Bron : Raad
Onderwerp : Samenwerkingsovereenkomst Noord-Zuidlijn.
Portefeuille : Wethouder Verkeer
Afd./Pol. partij : Verkeer,Beheer en Milieu.
Indicateur nr. : 96/5/143
Datum Raad : 27-11-96
Besluit : conform besloten
Moties : afd. 1, nrs. 742-745 van 1996
Comm. van Advies : Verkeer, Milieu, Cultuur en Monumentenzorg
Datum CvA : 20-11-96
Datum B&W : 08-10-96
Datum publikatie : 22-11-96
Gemeenteblad nr. : 730
Nr. 730. Samenwerkingsovereenkomst Noord-Zuidlijn.
Amsterdam, 22 november 1996.
Aan de Gemeenteraad
In overleg tussen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de
gemeente Amsterdam is begin 1996 besloten om de samenwerking tussen
beide partijen bij de aanleg van de Noord-Zuidlijn te Amsterdam vast te
leggen in een samenwerkingsovereenkomst.
De aanleg van de Noord-Zuidlijn komt in beginsel in aanmerking voor de
bijdrage als bedoeld in de Wet en het Besluit infrastructuurfonds, mits kan
worden aangetoond dat de te verstrekken subsidie rechtmatig en doelmatig
is en met voldoende prioriteit kan worden ingepast in de rijksbegroting.
Het formele beslismoment voor het rijk is het moment waarop het
ministerie de formele subsidieaanvraag beoordeelt en een beschikking
afgeeft. Voor het project Noord-Zuidlijn wordt dit moment als "te laat"
beoordeeld. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn:
- op het moment van de formele subsidieaanvraag zullen reeds
fundamentele keuzen zijn gemaakt, met verregaande consequenties voor
onder andere de kosten van de Noord-Zuidlijn. Deze keuzen zullen in de
praktijk moeilijk zijn terug te draaien. Wil het ministerie dus
daadwerkelijk invloed uitoefenen, dan moet het op het moment dat er
keuzen worden gemaakt, aan tafel zitten; de gemeente Amsterdam wil
niet in de situatie komen te zitten, waarin zij na veel voorbereiding in
een laat stadium te horen krijgt dat "het huiswerk" moet worden
overgedaan;
- de betrokkenheid van Rijkswaterstaat en het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat is op dit moment al zo groot, dat het nu terugwerpen op een
formele rol (wachten op subsidieaanvraag en daarna pas een standpunt
innemen) niet past bij de wijze waarop bestuurslagen, bij dit project, met
elkaar samenwerken;
- door deze aanpak ontstaat bestuurlijke helderheid ten aanzien van het
aanlegbesluit.
Gezamenlijk is daarom besloten om, vooruitlopend op het beoordelen van
de subsidieaanvraag van het project, overleg te laten plaatsvinden tussen de
gemeente Amsterdam en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat/-
Rijkswaterstaat. Het resultaat hiervan wordt vastgelegd in een
samenwerkingsovereenkomst. De samenwerkingsovereenkomst heeft tot
doel:
- het afgeven van de beschikking te bespoedigen;
- alle voor het project noodzakelijke voorbereidingshandelingen te treffen,
de noodzakelijke informatie te leveren en te verzamelen om in
gezamenlijk overleg binnen de afgesproken tijdsplanning tot bestuurlijke
besluitvorming te komen met behoud van de politieke en bestuurlijke
verantwoordelijkheden;
- uitgangspunten, intenties en procedures te formuleren en vast te leggen
voor de samenwerking tussen partijen gedurende de realisatie van het
project;
- risico's, verbonden aan het project, te inventariseren, te beschrijven en
te beheersen.
In deze samenwerkingsovereenkomst worden de uitgangspunten en de
procedures beschreven om tot het uiteindelijke projectresultaat te komen.
Het rijk spreekt hiermee de intentie uit om de eventuele beschikking in
de "geest" van deze overeenkomst vorm te geven.
Ten aanzien van de volgende documenten hebben partijen in principe
overeenstemming bereikt (waarbij de desbetreffende documenten onderling
een verschillende status hebben):
- het programma van eisen (zie Gemeenteblad 1996, afd. 1, nr. 728) is het
raamwerk geworden dat de basis vormt voor de verdere ontwerp-
detaillering en waaraan het project na aanleg moet voldoen. Het
programma van eisen is een bijlage van deze overeenkomst. Afwijkingen
op het programma van eisen zijn slechts mogelijk in overleg met alle
partijen;
- het projectplan heeft de status van een voorschrijdend werkdocument in
de verhouding Regionale Directie Rijkswaterstaat Noord-Holland en de
projectdirecteur Noord-Zuidlijn. Het projectplan zal in het verdere
verloop van het project na wederzijdse toestemming aan de wijzigende
inzichten en projectstand worden aangevuld en aangepast;
- het exploitatieplan is teruggebracht tot een informatieve tekst, waarin
partijen helder de knelpunten en oplossingsrichtingen hebben
geïnventariseerd. Over de haalbaarheid en wenselijkheid van deze
oplossingsrichting dient nog nader overleg plaats te vinden.
De samenwerkingsovereenkomst Noord-Zuidlijn kan, naar verwachting,
eind december 1996 door de partijen worden ondertekend.
Deze voordracht is op 5 en 20 november 1996 besproken in de Commissie
voor Verkeer, Milieu, Cultuur en Monumentenzorg en in principe akkoord
bevonden door de meerderheid van de fracties, met voorbehoud van
fractieberaad.
Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit te
nemen:
De Gemeenteraad van Amsterdam,
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 22 november
1996,
Besluit:
in te stemmen met de bij deze voordracht voorgestelde concept-
samenwerkingsovereenkomst Noord-Zuidlijn als de basis voor een
definitieve overeenkomst.
|