Bron: Raad
Type document: Notulen
Onderwerp: Raadsvergadering 13-12-95
Datum publicatie:13-12-1995
Datum Raad:13-12-1995
 
Tekst:
 
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 13 DECEMBER 1995
EN DONDERDAG 14 DECEMBER 1995.
 
Aanwezig: de leden Van der Aa (PvdA), mevr. Agtsteribbe (PvdA), mevr.
Alkema (D66), Van Bommel (SP), Bouma (VVD), Bijlsma (PvdA), Cherribi
(PvdA), Cornelissen (D66), Van Duijn (De Groenen), Enthoven (CD), Fortun‚
(CD), mevr. Van der Giessen (D66), Goedhart (CDA), De Grave (VVD), mevr.
Grewel (PvdA), Ten Have (D66), Holvast (GroenLinks), mevr. Hoogland (PvdA),
Hooijmaijers (VVD), mevr. Ter Horst (PvdA), Houterman (VVD), Hulsman
(GroenLinks), mevr. Irik (PvdA), mevr. De Jong (D66), K”hler (GroenLinks),
mevr. Krikke (VVD), Van der Laan (PvdA), Levie (PvdA), Meijer (PvdA),
Niamut (CDA), Oranje (D66), Peer (VVD), mevr. Peters (VVD), Robbers (D66),
mevr. Schutte (GroenLinks), Van Sitteren (CD), mevr. Spier-van der Woude
(VVD), Spit (CDA), Stadig (PvdA) en Yalin (PvdA).
 
Afwezig: de leden Bakker (D66), Dalkiran (GroenLinks), Graman (Onafh.)
en mevr. Princen (GroenLinks).
 
Middagzitting op woensdag 13 december 1995.
 
Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester.
 
Secretaris: mevr. drs. M. Sint.
 
De vergadering wordt om 13 uur geopend.
 
De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat naar het oordeel van de Commissie
voor de Werkwijze Gemeenteraad, gelet op de omvang van de agenda, de
vergadering met tweede dagdelen zou kunnen volstaan en wel hedenmiddag van
13.00 uur tot 16.30 uur en morgenavond van 19.30 uur tot 23.00 uur.
Voorts deel ik u mede, dat wethouder Bakker wegens ziekte de vergadering
niet zal bijwonen.
 
Aan de orde is:
1
Notulen van de raadsvergaderingen op 15 en 29 november 1995.
 
De notulen van de raadsvergadering, gehouden op 15 november 1995, worden
ongewijzigd goedgekeurd.
De goedkeuring van de notulen van de raadsvergadering, gehouden op
29 november 1995, wordt aangehouden.
 
2
Mededeling van de ingekomen stukken.
 
1ø Adres van ing. W. Revet, namens de ANBO, de PCOB en de Unie KBO, van
20 november 1995, inzake de stimuleringsregeling Seniorenlabel.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer K™HLER: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden
de Commissie voor Volkshuisvesting enz.
Wethouder STADIG: Ik heb geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor
Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken.
 
2ø Adres van J.T.G. Ernst, namens NCW West-VNO, en diverse anderen, van
21 november 1995, houdende argumenten voor een sterk regionaal bestuur.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
3ø Adres van P.W. Oudshoorn van 17 november 1995 inzake de verhoging van
tarieven voor sportvoorzieningen, in het bijzonder die van De Stokerij.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres te betrekken bij de
hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting voor 1996.
 
De heer HULSMAN: De desbetreffende tarieven worden niet bij deze
begroting vastgesteld. Ik stel daarom voor, het adres te behandelen in de
Commissie voor Financi‰n enz.
Wethouder DE GRAVE: Daartegen bestaat geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Financi‰n, Sport en Recreatie, Lokale Media en
Binnenwaterbeheer.
 
4ø Adres van mevr. A.M. Sommeling van 25 november 1995 inzake de
mogelijke afschaffing van de bijverdienregeling voor bijstandsgerechtigden
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
 
5ø Adres van G. Doornkate en J. Kuijper, namens BONO, van 27 november
1995, inzake de realisering van de nieuwe woonwijk IJburg.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer BIJLSMA: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden
aan de Commissie voor Volkshuisvesting enz.
Wethouder STADIG: Ik heb geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor
Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken.
 
6ø Adres van C. Vonk, namens ROVER, afdeling Amsterdam, van 28 november
1995, houdende verzoek tot behoud van lijn 23 in zijn huidige route.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
7ø Notitie van het raadslid Ten Have van 30 november 1995, getiteld:
Terrasobservaties; enige indrukken over de terrassenhandhaving in 1995
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 777, blz. 3113).
 
Besloten wordt, deze notitie in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen om preadvies.
 
8ø Adres van A.M.H. Goossens, ingekomen 29 november 1995, inzake het
vervallen van de voorrangsregel bij woningtoewijzing.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer BIJLSMA: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden
aan de Commissie voor Volkshuisvesting enz.
Wethouder STADIG: Daartegen bestaat geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor
Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken.
 
9ø Adres van A.J.M. van den Biggelaar, namens de Stichting Natuur en
Milieu, van 28 november 1995, inzake de uitbreiding van Schiphol.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Economische
Zaken, Haven en Luchthavenaangelegenheden, Markt en Internationale
Contacten.
 
10ø Adres van C. Sneyders, namens vele anderen, ingekomen 5 december
1995, inzake het parkeren in de binnenstad.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
 
11ø Adres van mevr. D.L. van der Waerden, namens de Actiegroep voor
behoud van het Elsjebosje en de Jachthavenweg, van 5 december 1995, inzake
de gevolgen van het aannemen van het SPvE Jollenpad.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer VAN DUIJN: Binnenkort komt er naar aanleiding van een motie van
de heer Balai ter zake een discussie over het beheer van het hele gebied.
Het lijkt mij goed, dit adres daarbij te betrekken.
Wethouder STADIG: Dit adres betreft een plan van het stadsdeel, waarbij
de gemeente overigens een marginaal toetsende rol heeft. Het beheer dat
erna komt lijkt mij een heel ander onderwerp.
De heer VAN DUIJN: De jachthaven ligt op het gebied van het
bestemmingsplan Amsterdamse Bos; dat gaat de gemeente rechtstreeks aan.
(Wethouder STADIG: Ik heb dat niet bestreden; ik heb gezegd dat het
een ander onderwerp is.)
Ja, maar het is wel een zeer belangrijk onderwerp. Het jachthavengebied
en het Amsterdamse Bos zijn heel intensief met elkaar verbonden.
(Wethouder STADIG: Maar zij zijn wel goed te onderscheiden.)
De VOORZITTER: Wij zijn nu bezig met een procedurevoorstel. Het voorstel
luidt, het adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen ter
afdoening. Doet de heer Van Duijn nu een nader voorstel?
De heer VAN DUIJN: Ik stel dan voor, het adres te behandelen in de
Commissie voor Volkshuisvesting enz.
Wethouder STADIG: Daartegen bestaat geen bezwaar, maar dat wordt dan wel
een nabespreking.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en
Grondzaken.
 
12ø Afschrift van een aan Burgemeester en Wethouders gericht schrijven
van mevr. mr. J.M. Legeland van 7 juli 1995, houdende een uitspraak van de
Commissie Gelijke Behandeling inzake discriminatie bij de Gemeentelijke
Sociale Dienst.
 
Besloten wordt, dit afschrift voor kennisgeving aan te nemen.
 
13ø Adres van P. Paschenegger en J.P. Hans, namens het Wijkcentrum d'Oude
Stadt, van 11 december 1995, inzake het preadvies op het amendement-
mevr. Schutte met betrekking tot subsidieverlening aan het wijkcentrum.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij agendapunt 4 (stemming over
de ingediende moties/amendementen inzake de begroting voor 1996).
 
De heer SPIT (orde): De heer Terlingen heeft de raadsleden een open
brief gestuurd inzake het stadion Amsterdam Arena. Ik wil nu niet op die
brief ingaan, maar mijn vraag is, hoe wij een open brief behandelen.
Behandelen wij die nu als raadsadres of niet?
Wethouder DE GRAVE: De brief was te laat om nog op deze lijst mee te
nemen. In mijn taxatie is het een raadsadres en ik ben ook van mening, dat
wij het adres nog vandaag moeten beantwoorden.
De VOORZITTER: Formeel zal de brief wel in januari a.s. op de lijst van
ingekomen stukken worden geplaatst.
Wethouder DE GRAVE: Het lijkt mij daarom juist, een afschrift van het
antwoord te zenden aan de desbetreffende commissie van advies. Er kan dan
aanleiding zijn om daarover te discussi‰ren, maar bekend is dat de kwestie
met de heer Terlingen een lange voorgeschiedenis kent. Begin januari 1996
zullen wij de heer Terlingen ook voor de rechter ontmoeten en ik beschouw
dit adres dan ook meer als een zet in de gerechtelijke procedure dan als
een normale serieuze brief, maar daarom is het nog wel goed, die straks nog
te beantwoorden.
De VOORZITTER: Dit betekent, dat een niet geagendeerd stuk hiermee
tevens in procedure is gebracht.
De heer SPIT: Ik rechtvaardig mijn vraag door erop te wijzen dat een
adres van 11 december wel op de lijst staat en het onderhavige adres van
7 december niet.
De VOORZITTER: Dat heeft te maken met het feit dat de brief van de heer
Paschenegger is gepreadviseerd, omdat die betrekking heeft op de begroting.
De brief komt in januari 1996 in elk geval formeel op de lijst van
ingekomen stukken.
 
Deze brief zal worden opgevoerd op de lijst van ingekomen stukken van 10
januari 1996.
De VOORZITTER: Ik stel voor, thans eerst na te gaan, welke punten van de
agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan.
 
Conform besloten.
 
3
Mededeling en, zo nodig, bespreking van de ontwikkelingen met betrekking
tot het Regionaal orgaan Amsterdam.
 
Er zijn geen mededelingen.
 
Punt 4 wordt even aangehouden .
 
5
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 december 1995 tot
wijziging van de begroting van inkomsten en uitgaven van de algemene dienst
en de begrotingen van de gemeentelijke takken van dienst, dienstjaar 1995
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 780, blz. 3123, en bijlagen T en U).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3123 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
6
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot
wijziging van de Verordening op de vermakelijkheidsretributie te water 1995
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 789, blz. 3140).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3141 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
7
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot
voorbereiding van het bestemmingsplan Oostelijk Havengebied (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 786, blz. 3132).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3134 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
8
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot het
aangaan van twee overeenkomsten ten behoeve van de Amsterdamse Grondbank
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 790, blz. 3142).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3144 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
9
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 ten
geleide van de Nota Gemeentelijk grondprijsbeleid 1996 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 782, blz. 3127, en bijlage W).
 
De VOORZITTER: De heer van Bommel heeft er in de Commissie voor de
Werkwijze Gemeenteraad op gewezen, dat hij bij de begrotingsbehandeling in
de commissie van advies een motie heeft ingediend die op dit onderwerp
betrekking heeft. Ik stel voor, dit punt direct na de begrotingsbehandeling
apart aan de orde stellen. Bij de behandeling van de motie zien wij wel
wanneer die in stemming wordt gebracht.
De heer VAN BOMMEL: Ik kan mij hiermee verenigen.
 
Punt 9 wordt even aangehouden.
 
10
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot
uitgifte in erfpacht van het bebouwde terrein Keizersgracht 324 en het
appartementsrecht op de beganegrondverdieping van het perceel Prinsengracht
473 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 778, blz. 3117).
 
Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Dit agendapunt dient van de
agenda te worden afgevoerd, omdat er een wijziging in de voordracht moet
worden aangebracht.
 
Punt 10 wordt van de agenda afgevoerd.
 
10A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 8 december 1995 tot
aanlanding van de Java-brug op de Oostelijke Handelskade (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 793, blz. 3175).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3178 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
11
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot het
garanderen van betaling van rente, aflossing en kosten van een door de
Stichting AFRA te sluiten geldlening (Gemeenteblad afd. 1, nr. 791,
blz. 3145).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3145 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
12
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot
herziening van de subsidierelatie met de Stichting Vluchtelingenwerk
Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 785, blz. 3129).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3132 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
Punt 13 wordt even aangehouden.
 
14
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot
wijziging van de statuten van de Maatschappij tot Exploitatie van
Autobussen en Autobusondernemingen NV (Gemeenteblad afd. 1, nr. 781,
blz. 3125).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3126 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
15
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot
wijziging van het Ambtenarenreglement Amsterdam (invoering WAO-conforme
uitkering) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 792, blz. 3147).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3152 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
16
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot
instelling van de Dienst Stadstoezicht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 787,
blz. 3137).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3138 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
Punt 17 wordt even aangehouden.
 
18
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot
instelling van de Dienst Binnenstad en vaststelling van de verordening op
die dienst (Gemeenteblad afd. 1, nr. 788, blz. 3138).
 
De VOORZITTER: Ik wijs u erop, dat in de voordracht abusievelijk wordt
verwezen naar art. 158 van de Gemeentewet; dit moet zijn: art. 159.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3139 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de Voorzitter
aangebrachte wijziging.
 
Punt 19 wordt even aangehouden.
 
20
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 tot
vaststelling van het Amsterdams rioleringsplan 1995Ä1999 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 768, blz. 3102, en bijlage X).
 
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE (stemmotivering): De VVD-fractie gaat akkoord
met het vaststellen van het plan, maar wij vinden het gestelde over de
achterstand in het onderhoud van de riolen en de problematiek van het
oppervlaktewater verontrustend. Het betreft hier een van de belangrijkste
kerntaken van de gemeente. Wij zouden bij de mid-term review de stand van
zaken en de consequenties daarvan graag nog eens aan de orde willen
stellen.
De VOORZITTER: De desbetreffende wethouder is ziek, maar ik neem aan dat
deze dit ook al in de commissie van advies heeft toegezegd.
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Dat is juist.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3103 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met in achtneming van de door mevr. Spier-van
der Woude gemaakte opmerking.
 
21
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1995 inzake
een (negatief) advies met betrekking tot het gebouwencomplex Nieuwe
Looiersstraat 76/Fokke Simonszstraat 31b (Gemeenteblad afd. 1, nr. 779,
blz. 3120).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3122 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
22
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 12 december 1995 inzake
het afzien van de aanleg van een ondergronds busstation onder het
Stationseiland (Gemeenteblad afd. 1, nr. 794, blz. 3179).
 
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE (stemmotivering): De VVD-fractie vindt het
gevraagde besluit overbodig. Wij begrijpen, dat het College graag
geestelijke ruimte heeft om verder te gaan met de aanleg van een
bovengronds busstation; daar hebben wij niets op tegen. Wij vinden het
echter onnodig, een besluit van deze strekking te nemen. Wij zijn derhalve
tegen deze voordracht.
De heer VAN BOMMEL: Ik kan mij vinden in de visie van het College. Het
risico dat het huidige voorstel van de belegger inhoudt is voor de gemeente
onoverkomelijk. Ik vind het dan ook acceptabel, dit voorstel af te wijzen,
maar als daarbij tegelijkertijd wordt besloten dat een ondergronds
busstation altijd van de baan zal zijn, gaat dat mij nu te ver. Ik zal
tegen de voordracht stemmen.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3180 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met dien verstande dat de raadsleden Van
Bommel, Bouma, Hooijmaijers, Houterman, mevr. Krikke, mevr. Peters en mevr.
Spier-van der Woude zich tegen de voordracht hebben verklaard.
 
Aan de orde is de benoeming.
 
Nr. 783. Lid van de Commissie van bestuur voor het
Slotervaartziekenhuis.
 
De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat in de Commissie voor de Werkwijze van
de Gemeenteraad is gebleken, dat het College een nieuwe voordracht aan de
Raad dient voor te leggen. Deze benoeming is derhalve van de agenda
afgevoerd.
 
4
a Missive van Burgemeester en Wethouders van 29 september 1995 ten geleide
van de begroting voor 1996, wat betreft de hoofdfunctiegewijze
behandeling van de begroting (Gemeenteblad 1995, bijlage R).
b Stemming over de ingediende moties/amendementen inzake de begroting voor
1996.
 
Hoofdfunctie 0. Algemeen Bestuur.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 593, 612, 619Ä621, 657,
662, 697, 709Ä712, 757 en 758.
 
Hoofdfunctie 1. Openbare Orde en Veiligheid.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 623 en 625.
 
Hoofdfunctie 2. Verkeer, Vervoer en Waterstaat.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 660, 679Ä690, 699Ä 705
en 707.
 
Hoofdfunctie 3. Economische Zaken.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 604 en 7506Ä756.
 
Hoofdfunctie 4. Onderwijs.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 609 en 614.
 
Hoofdfunctie 5. Cultuur en Recreatie.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 626, 658, 675Ä678, 695,
696 en 698.
 
Hoofdfunctie 6. Sociale Voorzieningen en Maatschappelijk Werk.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 594Ä603, 605Ä608, 610,
611, 613, 618, 628, 655, 656, 659, 661 en 663.
 
Hoofdfunctie 7. Volksgezondheid en Milieu.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 627, 691Ä694, 706 en 708.
 
Hoofdfunctie 8. Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 624 en 665Ä674.
 
Hoofdfunctie 9. Financiering en Algemene middelen.
Moties/amendementen: Gemeenteblad afd. 1, nrs. 629 en 630.
 
De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. Het valt ons op, dat er
tot nu toe bijzonder weinig publiciteit over deze begrotingsbehandeling is
geweest. Wij meenden zelf Ä dat hebben wij ook van anderen gehoord Ä dat er
tijdens de Algemene en Financi‰le Beschouwingen goed en inhoudelijk is
gediscussieerd. Van dit alles vinden wij nauwelijks iets terug in de
publiciteit. De politiek moet natuurlijk bijzonder uitkijken om zich
daarover te beklagen, want de verantwoordelijkheid daarvoor ligt natuurlijk
wel bij ons, maar wij moeten dit toch wel signaleren. Dit is een punt
waarover nog eens goed moet worden nagedacht, ook door het College, want
wij praten hier wel als een verlengstuk van de bevolking en zeker als wij
het over inhoudelijke zaken niet met elkaar eens zijn, is het wel
merkwaardig als de bevolking dat niet te weten zou komen.
Ik wil het College en de raadsleden complimenteren voor al het
vergaderwerk dat zij hebben verricht in de commissies, maar natuurlijk ook
de ambtenaren, die in die korte tijd zeer veel werk hebben verzet. Wij
hebben het fantastisch gedaan, maar het kan toch nog beter!
Ik kom nu toe aan de moties. Wij volgen het preadvies van het College op
de motie-Ten Have c.s. (nr. 594) inzake de hard-drugsverslaafden, maar wij
willen wel graag weten of het onderzoek naar de opvangruimten wordt
gekoppeld aan het integrale hard-drugsbeleid, dat wil zeggen: aan de
verstrekking onder medisch toezicht. Het is niet voldoende, gewoon maar in
den blinde opvangruimten voor hard-drugsverlaafden in te richten. Ik
herinner de Raad aan wat er in 1978/1979 is gebeurd, toen het College onder
leiding van oud-wethouder mevr. Vorrink in verband met de drugscaf‚s op
diverse plaatsen in de stad hoorzittingen organiseerde. Dat was een waar
drama en wij moeten goed leren van de fouten die toen zijn gemaakt. Het
verschil zal in elk geval moeten zijn, dat wij nu, om de overlast van
dealers te weren, ook werkelijk in staat moeten zijn om de harddrugs-
verslaafden onder medisch toezicht hero‹ne toe te dienen, anders zal het
een even grote puinhoop worden als het toen was.
Wij kunnen ons vinden in de motie-mevr. Krikke (nr. 595) inzake het
Amsterdamse drugsbeleid; wij zij benieuwd of zij die motie handhaaft,
aangezien het College deze voor een deel volgt.
De motie-mevr. Krikke (nr. 596) inzake opvang van zieken en
gehandicapten is sympathiek en zal worden overgenomen; het College had
overigens wel wat royaler kunnen zijn.
Voordat ik verder ga met de moties wil ik een algemene opmerking maken.
Het is voor raadsleden niet goed te volgen wanneer het College iets
overbodig vindt of niet. Soms heeft dat iets willekeurigs; of iets
overbodig is, is namelijk altijd een politiek oordeel. De ene keer mag wel
iets uit een stelpost worden gefinancierd en de andere keer ontmoet dat
weer een principieel bezwaar. Daarin moet meer eenheid worden gebracht.
Wellicht moeten dergelijke zaken jaarlijks voorafgaand aan de begrotings-
behandeling worden doorgenomen. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen, dat
ik wat dat betreft de juiste procedures ook niet precies ken.
De PvdA-fractie heeft geen bezwaar tegen de motie-mevr. Schutte
(nr. 597) inzake de hero‹neverstrekking. Wat in de motie staat is overigens
altijd al door de Raad gesteld.
Wij zullen het amendement-Peters (nr. 599) inzake de Stichting Magenta
steunen; wij vinden dat amendement positief.
Het College noemt de motie-Goedhart c.s. (nr. 600) overbodig. Wij hebben
echter drie redenen om aan die kwalificatie te twijfelen: er vinden
bezuinigingen in de stadsdelen plaats, de jeugdhulpverlening functioneert
over het algemeen matig en er is een grote behoefte aan regie, maar ook aan
grotere regiemogelijkheden van de centrale stad. De motie zou dus wel
degelijk zin kunnen hebben.
Wij vinden het uitgangspunt van de motie-mevr. De Jong (nr. 606) inzake
het Adviesprogramma Minderheden zeer terecht. De effectiviteit kan
inderdaad worden vergroot. Het College stelt dat het bezig is met de
voorbereiding; als dat in de discussie hard kan worden gemaakt, volgen wij
het College.
De heer Hulsman zou een nieuwe tekst voor de motie nr. 607 indienen; ik
wacht die af.
Wij volgen vooralsnog het advies van het College met betrekking tot de
motie-Niamut (nr. 608) inzake de integratie van de Sociale Werkvoorziening,
de Banenpool enz.
Ten aanzien van de motie-Niamut c.s. (nr. 609) inzake wachtlijsten bij
het speciaal onderwijs kondigt het College aan, dat er met een rapport komt
naar aanleiding van de uitkomst van de discussie in Den Haag, die later is
gehouden dan werd verwacht. Het College stelt voorts, dat de bestaande
bevoegdhedenverdeling zijn aangrijpingspunt is; de motie zou derhalve
voorbarig zijn. Wij neigen ertoe, het College te volgen en inderdaad niet
te spreken over de bevoegdhedenverdeling, omdat er nog zoveel mogelijkheden
zijn om het in overleg en door versterking van de regie ook zonder
verandering van de bevoegdheden op te lossen. Duidelijk is echter wel, dat
het College zijn eigen preadvies serieus moet nemen, dus wellicht komt het
nog.
De heer Van Bommel vraagt in motie nr. 611 om een Amsterdams onderzoek
naar de armoede. Mijn fractie volgt het College, dat zegt dat het liever
een verkenning doet naar de mogelijkheden om het probleem op te lossen,
aangezien het Kabinet al met een onderzoek bezig is.
De motie-Oranje (nr. 658) betreft het beschermd stadsgezicht. Het
College heeft geen bezwaar tegen de motie, maar wij vinden die motie wat
overbodig. Dat het zo lang heeft geduurd voordat de binnenstad beschermd
stadsgezicht werd, is niet te wijten aan laksheid van de gemeente, zoals
sommige heemschutters ons wel eens voor de voeten werpen, maar aan het feit
dat er ongewenste huurverhogingen kunnen vastzitten aan de aanwijzing tot
beschermd stadsgezicht. Door de overeenkomst met de woningcorporaties
denken wij dat wij het nu in onze greep hebben, maar wij weten dat niet
zeker. De PvdA-fractie verleent haar steun, maar verzoekt het College
buitengewoon voorzichtig te blijven en dat goed in de gaten te houden, niet
dat het dan kan worden teruggedraaid, maar wel dat er aanvullende
maatregelen zouden kunnen worden genomen, waarmee wij dan in " speculant" op
jacht kunnen gaan waar men er misbruik van zou kunnen maken.
(De heer ORANJE: Het probleem is, dat de motivering in het preadvies
niet klopt met de werkelijkheid. Het ging niet om een convenant met
de woningcorporaties voor de gehele stad Ä dat is inmiddels ver
onderweg Ä maar om overeenstemming over de binnenstad. Die was er nog
van geen kant. Intussen bleek wel, dat het bezwaar dat men had,
namelijk dat de woningcorporaties ingeval van een beschermd
stadsgezicht meer zouden berekenen voor hun woningen, niet op feiten
berust. De huren worden namelijk onafhankelijk van de
monumentenstatus vastgesteld. De motie was in zoverre overbodig, dat
de motivering die er aan ten grondslag lag kennelijk niet van
toepassing was. Ik geef echter toe dat het preadvies...)
(Wethouder STADIG: Kennelijk is de boekdrukkunst op twee plaatsen
tegelijk uitgevonden. De heer Oranje had uit de contacten met de
woningcorporaties begrepen, dat zij in de praktijk art. 8A van de
Huurprijzenwet niet toepassen, maar tegelijk bereikte ik met de
woningcorporaties stedelijk overeenstemming over het convenant en
daarmee ook inhoudelijk over de binnenstad. Dat gebeurde ongeveer
gelijktijdig.)
Gemeten aan alle standbeelden voor de uitvinder van de boekdrukkunst die
her en der in Nederland en ook in andere landen staan, is het getal twee
zuinig ingeschat. Amsterdam heeft ongeveer 700.000 heemschutters en dat
zijn wel veel standbeelden.
Het amendement-mevr. Irik c.s. (nr. 659) inzake de post Werk wordt
ingetrokken, evenals de motie-mevr. Hoogland c.s. (nr. 660) inzake de
parkeeropbrengsten binnenstad.
Wij vervangen de motie-Bijlsma c.s. (nr. 665) inzake groepswoningen voor
ouderen door een motie waarin de tekst wat voorzichtiger is geformuleerd;
wellicht dat het College het daar wel mee eens kan zijn. Ook trekken wij de
motie-Bijlsma c.s. (nr. 667) inzake doorstroming in.
De motie-Van Bommel (nr. 674) inzake de grondprijs kantorenmarkt is
ingetrokken.
(De heer VAN BOMMEL: Die motie wordt vandaag of morgen apart
behandeld.)
Ik kom er bij die gelegenheid dan wel op terug. Wij komen ook terug op
de motie-Holvast c.s. (nr. 677) inzake de sponsoring kunst, die zal worden
vervangen door een nieuwe motie.
Het College zegt van de motie-Bijlsma (nr. 679) inzake de
verkeersdoelstellingen dat het eraan komt. Wij hebben echter slechte
ervaringen met preadviezen waarin dergelijke uitspraken staan. Ik wijs in
op de motie over de effectrapportage die enige jaren geleden bij het VIP is
ingediend; de heer Niamut heeft een motie ingediend die er enigszins op
lijkt. Pas sinds het afgelopen najaar wordt er zichtbaar gewerkt aan die al
twee jaar oude motie. Als hard kan worden gemaakt dat de afgesproken
doelstellingen hard worden gemaakt, zijn wij bereid onze motie in te
trekken.
Voor de motie-mevr. Hoogland c.s. (nr. 681) inzake de verkeerstuin komt
een aangepaste motie in de plaats.
Over het onderwerp van de motie-Bijlsma (nr. 682), het fietsbeleid,
wordt al jaren gesproken. Wij handhaven derhalve deze motie.
Met betrekking tot de motie-Niamut (nr. 685) inzake het trage opheffen
van parkeerplaatsen adviseert het College, te wachten op het
opheffingsschema. Wij delen de zorg van de CDA-fractie, maar wij vinden
overigens de motie te eenzijdig. Wij kunnen als wij zien dat het verkeerd
gaat natuurlijk zeggen dat wij trager plaatsen opheffen, maar wij kunnen
ook zeggen dat er meer haast moet worden gemaakt met de transferia, de
parkeergarages enz.
(Wethouder mevr. TER HORST: Waar komt nu precies die zorg vandaan?
Uit de Parkeerbalans bleek dat er, afgezien van ‚‚n gebied, nog zeer
veel moeten worden opgeheven en dat wij absoluut niet voorlopen op
het schema.)
De zorg is tijdens de Algemene Beschouwingen uitvoerig uitgemeten.
Gebleken is, dat er een enorme afbrokkeling is van het draagvlak voor het
VIP en dat te weinig zichtbaar is dat er alternatieven tot stand komen.
Parkeergarages zijn tot nu toe uitsluitend van papier en zolang zij van
papier zijn is het draagvlak niet ‚‚n op ‚‚n.
(De heer K™HLER: Met het bouwen van parkeergarages loopt het wel
harder dan het opheffen van parkeerplaatsen op straat. Bij de
Nieuwezijds Kolk is onlangs een parkeergarage gerealiseerd en naar
verhouding is daarmee een groter deel van de parkeergarages
gerealiseerd dan van het opheffen van parkeerplaatsen op straat. Wij
hebben dat ook uitvoerig besproken in de commissie van advies en
uiteindelijk was aan de hand van de Parkeerbalans de conclusie van
bijna alle leden van de commissie dat dit juist was. Wij dachten dat
wij een beetje af waren van de losse flodders als dat er teveel
plaatsen op straat werden opgeheven enz.)
U plakt er het etiket "losse flodders" op, maar dan ben ik zo vrij om op
uw interruptie het etiket "flauwekul" te plakken. Ik wijs erop, dat de
besluitvorming over de parkeergarage aan de Nieuwezijds Kolk al gereed was
op het moment dat wij het Verkeers- en Inrichtingsplan (VIP) nog moesten
vaststellen.
(De heer K™HLER: Zeker, maar daarom telt die garage nog wel mee in
het aantal in de VIP-periode te realiseren parkeergarages. Die garage
staat er uitdrukkelijk in en daarmee is al 10% van de te realiseren
garageplaatsen gehaald tegenover maar een paar procent van het aantal
op te heffen plaatsen.)
Wij praten hier niet over een jaar of een maand, zeker niet als men de
terugwerkende tijd meeneemt; wij hebben het over iets wat wij tot ongeveer
2005 willen realiseren. Als men dan ziet dat er ten aanzien van de
resterende 90% parkeerplaatsen geen enkele vooruitgang te bespeuren is, mag
men dan, zoals het CDA en ook grote delen van de bevolking van de stad,
zorgen hebben? De heer K”hler moet gewoon zeggen dat het hem geen biet
uitmaakt of die nieuwe plaatsen er komen of niet. Dat is een eerlijk en te
verdedigen standpunt.
(De heer K™HLER: Wij zijn voor een deel niet voor die plaatsen, maar
u weet even goed als ik, dat er naast de genoemde garage inmiddels
zeer vergevorderde plannen zijn voor een garage bij de VaRa-strook,
dat er afspraken zijn gemaakt over dubbelgebruik van de Mabon-garage,
dat er startnotities liggen, inclusief planning, voor de Rokin-garage
enz.)
Die liggen er al jaren.
(De heer K™HLER: Nee: conform het VIP, namelijk gelijktijdig met de
Noord-Zuidlijn. Uw stelling dat de parkeergarages minder snel lopen
dan in het VIP hebt u tot nu toe niet hard gemaakt. In de commissie
hebben wij er met de wethouder over gesproken en toen is dat ook niet
door de PvdA naar voren gebracht, laat staan hard gemaakt. Ik vind
het losse flodders als dit elke keer weer in omloop wordt gebracht.)
Punt van discussie is niet of het wel snel genoeg gaat met die
parkeergarages Ä als de heer K”hler dat wil kunnen wij wel aantonen dat het
veel sneller had gekund Ä maar de vraag waar men in de fasering de
prioriteit legt. Bij de uitvoering van het VIP vinden wij het niet cruciaal
dat parkeerplaatsen niet pas worden opgeheven als de nieuwe garages er zijn
Ä wat dat betreft hebben wij ons altijd onderscheiden van de VVD en het CDA
Ä maar wel dat het zicht op een spoedige realisering van nieuwe
parkeerplaatsen onder de grond heel tastbaar toeneemt; het moet voor de
Amsterdammers niet uitmaken dat er parkeerplaatsen boven de grond worden
opgeheven, omdat zichtbaar is dat er zeer binnenkort in de parkeergarage
kan worden geparkeerd. Dat alternatief is te weinig tastbaar.
(De heer NIAMUT: Ik ben blij dat u de zorg van het CDA deelt; ik heb
ook begrepen, dat de PvdA van plan is meer naar het midden op te
schuiven en ik moet zeggen dat het op dit punt aardig lukt, want de
motie verwoordt niet alleen de mening van het CDA, maar is ook een
bijna letterlijke verwoording van de eerste begrotingstermijn van de
VVD. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de mening van de VVD. In een
van de punten van de motie wordt uitdrukkelijk gewezen op de
"wachtlijstenproblematiek", mede door het gelijktijdige karakter van
het opheffen van parkeerplaatsen en het realiseren van nieuwe
plaatsen.)
(De heer VAN BOMMEL: U signaleert terecht een afbrokkelend draagvlak
in de stad voor de doelstellingen van het VIP. Stelt u met deze
vaststelling nu de uitgangspunten van het VIP ter discussie? Als dat
draagvlak inderdaad afneemt, ondanks het gelijktijdige karakter van
het opheffen en cre‰ren van parkeerplaatsen, bent u dan bereid de
doelstellingen in het VIP ter discussie te stellen?)
Ik stel met genoegen vast, dat de heer Van Bommel ook ziet wat iedereen
ziet, namelijk dat het draagvlak van het VIP afbrokkelt, maar er is nu wel
sprake van een misverstand. Wij stellen zeker niet de uitgangspunten ter
discussie, omdat die goed zijn. Die houden onder andere in het zichtbaar
tot stand brengen van alternatieven. Het probleem is, dat het aan die
zichtbaarheid ontbreekt. Het zichtbaar graven met een dragline voor het
bouwen van een paar parkeergarages, die per saldo lang niet voldoende
plaatsen opleveren, heeft veel meer betekenis dan het aantal plaatsen dat
wordt gecre‰erd. Het is meer een kwestie van kwantiteit dan van kwaliteit.
(De heer ROBBERS: Als u het eens bent met de gedachte in de motie van
de heer Niamut, realiseert u zich dan dat, als er parkeerplaatsen
worden opgeheven om in de pas te blijven met de vervanging van
plaatsen op straat door plaatsen in parkeergarages, dit slechts een
deel is van de reductie die moet plaatsvinden en dat daar bovenop
eigenlijk in een zeer versneld tempo nog een groot aantal plaatsen
moet worden verwijderd om de doelstellingen van het VIP te halen?)
Ik realiseer mij dat, maar ik heb ook niet gezegd dat ik de hele tekst
van de motie onderschrijf. Ik heb de zorg voor het draagvlak eruit gepikt
als een belangrijk punt.
(De heer ROBBERS: De vraag is, of men het draagvlak groter maakt door
toe te geven aan oneigenlijke bezwaren en dus het probleem te
vergroten.)
Ik vind het geen oneigenlijke bezwaren. De gemeente is wel degelijk
langzaam met de voorbereiding van de parkeergarages.
(De heer TEN HAVE: Wat is dat nou?)
(De heer ROBBERS: Met volledige steun van uw fractie is de planning
van de parkeergarages de commissie van advies gepasseerd.)
Wij hebben voor de Algemene Beschouwingen een- en andermaal gezegd, dat
het wel wat langzaam gaat met de bouw van de parkeergarages.
(De heer ROBBERS: Vervolgens zijn met de volledige instemming van uw
fractie de voorstellen van de betrokken wethouder goedgekeurd.)
Hoe zouden wij die anders kunnen afkeuren? Wij kunnen toch niet zeggen
dat wij in september 1994 alsnog dit of dat gaan doen als wij inmiddels in
december 1995 leven?
(De heer ROBBERS: Neemt u eens deel aan de discussie in de Commissie
voor Verkeer enz.; u bent er dan zelf bij.)
Misschien is dat wel een goede suggestie.
De heer Van Duijn stelt de openbaar-vervoerring voor als alternatief
voor de Noord-Zuidlijn. De PvdA-fractie is het met het College eens dat de
ring geen alternatief is. Toen ik nog in de genoemde commissie zat, heb ik
met de heer Van Duijn gediscussieerd over zijn vorige alternatief voor de
Noord-Zuidlijn, het onder de grond leggen van de Binnenring. Wij hebben
toen ook ter vergroting van het draagvlak van de Noord-Zuidlijn gezegd, dat
dit goed zou moeten worden uitgezocht en dat is toen ook goed uitgezocht;
het bleek echter geen goed alternatief te zijn. Ik vind het dan ook wat
laat om deze ring nu alsnog weer als alternatief in de strijd te gooien.
(De heer VAN DUIJN: Het is in elk geval wel een stuk goedkoper en het
zal er niet toe leiden dat tramlijnen boven de grond worden
vervangen. Naar alle inzichten zal het ook voedend werken op de rest
van het net. Als men het draagvlak voor een onderzoek wil verbreden,
is het heel geschikt dit erbij te betrekken.)
Ik vind het dan wel jammer, dat u dat pas drie jaar later inbrengt Ä
eerst zat de heer Van Duijn op het spoor van de Binnenring Ä en bovendien
ben ik het inhoudelijk niet met hem, maar met het College eens. Ik ben erg
voor het afmaken van de Ringlijn en de Noord-Zuidlijn.
Wij trekken de motie-Balai (nr. 706) inzake afvalverwerking en
banenpoolers in.
In het preadvies staat ten aanzien van de motie-Balai c.s. (nr. 707)
inzake metroconci‰rges, dat het College geen bezwaar heeft, maar dat het
zich niet vastlegt op de financi‰n. Wij begrijpen dat en dat het moet
worden betrokken bij het Veiligheidsplan is vanzelfsprekend.
De motie-Balai c.s. (nr. 755) inzake de Vrijhaven en de Bouwopleidings-
pool trekken wij in.
De motie-Van der Laan (nr. 614) betreft de computers op school. Ik stel
vast dat die motie hier en daar wat verkeerd is begrepen, waardoor enige
commotie is ontstaan. Ik heb verschillende zorgen over een dergelijk plan
gehoord, die ik op voorhand volstrekt deel. Het mag er natuurlijk niet toe
leiden dat computers ongebruikt op school staan omdat leerkrachten
onvoldoende zijn getraind; het trainen van leerkrachten hoort erbij. Het is
vanzelfsprekend dat zoiets ook niet gaat als er geen goede software is en
uiteraard moeten ook de onderhoudskosten worden meegenomen. Uitgaande van
het feit dat de computer geen doel maar een middel is, hoort dat allemaal
in het onderzoek waarom wij vragen.
Een belangrijke vraag is, waar nu moet worden begonnen, in het
basisonderwijs of in het voortgezet onderwijs. Wij vinden dat in het
basisonderwijs moet worden gestart, bijvoorbeeld in de laatste groep. Dat
zou ook onderdeel van het onderzoek kunnen zijn. Wij hebben de motie op
enkele punten aangepast. Wij hebben geschrapt dat moet worden gestart in
het basisonderwijs. Er moet nu nog niet worden vastgelegd dat men al dat
geld eraan moet uitgeven, omdat men ook nog andere prioriteiten moet kunnen
afwegen. Wij willen dat bij de mid-term review wordt gerapporteerd, opdat
wij in samenhang met andere onderwijsprioriteiten een beoordeling kunnen
maken. Wij hebben ook in de motie opgenomen dat er moet worden samengewerkt
met het rijk, omdat het bij uitstek een rijkszaak is.
Ik herhaal in het kort wat de drijfveer van de PvdA-fractie is geweest
voor het indienen van deze motie. Het onderwerp van de PvdA tijdens de
Algemene Beschouwingen was, dat wij niet alleen in de stad Ä de hardware Ä
maar vooral ook in de mensen moeten investeren. Dit nu is een belangrijke
investering in de Amsterdammers, waarmee iets zeer belangrijks wordt gedaan
voor de concurrentiekracht van Amsterdam en het imago van Amsterdam als
kennisstad wordt verhoogd. Als het lukt weet men, of het nu een ondernemer
in Frankfurt is of in Japan, dat iedereen in Amsterdam met de computer
overweg kan; dat is een belangrijke werfkracht. Het maakt de mensen sterker
voor de arbeidsmarkt; als men een willekeurige krant neemt en daarin de
vacatures opzoekt, vindt men voor bijna alle functies de eis van
computervaardigheid.
Ik heb het argument van de gemeenschapsdiensten nog niet eerder genoemd
en ik wijs dan op de Kabeltelevisie en alle ontwikkelingen op de digitale
snelweg, enquˆteren enz. De bevolking moet daaraan in brede samenstelling
kunnen meedoen, niet alleen het beperktere deel van de welgestelde
Amsterdammers. De overheid heeft ook een taak in de verdelende
gerechtigheid; ik hoop dat iedereen dat vindt. Het is namelijk een feit dat
de meer welgestelde mensen thuis reeds lang over een computer beschikken en
dat hun kinderen helemaal geen probleem hebben om computervaardig te
worden, maar het is des te schrijnender dat, waar het thuis anders is, de
achterstand door de toenemende automatisering alleen maar groter wordt. Die
kan worden weggenomen.
Tot slot deel ik mede, dat wij de motie-Balai (nr. 699) inzake het
Beleidsplan Amsterdamse Bos en de motie-Balai c.s. (nr. 754) inzake
energie-opwekking intrekken
De VOORZITTER: De heer Van der Laan heeft 4 moties ingediend; 3 ervan
zijn vervangende moties en 1 heeft hij niet aangekondigd, te weten de
motie-Van der Laan c.s. (nr. 796) inzake de Vereniging Amsterdam City.
De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. Het is misschien
Freudiaans, want die motie had eerder moeten worden ingediend; de motie
kwam voort uit een later overleg met de Vereniging Amsterdam City en die
smokkelen wij nu eigenlijk binnen. Dat is beslist niet opzettelijk
verzwegen.
De heer VAN BOMMEL: Mijnheer de Voorzitter. Ik vraag mij af, hoe het
College ten aanzien van die laatste motie die te elfder ure wordt ingediend
Ä dat is eigenlijk niet conform de afspraken, maar ik wil mijn hand wel
over mijn hart strijken Ä dat gaat doen met de preadvisering, want dat is
bij moties natuurlijk altijd aan de orde.
De VOORZITTER: Het College zal deze motie mondeling preadviseren op het
moment dat zij door het College in zijn beantwoording wordt behandeld.
 
De moties/amendementen nrs. 614, 659, 660, 665, 667, 674, 681, 699, 706,
754 en 755, ingetrokken zijnde, maken geen onderwerp van behandeling meer
uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
14ø Motie van 13 december 1995 van de raadsleden Van der Laan, Balai en
Cherribi inzake de vereniging Amsterdam City (Gemeenteblad afd. 1, nr. 796,
blz. 3185)
 
15ø Motie van 13 december 1995 van het raadslid Van der Laan inzake het
plaatsen van computers op scholen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 800,
blz. 3188).
 
16ø Motie van 13 december 1995 van de raadsleden Bijlsma, mevr. Hoogland
en Van der Laan inzake groepswoningen voor ouderen (Gemeenteblad afd.1, nr.
801, blz. 3189).
 
17ø Motie van 13 december van de raadsleden mevr. Hoogland, Bijlsma en
Van der Laan inzake een locatie voor een multi-functionele verkeerstuin
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 802, blz. 3189).
 
De moties worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer LEVIE: Mijnheer de Voorzitter. Het College heeft de Raad vooraf
de ruimte gegeven om eenmaal Ÿ 250.000 structureel en eenmaal Ÿ 250.000
incidenteel naar eigen believen te besteden. Tot op het moment dat de
moties in eerste termijn zijn ingediend weet niemand zeker wat precies de
verlanglijstjes zijn voor die tweemaal Ÿ 250.000, hoewel wij natuurlijk wel
enige vermoedens hebben. Ik heb daarom een lijstje gemaakt waarop staat Ä
na uitvoerig contact met de verschillende partijen Ä wat de wensen zijn. Ik
zal dat lijstje dadelijk aan het College en de verschillende partijen
overhandigen; het is pas mogelijk na de eerste termijn daarvan een motie te
maken, bij voorkeur samen met zoveel mogelijk partijen. Het is namelijk
niet de bedoeling dat er powerplay plaatsvindt ten aanzien van de twee
genoemde bedragen.
Het amendement-mevr. Irik (nr. 601) inzake het maandblad MUG trekken wij
in. Dit amendement zal later onder nr. 655' opnieuw worden ingediend door
de heer Hulsman.
Het amendement-mevr. Irik (nr. 602) inzake het minimafonds trekken wij
in, niet omdat wij denken dat het probleem op basis van het preadvies is
opgelost, maar omdat wij met het College van mening zijn dat het beter is,
op grond van de door het Kabinet aangekondigde Armoedewet in de eerste
helft van 1996 op dit onderwerp terug te komen. Wij houden het College aan
de beloften die in het preadvies op het amendement nr. 602 zijn gedaan.
Het amendement- mevr. Peters c.s. (nr. 603) betreft het Antilliaans
Perspectievenproject Unitur. Wij delen de zorg van de indieners van het
amendement, maar wij delen ook de overwegingen van het College om dit
amendement niet positief te preadviseren. Wij menen overigens dat het
amendement een probleem cre‰ert, omdat ook het geld voor de noodzakelijke
evaluatie waarom wordt gevraagd afhankelijk wordt gesteld van het
amendement. Naar mijn mening wordt datgene waarom wordt gevraagd door het
amendement onmogelijk gemaakt. Wij volgen derhalve het College en zullen
niet voor de motie stemmen.
(De heer CORNELISSEN: Heeft uw fractie ook de mogelijkheid
overwogen om de motie te zien als een ondersteuning van het bedoelde
beleid, dus als een extra stok achter de deur, zodat de wethouder het
beleid kan uitvoeren? De motie is in belangrijke mate zo bedoeld. Het
preadvies heeft mij een beetje verbaasd, maar ook uw opstelling.)
Ik ben benieuwd naar de reactie van het College. Ik heb al gezegd dat
wij de zorg van de indieners van de motie delen, alleen geloven wij niet
dat het besluit in de motie ervoor zorgt, met die zorg verder te komen.
Wij zullen met plezier het sympathieke amendement-mevr. Peters (nr.604)
inzake de Amsterdam Summer University steunen.
Het amendement-Van Bommel (nr. 613) inzake Vrouwen in de Bijstand en het
amendement-Niamut (nr. 758) inzake educatieve programma's zullen wij niet
steunen. In beide gevallen volgen wij het preadvies. Bij het amendement nr.
758 viel ons oog op de laatste zin, waarin iets wordt gevraagd waaraan geen
behoefte bestaat; de stadsdelen hebben niet laten weten dat zij behoefte
hebben aan een dergelijke co”rdinatie en het is dus zeer de vraag of men
dat moet doen.
Het amendement-mevr. Schutte (nr. 656) en de motie-mevr. Irik c.s.
(nr. 661) gaan beide over het opbouwwerk. In het preadvies worden terechte
opmerkingen over de dekking gemaakt. Wij trekken motie nr. 661 in en
dienen, op basis van een andere meer toegesneden en naar onze mening geheel
en al correcte dekking, een gewijzigde motie in.
Het amendement-mevr. Hoogland c.s. (nr. 662) inzake de voorposten
binnenstad zullen wij, gezien de discussie die wij met verschillende
partijen hebben gehad en gezien het preadvies ten faveure van de motie-
Goedhart (nr. 657) intrekken. Wij steunen deze motie, maar het blijft ons
wel enigszins zorgen baren dat wat gemakkelijk wordt aangenomen dat de
functie voorposten door de Dienst Binnenstad kan worden vervuld. Wij zullen
daar nauwgezet op blijven letten.
Het amendement-mevr. Peters c.s. (nr. 663) inzake de Stichting Vrienden-
dienst kunnen wij in haar intentie steunen. Wij gaan ervan uit dat er een
andere dekking kan worden gevonden in de Ÿ 250.000 incidenteel.
Wat het amendement-Bouma (nr. 668) inzake woningen voor ouderen betreft
wachten wij af, waartoe de onderlinge afstemming waarom het College in het
preadvies vraagt eventueel leidt. Dit amendement had niet onze eerste
voorkeur onder de moties en amendementen die allemaal een beslag leggen op
een deel van de Ÿ 100.000 uit het Stadsvernieuwingsfonds.
Wij zijn tegen het amendement-Bouma (nr. 669) inzake de sociale
woningbouw. Wij vinden het geen goed idee en wij nemen aan dat dit
amendement zal worden ingetrokken. Als dat niet gebeurt, zullen wij gewoon
tegen stemmen.
Wij stemmen in met het amendement-Oranje c.s. (nr. 670) en het
amendement-K”hler (nr. 671) inzake kunst in de wijken. Er zal wel steeds
afstemming moeten plaatsvinden.
Wij gaan akkoord met het preadvies op het amendement Goedhart c.s.
(nr. 672) inzake duurzaam bouwen; wij stemmen negatief. Hetzelfde geldt
voor het amendement-Goedhart c.s. (nr. 673) inzake de post inhuur
Milieudienst.
Wij zijn in principe niet voor het amendement-Van Duijn (nr. 675) inzake
het koor Collegium Musicum Amstelodamensis, maar wij kunnen ons voorstellen
dat dit een diepe wens is van de heer Van Duijn voor de Ÿ 250.000
incidenteel.
(De heer VAN DUIJN: Natuurlijk is het een diepe wens. Ik ben erg bang
dat het koor over de kop gaat, want er is geen geld meer en op deze
manier kan het zich niet staande houden. Dat geldt trouwens ook voor
enkele andere koren.)
Komt u dan met een gewijzigd amendement om nog meer koren toe te voegen?
(De heer VAN DUIJN: Mijn wens is niet alleen diep, maar ook
bescheiden.)
In tweede termijn komen wij er wellicht op terug.
Wij gaan akkoord met het amendement-Holvast c.s. (nr. 676) inzake
Amsterdamse dansinitiatieven en ook met het amendement-Holvast (nr. 678)
inzake de Brakke Grond.
Het amendement-Bijlsma (nr. 683) inzake het fietsbeleid wordt
ingetrokken en betrokken bij de amendementen nrs. 684 en 688.
Wij gaan niet akkoord met het amendement-Niamut c.s. (nr. 686) inzake de
verkeersveiligheid. Wij vinden het geen goed idee. Hetzelfde geldt voor het
amendement-Niamut (nr. 687) inzake verkeerslichteninstallaties.
(De heer K™HLER: U ging wat snel met uw rugnummers. Het kan
natuurlijk allemaal bij elkaar worden betrokken, maar het verschil
tussen mijn amendement nr. 684 voor structurele bekostiging van die
arbeidsplaats bij de ENFB en andere moties, die niet in die
structurele dekking voorzien, is het interessante in de discussie
hierover. Ik ben er ook in ge‹nteresseerd of uw fractie vindt dat dit
eigenlijk een structurele arbeidsplaats zou moeten worden.)
Het is ons bekend dat dit punt ieder jaar in de begrotingsbehandeling
terugkomt en dat een of meer partijen hun best doen om een oplossing te
vinden. Wij steunen de gedachte van de heer K”hler om nu een structurele
oplossing te vinden; wij menen dat dit punt moet worden meegenomen in het
gesprek over de Ÿ 250.000 structureel. Men zal dit ook terugzien op het
lijstje dat ik heb gemaakt.
Voor het amendement-Bijlsma (nr. 692) inzake het Milieucentrum geldt
eigenlijk hetzelfde. Ervan uitgaande dat verschillende partijen in deze
Raad dat een diepe wens vinden, hebben wij dat ook maar op het lijstje
gezet in de hoop dat men het nu wil steunen.
(De heer VAN DUIJN: Betekent dit ook dat u het amendement nr. 694 van
mevr. Princen en mij ondersteunt?)
Wij vinden dat het in het amendement gestelde moet worden opgenomen in
een nieuw amendement over de tweemaal Ÿ 250.000, dat in tweede termijn moet
worden ingediend. Als de heer Van Duijn het daarmee dan eens is, zal dat
moeten leiden tot intrekking van het amendement nr. 694.
(De heer CORNELISSEN: Ik zie een aantal mensen vragend kijken;
wellicht is het antwoord voor hen niet helemaal duidelijk. Naar mijn
mening zal het heel verstandig zijn als er, als wij de eerste ronde
hebben gehad en dus alle fracties hun idee‰n omtrent moties,
wijzigingen en eventuele nieuwe voorstellen kenbaar hebben gemaakt,
raadsbreed overleg plaatsvindt om een en ander op elkaar af te
stemmen. Dat is wat de heer Levie voorstelt.)
(De heer HOUTERMAN: Dat is een technische afwikkeling. Ik heb er
moeite mee als de heer Levie als een soort Sinterklaas de heer Van
Duijn dingen toezegt. Het wordt een motie van de hele Raad en ik vind
het niet gepast dat de heer Levie hier als een soort regisseur
presentjes uitdeelt.)
Nu wordt het vervelend.
(De heer HOUTERMAN: Voordat het debat begon had u het ook al gezegd.)
Aan het begin van mijn betoog heb ik opgemerkt, dat het mij verstandig
lijkt als partijen zoveel mogelijk gezamenlijk Ä dat betekent dus niet
alleen de PvdA Ä moties indienen.
(De heer SPIT: Ik heb dat initiatief drie weken geleden al genomen en
de heer Robbers heeft mij daarin ondersteund. U hebt daarop niet
anders dan negatief gereageerd en nu komt u met uw eigen
verzamellijstje. Ik vind dat onbehoorlijk.)
Wij hebben er verschillende keren contact over gehad.
(De heer SPIT: Het was van uw kant alleen maar negatief. U wilde dit
niet, u wilde het anders, u wilde ruimte houden, u wilde het geld
niet besteden, u wilde in elk geval niet meedoen aan het overleg, u
zou nog wel zien. Nu trekt u als de grote regisseur ten aanzien van
de verdeling van de Ÿ 500.000 dit onderwerp naar u toe. U gaat uw
gang maar!)
Ik meen dat ik met andere partijen afspraken heb gemaakt om in een
schorsing tussen de eerste en tweede termijn tot een gezamenlijke motie te
komen.
(De heer SPIT: Die afspraak hebben wij niet gemaakt.)
Ik zei: met andere partijen. Voordat dit raadsdebat begon vertelde de
heer Houterman mij, dat ik dat volstrekt verkeerd had gezien en dat er in
eerste termijn een motie moest worden ingediend. Daarmee werd uitdrukkelijk
ingestemd door de D66-fractie en toen werd gezegd dat ik dat dan zou moeten
doen. Ik vind dit echt een wanvertoning. Na de eerste termijn zullen wij
gezamenlijk overleg hebben en het is volstrekt niet de bedoeling dat ‚ ‚n
partij voor Sinterklaas gaat spelen. Wethouder De Grave heeft namens het
College de Raad in de gelegenheid gesteld, gezamenlijk deze pepernoten op
te eten en dat zullen wij dan ook gezamenlijk doen.
Ik ga verder met de moties, maar ik vind het van de andere partijen wel
een wonderlijk gedrag.
(De heer SPIT: Enig zelfbesef zou u best sieren, want u houdt zich
niet aan de gewone afspraken.)
Als u niet verdraait dat er geen onderlinge contacten hebben
plaatsgevonden, worden wij het misschien nog wel eens.
Ik kom bij het amendement-Bijlsma c.s. (nr. 693) inzake Waterland. Dit
amendement wordt mede namens de fractie van D66 ingetrokken en vervangen
door een nieuw amendement.
De motie-Hooijmaijers c.s. (nr. 696) inzake de Stichting Amsterdam
Topsport is een sympathieke motie, maar gezien de dekking die wordt gezocht
voor het probleem, dat terecht wordt gesignaleerd, en de beperkte
financi‰le mogelijkheden om sportaccommodaties te vernieuwen, kunnen wij er
niet mee akkoord gaan.
Wellicht zullen wij in tweede termijn de motie-Balai (nr. 698) inzake
het Openluchttheater in het Amsterdamse Bos intrekken, maar wij houden die
voorlopig even staande.
Wij zijn tegen het amendement-Van Duijn (nr. 700) inzake klimop langs
blinde muren, evenals tegen het amendement-mevr. Alkema (nr. 701) inzake
fietsenrekken en het amendement-mevr. Alkema c.s. (nr. 702).
De motie-Bijlsma c.s. (nr. 708) inzake de afvalverwerkingsinrichting
houden wij in stand. Wij zijn blij met het preadvies.
Wij zijn geheel akkoord met de motie-Hooijmaijers c.s. (nr. 709) inzake
het personeelsbeleid en met de motie-Hooijmaijers c.s. (nr. 710) inzake het
ambtelijk overplaatsingsbeleid. Wij vinden het een goed idee.
Al is het amendement-mevr. Alkema (nr. 711) inzake stimulering van
deeltijdfuncties geen goed idee; wij volgen het preadvies. Hetzelfde geldt
voor de motie-mevr. Alkema (nr. 712) inzake Planning en Control. Wij
begrijpen ook niet wat de diepere betekenis is van deze motie, maar dat
vernemen wij misschien nog wel.
Het amendement-Niamut (nr. 751) inzake afdracht gelden Gemeentelijk
Havenbedrijf vinden wij voorbarig; wij zullen tegenstemmen.
Gezien het preadvies en de precieze richting van het goede idee om de
recycling-industrie te stimuleren, kunnen wij niet akkoord gaan met de
motie-mevr. Alkema (nr. 753) inzake de recycling-industrie.
Evenals het College vinden wij de motie-K”hler c.s. (nr. 618) inzake het
drempelbedrag bijzondere bijstand een brug te ver.
Wij begrijpen niet de bedoeling van het amendement-Spit (nr. 619) inzake
communicatie. Het gaat om zeer hoge bedragen en wij begrijpen niet waar dit
goed voor is.
Wij zijn in eerste instantie tegen het amendement-Spit c.s. (nr. 620)
inzake de Gemeentedag.
Wij vinden de motie-Houterman (nr. 626) inzake het Gemeentearchief
sympathiek en zullen die daarom steunen.
Bij de motie-Levie (nr. 627) inzake tariefverschillen inzameling en
verwerking huisvuil wil ik een opmerking maken. Het College heeft precies
begrepen wat wij willen, namelijk geen centralisatie van de tarifering,
maar een goed centraal en decentraal inzicht in de vraag waarop de tarieven
zijn gebaseerd. Wij zijn blij met het preadvies.
Wat de motie-Levie (nr. 629) inzake de begrotings- en planningscyclus
betreft denken wij dat het College eigenlijk al de helft heeft gedaan; het
eerste besluit van de motie is al door het College uitgevoerd. De andere
helft is nog niet uitgevoerd, maar als het College bereid is, ervoor te
zorgen dat de Raad bij de mid-term review meer zicht krijgt op de stand van
zaken van de Planning en Control per portefeuille en of het gaat lukken, in
de begroting voor 1997 de zaken bij elkaar te betrekken, kunnen wij,
afhankelijk van het antwoord van het College, deze motie in tweede termijn
wellicht intrekken.
Wij delen het standpunt van het College ten aanzien van de motie-
Cornelissen (nr. 630) inzake het afschrijvingsbeleid, namelijk dat het
probleem dat de heer Cornelissen wil oplossen niet werkelijk bestaat.
 
De moties/amendementen nrs. 601, 602, 661, 662, 683 en 693, ingetrokken
zijnde, maken geen onderwerp van behandeling meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
18ø Motie van 13 december 1995 van de raadsleden mevr. Irik en mevr.
Hoogland inzake het veiligstellen van de werksoort opbouwwerk (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 803, blz. 3190).
 
19ø Motie van 13 december 1995 van de raadsleden Bijlsma, Balai en mevr.
Alkema inzake een integrale beheersvisie voor Waterland (Gemeenteblad afd.
1, nr. 804, blz. 3191).
 
De moties worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. Alvorens de moties te
bespreken wil ik graag twee opmerkingen maken. Vorig jaar is bij de
Algemene Beschouwingen en de slotbeschouwingen een groot aantal moties
aangenomen. Het is in de politiek niet alleen de kunst een motie aangenomen
te krijgen, maar tevens te beoordelen of die ook wordt uitgevoerd. Het zou
wellicht een goed idee zijn als het College, bijvoorbeeld om de maand, een
tussenrapportage geeft over de stand van zaken van de moties die vorig jaar
zijn aangenomen.
Het lijkt mij goed, de Algemene Beschouwingen en met name de
slotbeschouwingen volgend jaar in de avonduren te laten plaatsvinden, zodat
de directeuren van diensten en de topambtenaren ook in staat zullen zijn de
beraadslagingen bij te wonen. Ik zou deze ambtenaren er graag bij hebben
als wij de begroting vaststellen.
(De heer VAN BOMMEL: Heel veel directeuren werken 's avonds ook.)
Dat is ook goed; dat moeten wij zo houden.
(De heer CORNELISSEN: Meent u dat het dermate boeiend is dat de dames
en heren hier de hele middag en avond willen zitten?)
Dat is niet het probleem van de dames en heren, dat zou ons probleem
moeten zijn. Wij moeten het zo boeiend maken dat de ambtenarentribune vol
directeuren zit.
(De heer CORNELISSEN: Ik ben dat helemaal met u eens.)
Ik kom toe aan de moties en amendementen. De motie-Ten Have c.s.
(nr. 594) inzake harddrugsverslaafden is ons als onderzoeksmotie uit het
hart gegrepen, maar de motie mag natuurlijk niet vooruitlopen op de
besluitvorming. Als het onderzoek is gedaan, zal er in de Raad een pittige
discussie plaatsvinden over het wel of niet uitvoeren van de intenties
achter de motie. De VVD-fractie wil dat vandaag al hebben gemeld.
Wij danken het College voor het positieve preadvies op het beleidsmatige
deel van de motie-mevr. Krikke (nr. 595) inzake het Amsterdamse
drugsbeleid. Mevr. Krikke heeft de eer, een gewijzigde motie in te dienen.
Wij hebben het voorlichtingsdeel uit de motie geschrapt, omdat wij menen Ä
dat hebben wij ook al in de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en
Juridische Zaken gemeld Ä dat het heel goed zou zijn als het College zich
beraadt op de vraag, welk voorlichtingsbeleid wij in het Amsterdamse beleid
ten aanzien van de drugsproblematiek moeten gaan voeren. De VVD-fractie
heeft het zo geformuleerd, dat het vanaf 1996 de kunst zou moeten zijn met
dit beleid uit het nieuws te geraken. In de afgelopen jaren hebben wij veel
gedaan om in het nieuws te komen, zelfs op de buitenlandse televisie. Vanaf
1996 zou er ten aanzien van dit onderwerp sprake moeten zijn van een radio-
en televisiestilte. In de voorlichtingssfeer is het vaak moeilijker uit het
nieuws te blijven dan in het nieuws te komen. De afdeling Voorlichting en
de ambtenaren van wethouder mevr. Van der Giessen zouden naar onze mening
gezamenlijk een nieuw voorlichtingsbeleid moeten ontwikkelen.
Wij kunnen akkoord gaan met de motie-mevr. Schutte (nr. 597) inzake
hero‹neverstrekking, maar wel met de zeer strenge restrictie dat het ook in
de toekomst een zeer limitatieve groep van medisch ge‹ndiceerde verslaafden
moet betreffen.
De motie-Hulsman (nr. 607) inzake het nieuwkomers- en onderwijsbeleid
kent een gewijzigd preadvies. Zowel de motie als het gewijzigde preadvies
kan rekenen op de warme steun van de VVD-fractie. Onze complimenten
overigens aan het adres van de heer Hulsman.
Wij zullen het amendement-mevr. Peters (nr. 604) inzake de Amsterdam
Summer University op basis van het preadvies in gewijzigde vorm indienen.
Het is een instituut dat wij ook in de komende jaren in de promotie van
Amsterdam een belangrijk instrument vinden. Het is zeer belangrijk, dat de
wethouder voor Economische Zaken er binnen zijn budget ruimte voor heeft
gevonden. Vanuit het hele cultuuraanbod en de promotie van zaken als het
Holland Festival gezien is het een belangrijk instrument om in de komende
jaren te verankeren in Amsterdam.
De motie-mevr. Peters c.s. (nr. 605) inzake de Stichting Magenta bleek
een duplicaat te zijn; tweemaal hetzelfde is zelfs voor deze stichting
teveel van het goede. Wij trekken motie nr. 605 derhalve in.
Over de moties met betrekking tot het project MUG het volgende. De VVD-
fractie staat op een aantal punten positief tegenover MUG; met name voor de
inzet van de vrijwilligers is in onze fractie de afgelopen jaren veel
respect en sympathie gegroeid. Ik zou de invalshoek in de komende tijd
echter anders willen benaderen: geen maandblad voor uitkeringsgerechtigden
maar meer een maandblad voor werkzoekenden. Wij moeten geen blad hebben
voor een groep waarvan men ervan uitgaat dat haar situatie tijdelijk is.
Mevr. Peters zegt dan ook altijd, dat wij geen kansloze mensen in onze
samenleving hebben. Als MUG zou worden getransformeerd naar een positieve
titel met een andere doelstelling, meen ik dat de sympathie van de VVD-
fractie in de komende tijd ook zou kunnen worden verzilverd in actieve
steun. Vandaag is het daarvoor echter misschien nog wel een moment te vroeg.
Het amendement-mevr. Peters c.s. (nr. 603) inzake het Antilliaans
Perspectievenproject kent een negatief preadvies. Dat preadvies is voor ons
eigenlijk de reden om nog eens duidelijk aan te geven dat het juist een
goed amendement is. Ik vraag mij af of, gezien de tijd tussen het moment
dat dit preadvies is geschreven en heden en mede gezien de recente
berichtgeving in Het Parool, wethouder Van der Aa tot een nader inzicht is
gekomen, dat reden zou kunnen zijn om het amendement-mevr. Peters c.s
alsnog positief te preadviseren. Ik kan mij voorstellen dat de wethouder de
besteding van het in het amendement aangegeven geld op dit moment misschien
niet kan steunen en daarom de kraan dichtdraait. Misschien kan het
amendement dus alsnog worden overgenomen.
Ik breng mijn dank over aan de heer Oranje voor het feit dat de motie-
Oranje (nr. 658) inzake het beschermd stadsgezicht in stemming wordt
gebracht. Het betreft hier een oude VVD-wens, die in de afgelopen periode
niet kon worden gehonoreerd. De heer Oranje heeft ten aanzien van dit
onderwerp altijd schouder aan schouder gestaan met het oud-VVD-raadslid Van
Wijk. Wij beschouwen deze motie dan ook als een hoogtepunt voor de
binnenstad.
Wij vinden het jammer, dat de motie-mevr. Hoogland c.s. (nr. 660) inzake
de parkeeropbrengsten in de binnenstad is ingetrokken. Wellicht is dat
gedaan omdat men het er bij nader inzien mee eens is dat deze motie
beleidsmatig gezien onverstandig is, zoals de VVD ook tijdens de Algemene
Beschouwingen heeft gezegd, maar het mag ook in de toekomst niet zo zijn
dat men in de binnenstad denkt dat het geld dat via de parkeeropbrengsten
in de binnenstad binnenkomt, ook moet worden besteed aan de binnenstad,
aangezien wij in de binnenstad een tweede beleid voeren. Daar zijn extra
hoge parkeertarieven vastgesteld, niet vanuit de invalshoek van de
inkomsten, maar met het oog op de ontmoediging teneinde het verkeersbeleid
in de binnenstad beter te kunnen reguleren. Wat ons betreft moet dat geld
grotendeels voor andere verkeersmaatregelen kunnen worden geoormerkt,
waarbij wij de binnenstad uiteraard niet uitsluiten.
Bij de verzamelmotie komen wij terug op het amendement-mevr. Peters c.s.
(nr. 663) inzake de Stichting Vriendendienst.
Het amendement-Bouma (668) inzake woningen voor ouderen wordt
ingetrokken.
Wij zijn om twee redenen tegen het preadvies van het College op het
amendement-Bouma (nr. 669) inzake het symposium over erfpacht. De eerste
reden is, dat ik op een cruciaal moment de heer Van der Laan in de
openbaarheid van de Raad heb beloofd, hier tot 1998 niet meer te
discussi‰ren over de erfpacht, maar dat onderwerp inzet van de verkiezingen
van 1998 te maken. Het zou wel erg gemakkelijk zijn, te zeggen dat er in
het belang van de heer Van der Laan geen symposium komt, want ik neem aan
dat de wethouder voor dat symposium voor- en tegenstanders uitnodigt en de
uitslag daarvan zou best kunnen zijn, dat het om sociale redenen en gezien
de werkgelegenheid beter is voor deze stad, naast erfpacht ook leasing,
tendering en eigendom van grond te hebben.
(De heer VAN DER LAAN: Denkt u wel aan uw belofte?)
Jazeker, ik ben nu bezig met een monoloog.
(De heer VAN DER LAAN: Dat doet mij denken aan het volgende. In de
pers mag men niet onnodig grievend over mensen spreken. De vaste truc
is dan, te zeggen: "Ik kwam laatst iemand tegen die zei....", waarop
dan een hele reeks beledigingen volgt.)
Wij hebben ook een belangrijke uitdaging op het gebied van de sociale
woningbouw. Vanuit die prioriteitsstelling zou men kunnen zeggen dat wij
het feestje van 100 jaar erfpacht meevieren en daarom Ÿ 100.000 beschikbaar
stellen voor een symposium. De VVD-fractie meent dat het voor het
maatschappelijk draagvlak van ons grondbeleid en met het oog op onze
geloofwaardigheid, hoe wij met belastinggeld omgaan, beter zou zijn dit
bedrag wel in de portefeuille van wethouder Stadig te besteden, maar dan
voor de sociale woningbouw. Naar onze mening is het amendement van de heer
Bouma, niet ideologisch, maar maatschappelijk en psychologisch een beter
voorstel dan het oorspronkelijke voorstel van het College.
(De heer VAN DER LAAN: Ik wil alles wat u zegt voor waar aannemen,
maar volgens mij bestaat er een misverstand over de aard
van het symposium. Het is geen discussiedag over erfpacht, maar een
dag waarop wij de gelegenheid te baat nemen, het 100-jarig bestaan,
om de aandacht op de stedelijke erfpacht te vestigen. Ik ga ervan
uit, dat dit een duidelijk promotiegehalte heeft wat historie,
wetenschap enz. betreft. Het is dus geen echte discussiedag. Als dit
nu de bedoeling is þ het zou dan ook in de lijn kunnen zijn met de
belofte waaraan u refereerde þ hebt u dan nog steeds behoefte aan een
dergelijk amendement?)
U maakt mijn betoog juist sterker. Als het symposium niet is bedoeld als
discussiedag, maar als een feest Ä tenzij het een afscheidsfeest is Ä is
het wat anders.
Als wij kijken naar het amendement-Holvast c.s. (nr. 676) inzake de dans
en de motie-Holvast c.s. (677) inzake sponsoring van de kunst kunnen wij
het amendement nr. 676 van harte ondersteunen; onze complimenten voor de
indieners. In het amendement nr. 677 staan wat ons betreft weliswaar
verschillende goede herkenningspunten, maar wij zouden het "Double Your
Money-principe" toch liever wat minder limitatief willen benaderen. Ook
grote instellingen die moeilijk aan sponsors kunnen komen zouden natuurlijk
voor dit principe in aanmerking moeten kunnen komen. Wij hopen dan ook, dat
het gewijzigde amendement, dat overigens nog moet worden ingediend, zodanig
is geformuleerd dat wij daaraan onze steun kunnen geven.
Als de motie-mevr. Hoogland c.s. (nr. 802) inzake de verkeerstuin een
onderzoeksmotie is, is die ons uit het hart gegrepen; het onderwerp spreekt
ons bijzonder aan. Als er op korte termijn nog een overlevingskans is voor
het Olympisch Stadion, zou er rond het stadion plaats zijn voor
jongerenrecreatie, terwijl in het stadion zelf de verkeerstuin zou kunnen
worden gerealiseerd. Economisch gezien kan de verkeerstuin als toeristische
trekpleister gaan dienen. Schoolreisjes, die nu naar Artis gaan en
eerstdaags ook naar het Science Center, kunnen dan ook de verkeerstuin
bezoeken. Als dat zo is, willen wij het onderzoek van harte steunen, maar
voor de toekomstige financiering is voor ons uiteraard niet het
Parkeerfonds in beeld; die moet uit andere budgetten komen.
De motie-Niamut (nr. 685) betreft de parkeerplaatsen. De heer Niamut
heeft tijdens de Algemene Beschouwingen haarfijn aangevoeld wat het
gedachtengoed is van zowel het CDA als de VVD op dit punt. Het was
vanmiddag dan ook aangenaam te horen dat de heer Van der Laan Ä ik vond dat
erg moedig Ä het parkeerbeleid ook heel duidelijk heeft verankerd. De reden
waarom ik bij de Algemene Beschouwingen geen motie heb ingediend is, dat
men in de politiek te maken heeft met momenten waarop men een goed idee
brengt. Het lijkt mij dan ook verstandig, deze motie niet in stemming te
brengen, maar wethouder Bakker de kans te geven, bij zijn parkeerbeleid
zelf tot een goede gedachte te komen. Ik sluit echter niet uit, dat er
alsnog een motie zal moeten worden ingediend en dan zal de VVD-fractie niet
zijn vergeten dat er op dit moment een motie van de heer Niamut lag. Wij
zullen dan de partijpolitieke mores in de gaten houden dat als er een motie
komt, die in alfabetische volgorde van indieners zal worden ondertekend.
(De heer NIAMUT: Hoe verhoudt de alfabetische volgorde zich tot de
politieke mores?)
Zowel CDA en dan VVD als Niamut en dan mevr. Spier.
(De heer K™HLER: Hoe verhoudt dit zich tot de steun die uw fractie
nog maar een paar weken terug in de Commissie voor Verkeer enz. heeft
gegeven aan de Parkeerbalans, waarbij is gezegd dat wij op deze wijze
zullen doorwerken? Dat werd door de fracties van de PvdA, de VVD, D66
en GroenLinks ondersteund.)
Vanuit de status quo op dat moment gezien heeft de heer K”hler volkomen
gelijk; dit heeft mevr. Spier in de commissie van advies ook duidelijk naar
voren gebracht.
Onze zorg over het VIP is tweeledig. Wij hebben een psychologische zorg
over het draagvlak, waarover de heer Van der Laan ook sprak. Wij maken ons
geen zorgen over de dynamiek van het uitvoeringsbeleid in de komende acht
jaar en ook niet over het eindpunt, maar als wij kijken naar de korte
termijn, worden er naar onze mening te snel en teveel parkeerplaatsen
opgeheven, nog voordat er parkeergarages zijn geopend. Dit College en deze
wethouder zijn goed in het plannen, maar uiteindelijk gaat het toch om het
openen van parkeergarages. De tijd die ligt tussen het opheffen van
parkeerplaatsen en het openen van parkeergarages is vandaag nog geen
probleem, maar dat zal naar onze mening in de komende twee jaar de dynamiek
in het systeem veroorzaken; wij vinden, dat een aantal parkeerplaatsen in
de komende twee jaar niet of langzamer moeten worden opgeheven. Ik heb dat
ook geproefd.
(De heer K™HLER: Ik begrijp goed het standpunt van de heer Niamut;
als ik mij goed herinner heeft zijn fractie het VIP ook niet
gesteund. Uw standpunt begrijp ik echter niet, want dit verhaal...)
Wij hebben in de Raad toch ook de motie-Van der Laan inzake de
stelselmatige economische effectrapportage met betrekking tot de positie
van de binnenstad aangenomen.
(De heer K™HLER: Dat is waar, maar dit is toch een heel ander
onderwerp. Die rapportage hebben wij niet.)
Ik neem aan, dat die motie wel wordt uitgevoerd.
(De heer K™HLER: Het gaat mij nu om de Parkeerbalans; de motie van de
heer Niamut gaat daar ook over. Hij zegt dat het opheffen te snel
gaat. Wij hebben stukken opgevraagd en die zijn geleverd. Vervolgens
hebben de fracties, met uitzondering van het CDA, gezegd, dat zij
ermee akkoord gaan, omdat het in de lijn van het VIP ligt.)
Tot en met 1995 hebt u gelijk, maar onze zorg betreft wat er in 1996 en
1997 is gepland aan het opheffen parkeerplaatsen en het openen van
parkeergarages. Daar zit een discrepantie tussen.
(De heer K™HLER: U laat dus elk jaar het zwaard van Damocles boven
het hoofd van wethouder Bakker hangen?)
Niet ieder jaar: elke dag.
(De heer K™HLER: Als er dan weer een nieuw overzicht komt zegt u
echter dat u zich aan het VIP hebt gecommitteerd en dan stemt u er
toch maar weer mee in.)
(De heer ROBBERS: Feitelijke informatie beschermt altijd heel goed
tegen veronderstellingen. Het schild van de informatie van wethouder
Bakker kan de dreiging van het zwaard van de heer Houterman wel
verdragen.)
(De heer VAN DER LAAN: Ik begin het toch storend te vinden dat de
heer K”hler steeds maar weer komt met die profilering vanuit het VIP.
Ik wil hem er dan wel aan herinneren, dat de fractie van GroenLinks
in
feite tegen het VIP heeft gestemd. Wij hebben althans vastgesteld dat
de mening van die fractie als een tegenstem moest worden
ge‹nterpreteerd; de fractie was voor het VIP, maar tegen alle
parkeergarages, die nu juist het hart zijn van het VIP. Niet dat de
heer K”hler in de komende decennia niet over dergelijke onderwerpen
mag meepraten, maar het zo selectief invullen op bepaalde punten gaat
mij toch te ver. Als hij het VIP echt wil verdedigen, zal hij
officieel moeten terugkomen op het standpunt dat er in de binnenstad
geen parkeergarages mogen worden gebouwd. Hij eet nu weer van twee
walletjes.)
(De heer K™HLER: Dat laatste is nu wat uw fractie en de VVD-fractie
doen. Wij hebben ons standpunt over het VIP een- en andermaal
verduidelijkt. Wij waren het eens met de uitgangspunten en
doelstellingen, ook wat de aantallen parkeerplaatsen betreft, zij het
dat het naar onze mening onvoldoende tegemoet komt aan de uitslag van
het referendum, maar wij waren alleen tegen een aantal
parkeergarages. Die lijn volgen wij nog steeds. Wat nu het
interessante aan het debat is, is dat er twee partijen zijn die
vinden dat het VIP onverkort moet worden uitgevoerd, maar die bij de
uitvoering permanent moeilijk doen over het feit dat de
desbetreffende wethouder het niet uitvoert. Dat geldt voor de PvdA en
de VVD en daar ligt dus het politieke probleem; niet zo zeer bij
ons.)
(De heer NIAMUT: De heer Houterman reageerde op mijn motie en daarbij
een suggestie gedaan. Hij heeft gezegd, dat deze motie de VVD uit het
hart gegrepen is. Het gaat de VVD-fractie voornamelijk om 1996 en
1997. Mag ik de benadering van die fractie zodanig interpreteren, dat
zij ervan uitgaat dat iedere parkeerplaats op maaiveldniveau die
wordt voorgedragen om te verdwijnen niet mag verdwijnen voordat er
een parkeerplaats op ondergronds niveau bij komt?
Dat is twee bruggen te ver; dat kan men nooit zo stellen. Het gaat ook
om de verdeling over de binnenstad. Bekend is, dat er in een bepaald
gedeelte van de binnenstad spanningen zijn en in een ander gedeelte weer
niet; men moet het ook per gedeelte van de binnenstad bekijken. Het is
mogelijk, dat de benadering van de heer Niamut voor een gedeelte van de
binnenstad klopt en dat men gedurende twee jaar pas op de plaats moet
maken, maar dat men ten aanzien van een ander gedeelte tot de conclusie
komt dat daar nog wel een stuk of tien parkeerplaatsen zouden kunnen worden
opgeheven.
Wij steunen het amendement-mevr. De Jong c.s. (nr. 688) inzake een
medewerker ENFB niet, omdat wij het type bestemming uit het Parkeerfonds
niet te maken heeft met de infrastructuur en wij erop tegen zijn,
dergelijke zaken uit het Parkeerfonds te financieren.
(De heer CORNELISSEN: Dat is uw interpretatie van de systematiek van
het Parkeerfonds, maar de verordening laat dit wel toe.)
Dat weet ik, maar het is zo langzamerhand helaas ook geen Parkeerfonds
meer. Met name door toedoen van de fractie van D66 is het in feite een
soort van Verkeersfonds geworden en nu wordt het kennelijk ook nog een
Personeelsfonds.
(De heer CORNELISSEN: Wij baseren ons zuiver op de tekst van de
verordening. Wij praten nu over een interpretatie van de VVD en dat
is een verenging van de toepassing van het Parkeerfonds.)
Wat de motie-Van Duijn (nr. 690) inzake de openbaar-vervoerring betreft
ga ik niet in op de motie, maar op het preadvies. Daarin staat natuurlijk
weer het een en ander over het lopende onderzoek inzake de Noord-Zuidlijn.
Ik mis in het preadvies, dat er ook een second opinion-onderzoek zou moeten
komen naar het alternatieve trac‚. Ik ga nu niet verder in op dat punt,
maar ik signaleer het wel, zodat wij later niet het verwijt kunnen krijgen
dat wij toch met het preadvies akkoord waren gegaan. Het preadvies is wat
ons betreft niet volledig.
Wij trekken het amendement-Hooijmaijers c.s. (nr. 696) inzake de
Stichting Amsterdam Topsport op basis van het preadvies in en vervangen dat
door een gewijzigd amendement. Wij kunnen ons iets voorstellen bij het
antwoord van de wethouder voor Financi‰n, maar wij zijn met name zeer
ge‹nteresseerd in het antwoord van de wethouder voor Sport op dit
gewijzigde amendement, met name ook of hij een parallel ontdekt met wat wij
hebben gedaan met de verhuizing van de tennisparken naar de Vietnamweide,
de Bosbaan enz. Is er beleidsmatig gezien een parallel tussen die keuzen en
wat de heer Hooijmaijers voorstelt bij de optimalisering van de
voetbalvelden in de toekomst?
(Wethouder DE GRAVE: Zou het niet meer voor de hand liggen, de
wethouder voor Grondzaken uit te nodigen, die vraag te beantwoorden?)
(De VOORZITTER: E‚n ding is zeker: het College spreekt met ‚ ‚n mond.)
Met betrekking tot het amendement-mevr. Alkema c.s. (nr. 702) inzake
30 km-zones zal ik mij beperken in mijn bijdrage, omdat de eerste
ondertekening via mevr. Alkema is gelopen. Ik denk dat de fractie van D66
het pleidooi dat wij in de vorige raadsvergadering hebben gehouden hier
vanmiddag dubbel en dwars zal inzetten; zij heeft daarbij onze steun.
Wij vinden de motie-Balai c.s. (nr. 705) inzake veiligheid van
speelplaatsen sympathiek; de veiligheid van kinderen rondom speelplaatsen
vinden wij zeer belangrijk. Wij zullen deze motie van harte steunen.
Ik ben echter kritischer ten aanzien van de motie-Balai c.s.(nr. 707)
inzake de metroconci‰rges. Het zou de PvdA-fractie sieren als zij deze
motie zou intrekken, niet omdat het geen goede motie is, maar omdat die bij
ons past in de categorie mooie dingen in het leven die wij allemaal willen.
Geen geld, geen Zwitsers; het is heel gemakkelijk, moties aan te kondigen
waarvan men weet dat er een financi‰le prioriteitsstelling moet komen. Een
motie aannemen zonder dat men weet waar het geld vandaan moet komen en ten
koste waarvan dat zou moeten gaan, zien wij toch niet zitten.
Afhankelijk van het antwoord van de wethouder voor
Ontwikkelingssamenwerking zullen wij de motie-Balai (nr. 750) inzake de
Stedenband met Paramaribo morgen wel of niet steunen. Het onderzoek naar de
stedenband bevat twee componenten. De eerste component is, wat Amsterdam in
de komende tijd gaat doen met zijn stedenbanden. Gaan wij daarmee door en,
zo ja, in welke vorm? In dat onderzoek zouden wij ook graag een preadvies
krijgen op het voorstel dat de VVD vorig jaar bij de Algemene Beschouwingen
heeft ingediend, namelijk om in te toekomst wachtgelders met behoud van hun
uitkering uit te zenden naar ontwikkelingslanden. Als het College vindt dat
de stedenbanden moeten worden gecontinueerd Ä wij denken daarbij aan meer
personeel en minder geld Ä en ons wordt gevraagd welke steden wij in de
komende tijd het liefst zouden willen bedienen, is het bij ons een
prioriteitskeuze of Paramaribo wel de juiste prioriteit verdient. Wij
hebben daar zelf geen oordeel over. Wij denken, maar dat is zeer intu‹ tief,
dat de heer Balai in die keuze gelijk heeft. Als wij doorgaan met de
stedenbanden zou Paramaribo een goede keuze zijn, maar wij zouden ook graag
in het onderzoek van het College een prioriteitsvolgorde willen zien die
aangeeft, welke steden in de toekomst misschien wel of niet in aanmerking
komen voor een stedenband. Naar ons gevoel zal Paramaribo op dat lijstje
een hoge plaats innemen. Als onderzoeksmotie zouden wij deze motie kunnen
steunen.
Het amendement-Niamut (nr. 751) betreft de afdracht van gelden van het
Gemeentelijk Havenbedrijf. Ik neem aan, dat de heer Niamut hierop zelf
uitvoerig zal ingaan, maar wat de VVD-fractie betreft zal dit amendement in
de toekomst een belangrijke rol moeten spelen in de discussie over de
verzelfstandiging van het Gemeentelijk Havenbedrijf. Het is vandaag een
aandachtspunt, maar op een ander moment een beslispunt.
In de motie-Cherribi c.s. (nr. 756) wordt gevraagd om een regie bij de
nieuwe winkelsluitingsverordening. Meestal ben ik niet mijns broeders
hoeder, maar ik denk dat ik dat vandaag wel moet zijn. Men zou de wethouder
voor Economische Zaken, mede gezien zijn partijpolitieke achtergrond,
eigenlijk niet moeten vragen, in de komende tijd een regiefunctie te gaan
uitvoeren. Als wij zien wat de landelijke PvdA wil met de zondagsopening,
slechts twaalf keer per jaar, en als de wethouder dan wordt gevraagd om een
regiefunctie, komt hij als liberaal natuurlijk tot een spiegelbeeld-
constructie, wat betekent dat de ene week de winkels in Noord op zondag
geopend zijn, de andere week de winkels in Zuidoost enz., wat er op
neerkomt dat er in Amsterdam 52 zondagen per jaar winkels open zijn. Dat
zal toch niet de bedoeling van de PvdA-fractie zijn. Het lijkt mij
verstandig, de kat niet op het spek te binden en de wethouder niet via een
u-bocht de gelegenheid te geven, langs de achterdeur te doen wat de
landelijke PvdA Ä ik neem aan dat de Amsterdamse PvdA liberaler is dan de
landelijke PvdA Ä niet wenst.
(Wethouder mevr. TER HORST: Naar mijn mening hebt u nu eindelijk ‚ ‚n
argument waarom het goed is dat er veel deelraden zijn.)
Ik moet u helaas gelijk geven.
(De heer K™HLER: Dat hoeft toch niet? Als u 52 weken door 12 deelt,
hebt u maar vijf deelraden nodig om uw hele voorstel uit te voeren.)
Ik val nu ook door de mand dat ik een alpha-opleiding heb en wellicht te
weinig met computers enz. heb gewerkt.
Dit brengt mij op de motie-Van der Laan (nr. 800) inzake de computers op
school. Ik wil daar wat langer bij stilstaan. Onze steun voor de motie
hangt sterk af van de mondelinge toelichting die de wethouder voor
Onderwijs ons vandaag of morgen zal geven. Wij staan enigszins ambivalent
tegenover deze motie. Wij staan zeer positief tegenover de invalshoek die
de heer Van der Laan naar voren heeft gebracht: er mag in deze stad geen
onderscheid zijn tussen bijzonder onderwijs en openbaar onderwijs, tussen
"witte" scholen en "zwarte" scholen, tussen scholen in Zuid en in De
Baarsjes enz.; alle kinderen moeten gelijke kansen hebben. Ik onderstreep
het pleidooi van de heer Van der Laan, dat Amsterdam niet alleen
gelijkwaardigheid hoog in het vaandel heeft, maar wij moeten op sommige
terreinen ook een voorsprongpositie opbouwen, zodat onze kinderen een
opleiding krijgen die wellicht nog beter is dan die in andere steden. Die
twee punten in de motie zijn ons uit het hart gegrepen. De vraag is echter,
of het verstandig is, het te doen op de manier die de heer Van der Laan dat
in zijn gewijzigde motie heeft verwoord. Kan de wethouder mededelen, of
deze motie kan worden gerealiseerd op basis van de huidige achtergrond van
de leraren? Is het huidige aanbod van software voldoende? Dat zijn
praktische zaken.
Als de wethouder zijn onderzoek heeft gedaan, kan hij ook tot de
conclusie komen dat dit idee wel een goed idee is, maar niet het beste.
Gezien zijn achtergrond zegt hij misschien, dat het geld moet worden
besteed aan het probleem van de schooluitval of dat een ander type
onderwijs beter zou zijn. Als wij een onderzoek naar computers willen
hebben, moet de wethouder ook de beleidsvrijheid krijgen om aan te tonen
dat het weliswaar een goed idee is, maar dat de investering in een andere
richting meer rendement zou kunnen opleveren.
Wij vragen ons af, of het gebruik van de computer in de voorgestelde
vorm pedagogisch gezien het beste instrument is. Men heeft daarbij te maken
met de leeftijdscategorie. Is het goed om kinderen onder de 10 jaar al zo
intensief met computers in aanraking te laten komen? Sommige pedagogen
zeggen, dat de kinderen in de huidige televisiedemocratie en door alle
computerspelletjes eenzijdig worden opgevoed en dat het beter zou zijn als
de kinderen wat meer sociaal communiceren. Anderen zeggen weer: hoe jonger
hoe beter, men zou kinderen eigenlijk al vanaf 6 jaar moeten confronteren
met een computer. Wij willen graag dat dit pedagogisch-deskundige oordeel
in het onderzoek wordt meegenomen.
Ongeacht de uitslag van dat pedagogisch onderzoek maken wij ons zorgen
over de vraag, of de leerlingen die nu in de laatste klas van het
basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs zitten niet een verloren
generatie dreigen te worden. Als wij zeggen dat de motie haalbaar is en zal
worden uitgevoerd en wij onderaan bij het basisonderwijs beginnen, zal een
zeer grote groep Amsterdamse jongeren in de leeftijd tussen 10 en 18 jaar
een verloren computergeneratie worden. De vraag is dan, of het dan qua
volgtijdelijkheid niet beter is bij die 18-jarigen te beginnen. Wij
verwachten van wethouder Van der Aa dat hij hierop wat dieper ingaat.
(De heer HULSMAN: U hebt de wethouder toch niet nodig om te weten,
dat elke leerling in de basisvorming verplicht computeronderwijs
krijgt?)
Dat is juist, maar in de motie van de heer Van der Laan wordt
voorgesteld, op elke schoolbank een computer te plaatsen.)
(De heer HULSMAN: Over de verloren computergeneratie hoeft u zich
geen zorgen te maken.)
Toch wel, het gaat om de intensiteit. Als de heer Van der Laan gelijk
heeft dat er, ook in het voortgezet onderwijs, op iedere schoolbank een
computer zou moeten staan, wat nu niet het geval is,...
(De heer HULSMAN: Dat ben ik met u eens, daar zijn wij nog ver van
verwijderd.)
De VVD-fractie vindt het in elk geval goed, dat er in elke schoolklas
een computer komt. Wellicht zou het nog beter zijn als er op elke
schoolbank een computer komt, maar daarover moet nog goed worden nagedacht,
want ik denk dat het niet goed is als men 8 uur per dag een computer voor
zijn neus heeft staan. De echte deskundigen moeten dat maar uitzoeken.
De motie-Houterman (nr. 624) betreft het verkopen van huurwoningen. Het
klinkt misschien gek, maar in eerste instantie waren wij blij met het
preadvies. Wij hadden de motie geformuleerd met het oog op de
omstandigheden, maar de wethouder heeft gelijk dat het College ten aanzien
van de beleidsmatige component, het omzetten van huurwoningen in
koopwoningen, al een belangrijke stap voorwaarts heeft gezet. Men zou
kunnen zeggen, dat het dan mooi is, een preadvies te krijgen dat eigenlijk
de motie overbodig maakt, maar dan wil ik toch de aandacht vestigen op de
keerzijde van de medaille. De wens van de VVD, meer kopen en minder huren,
mag niet worden gezien als een ideologisch stokpaardje. De mensen die deze
stap zetten moeten zich goed realiseren wat de consequenties van die stap
zijn. Aan kopen kleven veel nadelen, maar het heeft ook veel voordelen. Men
moet zich vooraf vooral realiseren wat de fiscale en technische voordelen
van kopen en huren zijn. Het College moet daarom in de komende tijd, samen
met de woningcorporaties en andere belangenorganisaties, een zeer actief
voorlichtingsbeleid voeren en wellicht ook zelf organiseren om de mensen in
die beslissing goed en objectief voor te lichten. De objectiviteit in de
markt ten aanzien van kopen versus huren is niet altijd aanwezig; daar ligt
naar onze mening een belangrijke overheidstaak. Daaraan beantwoorden het
preadvies en het huidige beleid van het College nog niet. Dat kan ook niet
en om die reden zou het goed kunnen zijn als het College de motie nog eens
bekijkt en zich erop bezint, of dat onderdeel alsnog een reden zou kunnen
zijn om positief te preadviseren. Wij zouden de motie graag willen
handhaven.
De motie-Hooijmaijers c.s. (nr. 697) inzake het Innovatieteam trekken
wij in; de tijd ontbreekt mij om precies uit te leggen waarom, maar men kan
van ons aannemen dat het om goede en positieve redenen gebeurt.
De motie-Houterman (nr. 625) inzake de Politie en Stadswachten dienen
wij in gewijzigde vorm in. De portefeuillehouder heeft gelijk dat het
onderwerp Stadswacht apart onder Stadstoezicht valt en niet onder de
competentie van de Politie. Dat onderdeel is uit de motie gehaald.
Er moet inzicht worden gegeven in de uren dat de Politie op straat is en
de koppeling met de uren dat er criminaliteit plaatsvindt, maar het mag
geen verkapte motie zijn om de onregelmatigheidstoeslag ter discussie te
stellen. Dat gedeelte is ook uit de motie geschrapt. Of dat con amore of
contre-coeur is gebeurd laat ik in het midden, maar ik hoop dat de
aangepaste motie de steun van de andere fracties kan krijgen.
Ik was van plan iets te zeggen over de motie-Levie (nr. 629) inzake de
begrotings- en planningscyclus, maar ik zal dat niet doen. Ik ben vanmiddag
nogal uit mijn slof geschoten tegen de heer Levie. Ik zal het nu mild
houden, maar om de objectiviteit te waarborgen zal ik strenge woorden
spreken in de richting van de wethouder voor Financi‰n. Het is een goede
motie en het is een fantastisch preadvies, maar de conclusie van het
preadvies slaat niet op de motie, want alles in het preadvies wijst erop
dat het College de motie als overbodig wil beschouwen en het heeft ons dan
ook verrast dat de motie positief is gepreadviseerd; gezien de
overbodigheid had de motie ook negatief gepreadviseerd kunnen worden. Ik
verwacht echter, dat de heer Levie de motie in tweede termijn alsnog zal
intrekken.
(Wethouder DE GRAVE: De motie is niet primair gepreadviseerd door de
wethouder voor Financi‰n, maar door de wethouder voor Planning en
Control. In de fractie heeft hij mij hierover ook al aangesproken. Er
is sprake van een misverstand bij de heer Houterman, maar dat ligt
ook aan mij, want ik dacht aanvankelijk dat ik had gepreadviseerd.)
(De heer VAN BOMMEL: Waarom hebt u dat misverstand toen niet
opgehelderd?)
Ik rond mijn eerste termijn af. Vandaag of morgen wordt nog gesproken
over de sluitpost. Wij willen twee groepen die in Amsterdam regelmatig in
nood verkeren, te weten de mensen met een psychiatrisch probleem en de
dieren, financieel tegemoetkomen, in de eerste plaats door het amendement-
mevr. Peters (nr. 663) inzake de Stichting Vriendendienst, welk amendement
ook is opgenomen in de verzamelmotie, en in de tweede plaats door extra
geld voor de dierenopvang in Amsterdam, ook een onderdeel van de motie van
de heer Spit die enige tijd geleden aan de orde was. In het kader van de
financi‰le prioriteiten willen wij de dierenopvang van harte steunen.
(De heer VAN BOMMEL: Eerst ageert u tegen de verzamelmotie...)
Nee.
(De heer VAN BOMMEL: Ik meende toch, dat...)
Ik doe alleen geen toezeggingen aan de heer Van Duijn. Ik zeg alleen wat
wij in die discussie zullen inbrengen, namelijk de Stichting Vriendendienst
en de dierenopvang.
(De heer VAN BOMMEL: Het is wel opgenomen in de verzamelmotie, maar
dat is dan niet uw werk, begrijp ik.)
Bij ons doet mevr. Krikke dat; zij is deskundig.)
 
De moties/amendementen nrs. 595, 604, 605, 625, 668, 696 en 697,
ingetrokken zijnde, maken geen onderdeel van de beraadslagingen meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
20ø Motie van 13 december 1995 van de raadsleden mevr. Krikke en de heer
Houterman inzake de Amsterdamse drugshulpverlening (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 805, blz. 3192).
 
21ø Motie van 13 december 1995 van het raadslid Houterman inzake de
Politie en Stadswachten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 806, blz. 3193).
 
22ø Amendement van 13 december 1995 van de raadsleden mevr. Peters en
Houterman inzake computers op school (Gemeenteblad afd 1, nr. 807, blz.
3194).
 
23ø Amendement van 13 december 1995 van de raadsleden Houterman en
Hooijmaijers inzake de Stichting Amsterdam Topsport (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 808, blz. 3195).
 
De moties/amendementen worden voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
 
De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. De discussie tijdens de
Algemene Beschouwingen was aardig; na de eerste termijn levendig en
politiek interessant. Er zat nauwelijks iemand op de tribune en er stond
niets in de krant, behalve citaten uit wat al op papier had gestaan of wat
drie dagen tevoren door enkele sprekers bij de pers was ingediend. Volgend
jaar moet dat echt anders.
Het aantal moties is geslonken, maar slechts langzaam. Het feit dat het
overgrote deel van de moties negatief wordt gepreadviseerd roept natuurlijk
vragen op. Zegt dat iets over de kwaliteit van de ingediende voorstellen?
Zijn die dit jaar zo slecht dat bijna 90% ervan moest worden afgewezen? Of
zegt het iets over de manier waarop het College openstaat voor suggesties
en voorstellen? Als het gaat om de kwaliteit van de moties rijst de vraag,
of die wel intensief in de fracties zijn besproken voordat zij in de
commissies van advies werden ingediend, zoals nu ook in de fracties het
preadvies is besproken, of dat er een groot aantal bij zit met een
ballongehalte, waarbij de kwaliteit en de effectiviteit bij het indienen
ervan niet aan de orde zijn geweest. De fractie van D66 is van mening, dat
een bij de begroting ingediende motie een belangrijk instrument is, dat
gewicht moet meekrijgen om gewicht te behouden. Persoonlijk hanteer ik het
instrument vrij zelden of nooit, anders bijvoorbeeld dan de heer Hulsman,
die wij zullen huldigen bij zijn 250ste motie die wij nu elk ogenblik
verwachten.
(De heer HULSMAN: U weet dat ik er dit keer bijzonder weinig heb
ingediend!)
Wij hoopten dat u al tijdens deze begrotingsbehandeling dat aantal zou
halen.
Ik kom aan de logica van de preadvisering. Moties die voorstellen wat al
gebeurt worden positief beoordeeld, waarschijnlijk omdat zij het College
tot niets nieuws aanzetten, terwijl moties die iets voorstellen dat nog
moet gebeuren voorbarig worden genoemd, waarschijnlijk omdat er iets in
wordt voorgesteld wat het College niet had bedacht. Dat geldt met name bij
een aantal preadviezen van wethouder mevr. Ter Horst, bijvoorbeeld als het
gaat over verschillende benaderingen; wij krijgen dan vrijwel gelijk-
luidende preadviezen bij moties van mevr. Alkema en de heer Balai, die
echter wel tot het tegenovergestelde conclusies leiden.
Staat het College open voor suggesties? Van de 16 voorstellen die aan
wethouder Van der Aa zijn gedaan, wordt slechts ‚‚n voorstel niet ontraden
en ‚‚n voorstel wordt slechts aanvaardbaar geacht als het wordt gewijzigd
ten genoegen van de wethouder. Ik vind dit echt slecht en daarover zullen
wij zeker heel goed moeten nadenken. Ik zeg niet dat het aan het College
ligt en ik zeg ook niet dat het aan de Raad ligt; ik stel, dat wat er is
gebeurd natuurlijk wel gek is. Als wij op die manier met elkaar praten is
dat een vreemde manier van discussi‰ren.
(Wethouder DE GRAVE: Kunt u mij vertellen, hoe groot het aantal
positieve preadviezen op de moties vorig jaar was?)
De heer Oranje heeft daarvan een statistiek bijgehouden.
(Wethouder DE GRAVE: Het zou mij zeer verbazen als dat erg zou
afwijken.)
U vindt dus, dat een zonde die elk jaar wordt herhaald minder ernstig
is?
(Wethouder DE GRAVE: Mij staat niet bij, dat deze toorn vorig jaar
over de Raad c.q. het College is uitgestort. De logica is, dat het
College zijn standpunt verdedigt.)
Dat doet u op het ogenblik opnieuw en ik constateer, dat de inbreng van
de raadsleden bij de begrotingsbehandeling en het oordeel van het College
daarover zozeer uiteenlopen dat er iets mis moet zijn met de manier waarop
wij met het indienen van voorstellen omgaan. Ik zeg niet aan wie dat ligt,
maar wel dat er iets mis is. Ik heb dat samengevat in de vraag of wij wel
zuinig genoeg zijn op het instrument.
Het is mij ook opgevallen, dat er verschillende moties zijn die in hun
oorspronkelijke versie een zeer breed effect hebben, ook financieel, maar
als beleidsmoties werden aangemerkt, zo gepresenteerd en ingediend en zo
ook beoordeeld. Als die moties als financi‰le moties zouden zijn
aangemerkt, zouden die een zeer negatief preadvies hebben verdiend. Ik wijs
op de oorspronkelijke motie van de heer Van der Laan over computers op
school (nr. 614). Deze had naar onze mening een breed financieel effect als
die zou worden aangenomen, maar werd niet als financieel aangemerkt. Zo ook
de motie-Balai c.s. (nr. 707) inzake de metroconci‰rges, die eenzelfde lot
beschoren was. Als de Raad dat echt wil en dat uitspreekt, neemt men grote
financi‰le verplichtingen op zich, althans in de verwachtingen die men wekt
door dergelijke besluiten te nemen.
(De heer VAN DER LAAN: De gewijzigde motie (nr. 800) is op dat punt
nog veel voorzichtiger. Als u die zonder wantrouwen zou hebben
bekeken, zou u beslist niet kunnen volhouden dat men, als men vraagt
een mogelijkheid te onderzoeken, zich hiermee al financieel vastlegt.
Als men mij tijdens de Algemene Beschouwingen zou hebben gevraagd of
de Raad zich ook maar voor een dubbeltje vastlegt op dat plan, had ik
gezegd dat dit beslist niet het geval is. Ik had uw zorgen dus zo
kunnen wegnemen. Als voorbeeld voor uw algemene stelling is dit
daarom niet geldig.)
U hebt uw motie gewijzigd. In de afgelopen tijd heeft de discussie ertoe
geleid, dat de motie zoals die was te sterk zou zijn en teveel zou
ingrijpen in de uitkomst van het eigen gevraagde onderzoek om zo te worden
aangenomen. Daarin bent u zelf ook voorzichtiger en door de wijziging is de
motie een stuk evenwichtiger geworden, maar ook bescheidener. Ik denk dat
dat een betere benadering is van de vraag naar een onderzoek dan de
oorspronkelijk motie inhield. Wij zijn er gelukkig mee dat de motie op die
manier is aangepast. Bij de afzonderlijke behandeling kom ik daar nog op
terug.
Er is in het kader van deze begrotingsbehandeling een grote stilte
gevallen over het onderwerp "werk", de laatste tijd ook in de krant. D66 is
van het begin af aan volmondig akkoord gegaan met het verlenen van een
grote prioriteit aan dat onderwerp. Wij hadden haast en wij hadden het ook
op termijn gesteld; wij hebben ingestemd met de oprichting van de NV Werk.
Wel hebben wij regelmatig vragen gesteld over de gevolgde systematiek, maar
wij hebben het College na zijn antwoorden en toezeggingen altijd gesteund.
Het uitgangspunt van die steun was steeds, dat het College ons ervan
overtuigde dat de gewenste resultaten zouden worden gehaald. Ook bij de
beantwoording van de vraag van de heer Spit tijdens de afgelopen Algemene
Beschouwingen heeft het College ons nog een lijstje met concrete cijfers
overhandigd, compleet met jaartallen; zoveel aan het eind van dit jaar en
zoveel aan het eind van volgend jaar. Ik zou het op prijs stellen als de
wethouder los van de moties nog een keer bevestigt dat, ondanks de
problemen die er schijnbaar zijn, die cijfers nog steeds volledig overeind
staan.
Het begint ons enige zorgen te baren als wij horen dat er steeds meer
sprake is van onder meer een aantal weglekkende effecten van werk. De
sociale werkplaatsen kunnen de mensen niet meer plaatsen en banenpoolers
beginnen functies in te nemen die voorheen door gewone krachten werden
vervuld. De uitvoering van de Wet arbeid gehandicapte werknemers (WAGW)
begint overal te stagneren; die berichten kan men regelmatig in de krant
lezen. De hele sfeer van de werkgelegenheid komt aan alle kanten onder druk
te staan en onze eigen NV Werk heeft ook weer een hobbel op haar weg
gevonden. Ik wil dit toch zeggen, omdat het een speerpunt is van het totale
beleid. Wij hebben de stad iets beloofd wat moet worden waargemaakt en dat
zullen wij ook waarmaken.
Ik kom aan de moties. Ik dank het College hartelijk voor de positieve
preadviezen op een aantal moties waarmee wij het eens zijn; wij zijn het in
principe ook eens met het negatieve preadvies op moties die ik niet
bespreek, tenzij de discussie ons aanleiding geeft om onze opvatting
daarover te herzien.
De motie-mevr. De Jong (nr. 606) betreft het Adviesprogramma
Minderheden. In de motie wordt erop gewezen, dat iets wat in 1994 is
besloten in 1995 wordt aangekondigd, in 1996 in een kleine kanttekening
terugkomt, maar nog steeds niet op tafel ligt, terwijl er tegelijkertijd
wel een kwaliteitsimpuls wordt gegeven aan het Adviesprogramma Minderheden.
Dit is in tegenspraak met elkaar. Het College stelt, dat het er op
redelijke termijn allemaal aankomt en de PvdA merkt op dat zij, als dat
hard kan worden gemaakt, de motie niet hoeft te steunen. Het College zegt
ook dat er veel is en wordt gedaan, dus nog voordat wij weten wat in het
Adviesprogramma staat. In het preadvies spreekt de wethouder zijn
waardering uit voor wat er lag, maar de vraag is wel, waar en door wie dat
wordt beoordeeld. Dat wordt toch door de Raad beoordeeld! De Raad moet nu
een begroting vaststellen en ergens geld bijleggen, maar de Raad heeft nog
steeds niet het instrument om zich een oordeel te vormen in handen. Wij
handhaven vooralsnog met kracht van argumenten de motie.
Ik ben blij met het positieve preadvies van het College op en de warme
woorden van de heer Houterman over de motie-Oranje (nr. 658) inzake het
beschermd stadsgezicht. Ik stel voor, dat wij over en weer wat meer leden
voor het erelidmaatschap gaan voordragen.
(De heer HOUTERMAN: De heer Ten Have is nog onlangs door ons op een
terras geridderd. De heer Kool kon daarbij door ziekte niet aanwezig
zijn.)
De motie-Bijlsma c.s. (nr. 666) betreft het duurzaam bouwen.
(De heer BIJLSMA: Deze motie wordt betrokken bij de bespreking die de
volgende week in de commissie van advies zal plaatsvinden. De motie
is derhalve ingetrokken).
Dat had ik u willen vragen.
De motie-Holvast c.s. (nr. 677) inzake sponsoring van kunst zal naar ik
heb vernomen worden gewijzigd. Als dat gebeurt in de geest van het
preadvies, zullen wij de motie steunen.
Wij steunen de motie-mevr.Hoogland c.s. (nr. 802) inzake de Verkeers-
tuin.
De motie-Niamut (nr. 685) betreft de parkeerplaatsen. Ik wijs erop, dat
toetsing van het opheffen van parkeerplaatsen uitsluitend plaatsvindt aan
de hand van het Beleidsplan voor de Binnenstad. Daarin staan de afwegingen
volgens welke dat plaatsvindt en wij zullen ons daaraan houden. De
Parkeerbalans is geen toetsingsinstrument, maar een meetinstrument en een
momentopname, waaraan men niet kan zien of men in de kwalitatieve
uitvoering van het VIP goed zit, maar of men in de tijdsplanning enigszins
goed zit. Het is eigenlijk geen instrument waarmee men kan werken. Als het
gaat om het tempo van de opheffing van de parkeerplaatsen, leeft in mijn
fractie altijd nog de vraag, of alle parkeerplaatsen die voor de Victoria-
garage moesten worden gecompenseerd, ook allemaal zijn gerealiseerd; ik
dacht van niet.
De motie-Bijlsma (nr. 679) betreft de beleidsdoelstellingen op verkeers-
gebied. Als het waar is dat de opzet zo goed als gereed is, zegt de PvdA,
zal de motie worden ingetrokken. Wij vinden dat de motie op grond van de
discussie in de commissie van advies al had kunnen worden ingetrokken.
Verschillende discussies die hier plaatsvinden doen mij sterk denken aan de
reeks afgemaakte discussies in de commissie van advies, waarbij ook de
onderlinge verhoudingen tussen de partijen zonneklaar op tafel lagen, maar
die nu aanleiding geven om een aantal zaken te herhalen. Ik had niet
begrepen dat de discussie in deze Raad daarvoor was bedoeld.
Wij hebben bezwaar tegen de motie-Balai c.s. (nr. 707) inzake de
metrocongi‰rges. Wij doen een zeer dringend beroep op de indieners van deze
motie om die in te trekken, juist in verband met het signaal dat ervan
uitgaat. Ik sluit mij aan bij wat de heer Houterman daarover heeft gezegd.
Natuurlijk wil iedereen het, maar als men de ene week in de krant leest dat
het Veiligheidsplan Metro, waarin al een groot aantal wensen van de Raad
zit, niet kan worden uitgevoerd en dezelfde week een motie wordt ingediend
om weer iets nieuws aan die wensenlijst toe te voegen, wordt de
geloofwaardigheid eerder schade toegebracht dan dat die wordt versterkt.
De motie-mevr. Alkema (nr. 711) inzake stimulering deeltijdfuncties
trekken wij in en daarvoor dienen wij een gewijzigde motie, die in
overeenstemming is gebracht met het preadvies. De motie was oorspronkelijk
een financi‰le motie, maar is omgezet in een beleidsmotie, omdat er
blijkens het preadvies geen extra geld voor deze functie nodig is. Dat kan
worden gevonden binnen het beschikbare budget en in de vervangende motie
verzoeken wij dan ook, specifiek binnen dat budget daarvoor ruimte vrij te
maken.
De motie-mevr. Alkema (nr. 712) inzake Planning en Control wordt
ingetrokken. In plaats daarvan dienen wij een motie in die tegemoet komt
aan de opmerking in het preadvies.
Wat de motie-Balai (nr. 750) inzake de Stedenband met Paramaribo betreft
sluit ik mij volledig aan bij de opmerkingen van de heer Houterman. Mevr.
Alkema heeft in de commissie van advies hierover ook zeer uitvoerig
gesproken.
De motie-mevr. Alkema (nr. 753) inzake de recycling-industrie is, om de
bedoeling van de motie boven tafel te houden, in overleg met de wethouders
gewijzigd en wordt opnieuw ingediend.
Wij hebben grote bezwaren als de onderzoeken en inspanningen volgens de
oorspronkelijke motie-Van der Laan (nr. 800) inzake de schoolcomputers
zullen worden verricht. De aangebrachte wijzigingen geven een goede
nuancering aan, waarbij het primaat in de beoordeling van deze motie ook
echt wordt gelegd bij de twee factoren die ertoe doen, namelijk de
informatietechnologie, die het mogelijk moet maken, en de onderwijs-
omstandigheden, die het moeten realiseren. Al eerder in de discussie is met
voorbeelden aangegeven, hoe ingewikkeld het is dergelijke zaken juist op de
scholen tot stand te brengen. De pakkende gedachte van een computer op
iedere schoolbank is zo concreet, dat dit alleen maar kan leiden tot
problemen. Als wij de motie zo mogen lezen dat het gaat om het inlopen van
de achterstand en het leveren van een voorsprong in de alfabetisering in de
moderne taal van de nieuwe generatie die er aankomt, zeggen wij dat dit een
belangrijk impuls is voor de verbetering van ons onderwijs. Op grond van
die overwegingen willen wij de motie in deze vorm wel steunen.
(De heer SPIT: Als het om alfabetisering gaat is de motie niet nodig,
want die is al lang en breed in gang gezet.)
Het College moet nog een preadvies geven op de nieuwe versie van de
motie. Wellicht heeft de heer Spit gelijk en kunnen wij daarover nog nader
van gedachten wisselen.
 
De moties/amendementen nrs. 666, 711, 712 en 753, ingetrokken zijnde,
maken geen onderdeel van de behandeling meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
24ø Motie van 13 december 1995 van de raadsleden mevr. Alkema en Robbers
inzake het positieve-actiebeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 809, blz. 3195).
 
25ø Motie van 13 december 1995 van de raadsleden mevr. Alkema en Robbers
inzake de recycling-industrie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 810, blz. 3196).
 
26ø Motie van 13 december 1995 van de raadsleden mevr. Alkema en Robbers
inzake Kunst in de wijken en Kunst en woningbouw (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 811, blz. 3197).
 
De moties worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer CORNELISSEN: Mijnheer de Voorzitter. Omdat wij nu spreken over
de moties met financi‰le aspecten, wil ik ter algemene inleiding een
soortgelijk betoog houden als de heer Robbers zojuist heeft gedaan ten
aanzien van de algemene beleidsmoties, waarin hij wees op de omstandigheden
van moties en preadviezen. Als ik kijk naar de financi‰le moties moet ik
zeggen, dat het bijzonder hoge percentage minder deugdelijke financi‰le
moties of moties waarvan de financi‰le systematiek niet geheel correct is,
buitengewoon opvallend is. Ik heb het afgelopen weekend het genoegen gehad,
vanwege de mist 10 uur vast te zitten op een vliegveld in Londen. Ik had in
mijn handbagage slechts de bundel met preadviezen bij mij. Uiteindelijk heb
ik enig rekenwerk verricht en ik kwam daarbij tot de volgende opstelling
van de oorspronkelijk ingediende financi‰le moties. Ik heb er 49 van
geturfd, daarvan waren er 21 met financi‰le gebreken, dat is 43%. De
hoofdcategorie‰n waren daarbij: 28% sloeg op onderwerpen die betrekking
hebben op een toekomstige begroting, 29% betrof stelposten Ä iets wat hier
in het verleden altijd is afgewezen Ä 14% had geen of een apert
ondeugdelijke dekking, 11% nam een voorschot op de mid-term review, waarvan
wij een maand geleden hebben afgesproken dat wij dat niet zouden doen en
11% was strijdig met de algemene subsidiesystematiek. Daarnaast waren er
dan nog moties die strijdig zijn met het Stadsdeelfonds, een fonds-
constructie voorstelden of een open-einderegeling betroffen. Men zal
ongetwijfeld benieuwd zijn, wie de prijzen hebben behaald; ik had immers
tijd zat. Van de moties van Groen Amsterdam was 67% financieel niet
deugdelijk. Op de tweede plaats hebben wij GroenLinks met 60%, op de derde
plaats komt de SP met 57%, ex aequo met de VVD, op de vierde plaats de PvdA
met 40% minder goede moties, op de vijfde het CDA met 26% en helemaal op de
laatste plaats D66 met 13%. Het mag misschien vermakelijk zijn het zo te
zien, maar het zegt natuurlijk wel iets over de gang van zaken. In
navolging van de heer Van der Laan vraag ik het College, de financi‰le
regels die wij hanteren nog eens op papier te zetten en in de Commissie
voor Financi‰n enz. aan de orde te stellen. Wat nu weer plaatsvindt mag
eigenlijk niet meer gebeuren. Ik zit nu zes jaar in de Raad en ik heb dit
nog niet zo meegemaakt. Ik vind dat buitengewoon vervelend, want allerlei
fracties ontlenen daaraan verwachtingen en baseren daarop ook hun
beleidsmatige insteek, die dan eigenlijk apert wordt afgeschoten.
(De heer K™HLER: Er komen na deze interessante rekenarij twee vragen
bij mij op. De eerste is, hoe u het waardeert dat het College, waarin
ook uw fractie is vertegenwoordigd, een groot deel van de door u
volstrekt ondeugdelijk genoemde moties toch positief preadviseert en
de tweede, hoe het dan kon gebeuren dat uw fractie toch nog 15%
ondeugdelijk gedekte moties heeft ingediend.)
Dat laatste heeft mij ook zeer verwonderd, maar dat heeft te maken met
een communicatiestoornis binnen de fractie. Dat betrof overigens maar ‚ ‚n
motie, maar omdat wij weinig moties hebben ingediend lag het percentage
daardoor hoger.
Wij zijn benieuwd naar de gewijzigde dekking van het amendement-
mevr. Peters c.s. (nr. 807) inzake de Amsterdam Summer University. Het
College stelt daar een stelpost als positief voor; dat is naar mijn mening
het enige voorbeeld dat het College bij de preadviezen in de fout gaat.
Ik kom dan aan de motie-Goedhart (nr. 657) inzake de ambtelijke
voorposten. Wij zijn benieuwd naar de gewijzigde versie van het CDA, omdat
wij de argumentatie in het preadvies onderstrepen.
Van het amendement-mevr. Peters c.s. (nr. 663) inzake de Stichting
Vriendendienst vinden wij het doel positief, maar de dekking ervan
negatief. Wij zouden het op prijs stellen als het amendement kan terugkomen
in het kader van de vrije ruimte; wij zouden het dan kunnen steunen.
Men zal zich kunnen voorstellen, dat wij met buitengewoon veel interesse
het amendement-Bouma (nr. 696) inzake de bezuiniging Symposium erfpacht
hebben gelezen en het debat ter zake tussen de heren Houterman en Van der
Laan hebben gevolgd. Iedereen herinnert zich nog wel, zeker de wethouder,
het debat dat ik een halfjaar geleden met de heer Van der Laan heb gevoerd
over de erfpacht. Ik wil graag van de wethouder weten, hoe hij de opmerking
van de heer Van der Laan over het karakter van het symposium beoordeelt. Ik
ga ervan uit, dat het symposium ook beantwoordt aan de doelstellingen die
de wethouder aan het einde van het desbetreffende debat formuleerde,
namelijk dat er een aantal positieve, maar ook een aantal evaluerende
aspecten aan de orde zal komen, zoals door mij genoemd in het debat van
juni; dat was bedoeld om aandacht te vragen voor de vraag, wat de effecten
daarvan zijn geweest bij gemeenten waar stelselovergang heeft
plaatsgevonden Ä dus van erfpacht naar koop Ä teneinde die te kunnen
meenemen in het kader van de komende verkiezingen. Dat was de kern van dat
debat. Uiteindelijk is gezegd dat dat zou worden gedaan, maar pas aan het
einde van deze periode. Ik ga ervan uit, dat op dit symposium aspecten
daarvan in de discussie zullen worden betrokken. Wij hoeven er dit jaar dan
geen discussie over te voeren; die resultaten blijven dan liggen voor de
programmasamenstellingen volgend jaar na het zomerreces.
(De heer HOUTERMAN: Als u de discussie richt op de kwalitatieve
invalshoek die de VVD en de PvdA graag willen, bent u het dan eens
met de heer Bouma dat een dergelijk kwalitatief symposium voor
Ÿ 50.000 zou kunnen worden gehouden als het wezenlijke karakter wat
minder wordt?)
Ik vind het een uitermate belangrijk onderwerp, waaraan voldoende geld
moet worden besteed. Ik wil straks niet horen, dat de gelden ons volledig
hebben ontbroken om tot een goede evaluatie te komen.
(De heer HOUTERMAN: Bent u bang dat de sprekers uit de private markt
zulke hoge honoraria vragen voor deelname?)
Dat gaat op in de organisatie in de overheidssfeer; de sprekers zullen
het wel voor een fles wijn doen.
Het amendement-Oranje c.s. (nr. 670) en het amendement-K”hler (nr. 671)
zijn nagenoeg identiek; beide betreffen de kunst in de wijken. Het advies
luidt, die amendementen samen te voegen. Wij hebben daaraan gevolg gegeven,
wat betekent dat de amendementen nrs. 670 en 671 worden ingetrokken en dat
er een nieuw amendement wordt ingediend.
Ik kom bij het amendement-mevr. De Jong c.s. (nr. 688) met betrekking
tot de medewerker ENFB. Het amendement-Bijlsma (nr. 683) inzake het
fietsbeleid is samengevoegd met het amendement nr. 688; er zal een
gewijzigd amendement worden ingediend. Wij verwachten voor dat nieuwe
amendement brede steun van de Raad, vooral omdat die medewerker naar onze
mening op de langere termijn een belangrijke functie zal kunnen vervullen.
Als er wordt gesproken over fietsknelpunten, is het zeer belangrijk dat ook
die typische consumentenorganisatie een inbreng levert. Het probleem valt
al jaren tussen de wal en het schip en nu hebben wij na jarenlange
discussies de mogelijkheid om dit structureel te regelen. Wij zouden
eventueel ook nog kunnen overwegen, dit amendement, als er problemen zouden
ontstaan met de financi‰le dekking, mee te nemen in de besteding van de
vrije ruimte van Ÿ 250.000 structureel. Wij wachten het preadvies daarop
af.
Het amendement-Hooijmaijers c.s. (nr. 696) betreft het geven van een
vergoeding voor de saneringsoperatie op de sportvelden. Ik wijs erop, dat
er reeds een aantal financi‰le vergoedingen en schadeloosstellingen
bestaat, zodat wij het niet nodig vinden extra geld beschikbaar te stellen
uit de grondopbrengsten, waarover wij toch al de nodige zorgen hebben. Dit
lijkt ons teveel van het goede. Wij zullen dit amendement niet steunen.
(De heer HOUTERMAN: Is het wat u betreft geen punt van discussie
omdat het betoog van de woordvoerder van uw fractie in de commissie
van advies een positievere toon had dan nu? Kunt u misschien uw
definitieve oordeel tot de tweede termijn opschorten, mede gezien het
feit dat het amendement gewijzigd is ingediend?)
Wij zullen er met interesse naar kijken.
Als de PvdA de ingetrokken motie-Balai (nr. 699) inzake het Amsterdamse
Bos zou hebben gewijzigd en die dan onderdeel zou hebben uitgemaakt van de
post van Ÿ 250.000, zouden wij die zeker hebben ondersteund.
Het amendement-mevr. Alkema (nr. 701) betreft fietsenrekken in de
Nieuwmarktbuurt. Ik was vorige week niet aanwezig bij de behandeling in de
commissie van advies, maar ik heb begrepen dat de wethouder toen heeft
gezegd dat zij nog over het mogelijk vrijvallen van gelden uit de
parkeervoorziening Nieuwmarkt Ä de oorspronkelijke Ÿ 600.000 Ä zal
rapporteren. Afhankelijk daarvan zouden wij dan hier besluiten of het
amendement inderdaad doorgang kan vinden. Vooralsnog handhaven wij het
amendement; wij wachten het antwoord van de wethouder af. Wat nu wordt
voorgesteld, laat beduidend meer financi‰le ruimte dan het oorspronkelijke
voorstel Ä het kost ook maar een fractie þ en daaruit zou dit buitengewoon
sympathieke voorstel kunnen worden gefinancierd.
(De heer SPIT: Dit amendement is in de commissie ingetrokken.)
Dat is niet juist. Mevr. Alkema wilde het amendement intrekken, maar de
wethouder heeft haar toen verzocht, daarmee nog even te wachten opdat zij
een financi‰le reactie kon geven.
Het amendement-mevr. Alkema c.s. (nr. 702) betreft de 30 km-zones. Het
is naar mijn mening gebruikelijk, dat er bij dit soort majeure operaties
eerst een startnotitie of iets dergelijks komt, opdat men het geheel kan
overzien, en dat men pas daarna komt tot de investering in de uitvoering.
Wij hebben onlangs in de Raad een debat gevoerd over een voordracht ter
zake; wij zijn daarmee toen akkoord gegaan, maar in dat debat heeft de
desbetreffende wethouder gezegd, dat zij bij de nadere uitwerking met al
die plannen terugkomt. Het lijkt ons dan heel verstandig, die integraliteit
te bewaken. Ik doe dan ook een klemmend beroep op de andere fracties, heel
goed naar dit amendement te kijken, aangezien wij menen dat het
voorgestelde het begrip in de stad enorm ten goede zal komen.
(Wethouder mevr. TER HORST: U bent geen lid van de desbetreffende
commissie en u verwijst naar het begrip in de stad. Ik kan u derhalve
ook niet kwalijk nemen dat u niet weet dat hiernaar onderzoek is
gedaan en dat uit dit onderzoek is gebleken, dat circa 75% van de
mensen in de binnenstad voor een 30 km-beleid is. Waarop doelt u nu
precies?)
(De heer HOUTERMAN: Er is een nog hoger percentage dat de voorkeur
geeft aan andere verkeersmaatregelen.)
De wethouder reageert net even te snel; zij heeft mij kennelijk niet
goed gehoord. Ik heb gezegd, dat wij het eens zijn met het principe van het
desbetreffende beleid en dat de wethouder in dat debat heeft opgemerkt dat
zij met bepaalde zaken nog in de Raad terugkomt. Dat is uitstekend, maar in
dit amendement wordt nu gevraagd, daarvan een integraal plan te maken
voordat de wethouder met al die uitvoeringsproblemen aan de slag gaat.
(De heer K™HLER: Een dergelijk amendement lag veertien dagen geleden
in het desbetreffende debat ook voor, maar aan het eind van dat debat
is dat amendement van mevr. Alkema ingetrokken. Was dat omdat u dit
amendement nog had of omdat u er toen van wilde afzien?)
De wethouder heeft in die discussie naar onze mening voldoende
toezeggingen gedaan, waarmee wij konden leven. Dit amendement is toch wel
iets anders dan dat wat toen aan de orde was.
(De heer K™HLER: Als die toezeggingen toen voldoende waren Ä die zijn
door de wethouder niet ingetrokken Ä vraag ik mij af, waarom u toen
het amendement kon intrekken met hetzelfde verhaal, namelijk dat die
nota prachtig was, maar dat bij een ander onderwerp nog eens zal
worden afgewogen of er geld voor komt, dat nu op tafel legt.)
Het ging toen niet over geld, het ging toen over een algemeen principe.
Nu is er sprake van een bedrag waarvoor die zaak zou kunnen worden
gerealiseerd. Wij vinden het ook vreemd, omdat wij aan de hand van
verschillende uitspraken van de wethouder de indruk hadden dat wij over de
juiste uitvoering kunnen discussi‰ren wanneer de concrete maatregelen aan
de orde zijn. Wij hebben daarmee ingestemd. Nu wordt voorgesteld, eerst een
algemeen inrichtingsplan te maken alvorens men tot alle uitvoeringen
overgaat.
(De heer K™HLER: Het debat ging daar niet over. Er is toen een
concreet toegezegd dat de uitvoerende maatregelen afzonderlijk aan de
orde zullen worden gesteld en dat men de zaak van geval tot geval zou
kunnen afwegen. In het onderhavige amendement wordt het bedrag
daarvoor niet ingezet; er zal eerst worden getoetst aan een algemeen
veiligheidsplan. Die discussie heeft in de vorige raadsvergadering
plaatsgevonden. Hetzelfde amendement lag toen voor, maat dat is toen,
tot treurnis van de VVD-fractie, teruggenomen. Nu is dat amendement
weer aan de orde. Ik kan daar helemaal niets mee!)
(De heer HOUTERMAN: Het amendement kan zo niet worden ingetrokken,
want de VVD heeft het ook ondertekend. Dat is een politiek feit.)
(De heer VAN DER LAAN: In de ogen van sommige leden van de fractie
van D66 was ik te hard in mijn optreden jegens mevr. Alkema toen ik
opmerkte, dat ik het niet goed vond dat de beide amendementen werden
ingetrokken op grond van toezeggingen van de wethouder. Ik wijs erop,
dat die toezeggingen alleen het "drempel-voorstel" betroffen en niet
het aanhouden daarvan totdat het integraal kan worden bekeken.
Hierdoor krijgt men deze verwarring. Laat het dan in het vervolg
gewoon op een stemming aankomen en wacht af wat daaruit voortkomt. Nu
hebben wij precies twee weken later dezelfde discussie, alleen met
onduidelijkheid over wat er vorige week is gebeurd. Ik ben blij dat
dit amendement in stemming komt. Wij kunnen het daardoor alsnog Ä nu
kan de heer Houterman intrekking voorkomen Ä overdoen en in elk geval
duidelijk maken.)
Nu ik dit hoor, hadden wij toch terecht de indruk, dat die zaak was
gekoppeld. Uit het interruptiedebat blijkt, dat mijn perceptie niet juist
was, maar het lijkt ons wel zeer nuttig om, voordat wij overgaan tot de
besteding van de 1,6 miljoen gulden, gezamenlijk opnieuw te besluiten tot
een integraal plan. Dat wordt hier gevraagd en wij bepleiten dat ook met
klem voordat er ad hoc allerlei maatregelen worden uitgevoerd; de
maatregelen moeten op elkaar worden afgestemd. Wij zien het beslist niet
zo, dat dit een uithollend effect op de inrichting van de binnenstad zal
hebben. Dat is niet onze inzet; wij beogen daarmee tot een goede aanpak te
komen, waarover wij dan in de commissie van advies en de Raad kunnen
spreken.
Het preadvies op de motie-Levie (nr. 627) inzake de huisvuilinzameling
geeft aan, dat het toetsend onderzoek naar de juistheid dan wel het niveau
van de uitgaven voor de inzameling van huisvuil onderdeel uitmaakt van het
verscherpte financi‰le toezicht van de centrale stad op de stadsdelen. Deze
motie is daarmee overbodig en daarom is het merkwaardig dat het preadvies
toch positief is; dat wijkt af van andere zaken.
De motie-Levie (nr. 629) betreft de begrotings- en planningscyclus;
volgens het preadvies blijkt die motie volslagen overbodig te zijn. Ook in
dit geval is het buitengewoon merkwaardig dat de motie desondanks positief
wordt gepreadviseerd.
De motie-Cornelissen (nr. 630) inzake het aanschrijvingsbeleid trek ik
in. Eerdere informatie via de Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft
bij ons de mening doen postvatten, dat er wel degelijk mogelijkheden zijn
om tot een ander afschrijvingsregime te komen, maar dat staat los van onze
opmerking bij de Algemene Beschouwingen over de methodiek van
vervangingsinvesteringen in het kader van de romp. Ik hoop dat de wethouder
er te zijner tijd op terugkomt, opdat wij er tijdig bij de voorbereiding
van de begroting voor 1997 rekening mee kunnen houden.
 
De motie/amendementen nrs. 630, 670, 671 en 688, ingetrokken zijnde,
maken geen onderdeel van de behandeling meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
27ø Amendement van 13 december 1995 van de raadsleden Oranje en K” ;hler
inzake kunst in de wijken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 812, blz. 3197).
 
28ø Amendement van 13 december 1995 van de raadsleden mevr. De Jong,
Robbers en Bijlsma inzake een bijdrage uit het Parkeerfonds voor de
fietsersbond ENFB (Gemeenteblad afd. 1, nr. 813, blz. 3198).
 
De amendementen worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer K™HLER: Mijnheer de Voorzitter. Vroeger heette dit agendapunt
"slotbeschouwingen". Nu is het op de agenda mooier omschreven en het leidt
ook nauwelijks tot veel discussie over de hoofdpunten van de begroting. Wij
vinden dat een opmerkelijk feit; als wij alle financi‰le moties aannemen,
leidt dat nauwelijks tot verschuivingen in de begroting. De Raad moet dan
wel nadenken over de vraag of het wel zin heeft, de zaken op een dergelijke
manier te behandelen. Dat ligt voor een deel aan de fracties zelf, maar
voor een deel ook aan de wijze waarop het College de begroting voorbereidt.
Interessante grote verdeelposten, zoals uitvoering Wet Voorzieningen
Gehandicapten en de Wet op de Bejaardenoorden gaan apart naar de Raad en
daar valt nog wel eens wat te discussi‰ren over de vraag waar de
prioriteiten liggen. Het College heeft nu alleen die twee keer Ÿ 250.000 in
de aanbieding gedaan, met daarbij wel het risico dat iedereen daarover heen
valt. Tot vandaag is dat niet gebeurd; wij laten dat graag aan anderen
over, maar wij hebben daarbinnen wel wat eigen prioriteiten.
Opvallend is ook, dat grote punten als het grote-stedenbeleid en het
huurbeleid geen inzet geen inzet zijn van het debat. Bij de Algemene
Beschouwingen was dat een klein beetje het geval, maar door de wijze waarop
het een en ander is georganiseerd zakt dat geheel en al weg. Er ligt
overigens een toezegging van het College Ä vier weken leden gedaan Ä dat
wij nog deze maand eindelijk in de Raad met het College zullen kunnen
discussi‰ren over het grote-stedenbeleid. Ik wacht dat af. Die discussie
lijkt mij met name ook van belang omdat er keuzen in worden gedaan, ook in
de onderhandelingen met het rijk, waarop wij geen invloed kunnen
uitoefenen.
Bij de Algemene Beschouwingen was voor ons de volkshuisvesting, in het
bijzonder de explosief stijgende huren en de woonlasten in het algemeen,
een tweede hoofdpunt. Het lijkt ons nuttig dat het College, mede gezien het
feit dat de procedure in de commissie nauwelijks tot enige discussie heeft
geleid, zich in het belang van de bewoners van Amsterdam mengt in de
discussie die op rijksniveau wordt gevoerd en dat daarover in de Raad wordt
gesproken; dat zou nog in januari 1996 kunnen plaatsvinden. Er ligt ook een
gezamenlijke nota van de grote steden. Dat weet ik overigens alleen maar
uit de krant, maar ik heb wel een afschrift van de brief ontvangen. Het
lijkt mij goed als wij aan de hand daarvan in januari 1996 gaan kijken wat
de Raad ervan vindt, want als wij richting Den Haag iets moeten doen, zijn
de partijpolitieke lijnen van de diverse fracties, ook buiten het College,
natuurlijk ook van groot belang. Het zou naar mijn mening niet mogen
voorkomen dat de gemeente Amsterdam in dat soort zaken een zeer beperkte
rol speelt, met alleen een brief van de vier grote steden. Dus ook vanwege
het politieke belang daarvan zouden wij graag, dan maar na de
begrotingsbehandeling maar toch wel in januari 1996, met het College
hierover verder willen discussi‰ren.
Ik kom bij de moties, maar ik zal die niet allemaal aan de orde stellen,
want wij zijn het voor een groot deel eens met de preadviezen. Soms ook
niet, maar dan zullen wij aan het einde van het debat bij de stemmingen
onze stem verklaren.
Er zijn verschillende voorstellen ingediend met betrekking tot het
maandblad MUG: nr. 601 van mevr. Irik Ä reeds ingetrokken Ä nr. 610 van de
heer Van Bommel Ä zal nog worden ingetrokken Ä en nr. 655 van de heer
Hulsman, dat hierbij wordt ingetrokken. Mede namens de desbetreffende
fractie dienen wij een gewijzigd amendement in om wat extra geld voor dit
blad vrij te maken.
De motie-Hulsman (nr. 607) betreft nieuwkomers en onderwijs. Zoals
bekend hechten wij groot belang aan de voorzieningen voor taalonderwijs.
Wij zijn er zeer tevreden mee dat de nadere discussie heeft geleid tot een
nieuw en nu positief preadvies. Wij gaan ervan uit, dat men verder in die
lijn aan de slag gaat naast al het andere wat er op dit terrein al wordt
gedaan.
Wat het opbouwwerk in de binnenstad betreft bestaat er wellicht enig
meningsverschil met het College, al is ons dat niet helemaal duidelijk. Wij
gaan ervan uit, dat het opbouwwerk niet alleen een voorziening is voor
wisselende achterstandsgroepen, maar ook voor alle andere groepen in de
stad die op dat moment enige ondersteuning van dat opbouwwerk kunnen
krijgen.
Die werksoort moet niet worden vervangen door de algemene theorie dat wij
alleen nog iets doen voor achterstandsgroepen. Wij vinden dan ook, dat de
opbouwwerker in de binnenstad bij d'Oude Stadt moet blijven; daarvoor moet
geld worden vrijgemaakt. Er is reeds een gezamenlijk amendement (nr. 803)
ingediend door mevr. Irik, mevr. Hoogland en mevr. Schutte om in elk geval,
hangende de verdere discussie daarover, voor het komend jaar daarin te
voorzien. Wij trekken het amendement-mevr. Schutte (nr. 656) dan ook in.
Van verschillende kanten wordt er erg gejubeld over de motie-Oranje
(nr. 658) inzake het beschermd stadsgezicht. Wij zetten daar een vraagteken
bij. Een beschermd stadsgezicht heeft geen grote waarde ten opzichte van
bestemmingsplannen, monumentenprocedures enz.; het heeft voornamelijk een
symbolische waarde. Wij zouden er op zichzelf ook niet tegen zijn, ware het
niet dat er nu al jaren een discussie gaande is en dat dit dreigt te leiden
tot drastische huurverhogingen voor bepaalde categorie‰n woningen in de
monumentensfeer omdat zij dan onder een ander regime zouden komen te
vallen. Eerst betrof het duizenden woningen, volgens de laatste stand ging
het om een kleine duizend woningen die langs deze weg uit de goedkope
voorraad dreigen te verdwijnen en inmiddels zegt de wethouder, dat het nu
is geregeld voor de corporatiewoningen, zodat het probleem wel is
weggenomen. Mijn vraag is, om hoeveel woningen, in honderdtallen gemeten,
het in de particuliere sector dan nog gaat die daardoor ook uit de
kernvoorraad dreigen te worden getrokken. Als dat er veel zijn, hechten wij
meer aan het behoud van de kernvoorraad goedkope woningen dan aan de
symbolische werking van het beschermd stadsgezicht.
(Wethouder STADIG: Het is de eerste keer dat ik u erop betrap dat u
vraagt om iets wat u al hebt gehad. U bent altijd zo goed
gedocumenteerd.)
Ik wil graag van u vernemen om hoeveel woningen het gaat.
(Wethouder STADIG: U bent geen lid van de Commissie Binnenstad, maar
in die commissie is een notitie aan de orde geweest waarin dit
allemaal keurig wordt uitgelegd. Ik kan die notitie wel laten halen.)
Ik wil graag in dit debat van de wethouder horen om hoeveel woningen het
gaat, met daarnaast zijn conclusie dat het geen probleem meer is. Daar ligt
volgens ons de politieke discussie.
(De heer ORANJE: Als ik mij goed herinner ging het om in totaal circa
900 woningen, waarvan 250 corporatiewoningen.)
Volgens mij ging het om gelijke aantallen, maar als de wethouder
bevestigt wat u zegt, constateer ik dat de afspraak met de corporaties het
probleem nauwelijks wegneemt. Als men 1000 woningen onoverkomelijk vindt en
het een klein beetje minder wordt door die afspraak met de corporaties, is
er nog steeds sprake van een groot aantal woningen. Als men 1000 woningen
onaanvaardbaar vindt, zeg ik dat ik dat van 700 woningen ook vindt en dat
wij ons afvragen waarom het College nu wel meegaat. Is het College door de
bocht? In elk geval is het probleem niet verdwenen, anders zouden wij ook
juichend het symbool van het beschermd stadsgezicht op de bordjes hangen.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Kan de wethouder een beetje anticiperen
op de discussie in Den Haag naar aanleiding van art. 8A van de
Huurprijzenwet?)
(Wethouder STADIG: Die discussie is mij onbekend, maar ik zal daarop
morgenavond een antwoord geven.)
In het preadvies wordt verzocht, de het amendement-Holvast c.s.
(nr. 677) inzake sponsoring in de kunst enigszins bij te stellen. Wij
hebben dat amendement aangepast in de lijn van de discussie daarover in de
commissie van advies. Er staat nu: "Het project Double Your Money gaat uit
van de formule dat, wanneer een bedrijf een Amsterdamse kunstinstelling
sponsort die nog niet of slechts incidenteel en beperkt eerder door het
bedrijfsleven gesponsord is, de overheid hieraan tot een bepaald maximum
eenzelfde bedrag toevoegt." Dat komt nog steeds tegemoet aan onze
bedoeling. Het is bedoeld voor nieuwe initiatieven; voor de hoofdlijnen van
het kunstbeleid moet niet gelden dat de sponsor het betaalt en dat de
gemeente het verdubbelt. Wij trekken het amendement nr. 677 in.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Geldt het dan ook voor grotere
instellingen die minder populair zijn om te sponsoren?)
Inderdaad, dat was ook de strekking van de discussie in de commissie.
Ten aanzien van de motie-Holvast (nr. 678) inzake De Brakke Grond en
programmeringssubsidies is in de commissie van advies vastgesteld dat het
preadvies niet helemaal adequaat is, want wat daarin staat valt buiten de
procedure van het Kunstenplan. Er is los van dat plan apart geld
uitgetrokken, ook voor komend jaar, en daarop doe ik een beroep. Met die
nadere toelichting þ ik hoop dat het College zich daarin kan vinden þ
handhaven wij de motie.
Ik ben geprovoceerd om nog iets te zeggen over de moties inzake
parkeergarages. Het aardige van de motie-Niamut (nr. 685) is, dat daarin de
spijker op de kop wordt geslagen. Er zijn twee mogelijkheden. Men gaat
verder met het VIP, waarin staat dat geleidelijk een aantal plaatsen op
straat wordt opgeheven, waarvan een deel in parkeergarages terugkomt Ä de
parkeerbalans van dat moment is onlangs nog in de commissie aan de orde
geweest en iedereen kon zich daarin vinden þ en men gaat dan door op de
ingeslagen weg, namelijk meer op straat opheffen en minder, maar ook
geleidelijk bouwen van extra openbare parkeergarages, ofwel men zegt dat er
zoveel kritiek is op het verdwijnen van parkeerplaatsen dat het VIP moet
worden bijgesteld om te komen tot gelijkwaardigheid van de twee punten die
ik zojuist noemde. Dat zegt de heer Niamut. Als men kritiek heeft, moet men
consequent zijn en dat voor zijn verantwoording nemen. Men moet dan zeggen
dat men niet meer kan leven met het rechtdoor trekken van de lijnen van het
VIP en dat men daarom de heer Niamut steunt. Als men hem niet steunt, moet
men niet Ä dat doet met name de VVD, maar vandaag ook de PvdA in de
richting van de wethouder, die echter uitvoert wat hij krijgt opgedragen Ä
blijven doorpruttelen omdat men weet dat het voor een deel een minder
populaire boodschap is, want dan is men vertroebelend bezig. Men moet
daarin zelf de politieke verantwoordelijkheid nemen en het gaat dan niet
aan, GroenLinks voor de voeten te werpen dat het hierbij indertijd
kanttekeningen heeft geplaatst en iets niet 100% wilde onderschrijven,
terwijl de fracties die dat zogenaamd wel doen bij de uitvoering telkens
dwars gaan liggen. Dat geldt dan voor de VVD, of zoals de PvdA nu doet, dat
op een volstrekt onduidelijke manier ter discussie stellen. Ik ken geen
enkel voorstel waarin staat hoe het dan anders moet.
(De heer VAN DER LAAN: Ik vind het tamelijk schijnheilig, te zeggen
dat u kanttekeningen bij het VIP hebt gemaakt. Alle andere partijen
in de Raad waren het erover eens dat men, als men tegen die
3000 plaatsen onder de grond was, tegen het VIP moest stemmen. U was
ook voor het nieuwe stadion, maar tegen het transferium, waarmee u
dus tegen het voorstel was.)
Het stadion was ook heel goed mogelijk zonder transferium.
(De heer VAN DER LAAN: In uw ogen was dat misschien een kanttekening.
Vlak voor de verkiezingen hebt u dat tegenover de stad overigens
anders verkocht. Wij waren het erover eens, dat men dan het hart uit
het VIP haalt. Ik verzoek u, op dit punt de PvdA en de VVD niet op
‚‚n lijn te plaatsen, want er is een duidelijk verschil; wij hebben
een verschillende kijk op het VIP in relatie tot het draagvlak-
probleem. De PvdA vond dat het VIP moet worden uitgevoerd, maar dat
wij goed moeten letten op de effecten op de functies en niet, zoals
de VVD opmerkte, dat er pas plaatsen moeten worden opgeheven als er
nieuwe plaatsen worden opgeleverd. Naar onze mening mochten de
plaatsten alvast worden opgeheven, maar daarbij moest dan wel het
perspectief op een spoedige totstandkoming van de alternatieven
tastbaar worden gehouden. Wij richten ons dan tot het hele College
met de opmerking, dat er te weinig tastbare voortgang is in de
realisering van transferia en parkeergarages. U kunt er nu wel steeds
weer een mooi nummer van willen maken, maar wij willen het VIP
uitvoeren.)
Ik heb die hele inbreng niet van uw fractie gehoord toen de
Parkeerbalans, waarom zo lang was gevraagd, in de commissie werd besproken
.
(De heer VAN DER LAAN: U hebt het bij elke algemene beschouwing van
ons kunnen horen.)
Bij die gelijktijdigheid van opheffen en bouwen van parkeergarages is
ook, vanwege allerlei geruchten in de stad, steeds om de Parkeerbalans
gevraagd. Uiteindelijk hadden wij die en toen bleef er van die kritische
opmerkingen van met name de VVD niets meer over. Het bleek niet te snel
gaan op straat. Dat is uitvoerig in de commissie besproken. Aan het eind is
toen gevraagd, wie er instemde met de conclusie van dat stuk, maar die
fractie heeft het niet naar de Raad getild. Eigenlijk hadden wij dat moeten
doen, niet omdat wij het met die conclusies oneens waren, maar om voor eens
en altijd klip en klaar te krijgen of de VVD en de PvdA het beleid van het
College op dit punt steunen of niet; dat is een politieke vraag.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Het tempo werd niet afgezet tegen de
effecten; de effectmeting zou nog komen. Wij hebben geen bezwaar
gemaakt tegen het eindplaatje, maar wel tegen de fasering en wij
hebben die afgemeten aan de effecten die het zou hebben, mede naar
aanleiding van de motie-Van der Laan. U moet nu niet alles door
elkaar halen. Het enige wat hier door elkaar loopt is het onderscheid
in de uitvoering van het VIP tussen de helemaal op te heffen plaatsen
en de plaatsen die worden vervangen. In deze discussie wordt daaraan
te weinig aandacht besteed.)
Er was een Parkeerbalans, waarin het tempo van zowel het een als het
ander tot nu toe in zicht werd gebracht. Bovendien stonden er
uitgangspunten in voor het tempo en de manier waarop verder parkeerplaatsen
op straat zouden worden weggehaald. U hebt daarmee ingestemd.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Zoals u weet ging het om 100 plaatsen
meer. Wij hebben toen een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de
fasering. Leest u de notulen maar na.)
De fasering voor de toekomst stond in het stuk en u hebt geen voorbehoud
gemaakt. Dat is precies mijn kritiek. Elke keer roept u voor de Bhne dat u
het anders wil, maar u weigert het ooit aan de Raad voor te leggen.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Wij hebben bezwaar gemaakt tegen viermaal
700 plaatsen; wat ons betreft was dat geen goede gang van zaken,
afhankelijk van de economische effecten. Bovendien waren er 100
plaatsen meer weggehaald dan tot nu toe de bedoeling was.)
(De heer VAN DER LAAN: U kunt niet ‚‚n tekst van welk lid van de PvdA
dan ook aanwijzen waarin staat dat er moet worden gestopt met het
weghalen van plaatsen op straat. Wij hebben steeds gepleit voor het
sneller aanleggen van transferia en parkeergarages. In mijn ogen is
het een vuige politieke methode, tegenstanders aan te spreken op
standpunten die zij niet hebben, maar het wordt echt te bar als dat
bij uitstek gebeurt door de enige partij die in feite tegen het VIP
heeft gestemd. Wij zijn voor het VIP; wij zijn niet voor het weghalen
van plaatsen op straat, maar wij dringen wel aan op het nakomen de
belofte om zichtbaar alternatieven tot stand te brengen. Wij doen dat
ook bij herhaling.)
(De heer ROBBERS: Als dat zo is, moet u nu ook niet aanhaken bij de
motie van de heer Niamut, die wel degelijk voorstellen doet die in
strijd zijn met de afspraken in het VIP.)
(De heer VAN DER LAAN: Dat doen wij niet; u moet geen verwarring
zaaien. Het CDA kijkt alleen naar het aantal plaatsen dat trager zou
moeten worden weggehaald. Wij kijken naar de alternatieven die
sneller tot stand moeten komen.)
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: U kijkt toch ook naar de effecten van uw
motie?)
(De heer VAN DER LAAN: Natuurlijk. Ik hoop ook, dat wij dan eindelijk
die effectrapportage krijgen. Als die reden tot bezorgdheid geeft,
zullen wij misschien moeten zeggen dat er meer geld bij moet.
(Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Dan zijn wij het met elkaar eens.)
Ik nodig het College uit, gezien de inbreng van sommige collegepartijen,
het stuk over de Parkeerbalans dat wij na een jaar van verzoeken in de
commissie ontvingen, alsnog inclusief de besluitvorming, inclusief de ter
kennisneming, inclusief de verslagen van de commissievergaderingen en
inclusief de standpunten van de diverse woordvoerders aan de Raad voor te
leggen. Dan hoeven wij hier niet meer te twisten over de feiten, want
iedereen kan die dan nalezen. Ik raad met name de heren Van der Laan en
Houterman aan dat te doen.
(De heer BIJLSMA: U moet daarbij dan ook de beschouwingen over het
VIP die veertien dagen later zijn gehouden betrekken, want toen heb
ik nogmaals uitdrukkelijk gevraagd om rapporten en de uitvoering van
de motie-Van der Laan; dat is toegezegd.)
U hebt dat inderdaad gezegd, maar daar gaat het nu niet over. Het gaat
over het tempo waarin de parkeergarages worden gebouwd en het tempo waarin
er plaatsen op straat verdwijnen zich tot elkaar verhouden; daarover ging
ook de Parkeerbalans. Het is op zichzelf een probleem, dat de
collegepartijen er steeds op moet worden gewezen dat zij elkaar niet voor
de voeten moeten lopen waar zij denken het met elkaar eens te zijn. Het is
een beetje de omgekeerde wereld dat zij dat doen, maar het is wel
opvallend.
Met betrekking tot het amendement-Bijlsma (nr. 682) inzake de medewerker
Milieucentrum en het amendement-K”hler c.s. (nr. 684) inzake de medewerker
ENFB vinden wij, dat men die dit jaar nu eens, omdat beide door een grote
meerderheid van de Raad worden onderschreven, van een structurele
financi‰le dekking moet voorzien. Op uitnodiging van de heer Spit hebben
wij overlegd over een verzamelmotie over de vrije ruimte van tweemaal
Ÿ 250.000 en wij zijn het er met hem over eens geworden, dat dit daar naast
andere zaken in zou moeten. De heer Spit zal hiervoor in zijn termijn, mede
namens ons, een voorstel doen voor de verdeling. Dit laat voor mij
overigens open, dat wij met andere fracties nog in overleg treden om
morgenavond zoveel mogelijk debatten te vermijden over zaken waarover
overeenstemming is en, als er verschillende prioriteiten zijn, die naast
elkaar te zetten.
Als ik de motie-Balai c.s. (nr. 707) inzake de metroconci‰rges lees, kan
ik niet meer vatten wat de PvdA nu eigenlijk wil. Wij hebben uitvoerig
gediscussieerd met wethouder mevr. Ter Horst, eerst in de commissie en
daarna ook plenair in de Raad, over de aanzet van het Veiligheidsplan
Metro. Daarbij waren onder meer de volgende vragen aan de orde. Is er
genoeg geld? Kunnen bij het GVB genoeg mensen worden vrijgemaakt? Wat wil
men nog meer? De vraag is echter blijven liggen of er in een nadere
uitwerking wel genoeg geld kon worden vrijgemaakt voor permanente
toegangscontrole in hokjes. De heer Cornelissen heeft gevraagd, dat nog
eens te bekijken en wij hebben gezegd, dat dit voor ons min of meer een
voorwaarde is om een plan uit te werken. Dat was financieel nog niet
mogelijk, maar wij zouden een verdere uitwerking krijgen waarbij dit punt
zou terugkomen. Wel mogelijk waren ploegen die rondgaan voor controle en
assistentie op de perrons. Wat gebeurt er vervolgens? Wij horen dat de 190
mensen die er voor die taken waren, er maar 160 blijken te zijn. Voorts
horen wij, dat het aparte metrokaartje een groot probleem is, waar wij al
dan niet in overleg met het rijk uit moeten zien te komen. Dat het
Veiligheidsplan Metro niet helemaal kan worden uitgevoerd, ligt aan nog een
aanvullende wens van de Raad inzake de toegangscontrole en daar dwars
langsheen komt dan de motie van de PvdA over het zoeken van
metroconci‰rges, hoewel wij niet weten of daarvoor geld beschikbaar is. Dat
is raadselachtig, maar nog raadselachtiger is het, dat het College dat wil
doen. Naar mijn mening is dit op z'n best toch allemaal window-dressing;
het is eigenlijk een kwestie van het zaaien van verwarring door het
College.
(De heer BALAI: Wij hebben die discussie ook in de commissie gevoerd
en u herhaalt nu gewoon uw argumenten. In de commissie hebt u de
vragen niet beantwoord, maar misschien wilt u dat nu wel doen. Bent u
het eens met de indiener van de motie dat men kan gaan kijken naar
mogelijkheden om met name in de avonduren de perrons veiliger te
krijgen? Het College wil dat best onderzoeken, haar het stelt
daarbij, dat het daaraan op dit moment geen financi‰le consequenties
verbindt. De VVD-fractie en de fractie van D66 zeggen ook dat de
motie niet deugt en vragen zich af, wat zij met de veiligheid op de
metrostations aanmoeten, aangezien er al zoveel veiligheid is. Waar
zeurt de PvdA dan over? Het College zegt dat het mogelijk is, dus
laten wij het dan doen, dan kunnen wij volgend jaar bezien of wij er
geld voor
beschikbaar kunnen stellen. Zoals men nu met de motie omgaat, is naar
mijn mening het zoeken van spijkers op laag water.)
(De heer HOUTERMAN: Als in de Nieuws van de Dag een levensgrote kop
staat die luidt, dat er conci‰rges...)
(De heer BALAI: De PvdA heeft het begrip metroconci‰rges bedacht; de
discussie gaat niet meer over de veiligheid op de metrostations maar
alleen over het begrip metroconci‰rges. Ik vind dat een manier...
(De heer HOUTERMAN: U hebt toch ook de verantwoordelijkheid dat, als
u iets dergelijks aanzwengelt, er een redelijk perspectief moet zijn
dat het binnen een redelijke tijd wordt gehonoreerd?)
(De heer BALAI: Dat proberen wij te bereiken door te zeggen dat men
het moet nagaan en dan aan de Raad moet rapporteren.)
Mijn wrevel over de motie is niet het gevolg van de kop in het Nieuws
van de Dag. Wellicht ligt dat bij de VVD-fractie gevoeliger dan bij ons,
maar die be‹nvloedt ons noch negatief, noch positief. Wij hebben eerst twee
keer in de commissie en daarna in de Raad uitvoerig gediscussieerd over de
vraag waar voor iedereen de prioriteit ligt om de perrons veiliger te
maken; het ging toen om de toegang, het toezicht en de kaartcontrole, met
ploegen die zich van het ene station naar het andere bewegen. Er is dan een
plan, zij het tot dan toe geen plan van de PvdA; die mag er opnieuw over
nadenken. Daar gaat het mij niet om, maar wel om andere plannen om meer te
doen. Die liggen allemaal bij de wethouder om te bezien of die kunnen
worden uitgevoerd. Terwijl het debat nog moet plaatsvinden en wij intussen
hebben vernomen dat er niet genoeg geld is om het plan uit te voeren Ä dat
is overigens niet de schuld van de PvdA Ä komt er dwars daar doorheen een
motie over metroconci‰rges, waarbij niet duidelijk is of dat punt al in het
oude plan was opgenomen of dat het een nieuw begrip is. Vervolgens blijkt
uit het preadvies, dat wij dat aanvullend doen; dus aanvullend op iets wat
nog niet is afgerond en waarvoor te weinig geld is, gaan wij uitzoeken of
er nog meer kan. Men is dan bezig met window-dressing; dit is geen serieuze
manier om met een onderwerp om te gaan. Dat is mijn bezwaar.
(De heer VAN DER LAAN: Ik begrijp deze wending niet. Het...)
(De heer CORNELISSEN: Mijnheer Van der Laan, ik...)
(De VOORZITTER: Er moeten na de fractie van GroenLinks nog drie
fracties het woord voeren. Als het op deze manier doorgaat stop ik om
16.30 uur en komen die fracties morgenavond aan de beurt en zullen
wij tot 23.30 uur doorgaan. Sommige fracties hebben overigens nog
maar weinig spreektijd. Na de eerste termijn van de Raad zal dan
morgenavond de vergadering worden geschorst, omdat het College alle
moties op een rijtje moet zetten. Al met al zou het dan wel eens
behoorlijk laat kunnen worden, zodat het koud buffet wellicht als
ontbijt kan worden genuttigd. De heer Van der Laan mag nu nog een
laatste opmerking maken en dan rondt de heer K”hler zijn betoog af.)
(De heer VAN DER LAAN: Alle partijen vinden wat zich ten aanzien van
de veiligheid op de metrostations afspeelt een probleem. Het is al
enige tijd hoogst onzeker, of het plan inzake de tourniquets, die er
wel zijn maar waarvan geen gebruik wordt gemaakt, kan worden
uitgevoerd. De PvdA-fractie denkt wat de personele bezetting betreft
aan de NV Werk. Naar onze mening zal men op tijd moeten onderzoeken
hoe mensen die werk zoeken hierbij kunnen worden ingeschakeld. Wij
kwamen toen uit bij metroconci‰rges, want die kunnen dan meteen waar
het probleem letterlijk fysiek begint hun heilzame werk doen. Wij
hebben alleen om een onderzoek gevraagd en hierbij heeft zeker de
mid-term review een rol gespeeld. Als de onderzoeken goede dingen
opleveren, kunnen er voorstellen komen en dan moet ook de partij die
wil bloeden iets doen met haar dekking. Ons voorstel was ordentelijk
en zakelijk, maar misschien was het idee een slag te goed.)
Als wij die voorstellen met daarbij deze inbreng van de PvdA krijgen,
zullen wij wel zien wat zij waard zijn.
Ik kom aan de motie-Van der Laan (nr. 800) inzake computers op school.
De oorspronkelijke motie vonden wij aan de ene kant wel sympathiek; daarin
werd geconstateerd dat er in het Amsterdamse onderwijs kennelijk te weinig
met computers wordt gewerkt. Wij hadden anderzijds echter zeer veel
bezwaren tegen die motie, omdat het onderwerp als een soort van
topprioriteit boven alles werd geplaatst. De nieuwe motie is aanzienlijk
genuanceerder en daarmee hebben wij dan ook niet zoveel moeite. Het
dualisme is al ingebouwd; de kritiek die men erop kan hebben heeft de heer
Van der Laan in zijn termijn al verwerkt en het compromis ligt nu voor ons.
Wij hebben met deze motie dus niet veel moeite, maar het gaat ons wel om
twee belangrijke zaken, namelijk de prioriteit en de invloed die wij als
gemeentebestuur hebben.
Over de prioriteit willen wij, zoals ook in deze motie staat, nog wel
eens discussi‰ren, want er zijn natuurlijk wel meer noden en bovendien kan
de prioriteit hier meer het gevolg zijn van het gebrek aan goede
programma's, bijvoorbeeld vanwege het kleine Nederlandse taalgebied, dan
aan het gebrek aan computers op de scholen, maar als de motie wordt
uitgevoerd komen wij daarop nog terug. De werkwijze is echter belangrijker.
Een- en andermaal krijgen wij van het College te horen, dat de Raad nog
maar voor een klein stukje schoolbestuur is, namelijk voor het openbaar
onderwijs in de binnenstad. Wij zouden daar dan niet in moeten treden en op
hoofdlijnen moeten overleggen met andere partners. Als het College dan
plotseling een van de hulpmiddelen bij het leren eruit tilt en dit bovenaan
de lijst zet en zegt dat het onderwijs daarmee wel aan de slag kan, is dit
volgens mij een bijstelling van het collegebeleid. Wij zijn daarmee
overigens wel blij, want wij hebben al zeer geruime tijd met deze wethouder
een discussie over het belang van voorschoolse activiteiten. Dat hebben wij
uitvoerig gemotiveerd en het staat overigens ook in het verkiezings-
programma van de PvdA. Het wordt echter steeds verschoven, onder het motto
dat het gemeentebestuur maar voor een klein deel verantwoordelijk is voor
het onderwijsbeleid en dat het dat niet allemaal kan opleggen, want dat
moeten de stadsdelen doen. Het probleem schijnt nu minder groot te zijn en
mede op grond daarvan zal ik een motie indienen waarin wij het belang van
de voorschool nog eens benadrukken en waarin wij voor het overige dezelfde
formulering hanteren als in de PvdA-motie voor de betrokkenheid die wij als
centraal gemeentebestuur moeten hebben. Ook staat er een termijn in waarop
over de eventuele financi‰le consequenties zou moeten worden gerapporteerd.
Wij nemen aan, dat de wethouder dan tegen die motie geen enkel bezwaar meer
kan hebben.
(De heer VAN DER LAAN: Ik zat klaar om met u Ä ondanks de aanmaning
van de Voorzitter Ä in debat te gaan, maar ik moet constateren dat er
maar zeer weinig komt.)
Wij zijn ook zeer blij met uw nieuwe motie. Wij zien dat als een nieuwe
beleidslijn.
(De heer VAN DER LAAN: Als de PvdA-fractie met een bepaald idee komt
en de theoretische kans op misverstanden met een paar wijzigingen
uitsluit, vindt iedereen het ineens fantastisch, want het moest even
terug in het hok. Ik zal echter mijn zegeningen tellen.)
Wij zijn vooral blij met de positieve ...
(De heer VAN DER LAAN: Ik...)
(De VOORZITTER: Ik vind het allemaal reuze interessant, maar zo
kunnen wij toch echt niet werken. Ik stel voor, na het betoog van de
heer K”hler de vergadering te schorsen tot morgenavond. Dat betekent
dat de vergadering morgenavond om 19.30 uur wordt voortgezet. Er zal
dan zeker nog een uur door drie of vier fracties worden gesproken.
Het College vraagt vervolgens om een schorsing om alle moties te
kunnen bekijken en alles rustig op zich te laten inwerken. Deze
samenzang met al die interrupties kan nog lang duren. Wij willen meer
aandacht van het publiek, maar de hele tribune is leeg. Ik moet ook
nog de heren Spit, Niamut, Van Bommel, Enthoven en Van Duijn het
woord verlenen.)
Ik ben nog maar een paar minuten bezig.
(De VOORZITTER: Daarna wil ik schorsen.)
(De heer SPIT: Mijn betoog zal niet langer dan 10 … 12 minuten duren;
naar mijn mening kan ik vanmiddag nog het woord voeren.)
(De heer VAN DUIJN: Dit is toch wel in het nadeel van de kleine
fracties.
(De VOORZITTER: Dat is dan jammer.)
(De heer VAN DUIJN: Wij hebben de hele middag aangedrongen op een
spoedige voltooiing van de eerste termijn; ik heb zelfs nog
aangedrongen op vier dagdelen. Wij hebben heel braaf niet
ge‹nterrumpeerd.)
(De VOORZITTER: Ik vraag nu het oordeel van de Raad. Gaan wij door,
of stoppen wij om 16.30 uur. Ik constateer, dat de Raad wil
doorvergaderen, maar men moet er dan wel rekening mee houden dat
sommigen, ook wethouders, in verband met bepaalde afspraken niet meer
aanwezig zullen zijn. Men moet dan niet roepen dat niet alle
wethouders achter de tafel zitten.)
Conform de nieuw ingezette beleidslijn van de PvdA en het College voor
de manier waarop de Raad intensiever met het onderwijs moet omgaan dienen
wij onze motie in over de voorschool. In diezelfde lijn zullen wij ook de
nieuwe motie van de PvdA steunen.
(De heer HOUTERMAN: Ik heb uw motie nog niet kunnen lezen, maar uit
uw mondelinge bijdrage heb ik begrepen dat die verder strekt dan de
PvdA-motie, zodat die ook eerder in stemming moet worden gebracht.)
Dat zien wij morgenavond wel. De motie is wel minstens zo goed.
Wat de motie-K”hler c.s. (nr. 618) inzake het schrappen van het eigen
risico in de regeling voor de bijzondere bijstand betreft zijn wij het niet
eens met het College, maar wij krijgen in januari 1996 daarover een apart
debat in de Raad. Het lijkt ons verstandig, die motie nu in te trekken en
in dat debat weer als voorstel op tafel te leggen, zodat wij er uitvoerig
aandacht aan kunnen besteden.
De motie-Van Duijn (nr. 621) inzake het referendum vereist een
nauwkeurige lezing; wij hebben dat in onze fractie dan ook gedaan. In die
motie staat, dat wij de Regering ervan op de hoogte moeten brengen dat wij
niet meer met haar over een Amsterdamse stadsprovincie willen spreken.
Eerst vonden wij dat wat raar, want de discussie over de bestuurlijke
reorganisatie gaat gewoon door en het zou dan vreemd zijn als wij daarover
onze mond zouden houden. Wij vonden de motie wat bombastisch; de heer Van
Duijn kan toch niet menen dat wij verder onze mond moeten houden. Wij
hebben de motie toen echter nog eens goed gelezen en toen vonden wij het
eigenlijk wel een goede motie, want daarin wordt alleen gesproken over een
stadsprovincie en helemaal niet over de bestuurlijke reorganisatie. Over
alle modellen waarover de discussie nu gaande is, zoals een nieuw regionaal
bestuur, meer intergemeentelijke samenwerking, verkleining van de
provincies enz., gaat de heer Van Duijn met een mening het debat verder
aan. Alleen de specifieke vorm die wij stadsprovincie noemden is inderdaad
niet meer aan de orde; wij splitsen de stad niet op ten behoeve van een
nieuwe provincie. Ik vind dat het College en de Raad deze motie moeten
omhelzen. Wij moeten nu zeggen: het referendum hebben wij gehad, nu weer
terzake met de echte discussie. Vanuit die motivering zullen wij die motie
steunen.
Tot slot trekken wij de motie-mevr. Schutte (nr. 598) inzake de
ambtelijke voorposten in de binnenstad in.
 
De moties/amendementen nrs. 598, 655, 657 en 677, ingetrokken zijnde,
maken geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
29ø Amendement van 13 december 1995 van de raadsleden K”hler, Niamut en
Hulsman inzake voorschoolse voorzieningen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 797,
blz. 3186)
 
30ø Motie van 13 december 1995 van de raadsleden Holvast, K”hler en Spit
inzake het project Double Your Money (Gemeenteblad afd.1, nr. 814,
blz. 3199).
 
31ø Amendement van 13 december 1995 van de raadsleden Hulsman, mevr. Irik
en Van Bommel inzake de automatisering van het maandblad MUG (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 815, blz. 3200).
 
De motie/amendementen worden voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
 
De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. In mijn Algemene Beschouwing heb
ik drie hoofdpunten aangehaald, te weten de visie van het College op de
communicatie met de burgers en met de Raad, werk en veiligheid. Ik zal deze
drie punten vandaag nog even kort aanhalen, omdat ik van mening ben dat er
sprake is van een aantal misverstanden, zeker als ik spreek over
communicatie. Met betrekking tot de voorlichting was het antwoord van het
College, dat die niet nodig is omdat er in de afzonderlijke projecten
voldoende geld voor voorlichting is. Ik laat in het midden of dat waar is,
maar het is geen antwoord, want ik heb het over communicatie. Communicatie
en voorlichting zijn wel twee verschillende zaken; voorlichting is
eenrichtingsverkeer en communicatie is tweerichtingsverkeer en over het
laatste heb ik gesproken.
Dat geldt ook voor de verhouding met de Raad. Ik noem een voorbeeld. De
Dienst Parkeerbeheer schrijft een brief aan alle mensen die mogelijk
interesse hebben in een hoorzitting waarin zal worden gecommuniceerd over
een bepaald onderwerp. Onder verantwoordelijkheid van het College is in die
brief gesteld: "Gezien deze conclusie heeft het College van Burgemeester en
Wethouders besloten, de raadscommissie voor Verkeer, Milieu en
Monumentenzorg te laten instemmen met de volgende voorstellen:.." Dat is nu
precies de manier waarop men niet moet communiceren, want natuurlijk moet
het College niet besluiten de commissie te laten instemmen met bepaalde
voorstellen; dat bepaalt die commissie zelf wel. Hetzelfde geldt voor de
manier waarop de discussie over de cultuurtempel is verlopen. Ik ben nog
steeds van mening, dat er in deze begroting geen plan en geen idee is om de
communicatie met de burgers structureel op touw te zetten. Daarvoor moet
geld beschikbaar komen, misschien niet nu, maar dan toch wel bij de mid-
term review. Uit de dekkingsdiscussies is gebleken, dat het College er voor
de korte termijn absoluut geen geld voor heeft en daarom heb ik mijn motie
nr. 619 ingetrokken. Ik zal daarvoor twee nieuwe moties indienen; de ene
gericht op de korte termijn, voor dit jaar, en een andere voor het geval
dat men niet voor de eerste motie stemt omdat men vindt dat de dekking
ervan niet redelijk is, waarin staat dat deze kwestie dan bij de mid-term
review ten principale op de agenda moet worden geplaatst.
De heer Cornelissen meent, dat ook de CDA-fractie ondeugdelijke
dekkingen heeft aangevoerd. Ik benieuwd, welk voorbeeld hij daarvan straks
na de vergadering kan geven. Ik weet echter zeker, dat op zijn lijstje het
bedrag van Ÿ 300.000 staat dat ik bij de Milieudienst vond. Mijns inziens
zijn dat frictiekosten, maar het College bestrijdt dit en zegt dat het een
prioriteit is. Het woord frictiekosten heb ik echter ontleend aan een
uitspraak van het College. Het College merkte op, dat het frictiekosten
waren, maar dat het die niet als zodanig wil beschouwen. Als bij ons mensen
wegens reorganisatie de dienst verlaten en het werk nog even moet worden
voortgezet, moeten daarvoor mensen worden ingehuurd, omdat anders de dienst
in elkaar klapt; dat zijn frictiekosten. Als er echter opties zijn om dat
niet te hoeven doen, moet men die als prioriteit benoemen. Daarbij zal men
minstens moeten aangeven waarom het wenselijke dingen zijn. Het eerste
gebeurt nu wel; men zegt dat het noodzakelijk is dat het werk wordt
voortgezet, zodat daarvoor tijdelijk mensen worden ingehuurd en dus zijn
het frictiekosten in de ware zin des woords. Het tweede gebeurt niet; in de
begroting wordt het een prioriteit genoemd, maar wordt niet uitgelegd
waarom het een wenselijke prioriteit is. Er wordt alleen gezegd dat er het
een en ander moet gebeuren. Ik vind daarom, dat het bedrag van Ÿ 300.000
als frictiekosten moet worden gezien. In de begroting staat daarvoor een
post van 11 miljoen gulden en daaruit moet dit worden betaald. Er is sprake
van een vrijgevallen dekking die deugdelijk is.
Een volgend punt is het amendement-Spit c.s. (nr. 620) inzake de
Gemeentedag. Het College maakt er eerst een prioriteit van, schuift
vervolgens die prioriteit onder de zaaglijn Ä het is dan nog steeds een
prioriteit Ä maar als men die wil gebruiken zegt het College dat het
helemaal niet nodig is, omdat in de sector Voorlichting en Externe
Betrekkingen geld genoeg zit om het daaruit te betalen. Als dat het geval
zou zijn, vraag ik mij af waarom het College er ooit een prioriteit van
heeft gemaakt. Als het niet zo is, vraag ik mij af waarom het College dit
dan zegt. Over slechte dekking en slechte antwoorden gesproken!
Mijn volgende punt betreft de communicatie. De heer Cornelissen heeft de
zaak uitvoerig statistisch bewerkt. Ik wil slechts opmerken, dat van de 80
ingediende moties/amendementen in het preadvies van het Colleges circa 20
het predikaat "het gebeurt al", "is overbodig" enz. krijgt. De meeste
daarvan zijn van de collegepartijen. Kennelijk weten de collegepartijen
niet waarmee het College bezig is en het College nog minder wat de
collegepartijen doen. Over communicatie gesproken!
De CDA-fractie maakt zich zorgen over de NV Werk. Die dreigt nu al in de
problemen te komen. De vraag is, of de meningen van de NV, de vorm waarvoor
wij hebben gekozen, en van de ambtelijke organisatie elkaar niet dusdanig
in de wielen rijden dat dit de werkgelegenheid gaat schaden. Ik verzoek de
wethouder, deze zaak op korte termijn serieus te onderzoeken en desgewenst
in te grijpen. De Raad zal daarover moeten worden gerapporteerd, want er
zijn duidelijk zorgen aanwezig. De ervaringen van mijn fractie met het
aantrekken van banenpoolers wijzen in de richting dat de zaak is
"verambtelijkt" en daardoor niet tot concrete resultaten leidt. Ik ben
daarmee al maanden bezig en ik heb nog geen enkel resultaat behaald,
terwijl...
(De heer HOUTERMAN: Was dat niet te wijten aan een profielschets?)
Integendeel. Het werd veroorzaakt doordat een ander opmerkte dat ik iets
had vergeten in de procedure.
Met betrekking tot de metro herinner ik eraan, dat wij sinds jaar en dag
hebben betoogd dat de veiligheid in de metro en in de trams in onze stad
een belangrijk goed is. Vandaar dat vinden dat er een conducteur op alle
trams moet komen en dat men daarvoor desnoods de burgers geheel of
gedeeltelijk moet belasten. Zolang de Raad niet bereid is, niet het rijk
steeds de schuld ervan te geven dat er geen conducteurs op de trams
aanwezig zijn en ook die durft de burger aan te spreken dat die moet
betalen voor zijn veiligheid, lost men het probleem van de metro, tram en
bus niet op. Aan het adres van de heer Balai merk ik dan op, dat dit
probleem niet wordt opgelost door een nieuwe functie te cre‰ren. Men moet
eerst begroten wat er nodig is; daarvoor moet geld op tafel worden gelegd
en dan mag men het invullen en niet eerst invullen en dan zeggen dat het
rijk geen geld geeft.
Ik heb mij erover verheugd, dat de PvdA-fractie tijdens de Algemene
Beschouwingen zo sterk het zoeklicht heeft gezet op het onderwijs, met name
op het basisonderwijs. Wij hebben dat ook altijd gedaan en daarom vindt die
fractie ons aan haar zijde. Wij hebben ons er echter over verwonderd dat
men, terwijl men constateert dat er problemen van grote achterstanden ten
aanzien van witte en zwarte scholen zijn þ 10% meer dan in de rest van het
land þ waaraan wij niets doen, een computer op iedere schoolbank als het
hoogste ideaal voorspiegelt. Het leren omgaan met een computer is geen
groot probleem. In Amsterdam geldt ook de leerplicht en alle kinderen gaan
na het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. Er is in Amsterdam
geen enkele school voor voortgezet onderwijs die niet in elke klas een
computer heeft en er verlaat geen enkel kind de school Ä vroegtijdig of
niet Ä zonder dat het kennis heeft gemaakt met het gebruik van de computer.
Het overleg tussen het bedrijfsleven en het voortgezet onderwijs over het
inrichten van computerlokalen enz. loopt al meer dan tien jaar en daarbij
zijn grote successen geboekt. Nogmaals, de heer Van der Laan heeft een
zoeklicht op het onderwijs gezet en daarvoor ben ik hem dankbaar, maar hij
heeft het ietwat verkeerd gericht; hij had het op andere zaken moeten
richten. Ik hoop dat hij met mij wil zoeken naar mogelijkheden om de
achterstanden in te lopen.
(De heer VAN DER LAAN: De PvdA zet al zeker twee jaar het zoeklicht
op het onderwijs en het Onderwijsplan, onder andere ontworpen door de
huidige wethouder Van der Aa. Al toen deze nog lang niet actief in de
politiek was, hebben wij heel hoog ingezet; het leerlingvolgsysteem
is daaruit voortgekomen, waar de extra aandacht van mijn partij voor
de problematiek van de witte en zwarte scholen duidelijk in zit. De
benoeming van Jaap van de Aa tot wethouder, zo maar vanuit het niets,
was een uitdrukking van die prioriteit van de PvdA. Ik begrijp niet
hoe u dan kunt zeggen dat het zoeklicht verkeerd is gericht. Het is
een vervolg op zaken die eerder hebben plaatsgevonden; daarover bent
u veel pessimistischer dan wij, maar u bent wel weer veel
optimistischer over de stand van de automatiseringskennis van onze
kinderen. Dat is een merkwaardig verschil.)
Misschien komt dat doordat ik dat in de praktijk heb waargenomen. Ik
noem u het probleem van de witte en zwarte scholen. Ik waarschuw al jaren,
dat zich daar in onze stad een groot probleem ontwikkelt waar wij niets
tegen doen. Bij de PvdA heb ik daarvoor geen gehoor gevonden, behalve dan
bij de vorige burgemeester, die mij gelijk gaf. Hij begreep het ook niet,
maar hij merkte op dat ik daarvoor geen gehoor zou krijgen, omdat niemand
er iets aan durft te doen. Men zou dan sturend moeten optreden en men durft
in dat probleem niet te sturen.
(De heer VAN DER LAAN: Nu begrijp ik het. Volgens u doet men pas iets
aan het onderwijs als men openstaat voor uw idee‰n over de
problematiek van de witte en zwarte scholen. Als men een plan
opstelt, zoals wethouder Van der Aa heeft gedaan, en alle stadsdelen
zich daarachter opstellen, doet men niets, omdat er niet in termen
van witte en zwarte scholen wordt gesproken. Ik vind dat u dan een te
grote reductie geeft van die discussie en de PvdA, met name wethouder
Van der Aa, echt onrecht doet.)
Daarmee heb ik zelf af en toe ook moeite. Ik wil niet dat men het
probleem op mijn manier aanpakt; ik wil gewoon dat het probleem wordt
aangepakt en die aanpak ben ik nog niet tegen gekomen. Als ik daarmee
wethouder Van der Aa onrecht doe, moet dat dan maar.
Ik heb de motie-Spit (nr. 619) inzake de communicatie ingetrokken en
vervangen door twee nieuwe moties en ik heb een verzamelmotie waarover al
eerder is gesproken. Ik ga niet meer in op de procedure, want daarover heb
ik zojuist met de heer Levie gedebatteerd. Ik heb de motie opgesteld in
goed overleg met de fractie van GroenLinks en ik wil die graag indienen,
maar desalniettemin zijn de fracties van het CDA en GroenLinks bereid, de
inhoud van de motie volledig in nader overleg met andere partijen in te
brengen en daarbij zelfs concessies te doen.
De motie-Spit (nr. 619), ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel van de
beraadslaging meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
32ø Amendement van 13 december 1995 van de raadsleden Spit en K” hler
inzake de besteding van de financi‰le ruimte in de begroting voor 1996
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 798, blz. 3186).
 
33ø Amendement van 13 december 1995 van het raadslid Spit inzake de
ontwikkeling van een structurele communicatieopzet (Gemeenteblad afd. 1.
nr. 816, blz. 3201)
 
34ø Motie van 13 december 1995 van het raadslid Spit inzake het bij de
mid-term review bespreken van de structurele dekking van de begrotingspost
Communicatie (Gemeenteblad afd. 1, nr. 817, blz. 3201).
 
De amendementen/motie worden voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
 
De heer NIAMUT: Mijnheer de Voorzitter. Het preadvies op de motie-Niamut
(nr. 608) inzake de integratie Sociale Werkvoorziening, Banenpool en
Werkervaringsplaatsen JWG geeft aan dat dit, indachtig de lijn die het CDA
aangeeft in de overwegingen, al beleid is. Wij trekken de motie daarom in.
Wij trekken ook het amendement-Goedhart c.s. (nr.672) inzake het
duurzaam bouwen en het amendement-Goedhart c.s. (nr. 673) inzake een post
voor inhuur Milieudienst in. Na de gewijzigde preadviezen is duidelijk dat
het beleid daarop is ingezet.
Het amendement-Niamut (nr. 758) inzake de educatieve programma's wordt
ook ingetrokken, aangezien dit amendement is vervat in de verzamelmotie die
zojuist door de heer Spit is ingediend.
De motie-Goedhart c.s. (nr. 600) inzake het jeugdbeleid wordt
ingetrokken en vervangen door een nieuwe motie (nr. 799).
De motie-Niamut (nr. 685) inzake parkeerplaatsen heeft vanmiddag voor
flink wat commotie gezorgd. Aan het adres van de VVD-fractie merk ik op,
dat er in de eerste termijn van de Algemene Beschouwingen van die kant
grote woorden zijn gesproken. Ik heb goede nota genomen van de benadering,
dat de strekking van de motie de VVD-fractie uit het hart gegrepen was,
maar dat het niet het goede moment was. Daarbij speelden de politieke mores
bij een eventuele aanneming van deze motie een rol.
(De heer HOUTERMAN: Het betreft wel de algemene strekking. Ten
aanzien van specifieke plaatsen in de binnenstad hebt u volkomen
gelijk, maar het slaat niet op de hele binnenstad.)
Inderdaad, dat is juist.
Ik ben blij dat onze bezorgdheid over de parkeerplaatsen ook door de
PvdA-fractie wordt gedeeld. Ik heb reeds opgemerkt, dat ik heb gelezen dat
de PvdA kennelijk een middenpartij wil zijn þ dat is althans mijn
interpretatie þ maar ik kan mij voorstellen dat de PvdA er zelf anders over
denkt. Het betekent wel, dat er keuzen moeten worden gemaakt.
De heer Van der Laan merkte op, dat wij nu verder zijn dan toen wij het
VIP vaststelden. Met betrekking tot het VIP wil ik het volgende stellen.
Het CDA is het niet oneens geweest met de uitgangspunten van het VIP. Wij
hadden wel moeite Ä dat is ook de reden waarom wij tegen hebben gestemd Ä
met de problemen waar wij nu voor staan. Er bestond namelijk veel
onduidelijkheid over de volgorde en die volgorde speelt nu een rol. Als de
PvdA tot het inzicht komt dat die volgorde een rol kan spelen, niet alleen
doordat blijkt dat bewoners daarmee problemen hebben, hebben wij er vrede
mee. Ik ben ook benieuwd naar de reactie van het College.
Het preadvies op de motie-Niamut c.s. (nr. 609) inzake het speciaal
onderwijs behandelt twee domeinen. In de motie wordt het College in de
eerste plaats gevraagd, over drie maanden met voorstellen te komen ten
aanzien van de vraag hoe inhoud kan worden gegeven aan de huisvesting. Het
College geeft aan, dat dit pas in mei 1996 mogelijk is. Wij hebben daar
vrede mee.
Wat de aard en de bevoegdhedenverdeling betreft wil het College heel
nadrukkelijk niet treden in de bevoegdhedenverdeling. Wellicht is het
moment daarvoor nu nog niet rijp, maar wij zijn wel blij met de toezegging.
Wij trekken deze motie in.
Naar aanleiding van het preadvies op het amendement-Niamut (nr. 751)
inzake de afdracht van gelden Gemeentelijk Havenbedrijf heb ik nog een
aanvullende vraag. Is het College bereid, naar aanleiding van dit
amendement en mede gezien de bestuursopdracht met betrekking tot het
onderzoek naar het functioneren van het Gemeentelijk Havenbedrijf als tak
van dienst of een verzelfstandigd bedrijf, de mogelijkheid mee te nemen om
te komen tot fondsvorming op basis van verminderde afdracht, zoals verwoord
in het amendement. Ik wacht het antwoord daarop af.
 
De moties/amendementen nrs. 600, 608, 609, 672, 673 en 758, ingetrokken
zijnde, maken geen onderdeel van de beraadslaging meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:
 
35ø Motie van 13 december 19995 van de raadsleden Goedhart en Niamut
inzake een preventief jeugdbeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 799,
blz. 3187).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.
 
De heer ENTHOVEN: Mijnheer de Voorzitter. Wij zitten hier allemaal voor
het welzijn van de stad Amsterdam, maar vaak lopen de richtlijnen van de
partijen uiteen. Wij hebben echter allen ‚‚n ding gemeen, namelijk het
streven naar een veiligere en betere maatschappij, waarin de burger
centraal staat. Het welvaren van de burger ligt in handen van dit College
en deze Raad. Gezien de grote verschillen in het afgelopen jaar tussen de
CD en de andere politieke partijen moet ik concluderen, dat ik met veel
plezier mijn ongenoegen tegen dit College en deze Raad heb geuit. De CD
deelt het optimisme absoluut niet.
Wij blijven bij ons standpunt ten aanzien van de illegalen, de
nieuwkomers, de asielzoekers en de gezinshereniging. Wij blijven ons
verzetten tegen positieve discriminatie en voorrangsbeleid.De fractie keurt
dan ook alle moties op dit terrein af. De CD is van mening, dat het belang
van de eigen bevolking voorrang heeft.Wij zullen die belangen dan ook
blijven verdedigen, waarbij de nadruk moet worden gelegd op onze uitspraak:
vol is vol. Wij zijn ons er terdege van bewust, dat er barre omstandigheden
onder de bevolking zijn ontstaan: zwerfjongeren, thuis- en daklozen,
kinderen in de Bijlmermeer die met verwaarlozingsverschijnselen op school
komen; dit vindt vooral plaats onder de allochtone kinderen. Dit is een
groot schandaal. Aan de ene kant laat men iedereen in dit land en deze stad
toe, maar aan de andere kant kan men geen zorg dragen voor en toezicht
houden op de gezondheid van deze kinderen.
Ik kom aan de moties en de preadviezen, die voor het overgrote deel de
moties ontraden. Het is wel duidelijk, dat het College een eigenzinnig en
eigen karakter heeft, met weinig fantasie. Het is mogelijk, dat de CD
verschillende moties met enigszins gelijkstrekkende inhoud verschillend
beoordeelt. Dit uit zich in het feit dat er verschillende antwoorden worden
gegeven, waardoor de keuze tweeledig wordt.
Wij stemmen in met het amendement-Van Bommel (nr. 593) inzake de
Gemeentedag, met name omdat het de burger dichterbij de politiek brengt.
(De heer VAN BOMMEL: Dat amendement wordt ingetrokken.)
Ik stem wel in met de strekking ervan, of het nu wel of niet wordt
ingetrokken. Dat amendement komt toch terug.
Wij keuren de motie-mevr. Krikke (nr. 595) inzake het Amsterdams
drugsbeleid af. Wij zijn voor het preadvies.
Wat de motie-mevr. Krikke (nr.596) inzake de opvang van zieken en
gehandicapten betreft is de CD van mening, dat het College zich moet
inzetten voor het realiseren van de inhoud van de motie.
De CD is het niet helemaal eens met de inhoud van de motie-mevr.Schutte
(nr.597) inzake hero‹neverstrekking. Door gebrek aan een alternatief zullen
wij die motie wel steunen.
De CD steunt niet het amendement-mevr.Peters c.s. (nr. 599) inzake de
Stichting Magenta en ook niet het preadvies daarop. Wij zijn van mening dat
de campagnes tegen racisme zwaar worden overtrokken.
Wij zijn tegen het amendement-mevr. Peters c.s. (nr.603) inzake het
Perspectievenproject Unitur, in welke vorm dan ook. Wij steunen geen enkele
motie tot verhoging van een toelage aan deze instantie.
De motie-Hulsman (nr. 607) betreft het onderwerp nieuwkomers en
onderwijs. De CD heeft in het verleden verkondigd, dat de genoemde
taalcursussen overbodig zijn omdat er te weinig interesse voor bestaat.
De CD neemt wat de motie-Niamut c.s. (nr.609) inzake het speciaal
onderwijs betreft het preadvies over en keurt de motie af.
Wij stemmen in met de gewijzigde motie-mevr. Peters c.s. (nr. 807)
inzake de Amsterdam Summer University.
Wij stemmen tegen het amendement-Hulsman c.s. (nr. 815) inzake het
maandblad Mug, omdat wij vinden dat dit maandblad al genoeg geld ontvangt;
wij willen geen extra geld beschikbaar stellen.
Wij steunen het amendement-Van der Laan c.s. (nr. 796) inzake de
Vereniging Amsterdam City.
De CD steunt de motie-Van der Laan (nr. 800) inzake computers op school,
omdat wij de vooruitgang niet mogen stagneren.
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Ook mijn fractie is het
opgevallen, dat het College veel moties van de collegepartijen overbodig
heeft verklaard. Bij nadere bestudering blijkt echter, dat veel moties van
de collegepartijen, hoewel zij overbodig lijken te zijn, toch nog door het
College over de drempel worden geholpen, zoals de motie-Oranje (nr. 658)
inzake het beschermd stadsgezicht. Het nogal negatieve resultaat ten
aanzien van de moties van de collegepartijen is naar mijn mening vooral te
danken aan het feit dat het College de talrijke moties van de heer Bijlsma
op ‚‚n na negatief heeft gepreadviseerd. Ik betreur dat zeer, want ik had
tijdens de verkiezingscampagne juist de indruk gekregen dat de heer Bijlsma
als het milieuvriendelijke alternatief van de sociaal-democraten tegen de
groene partijen was gelanceerd. Als men nu dan ziet dat bijna al zijn
moties ten onder gaan, kan men dat wel teleurstellend noemen. Het doet mij
verdriet.
(De heer BIJLSMA: Wacht u eerst de stemmingen maar af.)
Wij zullen u voortdurend steunen; wij vinden dat u in het algemeen goede
moties indient. Wij zullen u dus in bescherming nemen.
Met de motie-Van Duijn (nr. 700) inzake de klimop hebben wij blijkbaar
diepe emotionele bronnen aangeboord. In het overleg in de commissie van
advies kwamen duidelijk verborgen angsten naar boven, namelijk dat de stad
door planten zou worden overwoekerd en dat die klimop niet meer zou kunnen
worden verwijderd; de muren zouden bezwijken door het kalkzuigend vermogen
van klimop en hele straten zouden ontoegankelijk worden door de klimop.
Blijkbaar zit de angst voor het vegatatief bewind bij sommige fracties heel
diep. Wij hebben ons daarom in contact gesteld met de wetenschap, de
Universiteit van Amsterdam. Wij hebben de heer Bouwman van de afdeling
Biologie geraadpleegd en deze heeft ons als volgt ingelicht. Hij maakt
onderscheid tussen klimmers en hechtende klimmers. Wij spreken nu over
hechtende klimmers en die kan men weer onderverdelen in de wilde wingerd en
de klimop. De wilde wingerd neemt inderdaad door middel van de hechtvoetjes
kalk op en zou op die manier in zekere zin op de lange duur muren kunnen
verzwakken. Bij de klimop, waarover de motie gaat, doet dat bezwaar zich
over het algemeen niet voor, want die plant neemt de kalk niet in zich op
en houdt de muur prima in stand. De plant beschermt zelfs de muur, doordat
de bladeren de muur dakpansgewijs bedekken. De bladeren vallen er in de
winter niet af, waardoor een beschermende luchtlaag aanwezig blijft tussen
de plant en de muur. Dat alles bij elkaar maakt dat alles voor de klimop
pleit: de klimop neemt geen ruimte in beslag, beschermt de muren en werkt
zeer preventief tegen graffiti, waarom het allemaal was begonnen. Wij
hebben begrepen dat het College niet meteen in de buidel wil tasten voor
het idee, maar er zeker niet onsympathiek tegenover staat. Wij hebben
daarom een gewijzigde motie opgesteld, waarin het College wordt verzocht
met plannen voor het gebruik van meer klimop te komen, zonder dat dit
direct geld gaat kosten.
De motie-Van Duijn (nr. 621) betreft het referendum over de opdeling van
Amsterdam. Wij vinden dat de uitslag zo duidelijk is en dat het idee van
een stadsprovincie zo achterhaald is dat het niet meer nodig is, daarover
met de Regering te praten. Wij willen natuurlijk met iedereen en ook met de
Regering van gedachten wisselen over samenwerking tussen de gemeenten in
deze regio, maar over de stadsprovincie hoeft dat echt niet meer. Overigens
heeft het College in zijn preadvies aangekondigd, dat het nog deze maand
met voorstellen over de stadsprovincie in de Raad zal komen. Die
voorstellen hebben ons echter nog niet bereikt en aangezien dit de laatste
raadsvergadering van het jaar is, wordt die aankondiging helaas niet
waargemaakt. Wij vragen ons af, waar het standpunt van het College dan
blijft.
De motie-Van Duijn (nr. 623) inzake de regionale organisatie van de
Politie lijkt ons zeer actueel. Wij hebben vernomen, dat van de zijde van
de Politie in de commissie van advies is gezegd, dat de Politie toch nog
maar op het niveau van een stadsprovincie moet worden georganiseerd, maar
dat lijkt ons een aangepast en vergankelijk standpunt.
 
De motie-Van Duijn (nr. 700) ingetrokken zijnde, maakt geen onderdeel
van de behandeling meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:
 
36ø Motie van 13 december 1995 van het raadslid van Duijn inzake de
begroeiing van klimop langs blinde muren van gebouwen (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 818, blz. 3202).
 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.
 
De heer VAN BOMMEL: Mijnheer de Voorzitter. De beperkte tijd maakt, dat
ik slechts over mijn eigen moties en enkele andere moties kan spreken.
Ik begin met de verheugende mededeling, dat ik de motie-Van Bommel
(nr. 593) inzake de Gemeentedag intrek ten gunste van de motie-Spit c.s.
(nr. 620) over hetzelfde onderwerp.
Bij enkele onderwerpen zal ik stilstaan omdat er uitvoerige moties over
zijn ingediend en uitvoerige verhandelingen bij zijn gehouden, hier of in
de commissie van advies. Als eerste betreft dit voorstellen die samenhangen
met het harddrugsbeleid in Amsterdam. Het College omarmt twee zeer
verstrekkende voorstellen, namelijk een voorstel over een gebruikersruimte
en een voorstel over het verstrekken van hero‹ne. Ik vind het verbazing-
wekkend dat het College deze voorstellen positief tegemoet treedt. Ten
aanzien van de vaststelling van het softdrugsbeleid zegt door het College
steeds, dat wij de landelijke discussie over de drugsnota moeten afwachten.
Daarvoor geldt: eerst zien wat en hoe de discussie in het Kabinet over de
drugsnota oplevert en dan het eigen beleid vaststellen.
Ten aanzien van het harddrugsbeleid loopt het College wel op de zaken
vooruit. Dat gaat zelfs zover, dat het College de stelling onderschrijft,
dat "...er in Amsterdam grote behoefte bestaat aan uitgebreide experimenten
met medisch ge‹ndiceerde verstrekking van hero‹ne." Waaruit die grote
behoefte aan uitgebreide experimenten blijkt wordt niemand duidelijk
gemaakt, niet in de moties en niet in het preadvies. Dergelijke
stellingnamen staan gelukkig ook niet in de landelijke drugsnota. Die nota
informeert heel voorzichtig over een klein experiment met
hero‹neverstrekking. Over de effecten van een dergelijk experiment tast men
in binnen- en buitenland nog in het duister. Tegen die achtergrond doet het
positieve preadvies op deze motie vreemd aan. Ik zal het preadvies in elk
geval niet volgen.
(De heer K™HLER: Is het u bekend, dat onder meer in Engeland en
Zrich op dat gebied redelijk grootschalige experimenten hebben
plaatsgevonden waarvan wel resultaten bekend zijn?)
Daarvan zijn resultaten bekend, maar wat bijvoorbeeld in al die gevallen
nog heel onduidelijk is gebleven, is wat dat dit nu betekent voor de
verslaving zelf, dus of de verslaving daardoor vermindert, of er aan een
ander leven kan worden begonnen; dat mensen weer hun bestaan in sociale zin
kunnen reguleren is het enige wat daaruit naar voren is gekomen.
(De heer K™HLER: Is dat voor u niet voldoende?)
Ik vind dat niet voldoende.
(De heer K™HLER: Het is voor u dus geen reden om te zeggen dat dit
soort experimenten hier ook op grote schaal moet worden gehouden?)
Ik vind het prematuur, nu al te zeggen dat wij uitvoerige experimenten
op grote schaal moeten starten. Ik vind dan het standpunt van de drugsnota,
dat veel voorzichtiger is, veel meer op z'n plaats dan het Amsterdamse
standpunt dat u in uw motie formuleert en ook door het College wordt
omarmd.
Voorts is een aantal moties ingediend waarin wordt gevraagd om geld en
aandacht voor de Amsterdammers met de laagste inkomens. Ik steun die moties
van harte. Tijdens de Algemene Beschouwingen heb ik erop gewezen, dat de
armoede niet aan de Amsterdamse huishoudens voorbijgaat. Kennelijk is de
Raad dit in meerderheid met mij eens.
Wij kunnen het dan vervolgens hebben over de bestrijding van die
armoede. Het Minimafonds, zoals dat oorspronkelijk werd voorgesteld, is
naar mijn mening een "second best oplossing". Een verhoging van de
bijstandsuitkeringen zou een dergelijk fonds overbodig kunnen maken, zoals
ik ook al tijdens de Algemene Beschouwingen heb betoogd. maar voorlopig
lijkt daarvoor geen politieke steun te vinden. De SP was bereid, het
initiatief tot instelling van een Minimafonds te steunen. Wij vinden het
jammer dat die motie is ingetrokken.
Armoede treft niet alleen mensen die een uitkering krijgen. Om die reden
heeft de SP aangedrongen op een onderzoek dat ook inzicht geeft in de
economische positie van Amsterdammers op het minimumloonniveau. Het College
ontraadt dat voorstel onder verwijzing naar de nog te verschijnen
landelijke nota over armoedebeleid. Naar aanleiding van de discussie heb ik
mijn motie nr. 611 aangepast om te kunnen aanhaken bij het landelijke
beleid. Volgens de gewijzigde motie, die ik hierbij indien, zou de Raad de
Regering kunnen verzoeken de situatie van de Amsterdammers op of onder het
minimumloonniveau expliciet bij haar onderzoek te betrekken. Geen apart
Amsterdams onderzoek dus, maar een apart hoofdstukje in het landelijke
onderzoek, waarop het Amsterdams beleid mede zou kunnen worden gebaseerd.
De oplossingen die het College in het vooruitzicht stelt en die volgend
jaar tijdens een symposium zouden kunnen worden besproken, zouden dan
daarop kunnen worden gebaseerd. Meer zicht op de Amsterdamse situatie kan
tot betere oplossingen leiden; naar mijn mening kan het College hier niet
tegen zijn.
Ik trek het amendement-Van Bommel (nr. 610) inzake het maandblad MUG in,
omdat er een voorstel ligt dat meer kansen heeft. Het spreekt vanzelf, dat
ik dit voorstel Ä ik heb het mede ingediend Ä zal steunen. Het doet mij
veel genoegen, dat verschillende andere partijen hetzelfde denken over het
Maandblad voor Uitkeringsgerechtigden.
Het amendement-Van Bommel (nr. 613) om het Comit‚ Vrouwen in de Bijstand
een bescheiden subsidie toe te kennen wordt door het College ontraden,
omdat het geen inzicht heeft in de mate waarin de middelen daadwerkelijk
bijdragen aan de realisering van de gestelde doelen. Met wat meer begrip
voor het comit‚ en een actievere houding van het College zou dit inzicht
snel te verwerven zijn. Het heeft mijn fractie slechts ‚‚n telefoontje
gekost om relevante gegevens te krijgen. Die gegevens, bestaande uit de
begrotingen voor 1995 en 1996 en een jaarverslag, zal ik hierbij
overleggen.
Met betrekking tot de dekking stel ik voor, de subsidie ten laste van
het incidenteel vrij besteedbare bedrag te brengen. Een gewijzigd
amendement dien ik hierbij in. Dit amendement is overigens niet opgenomen
in het wensenlijstje dat door de heer Levie is gepresenteerd. Niettemin zou
het wel uit het desbetreffende bedrag kunnen worden gedekt, want ook dat
lijstje laat die ruimte nog toe.
Over dat lijstje wil ik nog het volgende zeggen. Het lijstje dat hier is
gepresenteerd en rondgedeeld als een concept-motie draagt ook mijn naam. Ik
vind het hoogst bezwaarlijk, dat hier een lijstje de ronde doet waarop mijn
naam staat, terwijl ik dat lijstje niet onderschrijf. Het is nog maar een
concept-motie, maar ik vind dat men ook in dat geval zo voorzichtig moet
zijn en dat men, als men de naam van iemand vermeldt, dat pas kan doen
nadat men de desbetreffende persoon heeft geconsulteerd en in ieder geval
op zijn instemming meent te kunnen rekenen. Gezien mijn eerdere bijdrage
aan de discussie over dit onderwerp had men kunnen verwachten dat dit niet
het geval zou zijn. Die naam had er wat mij betreft dus nooit onder mogen
komen te staan.
Ik kom aan de werkbezoeken. Er is in de afgelopen weken veel discussie
geweest over de werkbezoeken van de Raad. In die zin ben ik tevreden over
het resultaat van mijn Algemene Beschouwingen. De reis naar Isra‰l is door
de Commissie voor Zorg enz. afgeblazen, waardoor Onze motie nr. 612 voor de
helft niet meer relevant is. Ik wil vandaag graag mijn zegeningen tellen en
trek daarom mijn motie in. Liever een half ei dan een lege dop.
In de motie-Van Bommel (nr. 757) vraag ik om duidelijke criteria voor
buitenlandse werkbezoeken en die motie wordt door het College ontraden. Het
College houdt daarmee vast aan hetgeen is verwoord in een brief aan mijn
fractie van 29 maart 1995. Dat stelt mij teleur. Als dit de opmaat is voor
het advies op de notitie van de VVD-fractie over werkbezoeken dat nog moet
uitgebracht, zal ik niet de enige zijn die teleurgesteld is over het
preadvies. De motie van de VVD gaat namelijk verder dan wat ik in mijn
motie vraag. Ik dring aan op een snelle preadvisering van het VVD-voorstel,
zodat wij deze discussie eens uitvoerig in de Raad kunnen voeren.
(De heer K™HLER: U duidt nu op het voorstel van het toenmalige
raadslid van de VVD de heer Van Wijk?)
Inderdaad.
(De heer K™HLER: Dat voorstel heeft deze meer in zijn hoedanigheid
van voorzitter van de commissie gedaan dan namens de VVD.)
Ik weet niet of een voorzitter van een commissie een voorstel kan
indienen. Het voorstel wordt in ieder geval door het College gepreadviseerd
en ik heb bij de aankondiging dat het zou worden gepreadviseerd door het
College niemand horen zeggen, dat dat een voorstel van de voorzitter van de
commissie was en niet van zijn of haar partij. Overigens, als een lid van
de Raad een notitie indient, nemen wij aan dat die een standpunt verwoordt
van de partij en niet zozeer van het individuele lid. Is bij voorbeeld de
notitie van mevr. Princen over fietsers een notitie van mevr. Princen en
neemt de fractie van GroenLinks daar afstand van of is het een notitie
waarin GroenLinks zich kan herkennen?
(De heer K™HLER: De heer Van Wijk heeft die notitie gemaakt naar
aanleiding van een discussie in de commissie waarvan hij voorzitter
was. De daarin genoemde criteria werden in die commissie toen niet
door iedereen, maar wel zeer breed gedragen. Ik vind het nu heel
positief en ik hoop dat het College dit als een zodanige inbreng ziet
en niet als een notitie van de VVD. Ik hoop dat u dat ook vindt.)
Zeker, ik heb die notitie ook toegejuicht en ik ben ook blij dat het
College die notitie wil preadviseren; het had er ook anders mee kunnen
omgaan; het had ook kunnen zeggen dat het daarover al een brief aan de SP-
fractie had geschreven. De inhoud van die brief spreekt voor zichzelf,
zodat het preadvies overbodig zou zijn. Dat heeft het College echter niet
gezegd, dus ik neem aan dat het College het nog steeds een onderwerp vindt
om te bespreken.
Mijn motie inzake het grondprijsbeleid (nr. 674) is ingetrokken en komt
op een ander tijdstip opnieuw aan de orde.
Tot slot wil ik nog een opmerking maken over de bijdrage van de fractie
van D66 met betrekking tot de NV Werk. Dat is immers een hoofdpunt van het
collegeprogram en de fractievoorzitter van D66 spreekt daarover heel
ernstige woorden. Hij stelt vast, dat de problemen bij werkgelegenheids-
projecten nu wel zeer duidelijk zijn en hij hekelt de verdringing van
gewone werknemers door banenpoolers. Hij spreekt over een hobbel bij het
paradepaardje, de NV Werk. Dit zijn zaken die in deze raadsperiode ook door
mij zijn genoemd. Die hobbel is overigens het laatste nieuws voor mij; ik
weet dan ook niet precies welke hobbel wordt bedoeld. Dit zijn echter zulke
ernstige zaken, dat ik mij afvraag wat er van de kant van D66 aan wordt
verbonden, want uit de woorden van de heer Robbers spreekt in elk geval een
duidelijk afnemend vertrouwen in het adagium van het College en de
mogelijkheid van het College om aan dat adagium tegemoet te komen. Ik hoop
dat de fractie van D66 in tweede termijn wil ingaan op de vraag hoe dat
naar haar mening moet worden gerepareerd.
(De heer ROBBERS: Wij zijn gewend conclusies te trekken nadat hoor en
wederhoor heeft plaatsgevonden; het College is dus aan het woord.)
Ik wacht dan graag eerst het antwoord van het College af en vervolgens
uw tweede termijn.
 
De moties/amendementen nrs. 593, 610, 611, 612, 613 en 674, ingetrokken
zijnde, maken geen onderdeel van behandeling meer uit.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
37ø Amendement van 13 december 1995 van het raadslid van Bommel inzake
Vrouwen in de Bijstand (Gemeenteblad afd. 1, nr. 819, blz. 3203).
 
38ø Motie van 13 december 1995 van het raadslid Van Bommel inzake het
minimumloon en armoede in Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 820, blz.
3203).
Het amendement en de motie worden voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
 
De discussie wordt geschorst.
 
De vergadering wordt om 17.05 uur geschorst tot 14 december 1995 om
19.30 uur.