Bron: Raad
Type document: Notulen
Onderwerp: Raadsvergadering 12-06-96
Datum publicatie:12-06-1996
Datum Raad:12-06-1996
 
Tekst:
 
Avondzitting op woensdag 12 juni 1996.
 
Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester.
 
Secretaris: mevr. drs. M. Sint.
 
De VOORZITTER heropent om 19.30 uur de des middags geschorste
vergadering en stelt aan de orde de v o o r t z e t t i n g van de
behandeling van:
 
14
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 mei 1996 inzake de
voortgangsrapportage met betrekking tot de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 242, blz. 1145).
 
Hierbij komt tevens in behandeling:
 
Adres van J.C. Hageman, namens Stadsvervoerbelang, van 20 mei 1996
inzake voormelde voortgangsrapportage.
 
Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Het gaat hier om een
voortgangsrapportage en in feite worden aan de Raad alleen enige formele
besluiten voorgelegd. Ik wil er echter graag iets meer over zeggen. Er is de
afgelopen tijd veel gebeurd, al blijkt dat voor veel mensen nog niet
voldoende duidelijk uit acties die zijn ondernomen. In de commissie hebben
wij gesproken met veel mensen en wij hebben andere bijeenkomsten
bezocht. Wij hebben diverse trac‚mogelijkheden bekeken. Er is verder
creatief omgegaan met de inspraak. Er lag een voorkeurstrac‚, dat op
bepaalde punten is geoptimaliseerd. Er liggen ook nu nog plannen voor
verdere optimalisering.
Het stadsdeel Noord heeft aangegeven dat het de voorkeur geeft aan een
trac‚ via het Mosveld. Wij hebben dat heel kritisch bekeken en hebben ook
begrepen waar de knelpunten liggen. Wij menen echter, mede omdat het
stadsdeel zelf heeft aangegeven de centrale zone te willen ontwikkelen, dat
daarop moet worden aangesloten en dat de keuze moet uitgaan naar een
station op het Buikslotermeerplein en op de Johan van Hasseltweg. Zoals
ook in de voordracht wordt gesteld, is het van groot belang om voor de
toekomst de mogelijkheid van afbuiging bij het laatstgenoemde station in de
richting van Zaanstad mogelijk te maken. Op dit moment zal het stadsdeel
echter onzes inziens de handen vol hebben aan de ontwikkeling van de
centrale zone en kunnen wij daarop dan ook beter inzetten. Overigens
hebben wij wel zorgen omtrent het station Johan van Hasseltweg. Er is al
gestreefd naar optimalisering, maar het wordt toch voornamelijk een
overstapstation. Er zal veel aandacht moeten worden gegeven aan de
verdere uitwerking, opdat het een zo veilig mogelijk station zal worden.
(De heer NIAMUT: U stelde dat u de mogelijkheid wilt openhouden
om een afbuiging te maken in westelijke richting. Bedoelt u daarmee
een afbuiging via het Mosplein?)
Wellicht kan dat. In dit stadium wil ik mij daarover echter niet
uitspreken. Ik volsta met de opmerking dat die mogelijkheid open moet
blijven en niet mag worden uitgesloten. Ik vind het van belang, nu te
besluiten over hetgeen wij in de nabije toekomst kunnen doen. Alle
mogelijke plannen die nog in het verlengde daarvan liggen zijn prachtig,
maar laten wij nu vooral beginnen. Dat is mijn hartekreet. Daarom ben ik
ook blij dat er in de commissie consensus was over het deel
Buikslotermeerplein-Weteringcircuit. Men kan ook in de stad inmiddels
merken dat het draagvlak groeit. Als er eenmaal een stuk ligt, zal dit voor
de rest van de lijn ook wel gaan gelden.
Voor het middenstuk is een aantal aanpassingen gemaakt. Ik zal daarop
nu niet verder ingaan, ook omdat naar mijn mening goed met de inspraak is
omgegaan.
Voor het zuidelijke deel geldt, dat ook mijn fractie voor een station in de
nabijheid van de RAI is. Dat ligt zozeer voor de hand dat men er in feite
niet omheen kan. Verder moet ook naar ons oordeel het Beatrixpark zoveel
mogelijk worden gespaard, te meer omdat een station RAI veel meer voor
de hand ligt.
Er wordt een aantal trac‚mogelijkheden onderzocht, die ook weer aan
inspraak onderworpen zullen zijn. Het is van groot belang dat de diverse
mogelijkheden steeds weer bespreekbaar zijn, zodat de burgers hun mening
kunnen geven. Een en ander zal dan de uitkomst zijn van meedenken door
iedereen. Zo kan deze lijn, waarvan iedereen in de Raad vindt dat die er
moet komen, er inderdaad komen, met commitment van zoveel mogelijk
mensen uit Amsterdam. Op het deel in Zuid zullen wij later nog
terugkomen. De voorstellen die nu aan ons zijn voorgelegd hebben onze
instemming. In november 1996 zal een nader besluit kunnen worden
genomen.
De heer VAN SITTEREN: Mijnheer de Voorzitter. De CD zal de
besluiten onder I, II, III en IV steunen, onder de voorwaarde dat er geen
onderlinge concurrentie zal gaan plaatsvinden waardoor het huidige
personeel van het GVB, hetzij direct hetzij indirect, negatieve gevolgen zal
ondervinden. Indien het College die garantie kan geven, ziet de CD de
definitieve besluitvorming met veel interesse eind dit jaar tegemoet.
Tevens zijn wij van mening dat een referendum op zijn plaats is en vanuit
deze Raad en dit College tot stand dient te worden gebracht.
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Echt consensus was er in
de commissie niet, want De Groenen blijven, het optimisme van wethouder
Bakker ten spijt, bij hun bezwaren tegen de Noord-Zuidlijn. Wij zijn bang
dat die niet produktief is voor het openbaar vervoer als er een zo re‰le
dreiging is dat een aantal noord-zuid-tramlijnen zal gaan vervallen. Het is
wel duidelijk geworden dat een rechtstreekse tramverbinding uit de
Rivierenbuurt zal ophouden te bestaan als de Noord-Zuidlijn wordt
aangelegd. Een fijnmazig tramnet is echter juist wat Amsterdam naar de
mening van De Groenen nodig heeft. De inspanningen en de financiering
zouden er dan ook beter op gericht kunnen zijn, het fijnmazige stelsel uit te
breiden.
Er is gesproken over de noodzaak van veilige metrostations. Dat kan
echter alleen als personeel wordt aangetrokken. Dat kost geld. Wie betaalt
dat? Wij komen dan te staan voor exploitatieproblemen, die toch al zo
dreigend boven het GVB hangen. Mijn fractie vreest dan ook dat de
veiligheid niet beter zal worden dan bij de bestaande oostlijn. Dat feit
houdt veel mensen uit het openbaar vervoer. Een en ander maakt dat wij
niet erg blij zijn met deze voortgang.
De heer K™HLER: Mijnheer de Voorzitter. Wij gaan bij de Noord-
Zuidlijn uit van drie toetspunten. In prioriteitsvolgorde noem ik in de eerste
plaats de vervoerwaarde en met name de bijdrage die deze lijn kan leveren
aan de bereikbaarheid van de autoluwe stad, die in de toekomst vorm moet
gaan krijgen. In de tweede plaats noem ik de gevolgen voor de ruimtelijke
ontwikkelingen, met name de vraag waar wij economische ontwikkelingen in
de stad willen stimuleren door daar een zware railverbinding aan te leggen,
met een station, dan wel waar wij die ontwikkelingen juist niet willen,
bijvoorbeeld omdat het bestaande groen waardevol is, zoals in het
Beatrixpark. In de derde plaats willen wij kijken, in hoeverre de voorstellen
voldoen aan het streven om de kosten en hinder bij de aanleg te beperken.
Wij zien een en ander, zoals gezegd, nadrukkelijk in die volgorde. Het kan
natuurlijk niet zo zijn dat de vervoerwaarde of de ruimtelijke ontwikkeling
ondergeschikt worden aan de doelstelling om hinder en kosten te beperken.
Dan zouden wij snel klaar zijn, want dan moeten wij de lijn helemaal niet
aanleggen. Dan is er geen vervoerwaarde en ruimtelijke ontwikkeling meer,
maar ook geen hinder of kosten.
Wij zijn op basis van de voortgangsrapportage en de daarbij
gepresenteerde studies nog wat meer overtuigd geraakt van de
vervoerwaarde die deze lijn hoogstwaarschijnlijk Ä het gaat immers om
prognoses Ä zal hebben. Het doorgerekende scenario, dat ik het
middenscenario zou willen noemen en geen gunstig scenario, betreft
160.000 passagiers per dag voor het stuk Buikslotermeerplein tot Zuid. Dit
wordt nog eens bevestigd door de contra-expertise die is verricht door een
Duits bureau. Ik zeg er echter bij dat dit geen gunstig scenario is, want het
effect van de lijn wat betreft het aantal passagiers en zeker wat betreft het
aantal dat overstapt van de auto op het openbaar vervoer, zal aanmerkelijk
toenemen als de diverse beperkende maatregelen voor het autoverkeer die
deze Raad en ook het ROA graag willen de komende tien jaar alsnog
worden ge‰ffectueerd; een en ander is vastgelegd in de z.g.
doelstellingenvariant van het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan. Daarbij
is ook steun van het rijk nodig, omdat het ook gaan om maatregelen als
rekeningrijden. In de prognose voor de Noord-Zuidlijn wordt nu nog
uitgegaan van een gelijke kostenstijging per kilometer voor automobilisten
en tarieven voor openbaar vervoer. In de door ons gewenste variant is dat
anders; daarin zal het tarief voor autoverkeer sneller moeten stijgen,
hetgeen gunstiger resultaten zal geven voor het gebruik van de Noord-
Zuidlijn.
Met betrekking tot het punt van de ruimtelijke ontwikkeling denken wij
dat de nu geplande stations gunstig zijn voor de ook door ons gewenste
intensivering van het grondgebruik en de extra economische ontwikkelingen
rond het Buikslotermeerplein, de centrale zone in Noord; dat geldt ook
voor de binnenstad, waar dit nodig is voor de vergroting en instandhouding
van de bereikbaarheid. Het kan ten slotte ook gunstig zijn voor de verdere
ontwikkelingen rond de RAI, als daar een station komt dat gunstig ligt voor
uitbreiding van de RAI in de richting van het Europaplein, dus aan de
voorzijde. Daarentegen zou een station aan de achterkant, in het
Beatrixpark, ofwel slecht worden gebruikt ofwel op termijn leiden tot
verder vol bouwen van het park, hetgeen wij ongewenst vinden.
De extra vervoerwaarde zal naar ons oordeel ook kunnen worden
verkregen als wordt gekozen voor het trac‚ onder de Ferdinand Bolstraat
naar het Europaplein. Dat heeft uiteraard ook nadelen; die moeten nog
goed in kaart worden gebracht. Inmiddels heeft het College de conclusie die
in de voordracht nog wordt gemaakt, namelijk dat het trac‚ Ferdinand
Bolstraat niet de voorkeur verdient vanwege die nadelen, laten vallen,
althans in de conclusies. Een en ander zal nu in nadere discussie volwaardig
opnieuw aan de orde komen. Wij neigen daarnaar ook. Natuurlijk moeten
de nadelen nader worden bekeken, maar zowel wat betreft de grotere
vervoerwaarde als wat betreft de exploitatie van de lijn en de mogelijke
economische impuls voor het winkelgebied tot en met de Albert Cuypstraat
zien wij alleen maar pluspunten. De nadelen hebben betrekking op de
hinder, mogelijke sloop enz. Wij waarderen het zeer dat in grote haast een
nadere studie is verricht naar aanleiding van het voorstel van de heer
Hageman om te kijken of aanleg mogelijk zou zijn tussen de huizenblokken
door met de z.g. wanden-dak-methode. De conclusie is, dat het wel kan,
maar dat het zoveel hinder geeft dat het toch ongewenst is. Vervolgens
stellen de onderzoekers bijna achteloos echter enige alinea's lager, dat zij
het nog eens nader hebben bekeken en dat niet de genoemde methode,
maar de boormethode, die het College al eerder wilde, wellicht toch
mogelijk is, zonder dat voor een te bouwen station sloop moet plaatsvinden.
Dat vinden wij belangrijk nieuws, al moet natuurlijk ook worden gekeken
naar de kosten en de kwaliteit van het zo te realiseren station. Daarmee zou
echter ‚‚n van de grote nadelen van een station hier zijn weggenomen,
hetgeen betekent dat de voordelen alleen maar zwaarder gaan wegen. Ik
loop in die zin op zaken vooruit, dat wij het het meest zoeken in die
richting en in ieder geval niet in de richting van een station in het
Beatrixpark.
Ten aanzien van het trac‚ en de stations in Noord merk ik op dat het
trac‚ is geoptimaliseerd. Wij kunnen de keuze om het Mosplein niet aan te
doen in deze fase billijken, eigenlijk niet zozeer om de tijdelijke nadelen die
 
de aanleg van dit trac‚ zou hebben Ä die zou men voor lief kunnen nemen
Ä maar omdat naar schatting een bedrag van 100 miljoen gulden extra niet
opweegt tegen het verwachte aantal extra reizigers (1% voor de totale lijn).
Dat is een onvoldoende stijging van de vervoerwaarde. Ook de impuls voor
de economische ontwikkeling die wordt verwacht is niet dermate groot dat
die ertegen opweegt.
Wij zijn er evenwel niet blij mee dat het College wil vasthouden aan een
halte bij de Johan van Hasseltweg. Eigenlijk heeft die alleen maar nadelen.
Deze is ongunstig gelegen ten opzichte van de bebouwing en heeft daardoor
een gering aantal in- en uitstappers, vergeleken met andere stations.
Daardoor is het ook onveilig. Het zou in de toekomst pas gunstiger kunnen
komen te liggen als het gebied daar alsnog wordt verdicht. Dat is een optie,
maar wij zouden die nu juist betreuren, omdat die alleen mogelijk is door
het Volewijkspark en/of het Florapark vol te gaan bouwen, althans de
zuidelijke punten daarvan. Dat achten wij ongewenst. Wij willen die zones
graag groen houden, aangezien men verderop, bij het Buikslotermeerplein,
al economische ontwikkelingen wil gaan bevorderen. Er zijn voor het
station alternatieven bestudeerd, onder meer bij het Kraaienplein; dat was
echter technisch uitgesloten. Er is ook gekeken naar het er tegenover
gelegen Plein Spanje '36-'39, in de studie verder alleen aangeduid als
"station Plein Spanje". Wat ons opvalt, naast een aantal tijdelijke nadelen
bij de aanleg en relatief geringe extra kosten, is dat het twee grote
voordelen heeft. Nog afgezien van het feit dat er geen dreiging voor de
groene zone meer bestaat, ligt het ook zoveel gunstiger ten opzichte van de
bestaande bebouwing, dat voor de hele lijn ook daar 1% extra reizigers
worden verwacht. Dat is nogal wat, tegen geringe extra kosten. De post van
100 miljoen gulden voor het Mosplein is naar onze mening te hoog. Als hier
een bedrag van circa 10 miljoen gulden extra aan de orde zou zijn Ä als dat
niet juist is hoor ik het wel van de wethouder Ä voor een station zonder de
nadelen en met eenzelfde extra stimulans voor de vervoerwaarde, willen wij
dat graag in de race houden.
(Mevr. DE JONG: U bent toch met mij eens dat het station Johan
van Hasseltweg voornamelijk betekenis heeft als overstapstation voor
passagiers uit bussen? Bij het Plein Spanje zijn er vrijwel geen
mogelijkheden om bussen te laten stoppen. Dat is een belangrijk
argument om het hier niet te situeren.)
Ik heb kennis genomen van de studies die zijn verricht; die heb ik in de
commissie opgevraagd en ook ontvangen. Daaruit blijkt dat de totale
aantallen passagiers die moeten overstappen slechts een deel vormen van de
reizigers voor dit station. Bij het Plein Spanje zijn er plekken voor te
maken, zij het dat de ruimte niet onbeperkt is. Ik kan echter uit de stukken
niet halen dat die plekken onvoldoende zouden zijn voor deze functie, te
meer omdat niet meer iedereen in Noord zou moeten overstappen, zoals
nog in oudere studies stond. De bussen uit de oost- en westkant van Noord
blijven direct naar het Centraal Station gaan. Er is dus een beperkt aantal
buslijnen die daar een overstapfunctie moeten krijgen. De bussen uit
Waterland moeten bij het Buikslotermeerplein aantakken. Volgens de
gegevens waarover ik tot dusver beschik, blijkt dat zeer wel een plek
gevonden zou kunnen worden. Die informatie is op dit moment wel
beschikbaar, maar is nog niet algemeen aan de Raad gepresenteerd. Ik dien
dan ook een motie in om de keuze tussen beide plekken open te houden.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
42ø Motie van 12 juni 1996 van het raadslid K”hler om maatschappelijk
overleg te voeren over een nadere afweging tussen de stations Johan van
Hasseltweg en Plein Spanje enz. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 336, blz. 1443).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
Wethouder BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Mevr. Agtsteribbe begon
haar betoog in eerste termijn met te wijzen op het belang van het
onderwerp dat aan de orde is. Ik ben het daarin met haar eens. De woorden
die zij in dat verband sprak waren mij op dat moment uit het hart gegrepen.
Het gaat hier om een zaak waaraan komende generaties in de stad iets
kunnen hebben. Ik ben ook blij met de inbreng van de verschillende fracties
die hiervoor oog blijken te hebben. Het gaat om een besluit, dat niet alleen
is gericht op de korte termijn, maar waarmee het oog ook is gericht op
komende generaties. Het betreft hier een zaak die past in het rijksbeleid;
het heeft te maken met groei van het autoverkeer en met het vastlopen van
het verkeer in en buiten de stad. Wij hebben in de stad een openbaar
vervoerbedrijf dat tegen het plafond zit. De cijfers vertonen een stijgende
lijn. Nu al gaat het om een aantal te vervoeren passagiers van ruim 850.000;
in het jaar 2005 zal het gaan om een aantal van 1,1 miljoen personen.
Derhalve moeten wij de moed hebben om onze nek uit te steken en ik heb
er waardering voor dat de Raad het daarin met mij eens is.
Diverse fracties hebben voorwaarden aangegeven waaronder naar hun
mening een en ander vorm moet krijgen. De uitgangspunten zijn ons allen
bekend. Het betreft hier een regiolijn, die ook van belang is voor de
binnenstad, waar wonen en werken beide belangrijk zijn. De bedrijvigheid
moet ook hier in stand blijven. Daarop is het beleid van de Raad gericht en
ik ben blij dat wij dit gezamenlijk inzien en er ook iets voor over hebben.
Mevr. Spier stelde dat wij wel een offer van de stad vragen. Ik meen echter
dat wij de stad hiermee ook iets geven. Als men in dat dilemma ziet wat de
stad krijgt, meen ik te mogen zeggen dat wij op de goede weg zijn. Wij
hebben dan ook niet voor niets vele voorlichtings- en inspraak-
bijeenkomsten gehouden. Daar hebben wij beloofd te zullen luisteren en wij
hebben gezegd dat wij het voorkeurstrac‚, waarmee ik immers op pad was
gegaan, zouden bijstellen aan wat uit de inspraak zou worden aangedragen,
voor zover dat uiteraard redelijk zou zijn. Wij hebben het slecht-weer-
scenario als het ware nog eens door de machine gehaald en nog eens
nagegaan, hoe het daarin precies zat met de vervoerwaarde. Er is een
ruimtelijke economische rapportage geweest. Verder heb ik nog gevraagd
om een milieu-aspectenstudie. De conclusies daarvan beginnen met "licht
positief", maar naarmate wij verder in de tijd komen wordt de zaak steeds
positiever. Ik heb al eerder gesteld dat de lijn bij wijze van spreken zijn
eigen visitekaartje zal afgeven.
Ik kom tot enige meer specifieke vragen van de kant van de Raad.
Gevraagd is, hoe het zit met de eigen bijdrage, hoe de situatie met het GVB
is, hoe het zit met aanloopkosten en met de exploitatie. Dit alles zal worden
meegenomen in het convenant. Het College heeft nadrukkelijk besloten, dat
de exploitatie deel zal uitmaken van het convenant. Ik kan hierop nu dan
ook niet nader ingaan: wij zijn daarover in onderhandeling met het rijk.
Met betrekking tot Noord zijn tijdens de inspraak enkele tegemoet-
komingen gedaan. Het gaat dan om een iets zuidelijker ligging van het
station Buikslotermeerplein. De lijn is in het midden gelegd en er is een
reservering gehouden om een afslag te kunnen maken vanuit de
Sixhaven/Mosplein, richting Zaandam. Voor het station CS geldt dat het
niet onder het Stationsplein zal komen, maar onder het Centraal Station
zelf, zodat men nog sneller bij andere voorzieningen van openbaar vervoer
kan komen.
Aan het adres van een van de gebruikers van de oostlijn van de metro, de
heer Van Duijn, merk ik nog op dat wij het fijnmazige tramnet in stand
willen houden. Het is echter logisch dat, als er een Noord-Zuidlijn is die
onder het Rokin loopt, men niet zo gek moet zijn om nog eens vijf of zes
andere lijnen via dat Rokin te laten lopen. Amsterdam is de stad met het
meest fijnmazige net.
Ik ben erkentelijk voor de steun van de heer K”hler voor de Noord-
Zuidlijn. Hij sprak ook over de Ferdinand Bolstraat. Mevr. Spier sprak in
dit verband haar waardering uit voor het bureau; ik deel die opmerking.
Het bureau is erin geslaagd, een reactie te geven mede op hetgeen de heer
Hageman in dit verband heeft ingebracht en is nog verder gegaan door na
te gaan of de boormethode zou kunnen worden toegepast. Deze varianten
komen nog in de inspraak. De Raad behoeft er zich nu dan ook niet over
uit te spreken. Ik heb die evenwel graag aan de Raad voorgelegd, want men
dient zich te realiseren dat een en ander wel consequenties heeft; ik wil
daarvoor nu al waarschuwen. Ik ben met het voorkeurstrac‚ op pad
gestuurd en wij hebben geluisterd naar de inspraak. De Raad heeft mij
gevraagd, naar andere varianten te kijken. Dat doe ik, ook omdat ik evenals
de Raad deze lijn van groot belang acht. Iedere variant echter waarnaar is
gevraagd en die is onderzocht, heeft een prijskaartje. Het gaat dan ook om
de vraag wat er moet gebeuren in de omgeving en dat alles heeft zijn prijs.
Ik ben het veld ingestuurd met een voorkeurstrac‚ en iedereen dient zich
wel te realiseren dat, als wij een ander trac‚ zouden kiezen, wij iets aan de
stad uit te leggen hebben.
(Mevr. AGTSTERIBBE: Heeft iemand u verweten dat u te weinig
hebt gedaan aan datgene waarmee wij u het veld hebben ingestuurd?
Hebben wij gezegd dat u dat niet goed zou hebben gedaan? Wij
nemen toch altijd de consequenties van besluiten die wij hier nemen?
Ook als wij het niet zouden willen, komen die toch wel op ons af. Ik
begrip uw waarschuwing dan ook niet goed.)
Ik acht het mijn verantwoordelijkheid om u de trac‚s voor te leggen
waarnaar u hebt gevraagd, maar daarbij wel de bijbehorende kaartjes te
presenteren, ook de prijskaartjes. Ik vind dat ik verplicht ben om dat zo te
doen.
(De heer NIAMUT: De wethouder begon zijn betoog met erop te
wijzen dat het hier een belangrijk thema betreft, waarvoor men iets
over moet hebben; men moet durf hebben. Aangezien de Raad de
wethouder op pad heeft gestuurd met een voorkeurstrac‚, is duidelijk
dat de Raad zich ook heeft gerealiseerd, dat er in de loop van het
traject veranderingen kunnen optreden. Als die veranderingen ertoe
leiden dat wellicht andere trac‚verkenningen moeten worden
uitgevoerd, is de Raad daarvan op de hoogte. Uw waarschuwing is
dus niet nodig. Er vindt wat dat betreft nu geen besluitvorming
plaats. De vraag is nu: wat onderzoeken wij? Met andere woorden: ijk
begrip uw waarschuwing niet.)
U wordt als het ware op uw wenken bediend, want u had uw motie niet
behoeven in te dienen. Daarin wordt gevraagd om verdere uitwerking van
het onderzoek naar de aanleg van de lijn via de Ferdinand Bolstraat. Dat
doen wij toch al? Het garanderen van de doorgang voor openbaar vervoer
en voetgangers zal gebeuren, maar niet altijd optimaal, want als wij door de
Ferdinand Bolstraat zouden gaan, kan dat leiden tot een "verstrengeld
spoor", zoals wij dat kennen in de Leidsestraat. Voor de motie geldt dan
ook dat wij zonder moeite samen door ‚‚n deur kunnen. De motie is zo
overbodig dat ik het jammer vind dat die is ingediend. Ik had het veel beter
gevonden als de heer Niamut zou hebben gesteld dat het goed is dat een en
ander in de stukken al zo mooi is aangegeven, nadat hij er eerder op heeft
gewezen. Ik gun hem de eer, maar de motie is overbodig: het zit al in de
pijplijn.
(De heer NIAMUT: Wellicht kunt u nog iets zeggen over de
uitgangspunten en met name over het gestelde achter het derde
sterretje.)
U zult met mij eens zijn dat wij ook naar de inspraak moeten luisteren.
Als wordt gekozen voor ontsluiting van de Albert Cuypmarkt, kan ik
verwijzen naar een variant die is aangegeven in de stukken en waarbij
nauwelijks behoeft te worden gesloopt; volgens het rapport dat er ligt
behoeft er zelfs in het geheel niet te worden gesloopt. Die variant gaat niet
uit van een station van 130 meter, maar van 250 meter, met een in- en
uitgang bij de Albert Cuypstraat en een in- en uitgang bij het kruispunt
Ceintuurbaan/Ferdinand Bolstraat. U wordt dan ook op uw wenken
bediend.
Naar aanleiding van de motie nr. 333 van mevr. Agtsteribbe merk ik op
dat er een onderzoek als gevraagd loopt. Dat was nog nodig. Ik maak de
reservering absoluut niet onmogelijk, integendeel. In het structuurplan
zitten twee reserveringen. Ik adviseer de Raad dan ook, zoals mevr. Spier in
haar inbreng ook al aangaf, deze motie nu niet aan te nemen, aangezien ik
in het najaar met het resultaat van het gevraagde onderzoek zal komen.
(Mevr. AGTSTERIBBE: Eerder noemde u een reservering bij de
Sixhaven, om dan via het Mosplein in de richting van Zaandam-Oost
te gaan. Dat is in feite precies wat in mijn motie staat.)
Die reservering zit in het structuurplan en is gewoon een feit. U wilt
echter een andere reservering uitsluiten; zover ben ik nog niet. Als men
onderzoek doet Ä u zult dat met mij eens moeten zijn Ä zou men beide
reserveringen in het structuurplan in stand moeten houden. Wat u met deze
motie doet, is de andere reservering onderuit halen. Daar ben ik niet voor.
Ik wacht op het resultaat van het onderzoek en zal u dat in het komende
najaar melden. Ik ontraad derhalve aanneming van de motie.
In motie nr. 334 gaat het om een zaak die met name ook het stadsdeel
Noord zelf aangaat. Als men al zou overgaan tot hetgeen wordt gesteld, zou
men een metro op palen moeten bouwen en die is veel duurder, namelijk
circa 40 miljoen gulden extra. Men zou ook kunnen denken aan een tunnel,
maar die zou zelfs 200 miljoen gulden meer kosten. Ik heb het dan nog niet
eens over de kosten voor afgraven enz. Het zal dan ook duidelijk zijn, dat ik
namens het College aanneming van deze motie ontraad.
(Mevr. AGTSTERIBBE: Er wordt gevraagd om onderzoek. Dan
zullen de vragen die u nu hebt vanzelf aan de orde komen, maar dan
kan ook duidelijk worden wat de meeropbrengsten van de grond daar
zijn en of verdichting mogelijk is. Als dat ook wordt bekeken, zou uw
oordeel wellicht wat gunstiger kunnen zijn. Ik vraag slechts, om
samen met Noord een onderzoek te doen.)
Als Noord het zelf graag wil en een en ander gaat onderzoeken, kan dat.
Als eruit zou blijken dat er andere cijfers tevoorschijn komen, is dat voor
mij een nieuw gegeven. Ik ga uit van de situatie zoals die er nu ligt, dat wil
zeggen van het trac‚ waarmee ik op pad ben gestuurd. Er wordt steeds
meer studie verricht, er is voortschrijdend inzicht enz. Ik ben, als er andere
cijfers liggen, best bereid er nader met u over te spreken, maar zoals de
situatie nu is, wijs ik de motie af op de argumenten die ik zojuist aangaf.
Ik heb ten slotte een aantal argumenten om niet voor de motie van de
heer K”hler te zijn. Mevr. De Jong wees bij interruptie al op de beperkte
mogelijkheden voor overstappen bij een station op het Plein Spanje.
(Mevr. AGTSTERIBBE: Ik kan noch uw betoog noch dat van de
heer K”hler goed volgen, want ik heb het stuk niet dat gaat over het
Plein Spanje of het Kraaienplein.)
Ik heb geen stukken achtergehouden.
(Mevr. AGTSTERIBBE: Dat zeg ik ook niet. Hoe het ook komt, ik
heb het niet. Ik kan uw betoog en dat van de heer K”hler moeilijk
tegen elkaar afwegen omdat ik de onderliggende stukken niet heb.)
Er zijn pakken papier. De heer K”hler meent dat er in Noord een betere
locatie is voor een station dan de door ons voorgestelde Johan van
Hasseltweg. Hij stelt voor, dit station te situeren bij het Plein Spanje. Ik
weet, dat daar nauwelijks ruimte is voor een overstapmogelijkheid, zoals die
er wel is bij de Johan van Hasseltweg. Verder zullen er bij een keuze voor
het Plein Spanje bomen moeten worden gekapt langs de westoever van het
Noordhollands Kanaal; dat lijkt mij ook geen goed idee. Ook zou het
Volewijkspark moeten worden aangetast en ten slotte zouden de kosten
hoger worden aangezien men tweemaal onder het Noordhollands Kanaal
door zou moeten. Er zou volgens de heer K”hler een wat hogere
vervoerwaarde ontstaan, maar bij afweging en na rijp beraad kies ik toch
voor een station aan de Johan van Hasseltweg. Wij hebben wat dit betreft
ook goed geluisterd naar de inspraak en hebben een bijstelling aangebracht
om de aantakking voor het openbaar vervoer optimaal te maken.
(De heer K™HLER: Kunt u nog iets meer zeggen over de extra
kosten? Ik heb gevraagd of u kunt bevestigen of die liggen in de orde
van grootte van 10 miljoen gulden, dit tegenover 1% meer reizigers
op de hele lijn.)
Ik weet niet het precieze bedrag; voor zover mij bekend, zou het gaan om
een bedrag van circa 15 miljoen gulden.
De VOORZITTER: Ik wijs de Raad erop dat de spreektijd van veel
fracties vrijwel is verstreken. Aangezien mevr. Princen vanavond verhinderd
is de vergadering bij te wonen, heeft de heer K”hler verzocht, punt 15
(preadvies op de notitie van mevr. Princen) van de agenda af te voeren. Ik
stel u voor, na afhandeling van het nu aan de orde zijnde punt na te gaan,
welke van de dan nog resterende punten vanavond nog kunnen worden
behandeld. Ik hoop u dan tevens een nieuwe regeling voor de spreektijd
voor te leggen.
 
Conform besloten.
 
Mevr. AGTSTERIBBE: Mijnheer de Voorzitter. Ik betreur het dat ik
een deel van de informatie mis om een motie goed te kunnen beoordelen.
Voor het overige dank ik de wethouder voor zijn antwoord.
(Wethouder BAKKER: U zegt dat u informatie mist?)
Ik heb heel veel stukken gehad, maar dit niet. U hebt in de commissie
toegezegd dat u de vraag van de heer K”hler zou beantwoorden. Daartoe is
een stuk aan de heer K”hler gezonden, maar ik heb dat niet gekregen.
Daardoor heb ik nu een probleem met een van de ingediende moties.
Ik hoop voor het overige in de commissie bij de verdere behandeling nog
nadere opmerkingen te kunnen maken. Ik denk aan zaken als de veiligheid
in de stations enz.
Ten aanzien van de motie inzake het Mosplein (nr. 333) heb ik begrepen
dat wij het in feite eens zijn, maar dat de wethouder aan de motie geen
behoefte heeft. Dat geldt in feite eveneens voor motie nr. 334.
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Mijnheer de Voorzitter. Ten
aanzien van motie nr. 333 inzake het Mosplein merk ik op dat, als de
woorden "via het Mosplein" vervallen, mijn fractie die motie zal steunen.
Voor motie nr. 334, die ik mede heb ondertekend, geldt dat het gaat om
een verzoek aan het stadsdeel Noord. Dat lijkt mij nooit kwaad te kunnen.
Met betrekking tot motie nr. 335 van de heer Niamut merk ik op dat wij
intensief hebben gesproken over de Ferdinand Bolstraat. Wij hebben al heel
veel informatie gekregen en ik heb er op dit moment dan ook niet veel
behoefte aan de motie te steunen. Wij wachten de discussie over de 13
varianten maar af. Wij hebben bovendien in een eerder stadium al een
bepaalde voorkeur uitgesproken en blijven daaraan nog steeds hechten.
De motie nr. 336 van de heer K”hler kan ik onvoldoende overzien. Op
grond daarvan kan ik geen goed oordeel uitspreken. Ik voel wel iets voor de
argumentatie die mevr. De Jong heeft gegeven, maar het zou ook kunnen
zijn dat de heer K”hler gelijk heeft. Ik kan dat helaas niet beoordelen.
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. De wethouder stelde dat
men met deze Noord-Zuidlijn mensen uit de auto zou kunnen krijgen. Dat
is echter
nauwelijks het geval. Een aantal van 8000 mensen is voor een
miljardenproject als dit toch wel heel weinig.
(Wethouder BAKKER: Ik heb u ook wel eens horen spreken over
een knullig struikje! Ik kan mij hierover dan ook erg kwaad maken.
Buiten de raadsvergadering hebt u ooit tegen mij gezegd dat u voor
de Noord-Zuidlijn was, maar toen kwam de "Bhne". Zo is het!)
Het gaat hier om een project van 1,5 miljard gulden. Wat zouden wij met
een dergelijk bedrag niet allemaal kunnen doen om het bovengrondse
openbaar vervoer te verbeteren? Wij zouden daarmee veel meer mensen uit
de auto kunnen krijgen dan met deze Noord-Zuidlijn. Verder eis ik ook wat
respect voor mijn mening.
(De heer K™HLER: Zou u bij een volgende gelegenheid ook eens
kunnen aangeven, met welke projecten wij het openbaar vervoer
effectiever zouden kunnen verbeteren? Eerst is de z.g. light rail in
discussie gebracht, maar die is afgeschoten door alle adviseurs. U
komt daarop ook niet meer terug. Misschien hebt u wel gelijk, maar
dan moet u wel kunnen aangeven op welke projecten u dan doelt; die
zijn immers ook duur.)
Daarvoor heb ik al een suggestie gedaan, namelijk voltooiing van de
Ringlijn rond Amsterdam, met een directe aansluiting op Noord. Dat is veel
goedkoper.
(De heer K™HLER: Hebt u ooit nagegaan, hoeveel automobilisten
daarmee minder van de auto gebruik zouden maken?)
Daarvoor zijn bureaus beschikbaar. Ik denk echter dat het om een heel
redelijk aantal zou gaan. Bovendien meen ik dat wij het geld en de energie
hard nodig zullen hebben om de bestaande tramlijnen overeind te houden.
De wethouder gaf in eerste termijn toe dat, wanneer de Noord-Zuidlijn er
komt, het niet juist zou zijn veel tramlijnen via het Rokin te handhaven.
(Wethouder BAKKER: U wilt toch ook niet eenzelfde aantal
tramlijnen over de oostlijn van de metro leggen? Dat is toch
bezopen?)
Ik ga ervan uit dat het, met name voor oudere mensen die nu met de
tram gaan, geen verbetering is als zij onder de grond moeten afdalen om
hen op onveilige stations in de metro te laten stappen. Daarop komt het
mijns inziens toch neer.
(Wethouder BAKKER: Het worden veilige stations! Als u de stukken
leest, weet u dat ook.)
Ik hoop het, maar ik ben er vooralsnog absoluut niet van overtuigd.
De heer K™HLER: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank de wethouder voor
de extra informatie die kennelijk alleen aan mij is verstrekt. Ik heb er geen
enkel bezwaar tegen, die onder mijn collega-raadsleden te verspreiden.
Overigens wijs ik erop dat in mijn motie niet meer wordt gevraagd dan met
betrekking tot die plek voor een halte in november een nadere afweging te
maken. Dat zal dan immers ook nog plaatsvinden als het gaat om het trac‚
aan de zuidkant. Dit moet dan ook heel goed mogelijk zijn, zonder enige
vertraging op te leveren. Aangezien kennelijk niet iedereen de gegevens
heeft, acht ik het niet zo zinvol nu verder te discussi‰ren over de ruimte van
de opstelvakken. In het stuk staat ook duidelijk dat er nadelen zijn, maar
naar mijn mening zijn er ook voordelen. Bovendien zijn bijna alle haltes bij
de verdere uitwerking geoptimaliseerd. Het lijkt mij dan ook heel sterk dat
dat voor dit station niet zou gelden. Op mijn hoofdargument gaat de
wethouder niet in. Dat betreft de dreigende aantasting Ä niet tijdelijk bij
de aanleg, maar blijvend Ä van de parken en de relatief grote
vervoerwinst ten opzichte van de kosten. Dat blijkt uit de notitie die de
wethouder mij zelf heeft geleverd. Ik acht dit alles te zamen een voldoende
argumentatie om dit onderdeel nog eens duidelijk op een rijtje te zetten.
Helaas is dit vanuit Noord onvoldoende naar voren gekomen, aangezien
men daar uitsluitend heeft gegokt op een station Mosplein. In de inspraak is
dit punt ook duidelijk naar voren gekomen, onder meer van de kant van
wijkorganisaties. Gebleken is dat, als dit trac‚ toch zou worden gekozen, zij
een voorkeur hadden voor het Kraaienplein. Dat bleek echter technisch niet
uitvoerbaar. Het Plein Spanje ligt vrijwel op dezelfde plek, zij het aan de
andere kant van het water. Die nadere afweging wil ik graag open houden
en dat is wat ik in mijn motie vraag. Iedereen kan dan te zijner tijd nog zelf
een oordeel vellen.
Ten aanzien van het traject in de Ferdinand Bolstraat heeft de wethouder
gevraagd of wij dit ook zullen verdedigen met de pijn die erbij hoort tijdens
de aanleg. Dat is uiteraard het geval. Overigens heb ik die afweging nog
niet gemaakt, want in het besluit wordt gevraagd, de opties naast elkaar te
leggen. Voor ons ligt het nog open, al neigen wij ertoe hieraan de voorkeur
te geven.
Ten slotte vraag ik aan mevr. Agtsteribbe, of haar motie over verdere
aanleg van een trac‚ in Noord inderdaad is bedoeld om een andere
aftakking naar Zaanstad uit te sluiten of alleen maar om aan te dringen op
een snelle studie inzake deze mogelijkheid. Dat maakt voor mij verschil uit
als het gaat om ons stemgedrag.
(Mevr. AGTSTERIBBE: Ik wil met mijn motie een uitdrukkelijke
voorkeur uitspreken voor een trac‚ Mosplein/Zaandam-Oost.)
Wethouder BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Met betrekking tot de
veiligheid op de stations kan ik mededelen dat wij over dit onderwerp nog
nader zullen komen te spreken. Uit de maquettes wordt duidelijk wat op dit
punt onze inzet is.
Wat het Mosplein betreft merk ik nogmaals op dat beide mogelijkheden
in het structuurplan zijn opgenomen. Wij zijn met een onderzoek bezig en
ik stel voor, de resultaten daarvan af te wachten. Daarna kunnen wij een
definitief besluit nemen. Dat lijkt mij heel re‰el en ook netjes ten opzichte
van Noord.
De heer K”hler heeft nog gesproken over het Plein Spanje. Zoals echter
al is gezegd, is er geen ruimte voor een overstapmogelijkheid uit de bussen.
Verder noem ik de noodzaak van het kappen van bomen en aantasting van
het Volewijkspark. De kosten zullen circa 15 miljoen gulden hoger worden
en wij moeten bovendien tweemaal onder het Noordhollands Kanaal door.
Ik vind dit toch argumenten om te zeggen dat ik aanneming van de motie
ter zake ten stelligste moet ontraden. Ik heb er overigens wel iets aan
toegevoegd. Het opdrachtenbureau is voortdurend bezig met studies,
voortschrijdend inzicht, audit enz. Mocht blijken dat er in dezen alsnog iets
mogelijk is, dan zal ik dat eerlijk zeggen.
Ik hoop verder dat de fractie van het CDA motie nr. 335 zal intrekken.
Ook daarvan ontraad ik aanneming.
(De heer K™HLER: U noemt een bedrag van 15 miljoen gulden en
er is sprake van een hogere vervoerwaarde van 1% op de hele lijn.
Waarom ziet u die kosten als zo belangrijk als u zelf voorstelt om een
reizigerswinst van 2% te boeken via de S-bocht voor 90 miljoen
gulden meer? Dat acht u bespreekbaar. Wat is de afweging
daarachter?)
Voor mij geldt ook wat ik te horen heb gekregen in de inspraak,
bijvoorbeeld over het Beatrixpark. Ik heb in Noord niet gehoord dat ik het
Volewijkspark wel mag aantasten of dat ik bomen mag kappen langs de
westoever. Dat zou noodzakelijk zijn bij uitvoering van uw motie. Ik heb
het dan nog niet eens over de kosten alleen. Al met al voel ik er niet voor
en ik wijs uw motie dan ook af.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over de ingediende moties en de voordracht.
 
Mevr. AGTSTERIBBE: Ik heb de indruk dat mijn motie nr. 333 zal
worden verworpen. Dit zou kunnen betekenen dat er dan niet meer zou
worden gekeken naar het daarin gevraagde en derhalve trek ik de motie in.
 
De motie-mevr. Agtsteribbe (nr. 333), ingetrokken zijnde, maakt geen
onderwerp van behandeling meer uit.
 
De heer NIAMUT: Ik trek mijn motie nr. 335 in, en wel om twee
redenen. In de eerste plaats is mogelijke sloop kennelijk geen taboe meer.
In de tweede plaats wil ik uitvoering van hetgeen in de motie wordt
gevraagd niet onmogelijk maken doordat de motie nu wordt verworpen.
Daarmee zou de Raad voor een probleem komen te staan.
 
De motie-Niamut (nr. 335), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp
van behandeling meer uit.
 
Mevr. DE JONG (stemmotivering): Motie nr. 334 hoort naar mijn
mening meer thuis bij de behandeling van het structuurplan. Het is verder
een zaak voor de deelraad Amsterdam-Noord hoe men wil omgaan met het
grondgebruik in dat stadsdeel. Mijn fractie zal deze motie dan ook niet
steunen.
De motie nr. 336 van de heer K”hler is naar mijn mening het
interessantste element dat aan deze discussie is toegevoegd. Er zijn echter
argumenten om de motie toch niet te steunen. Enige ervan zijn al door de
wethouder genoemd. In de eerste plaats betreft dat de mogelijkheden tot
overstappen. In de tweede plaats zal men tweemaal onder het
Noordhollands Kanaal door moeten. Het station zal bovendien zo dicht bij
de Sixhaven liggen dat men daarvan weer iets zou afdoen. Het
Volewijkspark en het groen in deze zone zullen bovendien worden
aangetast. Het is het enige gebied in de buurt waar niet is gebouwd. Als er
een station komt bij het Plein Spanje zal dit alles onder druk komen te
staan. Ik ben dan ook tegen deze motie.
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: De motie nr. 336 van de heer
K”hler kan ik onvoldoende overzien. Mevr. De Jong woont in Noord en
kent de situatie ter plaatse beter dan ik. De wethouder heeft nadere
informatie op dit punt toegezegd. Ik heb vertrouwen in hen beiden en zal
de motie op dit moment dan ook niet steunen.
De heer VAN DUIJN: Ik zal motie nr. 334 steunen. Die gaat over
gestapeld auto- en railvervoer. Ik ga ervan uit dat dan de metro boven en
de auto onder zal rijden.
Mevr. AGTSTERIBBE: Wat motie nr. 336 betreft kan ik mededelen dat
ik groot vertrouwen heb in de heer K”hler, gezien zijn inbreng in de Raad
en in de commissie. Als ik echter niet beschik over voldoende informatie,
geef ik er de voorkeur aan nadere gegevens af te wachten. De wethouder
noemde nader
onderzoek en voortschrijdend inzicht. Ik zal de motie nu dan ook niet
steunen. Er zal nog gelegenheid zijn om hierop terug te komen in de
commissie nadat wij de informatie hebben ontvangen.
De heer VAN BOMMEL: Aangezien ik mij heb uitgesproken voor een
pas op de plaats, zal ik tegen beide moties stemmen.
De heer K™HLER: Ik zal niet meer in een soort derde termijn nog
spreken over mijn motie nr. 336.
Mijn fractie zal motie nr. 334 steunen, aangezien het vraagstuk op dit
moment aan de orde is, gekoppeld aan de aan te leggen railverbinding. Het
is bovendien niet meer om een verzoek tot bestudering van het dubbele
grondgebruik. Dat kan geen kwaad.
De VOORZITTER: Ik herinner er voor de goede orde nogmaals aan,
dat overal waar in de voordracht sprake is van Amstelkom dient te worden
gelezen: Weteringcircuit.
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ik meen dat er nog wat
zorgvuldiger naar de tekst van de voordracht moet worden gekeken om die
goed af te stemmen op de gevraagde besluitvorming. Er zouden hier een
daar nog een nadere verduidelijkingen moeten worden gegeven,
toezeggingen moeten worden vermeld enz. Zo staat er niets in over nieuwe
varianten. Dat lijkt mij niet verstandig, want zo begrijpt niemand het goed.
Er is dan ook een nadere verduidelijking op haar plaats, ook in het
persbericht.
De VOORZITTER: De definitieve besluitvorming volgt nog na de
inspraak. Dan zal iedereen weten, welke variant in discussie is. Het College
zal ervoor zorgen dat wat in de inspraak naar voren komt op een juiste
manier naar buiten wordt gebracht.
 
De motie-mevr. Agtsteribbe c.s. (nr. 334) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
 
De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden Van der Aa, mevr. Alkema, Bakker, Van Bommel,
Cornelissen, Enthoven, Fortun‚, mevr. Van der Giessen, Ten Have, mevr.
De Jong, Oranje, Robbers en Van Sitteren zich tegen de motie hebben
verklaard.
 
De motie-K”hler (nr. 336) wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 
De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden Breunissen, Goedhart, Hulsman, K”hler, Niamut,
mevr. Princen, Raksowidjojo, mevr. Schutte en Spit zich voor de motie
hebben verklaard.
 
De voordracht worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de
Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1152 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met dien verstande dat aan de fracties van De Groenen en
de SP aantekening wordt verleend dat zij geacht willen worden tegen de
voordracht te hebben gestemd.
 
19
Preadvies van Burgemeester en Wethouders van 15 mei 1996 op de nota
van het raadslid mevr. De Jong, getiteld: Van groene vingers en groene
lobben; projectvoorstel voor natuurlijk tuinieren in het kader van het
milieubeleidsplan (Gemeenteblad afd. 1, nr. 231, blz. 1099).
 
Mevr. DE JONG: Ik wil volstaan met mijn collega-raadsleden aan te
sporen om, als dit in het najaar een van de beleidsvoornemens uit het
milieubeleidsplan zal zijn, even positief te reageren als het College nu heeft
gedaan. Verder wil ik het College nog vragen, bij de uitwerking van dit
voornemen ook te kijken naar de volkstuinders die niet zijn aangesloten bij
de bond. Er zijn in Amsterdam ook vijf "vrije tuinen". Ook die zouden erbij
moeten worden betrokken, zodat het rendement van het educatieve aspect
zo breed mogelijk zal zijn. Volkstuinen zijn veel belangrijker dan menigeen
denkt.
De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Het is heel goed dat mevr.
De Jong al een aanzet heeft gegeven voor de uitwerking van het
milieuprogramma. Wij zullen daarvoor in het komende najaar ook nog
enige concrete voorstellen indienen. Ik meen dat het heel goed is dat op dit
punt met name de rol van de volkstuinen wordt benadrukt, want het groen
in de stad blijkt toch steeds weer onder druk te staan. Daaraan zal de
komende tijd zeker meer aandacht moeten worden besteed. Ik noem dan
niet alleen het "grote groen" Ä dat is allemaal wel geregeld op
structuurplanniveau Ä maar men ziet dat van het "kleine groen" steeds
stukjes vervallen in verband met verdichting enz. Initiatieven om hieraan
meer inhoud te geven moeten van harte worden toegejuicht. Derhalve ben
ik erkentelijk voor deze nota.
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Mijnheer de Voorzitter. Ik vind het
erg aardig dat mevr. De Jong op deze manier aandacht heeft gevraagd en
gekregen voor volkstuinen. Ik denk dat het goed is met dit bedrag te doen
wat wordt gesuggereerd. Ik spreek dan ook graag mijn waardering uit voor
de nota.
De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. Wij zullen de aansporing van
mevr. De Jong gaarne ter harte nemen.
Wethouder BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ik sluit mij graag en met
enthousiasme aan bij de positieve inbreng over dit onderwerp.
 
Het preadvies wordt voor kennisgeving aangenomen.
 
20
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 15 mei 1996 tot
vaststelling van het Meerjarenprogramma restauratie monumenten 1997 tot
en met 2002 in het kader van het Besluit Rijkssubsidi‰ring Monumenten
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 217, blz. 1055, en bijlage K).
 
Mevr. AGTSTERIBBE: Mijnheer de Voorzitter. Ik was van plan
geweest een motie in te dienen, betrekking hebbende op een zaak waarvan
ik behandeling in de Raad heb gevraagd en die niet op de agenda staat. Ik
wilde die zaak betrokken zien bij de behandeling van dit
meerjarenprogramma. Ik wil nu echter volstaan met de opmerking dat wij
een debat dat wij daarover zouden moeten voeren over de
Monumentenwacht. Wij zullen overigens in de loop van dit jaar nog een
tweede programma voorgelegd krijgen. Ik kan nu dan ook kort zijn.
Een aantal zaken is goed verwoord. Met name met hetgeen wordt gezegd
over de Orangerie ben ik erg blij. Ook het onderhoud is goed weergegeven.
Wij
zullen daarop in de commissie en bij de behandeling van het volgende
meerjarenprogramma nog kunnen terugkomen.
Ten slotte verzoek ik de discussie over de Monumentenwacht verder te
voeren in de commissie, als wordt gesproken over de nadere verdeling van
het Stadsvernieuwingsfonds 1996, ook al omdat de wethouder voor
Financi‰n helaas op dit moment niet aanwezig kan zijn; ik weet dat hij
bezwaren heeft.
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Mijnheer de Voorzitter. In grote
lijnen hebben wij geen bezwaar tegen deze voordracht. Het blijft een
inventarisatie van de behoeften. Een punt dat mijn fractie plezier doet, is
het feit dat zo duidelijk wordt gesproken over de bouwkundige toestand en
de economische functie. Als voorwaarde worden onderhoudsprogramma's
na restauratie gesteld. Dat lijkt ons een logische en begrijpelijke zaak.
Ik wil vervolgens wijzen op de eigen bijdrage die bijvoorbeeld kerkelijke
organisaties leveren aan grote restauraties. De ene organisatie is wat beter
bemiddeld dan de andere; dat moet naar mijn oordeel een duidelijk rol
spelen. Ook financiering vanuit de Europese Gemeenschap kan een rol
spelen. Ook dat punt verdient aandacht.
De verhouding tussen subsidie en project mag wat ons betreft wel iets
strikter worden bekeken. Ik denk aan een boerderij die wij tijdens een
excursie hebben bezichtigd. Overigens is dit naar mijn mening tevens een
woonhuis en hoort het niet thuis in het meerjarenprogramma, maar in het
Stadsvernieuwingsfonds. Is dat juist?
In het kader van het Stadsvernieuwingsfonds herinner ik overigens ook
nog aan de Kosmos. Er werd een bedrag van Ÿ 400.000 beschikbaar gesteld,
maar de Kosmos komt ook voor in dit meerjarenprogramma, namelijk voor
Ÿ 875.000. Ik ga ervan uit dat ‚‚n van de twee niet zo zou moeten. Nu wordt
het wat overdreven.
Ten aanzien van de Monumentenwacht wil ik ten slotte aan de wethouder
verzoeken, in ieder geval voor 1996 deze zaak nog eens aan de orde te
stellen in de commissie. Het is mij bekend dat de wethouder voor Financi‰n
op dit punt een bepaald uitgangspunt hanteert. Voor een groot deel is dat
ook juist, maar misschien kunnen wij over de noodsituatie in 1996 nog even
nader spreken.
De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb in de commissie al
aangegeven dat het punt van de Monumentenwacht naar mijn oordeel niet
in de Raad thuishoort. Een koppeling aan het meerjarenprogramma is mijns
inziens absoluut buiten de orde. Ik wil dit toch duidelijk zeggen. Mijn hart
gaat uit naar monumentenzorg en ook naar een Monumentenwacht, maar
niet naar dit soort onechte koppelingen.
(Mevr. AGTSTERIBBE: Hoe had u het dan aan de orde willen
stellen? Had u het dan willen laten lopen en niets voor de
Monumentenwacht willen doen?)
Dan moet u het op een andere manier aan de orde stellen, niet naar
aanleiding van een heel andere voordracht. Wij moeten zindelijk
vergaderen. Als de Voorzitter dat niet zegt, zal ik het wel zeggen.
(Mevr. AGTSTERIBBE: U vindt altijd dat uw manier van
vergaderen het meest zindelijk en ordelijk is. Als er echter een punt
op een agenda voor een commissievergadering staat, heeft ieder
raadslid het recht om het naar de Raad te "piepen".)
Wethouder BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. De Raad weet hoe het in
de Baak-besprekingen is gegaan met de Monumentenwacht. Als er echter
leden zijn die er nog eens in de commissie willen praten, zal ik dat niet
tegengaan. Evenals voor de heer Spit geldt ook voor mij dat mijn hart ligt
bij de monumentenzorg.
Over de Kosmos merk ik nog op dat het Grondbedrijf beschikt over een
budget om het onderhoud van het gebouw te kunnen financieren.
Ten aanzien van de boerderij in Noord, waarop mevr. Spier doelde, merk
ik op dat dit punt naar mijn indruk nu niet aan de orde is. Ik zal er echter
nog eens naar kijken en het haar laten weten.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over de voordracht (nr. 217).
 
Mevr. DE JONG (stemmotivering): Mijn fractie vindt ook dat de
Monumentenwacht op eigen benen zou moeten staan. Wij willen daarom bij
de behandeling van de begroting 1997 terugkomen op de vraag wanneer dat
mogelijk zou zijn. Wij willen echter dit jaar de Monumentenwacht nog
eenmaal steunen en wij hebben dan ook geen bezwaar tegen de motie van
mevr. Agtsteribbe.
(De VOORZITTER: Er is geen motie ingediend.)
(Wethouder BAKKER: Ik heb toegezegd dat wij dit punt nog eens
zullen bespreken in de commissie. Ik hoop zeer dat mevr. De Jong
daarbij aanwezig zal zijn!)
 
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 1067 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
De vergadering wordt om 20.45 uur gesloten.