tot
vaststelling van hogere geluidswaarden en vaststelling van de eerste herziening
 
van het bestemmingsplan Kadijken-oost (Gemeenteblad afd. 1, nr. 326, blz.
1377).
 
Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter. Wij stellen voor, de
ligplaatsenstrook van vier woonboten in de Entrepotdokgracht te verlengen
met nog eens 100 meter, net voor de knik, met als voordeel dat er nog vier
boten bij kunnen. In de Nota Amsterdam te Water staat dat men wil
bevorderen dat er ook ligplaatsen voor woonboten worden geschapen, omdat
er sprake is van een tekort. Dat tekort is er zeker in de buurt van Kadijken-
Oost, waar ook woonboten van ligplaats moeten veranderen. Op dit punt heb
ik een motie voorbereid.
Tegen deze verlengde ligplaatsenstrook bestaan ook bezwaren. E‚n bezwaar
komt voort uit de waterhuishouding, namelijk dat de doorstroom zou worden
bemoeilijkt. Dat argument geldt wel bij de knik en iets daar voorbij, maar niet
 
voor de eerste 100 meter. Een ander bezwaar zou kunnen zijn dat deze
woonboten in een geluidszone liggen. Dat geldt voor alle woonboten ter
plaatse, dus dit zou niet extra moeten gelden voor deze strook. Bovendien gaat
het om niet zoveel meer decibels dan woningen daar hebben. Sterker nog, juist
doordat deze woonboten laag liggen meen ik dat dit minder decibels zal
opleveren. Het laatste bezwaar is misschien de Welstandscommissie, die daar
een nogal grote open ruimte heeft gedacht, die men dan ook zou willen
doortrekken tot aan het water. Als wij zo gaan redeneren, kunnen er nergens
in Amsterdam woonboten komen omdat het zicht bijna altijd wel enigszins
wordt ontnomen. In die mate gebeurt dat hier niet, dus al met al meen ik dat
dit een geschikte ligplaats is, die ook voldoet aan de Nota Amsterdam te
Water. Tenslotte dien ik de aangekondigde motie in.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
41þ Motie van 25 juni 1997 van het raadslid mevr. Boerlage inzake het
verlengen van het voor woonschepen bestemde gebied aan het Entrepotdok
met circa 100 meter. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 388, blz. 1651).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer BOUMA: Mijnheer de Voorzitter. Ook de VVD-fractie heeft in
de commissievergadering betoogd, dat zij het uitgangspunt dat er meer
woonboten in dit gebied komen ondersteunt. In de commissie kwam verder de
ontsluiting van de parkeergarage aan de orde. In de stukken staat, dat een
afweging is gemaakt tussen verschillende modellen. De VVD-fractie is ook op
basis van de inspraak in de commissie tot de conclusie gekomen dat het
wellicht beter is, de toegang van de parkeergarage te situeren tussen de
nieuwbouw op het GEB-terrein en de kalenderpanden. Op dit punt dienen wij
een motie in.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
42þ Motie van 25 juni 1997 van het raadslid Bouma inzake de ontsluiting van
parkeergarages in het bestemmingsplan Kadijken-Oost. (Gemeenteblad afd.
1, nr. 389, blz. 1652).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer ORANJE: Mijnheer de Voorzitter. In de commissie meende ik,
dat het inderdaad mogelijk zou zijn hier nog een aantal woonschepen neer te
leggen. Daarna ben ik er met name door de Welstandscommissie van overtuigd
dat wij daartoe op die plek niet moeten overgaan. De reden daarvoor is het
feit dat de openbaarheid van de ruimte hier een heel sterk punt is. Er wordt
een plein gemaakt aan de achterkant van Artis. Wij vinden het ook goed,
plekken in de stad te maken waar men een zee van ruimte om zich heen heeft.
Ik voeg hieraan toe, dat zowel het zicht op Artis als op het prachtige GEB-
terrein een mooie nieuwe zichtlijn in de stad kan worden. Daarom vinden wij
dat wij hier geen woonschepen moeten leggen.
(Mevr. BOERLAGE: Het is toch de achterkant van Artis? Hoe kan dat
nu zo mooi zijn?)
 
De heer CHERRIBI: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van de PvdA zal
niet de motie van GroenLinks steunen. Wij vinden, dat de wethouder
voldoende argumenten heeft genoemd waarom er geen woonschepen op die
plek moeten komen. De heer Oranje heeft daarnet al het advies van de
Welstandscommissie genoemd, maar ook gaat het erom dat er een sterke druk
op dit gebied is, waar 160 woningen bij komen. Bovendien is behoud van het
openbare karakter van de kade belangrijk, evenals de doorstroming van het
water.
(Mevr. BOERLAGE: De flessenhals zit verderop.)
Daarover kan de wethouder misschien meer zeggen.
(Mevr. BOERLAGE: De woningen die erbij komen zijn alle tamelijk
duur. Dit geeft u de kans om dit stukje meer gemˆleerd te maken,
namelijk met woonboten.)
In deze buurt is er genoeg sociale woningbouw. Als wij in deze stad ook
dure woningen bouwen, willen wij ook dat bepaalde groepen in deze stad
blijven wonen. Dat is dan ook een keuze voor deze stad. Wij willen gemˆ leerd
bouwen.
(Mevr. BOERLAGE: Precies. U wilt toch ook dat er daar woonboten
kunnen komen? Daarbij gaat het in het algemeen om lagere
inkomensgroepen.)
 
De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Wij zijn voorstander van
de ontwikkeling van een welstandsbeleid voor woonboten, maar stemmen toch
in deze kwestie voor de motie van GroenLinks en niet voor die van de VVD.
 
Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Boerlage vraagt of het
College wil bevorderen dat er meer woonboten komen in de stad. Het
antwoord is "ja". Zou de vraag zijn geweest of het College wil bevorderen dat
er overal woonboten komen in de stad, dan was het antwoord "nee" geweest.
Er zijn dus plekken waar wij dat wel en andere waar wij dat niet willen. Dat
heeft bijvoorbeeld te maken met de stedenbouwkundige situatie. Aan de uitleg
van de heer Oranje heb ik niets toe te voegen. De stedenbouwkundige situatie
leidt tot de logische conclusie dat men daar waar het plein op het water
uitkomt geen woonboten moet leggen die het uitzicht blokkeren, hoe mooi zij
ook kunnen zijn. Daarbij komt, dat de RWA eigenlijk vindt, dat de woonboten
die wij nu gepland hebben er ook al niet hadden moeten komen vanwege de
doorstroming. De RWA is tegenwoordig een autoriteit buiten onze macht, zo
hebben wij recentelijk in het College ontdekt, dus als men daar iets vindt
hebben wij daarmee ernstig rekening te houden, aangezien dit tegenwoordig
het gezag is.
Kortom, vanwege stedenbouwkundige en waterstaatkundige argumenten kan
het College mevr. Boerlage niet volgen in haar motie en stelt het voor, het
verstandige compromis dat hier is gevonden boven water te houden.
De heer Bouma heeft mij enigszins verrast. De door hem genoemde variant
3 was in de commissie namelijk nauwelijks aan de orde en ik heb ook niet
begrepen dat hij daarvan een aanhanger is geworden, dus ik ben niet helemaal
geprepareerd om hem te weerleggen. In de commissie hebben wij een
ingewikkelde discussie gevoerd en een compromis gevonden als gevolg
daarvan. Als wij daar nu weer gaan inbreken, valt er weer iets om, want dan
klopt de openbare ruimte of een andere afspraak weer niet. Het College
ontraadt daarom de motie van de heer Bouma.
 
Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter. Ik benadruk nogmaals dat
het meest smalle gebied ligt bij de spoorbrug even verderop. Het is daarom
onzin te zeggen dat de waterspoeling niet goed zou zijn. De flessenhals is het
smalste punt.
(Wethouder STADIG: Ik zei u al, dat de RWA zelfs die paar boten
daar al te veel vindt.)
Het tweede punt is de welstand. Op grond van het gebruikte argument
zullen er nooit extra boten komen in Amsterdam, want overal is het uitzicht
op het water dan minder mooi. Ik vind, dat wij in deze gemeenteraad voor de
woonboten moeten pleiten die elders worden weggesleept en waarvan de
bewoners heel graag in de buurt willen blijven waar hun kinderen op school
zitten.
 
De heer BOUMA: Mijnheer de Voorzitter. Er liggen op veel mooie
plekken in Amsterdam woonboten. Het gaat erom hoe zij eruit zien. Een groot
bouwwerk voor de deur is vaak onverstandig, maar op een woonboot is niets
tegen. Wij vinden dat deze plek aan het Entrepotdok een geschikte locatie zou
zijn voor woonboten. Het welstandsargument weegt voor ons dus iets minder
zwaar. In de commissie is gediscussieerd over de uitgang van de parkeergarage
door een smal straatje. Daarop is het nodige commentaar gekomen van
degenen die ernaast wonen. Ik heb van hen begrepen dat zij met ons voorstel
kunnen leven, maar wellicht heb ik niet iedereen uit de buurt gesproken.
 
De heer CHERRIBI: Mijnheer de Voorzitter. Wij zijn zeker voor
woonboten. In ons beleid steunen wij waar mogelijk de komst van woonboten.
In andere delen van de stad, bijvoorbeeld aan de Oostelijke Handelskade,
proberen wij ook extra plaatsen voor woonboten te realiseren. Wij kunnen
echter niet overal in de stad woonboten plaatsen. Ik ben het met de wethouder
eens, dat het juist hier goed zou zijn geen woonboten te plaatsen, vanuit
technische overwegingen, vanuit welstandsoverwegingen en vanwege het feit
dat het sociaal niet wenselijk is vanwege de hoge druk op dit gebied, waar 160
woningen extra zijn gekomen. Openbare kaden zijn ook heel goed in deze stad.
Daarom zullen wij de moties 388 en 389 niet steunen.
 
Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Ik hoor de heer Bouma
zojuist vragen hoe deze boten eruit zien. Hij suggereert dat het vanzelf mooie
boten worden. Mijn beeld is, dat de mooie oude boten op zijn...
(De heer GOEDHART: Als dat waar is, vraagt dat om duidelijke
maatregelen ter bescherming van de welstand van de stad.)
...waardoor er nu dus allemaal nieuwe boten bij komen. In deze Raad
hadden wij bedacht, dat de welstand dit allemaal wel onder controle zou
houden. De welstand heeft die opdracht echter teruggegeven in pure wanhoop,
dus ik vrees dat wij gedwongen zijn te aanvaarden dat er ook lelijke boten
kunnen komen. Dan lijkt mij dat een extra grote ramp. Ik blijf dan ook
hardnekkig in de afwijzing van de motie van de heer Bouma.
(De heer GOEDHART: Kan de wethouder nu aangeven wat hij aan
deze situatie denkt te gaan doen?)
Ik doe daar niets aan; Zoals u weet is dat het beleid van de wethouder voor
Binnenwaterbeheer. Ik heb alleen van de Welstandscommissie gehoord dat
men de genoemde brief heeft gezonden of zal zenden.
(De heer GOEDHART: Misschien kan de wethouder voor Binnen-
waterbeheer dan toch al een tipje van de sluier oplichten.)
 
Wethouder PEER: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben een beleid ingezet
waarbij onder meer welstandsadvies over de uiterlijke schoonheid van boten
op prijs werd gesteld. Ondertussen hebben wij gemerkt, dat heel weinig boten
door de Welstandscommissie als een aanvulling op het stadsschoon worden
gezien. De wethouder die verantwoordelijk is voor het stadsschoon, in ieder
geval voor de architectonische vormgeving, kan zich dat voorstellen, maar ik
heb daar, als wethouder, verantwoordelijk voor het wonen op het water, mijn
twijfels bij, omdat dit ook een erkende woonvorm is en vooral omdat arken die
al jaar en dag deel uitmaken van het woningbestand in Amsterdam nu opeens
als lelijk worden betiteld en niet meer deel van dat woningbestand zouden
moeten uitmaken. Ik heb een brief geschreven aan de Welstandscommissie om
er maar eens overleg over te plegen in hoeverre het a priori afwijzen van een
woonark als een aanvulling van het architectonisch stadsschoon past in het
beleid dat de gemeente zich voorstelt. Dat beleid moeten wij maar afwachten.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over de moties en de voordracht (nr. 326).
 
Motie nr. 388 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden Van Bommel, Boerlage, Bouma, Breunissen, Van Duijn,
Goedhart, Hooijmaijers, Houterman, Hulsman, K”hler, Niamut, Raksowidjojo,
mevr. Peters, mevr. Schutte, mevr. Spier-van der Woude en Van Wijk zich
voor de motie hebben verklaard.
 
Motie nr. 389 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden Van Bommel, Bouma, Van Duijn, Hooijmaijers,
Houterman, mevr. Peters, mevr. Spier-van der Woude en Van Wijk zich voor
de motie hebben verklaard.
 
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1386 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
24
Preadvies van Burgemeester en Wethouders van 12 juni 1997 op de nota
van de raadsleden Breunissen en mevr. Princen, getiteld: Aan de Amsterdamse
waterkanten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 308, blz. 1299).
 
De heer BREUNISSEN: Mijnheer de Voorzitter. Samen met mevr.
Princen heb ik deze nota ingediend met voorstellen om de waterkanten in de
stad beter te gebruiken. Op dit moment worden zij eigenlijk heel slecht
gebruikt, namelijk vooral als parkeerplaats. Aan het mooiste deel van de
waterkanten staan auto's geparkeerd. Dat is toch eigenlijk de omgekeerde
wereld. Zij belemmeren de toegankelijkheid van de waterkanten en het zicht
op het water. Bij het vorige agendapunt hebben wij nog gehoord hoe belangrijk
dat is. De meest voor de hand liggende oplossing is natuurlijk herinrichting
van de waterkanten, zodat daar plezierig kan worden gewandeld, gefietst,
gezeten, van de eendjes genoten enz. Dat is aantrekkelijk voor de bewoners;
het vergroot hun recreatiemogelijkheden en hun leefbaarheid. Het is verder
heel goed voor het toerisme in Amsterdam. Als wij een mooie fietsroute
hebben langs een van de grachten kan ik mij al de VVV-folder in het Engels
voorstellen met de prachtige plaatjes van fietsende toeristen langs een van
onze grachten. Bij een volgende Eurotop in Amsterdam kan de burgemeester
dan met de Europese leiders gaan fietsen langs een van de grachten. Dat lijkt
mij ook een aardig plaatje voor CNN.
De herinrichting van de waterkanten zou ook een goede ondersteuning
kunnen zijn van het beschermd stadsgezicht, waartoe wij een aantal maanden
geleden hebben besloten.
Ik dank het College voor het preadvies, waarvan ik enkele punten zal
noemen. In reactie op ons voorstel om meer zitbanken langs het water te
plaatsen, waar men niet verplicht is een consumptie te nemen maar gewoon
gratis kan plaatsnemen, schrijft het College dat aanvragen voor zitbanken in
principe altijd worden gehonoreerd. Dat doet mij deugd, al heb ik de indruk
dat niet veel mensen dit weten. Misschien kan het College er extra publiciteit
aan geven, dat bewoners een zitbank aan de waterkant kunnen aanvragen,
evenzeer als dat voor een fietsenrek geldt.
De wethouder schrijft in reactie op ons voorstel voor meer mogelijkheden
voor kano‰n en roeien in de grachten, dat zij zal bezien of de bestaande
afmeervoorzieningen daarvoor geschikt kunnen worden gemaakt en dat
hiermee bij walrenovaties rekening zal worden gehouden. Met die toezegging
ben ik verheugd.
Wat de natuurontwikkeling aan de waterkanten betreft, zal zorgvuldig
worden omgegaan met de begroeiing op de walkanten, terwijl de wethouder
ook positief staat tegenover de floatlands van de dienst RWA. Ik benadruk,
dat het ons vooral ook gaat om watertuintjes die woonbootbewoners vaak bij
hun boot leggen en die eenzelfde soort functie hebben als de floatlands,
namelijk het vergroten van de mogelijkheden van de natuur in het water.
Het hart van onze nota zijn de wandel- en fietsroutes die wij voorstellen.
Ik vind, dat de wethouder op dat punt in haar preadvies nogal terughoudend
is. Dat vind ik jammer, omdat ik van haar, die zozeer hecht aan de
kwaliteitsimpuls voor de openbare ruimte meer had verwacht, juist op dit punt,
waarop grote vooruitgang valt te boeken. Zij noemt in haar preadvies een
aantal re‰le obstakels, zoals bomen die men bij de aanleg van een wandelpad
natuurlijk niet kan omhakken, maar met enige creativiteit moet men daarvoor
een oplossing kunnen vinden. Overigens voert de wethouder ook een heel
gezocht welstandsargument aan, te weten dat bij de aanleg van fietspaden voor
de verkeersveiligheid een balustrade moet worden aangelegd die lelijk zou
zijn, met als netto-resultaat dat men de auto's daar maar moet laten staan. In
de commissie heeft zij daarvan afstand genomen en heeft zij toegegeven, dat
zij dit eigenlijk ook wel een gezocht argument vond, maar het is tot mijn spijt
 
toch in de definitieve versie blijven staan.
Wij zijn ingenomen met het ene stukje wandelpad dat zij heeft toegezegd
aan de Herengracht, waartoe wij overigens kort tevoren hadden besloten in de
commissie, maar dit is ons toch iets te weinig. Daarom dien ik een motie in,
met het verzoek drie wandelroutes te ontwikkelen. De ene route gaat van het
Centraal Station langs de Oosterdokskade en de Dijksgracht naar Oostenburg.
Dat is een prachtige opmaat naar het Science Center. Op deze locatie zijn er
geen offici‰le parkeerplaatsen die in de weg zitten, dus de vraag is of wij
dit willen of niet. De opheffing van parkeerplaatsen is hierbij in ieder
geval niet het probleem.
De tweede route die ik voorstel loopt langs de waterkanten van de Amstel
tussen de Blauwbrug en de Sarphatistraat. Als dit kan worden heringericht als
wandelroute is dit een toeristische trekpleister van de eerste orde. Mensen
kunnen dan prachtig naar de Magere Brug en naar Carr‚ wandelen, terwijl de
parkeergarage onder de Stopera voor de deur is en het voor parkeren dus ook
geen probleem is.
De derde route die ik voorstel voert langs de Keizersgracht tussen de
Amstel en de Nieuwe Spiegelstraat.
In deze Raad en in de commissie worden voortdurend mooie woorden
gewijd aan de leefbaarheid, aan beschermde stadsgezichten en aan de kwaliteit
van de openbare ruimte. Onze voorstellen geven de mogelijkheid om die mooie
woorden om te zetten in concreet beleid. Ik hoop, dat de Raad daartoe bereid
is.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
43þ Motie van 25 juni 1997 van het raadslid Breunissen om voorstellen te
ontwikkelen voor drie wandelroutes. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 390, blz. 1653).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer VAN WIJK: Mijnheer de Voorzitter. De VVD vindt deze nota een
uitstekend initiatief, omdat daarin weer eens met een andere blik naar de
openbare ruimte in deze stad wordt gekeken dan gebruikelijk. In de commissie
heb ik de heer Breunissen geadviseerd, zijn zegeningen te tellen met een zo
positief preadvies, waarin de randvoorwaarden uit de nota worden
overgenomen. Hij zit op de weg die het College al was ingeslagen op het punt
van de kwaliteit van de openbare ruimte. De invulling daarvan gaat wat ons
betreft bij het College en in deze nota soms wel iets te ver. Toch staan wij
heel positief tegenover de meeste punten. Wandelpaden zouden op enkele
plaatsen bij ons geen weerstanden ontmoeten, maar verder zijn hieraan
aspecten verbonden waardoor wij het voorstel op dit moment niet
ondersteunen, zeker omdat de toezegging is gedaan van een wandelpad langs
de Herengracht. Wij willen eerst eens afwachten hoe zich dit zal ontwikkelen
alvorens wij verder willen gaan met experimenten, mede gezien de sociale
veiligheid van verschillende paden naast elkaar. Wij zullen de motie dan ook
niet steunen.
(De heer BREUNISSEN: Aan de Herengracht betreft het slechts een
wandelpaadje...)
Voor ons is dit al ruim voldoende.
(De heer BREUNISSEN: ...van bijna een stoeptegel breed, terwijl het
ons gaat om royale wandelroutes waarover ook een rolstoel kan.)
Dat begrijp ik. Voordat wij daartoe zouden willen overgaan, willen wij eerst
 
eens aanzien hoe het aan de Herengracht gaat en wat de effecten zijn. Wij
hebben daar een aantal vraagtekens bij. Wij hebben veel waardering voor uw
nota en stemmen in met het preadvies, waarin veel suggesties worden
overgenomen, maar zullen uw motie niet steunen.
 
 
De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de
complimenten van de heer Van Wijk aan het adres van de heer Breunissen. De
CDA-fractie vindt dit ook een heel goed initiatief, dat laat zien dat men vanaf
 
het land op een andere manier kan kijken naar het water. Ik ben blij met de
toezegging van de wethouder, bij de IJ-oeverontwikkeling het zicht op het
water en het wandelen daarlangs goed te betrekken. Een belangrijk probleem
bij het voorstel van de heer Breunissen is hoe men omgaat met de bestaande
structuur langs de waterkanten bij de grachten. Ook op dat punt komen in het
preadvies enkele knelpunten naar voren die niet zomaar kunnen worden
weggenomen. Ik kan mij voorstellen dat de heer Breunissen hierover vanuit de
gedachtegang van GroenLinks over het parkeerbeleid anders denkt dan mijn
fractie. Op basis daarvan kan ik zijn motie niet volgen, maar deel ik wel de
intentie die spreekt uit de nota, dat de betrokkenheid van en het zicht op het
water vanaf de kant vergroot dient te worden.
 
De heer BALAI: Mijnheer de Voorzitter. Ook wij spreken onze waardering
uit voor de creatieve manier waarop GroenLinks met de openbare ruimte
omgaat. De heer Breunissen moet vele kilometers door de stad hebben
gelopen om al die wandelroutes uit te stippelen. Dat alleen al is een
compliment waard. Ik vind hem ook heel vasthoudend. Een deel van zijn
motie, waarin hij vraagt om een route van het Centraal Station naar de
Dijksgracht, staat namelijk ook al in de nota en is door het College niet
gehonoreerd. Ik ben nog niet zo ver dat ik de motie afwijs. Ik luister naar de
reactie van het College. Ik vind het voorstel in de motie sympathiek, maar ik
kan mij voorstellen dat de uitvoering niet realiseerbaar is.
(De heer BREUNISSEN: Waar een wil is, is een wandelpad!)
 
De heer VAN BOMMEL: Mijnheer de Voorzitter. Ik spreek mijn
waardering uit voor de nota van de heer Breunissen. Net als bij de CDA-
fractie gaat die waardering niet zo ver dat ik zijn motie kan omarmen. Hij doet
 
een concreet voorstel waarvan de uitwerking onvoldoende duidelijk wordt
gemaakt voor de openbare ruimte op de voorgestelde routes.
 
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Wandel- en fietspaden
langs de grachten, watertuinen, kano's in en aan de grachten, dat vind ik
allemaal heel mooi. Er moet alleen wel iets gebeuren, namelijk dat auto's daar
plaats voor maken. Dat is een politieke keuze die hier moet worden gemaakt.
Ik heb in de commissie voorgesteld, langs de grachten een tentoonstelling te
maken van het grachtenwater. De wethouder heeft daarop positief gereageerd.
Wanneer beginnen wij daarmee?
 
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Ook bij het
College bestaat er waardering voor de nota van de leden Breunissen en
Princen. In het preadvies hebben wij helder aangegeven welke onderdelen wij
wel en welke wij niet denken te kunnen honoreren. De heer Breunissen heeft
gevraagd of het mogelijk is publiciteit te geven aan de mogelijkheid, bankjes
aan te vragen. Die publiciteit wordt vooral via beheersgroepen gegeven,
waarvan er 40 zijn in de binnenstad. Aan de rayonmanagers is, ook naar
aanleiding van de bespreking in de commissie, gevraagd duidelijk aan te geven
dat de mogelijkheid bestaat bankjes te plaatsen als de wens daartoe van
bewoners aanwezig is. Dat is overigens niet altijd het geval. Ook wanneer dit
door de gemeente wordt voorgesteld, zijn bewoners er nogal eens huiverig
voor, omdat zij bang zijn dat deze bankjes worden gebruikt als slaapplaats
voor zwervers. Waar die wens wel bestaat, wordt deze echter bijna altijd
gehonoreerd.
Ik voel mij niet vrij, te reageren op vragen over watertuinen bij boten.
Alles op het water is niet mijn verantwoordelijkheid maar die van de
wethouder voor Binnenwaterbeheer. Gezien de discussie over de vlotten bij
woonboten vraag ik mij bovendien af of het verstandig is, enthousiast te
spreken over watertuintjes die bij boten horen. Ik meen, dat de heer
Breunissen aan zijn collega's in de Commissie Binnenwaterbeheer zou moeten
vragen, daar het pleidooi te herhalen dat hij nu hier heeft gehouden.
Hij heeft verder gezegd, dat het College terughoudend is ten aanzien van
wandel- en fietspaden langs het water en hij heeft geconstateerd dat het
eigenlijk doodzonde is dat wij die ruimte langs het water gebruiken als
parkeerplaats. Het laatste ben ik met hem eens, maar dat betekent nog
helemaal niets. Immers, de consequentie die men daaruit zou moeten trekken,
is dat men die parkeerplaatsen daar op straat weghaalt. Wij krijgen straks nog
een interessante discussie over de Prinsengracht. De heer Breunissen heeft
ook al van zijn collega's kunnen horen, dat een dergelijk voorstel op weinig
steun kan rekenen. Ik heb ook al in de commissie gezegd, dat men dit veel
grootschaliger moet regelen als men het fundamenteel wil aanpakken. Dan
moet men dus een parkeergarage aanleggen van 20.000 parkeerplaatsen,
bijvoorbeeld onder de Singelgracht. Dan kan men ook tegen de mensen in de
binnenstad zeggen dat men het zo belangrijk vindt iets aan de openbare ruimte
langs het water te doen dat men daar de parkeerplaatsen weghaalt, maar dat
zij er wel op kunnen rekenen dat al die parkeerplaatsen onder de grond weer
terugkomen. Ik heb daarvan gezegd dat ik, uiteraard in overleg met wethouder
Bakker, laat uitzoeken wat de mogelijkheden en wat de financi‰le
consequenties daarvan zijn.
(De heer BREUNISSEN: Gelooft u nu werkelijk dat dat een re‰le
suggestie is? Er is in het Verkeer- en Inrichtingsplan (VIP) afgesproken
dat er parkeergarages worden gebouwd en dat er plaatsen op straat
worden opgeheven. Die parkeergarageplannen zitten in de pijplijn. Het
verzet tegen opheffing van de parkeerplaatsen op straat groeit. Nu wilt
u een nog grotere garage erbij bouwen. Verwacht u dan wel dat die
parkeerplaatsen op straat worden opgeheven? Wij moeten gewoon nu
beginnen. Wij hebben nu een taakstelling, vanuit het VIP, om
parkeerplaatsen op te heffen. Dat kan gemakkelijk.)
Als het zou lukken met een grootschalige aanpak en als ook de financi‰ le
consequenties daarvan te overzien zijn, maakt men ook meteen veel meer
winst. Wat u doet vinden wij allemaal sympathiek, maar het is kleinschalig en
u kunt ook niet anders, omdat er wordt gevochten om elke parkeerplaats. In
uw motie vraagt u, een aantal routes vrij te maken van parkeerplaatsen om
daarvan wandelroutes te maken. U geeft ook aan dat dat binnen de doelstel-
ling van het VIP mogelijk is. Ik acht het niet re‰el, ook naar aanleiding van
alle inspraak die wij houden, het meest recent over de Prinsengracht, dat wij
de handen ervoor op elkaar krijgen dat wij op een stuk Ä zoals de
wandelroute langs de Herengracht Ä alle parkeerplaatsen weghalen. Ik heb
al gezegd, dat ik dit wil proberen en dat wij dit experiment aangaan. Wij
zullen Ä de rayonmanagers nemen dit ook mee Ä in overleg met de buurt
binnen het VIP zien of wij zo'n deel van een gracht kunnen vinden. Als alle
bewoners ervoor zijn daar de parkeerplaatsen weg te halen hebt u mijn zegen,
maar om hier bij motie te beslissen dat wij dit gaan opleggen acht ik onwijs.
Ik meen dat u daarmee ook minder steun voor uw plannen zou genereren dan
u wellicht krijgt door het in overleg te doen. Ik kan daarom niet anders zeggen
 
dan dat het College de motie om die reden ontraadt.
Ik maak een uitzondering voor punt 1, te weten de route Centraal Station-
Oosterdokskade-Dijksgracht-Oostenburg. Die route is inderdaad mogelijk
zonder parkeerplaatsen. Het stuk Dijksgracht-Oostenburg is nu in discussie.
De inzet is daar, het zonder parkeerplaatsen te doen en daar een wandelpad
van te maken. Ik kan daarom Ä mede namens wethouder Stadig, die de eerste
trekker is voor dit project en daarmee ook voor de openbare ruimte Ä
toezeggen dat de route Centraal Station-Dijksgracht geen probleem is en dat
het laatste stuk de inzet is. Het resultaat van de discussie komt later. Op de
andere twee routes is er op dit moment onvoldoende steun, maar wij zetten in
op een probeersel in de binnenstad. Als er steun is van bewoners en als het
past binnen het VIP meen ik, dat ook de rest van de Raad hiertegen geen
bezwaar zal hebben. De formulering van de heer Van Wijk vind ik in dit
opzicht re‰el.
De heer Van Duijn heb ik gezegd, dat wij gaan werken aan de door hem
genoemde tentoonstelling. Ik kan hem nu niet zeggen wat daarvan wanneer het
resultaat zal zijn. Wij zullen eerst nagaan wat er al is. In de commissie is
namelijk naar voren gebracht, dat er ook in Artis al een dergelijke
tentoonstelling zou zijn. De heer Van Duijn kan dus gerust zijn. Wij nemen
zijn suggestie serieus op. Als wij daar iets aardigs van kunnen maken, zullen
wij dat doen.
 
De heer BREUNISSEN: Mijnheer de Voorzitter. Het gaat een beetje zoals
ik vreesde. De mooie woorden lijken niet te worden omgezet in concrete
maatregelen. Iedereen vindt dit een geweldig leuk initiatief, maar als het erop
 
aankomt kan men het niet steunen. Dat vind ik heel teleurstellend, vooral
omdat ik meen dat er heel goede argumenten zijn om deze routes wel in te
richten zoals ik voorstel en omdat er ook eigenlijk geen belemmering is. De
wethouder noemde een mogelijke garage onder de Singelgracht, waardoor wij
de openbare ruimte helemaal groots zouden kunnen herinrichten. Ik stel
stukken gracht voor, zoals het stuk naar Carr‚, waar wij op verleidelijke wijze
 
kunnen laten zien wat er mogelijk is met de openbare ruimte. Daar is eigenlijk
ook niets op tegen, aangezien deze Raad zich heeft gecommitteerd aan het
VIP, op grond waarvan er nog een aantal parkeerplaatsen moet worden
opgeheven. Waarom zouden wij dat niet doen? Ik weet wel zeker, dat
wethouder Ter Horst daarbij van wethouder Bakker steun krijgt. Hij wil
namelijk het VIP uitvoeren.
Haar suggestie, een buurt te vinden waar alle bewoners de handen op
elkaar krijgen voor de herinrichting van hun gracht acht ik een illusie. Er
zijn altijd mensen met een auto die hun parkeerplaats zien verdwijnen. Zij
vinden dat natuurlijk vervelend. Daarom stellen wij in deze Raad de kaders.
Vanwege de positieve reactie van de wethouder op de eerste route verzoek
ik, mijn motie per onderdeel in stemming te brengen.
 
De heer BALAI: Mijnheer de Voorzitter. Ik vind het jammer wat de heer
Breunissen nu doet. Hij heeft de toezegging, dat hij alvast kan wandelen van
CS naar de Dijksgracht. De twee andere punten in zijn motie liggen heel
moeilijk in verband met het opheffen van parkeerplaatsen. Dat zou men op
een verstandige manier moeten aanpakken. Nu wil hij zijn motie gaan splitsen.
Dat zou ik niet doen.
 
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben nagegaan wat er in
Artis is op dit gebied. Daar is een bescheiden aquarium, niet een mooie
overzichtstentoonstelling van alles wat er groeit en bloeit op en aan de
Amsterdamse grachten en hoe het grachtenwater functioneert. Dit mag dan
ook geen reden zijn om een dergelijke tentoonstelling niet van de grond te
krijgen.
 
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de heer
Van Duijn voor deze informatie. Ik heb hem al gezegd dat wij zijn suggestie
serieus zullen nemen en dat hij binnen niet al te lange tijd zal horen hoe wij
hiermee verdergaan.
Wat de motie betreft, ben ik het met de heer Balai eens. Ik raad de heer
Breunissen aan, de motie niet in stemming te brengen. Hij heeft een
toezegging gekregen op het eerste punt. Wij gaan de discussie in om het
laatste stukje ook autovrij te maken en een wandelpad aan te leggen. Voor de
overige twee routes bestaat gewoon te weinig steun. De heer Breunissen weet
dat hij mij wat de intentie betreft aan zijn kant heeft. Dat is al meer dan hij
 
zou mogen hopen.
 
De heer BREUNISSEN: Mijnheer de Voorzitter. Aangezien ik een
toezegging heb gekregen op het eerste punt van mijn motie, schrap ik dat punt.
 
De motie-Breunissen (nr. 390), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp
van behandeling meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
43þ Motie van 25 juni 1997 van het raadslid Breunissen om voorstellen te
ontwikkelen voor drie wandelroutes. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 391, blz. 1654).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over de motie.
 
Motie nr. 391 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden mevr. Boerlage, Breunissen, Van Duijn, Hulsman, K” hler,
Raksowidjojo en mevr. Schutte zich voor de motie hebben verklaard.
 
Het preadvies wordt voor kennisgeving aangenomen.
 
25
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 12 juni 1997 tot
inrichting van het zuidelijke gedeelte van de Jordaan als 30-km-gebied
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 328, blz.1436).
 
Mevr. ALKEMA: Mijnheer de Voorzitter. De inrichting van het 30 km-
gebied is voor de fractie van D66 altijd een heel hard punt geweest. Wij
hebben daarover moties ingediend en er toezeggingen op gekregen. In april jl.
kwam deze voordracht in de commissie, die wij hebben afgewezen omdat wij
de toegezegde richtlijnen nog steeds niet hadden. Na 25 mei jl. is het College
met richtlijnen gekomen. Daarover waren wij zeer tevreden, maar tot onze
verbazing Ä ik meen dat dit een misverstand is Ä zien wij dat in deze
voordracht gewoon de oude richtlijnen staan en niet de nieuwe. Ik verzoek
daarom nieuwe richtlijnen in deze voordracht op te nemen. Ik heb daartoe een
amendement opgesteld, dat ik hierbij indien.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
44þ Amendement van 25 juni 1997 van het raadslid mevr. Alkema over
inrichting van het zuidelijk gedeelte van de Jordaan als 30-km-gebied.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 392, blz. 1655).
 
Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer VAN WIJK: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Alkema heeft er al
aan herinnerd, dat dit punt al een voorgeschiedenis kent. Ik plaats daarbij
enkele kanttekeningen. Ten eerste hebben wij afgesproken, dat de discussie in
de commissie ook in de voordracht zou worden meegenomen, zodat ook de
standpunten daaruit in de voordracht naar voren komen. Tot mijn spijt kan ik
dat hierin niet terugvinden. Ten tweede voorziet de wethouder blijkbaar
tevoren al een overschrijding van haar budget. De kosten bedragen Ÿ 675.000,
maar de door haar voorgestelde dekking beloopt al Ÿ 685.000. Dat is tot twee
keer zo in deze voordracht genoemd. Dat lijkt mij een rekenfoutje, maar ik
vind dit op zijn minst tamelijk slordig.
De VVD-fractie is indertijd niet akkoord gegaan met de invoering van 30
km-zones. Daarvoor hadden wij verschillende redenen. De Raad heeft hiertoe
echter besloten, dus wij willen ons daaraan conformeren. Als men dan
overgaat tot de invoering van 30-km-zones, moet men dat op een moment doen
dat dit ook financieel zo gunstig mogelijk uitpakt, waardoor men dit
bijvoorbeeld kan meenemen in het groot onderhoud van een buurt en het
zonder kosten of slechts tegen geringe meerkosten kan worden uitgevoerd. Dat
was de inbreng van de VVD-fractie tot hedenochtend, toen wij uit de krant
vernamen dat het kabine van plan is, de 50 km-borden standaard te vervangen
door 30 km-borden, niet alleen voor de grote steden maar voor alle
gemeenten. Dat zou betekenen dat wij ons de kosten van dit project kunnen
besparen. Ik verzoek u dan ook, deze voordracht aan te houden totdat er is
besloten over dit kabinetsvoornemen. Dat bespaart deze gemeente veel geld.
Dit voorstel wordt misschien enigszins achterhaald door de snelheid van het
kabinet.
(De heer K™HLER: Verwacht u, dat men in het voorstel van het
kabinet een bord kan plaatsen en dat het dan verder wel voor elkaar is?)
De grens die nu geldt voor de bebouwde kom wordt nu veranderd van 50
km in 30 km. Daarvoor is geen nadere regelgeving meer nodig.
(De heer K™HLER: Is het dan niet meer nodig snelheidsbeperkende
maatregelen te nemen? Worden zij dan automatisch nageleefd?)
U weet al, dat 30 km-gebieden zich door hun karakter lenen voor die
snelheid, omdat daar al zoveel obstakels zijn dat men die als zodanig ook
nader wil aanduiden. Er zijn heel veel hofjes in ons land waar tot nu toe de
grens van 50 km gold, waarvoor onlangs de grens van 30 km per uur is
ingesteld. Als u gelijk zou hebben dat er nog aanvullende snelheidsremmende
maatregelen nodig zijn, zouden zij wat de VVD betreft in het kader van groot
onderhoud van de desbetreffende straat moeten worden meegenomen en
zouden wij hierin niet nu extra moeten investeren.
 
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. De motie van
mevr. Alkema heb ik nog niet, maar ik kan wel ongeveer bedenken wat erin
staat.
(Mevr. ALKEMA: Ik heb de tekst helemaal overgenomen uit een
voorstel dat u in de commissie hebt gedaan. Het zijn dus uw eigen
woorden.)
Ik moet altijd oppassen als het om dit onderwerp gaat. Het luistert nogal
nauw.
(Mevr. ALKEMA: Misschien wilt u dat commissiestuk nog even
hebben.)
Mevr. Alkema spreekt haar verbazing uit, dat de richtlijnen niet in dit
voorstel zijn meegenomen. Dat komt doordat dit voorstel er helaas al heel lang
lag. Slagvaardig bestuur betekent dat men graag snel besluiten wil nemen en
snel tot uitvoering wil komen, maar dat was met dit voorstel niet echt
mogelijk. Het lag er al enkele maanden. Over de richtlijnen hebben wij later
een besluit genomen, dus het was niet mogelijk deze in dit voorstel op te
nemen, maar het spreekt wat mij betreft voor zichzelf dat de uitvoering van
dit plan ook zal verlopen volgens de richtlijnen die in de commissie zijn
vastgesteld. Ik kan het in de motie gevraagde dan ook gewoon toezeggen en
acht stemming over de motie daarom niet nodig.
De heer Van Wijk moet het mij maar niet kwalijk nemen, maar ik heb het
gevoel dat hij probeert uitvoeringsbesluiten te traineren, omdat hij tegen het
voorstel is.
(De heer VAN WIJK: Hiertegen maak ik bezwaar. Ik heb duidelijk
aangegeven dat onze fractie, hoewel zij indertijd tegen de invoering van
30 km-zones was, als goede democratische partij in deze Raad meewerkt
aan de uitvoering van besluiten van deze gemeenteraad. In de commissie
heb ik u dat desgevraagd al gezegd. Dat heb ik daarnet herhaald. U
moet dan ook niet suggereren dat wij de zaak zouden traineren. U
probeert mij woorden in de mond te leggen die ik niet heb gebezigd.)
Ik probeer u geen woorden in de mond te leggen; ik probeer u te
attenderen op een gedragswijze. U stelt, dat bij de invoering van een 30 km-
beleid, waarbij het vooral gaat om het nemen van infrastructurele maatregelen,
zoals het aanbrengen van drempels en verhoogde kruisingsvlakken zoveel
mogelijk meegelift moet worden met herprofileringen. Dat is ook het beleid.
Als u het stuk over het 30 km-beleid waar u tegen hebt gestemd in een vorige
vergadering erbij neemt, zult u zien dat dat nu precies het voorstel was. Als
er een herprofilering is, nemen wij de 30 km mee, maar als wij beslissen een
gebied tot 30 km-gebied te "bombarderen", zoals nu het geval is met de
Jordaan, en als het gaat om straten die niet aan groot onderhoud toe zijn,
brengt dat natuurlijk extra kosten met zich mee. Dat hebben wij afgesproken
en dat wordt hier gewoon uitgevoerd. In dit plan zijn namelijk straten
opgenomen waar groot onderhoud binnenkort zou plaatsvinden. Daar worden
de snelheidsremmende maatregelen gewoon meegenomen. In de straten die
niet aan groot onderhoud toe zijn wordt een extra bijdrage gevraagd.
Een tweede punt is, dat de vergoeding voor een deel al van het Rijk komt.
Dat is in de voordracht ook te lezen. Van het bedrag van Ÿ 675.000 komt al
70% uit een rijksbijdrage; de rest komt van de gemeente Amsterdam. Ik vind
het een kwestie van dromen, dat de heer Van Wijk verwacht, dat een uitspraak
op landelijk niveau dat er in de bebouwde kom 30 km per uur moet worden
gereden dan ook betekent dat het Rijk de kosten van infrastructurele
maatregelen voor zijn rekening zou nemen. Dat doet het Rijk met dit soort
zaken nooit. Men wil wel bijdragen aan de inrichting van de openbare ruimte
in de vorm van subsidie; dat doet men ook voor het 30 km-beleid, maar het
idee dat men dit voor 100% zou betalen lijkt mij echt een wensdroom. Met
andere woorden, ik acht het niet zinvol de besluitvorming over deze
voordracht, die al zeker zes maanden gereed is, nog langer uit te stellen,
louter om te zien of wij extra geld van het Rijk zouden kunnen krijgen. De
bestaande verdeling 70%-30% lijkt mij al heel redelijk. Wij hebben conform
de uitspraak van deze Raad gehandeld om zoveel mogelijk geld te besparen
door in het kader van het groot onderhoud deze maatregelen uit te voeren. Ik
vind daarom dat de VVD, ervan uitgaande dat zij het beleid nu daarover is
besloten ook steunt, meer dan voldoende haar recht heeft gekregen.
 
De heer VAN WIJK: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben toch ietwat
teleurgesteld in het antwoord van de wethouder. Ik benadruk de principi‰le
kant van de zaak. Wij hanteerden de wettelijke snelheidslimiet van 50 km per
uur en vonden het om die reden niet nodig drempels aan te leggen. Nu staat
er in de krant dat er een wet komt die deze snelheid terugbrengt tot 30 km per
uur. De wethouder zegt dat wij allerlei maatregelen moeten nemen. Dat is nog
maar de vraag. Als de snelheidslimiet 30 km wordt, dient iedereen zich
daaraan te houden en moet dat gewoon worden gehandhaafd door de politie.
Dat is ons principi‰le standpunt. Daarnaast verschillen wij met de wethouder
van mening over een ander punt. De wethouder zegt namelijk dat
snelheidsremmende maatregelen worden genomen in het kader van groot
onderhoud en dat zij extra worden genomen als er geen sprake is van groot
onderhoud. Natuurlijk krijgen wij geld van het Rijk. Ons gaat het erom dat wij,
 
ongeacht waar geld vandaan komt, er zorgvuldig mee moeten omgaan. Of het
nu rijks-, gemeente- of ROA-geld is, het blijft gemeenschapsgeld dat wij
uitgeven. Als er een wet aan komt die ervoor kan zorgen dat wij zeer
waarschijnlijk veel minder en misschien zelfs geen geld voor dit doel hoeven
uit te geven, is dat ons uit het hart gegrepen en vinden wij het niet
verantwoord hiervoor nu gemeenschapsgeld beschikbaar te stellen.
(Wethouder mevr. TER HORST: Legt u nu eens uit waarom er opeens
als er een wet komt voor 30 km geen geld meer nodig is. Er komt nu
ook een bordje te staan, dat men niet harder dan 30 km mag rijden,
hetgeen volgens de wet al betekent dat men in overtreding is als men
sneller rijdt en dat men dus beboetbaar is door de politie. Dan maakt
een wet toch geen verschil?)
Ik meen van wel. Blijkbaar vinden wij het, omdat 50 km de wettelijke grens
is voor de bebouwde kom van alle gemeenten, niet nodig daarvoor maatregelen
te nemen op het gebied van verkeersdrempels, verhoogde kruisingsvlakken
enz. Nu dit 30 km wordt zouden wij dat plotseling wel moeten doen.
(Wethouder mevr. TER HORST: Dan rijdt u kennelijk nooit door
Nederland. Op allerlei plaatsen worden rotondes en wegversmallingen
aangebracht. Op al die wegen mag men 50 of 80 km per uur rijden. Die
maatregelen zijn bedoeld om de snelheid te beperken.)
Nee, die maatregelen zijn bedoeld om de verkeersveiligheid te verhogen.
Dat is niet altijd hetzelfde als de snelheid. Het lijkt mij verstandig, die
punten uit elkaar te houden.
(Wethouder mevr. TER HORST: In de binnenstad van Amsterdam kan
men 50 km rijden, maar men kan er niet een 30 km-beleid uitvaardigen
zonder infrastructurele maatregelen te nemen. Dat was nu juist de kern
van het debat over dit beleid. Daarover heeft deze Raad een besluit
genomen.)
Hierover verschillen het College en de VVD-fractie blijkbaar principieel
van mening. Als deze maatregelen moeten worden genomen, doe dat dan in
het kader van groot onderhoud, waarbij zij tegen geringe meerkosten kunnen
worden uitgevoerd en niet zomaar uit de losse pols.
(Wethouder mevr. TER HORST: Ook dit is strijdig met de uitspraak
die deze Raad heeft gedaan. Misschien wilt u de stukken daarover
vanavond of morgen nog even nalezen. Daarin staat dat wij zoveel
mogelijk meeliften met groot onderhoud en dat waar dat niet mogelijk
is extra geld wordt vrijgemaakt. Daarom is in het Parkeerfonds hiervoor
ook een post opgenomen van 1,6 miljoen gulden. Ik meen dat uw fractie
ook tegen die besteding was.)
heer HOUTERMAN (orde): Ik meen, dat de wethouder gelijk heeft als zij
zich baseert op de besluitvorming. De VVD-fractie kan er echter geen vrede
mee hebben dat veranderingen in het landelijk beleid niet worden
meegenomen in de collegevoorstellen. Wij zouden het op prijs stellen als deze
voordracht aan het einde van de avond in stemming komt, opdat het College
zich nog even kan beraden op de voorstellen. Wij vragen ons af of dit voor de
wethouder voor Financi‰n niet een reden is, nog eens te bezien of deze
investering van gemeenschapsgeld wel of niet verstandig is. Ik ondersteun de
heer Van Wijk van harte in zijn opstelling, dat het er niet om gaat of het
rijks-, dan wel gemeentegeld is. Het gaat ons er niet om, het geld niet uit te
geven, maar wij vinden dat er betere bestedingen zijn nu de landelijke
wetgeving ons helpt.
 
De VOORZITTER: Wethouder Ter Horst heeft ook de krant gelezen. Ik
heb niet de indruk, dat zij zojuist niet namens het College heeft gesproken.
Ik zie dus niet in dat een stemming later op de avond wijziging zou kunnen
brengen in het standpunt van het College. De wethouder heb ik tweemaal
horen betogen, dat ook een landelijke maatregel, van welke aard dan ook, te
allen tijde geld zal kosten, omdat er fysieke maatregelen zouden dienen te
worden genomen.
 
De heer HOUTERMAN: Kunnen worden genomen. Het is de vraag of die
maatregelen zo intensief dienen te zijn als oorspronkelijk was voorzien. Dat
is een afweging waarin ik het verstandig acht, hierover nog eens na te denken.
 
De VOORZITTER: Doet u op dit punt een voorstel van orde of zult u
tegen de voordracht stemmen?
 
De heer HOUTERMAN: Het is een advies aan het College. Wij kunnen
hierover aan het einde van de avond keurig stemmen.
 
De VOORZITTER: Het is de vraag of de verhoudingen bij het besluit als
wij dat over twee uur zouden nemen anders zouden liggen. Ik heb van
wethouder Ter Horst niet begrepen, dat zij hier over twee uur anders over zou
denken dan nu, en het College ook niet.
 
De heer K™HLER: Als het College zelf niet om nader beraad vraagt, is
het nogal uitzonderlijk als een ander dat voor het College doet. Als de heer
Houterman behoefte heeft aan overleg met zijn eigen wethouder, vind ik dat
de Raad hem daarvoor alle ruimte moet geven.
 
De VOORZITTER: Het College heeft tot op heden geen behoefte aan
nader beraad. Er kan wat ons betreft heden worden beslist.
 
De heer VAN DER LAAN: Ik meen dat het nu op de weg van de heer
outerman ligt, hierover duidelijkheid te geven. Hij kan vragen om overleg met
zijn eigen wethouder, maar hij kan moeilijk de wethouders suggereren te
besluiten dat zij een schorsing nodig hebben. Dat bepalen zij echt zelf.
 
De heer HOUTERMAN: U hebt vermoedelijk niet het hele debat gevolgd.
 
De heer VAN DER LAAN: Dit ordedebatje heb ik heel goed beluisterd.
 
De heer HOUTERMAN: Het gaat om verkeersveiligheid, een onderwerp
dat u na aan het hart ligt. De VVD-fractie wil niet geld minder uitgeven, maar
de vraag is of dit geld, op deze manier ge‹nvesteerd, het beste voor de
verkeersveiligheid is.
 
De heer VAN DER LAAN: Dat stel ik helemaal niet ter discussie.
 
De heer HOUTERMAN: Nee, maar wij wel.
 
De heer VAN DER LAAN: U kunt niet voor het College een schorsing
vragen. Dat moet het College echt zelf doen.
 
De heer HOUTERMAN: Wij vragen of de voordracht aan het einde van
de avond in stemming kan worden gebracht, om schorsingen te voorkomen.
 
De VOORZITTER: Ik stel voor, enkele minuten te schorsen voor
collegeberaad.
 
De vergadering wordt van 20.41 uur tot 20.46 uur geschorst.
 
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Het overleg
binnen het College heeft opgeleverd, dat ik herhaal wat ik daarnet heb gezegd,
namelijk dat het een landelijke regeling of zelfs een wet waarbij in de
bebouwde kom 30 km per uur verplicht is heel goed past bij het 30 km-beleid
dat wij nu al in Amsterdam hebben. Dat geldt voor een groot aantal steden
niet, dus daar zal dit vooral nieuw zijn. Dit zal voor ons vooral betekenen,
dat het niet meer nodig is borden te plaatsen met 30 km. Het is overigens de
vraag of dit juist is, want ook op plekken waar men niet harder dan 50 km mag
rijden staan borden met 50 km. Misschien kunnen wij hierop besparen. Dit
beschouw ik overigens niet als de kern van de inbreng van de VVD. Die is
vooral gelegen in de noodzaak van infrastructurele maatregelen. Onze
beoordeling is dat er ook als er een wet komt die verplicht dat men in de
binnensteden 30 km mag rijden altijd nog infrastructurele maatregelen nodig
zullen zijn omdat men die snelheid moet afdwingen. Men kan dat ook doen
met de inzet van politie. Dat betekent dat er op elke hoek van de straat een
politieagent moet staan. Daarover hebben wij de vorige keer gezegd, dat dit
niet met handhaving mogelijk is en dat het ook met fysieke maatregelen zal
moeten worden afgedwongen. Kortom, wij verwachten
niet dat de wetgeving voor het beleid in Amsterdam grote veranderingen zal
betekenen. Wij weten niet of het meer subsidie met zich mee zal brengen. Het
is mogelijk dat het Rijk dit zo belangrijk vindt dat het een extra subsidiepot
ter beschikking zal stellen. Het spreekt voor zichzelf, dat wij dan ook als
gemeente zoveel mogelijk van die subsidiepot gebruik zullen maken. Wat het
meenemen bij het groot onderhoud betreft, heb ik al aangegeven dat wij dat
zoveel mogelijk doen.
(De heer VAN WIJK: Maar in dit geval dus niet.)
Jawel, in dit geval ook. Dit betreft een heel gebied in de Jordaan. Een
van de grachten maakt daar onderdeel van uit en komt binnenkort in
aanmerking voor groot onderhoud. Dan nemen wij dit hierin mee, maar voor
alle andere straten hebben wij de vorige keer afgesproken dat wij extra geld
ter beschikking stellen als het niet mogelijk is in het kader van groot
onderhoud. Dat geld hebben wij de vorige keer ook ter beschikking gesteld.
(De heer VAN WIJK: Daarin vindt u ons duidelijk op uw weg.)
Dit is wel in lijn met een uitspraak die de gemeenteraad de vorige keer
heeft gedaan.
(De heer K™HLER: Handhaaft het College zijn oordeel dat motie nr.
392 overbodig is?)
Ik heb mevr. Alkema toegezegd dat het plan zal worden aangepast aan de
richtlijnen zoals zij in de commissie zijn vastgesteld. Ik zou het niet netjes
vinden, nu dit plan uit te voeren in afwijking van de richtlijnen die wij twee
weken geleden gezamenlijk hebben afgesproken. De motie lijkt mij daarom
overbodig.
 
Mevr. ALKEMA (orde): Gezien de toezegging van de wethouder trek ik
mijn amendementen.
 
Het amendement-mevr. Alkema (nr. 392), ingetrokken zijnde, maakt geen
onderwerp van behandeling meer uit.
 
De voordracht (nr. 328) wordt bij zitten en opstaan aangenomen; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1428 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden Bouma, Hooijmaijers, Houterman, mevr. Peters, mevr.
Spier-van der Woude en Van Wijk zich tegen de voordracht hebben verklaard.
 
27
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 12 juni 1997 tot
herprofilering van de Prinsengracht, even zijde, tussen de Reguliersgracht en
de Vijzelgracht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 329, blz. 1429).
 
Hierbij is tevens in behandeling:
 
Adres van mevr. L.N. Mller van 19 juni 1997 inzake herprofilering van de
Prinsengracht.
 
De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. Ondanks de uitgebreide
commissiebehandeling hebben wij dit punt naar de Raad gepiept, omdat hier
aan de orde is de inrichting van de Prinsengracht even zijde tussen
Reguliersgracht en Vijzelgracht, waarbij gesproken wordt over een
profielinrichting die bekend is als "langsparkeren", met als consequentie dat
een behoorlijk aantal parkeerplaatsen wordt opgeheven. Dat is voor mijn
fractie reden geweest om dit punt, bij het ontbreken van aanvullend beleid op
het gebied van openbaar vervoer en parkeren in parkeergarages, dat integraal
onderdeel vormt van het VIP, naar deze Raad te piepen. Wij hebben meerdere
malen kenbaar gemaakt, dat er een onevenwichtigheid is in de uitvoering van
deze samenhangende maatregelen.
Bij de vaststelling van het VIP is indertijd de motie-Van der Laan
aangenomen. Daarbij ging het om het behoud van economische functies binnen
de stad en om werkgelegenheidseffecten. Wij vragen de wethouder in dit licht
of er voldoende ruimte is voor de samenvoeging van de maatregelen op het
gebied van openbaar vervoer en parkeren in parkeergarages en of er een
relatie bestaat tussen mogelijke afname van economische functies en de
vermindering van parkeerplaatsen. Omdat wij het zo belangrijk vinden dat er
een relatie met het VIP is gelegd in verband met parkeerplaatsen en openbaar
vervoer, heb ik het genoegen om mede namens de VVD-fractie een motie in
te dienen waarin wij vragen, die fasering duidelijk in kaart te brengen. Op
basis daarvan zullen wij keer op keer bezien of wij vinden dat de
doelstellingen van het VIP met elkaar in evenwicht zijn gebracht.
Daarnaast zullen wij samen met de VVD-fractie een soortgelijke motie
indienen.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
45þ Motie van 26 juni 1997 van de raadsleden Niamut en Van Wijk inzake
het bezien van de fasering van het VIP. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 393, blz.
1656).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De VOORZITTER: Ik zie, dat in de motie een van de overwegingen is
doorgehaald. Is dat de bedoeling van de indieners?
 
De heer NIAMUT: Dat is het geval. De overweging die is doorgehaald
schrappen wij. Wij wijzigen onze motie in die zin.
 
De heer VAN WIJK: Mijnheer de Voorzitter. Bij de invoering van het
standaard-grachtenprofiel, die op zichzelf een verbetering van de kwaliteit
van de openbare ruimte kan inhouden, moet wij wel de context betrekken
waarin dat gebeurt. In een historische stad kan men niet verwachten, dat wij
een vierbaanssnelweg aanleggen waar daaraan behoefte is. Daar waar de
ruimte beperkt is, zal men moeten roeien met de riemen die men heeft. Het
lijkt ons in een historische stad als Amsterdam geen goede zaak, een
standaardprofiel vast te stellen, met een bepaalde maatvoering, waarvan wij
niet zouden kunnen afwijken. Wanneer dan ook nog het maatschappelijk
draagvlak ontbreekt voor een aantal maatregelen, in casu het effect dat er ca.
50 parkeerplaatsen moeten verdwijnen waarvoor de bewoners van de buurt
geen alternatief zien op kortere afstand dan door de gemeente in het
vooruitzicht gesteld, lijkt het ons verstandig...
(De heer K™HLER: U hebt ingestemd met het VIP en met de omvang
van de gebieden waarop het aantal vergunningen zou worden
uitgegeven.)
Onder andere door het veranderen van de vergunning en het samenvoegen
van gebieden zijn voor bewoners onduidelijke situaties gecre‰erd, waardoor
de VVD-fractie sympathie heeft voor het gevoel van de bewoners, al mag het
misschien feitelijk niet juist zijn wat zij zeggen. De afstand van 500 meter
gebruiken wij ook bij openbaar-vervoerhaltes. Ik vind dan ook, dat de
bewoners daaraan niet ten onrechte het idee ontlenen dat de gemeente dit als
maatstaf hanteert.
(De heer K™HLER: De VVD-fractie was voor vergroting van de
vergunninggebieden. Mijn fractie was daartegen. Nu noemt u dit als
argument dat die gebieden niet meer kunnen gelden voor het opheffen
van parkeerplaatsen.)
U hoort mij dat niet zeggen, maar wel dat wij er sympathie voor hebben dat
bewoners zo reageren. Wij vinden het verstandig, op die plaatsen waar de
ruimte zo beperkt is dat deze tot maatregelen leidt waarvoor wij onvoldoende
draagvlak hebben Ä ook onvoldoende draagvlak voor verdere uitvoering van
het VIP Ä het standaard-grachtenprofiel wat de maatvoering betreft flexibel
uit te voeren, zodat aan de bezwaren tegemoet kan worden gekomen. Mede
namens de fractie van het CDA dien ik daartoe een motie in.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
46þ Motie van 26 juni 1997 van de raadsleden Van Wijk en Niamut inzake
flexibele invoering van het standaard-grachtenprofiel. (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 394, blz. 1657).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer BALAI: Mijnheer de Voorzitter. Deze voordracht is door de
CDA-fractie naar de Raad gepiept. De heer Niamut heeft in de commissie-
vergadering gezegd, dat zijn fractie dat zou doen met elk voorstel tot
vermindering van
parkeerplaatsen in de binnenstad. Dat is zijn goed recht, al is dit voor de
uitvoering van beleid heel lastig, doordat dit de zaak alleen maar vertraagt.
(De heer NIAMUT: Als u mij aanhaalt, is het goed dat in het juiste
verband te plaatsen, namelijk zolang er geen actualisering van het VIP
tot stand is gekomen. Dat heb ik gezegd en dat heb ik nu bij motie
gevraagd.)
Ik heb u daarbij gevraagd of u een discussie wilt voeren over de
herprofilering van dit stuk Prinsengracht of over het VIP. U hebt mij daarop
geantwoord dat u wilde discussi‰ren over de herprofilering van de
Prinsengracht.
(De heer NIAMUT: Het een sluit het ander niet uit.)
Deze kwestie speelt al jaren. Een deel van de bewoners wil een brede stoep
en een herprofilering. Het lijkt nu alsof iedereen in de buurt tegenstander van
 
die herprofilering is. Ik ben er gaan kijken en ben tot de conclusie gekomen,
dat het voorstel van het College voor langsparkeren en verbreding van de
stoep in de situatie daar de enige mogelijkheid is. Iedereen die zegt dat het
anders kan door te parkeren in een hoek van 30 of 45 graden, in strijd met de
CROW-normen, is niet serieus bezig. Men moet zeggen dat men helemaal
geen herprofilering in deze zin meer wil of men moet zeggen dat men het
beleid van het College goed vindt. Ik heb begrepen dat er inmiddels twee
moties zijn ingediend. Ik wacht de beoordeling daarvan door het College af.
Ik vind het wel jammer dat als wij een stuk gracht gaan herprofileren en een
substantieel aantal parkeerplaatsen verdwijnt Ä terwijl er in deze buurt nog
steeds 390 parkeerplaatsen moeten worden opgeheven Ä een sfeer ontstaat
alsof dit College alleen in deze buurt parkeerplaatsen wil opheffen. Dat is
niet waar.
(De heer VAN WIJK: U zegt dat daar nog 300 parkeerplaatsen moeten
worden opgeheven. Dat hebben wij zo afgesproken in het kader van het
VIP, maar dat is geen losstaand besluit. Daarbij zou sprake zijn van
flankerend beleid om dit ook mogelijk te maken. Het is altijd duidelijk
de insteek van de VVD geweest, dat het eindbeeld vaststaat, maar het
kan niet zo zijn dat men eerst alle parkeerplaatsen opheft en dan op de
laatste dag pas met flankerend beleid komt. Die fasering zal gelijk
moeten lopen.)
Wat verstaat u onder flankerend beleid? Alleen de parkeergarages?
(De heer VAN WIJK: Verbetering van het openbaar vervoer.)
In het VIP is afgesproken dat van de 7400 plaatsen er 4400 met
compensatie en de rest zonder compensatie zouden worden opgeheven. U
moet mij dan ook maar uitleggen waarom dit dan in strijd is met de afspraken
die wij met elkaar hebben gemaakt.
 
De heer VAN BOMMEL: Mijnheer de Voorzitter. Het gaat om een plan
dat op zijn zachtst gezegd omstreden is en waarvoor weinig draagvlak is, niet
alleen vanwege het opheffen van veel parkeerplaatsen maar ook in verband
met het verdwijnen van de amsterdammertjes. Het laatste is iets waar ik mij
sterk tegen verzet. Ik ben er geen voorstander van, dat er overal maar
amsterdammertjes gaan verdwijnen, aangezien zij een duidelijke functie
hebben, in de sfeer van veiligheid van voetgangers en fietsers, vooral zolang
het trottoir niet verhoogd is. Het is mij opgevallen, dat de wethouder bij de
behandeling daarnet van de nota-Breunissen heeft gezegd dat wij een
wandelroute kunnen bezien wanneer alle bewoners instemmen met het
opheffen van parkeerplaatsen. Hier is sprake van het opheffen van een
behoorlijk aantal parkeerplaatsen met een minimum aan draagvlak, en nu
wordt dat argument niet meer genoemd. Het draagvlak voor het opheffen van
parkeerplaatsen in het kader van het VIP, zonder dat daarvoor voldoende
compensatie wordt geboden in de vorm van parkeergarages of anderszins, is
naar mijn mening aan het verdwijnen. Ik vind het terecht, dat er telkens lang
moet worden gediscussieerd over het opheffen van parkeerplaatsen. Ik vind
het ook verstandig, dat dit met grote terughoudendheid gebeurt, maar liever
nog zou ik het VIP opengebroken zien. Dat gebeurt hier ook min of meer,
wanneer partijen die het VIP wel hebben onderschreven toch zeggen dat zij
niet akkoord gaan met deze verdwijning van parkeerplaatsen. Dat is mijn
lezing van de motie. Ik zal die dan ook steunen en mij verzetten tegen de
voordracht.
(De heer K™HLER: Wat vindt u Ä over draagvlak gesproken Ä van
het standpunt van de gehandicaptenorganisaties over dit voorstel, met
name over de brede stoep, althans een die net breed genoeg zal zijn, die
er nu komt volgens het collegevoorstel?)
Er is natuurlijk altijd sprake van conflicterende belangen. Ik realiseer mij
 
dat. Dat betekent, dat men moet kiezen. Ik weet, dat men in dit geval niet
beide kan realiseren.
(De heer K™HLER: Dus de door mij altijd zo geprezen aandacht van
de SP voor de positie van gehandicapten in de stad houdt op waar de
belangen van de parkerende automobilist beginnen?)
Als u dat per geval zou willen beoordelen en dan tot die eindconclusie zou
komen, zou u die conclusie misschien mogen trekken als u hier tien
voorbeelden van noemt. Op basis van dit voorstel en mijn reactie daarop kunt
u die conclusie niet trekken.
(De heer VAN WIJK: U zegt dat men moet kiezen tussen twee kwaden.
De VVD-fractie heeft een motie ingediend met als doel, flexibel om te
gaan met de maatvoering. Bijvoorbeeld door een iets smallere rijweg
kan men zowel aan de vraag naar parkeerplaatsen voldoen als de stoep
net iets breder maken, zodat daar voor gehandicapten voldoende ruimte
zou zijn. De rijweg is op dit moment smaller dan 3,5 meter. Wij vinden,
dat deze op dit deel van de Prinsengracht niet 3,5 meter breed behoeft
te zijn. Daarmee zou men beide groepen goed kunnen bedienen. Dat is
de strekking van onze motie. Wat is daarop uw reactie?)
Die geef ik graag in tweede termijn, nadat ik de motie eerst goed heb
bekeken, die ik zojuist heb gekregen.
 
Mevr. ALKEMA: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben hier te maken met
twee soorten beleid, namelijk het VIP, waarvan het doel is een bereikbare,
veilige en mooie binnenstad Ä daar staat D66 achter Ä maar ook de inspraak,
waaraan D66 ook sterk hecht. Bij die inspraak moet men zo ver mogelijk
tegemoetkomen aan de wensen van de bevolking, omdat juist de openbare
ruimte het eerste is waar de burger zijn overheid ontmoet en hij op dit punt
zoveel mogelijk wil dat die overheid hem informeert en zoveel mogelijk aan
zijn wensen tegemoet komt. Die twee soorten beleid hebben wij hier op de
Prinsengracht, net als overigens bij elke herprofilering. D66 is een groot
voorstander van beide. Elke keer moeten wij een afweging maken in de
commissie. Het VIP is een abstract beleid, omdat men het in cijfers en
taakstellingen kan weergeven, als een soort boekhouding waarin wordt
bijgehouden om hoeveel plaatsen het gaat en wat het doel is. De herprofilering
in de straat is telkens heel persoonlijk en concreet. De bewoners hebben niets
met onze boekhouding te maken. Zij voelen op het moment dat het zich bij
hen voordoet de ellende en de pijn of juist de affiniteit met het plan. Die
twee elementen moeten wij telkens afwegen. In de commissie gaan wij
daarmee bij herprofileringen soepel om; wij zijn soepel in de maatvoering. Zo
nu en dan besluiten wij tot 30 centimeter minder bij een voetpad, soms
besluiten wij anders om te gaan met andere normen. Zo ken ik de wethouder,
die soms ter plekke aan de insprekers flexibel tegemoetkomt. Daarin hebben
wij haar ook altijd gesteund. Het VIP, waar wij voor zijn, kan men namelijk
niet zomaar uitvoeren. Wij moeten daarvoor juist draagvlak cre‰ren. Daarmee
moeten wij elke keer actief bezig zijn zodat wij dat draagvlak houden. Als dat
afbrokkelt, kunnen wij uiteindelijk onze mooie doelstelling vergeten. Zo zijn
wij altijd bezig in de commissie. Dat geldt zowel voor onze fractie als voor
de wethouder.
(De heer K™HLER: Bent u van mening dat u het draagvlak verbreedt
als u degenen die tegen iets zijn steeds hun zin geeft?)
Wij geven niet iedereen zijn zin Ä u zit zelf in de commissie, dus u weet
dat ook Ä maar wij proberen hieraan elke keer maximaal tegemoet te komen,
met behoud van de kaders, juist omdat wij dat draagvlak willen houden.
Draagvlak krijgt men niet door met de botte bijl te zeggen "dit zijn de maten
en de cijfers en u slikt het maar". Zo kan men geen draagvlak cre‰ren voor een
goed beleid. U ziet het ons elke keer doen in de commissie, dus u moet niet
naar de bekende weg vragen.
(De heer K™HLER: Ik zie het u elke keer doen en toch verbaas ik mij
er steeds weer over wat voor flexibiliteit u op dit punt toont!)
Wij hebben rekkelijken en preciezen in de commissie. U bent precies; u
houdt zich vast aan de cijfers en de maten. U ziet dat D66, de andere partijen
en ook de wethouder niet doen, gelukkig maar.
(De heer VAN DUIJN: Ik heb laatst de nieuwe politieke leidsvrouwe
van uw partij horen zeggen, dat het referendum "de ziel van D66" is. Nu
is er een referendum gehouden over de auto's in de binnenstad.)
Dwaalt u nu niet iets te ver af? Wij spreken nu over de uitvoering van het
VIP. Wij zijn het nog steeds aan het uitvoeren en wij willen dat daar draagvlak
 
voor blijft. Wij willen ook, dat de inspraak nog enige zin heeft, zodat aan de
wensen van de bewoners kan worden tegemoetgekomen.
De Prinsengracht ligt uitermate gevoelig doordat daar 50 van de 75
parkeerplaatsen in ‚‚n klap worden weggehaald. Dit ligt gevoeliger dan in
andere buurten, waar eenderde wordt weggehaald, terwijl het hier om
tweederde gaat. Dat eist van de overheid zeer zorgvuldig overleg met de buurt.
De wethouder heeft het nieuw standaard-grachtenprofiel voorgesteld, dat
neerkomt op een verhoogde stoep zonder paaltjes. Dit heeft veel weerstand
ontmoet in de buurt. Daarnaast is zij gekomen met de opheffing van 50
parkeerplaatsen. Dat zijn twee zaken die een dubbele weerstand oproepen.
Verder is de indicatie gegeven, dat er binnen 500 meter in omtrek voldoende
parkeerplaatsen zijn. De buurt is vervolgens met haar komen praten. Dat
vinden wij heel goed van de wethouder, die dit vaker doet. Als de
buurtbewoners het gevoel hebben dat zij bij de wethouder een gehoor vinden
voor hun alternatieven, krijgen zij opeens een raadsvoordracht waarin zij niets
 
van hun wensen terugzien. Daarin staat nog steeds het nieuwe standaard-
grachtenprofiel van de wethouder, dat nog geen beleid is. Bovendien hebben
de bewoners tellingen gehouden die niet overeenkomen met die van de
wethouder. Daarom hebben wij in de commissie gezegd, pas te kunnen
beslissen als wij weten of de alternatieven van de buurt technisch mogelijk
zijn en als de tellingen binnen zijn. Als het waar is dat er binnen 500 meter
een zo grote parkeerdruk is en als er in de nachtelijke uren absoluut geen
parkeerplaats is, betekent dit, dat er in deze buurt eerst flankerend beleid
moet worden gevoerd. Dat hebben wij in de Haarlemmerstraat ook gedaan.
Als er teveel druk op een buurt komt, moet men daar pas op de plaats maken
totdat het flankerend beleid is gerealiseerd.
Op onze navraag in de commissie hebben wij als antwoord gekregen, dat
de 500 meter slechts een indicatie is en dat eigenlijk het hele parkeer-
vergunningengebied is bedoeld, terwijl men geen nachttellingen kan houden
omdat zij moeten worden meegenomen bij een evaluatie van een ander beleid.
Dat vinden wij helaas Ä juist omdat het draagvlak zo belangrijk is Ä jammer.
Wij zijn dit anders van de wethouder gewend. Wij vinden, dat hierin niet goed
is omgegaan met de buurt en met de commissie. Wij menen, dat hierdoor
ernstig het draagvlak voor het VIP wordt geschaad.
De voordracht omdat drie voorstellen waartussen wij eventueel kunnen
kiezen. De wethouder vraagt ons verder, in te stemmen met een verhoogd
trottoir zonder paaltjes. Bij de Egelantiersgracht werd dit ook voorgesteld;
daarbij was de hele buurt tegen. Daarop heeft de commissie uitgesproken dat
dit nog niet kan worden ingevoerd als de hele buurt tegen is. Bij de
Prinsengracht is ook de hele buurt tegen. Deze tegemoetkoming zou de
wethouder in ieder geval aan de buurt kunnen doen.
(De heer K™HLER: Hebt u geluisterd naar de helft van de insprekers
in de commissievergadering? U zegt nu dat de hele buurt tegen is.)
Wij hebben enquˆtes gehad; ik ben verder met de buurt gaan praten.
Daaruit komt het bezwaar van 85% naar voren, terwijl de anderen ermee
konden leven.
(De heer K™HLER: Wij hebben in de commissievergadering diverse
insprekers gehad over dit plan. Een aantal van hen pleitte voor dit
plan.)
U bent toch ook aanwezig geweest bij de vergadering van de buurt waarvoor
u bent uitgenodigd? U hebt toch ook de enquˆtes gezien? U hebt toch ook de
brieven gekregen?)
(De heer K™HLER: Dat is allemaal het geval, maar dat is geen
antwoord op mijn vraag.)
Aan de overkant van de Prinsengracht is een profiel van 37 graden dat de
wethouder niet in deze brief heeft gezet. De vraag is waarom dit aan de
andere kant van de gracht wel kan en hier niet. Ik vraag de wethouder daarom
Ä met de flexibiliteit die zij altijd toepast in de maatvoering en de
tegemoetkomingen die wij haar vaak zien doen aan de buurt Ä of zij met de
buurt wil gaan overleggen om dit opnieuw te bezien. Wij willen namelijk het
draagvlak voor het VIP houden.
(De heer VAN WIJK: Vraagt u nu van de wethouder, het stuk terug te
trekken? Wat moet ik mij voorstellen bij "opnieuw bezien"?)
Ik heb aangetoond dat de inspraak niet goed is verlopen, dat er zo geen
draagvlak voor het VIP wordt gecre‰erd en dat er nog andere alternatieven
kunnen worden onderzocht. Ik vraag de wethouder daarom of zij terug wil
gaan met dit voorstel.
 
De heer K™HLER: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb deze week nog eens het
D66-verkiezingsprogramma "Amsterdam, ruimte voor de toekomst" zitten
lezen. Daarin staan heel interessante punten, bijvoorbeeld, op blz. 43: " De
voetganger en de fietser moeten in de binnenstad prioriteit krijgen." Of, op
blz. 40: "De gemeente moet ervoor zorgen dat de binnenstad zoveel mogelijk
toegankelijk gemaakt wordt voor gehandicapten." Daar staat nergens bij "tenzij
een aantal insprekers uit de buurt zich daartegen verzet", maar dat blijkt nu
toch, achteraf, de benadering te zijn. Dat vind ik treurig. Het gaat hier in de
 
eerste plaats om de inrichting van de openbare ruimte, waarbij het essentieel
is Ä niet alleen voor D66, maar voor zo ongeveer alle partijen in deze Raad
Ä dat voetgangers in de eerste plaats voldoende veilige ruimte moeten krijgen.
Die ruimte moet zo groot zijn, dat ook mensen met een handicap...
(Mevr. ALKEMA: Pleit u er dan eigenlijk voor, dat de hele inspraak
maar afgeschaft moet worden omdat wij onze maten al klaar hebben?
Dan kunnen wij toch gewoon een brief bij bewoners in de bus doen in
de trant van "uw maten worden zo en zo, en u pikt het maar"?)
Ik heb er al diverse malen voor gepleit om bij inspraak over profielen de
politieke uitgangspunten van het bestuur op voorhand duidelijk mee te delen.
Anders heeft het namelijk geen zin, deze hier vast te leggen. Als wij hier
uitgangspunten vastleggen, zoals u ook doet in uw verkiezingsprogramma Ä
op basis waarvan u hier zit; u zit hier niet namens de insprekers op de
Prinsengracht, maar namens de kiezers wie u dit hebt voorgehouden Ä en
vervolgens maar zien wat wij doen, afhankelijk van insprekers, wordt het
besturen van deze stad onmogelijk.
(Mevr. ALKEMA: Maar men moet toch draagvlak in de stad cre‰ren
voor punten in een verkiezingsprogramma?)
Ook wij delen de uitgangspunten die ik daarnet heb geciteerd. Wij vinden ook,
dat daaraan bij herprofileringen dus de voorrang moet worden gegeven. Dat
gebeurt in dit plan, overigens conform een groot aantal beleidsstukken op
basis waarvan deze wethouder voor deze Raad moet werken.
(De heer VAN WIJK: De VVD-fractie heeft nu juist geprobeerd, een
aantal van die uitgangspunten, die wij voor een groot deel kunnen
onderschrijven, met elkaar in overeenstemming te brengen. U doet alsof
zij elkaar per definitie uitsluiten. Dat begrijp ik niet.)
Dat doe ik helemaal niet, want zo ver was ik nog niet. Ik was vanaf de gevel
 
gerekend nog maar bij de stoep, die onzes inziens Ä maar ook in uw
opvatting, gezien alle stukken waarmee u al lang akkoord bent gegaan Ä
voldoende breed dient te zijn voor een veilige route voor de voetganger.
Daarbij geldt ook een norm, dat men daar ook met een rolstoel of een
kinderwagen moet kunnen komen, tenzij dat op een bepaalde plaats volstrekt
onmogelijk is. Hier is dat mogelijk. Vervolgens is er een norm voor de rijweg.
Daarover kunnen wij twisten. Als de VVD-fractie straks met een voorstel komt
om de norm voor de rijweg te gaan verlagen, hoor ik graag de reactie daarop
van het College. Wat mijn fractie betreft zou die norm nul mogen zijn. Wij zijn
 
er namelijk voor, de stad autoluw te maken en een aantal doorgaande routes
af te sluiten.
(De heer VAN WIJK: Dus het idee van flexibele normen spreekt u
aan.)
Nee, niet flexibel; in het algemeen mag die norm voor ons naar nul op dit
soort routes. Dat heeft de Raad echter nooit besloten. Wij wachten graag de
voorstellen van de VVD-fractie af.
(De heer NIAMUT: Het gaat hier om een gracht. Als u spreekt van een
nul-norm, betekent dat dan, dat u voorstander bent van een nul-norm
voor alle grachten?)
Nee, niet voor alle, voor een aantal.
(De heer NIAMUT: Wat onderscheidt dit deel van de gracht dan van
andere?)
Het gaat ons om een norm waarbij op een aantal mooiere routes, net als in
de Kalverstraat, in het kader van het autoluw maken van de binnenstad, alleen
nog maar bedienend verkeer mag komen, terwijl zij verder het karakter van
een stoep krijgen. Daar zouden wij sterk voor zijn, maar helaas hebben wij in
deze Raad nog steeds niet kunnen spreken over dat inrichtingsplan. Daarop
wachten wij al die tijd al. Dat is daarnet wel gebleken bij het punt dat de
heer Breunissen heeft behandeld. Voorlopig gaat de wethouder uit van een
bepaalde norm voor de rijweg, conform het bestaande beleid. Zij constateert
daarbij dat vervolgens nog langsparkeren mogelijk is en geen schuinparkeren.
Dat heeft tot gevolg dat een aantal parkeerplaatsen moet verdwijnen. Wij
vinden dat niet zo'n ramp, maar het criterium voor deze Raad Ä afgezien van
het CDA, maar inclusief de VVD Ä is toch het VIP. Daarbinnen past dit. Die
plaatsen moeten nog weg.
Vervolgens is er nog een ander probleem, namelijk dat het daar 's nachts,
als vooral de vergunninghouders parkeren in de buurt, nogal krap is. Dat
wordt veroorzaakt door het feit dat deze Raad in overgrote meerderheid, met
mijn fractie tegen, de vergunninggebieden in de binnenstad steeds verder
vergroot, zodat het beeld over de hele binnenstad nog wel kan kloppen maar
per wijk 's nachts, als alle vergunninghouders parkeren, een onaanvaardbare
verkeersdruk kan ontstaan. Dat is simpelweg op te lossen door de
vergunninggebieden weer te verkleinen, niet door het hele beleid ten aanzien
van de herprofileringen, de stoepen enz. op de helling te zetten.
(De heer VAN WIJK: U zegt dus, dat in het kader van het VIP ca. 7000
parkeerplaatsen weg moeten, ongeacht compensatie en flankerend
beleid. Dat ziet u als losse onderdelen die geen samenhang vertonen.)
Nee, ik heb het omgekeerde gezegd. Wij zijn niet voor dit voorstel omdat
er dan parkeerplaatsen verdwijnen, die voor ons namelijk in veel grotere mate
weg zouden mogen van de grachten; wij constateren voor de herinrichting,
waarom het hier in de eerste plaats gaat en waarom ook al lang is gevraagd
vanuit de buurt, om er een fatsoenlijke stoep te krijgen, dat resteert dat
er een aantal parkeerplaatsen weg moet, maar dat dit past in het VIP. Aan
diverse onderdelen van het VIP wordt gewerkt, dus ik zie niet in wat daar mis
mee is, tenzij u nu als collegepartij uitspreekt, dat u er geen vertrouwen meer
 
in hebt, dat dit College verder werkt aan de uitvoering van alle aspecten van
het VIP. Dan zou u zich daar los van kunnen maken.
(De heer VAN WIJK: "Er wordt aan gewerkt" vind ik een prachtige
aanduiding, maar ik weet niet wat u daarmee bedoelt. U zegt verder, dat
het past in het VIP om parkeerplaatsen op te heffen. Nee, in het VIP
past een flankerend beleid, gekoppeld aan de opheffing van
parkeerplaatsen. Die zaken kunt u niet los van elkaar zien.)
Als uw stelling is dat dat niet meer gebeurt door het College, moet u dat
hier hard uitspreken. Dan zou de VVD-fractie op dit punt niet meer het
vertrouwen in het College hebben, maar ik zie die aanleiding niet, omdat aan
al die aspecten van het VIP gewerkt wordt en dit een onderdeel ervan is. Dit
plan is echter, helaas, niet geboren vanuit een betere en autoluwere
inrichting, maar vanuit een herprofilering met een fatsoenlijke stoep. Daaruit
resulteert een vermindering van parkeerplaatsen, maar die past op zichzelf
binnen het VIP. Wij begrijpen dan ook niet hoe partijen Ä behalve het CDA,
dat het VIP niet heeft onderschreven Ä op dit punt het College zouden
kunnen afvallen, en al helemaal niet hoe collegepartijen dat kunnen doen.
(De heer NIAMUT: Ik breng een correctie aan op uw woorden. Het
CDA onderschrijft het VIP maar niet het ontbreken van een fasering
daarin. Deze correctie maak ik ten derde male in deze Raad aan uw
adres. Ik begrijp uw hele benadering niet. Als het gaat om de fasering
van parkeergarages, hoor ik steeds weer dat GroenLinks die
tegenhoudt.)
Ik weet niet of u ook de balans hebt gezien waaruit blijkt, dat het aantal
parkeerplaatsen dat er volgens het VIP zou moeten komen voorloopt op
schema, terwijl de opheffing van parkeerplaatsen op de openbare weg
achterloopt op schema. Dat zijn de feiten. Waar u spreekt van fasering en
evenwicht, zou u dus moeten pleiten voor sneller opheffen op straat en minder
snel doorgaan met garages. U was echter helemaal niet voor het VIP, dus als
u nu gaat zeggen op welke wijze dat moet worden uitgevoerd, gaat u uw macht
ietwat te boven.
 
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Het zou misschien goed
zijn als de SP, het CDA en de VVD eens een blik wierpen in het boek van
Ferdinand Ex over parkeerplaatsen in Amsterdam. Hij rekent namelijk voor,
dat er minder parkeerplaatsen verdwijnen dan er de laatste jaren zijn
bijgekomen, vooral doordat er veel particuliere parkeergarages zijn ontstaan.
Het is maar een tip.
Ik vind de voordracht van het College niet de slechtste van de laatste
jaren. Het is een bescheiden vermindering van het aantal parkeerplaatsen en
er komt eindelijk een behoorlijke stoep voor wandelaars, waaronder ook
gehandicapten. Ik vind het alleen heel jammer dat de paaltjes verdwijnen. Dat
is mijn enige bezwaar tegen deze voordracht.
 
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Wij spreken hier
over een deel van de Prinsengracht dat al ca. 20 jaar aan herprofilering
toe is. Ik meen, dat er in 1974 al verzoeken van de buurt waren om tot
herprofilering over te gaan. Bij degenen die er wonen is er grote behoefte om
nu eindelijk eens te zorgen dat die herprofilering daar ook zal worden
uitgevoerd. In algemene zin is de druk op de openbare ruimte in de binnenstad
zeer groot. Dat geldt ook voor de grachten. Men moet een stoep realiseren,
terwijl er een straat moet zijn voor auto's en er ook nog parkeerruimte moet
zijn. Wij hebben een standaard grachtenprofiel Ä het vigerende Ä ontworpen,
dat ook ter goedkeuring aan deze Raad is voorgelegd, en wij kennen normen
voor de inrichting van het maaiveld voor rolstoelgebruikers en stoklopers. Dat
profiel en die richtlijnen houden in, dat er een zo breed mogelijke stoep moet
zijn, waarbij het streven is om tenminste een stoep te realiseren van
1,5 meter. In het programakkoord staat, dat de prioriteit ligt bij voetgangers,
 
gevolgd door fietsers en openbaar vervoer en met als sluitpost auto's. Het
streven is dus Ä zo vat ik het beleid dat door deze Raad is vastgesteld op Ä
een zo breed mogelijke stoep te realiseren met een breedte van tenminste 1,5
meter. Dat lukt overigens al op heel wat plekken in de binnenstad niet, maar
waar dit wel mogelijk is willen dat ook graag. Dat is het eerste deel, te
beginnen bij de gevel.
Het tweede deel is de weg. Er is een richtlijn van de verkeerspolitie
waarin staat dat deze 3,5 meter breed moet zijn niet smaller mag zijn. De
restruimte is ten behoeve van het parkeren. Dat kan schuinparkeren zijn Ä dat
is absoluut niet verboden Ä maar het kan ook langsparkeren zijn. Wel moet
de grootte van de parkeervakken aan bepaalde normen voldoen. Op die
normen, de zogenaamde CROW-normen, is het VIP gebaseerd. Zij zijn ook
door deze gemeenteraad vastgesteld.
Als men deze drie zaken met elkaar in verband brengt, komen wij hier aan
de Prinsengracht in problemen. Het betekent namelijk, dat gekozen zal moeten
worden tussen ofwel de parkeerplaatsen handhaven, in de mate waarin zij er
nu zijn, hetgeen dan ten koste gaat van de stoep, ofwel kiezen voor een
bredere stoep, hetgeen dan ten koste gaat van de parkeerplaatsen.
(De heer VAN WIJK: U kunt het toch ook ten koste van de rijweg
laten gaan?)
Ik heb daarnet gezegd, dat een weg 3,5 meter breed moet zijn op
voorschrift van de verkeerspolitie. Dat mag dus niet smaller.
(Mevr. ALKEMA: In uw voordracht staat minimaal 3,25 meter)
Nee, het uitgangspunt is 3,5 meter voor de weg.
(De heer VAN WIJK: Ik neem aan, dat het politiek bestuur uiteindelijk
mag beslissen hoe breed het iets wil hebben. Een voorschrift van de
politie in dit kader lijkt mij sterk, zolang het geen wettelijk
voorschrift is.)
Dat is juist, maar de Raad stuurt het College op pad op basis van besluiten
die deze Raad zelf neemt. Daarbij gaat het om uitspraken, gedaan over de
breedte van stoepen, de breedte van de weg en de omvang van parkeervakken.
Dan kunt u wel bij motie zeggen, dat u dit allemaal flexibel wilt hebben, maar
dat betekent dat wij van die drie punten zouden moeten afwijken.
(De heer VAN WIJK: U mag toch op een verstandig moment daarvan
afwijken? Wij kunnen algemene richtlijnen meegeven. Wij zeggen ook,
dat de situatie ter plaatse zo kan zijn dat men wel tot de conclusie moet
komen dat die richtlijnen niet verstandig zijn te handhaven en uit te
voeren. Dan moet men die richtlijnen aanpassen en hiermee flexibel
omgaan. Dat proberen wij aan te geven in de motie. Daarin willen wij
u graag steunen. Wij bedoelen niet, dat wij ‚‚n keer een rechte streep
zetten waarvan wij nooit kunnen afwijken, ongeacht wat wij tegenkomen.
Hierover hebben wij al eerder gediscussieerd. De gemeenteraad
formuleert hier beleid en stelt dat vast, niet met de bedoeling dat u
niet meer mag nadenken.)
Het moge duidelijk zijn uit het feit dat wij in deze gemeenteraad niet zo
vaak spreken over herprofileringen, dat er in het algemeen zo flexibel mogelijk
 
wordt gewerkt, maar daar zijn grenzen aan. Dat weet u ook, want u maakt de
discussies in de commissie mee. Op het moment dat er moet worden
geherprofileerd en de reductie van het aantal parkeerplaatsen ook ruim binnen
het VIP past, en er dus geen enkele formele reden is om af te wijken van het
VIP en van de reductie van die parkeerplaatsen is er ook geen reden om een
afwijking ten opzichte van bijvoorbeeld de parkeervakken te maken. Daaraan
hechten wij als College omdat wanneer wij dit hier toestaan in een volgend
geval alle mensen van Mokum Mobiel in de commissie komen zeggen, dat wij
de vorige keer zijn afgeweken van de maten van parkeervakken en dat wij dat
daarom dan weer moeten doen. Hiermee zou u dus een precedent cre‰ren,
hetgeen het College u ontraadt.
Als u echt een rechte rug hebt, kies dan tussen ofwel de parkeerplaatsen
ofwel de stoep. Als u kiest voor de variant langsparkeren Ä de variant die het
College aan u heeft voorgelegd Ä komt u uit op een stoep van 1,5 m. breed,
die op sommige plaatsen 90 cm. breed is. Zelfs op een aantal plekken is deze
dus voor een aantal mensen moeilijk begaanbaar. Als u kiest voor de
bestaande variant van het schuinparkeren, komt u uit op een stoep van 75 cm.
breed op zijn breedst, terwijl er op sommige plekken zelfs helemaal geen
trottoir is. Als u dus echt een rechte rug hebt, kiest u gewoon voor het een of
 
voor het ander. Als u de 45 schuinparkeerplaatsen hier wilt handhaven blijft
de stoep zoals die nu is, hetgeen dus buitengemeen slecht is.
Als het gaat om het aantal parkeerplaatsen, is het misschien aardig om erop
te wijzen hoe het er in dit gebied uitziet en hoe ernstig de situatie is. In
het gebied waarom het gaat Ä het VIP-gebied 4.3 Ä moeten in de loop van
de periode 600 parkeerplaatsen worden opgeheven. In de afgelopen drie jaar
zijn er 16 opgeheven. Dat is dus nog niet zoveel. Er moeten er nog 600 worden
opgeheven, waarvan ca. 130 zonder compensatie. In het VIP staat, dat er 2800
parkeerplaatsen kunnen worden opgeheven zonder compensatie en 4400 met
compensatie. Doorvertaald naar dit gebied Ä zo hebben wij dat ook keurig in
de planning opgenomen Ä betekent dit dat van die 600 parkeerplaatsen er 130
zonder compensatie kunnen worden weggehaald. Van die 130 hebben wij er op
dit moment 16 gerealiseerd. Daar zouden er bij herprofilering van de
Prinsengracht 48 bijkomen.
Ik ben niet blij met deze herprofilering. Als het anders zou kunnen, als wij
 
zouden kunnen uitkomen op de helft minder parkeerplaatsen zou ik dat
helemaal niet erg vinden; dan gaan wij op een ander stuk binnen dit gebied na
waar wij dit kunnen compenseren. Zo hebben wij het bij de Haarlemmerstraat
ook gedaan. Dit is dus niet een rigide beleid, in de zin dat wij er 48 kunnen
opheffen en dat dus zullen doen. Dat is niet mijn manier van werken. Hier
gaat het om de keuze tussen die brede stoep en dat aantal parkeerplaatsen.
Mevr. Alkema heeft gezegd dat wij te maken hebben met het offici‰le
beleid van het VIP, de CROW-normen en de breedte van de weg, maar ook
dat wij zoveel mogelijk tegemoet dienen te komen aan de inspraak. Zij weet,
dat wij dat ook proberen te doen, maar de crux is bij deze herprofilering dat
dat simpelweg niet lukt. Als zij mij nu opnieuw wegstuurt om weer te gaan
overleggen met de buurt weet zij dat dat een onzinnig verzoek is.
(Mevr. ALKEMA: De overkant van de gracht kent toch ook dat
profiel?)
Ik heb met de betrokkenen gesproken. Ik heb mensen aan tafel gehad die
vroegen "zorg er alstublieft voor dat die stoep er komt", maar ook mensen die
zeiden "laat die parkeerplaatsen bestaan". Ik heb hen uitgelegd dat die
combinatie niet mogelijk is. Zij zijn met suggesties gekomen, onder meer voor
een beetje schuinparkeren en voor een slingerprofiel. Wij hebben alle
suggesties onderzocht. Ik heb hier vijf varianten liggen. Schuinparkeren op een
 
manier zoals door de buurt aangegeven leidt tot twee parkeerplaatsen extra;
dat is niet het aantal waarop mevr. Alkema doelt. Wij hebben alle suggesties
opgevolgd en er is uitgebreid gesproken met bewoners, dus als mevr. Alkema
mij nu vraagt weer terug te gaan naar de buurt, moet ik haar zeggen, dat dit
geen enkel ander voorstel zou kunnen opleveren dan wat hier ligt. Het is dus
ja of nee, maar nader overleg heeft geen zin.
Mevr. Alkema heeft gesproken over de druk in de nachtelijke uren en het
VIP. Ik ben maar een simpele uitvoerder van beleid. Ik ben niet degene die
het parkeerbeleid bepaalt in deze stad; ik bepaal het mede, maar wethouder
Bakker is de eerst verantwoordelijke. In het bepalen van het parkeerbeleid
wordt aangegeven hoeveel parkeerplaatsen wel of niet weg kunnen. Het enige
wat ik kan constateren is dat het voorstel dat hier nu ligt binnen het VIP
past.
Mevr. Alkema heeft verder gesproken over verhoogde stoepen en heeft
verwezen naar de uitspraak van de commissie inzake de Egelantiersgracht. Er
is een groot verschil tussen die situatie en deze. Bij de Egelantiersgracht
was het probleem, dat de stoep hier en daar zo smal was, dat men er sowieso
niet goed over kon lopen. Daarop heeft de commissie in plaats van voor een
verhoogde stoep, waarbij mensen toch gedwongen worden er vanaf te gaan,
besloten tot een profiel A-niveau. Dat vond ik niet echt leuk, maar ik kon mij
er iets bij voorstellen. Hier is dat niet aan de orde. Als deze herprofilering
wordt gekozen, dus met langsparkeren, ontstaat er een zo brede stoep dat
mensen niet worden gedwongen eraf te gaan, anders dan aan het begin, het
eind of tussendoor bij de pothuizen, zij het dan in lengterichting. Wij zullen
er bij de herprofilering voor zorgen dat men als men minder goed ter been is,
in een rolstoel zit of achter een kinderwagen loopt heel goed de stoep op en
aan het eind weer af kan. Men behoeft de stoep echter niet tussentijds te
verlaten. Dat is het verschil. Ik heb de notulen van de inspraakbijeenkomst nog
 
eens ter hand genomen. Ik kan niet anders dan constateren, dat het punt van
de parkeerplaatsen het allerbelangrijkste was voor de inspraak. Er zijn
overigens ook andere geluiden. Er is een buurtcentrum op dit deel van de
Prinsengracht, dat de Raad een brief heeft geschreven met als verzoek namens
de bezoekers, te zorgen voor een bredere stoep, ook als dat ten koste gaat van
parkeerplaatsen. Verder haal ik het Wetering Buurtnieuws aan, waarin staat:
"Nog een advies voor de bewoners van de te herprofileren Prinsengracht
tussen de Vijzelgracht en de Reguliersgracht. Staar je niet blind op die
parkeerplaatsen die verloren gaan. Dat is bij ons stuk Prinsengracht ook
gebeurd. Een breed trottoir is een zegen voor de gebruikers, het geeft een
mooi straatbeeld en het is beter voor je huis, want het schudden door langsrij-
 
dende vrachtauto's behoort tot het verleden."
(De heer HOUTERMAN: Wat is de oplage van dat blad?)
Dat weet ik niet, maar ik vond dit aardig omdat het is geschreven door
iemand die aan de Prinsengracht woont waar dit al aan de orde is geweest.
(De heer HOUTERMAN: Dit is niet de Daily Invisible?)
Nee, dit is leesbaarder. Mevr. Alkema heeft verwezen naar de overkant van
dit stuk Prinsengracht. Ik weet niet wanneer de herprofilering daar is
verricht, maar er zijn twee mogelijkheden. Ofwel dat deel van de Prinsen-
gracht is smaller, ofwel er heeft daar een herprofilering plaatsgevonden die
niet is uitgevoerd volgens de normen die deze Raad heeft vastgesteld, namelijk
met kleinere parkeervakken dan volgens de CROW-normen. Ik weet niet of
dat destijds verstandig is geweest; dat kan ik ook niet beoordelen. Ik
constateer slechts, dat de Raad uitspraken doet en het College op pad stuurt
om die uitspraken te volgen. Totdat er andere raadsbesluiten zijn genomen
voelt het College zich niet vrij om aan de door de Raad vastgestelde normen
te gaan morrelen, omdat wij dan zeker weten dat bij de eerstvolgende
herprofilering opnieuw een beroep zal worden gedaan op de afwijking door de
Raad van die normen. Dat betekent, dat wij simpelweg het VIP niet meer
kunnen uitvoeren.
(De heer VAN WIJK: Als de Raad het College meegeeft, hiermee
flexibel om te gaan betekent dit toch, dat u in de inspraak naar het
optimale resultaat kunt streven, met deze mogelijkheden, zodat ook de
buurt kan zien dat dit het maximaal haalbare is. Dan zal de Raad naar
mijn volle overtuiging geen behoefte hebben om daar nog eens overheen
te gaan. U hebt dan namelijk die vrijheid gekregen. Ik ga ervan uit, dat
u die verstandig zult gebruiken.)
Ik begrijp wat u zegt en heb al aangegeven dat wij proberen, dit heel
flexibel te doen, maar er zijn grenzen bij het afwijken van de uitspraken die
de gemeenteraad heeft gedaan. Zo ben ik Ä totdat deze gemeenteraad zou
besluiten dat het anders moet Ä niet van plan af te wijken van de CROW-
normen. Ik kan verder niet afwijken van de normen van de verkeerspolitie
voor de breedte van de weg. Ik volg het programakkoord, het standaard-
grachtenprofiel en de richtlijnen voor minder validen. Wij streven naar een
stoep van tenminste 1,5 m. breed. Ik moet constateren, dat dat bij deze
herprofilering maar net lukt. Op sommige plekken aan de Prinsengracht halen
wij al niet eens die breedte. Het is dus niet een kwestie van inflexibiliteit
van mijn kant of van het College. Wij moeten kiezen tussen ofwel die 45
parkeerplaatsen en nauwelijks een stoep, ofwel kiezen voor het beleid zoals de
Raad dat heeft geformuleerd, met wel een stoep en langsparkeren. Het is heel
vervelend, maar soms is het kiezen in het leven. Het College heeft, hopen wij,
met kracht van argumenten daarvoor gekozen.
(De heer VAN WIJK: Ik neem aan, dat dit tevens een negatief
preadvies op onze motie is, die nu juist wel probeert de vrijheid te geven
 
aan het College om af te wijken van de normen die u noemt. Aan uw
verzoek om dit aan de Raad voor te leggen hebben wij in elk geval
voldaan.)
Ik kom toe aan de moties.
 
De heer BALAI (orde): Ik verzoek om schorsing voordat de moties worden
gepreadviseerd.
 
De heer K™HLER: Ik ben voor bestuurlijke vernieuwing, maar een
schorsing vragen halverwege de termijn van een spreker...
 
Wethouder mevr. TER HORST: Ik was uitgesproken.
 
De heer K™HLER: U kwam toe aan de moties, zei u.
 
Wethouder mevr. TER HORST: Ja, maar een lid van de Raad mag toch
vragen om schorsing?
 
De heer K™HLER: Namens u? Midden in uw spreektijd?
 
De VOORZITTER: De heer K”hler wijst erop of de schorsing moet
worden ingegaan met een bede van de kant van het College om iets wel of niet
met de moties te doen, dan wel of wij dit nog even openlaten en dat wij nog
even beraadslagen. Het laatste is het geval. Dat is een keuze. De woorden die
wethouder Ter Horst wellicht achter de haag harer tanden had, zal zij dus nog
even niet uitspreken.
 
De heer K™HLER: Maar straks begint dus gewoon de tweede termijn van
de kant van de Raad, na de schorsing. Het lijkt mij toch niet dat iemand
anders dan wethouder Ter Horst zelf halverwege haar termijn haar betoog kan
stoppen. Dat vind ik gewoon buiten de fatsoensnormen.
 
Wethouder mevr. TER HORST: De voorzitter kan dat.
 
De vergadering wordt van 21.42 uur tot 21.52 geschorst.
 
Het presidium wordt overgenomen door wethouder Peer.
 
De heer BALAI: Mijnheer de Voorzitter. Het beraad heeft opgeleverd, dat
wij wachten tot de wethouder haar betoog afmaakt en dat wij vervolgens willen
horen wat wethouder Bakker te zeggen heeft over de moties.
 
De VOORZITTER: Het woord is aan wethouder Ter Horst.
 
De heer K™HLER (orde): Ja, maar...
 
De VOORZITTER: Ik ontneem u het woord. Het woord is aan wethouder
Ter Horst.
 
De heer K™HLER: Ik maak er bezwaar tegen dat daarnet een eerste
termijn zogenaamd is be‰indigd, nu kennelijk verlengd wordt en dat degenen
die de schorsing hebben aangevraagd niet meedelen wat daaruit is gekomen.
 
De VOORZITTER: Dat heeft de heer Balai wel gedaan. Ik wens hierover
geen verdere discussie. Wethouder Ter Horst heeft het woord.
 
De heer HULSMAN: Sinds wanneer wordt er niet meer gediscussieerd
over de orde in dit huis, als de orde doorbroken wordt? Ik vind dit echt buiten
 
alle proporties.
 
De VOORZITTER: Ik neem er goede nota van wat u ervan vindt.
 
De heer VAN BOMMEL: Ik steun het protest van GroenLinks. Ik vind dit
ongehoord.
 
De VOORZITTER: Uitstekend. Anderen nog van de orde? Zo niet, dan
heeft nu wethouder Ter Horst het woord.
 
De heer K™HLER: Voor de tweede keer in eerste termijn.
 
De VOORZITTER: Een goede constatering. Als u nu stil wil zijn en het
debat wilt volgen.
 
De heer K™HLER: Nee, het debat valt niet te volgen, want er wordt
geschorst en niet meegedeeld wat er uit de beraadslaging is gekomen.
 
De VOORZITTER: U kunt kiezen. Of wij gaan nu gewoon ordelijk verder
en dan bepaal ik de orde als voorzitter, of wij gaan helemaal niet verder.
 
De heer K™HLER: Of u vergadert volgens de regels die wij in deze
Vergadering met elkaar hebben afgesproken, of er valt niet te vergaderen.
 
De heer BALAI: Het beraad heeft opgeleverd, dat wij besloten hebben de
beantwoording van de wethouder over de moties af te wachten en dat wij
graag willen horen wat wethouder Bakker over de moties te zeggen heeft.
 
De VOORZITTER: Dat was mij reeds duidelijk. Het woord is aan
wethouder Ter Horst.
Er wordt mij gemeld, dat de D66-fractie behoefte heeft aan een langere
schorsing.
 
De vergadering wordt van 21.55 uur tot 21.58 geschorst.
 
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. In motie nr. 394
wordt geconstateerd, dat door het historische karakter van de binnenstad er
niet op alle plaatsen voldoende ruimte is om het standaard grachtenprofiel
volgens de strikte richtlijnen in te voeren. Dat is een kern van ons debat en
een verschil van inzicht. Er is op dit deel van de Prinsengracht voldoende
ruimte om het standaard grachtenprofiel volgens de richtlijnen in te voeren,
dus dat is niet het probleem. Ik meen, dat de gracht daar 10 meter breed is.
Het gaat er veeleer om dat men moet kiezen tussen een redelijk normale stoep
in combinatie met minder parkeerplaatsen en het omgekeerde. Het gaat hier
dus niet om het flexibel toepassen de maatvoering. Het College ontraadt
daarom de aanneming van de motie wegens de ongewenste precedentwerking
die aanneming zou hebben.
Wethouder BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Hoe sympathiek motie nr.
393 wellicht lijkt, ik meen dat het gevraagde niet mogelijk is. Wij hebben nu
eenmaal te maken met bepaalde procedures. Alleen al voor het ondergronds
realiseren van parkeerplaatsen is veel tijd nodig. Wij doen ook wel eens iets
aan de andere kant, ten positieve. Ik herinner aan de extra laag die wij op de
garage aan de VaRastrook hebben gelegd. Daarbij is vanuit deze Raad ook
niet gezegd dat wij dan ook direct eenzelfde aantal parkeerplaatsen zouden
moeten opruimen. Hier wordt het tegenovergestelde gevraagd. Dat lijkt mij
moeilijk uitvoerbaar. Wij hebben in meerderheid afgesproken, dat wij het VIP
uitvoeren. Ik weet best, dat wij daarvoor tot het jaar 2005 de tijd hebben,
maar wij moeten wel aan de gang blijven, want als wij in 2005 alles in ‚ ‚n klap
 
zouden moeten doen, zou dit een onsamenhangend beleid zijn. Dat zou pas het
schofferen van de stad zijn.
(De heer VAN WIJK: De wethouder zegt dat het niet mogelijk is de
ondergrondse parkeergarages allemaal te realiseren omdat daarvoor veel
tijd nodig is. Dat begrijp ik, maar juist daarom zijn wij voor fasering,
om dit aan elkaar te koppelen. Verder zegt hij, dat het niet de bedoeling
kan zijn dat wij pas op het laatste moment voor 2005 hiermee zouden
komen. Wat is dan de fasering die wordt aangebracht? Wanneer kunnen
wij dan die ondergrondse parkeergarages verwachten? Hoe gaat dit
samen op in de realisering van het VIP? Het VIP is geen plan dat
bestaat uit losse onderdelen, maar een totaalplan van samenhangende
onderdelen. Hoe ziet de wethouder dat?)
De heer Van Duijn heeft het boek van Ferdinand Ex aangehaald en gezegd
dat wij niet zouden opschieten. Ik bestrijd dat, omdat wij wel degelijk plannen
 
hebben voor het aanleggen van parkeergarages en dat ook al is gebeurd. Ik
wijs op de Nieuwezijds Kolk en de extra laag bij de VaRa-strook. Dit kan niet
steeds gelijktijdig. Wij proberen dit zoveel mogelijk in balans te doen, met
inspraak van de buurt. Ik erken, dat het moeilijk is, maar er ligt wel degelijk
 
een beleid aan ten grondslag.
(De heer VAN WIJK: Wanneer verwacht u die plannen te realiseren?)
Ik heb nu niet precies de data in mijn hoofd, maar die plannen zijn in ieder
 
geval al de commissie Verkeer gepasseerd. Deze Raad heeft er ook mee
ingestemd, u ook als coalitiepartij.
 
De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. Met belangstelling heb ik
geluisterd naar de beantwoording van mijn vragen en het preadvies op de
motie van CDA en VVD. Laat ik klip en klaar zeggen, met name aan het adres
van GroenLinks, dat de CDA-fractie de uitgangspunten van het VIP
onderschrijft. Ik hoop, dat dat nu heel duidelijk overkomt en dat men het ons
niet nog eens onder de neus wrijft dat wij tegen hebben gestemd. Wij hebben
namelijk tegen gestemd vanwege datgene wat wij nu vragen in de motie,
namelijk de fasering van de samenhangende maatregelen. Wij hebben indertijd
reeds voorzien, dat er op enig moment onduidelijkheid zou zijn over de
samenhang van de maatregelen. Om die reden hebben wij dit onderwerp naar
de Raad gepiept. Daarom heb ik in eerste termijn heel duidelijk gezegd, dat
ik mij niet heb beziggehouden met de inhoudelijke kant van de herprofilering
maar dat ik ‚‚n abstractieniveau hoger heb gekeken, en wel naar het VIP.
Daarin hebben de fracties van VVD en CDA elkaar gevonden. Destijds heeft
de VVD in het VIP-debat ook deze argumentatie aangevoerd, al was dit voor
die fractie reden om wel en voor ons om niet in te stemmen met het VIP.
Hierop wijs ik om helderheid te scheppen over de uitgangspunten.
Wat deze herprofilering betreft, kan ik mij goed vinden in de benadering
van de heer Van Bommel, dat de wethouder in het ene geval argumenten
gebruikt om tegen het voorstel van GroenLinks voor wandelroutes langs de
waterkanten te zijn, als het gaat om het opheffen van parkeerplaatsen, en in
het andere geval daarover heel gemakkelijk spreekt als het gaat om de
inrichting van een grachtenprofiel. Ik bepleit dan ook duidelijkheid in de
argumentatie en eenduidigheid op dit punt. Met betrekking tot het
schuinparkeren wil zij vasthouden aan de voorschriften van de politie en aan
de CROW-normen. Dat is enerzijds heel gemakkelijk, maar anderzijds is er,
zoals zij zelf ook zegt, voldoende ruimte om tot een andere invulling te komen,
 
zeker als het gaat om een vermindering van de snelheid van 50 km tot 30 km
per uur. Daarop is zij onvoldoende ingegaan. Ik vraag haar dringend, toch de
mogelijkheden van een flexibele aanpak nog eens te bezien zoals in de motie
 
genoemd. Ik vind het van belang, op die manier te proberen de opheffing van
parkeerplaatsen te verminderen en toch tot een aanvaardbaar niveau te komen
van de ruimte voor voetgangers, autoverkeer en parkeren. Daarmee slaat zij
drie vliegen in ‚‚n klap. Dit werkt ook door aan de overzijde van de Prinsen-
gracht.
(De heer BALAI: Kunt u mij uitleggen waarin die flexibele aanpak in
dit geval zou resulteren? Welk aantal parkeerplaatsen hebt u dan in
gedachten?)
In de praktijk komt het erop neer, dat wij niet moeten vasthouden aan een
breedte van 3,5 meter voor de rijweg maar tot een vermindering daarvan
komen en dat wij het deel dat wordt verminderd weer toevoegen aan het
trottoir, waardoor er voldoende ruimte blijft voor schuinparkeren. Dat is
simpel de manier waarop men dit uittekent.
(De heer BALAI: Staat in de stukken dan maar een flauwekulverhaal?)
Nee, ik heb reeds eerder in de commissie gezegd...
(De heer BALAI: Op hoeveel parkeerplaatsen komt u dan uit? Ik neem
aan, dat u dat vooraf hebt berekend.)
Ik heb dat niet berekend.
(De heer BALAI: U zegt alleen maar dat u tegen het VIP bent en dat
u elke voordracht terugstuurt. Dat staat in het verslag.)
U hebt niet naar mij geluisterd. Ik heb daarnet gezegd, dat ik daar niet
tegen ben. U moet luisteren naar wat ik wil zeggen.
(De heer BALAI: Ik heb u een vraag gesteld. Die moet u beant-
woorden.)
Als u antwoord wilt moet u even luisteren. Ik heb gezegd, dat ik geloof
hecht aan de goede bedoelingen van het College maar dat ik minder
vertrouwen heb in datgene wat technisch...
(De heer BALAI: De vraag was hoeveel parkeerplaatsen het flexibel
parkeren oplevert.)
Ik geef het antwoord dat ik in de commissie heb gegeven, namelijk dat ik
geloof hecht aan de goede bedoelingen van het College maar weinig
vertrouwen heb in het technisch onderzoek. Als voorbeeld heb ik daarbij
genoemd, dat ons indertijd in het kader van de Noord-Zuidlijn de
Boerenwetering is voorgesteld als het beste trac‚, omdat het trac‚ onder de
Ferdinand Bolstraat niet realistisch en technisch niet mogelijk zou zijn,
waarna uit aanvullend onderzoek is gebleken, dat dat wel mogelijk is. Ik ben
dan ook blij, dat uw fractie met dat aanvullend onderzoek heeft ingestemd.
Wie weet geldt dat hier ook voor. Ik vraag tegen deze achtergrond het College,
nog eens onderzoek te houden op basis van een versmalling van de rijweg,
zodat de trottoirruimte kan toenemen en schuinparkeren mogelijk wordt. Ik
vraag het College indringend, dat nog eens te bezien. Ik ben het dan ook niet
eens met het preadvies op de moties van CDA en VVD.
 
De heer VAN WIJK: Mijnheer de Voorzitter. De VVD is zwaar
teleurgesteld in de opstelling van het College. Als wij zo verder moeten gaan,
stelt het College ons sterk op de proef. Van de motie van CDA en VVD over
het VIP heeft wethouder Bakker gezegd, dat de fasering toch in de commissie
Verkeer aan de orde is geweest. Blijkbaar moeten wij toch het College nog
even wakker schudden. Hij is daarin namelijk met een voorstel gekomen voor
het opheffen van parkeerplaatsen en voor plaatsing van parkeermeters, met
daarbij een fasering, zonder echter in die fasering het flankerend beleid te
betrekken, zonder concrete data te noemen voor de realisering van
ondergrondse parkeergarages, zonder aan te geven wanneer het openbaar
vervoer voldoende op orde zal zijn. Zoals men weet, heeft de VVD daarmee
in de commissie dan ook niet ingestemd. Opmerkingen hierover moeten
daarom niet in onze richting worden gemaakt.
Ik kom bij het preadvies op onze motie over invoering van een flexibel
standaard-grachtenprofiel wat de maatvoering betreft. Als dit de opstelling
van het College is, te weten dat wij hier een beleid afspreken en dat in het
vervolg koste wat het kost uitvoeren, zonder verder na te denken en zonder
rekening te houden met de omgeving en met wat er in de stad gebeurt, dan
zullen wij elkaar nog vaak tegenkomen.
 
De heer BALAI: Mijnheer de Voorzitter. Het is lastig, met collega's te
discussi‰ren die een deel van de stukken achterwege laten, terwijl toch is
uitgelegd hoe dit gebied eruit ziet en wat de normen en de problemen zijn als
men op een andere manier gaat herprofileren.
(De heer VAN WIJK: U spreekt van "collega's", in meervoud. Doelt u
ook op mij?)
Ja, ik doel ook op u. U hebt hier toch het woord gevoerd?
(De heer VAN WIJK: Kunt u dit dan iets meer onderbouwen?)
Als u een motie indient zoals u die hebt ingediend, hebt u de stukken niet
gelezen en hebt u niet serieus meegedaan aan de discussie. In de commissie
hebt u gezegd dat u kon instemmen met de herprofilering, maar dat u het
aantal parkeerplaatsen te hoog vond; tweederde is te veel, misschien zou dat
iets lager kunnen. Dat is toch geen manier om beleid te maken? Als wij een
VIP hebben en dat willen uitvoeren, kan op een gegeven moment de situatie
ontstaan dat men op een bepaald deel van een gracht meer auto's moet
verwijderen dan men rekenkundig zou willen. Dat is de politieke situatie.
(De heer VAN WIJK: En de politieke inzichten verschillen erover in
welke context men een en ander doet. Doet men het als onderdeel van
een samenhangend beleid of doet men het Ä zoals u het blijkbaar
voorstelt Ä lukraak hier en daar? Dit heeft weinig te maken met het
bestuderen van stukken maar meer met het ter plaatse bekijken wat er
mogelijk is, dus doet u die uitspraak maar liever niet aan ons adres.)
(De heer NIAMUT: Als de heer Balai meent te moeten zeggen dat ik
de stukken niet goed heb gelezen, neem ik aan dat dat een misverstand
is. Ik geef hem de gelegenheid om dat terug te nemen. Dan bedoelt hij,
dat ik het niet eens ben met de interpretatie van de stukken.)
Als u het voorstel doet, op dit stukje gracht op een andere manier te werk
te gaan, hebt u de stukken niet goed gelezen. Daarin staat namelijk heel
helder waarom het hier vanwege de CROW-normen niet mogelijk is, te
parkeren in een hoek van 30 of 45 graden.
(De heer VAN WIJK: Vandaar dus die motie! Denkt u nu even na!)
Los van de stukken waarover wij nu in vierde instantie discussi‰ren wil de
heer Niamut hoe dan ook zijn wil doordrijven. De opmerking van de heer Van
Wijk over het lukraak toepassen van het VIP moet hij maar aan het adres van
het College maken, dat daar dan maar op moet antwoorden.
 
De heer VAN BOMMEL: Mijnheer de Voorzitter. Over het draagvlak heb
ik in eerste termijn iets gezegd, ook in relatie tot een eerder agendapunt. Ik
heb de wethouder daarover niet meer gehoord. Ik roep haar op, er in tweede
termijn nog op terug te komen waarom dit nu anders wordt gewogen dan bij
het eerdere voorstel van de heer Breunissen.
Bij de precedentwerking van motie nr. 394 heb ik zo mijn vraagtekens. Wij
wijken in deze stad op heel veel punten af van wat wij eerder hebben
afgesproken, bijvoorbeeld als het gaat om de maximale bouwhoogte, om
rooilijnen of om andere zaken die in bestemmingsplannen zijn vastgelegd. Dat
doen wij niet zonder overleg, maar gelet op de omstandigheden. Naar mijn
mening moet motie nr. 394 ook uit te voeren zijn, gelet op de omstandigheden.
Dan zou het weleens zo kunnen zijn, dat men op een bepaald moment afwijkt
van de vastgestelde normen. Ik heb voorts een technische vraag, namelijk of
motie nr. 394, die de voordracht wijzigt, niet een amendement is. Ik meen dan
ook, dat dat wijzigingsvoorstel het eerst in stemming dient te komen, opdat wij
 
weten over welke voordracht wij vervolgens stemmen.
 
Mevr. ALKEMA: Mijnheer de Voorzitter. Het antwoord van het College
heeft ons ten dele overtuigd. Zoals men weet, is ons doel de uitvoering van het
 
VIP maar ook draagvlak cre‰ren en houden. Dat heeft te maken met de
inrichting van de openbare ruimte, met flankerend beleid in het kader van het
VIP en met compenserende maatregelen. Daartussen moeten wij kiezen. Wij
zijn tot de conclusie gekomen, nu wij weer een kans hebben om de openbare
ruimte in te richten, dat wij de kans niet moeten laten gaan om dat met deze
maatvoering te doen. Wij zijn altijd flexibel, maar als men te flexibel is
roept men dat inderdaad bij elke volgende situatie over zich af. Wij zijn niet
overtuigd door het antwoord van het College, dat wij rustig aan moeten doen
met de compenserende maatregelen. Wij zijn ook niet overtuigd door de
verwijzing naar de VaRa-strookgarage in relatie tot deze buurt. Men houdt
draagvlak voor het VIP wanneer men in de buurt waar de mensen wonen
compensatie biedt. Hier worden 50 parkeerplaatsen opgeheven. Volgens de
boekhouding van het VIP moet de helft van de straat af en moet de andere
helft terugkomen in compenserende maatregelen. Wij vragen het College
daarom of het in september met concrete voorstellen wil komen voor
compenserende maatregelen voor 25 parkeerplaatsen in deze buurt. Er staan
bijvoorbeeld parkeergarages aan de Vijzelgracht leeg. De Noorderbuurt komt
er ook aan; daar krijgen wij hetzelfde. Wij kiezen nu dus voor de inrichting
van de openbare ruimte op de voorgestelde wijze, met de aantekening dat wij
voor het profiel met paaltjes zijn, omdat wij ook maximaal tegemoet willen
komen aan de inspraak vanuit de buurt.
 
De heer HOUTERMAN (orde): Zou het gezien het praktische voorstel
van D66 niet eleganter tegenover de buurt zijn, de besluitvorming ook op 3
september a.s. te laten plaatsvinden als het verzoek van D66 wordt
gehonoreerd?
 
De VOORZITTER: Dit ordevoorstel wordt aanstonds meegenomen in de
beantwoording door het College.
 
De heer K™HLER: Mijnheer de Voorzitter. NRC Handelsblad opent het
hoofdredactionele commentaar heden met de zin: "Zelden heeft het
gemeentebestuur in Amsterdam zo weinig allure uitgestraald als nu." Dat is
geschreven door iemand met profetische gaven, namelijk voordat het debat
over dit agendapunt begon. Zelden heeft een coalitie haar motto " eensgezind,
slagvaardig en daadkrachtig" op een zo humoristische wijze kracht bijgezet als
bij deze herprofilering. Ik vind, dat de wethouder duidelijk heeft geantwoord
namens het College. Het antwoord had tenminste de flexibiliteit van een
amsterdammertje. Voor ons was het antwoord in ieder geval afdoende.
Ik heb lange tijd moeten vermoeden wat werd bedoeld met motie nr. 394.
Het betrof naar mijn indruk geen opdracht aan het College, maar nu begrijp
ik dat het dat toch is. Ik heb alle tekeningen nog eens bekeken met de heer
Niamut. Ik constateer, dat dit eigenlijk alleen op een andere manier zou
kunnen, hetgeen 14 parkeerplaatsjes meer oplevert Ä voor de poorten van de
hel weggesleept Ä als men zowel de rijweg versmalt als geen stoep meer
overhoudt. Dat is dan toch gewoon de keus? Dan moet men dus niet vragen
om flexibele maatvoering, maar zeggen dat men dat liever wil. Dat zou ook
van meer politieke moed getuigen dan maar de hele tijd te roepen dat men
niet voor een maatregel is omdat een andere maatregel niet op dezelfde dag
wordt uitgevoerd, of dat deze wethouder met dezelfde uitgangspunten nog
eens hetzelfde gesprek moet gaan voeren met allerlei insprekers, waarbij zij
dan maar moet zorgen dat er een andere uitkomst is. Wij hebben daar niet
zoveel behoefte aan. Wij vinden het voorstel van het College op dit punt een
evenwichtig voorstel. Daarom zal onze fractie de voordracht ondersteunen,
unaniem.
 
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. De heer Niamut
heeft nogmaals de uitgangspunten van zijn fractie naar voren gebracht. Hij
heeft ook aangegeven, dat hij het met de uitgangspunten van het VIP wel eens
is, maar dat voor hem fasering van de maatregelen een probleem is. Hij heeft
gezegd, dat ik een dubbele argumentatie hanteer waar het gaat om het voorstel
van de heer Breunissen en deze voordracht. Dat is niet juist. Ik probeer
altijd, net als de rayonmanagers die dat voor ons doen, in overleg met een
buurt tot het beste voorstel te komen, uiteraard aangevende wat onze
uitgangspunten zijn. Als uitgangspunten kiezen wij die zaken waarover deze
Raad een besluit heeft genomen. Ik neem aan, dat die aanpak ook door de
heer Niamut wordt onderschreven. Wij hebben dat hierbij ook geprobeerd. Dat
leidt niet tot een bevredigend resultaat omdat dat er niet in zit. Van de
voorstellen van de heer Breunissen heb ik gezegd, dat ik daar absoluut niet
tegen ben, maar dat ik wel vind, dat daarvoor voldoende draagvlak moet zijn
bij de bewoners. Naar mijn mening bestaat hierover geen verschil van inzicht.
Of het nu om de maatregel gaat die de heer Breunissen heeft voorgesteld en
waarvan de Raad de intentie heeft onderschreven, dan wel of het gaat om het
VIP, de opdracht aan dit College is steeds om er zoveel mogelijk steun bij de
bevolking voor te krijgen. Mevr. Alkema staat mij op dat punt ook altijd
positief-kritisch terzijde. Wij hebben dat hier ook geprobeerd en het is
simpelweg niet gelukt omdat die mooie oplossing er niet is.
De heer Niamut heeft gevraagd om een flexibele aanpak. Ik herhaal dat het
hier echt gaat om het kiezen tussen enerzijds meer parkeerplaatsen en bijna
geen stoep of anderzijds een bredere stoep met minder parkeerplaatsen. Ik wil
echt zo flexibel zijn als een chocolade-amsterdammertje, maar flexibiliteit
heeft hier helemaal geen zin, want zal hier niet leiden tot een beter voorstel.
 
Ik heb hier
vijf varianten liggen. Zij leveren ‚‚n of twee parkeerplaatsen extra op. Daar
gaat het deze Raad niet om.
(De heer VAN WIJK: Als u de flexibiliteit hebt, de huidige
maatvoering aan te houden, waarbij men inderdaad met een smalle stoep
wordt geconfronteerd, met krappe parkeerplaatsen en een krappe rijweg,
dan zou u de huidige situatie zelfs kunnen handhaven.)
In theorie hebt u gelijk, maar ik ben niet bereid een stoep te maken die
smaller is dan 1,5 meter terwijl het anders kan. Ik krijg daarvoor steun uit
het programakkoord, de richtlijnen voor minder validen en het vigerende
standaard-grachtenprofiel. Dat is voor mij de grens. Ik zie dan ook niet in hoe
 
die flexibele aanpak tot meer parkeerplaatsen kan leiden. Wij hebben namelijk
alle varianten daarop bezien.
De heer Van Wijk heeft nog eens het standpunt van de VVD-fractie
onderbouwd. Ik hoop, in de beantwoording van de heer Niamut en in mijn
reactie op de motie ook te hebben gereageerd op de voorstellen van de VVD.
De heer Van Bommel heeft mij gevraagd naar het draagvlak. Wij streven
ook naar dat draagvlak. In het algemeen Ä daarom spreken wij hier gelukkig
zo weinig over herprofileringen Ä lukt dat ook heel goed, maar bij de
Prinsengracht is geen goed model te bedenken waarvoor voldoende draagvlak
bestaat.
De fractie van D66 zegt, ten dele overtuigd te zijn. Dat vind ik al pure
winst. Ik ben dan ook blij, dat die fractie uiteindelijk toch prioriteit geeft
aan de inrichting van de openbare ruimte. Mevr. Alkema heeft mij gevraagd
om compenserende maatregelen in dit gebied. Ik zeg toe, dat ik bij komende
herprofileringen in deze buurt rekening zal houden met het feit dat wij hier
zoveel parkeerplaatsen weghalen. Ik zal dat ook in die zin naar de buurt
communiceren. Voor uitspraken over parkeergarages en dergelijke is
wethouder Bakker de aangewezen persoon.
De heer Houterman heeft gevraagd om uitstel van de besluitvorming tot
september. Ik heb niet begrepen, dat mevr. Alkema eerst meer informatie wil
over compenserende maatregelen voordat zij kan besluiten. Ik begrijp van
haar, dat zij hierin vertrouwt op het College en ik meen, dat dat volkomen
terecht is.
(Mevr. ALKEMA: Ik wil wel een betere toezegging.)
Ik heb u gezegd wat in mijn mogelijkheden ligt, omdat ik alleen maar
verantwoordelijk ben voor het leggen van de steentjes en voor de
herprofilering.
(Mevr. ALKEMA: Het is ook een vraag aan het College.)
Wethouder Bakker komt nog aan het woord. Ik vat dit nu maar zo op, dat
wij niet tot september behoeven te wachten voordat wij hierover een besluit
kunnen nemen als wethouder Bakker een afdoend antwoord geeft in de ogen
van D66. Bovendien zou dat niet overeenkomen met het slagvaardige beleid
dat dit College zich heeft voorgenomen.
Wethouder BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan de toezegging van
wethouder Ter Horst aanvullen. Ik zal de commissie in september a.s. inlichten
over mogelijkheden op het gebied van compenserende maatregelen. Zo weet
ik dat er in de buurt een garage van de ABN Amro-bank is. Die zou ik heel
graag ter beschikking hebben voor medegebruik. Men weet, dat dit een
moeilijke materie is.
 
De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. Ik vraag de Raad
toestemming tot het houden van een korte derde termijn.
 
De VOORZITTER: Ik stel voor, hiertoe te besluiten.
 
Conform besloten.
 
De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. Gezien de wending in
het debat, de voorstellen van mevr. Alkema en de toezeggingen van het
College meen ik, dat het tegenover de belanghebbenden in de buurt niet
verstandig is, op deze manier de zomervakantie in te gaan. Naar mijn mening
doet het College er verstandiger aan, ook in kwantitatief opzicht te
concretiseren aan welke compensatie het denkt en een uitspraak te doen of de
buurt erop kan rekenen, dat van de 50 parkeerplaatsen die weggaan er
bijvoorbeeld voor 25 compensatie komt. Ik vind dit een boodschap waarop men
de buurt niet twee of drie maanden kan laten wachten. Het komt niet aan op
‚‚n of twee parkeerplaatsen, maar ik wil wel weten of men de helft zal
compenseren, driekwart of een tiende.
 
De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. Als wethouder Bakker
aangeeft, dat hij in september a.s. kond zal doen van zijn voorstellen voor de
inschakeling van de parkeergarage van ABN/Amro in verband met de publieke
toegankelijkheid vind ik het verstandig, dat eerst af te wachten, dit stuk
terug te nemen en die zaken gelijktijdig te behandelen.
 
Mevr. ALKEMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb nog geen antwoord
gekregen over het profiel dat wij voorstellen.
 
De heer BALAI: Mijnheer de Voorzitter. Ik steun het voorstel van de heer
Houterman niet, omdat het College helder is geweest in de toezeggingen. Het
zou naar mijn mening niet verstandig zijn, nu aantallen te gaan noemen.
(De heer HOUTERMAN: Maar wel een indicatie. Wat verstaat u
onder "compensatie"?)
Wethouder Bakker is duidelijk geweest. Ik meen, dat u zoveel vertrouwen
in ons College moet hebben dat men daarmee re‰el omgaat.
(De heer HOUTERMAN: Mag ik dan even de nieren proeven van de
PvdA-fractie? Met welke compensatie zou u tevreden zijn? De helft, een
kwart of driekwart?)
Dat gaat het College toch na?
(De heer HOUTERMAN: Maar u stuurt het College toch?)
Ik weet niet wat u met deze inbreng wilt bereiken, maar dit heeft geen zin.
(De heer HOUTERMAN: U moet wel mensen in de buurt een indicatie
geven. Het komt niet op ‚‚n of twee parkeerplaatsen aan, maar het gaat
om een richting.)
Wethouder Ter Horst is zo ver gegaan de buurt in te gaan om dit aan de
mensen uit te leggen, dus wat wilt u nog meer?
(De heer HOUTERMAN: Is dat een belofte?)
 
De heer K™HLER: Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben een groot
vertrouwen, niet alleen in wethouder Bakker maar vooral ook in de wethouder
voor Economische Zaken, die dit natuurlijk via haar goede contacten met het
bankwezen allemaal gaat regelen, dus wij twijfelen eigenlijk helemaal niet aan
de goede afloop van deze zaak, die niet tot september zou behoeven te
wachten, ware het niet dat wij nu het reces ingaan. Verder kan wat mij betreft
de voordracht vandaag geaccordeerd worden.
 
Wethouder mevr. TER HORST: Mijnheer de Voorzitter. Er is mij
gevraagd naar compenserende maatregelen. Meestal doe ik gestand wat ik zeg.
Bij herprofileringen in de buurt Ä ik weet op dit moment niet hoeveel dat er
zijn en waar precies Ä zullen wij er rekening mee houden dat dicht in de buurt
42 parkeerplaatsen zijn verdwenen. Dat zal plaatsvinden binnen de kaders van
het VIP. Ik heb hier namelijk niet een voorgenomen besluit gehoord, dat de
gemeenteraad zou moeten afwijken van het VIP. Binnen het VIP zullen wij
dan ook bezien welke herprofileringen eraan komen en of het mogelijk is
daarvoor een vorm van compensatie te bieden. Ik kan niet op aantallen ingaan.
Voor de overige elementen, zoals parkeergarages en dubbel gebruik, verwijs
ik naar wethouder Bakker.
Wat het profiel betreft, heb ik al gezegd wat naar mijn idee het verschil is
 
met de Egelantiersgracht. Ook in de inspraak daarover was dat toch een
minder belangrijk punt. Een groot nadeel van het plaatsen van amsterdam-
mertjes hier zou zijn, dat dit ten koste zou gaan van de stoep. Zij zouden weer
 
een ruimte kosten van 45 cm. Bij dit soort herprofileringen, waarvan
momenteel meerdere plaatsvinden in de stad, is er overigens extra handhaving.
Mocht blijken dat dat niet het gewenste resultaat heeft, dan zullen wij onze
maatregelen nemen. Ik ga daar echter niet van uit. Ik wijs bijvoorbeeld op de
herprofilering van de Damstraat, die zonder paaltjes op een heel goede manier
verloopt en niet tot problemen leidt. Dezelfde manier van werken zullen wij
hier ook volgen.
 
Wethouder BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb heel duidelijk
gezegd, dat ik zal nagaan wat er mogelijk is en dat ik de commissie daarvan
in september a.s. verslag zal doen.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over de ingediende moties en de voordracht
(nr. 329).
 
Mevr. ALKEMA (stemmotivering): Met het principe van motie nr. 393 zijn
wij het eens, maar hierin staat "gelijke tred met het aantal ondergronds te
realiseren parkeerplaatsen". Wij hebben daarnet betoogd, dat de helft
ondergronds moet worden gecompenseerd. Op dit punt hebben wij een
toezegging gekregen van wethouder Bakker. Daarom zijn wij tegen deze motie.
 
Motie nr. 393 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden Van Bommel, Bouma, Goedhart, Hooijmaijers,
Houterman, Niamut, mevr. Peters, mevr. Spier-van der Woude en Van Wijk
zich voor de motie hebben verklaard.
 
Motie nr. 394 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden Van Bommel, Bouma, Goedhart, Hooijmaijers,
Houterman, Niamut, mevr. Peters, mevr. Spier-van der Woude en Van Wijk
zich voor de motie hebben verklaard.
 
De heer VAN BOMMEL (stemmotivering): Ik verzoek om aantekening dat
ik wens te worden geacht tegen de voordracht te hebben gestemd.
 
De heer VAN WIJK: Ook wij verzoeken om aantekening tegen de
voordracht.
 
Mevr. ALKEMA: Wij vragen om aantekening tegen een verhoogd trottoir
zonder paaltjes.
 
De heer NIAMUT: Wij verzoeken om aantekening, tegen de voordracht
te hebben gestemd.
 
De voordracht (nr. 329) wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1432 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met inachtneming van de door de leden mevr. Alkema, Van
Bommel, Niamut en Van Wijk gevraagde aantekening.
 
30
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 12 juni 1997 tot
realisering van nieuwbouw aan de Marnixstraat 65-121 en Nieuwe Willems-
straat 2-6 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 341, blz. 1457).
 
De heer ORANJE (stemmotivering): De fractie van D66 is tegen deze
voordracht, omdat wij tegen sloop zijn in het kader van een beschermd
stadsgezicht. Bovendien vinden wij dat de keuze, zo deze op nieuwbouw mocht
vallen, een te hoog tekort laat zien voor huizen die in dit soort gebied
normaal moeten kunnen worden gebouwd.
 
De heer BOUMA: Vanwege de financi‰le tekorten zijn wij ook tegen dit
bouwplan.
 
De heer GOEDHART: De CDA-fractie steunt de voordracht.
 
De heer CHERRIBI: Wij steunen ook de voordracht. Wij ondersteunen de
wethouder in zijn streven, van de Marnixstraat een nog mooiere straat te
maken.
 
De voordracht wordt bij zitten en opstaan aangenomen; de Raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1458 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden mevr. Alkema, Bouma, Cornelissen, Ten Have,
Hooijmaijers, Houterman, mevr. De Jong, Oranje, mevr. Peters, Robbers,
mevr. Spier-van der Woude en Van Wijk zich tegen de voordracht hebben
verklaard.
 
34
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 12 juni 1997 tot het
beschikbaar stellen van een krediet voor de co”rdinatie ten behoeve van de
versnelde aanleg van de Westrandweg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 315, blz.
1323).
 
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Er zou een trac‚besluit
over de tweede Coentunnel moeten worden genomen voordat de Raad dit
bedrag beschikbaar kan stellen voor versnelde aanleg van de Westrandtunnel.
Dat trac‚besluit zal op zijn vroegst in januari 1999 gereedkomen, zo blijkt
uit een brief die de heer Bruggeman aan de Raad heeft voorgelegd. Waarom
stellen wij dit dus niet een jaar uit? Dat scheelt op de begroting voor 1998
Ÿ 600.000.
 
Wethouder BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. De aanleg van de
Westrandweg vinden wij allen van groot belang voor het verkrijgen van een
rechtstreekse verbinding tussen Schiphol en de werkgebieden aan de westzijde
van Amsterdam. In het programakkoord hebben wij daarover ook al iets
opgenomen. Ik ben voortvarend te werk gegaan, met instemming van de Raad.
Op 13 juni 1996 heeft de wethouder voor Verkeer van Amsterdam namens de
gemeente met het Rijk een overeenkomst gesloten over de Westrandweg. De
Raad is ook met deze overeenkomst akkoord gegaan. Wij willen nog steeds die
Westrandweg zo spoedig mogelijk aanleggen. De aanleg ervan is wel
afhankelijk van de besluitvorming rond de tweede Coentunnel.
In reactie op het genoemde raadsadres wijs ik erop dat het niet zo laat is
als de actiegroep Tweede Coen, niet doen voorstelt. In de kwartaalrapportage
van 18 juni jl. die in de commissie was geagendeerd is reeds aangegeven dat
de voortgang van het project wel een punt van zorg is, maar dat Amsterdam
er juist alles aan doet om verdere vertraging te voorkomen. Daarbij zijn wij
sterk afhankelijk van het Rijk. Als dit krediet nu niet wordt verleend, zal
dat werken als een vertragende factor. Daar ben ik op tegen.
 
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben daar op zichzelf
niet tegen. Het gaat erom, gezien de stand van zaken en de besluitvorming in
de Raad, of Rijkswaterstaat nu zo ver is of niet. Daarover circuleren
verschillende berichten. Ik ben zo vrij, de interpretatie van de heer Bruggeman
 
het voordeel van de twijfel te geven, reden waarom ik tegen deze voordracht
zal stemmen.
 
Wethouder BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ik constateer, dat hier een
raadslid twijfelt aan de woorden die namens dit College zijn uitgesproken.
(De heer VAN DUIJN: Mag dat niet? Is dat heiligschennis of zo?)
Ik heb daar goede nota van genomen.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over de voordracht (nr. 315).
 
De heer K™HLER (stemmotivering): De GroenLinks-fractie heeft geen
bezwaar tegen het voortvarend verder werken aan de plannen en zal daarom
de voordracht steunen, met de kanttekening dat het wat ons betreft nog altijd
moet gaan om plannen voor een beperkte Westrandweg, zoals al vastgelegd in
het programakkoord 1990-1994 van deze gemeenteraad.
 
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1325 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met inachtneming van de door het lid Van Duijn gevraagde
aantekening.
 
38
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 25 juni 1997 inzake de
uitslagbepaling met betrekking tot het referendum over de Noord-Zuidlijn
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 369, blz. 1623).
 
De heer TEN HAVE: Mijnheer de Voorzitter. Een duidelijke uitslag heeft
het referendum over de Noord-Zuidlijn opgeleverd, welke regels men ook zou
hanteren. Als het de opkomstdrempel was, zou het raadsbesluit niet worden
aangetast, terwijl dat nu, met de kiesdrempel, ook niet is aangetast. Er is
weer rumoer ontstaan rondom het referendum. D66 vindt dat ten onrechte.
Een- en andermaal heb ik namens mijn partij verklaard, dat het referendum
twee componenten heeft, enerzijds het debat en anderzijds de stemming en de
uitslag. Ik moet constateren, dat dit College erin geslaagd is een zodanig
debat met de stad op gang te brengen en te houden, dat de plannen zijn
gewijzigd en klaarblijkelijk zoveel draagvlak hebben gekregen, dat de
stemming deze uitslag heeft gekregen. Ik complimenteer daarvoor het College.
D66 ziet geen aanleiding om de regels te veranderen, want het beste
referendum is het referendum dat niet nodig is.
 
Mevr. HOOGLAND: Mijnheer de Voorzitter. Wij complimenteren het
projectbureau en de wethouder met dit referendum. De opkomst is teleur-
stellend, de uitslag niet. De uitleg van de uitslag van gisteravond en
de opkomst zullen wij meenemen in een evaluatie. Voor het overige stemmen
wij in met het voorstel om het opschortingsbesluit in te trekken.
 
De heer VAN BOMMEL: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb kennis genomen
van de uitslag. Ik vind zowel de uitslag als de opkomst teleurstellend. Ik
wijt de lage opkomst aan het feit dat het moment van het referendum is
gekozen een week na de Eurotop, waardoor veel debat in de stad niet heeft
kunnen plaatsvinden. Anders dan sommige andere fracties ben ik van mening,
dat met name na het raadsbesluit vooral is gezwegen over de Noord-Zuidlijn
en dat er in de stad nauwelijks sprake is geweest van een maatschappelijk
debat. Dat betreur ik. Wij hadden dit kunnen voorkomen door de datum voor
de Eurotop te plannen, zoals destijds ook in discussie in geweest. Helaas is
dat niet gelukt. Daarvan is dit het resultaat.
 
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Dit lijkt mij een duidelijke
en geldige uitslag. Bijna tweemaal zoveel mensen hebben tegen gestemd als
voor. De kiezers die zijn komen stemmen, verdienen een compliment, omdat
zij zich niet hebben laten weerhouden door de ontmoedigend hoge
opkomstdrempel en evenmin door de mishandeling van de uitslag van het
Ijburg-referendum. Ik zal verdere voorstellen aan de Raad doen om te komen
tot een nieuwe vorm van referendum in Amsterdam.
 
Wethouder mevr. VAN DER GIESSEN: Mijnheer de Voorzitter. Wat
voorligt is de uitslag van het referendum. Daarover heeft iedereen iets gezegd,
 
namelijk dat de voordracht is aangenomen. Ik heb geen enkele behoefte om
in te gaan op de woorden van de heer Van Duijn, dus ik laat het hierbij.
 
De discussie wordt gesloten.
 
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1624 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
48
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 12 juni 1997 tot
vaststelling van de Bijzondere subsidieverordening stedelijke allochtone
zelforganisaties (Gemeenteblad afd. 1, nr. 350, blz. 1483).
 
Mevr. HOOGLAND: Mijnheer de Voorzitter. Aan de orde is een
subsidieverordening die ruimte biedt aan nieuwe organisaties, ook aan
vluchtelingenorganisaties, en die op tamelijk nieuwe gronden uitvoering zal
geven aan de verdeling van middelen aan allochtone zelforganisaties. Onze
fractie staat positief tegenover deze verordening en is ook benieuwd naar de
eerste verdeling op grond ervan. Wij rekenen erop, dat het College binnen de
begroting voor 1998 met een totale verdeling zal komen, zodat die zo vroeg
mogelijk bekend is en ook overzichtelijk kan worden gepresenteerd, opdat de
integrale afwegingen op grond van deze verordening tot hun recht komen.
Daarnaast is er ‚‚n puntje van zorg, te weten dat deze zelforganisaties, die
reeds een jaar toch al goed op de hoogte zijn een tijd tegemoet kunnen gaan
waarin een aantal zaken zozeer moet veranderen dat er ook sprake zou kunnen
zijn van kapitaalvernietiging door huurcontracten die voortijdig zouden moeten
worden opgezegd. Wij vragen het College, in die situaties waarin veel geld
moet worden omgebogen bij organisaties terwijl dat eigenlijk vastligt hiermee
coulant om te gaan, in die zin dat dit niet tot kapitaalvernietiging leidt.
 
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Mijnheer de Voorzitter. Wij zijn voor
deze voordracht. Wij vinden dit een heel plezierige manier om eindelijk het
verstarde automatisme enigszins te doorbreken. Flexibiliteit ten aanzien van
vluchtelingen, nieuwkomers en asielzoekers is hierin op grond van de artikelen
5 en 6 redelijk opgenomen. Wij kunnen ons volledig vinden in de criteria in die
 
artikelen. Wel moet voor ons de mogelijkheid van een debat overblijven over
het nut en belang van categoriaal opereren binnen de totale samenhang. Ik
neem aan, dat dat debat binnen niet al te lange tijd zal worden gevoerd. Ik zou
 
mij in reactie op de opmerkingen van mevr. Hoogland inderdaad kunnen
voorstellen dat zich situaties voordoen die een iets ruimere afwerkingstermijn
nodig hebben en dat zij gelijk heeft dat in bepaalde situaties toch een
overgangstermijn van een jaar moet bestaan. Het kan namelijk heel ongunstig
uitpakken, mede gezien de terugwerkende kracht. Ik kan mij dan ook
voorstellen dat het College met een voorstel in die richting zal komen.
 
Wethouder mevr. VAN DER GIESSEN: Mijnheer de Voorzitter. Met
deze voordracht is uitvoering gegeven aan een raadsmotie uit 1988. Wij hebben
er lang over gedaan, dit voorstel tot stand te brengen. Dit College is niet
uit op kapitaalvernietiging, integendeel, dus wij zullen dit steeds goed in
ogenschouw nemen. Dit traject heeft twee jaar geduurd. Er zijn dan ook al
gesprekken over deze zaken met de organisaties gevoerd. De verdeling zal niet
binnen de begroting zijn, omdat deze niet gaat via prioriteiten, maar op het
moment dat de begroting voorligt, zal de Raad ook een verdeling van deze
stelpost tegemoet kunnen zien.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over de voordracht (nr. 350).
 
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1484 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
48A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 12 juni 1997 tot
intrekking van de subsidieregeling woontussenvoorzieningen (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 353, blz. 1505).
 
De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Over de woontussen-
voorzieningen hebben wij in de commissie reeds in maart jl. gesproken; daarna
is deze zaak uitgesteld tot heden, omdat inzake de alarmopvolging geen
regelingen waren getroffen. In de laatste commissievergadering hebben wij
geen bezwaar gemaakt, omdat wij aannamen dat de alarmopvolging daarmee
volledig geregeld zou zijn. Echter, na behandeling zijn wij vanuit het veld tot
 
de orde geroepen, dat de regeling van de alarmopvolging niet voldoende
compensatie biedt voor het opheffen van de bestaande regeling inzake
woontussenvoorzieningen. Het budget dat daartoe aan de gemeente
Amsterdam is verstrekt en dat voor dit doel is geoormerkt, omvat ook andere
zaken. Wanneer nu het College voorstelt deze gelden aan deze bestemming te
onttrekken en voorbereidingen te treffen voor vervanging, ontstaat er toch een
lacune. De SIGRA heeft ons geschreven, dat dit onverantwoord is zolang die
lacune niet is opgevuld. Wij verzoeken de wethouder daarom, de voordracht
in dit stadium terug te nemen en nader te overleggen met de SIGRA om tot
een overgangsregeling te komen die breder is dan die welke wordt geboden in
deze voordracht.
 
Mevr. HOOGLAND: Mijnheer de Voorzitter. De voordracht gaat in de
uitwerking uit van een omslag van aanbod- naar vraaggerichte dienstverlening
en van verdere doorvoering van de scheiding van wonen en zorg in deze
vormen van huisvesting voor oudere mensen. Wij hebben ons er in de
commissie positief over uitgelaten, met als enige zorg dat wij hoopten dat de
wethouder het allemaal zo zou regelen dat niemand de dupe zou worden van
het intrekken van de subsidie. Dat is geregeld, doordat in de voordracht staat
dat voor de bestaande huurcontracten intrekking van de subsidie niet mogelijk
is. Wat dan overblijft is de fax die wij hebben ontvangen van de SIGRA. Ik
vind ook in die fax geen grond om nu niet in te stemmen met dit stuk, maar
wel om de wethouder te verzoeken snel met een evaluatie en een voorstel naar
de Raad terug te komen op het moment dat de drie pilotprojecten zijn
afgerond om toch zo snel mogelijk weer zorg te organiseren, samen met ZAO,
opdat mensen in betaalbare beschermde woningen de zorg krijgen die zij
vragen.
 
Mevr. BOERLAGE: Mijnheer de Voorzitter. Ik wacht het antwoord van
de wethouder af.
 
Wethouder mevr. VAN DER GIESSEN: Mijnheer de Voorzitter. Wij
hebben in de commissie al afgesproken, dat de pilotprojecten zullen worden
ge‰valueerd en dat wij op grond daarvan nieuwe voorstellen aan de Raad
zullen voorleggen. Die toezegging herhaal ik hier graag.
Wat de fax van heden van de SIGRA betreft, merk ik op, dat alle
argumenten bij de commissiebehandeling ook bekend waren. De situatie is
heel simpel: wij hebben aanbieders van zorg, die baat hebben bij deze
compensatie. Wij zijn nu al drie jaar bezig, het beleid zo om te buigen dat het
 
gaat om degenen die de zorgvraag hebben. Ik ben van mening, dat het
consistent is dit te doen en dat wij nu niet weer iets in de richting van de
aanbieders moeten doen.
 
De discussie wordt gesloten.
 
De heer GOEDHART (stemmotivering): De CDA-fractie zal nu niet
instemmen met deze voordracht.
 
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1507 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met inachtneming van de door het lid Goedhart gevraagde
aantekening.
 
49
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 juni 1997 ten geleide
van de nota, getiteld: Arbodienst GG&GD; besluiten en bevoegdheden
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 362, blz. 1597).
 
De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. De CDA-fractie heeft
gevraagd om behandeling van het rapport inzake de verzelfstandiging van de
GG&GD, omdat wij menen dat deze zaak ook in deze Raad bespreking
verdient. Wij hebben in deze raadsperiode ingrijpende besluiten over de
verzelfstandiging van de GG&GD genomen, waarvoor het College ook alle lof
verdient. Uit de periode van voor deze besluiten is echter door de GG&GD
inzake de Arbodienst een koers gevolgd en gehandhaafd waarvan men kan
zeggen dat deze in strijd is met de beslissingen van de Raad inzake de
verzelfstandiging van de GG&GD als geheel.
Wat gebeurd is, is dat een aantal Arbodiensten van andere GG&GD's is
overgenomen en dat het ingrijpen van het College in het streven van de
GG&GD vorm heeft gekregen in twee brieven van de wethouder aan de
directie van de GG&GD. Die brieven hebben toch kennelijk niet tot het
resultaat geleid dat daarvan zou mogen worden verwacht. Wij prijzen het, dat
over deze gang van zaken een zeer helder en duidelijk rapport is geschreven,
waarin volstrekt helder wordt hoe dit tot stand heeft kunnen komen. Wij zijn
het echter met de conclusie en de plaatsing van verantwoordelijkheden voor
een en ander niet volledig eens. Naar onze mening is toch duidelijk geworden
dat ondanks het ingrijpen van het College de directie van de GG&GD haar
koers heeft kunnen voortzetten, mede op grond van signalen die haar hebben
bevestigd in de foute veronderstelling dat haar koers om die Arbodiensten te
verwerven op eigen verantwoordelijkheid zou kunnen geschieden. Wij
bestrijden niet, dat het College tot tweemaal toe door brieven heeft ingegrepen
 
en dat de signalen aan de GG&GD op zichzelf duidelijk genoeg zijn, maar de
effectuering van die signalen is achterwege gebleven. Wij vinden dat een
vreemde zaak. Hoe kan een wethouder tot tweemaal toe aan een dienst
brieven schrijven en hoe kan die dienst dan toch voortgaan op de ingeslagen
koers? Hoe kan een dergelijke dienst vanuit het stadhuis signalen krijgen, dat
zij die koers kan voortzetten? Wat in ieder geval naar onze mening had
moeten gebeuren, is dat het College had moeten zorgen dat het ingrijpen ook
tot effect zou hebben geleid. Omdat dit niet is gebeurd, zijn wij van mening
dat het College onvoldoende effectief sturing heeft gegeven. Daarom dienen
wij een motie in die dat vaststelt. Wij verzoeken het College tevens, na
afronding van de verzelfstandiging van de Arbodienst ons te informeren over
de financi‰le gevolgen van een en ander.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
47þ Motie van 26 juni 1997 van het raadslid Goedhart inzake de acquisitie
van Arbodiensten door de GG&GD. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 395, blz. 1658).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Wij zijn het niet eens
met de constatering van de CDA-fractie, dat het College, in casu de
wethouder, geen sturing heeft gegeven. Integendeel, de wethouder zat op de
fiets en heeft van meet af aan zwaar gestuurd. Er was alleen ‚‚n probleem,
namelijk dat het wiel niet mee wilde; dat blokkeerde. De wethouder heeft dat
wiel vervolgens vervangen. Zo hoort het ook.
(De heer GOEDHART: Met hetzelfde resultaat!)
Nee, niet hetzelfde resultaat. Uiteindelijk is er iets veranderd. De
ambtenaar die niet luisterde is vervangen. Zo simpel is het. Ik constateer,
dat het onderzoeksrapport heeft aangegeven, dat dit College juist en tijdig
heeft ingegrepen. Er is nog slechts ‚‚n maar, te weten de rol van de
stuurgroep. De wethouder heeft in de commissie ook toegezegd, dat daarnaar
een nader onderzoek zou plaatsvinden. Ik vind dit alleen niet meer terug in de
voordracht, maar ik neem aan dat dat een omissie is en dat wij dit zo spoedig
mogelijk na de vakantie alsnog zullen krijgen. Overigens spreek ik mijn
complimenten uit voor de wijze waarop dit onderzoeksrapport is vastgesteld.
Wij hebben geconstateerd, dat wij voor dit soort zaken blijkbaar geen hulp van
buitenaf nodig hebben en dat wij dit net zo goed zelf kunnen.
(De heer GOEDHART: U moet toch toegeven, dat ook na het
ingrijpen door de wethouder en het vervangen van de desbetreffende
ambtenaar nog raamcontracten zijn gesloten.)
Dat is juist, maar dat lag aan de aard en de wijze waarop het wiel
blokkeerde.
 
Mevr. SCHUTTE: Mijnheer de Voorzitter. Het rapport over de Arbodienst
GG&GD onderbouwt naar de mening van GroenLinks op alle onderdelen, dat
de aansturing door dit College van de acquisitie van de Arbodiensten door de
GG&GD onvoldoende is geweest. Wat ambtenaren ook doen Ä namelijk
enorm voortvarend acquisitie bedrijven Ä of niet doen Ä de wethouder
voldoende informeren Ä daarvoor blijft het College verantwoordelijk. Dat wil
ik gaarne vastgesteld zien. Daarom zal ik ook de motie van het CDA
ondersteunen. De oplossing wordt nu aangedragen door meer instrumenten te
ontwikkelen. Ik hoop dan ook, dat dit College die instrumenten zo inzet dat
zij ook zullen gaan werken. Er waren in dit geval eigenlijk voldoende
instrumenten aanwezig opdat het goed zou lopen, en toch faalde de aansturing.
Dat betekent, dat de wethouder alert moet zijn op de inzet van de
instrumenten die hier met de instemming van GroenLinks worden voorgesteld.
 
De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van D66 heeft
kennis genomen van de rapportage over het onderzoek bij de Arbodienst. Wij
hebben vastgesteld dat is gebleken dat de wethouder voor de Volksgezondheid
zowel in een vroeg stadium, waarin zij ontdekte dat er gevaar dreigde, de
commissie heeft ingelicht en op de hoogte heeft gehouden van al haar
bemoeienis hiermee als in een later stadium, toen haar bleek dat ondanks haar
nadrukkelijke, tamelijk directe ingrijpen er toch nog ontwikkelingen optraden
die daarmee in strijd waren. Dat heeft niet alleen geleid tot een nieuwe
structuur voor de leiding van de GG&GD, maar ook tot nieuwe voorstellen
voor de verhouding tussen het aansturende College en de diensten. De fractie
van D66 constateert, dat de wethouder heeft gedaan wat zij kon om haar
verantwoordelijkheid waar te maken en dat het College vervolgens de
voorstellen heeft ingediend om toch nog verdere bedrijfsongevallen tegen te
gaan. Wij hebben vertrouwen in de effectiviteit van die voorstellen.
Wethouder mevr. VAN DER GIESSEN: Mijnheer de Voorzitter. De heer
Goedhart heeft gesteld, dat de sturing vanuit het College niet voldoende is
geweest. Ik bestrijd dat, waarmee ik overigens niet bestrijd dat ik politiek
verantwoordelijk ben. Mevr. Schutte wil die politieke verantwoordelijkheid
gaarne vaststellen, maar die staat ook in mijn aanbiedingsbrief. Die politieke
verantwoordelijkheid heb ik genomen. Het College is van mening dat er wel
voldoende is gestuurd. In 1994, toen de GG&GD nog een dienst was en er een
directe relatie was tussen het College en de directeur van de dienst, heb ik,
zodra mij gewaar werd wat er gebeurde, onmiddellijk een brief geschreven aan
de directie van de GG&GD. Het is zeer normaal, dat een directie zich daaraan
houdt en doet wat het bestuur wil. Zelfs als er een mandaat was geweest,
bestuurlijk ingrijpen, dient dat voorrang te hebben. De Raad heeft in
december 1994 besloten, dat de GG&GD een facilitair bedrijf zou worden. Dat
is gebeurd met ingang van 1 januari 1995. Er is geen uitvoering aan die eerste
brief gegeven op een manier die door het College werd gewenst, maar, om met
de heer Hooijmaijers te spreken, het wiel is vervangen. Ik bestrijd de lezing
van de heer Goedhart van datgene wat de tweede keer is gebeurd. Hij heeft
gezegd dat twee brieven zonder effect zijn gebleven. Dat is niet juist. Toen ik
 
op 26 april jl. in de Volkskrant las dat er toch sprake was van een overname,
heb ik de toenmalige interim-directeur de opdracht gegeven in te grijpen. Dat
heeft hij ook onmiddellijk gedaan. Van de contracten die liepen zijn er zes
teruggedraaid. De commissie is daarover ge‹nformeerd. Daarbij is er ook op
gewezen, dat enkele contracten niet konden worden teruggedraaid. De
directeur heeft dus onmiddellijk ingegrepen op mijn brief; daar heeft geen tien
 
dagen tussen gezeten. De heer Goedhart baseert zijn zware conclusies dus op
‚‚n brief waarop een directeur niet heeft gereageerd, die dat te allen tijde
zal moeten doen. Vervolgens zegt hij, dat het College niet heeft gestuurd. Ik
vind dat heel zwaar.
(De heer GOEDHART: Ik zeg niet, dat u niet gestuurd hebt. Ik
bevestig, dat u tweemaal hebt gestuurd, maar in uw laatste brief staat
het verzoek tot schriftelijke bevestiging. Kennelijk is die directeur dan
toch nog in staat geweest om voort te gaan.)
In uw motie staat nadrukkelijk, dat van de zijde van het College
onvoldoende sturing is gegeven aan dit proces. Ik bestrijd dat. Waar in een
periode van vier maanden dit hele proces tot stilstand is gekomen, vind ik, dat
 
u niet kunt zeggen, dat er geen sprake is van ingrijpen en van sturing.
(De heer GOEDHART: Dat zeg ik ook niet.)
Dat zegt u wel in uw motie.
(De heer GOEDHART: Ik constateer wel, dat dit onvoldoende effect
heeft gehad. Mijn bewering is, dat u nog krachtiger had moeten
ingrijpen. U hebt wel "ho" geroepen, maar u hebt kennelijk onvoldoende
krachtig aan de teugels getrokken.)
Er is geen krachtiger teugel dan een wethouderlijke brief aan een directeur
met als boodschap dat deze dient te stoppen met het lopende beleid. Dat heb
ik gedaan. In de motie staat niet, dat de sturing onvoldoende effect heeft
gehad, maar dat er onvoldoende sturing is geweest. Dat bestrijd ik.
 
Mevr. SCHUTTE: Mijnheer de Voorzitter. De wethouder erkent dat zij
ten volle politiek verantwoordelijk is, dat er wel iets mis is gegaan gedurende
 
vier maanden en dat er een brief is geschreven, terwijl vier maanden later
bleek, dat er toch, tegen de zin van de wethouder, een aantal Arbodiensten
was overgenomen. Tegelijkertijd zou er toch voldoende zijn gestuurd. Dat gaat
er bij mij niet in, dus ik blijf van mening dat de conclusie in de motie van de
 
CDA-fractie juist is, dat er onvoldoende is aangestuurd.
 
De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Ik herhaal wat wij
allen in de commissie hebben vastgesteld, namelijk dat er geen twijfel over
mogelijk is dat de wethouder verantwoordelijk is. Er is ook een rapport
geweest. Aan de hand daarvan hebben wij vastgesteld, dat er sprake was van
een niet verwijtbare handeling. In gerechtelijke termen houdt dit in, dat men
wel schuldig is, maar zonder straf. Zo simpel was het. Men had er op dat
moment niets anders aan kunnen doen. Dat is wat wij hebben vastgesteld. Dan
is er nog ‚‚n puntje over. Dat heeft de wethouder ook toegezegd te zullen
onderzoeken. De VVD-fractie is het wat de motie betreft dan ook niet eens
met de uitspraak. Die vinden wij te zwaar. Als de indiener van mening zou zijn
dat er onvoldoende effect is geresulteerd uit de sturing, geven wij hem daarin
wel gelijk. Met het verzoek zijn wij het wel eens, de Raad te informeren over
de financi‰le gevolgen. Dat hebben wij ook gezegd; die informatie hebben wij
nodig, want wij moeten besluiten. Wij vinden de motie eigenlijk sympathiek,
met uitzondering van de uitspraak. Als de heer Goedhart die eruit haalt,
kunnen wij ervoor stemmen.
(De heer GOEDHART: Ik ben bereid, aan de motie onder "spreekt uit"
na het woord "onvoldoende" "effectieve" toe te voegen.)
 
Mevr. HOOGLAND: Mijnheer de Voorzitter. De politieke verant-
woordelijkheid neemt de wethouder voor dit dossier. De heldere en gedegen
analyse heeft uitgewezen, dat die verantwoordelijkheid niet verwijtbaar is.
Mijn fractie stemt in met de voordracht en zal de motie dan ook niet steunen.
 
De discussie wordt gesloten.
 
De heer VAN BOMMEL (orde): Begrijp ik, dat het door de heer
Goedhart genoemde woord nu is toegevoegd?
 
De VOORZITTER: Neen.
 
Aan de orde is de stemming over de motie en de voordracht
 
Motie nr. 395 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden mevr. Boerlage, Van Bommel, Breunissen, Van Duijn,
Goedhart, Hulsman, K”hler, Niamut, Raksowidjojo en mevr. Schutte zich voor
de motie hebben verklaard.
 
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1599 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
De VOORZITTER: Ik wens u allen namens het College een heel prettig
reces toe en hoop u allen in augustus terug te zien.
 
De vergadering wordt om 23.17 uur gesloten.