Bron : Raad
Onderwerp : Startnotitie inzake inrichting besluitvormingsproces
Noord-Zuidlijn.
Portefeuille : Wethouder Verkeer
Afd./Pol. partij : Verkeer,Beheer en Milieu.
Indicateur nr. : 96/5/142 VBM
Datum Raad : 13-11-96
Besluit : Conform besloten
Comm. van Advies : Verkeer, Milieu, Cultuur en Monumentenzorg
Datum CvA : 05-11-96
Datum B&W : 08-10-96
Datum publikatie : 05-11-96
Gemeenteblad nr. : 597
Nr. 597. Startnotitie inzake inrichting besluitvormingsproces
Noord-Zuidlijn.
Amsterdam, 5 november 1996.
Aan de Gemeenteraad
1. Inleiding.
Bij uw besluit van 24 oktober 1996, nr. 524, heeft u ingestemd met de
aanpassingen op de referendumverordening.
Eén van de wijzigingen is dat er bij de start van een groot project een
startnotitie behoort te zijn, waarin wordt vastgelegd op welke momenten
beslissingen worden genomen, welke beslissingen referendabel zijn, welke
beslissing zich het beste leent voor een referendum en op welke wijze de
burgers bij de beleidsontwikkeling worden betrokken. Deze startnotitie
dient door uw Vergadering te worden vastgesteld.
Op 23 oktober 1996 heeft de wethouder voor Bestuurlijke Vernieuwing de
Referendumadvies- en klachtencommissie verzocht advies uit te brengen
over het concept van de startnotitie inzake de inrichting van het
besluitvormingsproces met betrekking tot de Noord-Zuidlijn. Dit advies is
op 4 november 1996 door ons College ontvangen en is verwerkt in de
definitieve startnotitie.
Het advies is hierbij overgelegd.
Het planproces voor de Noord-Zuidlijn is gestart in 1988. In de besluiten-
kalender 1996 is aangegeven dat de planvorming nu zover is gevorderd dat
in november 1996 finale besluitvorming kan plaatsvinden. Deze startnotitie
geeft een beknopt overzicht van de voorgeschiedenis en beschrijft
vervolgens de resterende stappen tot en met besluitvorming in uw
Vergadering en eindigt met een overzicht van de vervolgstappen.
2. De voorgeschiedenis.
De eerste plannen voor de aanleg van een ondergronds metronet
stammen uit de jaren zestig. Om verschillende redenen is besloten eerst de
oostlijn van de metro aan te leggen. De daarmee samenhangende sloop in
de Nieuwmarktbuurt riep zoveel maatschappelijk verzet op, dat uw
Vergadering in 1975 besloot de plannen voor verdere uitbreiding van het
metronet in te trekken.
Het heeft tot 1988 geduurd voor er weer kon worden gesproken over
uitbreiding van het metronet. Directe aanleiding was een door de Kamer
van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam georganiseerd symposium
onder de titel: Bereikbaarheid binnenstad Amsterdam: Erop of eronder.
Een belangrijk gegeven daarbij was het beschikbaar komen van nieuwe
technieken voor het boren van tunnels.
Bij de algemene beschouwingen over de begroting voor 1989 is aan de
orde gesteld dat heroriëntatie, heroverwegingen en evaluatie op het gebied
van verkeer nodig zijn. In uw Vergadering is gesproken over het toevoegen
van dragende structuren in het openbaar vervoer, in het bijzonder van een
Noord-Zuidlijn onder de stad door. Als gevolg hiervan is een onderzoek
toegezegd naar de mogelijkheden van een ondergrondse openbaar-vervoer-
lijn om de bereikbaarheid van Amsterdam te vergroten.
Deze toezegging vormde de start voor een reeks van studies en besluiten
die uitmonden in het aanlegbesluit. In de bijlagen is een overzicht
opgenomen van rapporten tot 1994 en te verwachten besluiten na het
aanlegbesluit.
In het planvormingsproces kunnen globaal twee fasen worden
onderscheiden, te weten:
- studiefase: van 1989 tot en met 1994;
- inspraak- en overlegfase: van 1994 tot en met heden.
In beide fasen zijn de burgers bij de planvorming betrokken en hebben zij
op belangrijke punten invloed gehad.
In de studiefase van 1989 tot en met 1994 is de mogelijke aanleg van de
Noord-Zuidlijn onderdeel geweest van de veel bredere maatschappelijke
discussie over het verkeers- en vervoerbeleid. Deze discussie is over een
groot aantal schijven gelopen. Wij noemen:
- de Vierde nota over de ruimtelijke ordening extra (Vinex);
- het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV);
- het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP).
Een belangrijk moment in deze discussie was ook het referendum
autoluwe binnenstad van maart 1992. In het maatschappelijk debat voor en
na dit referendum is de mogelijke aanleg van de Noord-Zuidlijn steeds een
belangrijk punt geweest.
Het debat heeft zijn formele afronding gekregen in het Vinex-convenant,
het Verkeers- en Inrichtingsplan (VIP) en het Beleidsplan Binnenstad.
Na afronding van de studiefase en na het gereedkomen van de eerste
versies van het programma van eisen en het schetsmatig voorontwerp is een
intensief traject gestart van voorlichting, informatie en inspraak. Dit is in
gang gezet met de zogenaamde platformbijeenkomsten.
Nadat u bij uw besluit van 31 mei 1995, nr. 302, het programma van eisen
en het schetsmatig voorontwerp voor inspraak had vrijgegeven, is het
formele inspraaktraject gestart.
In de voortgangsrapportage Noord-Zuidlijn van maart 1996 wordt
uitvoerig verslag gedaan van het gevoerde overleg en de daaruit
voortvloeiende planaanpassingen. Op grond daarvan heeft u bij besluit van
12 juni 1996, nr. 242, besloten in te stemmen met verdere uitwerking,
conform het definitief programma van eisen, van het tracé
Buikslotermeerplein tot aan het Weteringcircuit, met nader onderzoek en
maatschappelijk overleg over de varianten van het Weteringcircuit tot aan
het station Zuid/WTC met een planning gericht op definitieve besluit-
vorming in november 1996.
In onze voordrachten inzake de aanleg van de Noord-Zuidlijn wordt
daarvan verslag gedaan en worden de daaruit voortvloeiende besluiten ter
goedkeuring aan u voorgelegd.
3. De besluitvorming in uw Vergadering.
Het door uw Vergadering te nemen besluit over de Noord-Zuidlijn heeft
de vorm van een pakket en bestaat uit de volgende vijf onderdelen:
1ø rapportage zuidelijk tracé.
Dit raadsbesluit gaat vergezeld van de rapportage over de
tracévarianten, het rapport van het Instituut voor het Midden- en
Kleinbedrijf over de kansen en bedreigingen van de middenstand en het
verslag van de inspraakavond;
2ø programma van eisen kerntracé Buikslotermeerplein - Zuid/WTC;
3ø schaderegeling.
Dit raadsbesluit gaat vergezeld van een notitie inzake juridische schade,
een verordening voor nadeelcompensatie en het verslag van de
informatieavond in de RAI;
4ø samenwerkingsovereenkomst.
Dit raadsbesluit gaat vergezeld van de tekst van de overeenkomst tussen
het rijk en de gemeente, waarin naast afspraken de (gezamenlijke)
verantwoordelijkheden van het rijk, het Regionaal orgaan Amsterdam en
de gemeente worden vastgelegd, zowel in het voorbereidende stadium als
tijdens de aanleg en exploitatie van de Noord-Zuidlijn;
5ø raamraadsvoordracht inzake aanleg Noord-Zuidlijn.
Deze raadsvoordracht bestaat uit een samenvatting van de belangrijkste
argumenten en overwegingen die leiden tot het raadsbesluit om in te
stemmen met de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
In het pakket Noord-Zuidlijn wordt zowel de "of"- als de "hoe"-vraag als
één geheel voorgelegd. Aangezien de of- en de hoe-vraag ook in de
maatschappelijke en politieke besluitvorming moeilijk zijn te scheiden,
menen wij dat het geheel het beste ter discussie kan staan bij een
referendum. Een referendum over één van de onderdelen is op zich wel
mogelijk, maar minder duidelijk en niet gewenst. Het besluit bij de
rapportage over het zuidelijke tracé luidt "voor kennisgeving aannemen" en
komt derhalve niet in aanmerking voor een referendum. De besluiten,
vermeld onder 2ø, 3ø en 4ø, zijn minder geschikt voor een referendum. Zegt
de bevolking nee tegen één van de deelbesluiten, dan heeft dat grote
consequenties voor het gehele plan.
In onze voordracht inzake de aanleg van de Noord-Zuidlijn worden de
belangrijkste uitkomsten en overwegingen nog eens kort samengevat. Om
deze reden hebben wij de voordracht de titel "raamraadsvoordracht"
gegeven. In deze voordracht is onder meer het besluit tot aanleg van de
Noord-Zuidlijn opgenomen. Dit besluit leent zich zowel volgens ons College
als volgens de Referendumadvies- en klachtencommissie het beste voor een
referendum over de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
4. Vervolgstappen.
De realisatie van de Noord-Zuidlijn, zoals omschreven in het
aanlegbesluit en de bijbehorende deelbesluiten, omvat een groot aantal
stappen. Uitgangspunt is dat de verschillende producten in een open en
interactief proces zullen worden uitgewerkt.
Vervolgbesluiten na het aanlegbesluit zijn de volgende.
Herziening aanwijzing grootstedelijk project.
Bij uw besluit van 31 mei 1995, nr. 293, heeft u de Noord-Zuidlijn
aangewezen als grootstedelijk project, overeenkomstig de grenzen van het
toenmalige voorkeurstracé. Met name voor het traject vanaf het Wetering-
circuit tot aan het station Zuid/WTC is een aantal varianten, naast het
referentietracé via de Boerenwetering, bestudeerd en in de inspraak
gebracht. Het betreft de tracés door de Ferdinand Bolstraat en de
zogenaamde slingervariant, die na het traject door de Boerenwetering met
een S-bocht naar het voorplein bij de RAI wordt geleid. Indien bij het
aanlegbesluit uw Vergadering besluit tot een gewijzigd tracé, zoals
vastgesteld op 31 mei 1995, zullen de grenzen van het grootstedelijk project
moeten worden gewijzigd. Dit raadsbesluit vloeit voort uit het aanleg-
besluit. Uw Vergadering kan op grond van art 1.4, onder j, van de
Referendumverordening besluiten de uitzonderingsgrondslag van toepassing
verklaren. Daarmee komt dit besluit niet voor een referendum in
aanmerking.
Bestemmingsplan Noord-Zuidlijn.
Het bestemmingsplan voor de Noord-Zuidlijn is het juridische jasje om
het project. Het omvat het gehele tracé, zowel ondergronds als
bovengronds, de stations en de in- en uitgangen. Aangezien het
bestemmingsplan zich beperkt tot het project zelf, wordt het wel een
"instrumenteel" bestemmingsplan genoemd. Het huidige concept-
bestemmingsplan, dat het overleg ex art. 10 van het Besluit op de
Ruimtelijke Ordening heeft doorlopen en waarover inspraak heeft
plaatsgehad, bevat nog het referentietracé: via de Boerenwetering en het
Beatrixpark. De inspraak heeft parallel aan de inspraak over het
programma van eisen plaatsgevonden. Indien uw Vergadering in het kader
van het aanlegbesluit tot wijzigingen van het tracé besluit, zal het
bestemmingsplan daaraan moeten worden aangepast. Afhankelijk van de
vraag, of de eventuele wijzigingen al dan niet ingrijpend van karakter zijn,
zullen het overleg ex art. 10 en de inspraak opnieuw moeten plaatsvinden.
Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan vindt zijn grondslag in
het aanlegbesluit. Uw Vergadering kan op grond van art 1.4, onder j, van de
Referendumverordening besluiten de uitzonderingsgrondslag van toepassing
te verklaren. Daarmee komt uw besluit niet voor een referendum in
aanmerking. Wél blijft de mogelijkheid bestaan van het indienen van
bedenkingen bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en het indienen
van beroep bij de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State.
Omgevingsprojecten.
Naast de besluitvorming over het project Noord-Zuidlijn is er een
samenloop met projecten in de omgeving van de Noord-Zuidlijn. Het
belang schuilt erin dat door de werkzaamheden aan de Noord-Zuidlijn
tegelijkertijd andere werken kunnen worden gerealiseerd. De kosten van
deze omgevingsprojecten komen niet ten laste van het project. Daarmee
zijn omgevingsprojecten te omschrijven als de projecten die op enigerlei
wijze een samenhang hebben met de Noord-Zuidlijn, maar die geen deel
uitmaken van het project zelf. Voorbeelden zijn: fietsenstallingen,
parkeergarages, aanpassing van de herinrichting van de bovengrondse
openbare ruimten, maar ook de verbetering van aantakken van bus- en
tramlijnen of de aanleg van grote busstations.
Aangezien de omgevingsprojecten geen deel uitmaken van de aanwijzing
van het grootstedelijk project, is daar de gebruikelijke bevoegdheden-
verdeling tussen de centrale stad en de stadsdelen van toepassing.
Besluitvorming over de omgevingsprojecten vindt derhalve plaats door de
betrokken stadsdeelbesturen of voor projecten in de binnenstad door het
centrale bestuur.
Voor de binnenstad is een plan voor een parkeergarage onder het Rokin
in voorbereiding. Dit besluit is principe referendabel.
5. Voorgesteld besluit.
Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit te
nemen:
De Gemeenteraad van Amsterdam,
Gezien de startnotitie van Burgemeester en Wethouders van 5 november
1996,
Besluit:
in te stemmen met de startnotitie inzake de inrichting van het
besluitvormingsproces met betrekking tot de Noord-Zuidlijn.
Afschrift van dit besluit zal aan Burgemeester en Wethouders worden
gegeven
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,
M. Sint S. Patijn
secretaris burgemeester
Verschenen 8 november 1996.
Bijlage 1, behorende bij de startnotitie inzake inrichting
besluitvormingsproces Noord-Zuidlijn.
Inventarisatie rapporten tot 1994.
EERSTE STUDIEFASE.
1. Ontwerp-Verkeers- en Vervoerplan.
Amsterdam 1990, maart 1990.
De hoofdlijnen.
- Uiteenzetting van het Amsterdamse verkeers- en vervoerbeleid in het
kader van OV x 2 (SAMOVE).
2. Ontwerp-Verkeers- en Vervoerplan.
Technische studie Ondergronds Openbaar Vervoer, december 1989.
- Een technische studie naar de mogelijkheden en consequenties van de
aanleg van tunnels voor ondergronds openbaar railvervoer in
Amsterdam.
TWEEDE STUDIEFASE.
3. Studie Ondergronds Openbaar Vervoer.
Deel 2: Uitwerking Binnenstad, februari 1991.
- Nader onderzoek naar drie verschillende tracévarianten, uitgaande
van het sneltramconcept:
- aantal en locatie van stations in de binnenstad;
- mogelijkheden van een westelijke aftakking;
- uitwerking civieltechnische aspecten bij bouw van stations en
baanvakken.
* Aanbiedingsbrief van de directeur van het Gemeentevervoerbedrijf
aan de wethouder voor Verkeer, Beheer Openbare Ruimte en Milieu
van 7 maart 1991, nr. 78002.
DERDE STUDIEFASE.
Studie Noord-Zuidlijn.
Deelonderzoek:
4. Tracéverkenning Zuid/WTC - Schiphol, oktober 1991.
- Een globale verkenning van het tracé Schiphol - Oude Haagseweg -
Ringbaan Zuid.
* Aanbiedingsbrief van de directeur van het Gemeentevervoerbedrijf
aan de wethouder voor Verkeer, Beheer Openbare Ruimte en Milieu
van 21 november 1991, nr. 82551.
- Onderzoek naar drie varianten voor de ligging van het Noord-Zuid-
lijnstation bij het Centraal Station in combinatie met een ondergronds
busstation.
* Aanbiedingsbrief van de directeur van het Gemeentevervoerbedrijf
aan de wethouder voor Verkeer, Beheer Openbare Ruimte en Milieu
van 13 januari 1992, nr. 8360/ET779.
5. Afronding derde studiefase, juli 1993.
- Afronding van de derde studiefase met vervoerswaarde: prognose
aantallen reizigers in de eerste fase en de potentie van regionale en
agglomeratieve vervolgfasen;
technisch concept: definitie vervoersconcept, uitgangspunten voor
materieel en infrastructuur, opties voor medegebruik, de
vervoerscapaciteit en de tunneldiameter;
tracéverkenning: stand van zaken tracéverkenning met
aandachtspunten voor nadere uitwerking.
* Aanbiedingsbrief van de directeur van het Gemeentevervoerbedrijf
aan de wethouder voor Verkeer, Beheer Openbare Ruimte en Milieu
van 2 juli 1993, nr. 92615.
Bijlage 2, behorende bij de startnotitie inzake inrichting
besluitvormingsproces Noord-Zuidlijn.
Inventarisatie te verwachten besluiten na het aanlegbesluit.
Schematisch kunnen de besluitvorming, de bijbehorende procedure en de
rechtsorde als volgt worden samengevat:
Schema (zie papieren versie).
|