Bron: Raad
Type document: Notulen
Onderwerp: Raadsvergadering 01-11-95
Datum publicatie:01-11-1995
Datum Raad:01-11-1995
 
Tekst:
 
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 1 NOVEMBER 1995 EN DONDERDAG 2 NOVEMBER
1995.
 
Aanwezig: de leden Van der Aa (PvdA), mevr. Agtsteribbe (PvdA), mevr.
Alkema (D66), Bakker (D66), Balai (PvdA), Van Bommel (SP), Bouma (VVD),
Bijlsma (PvdA), Cherribi (PvdA), Cornelissen (D66), Van Duijn (De Groenen),
Enthoven (CD), Fortun‚ (CD), mevr. Van der Giessen (D66), Goedhart (CDA),
De Grave (VVD), mevr. Grewel (PvdA), Ten Have (D66), Holvast (GroenLinks),
mevr. Hoogland (PvdA), Hooijmaijers (VVD), mevr. Ter Horst (PvdA),
Houterman (VVD), Hulsman (GroenLinks), mevr. Irik (PvdA), mevr. De Jong
(D66), K”hler (GroenLinks), mevr. Krikke (VVD), Van der Laan (PvdA), Levie
(PvdA), Meijer (PvdA), Niamut (CDA), Oranje (D66), Peer (VVD), mevr. Peters
(VVD), Robbers (D66), mevr. Schutte (GroenLinks), Van Sitteren (CD), mevr.
Spier-van der Woude (VVD), Spit (CDA), Stadig (PvdA) en Yalin (PvdA).
 
Afwezig: de leden Dalkiran (GrLi), Graman (Onafh.) en mevr. Princen
(GrLi).
 
Middagzitting op woensdag 1 november 1995.
 
Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester.
 
Secretaris: mevr. drs. M. Sint.
 
De vergadering wordt om 13 uur geopend.
 
De VOORZITTER: In de Commissie voor de Werkwijze Gemeenteraad is met
betrekking tot de behandeling van de algemene en financi‰le beschouwingen
afgesproken, dat het College hedenavond of zoveel eerder, nadat de
fractievoorzitters zijn uitgesproken, zal antwoorden. Daarna volgt de
tweede termijn van de kant van de fractievoorzitters; de financi‰le
beschouwingen worden morgenavond gehouden. Dan zal ook worden geantwoord op
de inbreng van de fracties die ‚‚n woordvoerder hebben, die ook een
financieel onderdeel opneemt in zijn beschouwing. Wethouder De Grave zal
daarover het woord voeren, nadat eerst van de fracties die een
afzonderlijke financi‰le woordvoerder hebben, ook die woordvoerders hebben
gesproken.
 
Aan de orde is de agenda:
 
1
Notulen van de raadsvergadering op 20 september 1995 en 4 oktober 1995.
 
De notulen worden ongewijzigd goedgekeurd.
 
2
Mededeling van de ingekomen stukken.
 
1ø Adressen van mr. B. Groeneveld, L. Schouten, K. de Jong, J. Mulder,
P.M. Nieuweboer en J.C. Duppen, namens de ANBO, gewest Amsterdam, van 26 en
28 september en 1, 4 en 13 oktober 1995 inzake de mogelijke afschaffing van
de bijverdienregeling voor bijstandsgerechtigden.
 
Besloten wordt, deze adressen te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
 
2ø Adres van mevr. G. Miedema van 24 september 1995 inzake het invoeren
van betaald parkeren op de oostelijke eilanden.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
3ø Adres van J.P. Hans, namens het Wijkcentrum d'Oude Stadt, van
27 september 1995, houdende reactie op het discussiestuk over de
bestuurlijke positie van de stadsdelen na 17 mei 1995, getiteld: Een stap
te ver of een stap verder.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
4ø Adres van G. Winters van 26 september 1995, houdende een klacht over
de gevaarlijke situatie voor voetgangers aan de Amstel tussen de Blauwbrug
en de Halvemaansbrug.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Beheer Openbare
Ruimte, Personeel en Organisatie, Nutsbedrijven, Gemeentevervoerbedrijf en
Bestuurlijk Stelsel.
 
5ø Adres van C. Hogerbrugge van 26 september 1995, houdende een klacht
inzake het wegslepen van zijn auto.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
6ø Adres van J.M. Overbeek van 31 augustus 1995, ingekomen 28 september
1995, inzake het kappen van bomen aan de Theemsweg.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
7ø Adres van H. Kroon van 27 september 1995, houdende verzoek om een
oplossing voor een ontstane schuld.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
8ø Adres van M.R. Sybrandy, namens het Wijkopbouworgaan De Gouden Reael,
van 28 september 1995, houdende verzoek, niet akkoord te gaan met de
voorgenomen bezuiniging in 1996 op het opbouwwerk in de oude stad.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie Binnenstad.
 
9ø Adres van C. Vonk, namens de Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer,
van 26 september 1995, inzake de tramverbinding naar het oostelijk
havengebied.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Verkeer, Milieu,
Cultuur en Monumentenzorg.
 
10ø Adres van mr. B. Eenkhoorn, namens de kopersvereniging Knokkestraat,
van 29 september 1995, inzake de inrichting van het gebied Nieuw Sloten in
relatie tot het eindpunt van lijn 2.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
11ø Adres van P. Ebbeling en vele anderen, van 29 september 1995,
houdende verzoek tot halvering van de parkeertarieven in de Jordaan.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
Mevr. GREWEL: Ik spreek nu als voorzitter van de Commissie voor Verkeer
enz. Mijn opmerking betreft de adressen inzake de parkeertarieven. Het
College stelt bij die adressen voor, deze in zijn handen te stellen ter
afdoening. Dat voorstel is niet juist.Ik moet hierbij nu wat langer
stilstaan.
(De VOORZITTER: Waarom?)
Omdat er iets is gebeurd waarvan de commissie totaal onkundig was. De
leden van de commissie zijn in de afgelopen tijd nogal eens opgebeld in
verband met de parkeertarieven. De commissie had besloten, alleen de
Oostelijke Eilanden bij de parkeertarieven te betrekken. Op een bepaald
moment komt er Ä zoals mevr. Spier dat uitdrukte Ä bij de herziening van de
Parkeerverordening een soort "tarief op maat." De verschillende buurten
worden dan bekeken op de parkeerdruk. De wethouder heeft toegezegd dat hij
met die herziening zou komen, dus naar onze mening moeten adressen die te
maken hebben met de parkeertarieven naar de behandeling van die herziening
worden verwezen.
Wat is er echter in de tussentijd gebeurd? De wethouder heeft een brief
geschreven aan de actievoerders, waarin staat dat zij niet bij hem moeten
zijn, hoewel hij een herziening van de Parkeerverordening heeft toegezegd,
maar bij de gemeenteraad. Kennelijk heeft hij het dualisme ingevoerd door
een dergelijke brief buiten de commissie om te schrijven. Ik zal dus
wellicht nooit te weten komen wat er aan de hand is, maar wat ik wel weet
is dat de desbetreffende adressen moeten worden behandeld bij de
voorstellen ter zake. Ik vind het schrijven van een brief met die inhoud
trouwens een rare gang van zaken.
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ik sluit mij uiteraard volledig aan bij de
woorden van mevr. Grewel.
De heer VAN BOMMEL: Ik sluit mij ook aan bij het verzoek, maar bovendien
stel ik voor, ons het antwoord van de wethouder, voordat dit in de
commissie wordt besproken, toe te zenden. Ik begrijp dat hier een
correspondentie zonder tussenkomst van de commissie plaatsvindt, terwijl de
commissie dat wel wenst.
Wethouder BAKKER: Ik heb helemaal niets te verbergen en ik ga ermee
akkoord, dergelijke adressen bij de voorstellen ter zake te behandelen.
(De VOORZITTER: De desbetreffende brief kan naar de commissie?)
Natuurlijk.
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Ik aansluiting op de woorden van mevr. Grewel
vraag ik, of dit invloed heeft op de vaststelling van de tarieven die
morgen in de Commissie voor Financi‰n enz. wordt behandeld. Als dat zo is,
verzoek ik, de behandeling van punt 14 van de agenda aan te houden totdat
de verordening in de commissie van advies en daarna in de Raad is
behandeld.
Mevr. GREWEL: De commissie van advies heeft besloten, alleen de
Oostelijke Eilanden te betrekken bij de voorstellen die morgenavond zullen
worden vastgesteld. Op verzoek van mevr. Spier wordt de rest betrokken bij
de herziening van de Parkeerverordening. Wij stellen morgenavond de
parkeertarieven vast, maar misschien niet voor heel 1996; er kunnen dan
intussen nog wijzigingen plaatsvinden bij de herziening van de
Parkeerverordening.
Wethouder BAKKER: Dat is juist.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de
door hen in te dienen voorstellen ter zake, en de desbetreffende brief van
de wethouder aan de Commissie voor Verkeer enz. toe te sturen.
 
12ø Adres van het Referendum Comit‚ Cruquiusroute, van 20 september 1995,
houdende verzoek tot verlenging van de termijn voor het verzamelen van
handtekeningen voor het referendum ter zake.
 
Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van de Commissie voor
beroep- en bezwaarschriften.
 
13ø Adres van J. Keizer, van 25 september 1995, inzake voorstellen voor
stedelijke ontwikkeling.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
14ø Adres van P. Paschenegger, namens het Wijkcentrum d'Oude Stadt, van
5 oktober 1995, inzake de voorgenomen bezuiniging op het opbouwwerk van het
wijkcentrum.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie Binnenstad.
 
15ø Notitie van het raadslid Goedhart van 6 oktober 1995 over het
gedoogbeleid ter zake van hasj-coffeeshops naar aanleiding van de
horecanota, getiteld: Ogen open! (Gemeenteblad afd. 1, nr. 535).
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, deze notitie in hun handen te
stellen om preadvies.
 
De VOORZITTER: Ik zal erop toezien, dat het preadvies tegelijkertijd
komt met de behandeling van het onderwerp coffeeshops.
De heer SPIT: Zou de behandeling van het preadvies daaraan vooraf mogen
gaan?
De VOORZITTER: De commissiebehandeling is over veertien dagen en ik zal
ervoor zorgen dat voor die tijd het preadvies is uitgebracht.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, deze notitie in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen om preadvies.
 
16ø Adres van B.J.M. Colenberg, van 10 oktober 1995, inzake het
functioneren van het Sociaal-agogisch Centrum Het Burgerweeshuis.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
17ø Adres van mevr. J.M.A. Bedaux, namens de belangen- en actiegroepen
Behoud Binnenstad, van 10 oktober 1995, inzake toezending van informatie
over stadsvernieuwing in de binnenstad.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
18ø Adres van C. Vonk, namens ROVER, afdeling Amsterdam, van 8 oktober
1995, houdende voorstellen inzake het openbaar vervoer in de 21ste eeuw.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
19ø Adres van M.A. Mdarhri, namens de Stichting Fantazia, van 8 oktober
1995, inzake het voorkeursbeleid van de gemeente.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
20ø Adres van J. Verhulst, namens de Verkeerswerkgroep Oostelijke
Eilanden, van 10 oktober 1995, houdende beklag ingevolge de Algemene
Inspraak-verordening Amsterdam met betrekking tot het Stedebouwkundig
Programma van Eisen voor het pand Anne Frankstraat 21.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van de Beklagcommissie Inspraak te
stellen om advies.
 
21ø Adres van R. van Wijk, voorzitter van de Commissie voor
Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Ruimtelijke Ordening en Grondzaken, van
11 oktober 1995, houdende verzoek tot behandeling van de notitie inzake
werkbezoeken in de Gemeenteraad.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen om preadvies.
 
22ø Adres van R.F. Stigter, van 10 oktober 1995, inzake de gang van zaken
rond de Boom- en Bloemmarkt aan de Singel.
 
Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van de Commissie voor
beroep- en bezwaarschriften.
 
23ø Adres van mevr. G. Boetekees en mevr. M. Kamperman, namens Hart voor
Hout, van 11 oktober 1995, houdende verzoek tot ondertekening van de
intentieverklaring tot terugdringing van het gebruik van tropisch hardhout.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
24ø Adres van drs. J.L.W. Tellegen, voorzitter van de Amsterdamse
Telematica Raad, van 17 oktober 1995, inzake de besteding van gelden voor
het Fonds Gemeenschapsdiensten.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Zorg,
Emancipatie, Drugsbeleid, (Facilitaire) bedrijven, Bestuurlijke Vernieuwing
en Informatievoorziening (begrotingsbehandeling).
 
25ø Adres van H. Koning, namens de Commissie Bouwzaken van Wetering
Verbetering, van 17 oktober 1995, inzake de toekomst van de
stadsvernieuwing.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
 
26ø Adres van T.K.C. Stom, wethouder voor mondiaal beleid van de gemeente
Alkmaar, van 13 oktober 1995, houdende verzoek tot ondersteuning van de
Stichting Steun Uitenhage Zuid-Afrika.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Algemeen
Bestuurlijke en Juridische Zaken.
 
27ø Adres van J.A.M. Mars en vele anderen, van 18 oktober 1995, houdende
verzoek tot halvering van de parkeertarieven in de omgeving van de Oranje-
Nassaukazerne.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
 
28ø Adres van B.J.F. Stijger, namens het Koninklijk Nederlands Watersport
Verbond, houdende bezwaar tegen raadsvoordracht nr. 559 van 1995 tot
vaststelling van de Legesverordening 1996.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres te betrekken bij hun
voordracht nr. 559 van 1995, punt 5 van de agenda.
 
29ø Adres van W. Meurs, namens het Overleg Wijkteam Warmoesstraat,
houdende voorstellen voor een drugs- en veiligheidsbeleid in de binnenstad.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Algemeen
Bestuurlijke en Juridische Zaken.
 
30ø Adres van W. van Driel, namens de Werkgroep Vakbondssolidariteit CTC-
FNV, van 20 oktober 1995, houdende verzoek om humanitaire en solidaire hulp
voor Cuba.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
31ø Adres van H. van der Maas en J. de Boer, van 18 oktober 1995,
houdende verzoek om de parkeertarieven in de Weesper-, Plantage- en
Kadijkenbuurt te halveren.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
 
32ø Adres van S. Kuntze, van 18 oktober 1995, inzake de mogelijke
afschaffing van de bijverdienregeling voor bijstandsgerechtigden.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen ter zake.
 
33ø Adres van mevr. E.A. Willems-Lantinga, namens het Comit‚ Bewoners/
Bedrijven willen parkeren, inzake wijziging van de Parkeerverordening c.a.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
 
34ø Adres van mevr. E. Visser, ingekomen 25 oktober 1995, houdende
bezwaren tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de door Burgemeester en
Wethouders in te dienen voorstellen terzake.
 
35ø Schrijven van mevr. N. Salomons, ingekomen 25 oktober 1995, inzake
het verslag van werkzaamheden van de gemeentelijke Ombudsman over de
periode mei 1994Ämei 1995.
 
Dit schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen.
 
36ø Adres van drs. F. Schwanen, van 25 september 1995, inzake reacties op
de discussie over een regionale herindeling.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres voor kennisgeving aan
te nemen.
 
De heer VAN DUIJN: De heer Schwanen is fractiemedewerker van De Groenen
en het adres betreft een verzameling brieven die bij de fractie is
ingekomen over de voorstellen van de Regering inzake de Stadsprovincie
Amsterdam, dit naar aanleiding van de publikaties in De Echo. Ik stel voor,
deze brieven niet in een laadje te stoppen, maar die over enkele weken te
betrekken bij de behandeling van dit onderwerp in de Gemeenteraad.
De VOORZITTER: Namens de wethouder zeg ik dit toe.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen te
stellen van Burgemeester en Wethouders, teneinde het te betrekken bij de
door hen in te dienen voorstellen ter zake.
 
De VOORZITTER: Ik stel voor, thans eerst na te gaan welke punten van de
agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan.
 
Conform besloten.
 
3
Mededeling en, zo nodig, bespreking van de ontwikkelingen met betrekking
tot het Regionaal orgaan Amsterdam.
 
Er zijn geen mededelingen.
 
De punten 4 tot en met 18 worden even aangehouden.
 
19
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
reorganisatie van de Dienst der Gemeentebelastingen (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 546, blz. 2183).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2194 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
20
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 oktober 1995 tot
vaststelling van de Verordening op Accountancy en Consultancy Amsterdam en
de Verordening voor de controle op de administratie en op het beheer van
vermogenswaarden (Gemeenteblad afd. 1, nr. 533, blz. 2153).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2154 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
21
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot het
huren van winkelruimte in het pand Bijlmerplein 124 ten behoeve van de
Stads-Bank van Lening (Gemeenteblad afd. 1, nr. 538, blz. 2170).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2171 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
22
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
ontheffing van het lidmaatschap van een raadslid in het algemeen bestuur
van de Stichting Gooisch Natuurreservaat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 544,
blz. 2180).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2181 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
23
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot het
huren van een gedeelte van de Noorderkerk ten behoeve van de Dienst
Stedelijk Beheer (Gemeenteblad afd. 1, nr. 537, blz. 2169).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2169 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
24
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 oktober 1995 tot het
aangaan van een overeenkomst met de NV PWN Waterleidingbedrijf Noord-
Holland inzake de overdracht van het distributiegebied Houtrakpolder
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 527, blz. 2146).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2147 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
25
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 oktober 1995 tot
uitbreiding van de werkzaamheden van de Dienst Parkeerbeheer naar de
oostelijke binnenstad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 526, blz. 2145).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2145 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
26
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 inzake het
onteigeningsplan Waterlooplein/Jodenbreestraat (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 551, blz. 2203).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2205 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
27
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 24 oktober 1995 tot
vaststelling van hogere waarden dan gesteld in de Wet geluidhinder ten
behoeve van het bestemmingsplan Bethani‰nbuurt 1994 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 573, blz. 2513).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2517 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
28
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 24 oktober 1995 tot
vaststelling van het bestemmingsplan Bethani‰nbuurt 1994 (Gemeenteblad afd.
1, nr. 574, blz. 2519).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2527 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
29
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot het
verlenen van ontslag aan de directeur van de Dienst Parkeerbeheer
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 555, blz. 2215).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2215 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
30
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
wijziging van de Verordening op de stadsdelen (woningsplitsing)
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 540, blz. 2175).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2176 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
31
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 18 oktober 1995 inzake een
gezamenlijke operationele organisatie voor het waterbeheer en de riolering
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 557, blz. 2217).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2224 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
32
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
instemming met het Plan van Aanpak Erfpachtbedrijf (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 547, blz. 2195).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2197 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
32A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 27 oktober 1995 inzake
erfpachtuitgifte van terreinen en een watervlakte nabij de IJ-tunnelpier en
de Prins Hendrikkade (Gemeenteblad afd. 1, nr. 579, blz. 2573).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2574 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
33
Notitie van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 inzake
grondexploitaties van stadsdeelplannen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 536, blz.
2167).
 
De notitie wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2168 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
34
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
teruglevering van het perceel Lange Stammerdijk 188 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 541, blz. 2176).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2177 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
35
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
instemming met de grondexploitatiebegroting, behorende bij het
Stedebouwkundig Plan van Eisen Cornelis Douwesterrein, deelgebied III
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 552, blz. 2206).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2208 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
36
Advies van de Commissie voor beroep- en bezwaarschriften van 16 oktober
1995 op bezwaren tegen raadsbesluit nr. 943 van 1990 betreffende aanpassing
van erfpachtcanons (Gemeenteblad afd. 1, nr. 553, blz. 2208).
 
De conclusie van het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz.
2209 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
37
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
voorbereiding van het bestemmingsplan Zeeburgereiland (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 549, blz. 2200).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2201 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
38
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
voorbereiding van een parti‰le herziening van het bestemmingsplan
Stadion/Transferium (Gemeenteblad afd. 1, nr. 543, blz. 2179).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2180 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
39
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
voorbereiding van het bestemmingsplan Amstel III (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 542, blz. 2178).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2179 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
40
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
vaststelling van hogere waarden dan gesteld in de Wet geluidhinder ten
behoeve van de eerste herziening van het bestemmingsplan Rijn-, Maas- en
Scheldestraat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 548, blz. 2198).
 
De heer VAN DUIJN (stemmotivering): Ik heb al verschillende keren
kenbaar gemaakt, dat wij tegen het vaststellen van hogere waarden dan
gesteld in de Wet geluidhinder zijn en in het bijzonder in deze buurt, waar
plekken zijn die tot 64 dB(A) gaan. Ik wil geacht worden, tegen de
voordracht te hebben gestemd.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2199 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer Van Duijn
gevraagde aantekening.
 
41
Advies van de Commissie voor beroep- en bezwaarschriften van 16 oktober
1995 op het bezwaar tegen raadsbesluit nr. 639 van 1994 tot vaststelling
van hogere geluidswaarden dan gesteld in de Wet geluidhinder ten behoeve
van het bestemmingsplan Ganzenhoef (Gemeenteblad afd. 1, nr. 539, blz.
2171).
 
De conclusie van het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz.
2173 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
42
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 16 oktober 1995 tot
herbevestiging van het besluit tot privatisering van het
Slotervaartziekenhuis (Gemeenteblad afd. 1, nr. 554, blz. 2211).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2213 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
43
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 oktober 1995 tot het
huren van het pand IJsbaanpad 4 ten behoeve van het Gemeentelijk
Pedologisch Instituut (Gemeenteblad afd. 1, nr. 528, blz. 2148).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2148 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
De VOORZITTER vraagt, of er leden zijn die het woord verlangen over de
voor geheime zitting bestemde voordracht. Daar dit niet het geval blijkt te
zijn, is thans aan de orde:
 
43A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 oktober 1995 tot het
schenken van een bedrag aan de Surinaamse regering ten behoeve van de
restauratie van een klokketoren (Gemeenteblad afd. 1, nr. 578, blz. 2572).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende
besluit, met dien verstande, dat de aanwezige leden van de fracties van de
CD, De Groenen, GrLi en de SP geacht willen worden, tegen de voordracht te
hebben gestemd.
 
Aan de orde zijn de benoemingen.
 
De VOORZITTER nodigt de leden Van Duijn, Ten Have en mevr. Hoogland uit,
met hem het bureau van stemopneming te vormen.
 
Benoemd worden tot:
 
Directeur Binnenstadsdienst (nr. 556): mevr. M.A.W. Klman.
 
Lid van het algemeen bestuur van de Stichting Gooisch Natuurreservaat
(nr. 545): A. Cherribi.
 
Ingeleverd werden 34 biljetten. Mevr. Klman werd benoemd met 34
(algemene) stemmen. Op de heer Cherribi werden 31 stemmen voor en 3 tegen
uitgebracht.
 
De VOORZITTER dankt de leden van het bureau van stemopneming voor de hem
verleende hulp.
 
Aan de orde is thans:
 
4
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 13 oktober 1995 tot
vaststelling van de begroting voor 1996 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 534, blz.
2161, en bijlagen R en R').
 
De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. De titel van de algemene
beschouwingen van de Pvda is: Investeren in Amsterdammers = investeren in
Amsterdam.
In Het Parool van 21 oktober jl. stond een boeiend stuk over "de rijke
oogst van Betondorp". De vraag was: "Kan het louter toeval zijn, dat de
jonge echtparen die zich er in de jaren '30 en '40 met hoogstaande idealen
vestigden, een waslijst aan hoogleraren, kunstenaars en andere
maatschappelijk geslaagden hebben voortgebracht?". Historisch pedagoog
Jeroen Knigge vond bij zijn gesprekken met 50 oud-bewoners opmerkelijke
zaken. "Zij hadden allemaal nog hun eigen tanden. Dat moet iets zeggen over
het hoge peil van de gezondheidszorg, die ook bijzondere aandacht kreeg in
het dorp. Verder viel het op dat zij, hoever zij het ook hebben geschopt in
de maatschappij, zeer eenvoudig zijn gebleven. Dat bleek niet alleen uit
hun behuizing en sobere interieurs, maar ook uit hun manier van doen. Het
zijn stuk voor stuk bescheiden, maar ook bevlogen mensen; mensen die ergens
voor staan".
Hoe was de opzet van Tuindorp Watergraafsmeer? Een ruimere behuizing in
een groene omgeving. Er waren veel voorzieningen: scholen, een
gemeenschapshuis, talrijke culturele verenigingen en activiteiten die de
kinderen in aanraking moesten brengen met de natuur. Een huismeester zorgde
voor de sociale controle en een vertegenwoordigster van de
woningbouwvereniging kwam niet alleen elke week de huur ophalen maar hield
ook de hygi‰ne in de gaten. Zoals wij weten heeft niet iedereen zijn
avonden in Betondorp als een groot feest ervaren, maar wij zien wel, dat
het centraal stellen van de mens in de opzet van de wijk de bewoners
vertrouwen gaf in de toekomst en ambitie. Dat vertrouwen is misschien wel
het allerbelangrijkste dat mensen nodig hebben om vooruit te komen, niet
alleen als individu maar ook als gemeenschapsburger. Het is de taak van een
stadsbestuur, ervoor te zorgen dat alle inwoners vertrouwen in de toekomst
hebben, te weten dat zij erbij horen en kunnen meedoen. Dit is en blijft
onze hoogste taak. De rode draad door deze beschouwing zal zijn, dat de
overheid daartoe niet moet terugtreden, maar moet optreden als stimulator
en initiator.
Ik maak onderscheid tussen welvaart scheppen en welvaart verdelen en aan
het einde van mijn stelling zullen mijn liberale vrienden daarin een mooi
evenwicht constateren. Bij het welvaart scheppen maak ik nog onderscheid
tussen het investeren enerzijds in mensen en anderzijds in infrastructuur,
in de ruimste zin van het woord.
Ik besteed ook aandacht aan het verdelen van vrijheid en blijheid en doe
een beetje aan voortgangsbewaking ten opzichte van de algemene
beschouwingen van vorig jaar.
In de eerste plaats stel ik aan de orde het investeren in Amsterdammers,
het scheppen van welvaart. De Amerikaanse minister van Arbeid Robert Reich
heeft voordat hij minister werd een boek geschreven, getiteld: De wereld
aan het werk. Ik ben geen econoom, maar economen verzekeren mij dat dit
boek in de reeks van Adam Smith met zijn Wealth of Nations en Karl Marx met
Das Kapital de derde in die serie zou zijn. Die noemt twee sleutels voor
succes in de moderne economie, die gekenmerkt wordt door globalisering en
informatisering. Dat zijn dure woorden. Globalisering of, zoals Ed. van
Thijn zegt, dat wereldkapitalisme, betekent dat er een wereldmarkt is. Als
men iets wil kopen of verkopen, kan men dat tien kilometer, maar ook
tienduizend kilometer verderop doen. Door alle communicatiemiddelen weet
men wat er op de wereld te koop of nodig is. Dankzij de moderne
transportmiddelen kan men het ook eenvoudig hier of daar krijgen.
Prijsvorming ontstaat niet meer traditioneel via kostenopbouw, afschrijving
en winst, maar vloeit voort uit de noodzaak om de markt te beheersen of te
monopoliseren. In dat perspectief zijn loonkosten ondergeschikt. Er is
altijd wel ergens in de wereld een concurrent die goedkoper is. Het komt
dus steeds meer aan op de kwaliteit van het produkt en dus op de kwaliteit
van de medewerkers. Dit geldt in het bijzonder voor de westerse bedrijven,
die immers altijd duurder zijn dan bedrijven in de lage-lonenlanden.
Informatisering duidt op de overgang van industri‰le massaproduktie naar
een systeem waarin het produceren, analyseren en distribueren van
informatie centraal staat. Ook in die ontwikkeling draait het steeds meer
om de kwaliteit van de medewerkers.
Uitgaande van deze globalisering en informatisering komt het succes van
een lokale of regionale economie volgens Reich dus vooral aan op twee
zaken, namelijk bereikbaarheid en menselijke vaardigheden. Op de
bereikbaarheid kom ik zo terug. Ik behandel nu eerst de menselijke
vaardigheden.
Aan Reich ontleen ik vier mogelijkheden om de vaardigheden te
verbeteren: investeren in onderwijs en vakbekwaamheid, het aanmoedigen van
de geest van het ondernemerschap, bijvoorbeeld door het scheppen van de
voorwaarden waaronder het midden- en kleinbedrijf kan floreren, het tot
stand brengen van een grotere wederzijdse betrokkenheid tussen
bedrijfsleiding en werknemers en zorg dragen voor een sociaal vangnet dat
nauw verweven is met de sociale economie; geen stelsel van werkloosheid
maar van reactivering. Voor ons is de crux in deze beschouwing dat men, als
men op deze manier investeert in de vaardigheden van de Amsterdammers, een
dubbel doel dient: zowel de economische groei bevorderen als haar eerlijker
verdelen. Ik geef vanuit dit perspectief een beoordeling van het
gemeentelijk beleid.
Wij hebben tot nu toe vooral benadrukt dat de NV Werk mensen aan werk
helpt en nuttige maatschappelijke taken opraapt, zoals Jan Schaefer zei:
"het werk ligt op straat". De inzichten van Robert Reich laten zien dat wij
ook uit het oogpunt van economisch groeibeleid op de goede weg zijn met
onze koers met het plan-Schaefer. De NV Werk kan immers bijdragen tot
reactivering en vergroting van de vaardigheden van de Amsterdamse
beroepsbevolking, maar men moet dan wel streven naar het cre‰ren van
structurele werkgelegenheid aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Het afgelopen jaar was een jaar van opbouw, in samenhang met de
reorganisatie van de Stichting Maatwerk/Banenpool en de Sociale Dienst. De
leegloop in de JWG is in ‚‚n jaar tijd praktisch tot nul teruggebracht. Het
wordt nu tijd voor zichtbare resultaten, anders kan de NV Werk nooit het
succes worden wat die moet worden. Veel uitkeringsgerechtigden zitten thuis
en horen weinig of niets van de overheid, anders dan dat hun over het
algemeen magere uitkering op tijd wordt overgemaakt en zelfs daaraan
schijnt het wel eens te schorten. Kan het samenwerkingsverband tussen de
Gemeentelijke Sociale Dienst, het Arbeidsbureau en NV Werk voor 1998 alle
werkzoekenden een aanbieding doen van ¢f werk, ¢f scholing, ¢f
vrijwilligerswerk, •f een mengvorm daarvan? Zij horen dan iets van de
overheid en zo worden zij erbij betrokken. Wij moeten ook niet vergeten,
bij die reactivering de bestaande vrijwilligerscentrales te betrekken.
Het tweede en misschien wel belangrijkste punt met betrekking tot de
menselijke vaardigheden waarin wij moeten investeren is het onderwijs. Wij
maken het College een compliment voor de voortgang met het Onderwijs-
resultatenplan. Wij denken dat aan het eind van deze collegeperiode echt
kan worden gezegd: wij weten van alle scholen exact hoe zij er kwalitatief
voor staan; op alle scholen is het verzuim praktisch teruggedrongen en er
gaan in Amsterdam net zoveel mensen met een diploma enz. van school af als
in de rest van het land. Dat is een zeer belangrijke investering in de
Amsterdammers.
Het is ook goed dat er een Bouwopleidingspool tot stand is gekomen. De
aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt moet echter nog veel meer
aandacht krijgen. Kan het College samen met de onderwijsinstellingen en het
bedrijfsleven, naar analogie van het Onderwijsresultatenplan, een programma
opstellen voor de verbetering van de aansluiting van het onderwijs op de
arbeidsmarkt?
Naar onze mening is het kunnen omgaan met computers onmisbaar om
vaardigheden van de Amsterdammers structureel te vergroten. Het Amsterdamse
onderwijs beschikt nog nauwelijks over computers. Ik geef een voorbeeld van
zeer dicht bij huis. Bij mijn dochter in de bovenbouwklas van 24 kinderen
is er ‚‚n in de klas. Bij mijn zoontje in de middenbouw, 28 kinderen, is er
g‚‚n in de klas. Het is een goede school, maar dit kan toch niet. Om de
vaardigheden van de toekomstige Amsterdamse beroepsbevolking structureel te
vergroten zouden wij nu moeten zeggen dat er in bijvoorbeeld 2005 op elke
schoolbank in Amsterdam een computer moet staan, zodat iedereen in het
bedrijfsleven weet dat, als men waar dan ook zou willen investeren, in
Amsterdam alle kinderen met computerkennis en -ervaring van school komen.
Hier lopen de belangen van onderwijsinstellingen, bedrijfsleven en overheid
zo volkomen parallel met die van ons, dat van een ieder een bijdrage mag
worden verwacht. Wij verzoeken het College in een motie, dit idee te
onderzoeken en er v¢¢r de mid-term review over te rapporteren. Tot zover
het investeren in Amsterdammers.
Ik kom nu aan het investeren in Amsterdam en ik heb het dan vooral over
de infrastructuur in de ruimste zin van het woord. Amsterdam groeide in de
periode van 1840 tot 1900 Ä de Industri‰le RevolutieÄ van zo'n 200.000 naar
500.000 inwoners. Zonder te vergeten hoeveel, soms onbeschrijfelijke,
ellende er tijdens de industri‰le revolutie heeft bestaan wil ik er op
wijzen, dat de economische bloei niet uit de lucht is komen vallen. De
overheid legde spoorlijnen aan: in 1847 naar Rotterdam, in 1856 naar het
Duitse Rijnland en in 1874 via Amersfoort en Zwolle naar het Noorden. In
1889 werd het Centraal Station geopend. In 1876 werd het Noordzeekanaal
aangelegd en in 1895 het Merwedekanaal, de verbinding met de Rijn en
Duitsland. Dat was de bereikbaarheid van de infrastructuur voor de
overheid. De burger was minstens zo actief. Vooral op initiatief van de
burgerij werd in cultuur genvesteerd: het Paleis voor Volksvlijt, de
Stadsschouwburg, het Vondelpark, Artis, het Rijksmuseum en het
Concertgebouw. Men ziet dat in een periode van 50 jaar een belangrijk deel
van de infrastructuur door een actieve samenwerking tussen de overheid en
de burgerij tot stand is gebracht. Dat moet ons het voorbeeld geven om in
de informatiseringsrevolutie waarin wij ons nu bevinden net zo actief op te
treden.
Al onder het vorige College en het vorige Kabinet had de bereikbaarheid
veel aandacht, maar wij moeten wel ongeduldig zijn, want in veel opzichten
zijn wij eigenlijk al te laat. De hoge-snelheidstrein naar het zuiden zal
vanaf 1996 in Amsterdam te zien zijn en anderhalf uur sneller naar Parijs
rijden. Op zijn vroegst echter in 2003, maar gezien de problemen in Belgi‰
denken sommigen dat het wel in 2008 zal zijn, is hoge snelheid pas op het
hele traject mogelijk. De hoge-snelheidslijn naar Duitsland zal niet voor
2006 gereed zijn.
Over de hoge-snelheidslijn naar het noorden Ä Hamburg en Scandinavi‰, een
opkomend gebied Ä wordt tot nu toe zelfs nauwelijks gedacht.
Over de verbreding van de Coentunnel en de Westrandweg werden enige
jaren geleden in de Raad bijkans de koppen eraf geslagen. Het is nu stil,
maar niet omdat de projecten in uitvoering zijn, hoewel de haven deze
projecten bitter nodig heeft om de samenhang met Schiphol te versterken.
Ook de planvorming voor de tweede sluis bij IJmuiden schiet niet op.
Wat de Noord-Zuidlijn betreft ligt het anders. Was in de tijd van het
auto-referendum de een een nog grotere kampioen van de Noord-Zuidlijn dan
de ander, nog geen drie jaar later dreigt het een omstreden project te
worden.
Ik kom aan de IJ-rail. Tot onze verbazing horen wij, dat Den Haag het
College heeft gevraagd in plaats van over de IJ-rail te denken over het
doortrekken van de zuidelijke ringlijn naar IJburg. Ik roep in herinnering
dat het hele concept van de IJ-rail gestoeld was op twee gronden: niet
alleen de ontsluiting van IJburg, maar ook de ontwikkeling van de IJ-
oevers. Het College mag wel wat assertiever op dergelijke geluiden uit Den
Haag reageren: afspraak is afspraak en in het Vinex-convenant ligt het
principe van de IJ-rail vast.
Onze inzet is, dat de verdere uitbreiding van Schiphol in Lelystad moet
worden gezocht. De zesde baan bij Lelystad is d‚ kans om werkgelegenheid in
de nabijheid van Almere tot stand te brengen. Verder hoeft met een snelle
treinverbinding van Schiphol naar Lelystad reizen niet langer te duren dan
naar de kust bij IJmuiden of de tweede Maasvlakte. Zoiets kan natuurlijk
ook de hoge-snelheidslijn naar Hamburg en Scandinavi‰ bevorderen.
In een opzicht stelt het College ons wat de bereikbaarheid betreft
duidelijk teleur. Onderdeel van het weren van het autoverkeer uit de
binnenstad is de bouw van parkeergarages rondom de binnenstad en transferia
rondom de stad. Het College heeft tot nu toe alleen vooruitgang geboekt bij
de uitbreiding van de garage aan de VaRa-strook. Zonder zichtbare voortgang
loopt de uitvoering van het Verkeers- en Inrichtingsplan, dus ook het
terugdringen van het aantal parkeerplaatsen op straat, volkomen vast bij
gebrek aan draagvlak. Overigens geldt ook hier het verhaal dat de overheid
en de markt kunnen samenwerken. Parkeren is in alle landen van de wereld
big business, dus aan veel meer dan een organisatieprobleem kan het hier
niet liggen. Wij verlangen dat in 1996 zichtbare voortgang in deze
projecten wordt geboekt.
De culturele infrastructuur is van groot belang voor het toerisme en een
belangrijke vestigingsvoorwaarde voor nationale en internationale
bedrijven. Het college-akkoord bevatte drie grote investeringsplannen en
tijdens de vorige algemene beschouwingen liet ik al ongeduld blijken. De
uitvoering is echter geen stap dichterbij gekomen; integendeel, terwijl ook
op dit gebied de kansen op een sterke coalitie tussen overheid,
instellingen en bedrijfsleven via bijvoorbeeld Amsterdam Kunstenstad voor
het grijpen lagen, wordt het beeld juist vager. Men dreigt zelfs een beetje
uit het oog te verliezen dat die zaken bij elkaar kritische massa moeten
hebben; er moet loop zitten in de culturele gebieden in de stad. Als de
geluiden over de idee‰n kloppen, wordt dat misschien vergeten. Wij hopen
dat het volgende Kunstenplan meer gericht zal zijn op op uitvoering. Wij
zullen dat plan mede beoordelen vanuit vier invalshoeken: bevordert het de
educatie, de participatie, de broedplaatsfunctie van en de werkgelegenheid
in de kunstsector. Wij geven het College overigens graag een compliment
voor zijn inspanningen om van Amsterdam ook een mediastad te maken.
Een volgend belangrijk punt betreft de kennis. Belangrijke
investeringsmogelijkheden liggen er ook op het gebied van de technologie.
Amsterdam heeft al een goede infrastructuur met zijn universiteiten,
hogescholen, milieu-, medische en andere instituten. Het bijeenbrengen en
beter toegankelijk maken van die kennis voor bedrijfsleven en bevolking is
een taak van de overheid. Het Science Center is een belangrijke stap
vooruit, maar ook Technopolis in de Watergraafsmeer had een voorbeeld
kunnen zijn. Klopt het, dat de Hogeschool van Amsterdam heeft besloten zich
er niet te vestigen? Zo ja, zit het er dan nog wel in dat Technopolis
voldoende kritische massa krijgt om dat wervende voorbeeld te worden? Als
dat juist is, kan de vraag worden gesteld of de gemeente wel actief genoeg
is geweest bij het scheppen van perspectief op goede bereikbaarheid van
Technopolis.
Wij hebben KTA verkocht met een uitstekende regeling voor de
gemeenschapsdiensten, waardoor wij 10% van alle technische mogelijkheden op
het kabelnet ten behoeve van gemeenschapsdiensten tegen halve prijs kunnen
benutten. Hier ligt een wel zeer grote kans om zowel in Amsterdammers als
in Amsterdam te investeren. Bibliotheken, scholen, woningcorporaties,
kunstinstellingen, buurthuizen en al wat onder de noemer
gemeenschapsdiensten kan worden gebracht, moeten n£ door de gemeente worden
gestimuleerd, ambitieuze toekomstplannen voor 2005 te bedenken. Dan kan de
dienstverlening enorm worden verbeterd en worden tegelijkertijd de
vaardigheden van de medewerkers en afnemers van deze instellingen vergroot.
Felix Rottenberg heeft gepleit voor het benoemen van een wethouder voor
Technologie. Wij denken dat hij gelijk heeft; er is eigenlijk een forse
achterstand. Is het College bereid een co”rdinerend wethouder aan te
wijzen?
Als de laatste decennia ‚‚n type overheidsinvestering hebben laten zien
die de welvaart tegelijk kan verdelen en genereren, is het wel de
stadsvernieuwing. In 1996 zal het Kabinet het stadsvernieuwingsbeleid
evalueren, met als uitgangspunt dat het werk dan gereed is. In Amsterdam
weten wij echter, dat het een proces is dat nooit gereed is. Wij rekenen
erop, dat het College alles doet om het Kabinet te laten zien dat de
stadsvernieuwing nooit gereed zal zijn en dat wij daarin moeten blijven
investeren.
Rick van der Ploeg heeft aannemelijk gemaakt, dat de aanpak van de
werkloosheid alleen kans van slagen heeft als ervoor wordt gezorgd dat het
bedrijfsleven in de stadswijken over de grenzen van die wijken heen
aansluiting kan vinden bij de omliggende economien. Om dat te bevorderen
moet worden gekeken naar de concurrentievoordelen van die stadswijken. De
kern van het stadseconomisch beleid is dus het signaleren van die
concurrentievoordelen en het clusteren ervan. Een dergelijke inzet heeft
als groot voordeel, dat men niet de problemen maar de mogelijkheden van de
wijken voorop zet. Dat kan al een stimulerende werking hebben. Wil het
College toezeggen, als regisseur de stadsdelen te bewegen samen met het
plaatselijke bedrijfsleven en instellingen dergelijke inventarisaties te
maken en te komen tot een aanpak van de stadseconomie?
Wij vragen om investeringsafspraken op gebied van werkloosheids-
bestrijding, onderwijs, bereikbaarheid, cultuur, kennis, stadsvernieuwing
en stadseconomie, steeds gericht op het verbeteren van de vaardigheden van
de Amsterdammers enerzijds en van de infrastructuur van Amsterdam
anderzijds, steeds op te stellen door overheid, instellingen en
bedrijfsleven gezamenlijk, uiteraard niet alleen in de vorm van "wat doet
de gemeente voor mij", maar ook van "wat doen wij voor de gemeente",
bijvoorbeeld de NV Werk. "Voor wat, hoort wat", zeiden wij bij de
akkoordonderhandelingen. Het vertrouwen tussen het gemeentebestuur en het
bedrijfsleven is thans hersteld; samenwerking ligt voor het grijpen. Wij
kunnen en moeten nu doorschakelen naar een hogere versnelling en coalities
sluiten en grootscheepse investeringen tot stand brengen. Optreden dus!
Het volgende onderwerp betreft het verdelen van de welvaart. De
economische bloei van de regio Amsterdam komt lang niet iedereen ten goede.
Amsterdammers die al jaren op een minimumloon of uitkering zijn aangewezen,
hebben het uitgesproken moeilijk. Op uitkeringen is in de afgelopen tien
jaar fors bezuinigd, terwijl de huren daarentegen in diezelfde periode fors
stegen. Ook de invoering van diverse eigen bijdragen en de prijsverhogingen
in het openbaar vervoer tikten aan. Het is goed dat het Kabinet zelf in de
Troonrede het armoedeprobleem heeft gesignaleerd. Het Kabinet spreekt van
stille armoede. Armoede lijkt stil, als men er naar kijkt vanuit een
ministerie of een stadhuis, maar armoede is in feite schreeuwend, want als
mensen na afloop van de markt over de Albert Cuypstraat moet slenteren op
zoek naar wat eetbaars, is die armoede niet stil meer. Als de televisie en
de wasmachine het tegelijk begeven, terwijl men toch al problemen heeft met
de aflossing van de lening bij de Kredietbank, is er ook geen stille
armoede. Misschien lijkt de armoede ook stil omdat die mensen treft die
niet gewend zijn te klagen maar zich eerder schamen voor hun problemen,
bijvoorbeeld de ouderen. Dat verplicht ons in die ministeries en stadhuizen
des te meer.
1996 wordt het jaar van de armoedebestrijding. Laten wij als
stadsbestuur ook hier actief optreden en het Kabinet harde feiten, juiste
argumenten en goede plannen aanreiken om te doen wat nodig is. Ook zelf
kunnen en moeten wij meer doen. Bij de Financi‰le Beschouwingen vragen wij
in een motie om de vorming van een minimafonds.
Nodig is in ieder geval een scherpe actie tegen de forse jaarlijkse
huurstijging. Het is echt te gek. Tussen rijkere en armere corporaties moet
een actieve verevening tot stand worden gebracht, zij het uiteraard zonder
daarbij goed beheer te bestraffen en slecht beheer te belonen. Ook de
verdeling van de lasten tussen rijkere en armere huurders kan helpen. De
gedachte van huurbelasting dringt zich dan weer op, maar belangrijker is de
verantwoordelijkheid van de overheid om het betaalbaar wonen voor iedereen
weer op de voorgrond te stellen. Zo zouden de objectsubsidies terug moeten
komen. Ter financiering zou ook de hypotheekrente-aftrek in beeld moeten
komen, natuurlijk zonder bestaande gevallen in problemen te brengen en
gericht op alleen de hogere hypotheken.
De PvdA past kortom de erkenning, dat de landelijke overheid op het
gebied van de volkshuisvesting te ver is teruggetreden. Het hoeft hopelijk
geen betoog dat volkshuisvesting evenals het onderwijs een goed instrument
is om ervoor te zorgen dat iedereen erbij hoort. Juist de grote
volkshuisvestingstraditie in Amsterdam schept grote verplichtingen. Wij
moeten natuurlijk wel de zegening tellen dat het veel Amsterdammers voor de
wind gaat, maar wij zijn pas tevreden als iedereen zijn of haar deel heeft
in de welvaart die groeit.
Amsterdam heeft van links tot rechts een traditie van solidariteit en
het maakt niet zoveel uit vanuit welke hoek men solidair is, of dat nu is
als een wijs koopman, waarover Geert Mak spreekt, als idealist of uit
klassebewustzijn. De overheid moet echter wel de voorwaarden scheppen voor
deze solidariteit en daarom past ons geen zelfgenoegzaamheid en zeker geen
terugtreden. Wat past is ongeduld en ¢ptreden.
Dat de vrijheid en blijheid van de een het probleem van de ander kan
zijn en dat wij als Raad verantwoordelijkheid dragen voor ¡eders belangen,
spreekt geloof ik niet voor iedereen vanzelf. Ik denk hierbij dan aan de
discussie over de openingstijden van de horeca en het terrassenbeleid,
waarbij is gezocht naar evenwicht tussen de belangen van bezoekers en
horeca-ondernemers aan de ene kant en omwonenden aan de andere kant. Het is
niet zo gemakkelijk, nieuwe algemene regels op concrete situaties toe te
passen, maar wij hebben een Milieudienst die redelijk is en loyaal aan de
politiek en een burgemeester die open staat voor klachten. Daarom hebben de
liberalen zich deze zomer naar ons oordeel veel te gemakkelijk uitgelaten
in de media over het nieuwe terrassenbeleid. Het had ook op hun weg
gelegen, de noodzaak van een evenwichtige belangenafweging uit te dragen en
eventuele uitwassen in het handhavingsbeleid via de ge‰igende kanalen aan
de orde te stellen. Wij zeiden in onze vorige algemene beschouwingen:
"Vreemde bazen zijn dat, die steeds zeggen dat iets niet deugt waarvoor
zijzelf verantwoordelijk zijn". Met name de VVD-fractievoorzitter gedroeg
zich toch wel als een vreemde baas toen hij met een wakkere krant op een
illegaal terras pontificaal ging zitten dineren om de wereld kond te doen
van het horeca-ondernemersleed. Ook het biefstuk-liberalisme zou uit de
tijd moeten zijn.
Iedereen kent de fantastische oogst "grote evenementen" van 1995.
Mahler, koninginnedag- en bevrijdingsfestiviteiten, de huldiging van Ajax,
de oude/nieuwe Broken Dreams, Sail, de Uitmarkt enz. Dat is allemaal heel
mooi; een mooie promotie voor de stad en, dat mag ook wel eens worden
gezegd, voortreffelijk georganiseerd mede dankzij Stadhuis,
Gemeentevervoerbedrijf, Stadsreiniging en Politie. Nu en dan bekruipt ons
echter wel eens het gevoel dat wij in een pretpark wonen. Van ons mag men
zeilwedstrijden met grote windturbines organiseren op een piepklein stukje
Keizersgracht, maar op een bepaald moment zien alpinisten een uitdaging in
het Paleis op de Dam, storten bungee-jumpers zich van de Rembrandttoren en
strijden Schumacher en Hill op de ringweg om de Formule 1-titel. Wij zijn
dan wel wat doorgeschoten. Amsterdam moet echter ook geen Staphorst worden
waar dat allemaal niet mag. Is het nu echt nodig, van straatmuzikanten een
vergunning te verlangen? En is het re‰el om, zolang de gemeente er zelf
niet in slaagt de graffiti-tekenaars te bestrijden, particuliere eigenaren
te dwingen na de eerste gemeentelijke schoonmaakbeurt graffiti zelf te
verwijderen? Het gaat erom, een balans tussen deze zaken te vinden en
daarin kunnen wij beter worden.
Een heftige botsing van vrijheden zagen wij dit jaar in de discussie
over de tippelzone. Het College dient zich als dagelijks bestuur te
realiseren dat zijn geloofwaardigheid en die van de Gemeenteraad op het
spel zijn komen te staan. Wordt het komend jaar elders in de stad tippelen
wel gedoogd, of ontstaat er wel overlast voor de sportverenigingen en de
volkstuinen, of komt er niets terecht van de hulpverlening voor de
tippelaarsters, dan zal dat hier niet met de mantel der liefde kunnen
worden bedekt.
Ook in het verkeer is de vrijheid van de een het probleem van de ander;
vaak zelfs een dodelijk probleem. Daar past geen enkele relativering; het
Amsterdamse verkeer blijft beroerd, een ander woord is er niet voor. Het is
prima, een snelheidsgrens van 30 km per uur in de binnenstad in te voeren,
maar de grote opgave is de verkeersregels te handhaven. Er moeten politie-
surveillanten en eventueel ook toezichthouders via de NV Werk worden
opgeleid om schoolroutes te inspecteren, snelheidsmaniakken en door-rood-
licht-rijders te verbaliseren en ervoor te zorgen dat taxi's bij tramhaltes
alleen stapvoets rijden, zoals verplicht is, en dat automobilisten zonder
ontheffing daar helemaal niet rijden.
Cruciaal is ook de verkeerseducatie. Wie niet veilig en met respect voor
anderen leert fietsen, is later in een auto een regelrecht gevaar. Daarom
moet er een verkeerseducatieplan komen voor alle Amsterdamse scholen. Wij
willen dat ook de mogelijkheid van een verkeerstuin wordt onderzocht, zodat
de kinderen op een speelse manier kunnen leren hoe de verkeersregels luiden
en moeten worden toegepast. Waarom is de in het Actieplan
Verkeersveiligheid afgesproken verdubbeling van onze inzet, niet alleen in
deze begroting, niet in klinkende munt omgezet? Integendeel, er is zelfs
minder geld uitgetrokken voor de verkeersveiligheid.
Het College verdient waardering voor de verbetering van het onderhoud en
het beheer van de binnenstad. Vooral de snelle invoering van de Vliegende
Brigade zet zoden aan de dijk: de op straat optredende overheid. Toch is er
ook hier nog lang geen reden voor tevredenheid. Heel recent hebben de
bewoners van de Nieuwmarktbuurt voor de zoveelste keer de drugsoverlast aan
de kaak gesteld. Ik vernam ook, dat het Queridohuis in Zuidoost een
uitzendbureau heeft ingehuurd om bezoekers en bewoners 's avonds naar en
van het metrostation te begeleiden omdat zij anders niet over straat
durven. Op het punt van de leefbaarheid moeten wij elkaar niet wijsmaken
dat wij er al zijn.
Wij vinden het teleurstellend, dat wij niet eenzelfde mogelijkheid van
experimentele behandeling van zwaarverslaafden krijgen als Rotterdam nu
krijgt. Heeft het College de Regering wel duidelijk gemaakt dat Amsterdam
meer verslaafden heeft dan Rotterdam?
Tijdens onze vorige algemene beschouwingen hebben wij onder het motto
"belofte maakt schuld" veel aandacht besteed aan de relatie van de politiek
met de burgers en de ambtenaren en aan het onderlinge verkeer. Wij willen
het College een compliment maken voor de missive en het motto: Wie het
kleine niet eert. Dat motto is bijzonder goed gekozen en wordt ook goed
uitgewerkt. Als dit de mentaliteit van het College blijft, wordt die
vermaledijde kloof tussen burgers en politiek, of misschien juister gezegd:
dat vermaledijde gezeur over die vermeende kloof, overwonnen.
Het referendum over de Stadsprovincie en de opdeling van Amsterdam is
uitgelopen op een harde botsing tussen de politiek en de bevolking in een
belangrijke kwestie. Het was een botsing over een bepaald onderwerp, maar
wij betwijfelen dat er sprake zou zijn van een algemene kloof. De
stadsgesprekken en -enquˆtes lijken een juiste reactie op de uitslag van
het referendum; dat is goed om te laten zien dat wij het op het punt van
het regionaal bestuur ook even allemaal niet zo goed weten. Wij moeten
hierbij goed in het oog houden, dat die stadsenquˆtes en stadsgesprekken
een fundamenteel probleem van de politieke partijen blootleggen of
tenminste suggereren. Immers, als het goed is zijn de politieke partijen
permanente stadsenquˆteurs en stadsgesprekvoerders.
Binnenkort krijgen wij van het College de evaluatie van het referendum.
Het referendum heeft voor ons zijn bestaansrecht bewezen, maar al doende
leert men en wij zullen niet de ogen sluiten voor de haken en ogen die aan
de huidige verordening vastzitten.
Ik begrijp overigens niet de redenering van sommige landelijke en
plaatselijke politici, zoals wethouder De Grave, dat inspraak en referendum
samen een beetje te veel van het goede zou zijn. Deze visie getuigt volgens
mij van een verkeerd inzicht in de betekenis van het referendum en van de
inspraak. Integendeel, zou ik zeggen: hoe beter de inspraak, des te beter
het uiteindelijke plan en des te minder behoefte zal er zijn aan een
referendum.
Gebrekkig inzicht in de betekenis van inspraak was dit jaar ook te lezen
in een aflevering van Stadsnieuws over de Noord-Zuidlijn. De vette kop
luidde: "Plan Noord-Zuidlijn klaar, de inspraak kan beginnen". Daargelaten
dat deze kop feitelijk onjuist is, omdat de Noord-Zuidlijn al vele jaren
voorwerp van inspraak is, is het merkwaardig te denken dat inspraak kan
beginnen als het plan gereed is. Ook hier geldt, dat men pas kan spreken
van een plan dat gereed is als de inspraak is be‰indigd.
Wat de ambtenaren betreft moeten wij ons als politici bewust zijn van de
onzekerheid die de discussie over de Stadsprovincie voor de organisatie met
zich heeft gebracht. Wij konden wel roepen dat tijdens de verbouwing het
werk moet doorgaan, maar het waren de ambtenaren die tijdens de verbouwing
door moesten werken. Dat is hen eigenlijk wonderlijk goed gelukt.
De hervorming van de Secretarie wordt zeer belangrijk. Een van onze
grote zorgen is, dat wij als gemeentebestuur problemen steeds benaderen
vanuit onze eigen, vaak verkokerde organisatie. Wil men werkelijk actief
optreden als overheid, dan zal men als elke instelling of elk bedrijf het
omgekeerde moeten doen: men moet de organisatie juist zoveel mogelijk
afstemmen op de problemen. De opzet van de organisatie in het algemeen en
de hervorming van de Secretarie in het bijzonder impliceren dus belangrijke
politieke keuzen. Hoe denkt het College de Raad te betrekken bij de
hervorming van de Secretarie?
Het zal na al het vorengaande over de overheid, die moet optreden in
plaats van terugtreden, niemand verbazen dat wij kritisch kijken naar de
lopende reorganisaties van diensten en bedrijven. Wij oordelen daarbij
natuurlijk niet vanuit het achterhaalde dogma dat de overheid zoveel
mogelijk zelf moet doen; integendeel, hoe meer de overheid zich beperkt tot
die regisseursfunctie en minder optreedt als uitvoerder, des te effectiever
zal zij þ als het goed gebeurt þ kunnen zijn. Het gaat er nu echter om dat
wij ons verzetten tegen het bij velen heersende dogma dat de overheid taken
hoe dan ook nooit zo goed kan uitvoeren als de markt. In twee discussies
zullen wel een beetje ruzie krijgen met deze dogmatici.
Bij het Gemeentevervoerbedrijf zijn ingrijpende maatregelen
noodzakelijk. Verzelfstandiging kan een van die maatregelen zijn, maar er
dreigt op termijn concurrentie in het openbaar vervoer te worden ingevoerd
uit Den Haag en dat leidt tot privatisering. Wij verwerpen dat. Dat het
maken van zoveel mogelijk winst tot een doelmatige bedrijfsvoering kan
leiden is vanzelfsprekend, maar het leidt niet automatisch tot beter
openbaar vervoer. Er komt echter nog iets bij. Het dreigende lange-
termijnperspectief van concurrentie werkt als een zwaard van Damocles voor
het personeel en van hen zullen wij het moeten hebben. De medewerkers van
het GVB zullen ingrijpende maatregelen, met beduidende financi‰le
consequenties voor hun eigen positie, alleen kunnen accepteren als zij het
vertrouwen hebben dat zij daarmee de toekomst van hun bedrijf en hun
positie veilig stellen. Amsterdam moet Den Haag daarom vragen niet verder
te gaan op de weg van concurrentie, zo als de gemeente Rotterdam voor haar
vervoerbedrijf heeft gedaan. Wij dienen hiertoe een motie in.
 
 
 
 
 
 
Het College koerst ons veel te eenzijdig naar verzelfstandiging van het
Gemeentelijk Havenbedrijf. Ook hier zeggen wij in navolging van Rotterdam:
zoek eerst maar eens uit hoe in het havengebied van Amsterdam tot IJmuiden
in de huidige constructie goede samenwerking tot stand kan worden gebracht
met het gemeentelijk bedrijf. Dus, College, geef aan wat er binnen de
huidige constructie nodig is aan beleidsbeslissingen, uitvoeringsvrijheid,
financile middelen enz. Alleen dan kunnen wij te zijner tijd een juiste
beslissing nemen over eventuele verzelfstandiging. Wil het College
toezeggen dat ook dit onderzocht wordt? De PvdA doet straks niet mee aan
een discussie waarbij alleen is uitgedacht hoe het kan met
verzelfstandiging; wij willen daarnaast ook een andere zienswijze.
De kritische houding van het College begin dit jaar jegens het Kabinet
met betrekking tot de functiewaarderingsproblematiek bij de Melkert-banen
was vanuit de portefeuilles Financin en Personeel en Organisatie bezien op
zichzelf misschien wel terecht. Als de gemeente echter een subsidie van
Ÿ 40.000 per baan krijgt, op termijn elk jaar in totaal 200   300 miljoen
gulden, is dat natuurlijk veel wezenlijker, mede gezien in het licht van
alle geweeklaag over de vermeende onderbedeling buiten de grote steden. De
waardering voor de totale operatie had in de verhouding met Den Haag
natuurlijk moeten overheersen boven de vraagtekens bij de
functiewaardering. Het beeld was nu dat van een kind dat een prachtige
mountainbike krijgt, maar zegt: "Ik hoef die niet, want er zit geen bel
op." Wij willen het College natuurlijk niet vergelijken met een verwend
kind, maar het was wel een voorbeeld van verkokerd bestuur. Het effect kan
hetzelfde zijn.
(Wethouder mevr. TER HORST: Uit het oogpunt van verkeersveiligheid
zou het heel onverstandig zijn, geen bel op die fiets te hebben.)
Ik zeg ook niet dat er op die mountainbike geen bel moet zitten. Ik vind
dat de functiewaarderingsproblematiek goed moet worden opgelost, maar toch
krijgt zo'n kind, als dat zijn enige reactie is, een draai om zijn oren.
(Wethouder DE GRAVE: Kunt u misschien nog even nagaan of het probleem
niet ergens anders lag, namelijk dat in de bestaande
functiewaardering conducteurs in een zodanige functie moeten worden
gewaardeerd, aangezien wij volgens de toenmalige regeling geen
stuiver voor die conducteur zouden krijgen?)
In tweede termijn komen wij hierop ongetwijfeld terug. Ik herhaal, dat
er vanuit de portefeuilles Financi‰n en Personeel en Organisatie echt nog
iets kon worden verbeterd; er m¢‚st zelfs per se iets worden verbeterd. Op
het moment echter dat Den Haag over de brug is en men daar zegt dat men het
mogelijk gaat maken, uitkeringsgelden te gebruiken voor het voeren van een
structureel werkgelegenheidsbeleid, waardoor de gemeente de beschikking
krijgt over 300 miljoen gulden per jaar, past het wel, de
functiewaarderingsproblematiek in die sleutel te zien. Wij zeggen niet dat
wij die banen niet hoeven als het niet goed wordt opgelost. Wij danken dan
hartelijk dank voor die banen en wij gaan er samen een groot succes van
maken, maar er ligt nog wel een heel lastig probleem. Hoe gaan wij dat
oplossen? Dat is een mentaliteitskwestie en deze stad is in Den Haag
berucht om zijn gezeur en gezeik, dus wij moeten een andere houding
aannemen.
Het beeld is inmiddels rechtgetrokken. Met name gezien het binnenhalen
van de Europese top hebben wij het vertrouwen dat het College weet hoe het
w‚l moet.
Ik sla het onderwerp oude en nieuwe Amsterdammers over. Daarop komen wij
later nog wel terug.
Wat is nu de moraal van dit verhaal? Het gaat zeker niet slecht, maar
wij hebben ook geen reden om te juichen; ons past geen enkele
genoegzaamheid. Er bestaan nog heel veel problemen waarvoor de overheid
haar verantwoordelijkheid moet nemen. Er liggen echter ook praktisch net
zoveel kansen voor de overheid om economische, sociale en culturele
vooruitgang tot stand te helpen brengen. Een optredende overheid is nodig,
niet alleen om de problemen op te lossen, maar ook om kansen te verzilveren
door te investeren in de Amsterdammers en in Amsterdam, teneinde er zo voor
te zorgen dat Amsterdam een bloeiende stad wordt voor  lle Amsterdammers.
Dan kan over vijftig jaar een boeiend stuk geschreven worden over "De rijke
oogst van Amsterdam".
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
37ø Motie van 1 november 1995 van het raadslid Van der Laan om ervoor te
zorgen, dat in 2005 op iedere Amsterdamse schoolbank van het basisonderwijs
een computer staat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 614, blz. 2655).
 
38ø Motie van 1 november 1995 van de raadsleden Van der Laan en Balai
inzake de invoering van concurrentie in het openbaar vervoer (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 615, blz. 2655).
 
Beide moties worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. Daadkracht is het beste
bindmiddel. Onder dit motto steunen wij van harte deze begrotingsmissive,
die realisme en een voldoende liberaal gehalte uitstraalt in een periode
die bol staat van een kritische houding ten opzichte van de politiek en de
overheid. In zo'n tijd is het goed voor volksvertegenwoordigers met
tegenwind te fietsen, want met tegenwind kan men beter zijn karakter tonen
dan met de wind in de rug. In de time-out van de post-referendumperiode was
er echter ook alle risico van een knock-out of een black-out. Wij zijn blij
dat deze Raad, dit College en onze begroting veerkracht en helderheid
tonen.
Duidelijk is ons klimaat: doen wat nodig is, veel kleine stappen maken
ook een hele weg; grotere en langere-termijnprojecten in zorgvuldige
voorbereiding en een gezond ambitieniveau. Te veel ambitie leidt tot
eerzucht, te weinig tot gemakzucht. Dat weerspiegelt zich ook in het
evenwicht tussen de bestaande en de toekomstige stad. Kan het College
inzichtelijk maken, hoe onze investeringen globaal verdeeld zijn tussen de
bestaande en de toekomstige stad? Is de verhouding van een rijksdaalder
staat tot een gulden een werkbare vuistregel?
Er zijn duidelijke spelregels. Ik gebruik het woord spelregel omdat ik
mij enigszins wil losweken van de landelijke discussie over normen en
waarden. Vanuit die spelregels in de stad zou ik een pleidooi willen houden
voor niet te veel, maar wel duidelijke spelregels, waarbij de
maatschappelijke controle fungeert als grensrechter en de overheid een
scheidsrechter is die niet met zich laat sollen maar handhaaft. Ook in een
stad als Amsterdam met gelukkig veel vrijzinnige waarden past bij het
overtreden van de spelregels een streng klimaat van het uitdelen van rode
en gele kaarten. Het verwijt van de heer Van der Laan aan met name mijn het
adres met betrekking tot het terrassenbeleid is een mooi voorbeeld van een
regel die wij voor de zomer samen hebben vastgesteld, ook de VVD-fractie,
maar dan verandert er iets. Wij hebben plotseling te maken met een tropisch
klimaat en tijdens het handhaven van de regels blijkt dat verschillende
regels niet redelijk zijn. Het gaat ons echter ook om de redelijkheid van
de regels; hiermee sluit ik aan bij de woorden die de heer Ten Have voor
het reces heeft uitgesproken. Men kan dan zeggen dat wij, hoewel de mussen
vanwege de hitte dood van het dak vallen, de evaluatie in het najaar
afwachten, of wij kunnen zeggen dat er moet worden gedaan wat nodig is. De
VVD-fractie heeft in dat opzicht veel gesprekken gehad met de burgemeester,
maar wij moesten in verband met zijn vakantie wel even wachten.Wij hebben
veel contacten gehad met de heer Blommestein van de afdeling Algemeen
Bestuurlijke en Juridische Zaken over alle knelpunten.
Het cruciale voorbeeld dat de heer Van der Laan noemde heeft ook in de
krant gestaan. Er was een horeca-ondernemer die zich beklaagde over het
feit dat hij geen terras buiten mocht plaatsen in een straat waar de hele
avond geen auto's komen en op een stoep waarop nog geen hond kan lopen. Ik
ben er naartoe gegaan en ik ben er de hele avond gebleven, omdat ik wil
weten waarover ik praat als ik een klacht indien. Ik heb daar drie uur lang
gezeten en in die tijd is er slechts ‚‚n auto langsgekomen. Er is daar ook
een stoep waarop niemand kon of wilde lopen. In de Jordaan komt het heel
veel voor dat de mensen gewoon op straat lopen en niet op de stoep. Ik ben
toen tot de conclusie gekomen, dat wij een regel hebben vastgesteld die in
de praktijk tot onredelijkheid leidt. Dat heb ik samen met mijn collega's
van D66 onder de aandacht van de burgemeester gebracht en mede op basis
daarvan hebben wij gedurende de Sail-manifestatie een beter horeca-
openingstijdklimaat gekregen. Ik ben er trots op, dat wij dat als liberalen
hebben gedaan. Als dan wordt gesproken van biefstuk-liberalisme zie ik dat
als een geuzennaam en denk ik dat in de ogen van de toeristen en de
bewoners het horecabeleid van de PvdA in deze tropische zomer meer heeft
geleken op uitsmijter-socialisme.Ik kies dan liever voor biefstuk-
liberalisme.
Politiek elan betekent, dat een gemeenteraad zich duidelijk profileert
op hoofdzaken en bereid is ruimhartig de bestuurlijke uitvoering te
delegeren aan het College.
Amsterdam is een stad om trots op te zijn; in alle opzichten willen wij
ons daarom kunnen meten met de top vijf van Europa. Voor de stad zou er
eigenlijk een ambitie-barometer moeten komen om onszelf te meten aan onze
positie in de Europese omgeving. Is het College bereid zo'n meetinstrument
te ontwikkelen en de techniek van vergelijkbare ijkpunten (benchmarking) in
te schakelen? Wellicht vechten wij dan minder met elkaar en meer voor
elkaar. Wij zouden dan een plan kunnen opstellen met als basis de vraag,
hoe wij Amsterdam als hoofdstad in 2000 zien.
Het spreekt vanzelf dat de komende maanden in het teken zullen staan van
onze bestuurlijke organisatie. Zonder op alle punten van deze landelijke en
lokale discussie te willen vooruitlopen gelden voor de VVD in Amsterdam de
volgende vertrekpunten. De fractie van de VVD streeft naar een effectief
model voor een sterke regionale bestuursvorm. Het huidige ROA is tot 1998
een goed tussenstation naar een provinciaal bestuur nieuwe stijl.
In de tweede plaats is er en blijft er een centrale Gemeenteraad en in
de derde plaats, dit in afwijking van de zienswijze van de heer Van der
Laan, staat wat ons betreft het stelsel van de stadsdeelraden niet ter
discussie, maar wel de schaalgrootte. Wij willen door fusies het aantal
stadsdelen substantieel terugbrengen, teneinde de kwaliteit, de slagkracht,
het draagvlak en de dienstverlening verder te verbeteren.
In 1990 lanceerde de VVD-fractie het idee van de CAM-operatie; een
multi-disciplinaire ambtelijke werkgroep zag kans, op verantwoorde wijze
met bezuinigingsvoorstellen tot een bedrag van 200 miljoen gulden te komen.
Naar analogie daarvan willen wij een aanpak voorstellen om binnen de groei
van regelgeving die in de afgelopen decennia is ontstaan te zoeken naar
mogelijkheden tot vereenvoudiging. Veel regelgeving is geboren in een tijd
waarin horizonbesluiten nog niet bestonden en de inzichten met betrekking
tot de publieke sector anders waren. Om daadwerkelijke te komen tot een-
loket- structuren zullen regels meer op elkaar moeten worden afgestemd en
moet de bureaucratie worden verminderd.
Regels en procedures gaan vaak een eigen leven leiden. Onderzoeken bij
andere gemeenten Ä bijvoorbeeld de gemeente Utrecht Ä en bedrijven door
middel van analyse van processen en structuren hebben veel opgeleverd. De
methode van "Overhead Value Analysis" resulteert veelal in 10% tot 20% meer
efficiencymogelijkheden die niet leiden tot kwaliteitsverlies en/of mindere
dienstverlening. Een dergelijke positieve uitdaging willen wij graag
aangaan om te bezien þ ik baseer mij dan op een laag ambitieniveau þ ; of wij
in de komende tijd jaarlijks een bedrag van 50 miljoen gulden in beeld
zouden kunnen brengen via de operatie Eenvoud. Ik meen dat een dergelijke
operatie politiek niet ter discussie zou mogen staan. Wat wel ter discussie
zou moeten staan is, wat men met het geld doet en wat die operatie zou
kunnen opbrengen. Dat geld zou men bijvoorbeeld kunnen besteden aan
reservevorming en koopkrachtverbetering, met name in het grensgebied tussen
minimum en modaal; men zou een investeringsimpuls voor de werkgelegenheid
kunnen bedenken of men zou het takenpakket van de ambtenaren kunnen
uitbreiden. De VVD-fractie kiest voor een kleiner aantal ambtenaren. Ook
zou men de leefbaarheid en veiligheid kunnen vergroten door infra-
structurele en maatschappelijke voorzieningen.
Naast de operatie Eenvoud stellen wij de operatie Kerntaak voor, niet
vanuit een ideologisch polariserende invalshoek, maar vanuit een praktische
en realistische opstelling, omdat wij naar de mening van de VVD-fractie ook
in de toekomst bij beleidsmatige zaken een toetredende overheid moeten
hebben en waar het de uitvoering betreft een terugtredende overheid gewenst
is. Wij verzoeken het College, in het kader van die kerntakendiscussie nog
eens duidelijk in beeld te brengen, welke onderdelen nog in aanmerking
komen voor een dergelijke discussie. Ik beperk dit vandaag tot twee actuele
voorbeelden, die de heer Van der Laan ook heeft aangedragen, maar die ik
vanuit een andere invalshoek zal accentueren.
Het eerste voorbeeld is, dat de aandacht voor het openbaar vervoer een
kerntaak is van de overheid wat de democratische invloed op prijs,
dienstregeling en kwaliteit betreft. Voor liberalen geldt, dit in de
richting van de heer Van der Laan, dat een monopolie leidt tot te veel
winst en concurrentie tot minder winst. De stelling van de heer Van der
Laan dat door concurrentie de winst wordt gemaximaliseerd, is volgens mij
een nieuwe economische theorie. Ik zal hierover nadenken, maar mijn gevoel
zegt mij, dat hier wel eens een verkeerde theorie zou kunnen zijn
gelanceerd.
(De heer VAN DER LAAN: Dat heb ik niet gezegd!)
Dat staat wel in uw tekst.
(De heer VAN DER LAAN: Ik heb gezegd, dat concurrentie kan leiden tot
een doelmatiger bedrijfsvoering, maar niet noodzakelijk tot een beter
openbaar vervoer.)
Het transporteren van passagiers is de enige kerntaak die wij als
overheid hebben; het hebben van materieel en personeel is geen doel op
zichzelf, maar een middel om die kerntaak te kunnen uitvoeren. Wat ons
betreft kan die uitvoering voor een deel, daar waar het facilitaire taken
betreft als schoonmaak en onderhoud, geschieden op de vrije markt. Wat de
personele positie betreft zou die naar analogie van de ook sociaal
succesvolle operatie met de NV Schoonmaakbedrijf Gemeente Amsterdam in de
richting van de cao van het vervoerswezen of in een afgeslankte ARA-
situatie kunnen worden gebracht als de ambtelijke status om de een of
andere onduidelijke reden van belang zou kunnen zijn.
Van een geheel andere orde wat gemeentelijke kerntaak betreft is de
succesvolle revitalisering van ons Havenbedrijf die vanaf 1990 Ä ik heb
heel bewust gekozen voor dit jaartal, ook als kleine hommage aan de vorige
wethouder, de heer Jonker Ä is ingezet, met name als een regionale
benadering uit het oogpunt van werkgelegenheid. Als wij dan de multimodale
verkeersstromen zien, ook uit milieubelang, via het water en over de weg,
denken wij dat die verzelfstandigde marktpartijen, in de lucht KLM en
Schiphol en voor het railvervoer de Nederlandse Spoorwegen, op het water
een verzelfstandigde marktpartij zouden moeten ontmoeten in de vorm van het
Gemeentelijk Havenbedrijf. Die verzelfstandiging zou nog deze eeuw
substantieel vorm moeten krijgen. Wij vinden dat een strategische
alliantie, wat ons betreft een aandelenruil tussen het Gemeentelijk
Havenbedrijf, NS en Schiphol en misschien in de volgende eeuw een openbare
beursnotering, zoals voor Schiphol ook in de planning zit, voor het
Gemeentelijk Havenbedrijf niet hoeft te worden uitgesloten.
Het tweede hoofdonderwerp voor de VVD-fractie is vandaag: Leefbaarheid
en Wonen. Wij vinden dat Amsterdam een levend organisme moet blijven. Onze
stad is groot en gezellig geworden door een vleugje "informeel" qua
inrichting en straatbeeld. Wij moeten het kind niet met het badwater
weggooien. Het afgelopen jaar bekroop ons wel eens het gevoel dat sommige
plannen alleen achter de tekentafel zijn gemaakt. Dit leidt in een aantal
gevallen tot rechtlijnigheid en tot het id‚e fixe van "hoe leger Amsterdam
hoe mooier". Dat is een legitieme visie, maar die wordt door onze fractie
niet gedeeld. Wij vinden in de meeste gevallen de haringstal, de
bloemenkraam, het draaiorgel en het terras juist een verrijking. Amsterdam
is een wereldstad en geen Madurodam aan de Amstel.
Het volgende punt in het kader van de leefbaarheid betreft de zichtbare
veiligheid. Als wij binnenkort gaan praten over het onderbrengen van het
Ondersteuningsteam bij de Politie, denken wij dat de volgende operatie de
plaatsbepaling en de functiewaardering zou kunnen zijn van onze Stadswacht;
alom gewaardeerd en naar onze mening toe aan een nieuwe uitdaging om verder
door te groeien van Stadswacht naar Wijkwacht, terwijl ook andere vormen
van hulpverlening in het pakket Wijkwachten zouden kunnen worden overwogen.
Naar onze mening zullen die Wijkwachten ook op andere tijdstippen actief
moeten zijn, wij denken dan met name aan de avond- en nachturen. Het doet
ons dan ook deugd, dat van zowel de voorzitter van de CNV, de heer
Westerlaken, als de voorzitter van het FNV, de heer Stekelenburg, geluiden
komen, dat ook voor de vakbonden de onregelmatigheidstoeslagen voor de
avond- en weekenduren ter discussie kunnen komen te staan; voor de bonden
geldt ook: werk boven inkomen. Dat compliment wil ik nu namens de VVD-
fractie aan het adres van beide bonden maken.
Als wij 's avonds en in de nachtelijke uren het veiligheidspersoneel te
weinig laten zien, spelen wij daarmee de criminaliteit in de kaart. Mij is
gebleken, dat in de cao van de criminaliteit inderdaad geen sanctie
voorkomt voor mensen die 's nachts werken; zij krijgen geen onregelmatig-
heidstoeslag en ook de graffitivandalen weten precies dat men 's nachts
tussen 4 uur en 6 uur, wanneer wij allemaal op ‚‚n oor liggen, fantastisch
zijn gang kan gaan in Amsterdam, omdat de pakkans dan minimaal is. Wat die
graffiti betreft zouden wij de leuze willen introduceren: "Zij die kladden,
worden in de kladden gegrepen".
Wat de verlichting in Amsterdam betreft zouden wij uit het oogpunt van
sociale veiligheid en verkeersveiligheid, met name wat het fietsverkeer in
onze stad betreft, willen bepleiten dat de straatverlichting in de komende
jaren in intensiteit toeneemt. Ik weet dat het voorstel dat de VVD-fractie
vanmiddag doet ogenschijnlijk tegenstrijdig klinkt. Vanuit milieubelang
zeggen wij allemaal dat het energieverbruik moet worden verminderd, maar
het is best mogelijk dat in die afweging tussen sociale veiligheid,
verkeersveiligheid en milieu de balans is doorgeslagen en dat op grond
daarvan de straatverlichting in de komende jaren feller moet gaan branden.
In de Tweede Kamer was er ook bij mijn partij weinig draagvlak voor een
landelijke discussie over een energieheffing, de Eco-tax, maar gelukkig wel
in ons verkiezingsprogramma. Zou het nu echt zo gek zijn, tegen de
bevolking te zeggen dat, als men thuis zuinig is met energie, de opbrengst
daarvan voor een klein gedeelte zal worden teruggeploegd naar die gebieden
in het land waar sprake is van sociale onveiligheid, of wat de
verkeersveiligheid betreft, naar bijvoorbeeld de fietspaden langs
provinciale wegen, omdat daar geen straatverlichting is?
De VVD-fractie wil met betrekking tot IJburg op zeer korte termijn komen
tot een maatschappelijke nutsdiscussie, omdat IJburg voor ons een uitdaging
is, zowel gezien vanuit het milieu als vanuit de woningbouw. Wij vinden het
onverstandig, met de bevolking te communiceren via een salami-model en te
doen alsof het een waterdorp wordt met een kleine schaalgrootte, wetende
dat IJburg, als het doorgaat, vermoedelijk toch moet uitgroeien tot een
woonstad. Wij hebben zo langzamerhand wel geleerd dat men de bevolking
beter vooraf het eindmodel kan laten zien dan de mensen teleurstellen als
achteraf de aap wat laat uit de mouw komt. Het vanaf het begin presenteren
van het eindmodel zou het eerlijkst zijn.
Wat de woningbouw in Amsterdam betreft, met name vanuit de sociale
invalshoek gezien voor de inkomens van minimum tot modaal, is de VVD-
fractie ervan overtuigd, dat de woningbouwpolitiek die wij ten aanzien van
het huren hebben gevoerd in de komende tijd een accentverschuiving zou
kunnen krijgen naar het kopen van de huurwoning waarin men op dat moment
woont. Naar onze mening heeft dat op dit moment een aantrekkelijke
dimensie, namelijk de kans dat de historisch lage hypotheekrente nog lange
tijd gehandhaafd blijft, ook met een eventuele actieve participatie van de
Gemeentelijke Kredietbank. Als ik het betoog van de heer Van der Laan goed
heb begrepen, staan voor hem hypotheken tot Ÿ 350.000 qua fiscale
aftrekbaarheid niet ter discussie; voor mijn fractie ook niet voor hogere
hypotheken.
Een volgende aantrekkelijke dimensie is de stelselmatige verlaging van
de individuele huursubsidie, terwijl huurverhogingen boven de gemiddelde
inflatie liggen en er sprake is van een verlaging van de onroerende-
zaakbelasting voor eigenaren. Kortom, de wind in de rug voor kopers en wind
tegen voor huurders. Wij zouden het een goede zaak vinden als de mensen die
nu een sociale huurwoning bewonen, de kans krijgen deze woning tegen
executiewaarde te kopen. De woningcorporaties kunnen daardoor terugvallen
op de kernvoorraad voor extra sociale woningen. Hiermee zou ook een
automatisch spreidingsbeleid in Amsterdam kunnen worden bevorderd, want
onze grootste angst is dat, als er straks in IJburg alleen maar vrije-
sectorwoningen worden gebouwd, veel mensen uit de westelijke tuinsteden
naar IJburg zullen trekken, waardoor zich daar eenzijdig de wat rijkere
burgers vestigen en in de westelijke tuinsteden sprake zal zijn van een
eenzijdig armere bevolking. Het verschil tussen kansarm en kansrijk wordt
dan in Amsterdam weer een onnatuurlijke tweedeling.
Naar onze mening heeft het hebben van een koopwoning voor minimum- en
middeninkomens ook nog het voordeel, dat mensen meer hun doe-het-zelf-
activiteiten in onderhoud en renovatie ontplooien, terwijl door de sociale
controle het onderlinge contact ook anders zal zijn als er in ‚‚n
trappehuis drie huurders en twee mensen met een koopwoning wonen. Een
vereniging van eigenaren van 10 tot 25 mensen geeft ook een betere sociale
controle en contact dan het anoniem lid zijn van een grote woningbouw-
vereniging. Is het College bereid, de voor- en nadelen, fiscaal maar ook
qua continu‹teit, van het hebben van een koop- of huurwoning en het
omzetten van de huurwoning waarin men woont in een koopwoning in een
notitie uit te werken? De VVD-fractie wil daarvan geen ideologische
discussie maken, maar een discussie die is gericht op de actuele
marktsituatie.
(De heer K™HLER: Gaat dit laatste deel van uw betoog over Amsterdam
en Nederland zoals het anno nu gaat?)
Dat is juist, maar waarom vraagt u dat? Hebt u de artikelen van
directeuren van woningcorporaties niet gelezen en hebt u het verhaal niet
gehoord van Piet Polderman, prominent PvdA'er in de Rivierenbuurt, die er
allemaal op wijzen dat het omzetten van huurwoningen in koopwoningen een
wenkend perspectief zou kunnen zijn?
(De heer K™HLER: U sprak over mensen die in de westelijke tuinsteden
blijven wonen als zij hun woning kunnen kopen en dat men dan een veel
betere sociale controle tussen huurders en eigenaren zou krijgen
enz.)
Dat is dan beter dan dat de middeninkomens uit de westelijke tuinsteden
uitwijken naar IJburg, zodat de woningen in de westelijke tuinsteden alleen
maar worden bezet door mensen met een laag inkomen. Mijn betoog is gericht
op een positief spreidingsbeleid, niet gebaseerd op etnische achtergrond,
maar wel ...
(De heer K™HLER: U sprak over de lage inkomensgroepen, die dan de
kans hebben om, vanwege de lage hypotheekrente enz., een goedkope
sociale woning te kopen. De lage inkomens zouden zich dan vastzetten
in bijvoorbeeld Geuzenveld. Dat zou allemaal veel beter gaan als dat
gezamenlijk met huurders gaat. Naar uw mening is het beter als er in
‚‚n complex woningen zowel kopers als huurders zullen wonen.)
Dat hebt u goed begrepen. Het zou overigens wel eens goed kunnen zijn
als GroenLinks een andere mening heeft dan de VVD, want dat is voor mij een
teken dat het misschien wel eens een goed idee zou kunnen zijn.
De burger in de migrant is onze invalshoek voor de toekomst van de stad,
waar grote groepen migranten gedurende een langere periode onlosmakelijk
aan onze stad verbonden zijn verbonden. Dat is voor ons het positieve
uitgangspunt om, nu die mensen zo lang in ons midden zijn, ook de
kunstmatige scheiding tussen allochtoon en autochtoon te veranderen. In de
komende tijd willen wij meer praten over burgers en meer zoeken naar de
burger in de migrant in plaats van constant te spreken over de migrant in
de burger. Dat is een verschil van dag en nacht.
Wij willen vanuit de problematiek van de kansarmen meer in de richting
gaan van een categoriaal beleid dan van een integraal beleid. Beleidsmatig
bestaan er in Amsterdam drie sectoren onder autochtonen en allochtonen, te
weten: kansrijk, een meerderheid met beperkte overheidsaandacht; kansarm,
een minderheid met tijdelijk veel overheidsaandacht, en kansloos, een
kleine groep met permanente overheidsaandacht. Dat is naar mijn mening een
betere indeling dan mensen te onderscheiden naar leeftijd, geslacht of
etnische herkomst. Wij steunen de wethouder dan ook volledig in zijn
nieuwkomersbeleid, alsook de inburgeringscontracten en de kennis die wij
daarvan hebben, ook voldoende hier aanwezig. Voor de goede verstaanders is
het naar mijn mening een goede boodschap dat de kennis van het inburgeren
in Amsterdam volop aanwezig is.
Het leren van de Nederlandse taal, zowel de spreektaal als de vaktaal,
heeft voor mijn fractie een hoge prioriteit en wij verzoeken de wethouder,
te dien aanzien de druk op de ketel te houden, niet door te proberen de
mensen jarenlang een heel klein beetje Nederlands te leren, maar door
ervoor te zorgen dat zij binnen een jaar de Nederlandse taal grotendeels
machtig zijn. Wij hebben een voorstel, dat wellicht zou kunnen overkomen
als humoristisch, maar het is niet zo bedoeld. In de fractie is daarover
ook lang gesproken; het is eigenlijk een symbolisch voorstel om aan te
geven hoe wij het eigenlijk vanuit die integratiegedachte zouden willen
hebben in Nederland. Op het gebied van de landelijke wetgeving hebben wij
een initiatief gehad van de kamerleden Rosenm”ller en Dijkstal in de vorm
van de Wet Bevordering Evenredige Arbeidskansen Allochtonen (BEAA). Dat is
een wet die de VVD-fractie in Amsterdam, ondanks alle problemen die er nog
zijn, van harte steunt. Als men vanuit de integratie verder doordenkt, zou
het ook goed zijn als in de komende jaren etnische ondernemers die een
winkel of bedrijf openen een evenredig aantal autochtone werknemers in
dienst nemen. Hiermee wordt dan voorkomen dat het etnisch ondernemerschap
eenzijdig wordt ingevuld. Het spiegelbeeld van de wet BEAA zouden wij graag
willen zien in Amsterdam.
Ik wil vandaag uitdrukkelijk onze positieve gevoelens uitspreken over de
opiniepeilingen en enquˆtes die zijn gehouden en de telematische
stadsgesprekken die zijn gevoerd. Wij zeggen, dat het veel belangrijker is
de burger serieus te nemen dan dat de burger op alle punten gelijk krijgt.
Wij geloven niet in volksvertegenwoordigers die aan het begin van de
discussie geen mening hebben. Wij leven niet in een "u vraagt wij draaien"
-democratie, waarin de bevolking altijd haar zin wil hebben en waarin de
mening van de meerderheid altijd doorslaggevend is. Wij zijn daarvoor niet
ingehuurd als volksvertegenwoordiger. Aan de andere kant moeten politici
ook niet Oostindisch doof of autistisch zijn. In dat spanningsveld willen
wij de komende tijd opereren teneinde van de burgers onze bondgenoten te
maken. Als wij dat communicatieproces professioneler uitvoeren in onze
stad, zal het referendum in de toekomst een instrument zijn dat niet met
regelmaat maar bij uitzondering wordt aangevraagd. Dat zou ook een
compliment zijn aan de wethouder voor Bestuurlijke Betrekkingen; hoe minder
referenda er worden aangevraagd, des te beter hebben wij het als gemeente
gedaan. Ik heb overigens vandaag in de krant gelezen, dat de wethouder deze
invalshoek ook omarmt.
De VVD-fractie heeft enkele voorstellen voor de evaluatiediscussie. Wij
zouden het referendum willen zien als een zelfstandig instrument, dat dan
kan worden losgekoppeld van het instrument verkiezingen. De VVD-fractie zou
de Raad willen voorstellen een vast minimum opkomstpercentage van 40 te
hanteren, maar ik kan mij voorstellen dat andere raadsleden de voorkeur
geven aan een ander percentage.
Raadsbesluiten die referendabel zijn moeten positieve en negatieve
keuzen bevatten. Als burgers bij referendum tegen een raadsbesluit stemmen,
moeten zij ook weten welke consequenties zij op zich nemen. Mijn fractie
zegt dan, dat men kiest voor hoofdpijn, rugpijn of maagpijn. Het is alle
drie vervelend, maar als politici moeten wij die keuze ook maken. Als
kiezers ergens tegen zijn en liever geen rugpijn hebben, moeten zij zich
wel realiseren, dat zij na een bepaalde tijd misschien wel hoofdpijn zullen
hebben. Ik denk dat wij de wethouder voor Volkshuisvesting in bescherming
moeten nemen, in die zin dat een woningbouwplan niet steeds kan worden
afgeschoten en dat, als een plan wel wordt afgeschoten, er een ander plan
hoog op de agenda komt.
Na het referendum dient het aantal beroeps-en bezwaarprocedures te
worden beperkt en/of verkort en als laatste voorstel zou ik willen zeggen
dat er per onderwerp maar eenmaal een referendum kan worden aangevraagd,
maar ik las vanmorgen in de krant dat het College bepaalde idee‰n heeft
voor bepaalde deelbeslissingen; de VVD-fractie kan zich daar wel wat bij
voorstellen.
Ik heb het onderwerp Bereikbaar Werk voor het laatst bewaard. Wij zijn
onze beschouwingen altijd met dat punt begonnen, maar wij hebben het nu
symbolisch aan het slot gezet. Het heeft in ons programakkoord echter wel
de hoogste prioriteit.
Wij willen in dat kader praten over de bereikbaarheid in verkeers-
technische zin en over de buurteconomie. De heer Van der Laan heeft al
gesproken over het Verkeers- en Inrichtingsplan (VIP), zodat ik daarover
kort kan zijn. Ik spreek uit, dat de VVD-fractie loyaal zal vasthouden aan
het einddoel van het VIP, maar wij maken ons oprecht bezorgd over de
temporisering, de fasering en de individuele planvorming. Ik denk dat het
College er goed aan zou doen, zeer kritisch te kijken naar de verschillende
onderdelen van het VIP, met name de tijdsplanning en de volgorde. Wij
hebben zo het gevoel dat het goed zal zijn voor het draagvlak van onze
binnenstad en ook voor Amsterdam financieel centrum, eerst een paar
parkeergarages te openen alvorens veel verder te gaan met het opheffen van
parkeerplaatsen. De parkeerbalans laat zien dat de binnenstad er macro
gezien eigenlijk wel redelijk uitziet, maar men weet dat dit per buurt
nogal eens verschilt, dus wat ons betreft kan en mag wethouder Bakker in de
komende tijd gedifferentieerder denken. Wij zullen niet boos op hem worden
als hij harder werkt aan het openen van parkeergarages en een klein beetje
gas terugneemt bij het verwijderen van parkeerplaatsen op het maaiveld. Het
eindpunt waaraan wij ons hebben gecommitteerd staat zeker niet ter
discussie.
Wat misschien wel ter discussie staat zijn de kosten van het parkeren;
niet zozeer de parkeertarieven, maar met name de parkeervergunningen zouden
een wezenlijk onderdeel van onze lokale lastendruk moeten zijn. Wij vragen
de wethouder voor Financi‰n, of hij bereid is volgend jaar bij het bepalen
van de lokale lastendruk te overwegen ook de parkeerkosten voor de doorsnee
Amsterdammer in dat plaatje mee te nemen.
Ik maak hierbij een compliment aan de landelijke PvdA, waar de wij in de
afgelopen maanden veel weerklank hebben gevonden voor onze pleidooien voor
revitalisering van de buurteconomie, niet alleen qua werkgelegenheidskansen
maar ook voor een nieuwe dimensie voor de sociale buurtfunctie. Ik sprak
alleen over de PvdA, maar afgelopen maandagavond was staatssecretaris
Kohnstamm, lid van D66, in ons politieke caf‚ en de teksten die hij
uitsprak over de buurteconomie en de kanszones spraken ons zeer aan. Wat
dat betreft is het paarse akkoord op de goede weg en wij zouden het
gentlemanlike en ladylike vinden dat, als een kansarme zone wordt geopend,
het stadsdeel Westerpark, gezien de recente ontwikkelingen op het gebied
van cultuur en woningbouw aldaar, als een van de eersten recht en kans
krijgt op een dergelijke uitverkiezing. Is het College bereid te komen tot
een Plan van Aanpak Buurteconomie?
Gezien mijn gebrek aan spreektijd nog slechts enkele woorden over
volwaardig vrijwilligerswerk en uitkeringsgerechtigden ouder dan 50 jaar.
Dit onderwerp wordt door mijn fractiegenoot mevr. Peters met verve
verdedigd. In de commissie zullen wij daarop nader ingaan.
Ik sluit af met een parafrase op een legendarische liberale hartekreet:
"Amsterdam is het waard om voor te vechten zo lang je leeft". Een
dergelijke gevoel is onder alle Mokummers aanwezig, maar wat ons ontbreekt
is het gemeenschappelijke gevoel voor hetgeen waarvoor wij vechten. Ik vind
dat dit College en deze Raad dat bindmiddel als een positieve opmaat naar
2000 moeten proberen te vinden. De VVD-fractie heeft daarin alle
vertrouwen.
De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. In de algemene beschouwingen
die ik vorig jaar namens D66 uitsprak was een ruime passage gewijd aan de
beoogde stadsprovincie en de noodzakelijke inzet van het bestuur om de
medeburgers van het belang van die stadsprovincie te overtuigen. Blijkens
de uitslag van het referendum zijn wij daar niet in geslaagd en dan moet
die er dus ook maar niet komen, zoals ik toen opmerkte. De Raad deed die
uitspraak ook in zijn besluit ter zake van de uitslag van het referendum.
Er moet echter wel bestuurd worden; de problemen zijn er nog steeds en de
beperkingen van de huidige bestuursstructuur worden dagelijks ervaren.
In mijn beschouwingen zal ik het hebben over:
- de verhouding tussen de kiezers en de gekozenen;
- de kloof tussen beleid en uitvoering;
- de onevenredigheid van besluiten en effecten;
- participatie;
- het verschil tussen inspraak en referendum;
- problemen of oplossingen en
- het Gemeentevervoerbedrijf (GVB),
met de algemene ondertoon dat er ruimte moet worden gemaakt voor de burgers
en de stad van de toekomst.
Wat zijn wij anders dan burgers aan wie door andere burgers een mandaat
tot het bestuur van de stad is toevertrouwd? Raadsleden en ook wethouders
blijven burgers in de vervulling van hun taak; aan die kant staan zij en
die representeren zij in het werken aan de toekomst. Namens de burgers
praten zij over en met de ogen van de burgers kijken zij naar de plannen:
het parkeerbeheer, IJburg en de Noord-Zuidlijn, maar toch lijkt het alsof
er over die projecten uitsluitend oorlog tussen gekozenen en kiezers wordt
gevoerd. De burgers zien ons vaak niet als hun bondgenoten, maar als hun
tegenstanders. Wat wij de burgers bieden zijn onze besluiten, die in de
ogen en oren van de burgers volkomen ongrijpbaar en onduidelijk zijn. Was
er maar ‚‚n besluit en dus gelegenheid voor een heldere keuze in een
referendum! In werkelijkheid nemen wij allerlei deelbesluiten, die over
talloze overlegschijven lopen en door ondoorzichtige voorbereidings- en
onderzoeksmaatregelen niet duidelijk worden gepresenteerd. Zijn er
beslissingen genomen? Waar dan, en door wie? Wanneer wordt iets onontkoom-
baar? Welke stations zijn stilzwijgend gepasseerd? Wie gaat waarover?
Provincie? Gemeente? Rijk? Bij wie moet men dus zijn met zijn zienswijze?
De D66-fractie heeft er al vaak op aangedrongen, in het geval van
ingewikkelde trajecten þ en misschien wel eens vaker voor minder
ingewikkelde trajecten þ met startnotities te werken. Dat wordt veel te
weinig toegepast. Al deze vragen horen wij als gekozen burgers te stellen;
wij staan immers aan de kant van de burger, niet aan de kant van het
systeem.
De D66-fractie wil tegenover de kiezers veel meer nadruk leggen op het
verantwoorden van de keuzen die wij maken: onze eigen keuzen, waarom wij
deze argumenten overnemen en andere juist niet.
De burgers hebben er recht op, de uitgangspunten en toekomst-
perspectieven die wij hanteren te kennen en te begrijpen. Prof. Frieling,
de adviseur Ruimtelijke Strategie, geeft er in zijn vijfde halfjaarrap-
portage een uitstekende voorzet voor: de toekomstverkenningen Amsterdam.
Waarom presenteren wij de burgers bijvoorbeeld oplossingen voor deelproble-
men pas na afloop van een ontwikkelingsproces? Waarom presenteren wij niet
de vragen waarvoor wij namens hen staan?
Wanneer komt er eens een Stadsblad met een doorzichtige presentatie van
de vervoersproblematiek en de toekomst, de analyses uit de Milieuverkenning
Amsterdam, een zeer belangrijk document, waarin de dilemma's glashelder op
tafel worden gelegd, met de verschillen tussen de functies van het tram- en
metrovervoer, in plaats van direct het slot: een trac‚ voor een lijn
waarbij het enige interessante is, of die erg dicht bij huis komt te lopen?
Wanneer wordt het Stadsblad rondgestuurd waarin de samenhang van de
woningnood en het gebrek aan bouwlocaties, de plannen voor IJburg en de
situatie in de Groene polders, samen met de benodigde infrastructuur worden
geschetst? Waarom laten wij de toon van de discussie over IJburg zetten
door een belangenpartij, die geen belang heeft bij de oplossing van de
problemen, maar belang heeft bij het voorkomen van deze ene oplossing? En
wanneer nemen wij besluiten waarin die samenhang niet is verstopt, maar op
tafel wordt gelegd, inclusief de nadelen?
De discussie over de plaats van de inspraak en de rol van het referendum
is overal opgelaaid. Sommigen lijken die tegen elkaar te willen uitspelen,
alsof zij inwisselbaar zijn. Het aanleveren van argumenten voor een
bepaalde keuze is echter niet inwisselbaar met de eindbeoordeling van de
gemaakte keuze. Pas Ä als wethouder mevr. Ter Horst daarop doelde, had zij
gelijk Ä als wij in de voorbereidingsfase van besluiten de argumenten van
betrokkenen en belanghebbenden en allerlei andere welmenende verantwoorde-
lijke burgers veronachtzamen, geven wij de burger geen andere mogelijkheid
meer dan het geheel te torpederen. Men moet een referendum niet willen
voorkomen þ omdat het lastig is en de boel in de war kan sturen þ maar men
kan het wel voorkomen door bij de totstandkoming van een besluit het
vertrouwen van de burgers te krijgen en dat is niet hetzelfde als de
instemming van alle burgers.
Inspraak is vaak veelzijdig en tegenstrijdig en de te maken keuze kan
niet iedereen tevreden stellen. Luisteren naar de stad is niet hetzelfde
als elke burger gelijk geven. Wat wel winst kan opleveren, is de veelheid
aan tips, suggesties en oplossingen die door creatief meedenkende
Amsterdammers gratis wordt aangeleverd, zodra men er eens goed voor gaat
zitten. Daarvan zijn talloze voorbeelden te geven; dat blijkt uit de
stadsgesprekken en uit de suggesties van het Platform Metro en het
Milieucentrum over de plannen voor de Noord-Zuidlijn.
In deze collegeperiode ligt een zwaar beleidsaccent op de kwaliteit van
het bestaan van de mensen. Het hebben van een baan speelt daarin een zeer
belangrijke rol; een maatschappij is ziek als er een tweedeling ontstaat
tussen mensen met werk, kansen, een baan, een behoorlijk bestaansniveau en
mensen zonder dat alles. Toch wil D66 wijzen op een andere tweedeling: die
tussen bij de maatschappelijke en sociale ontwikkelingen betrokken burgers
en de niet betrokken burgers. Er is een grens aan het vinden van zinvolle
betaalde banen. Volledige werkgelegenheid, een baan voor iedereen, is ook
volgens het rijk niet meer haalbaar. Er zullen dus structureel groepen
mensen in de samenleving blijven die niet aan het arbeidsproces deelnemen.
De overheid mag hen niet laten wegzakken in een sociaal isolement en heeft
de verantwoordelijkheid hun marginalisering te voorkomen.
Er zijn D66-ers voor wie inspraak en participatie belangrijker zijn dan
het referendum. Laten wij wel vaststellen, dat enquˆtes noch het een noch
het ander kunnen vervangen.
Voor volksvertegenwoordigers is de investering van tijd in die
gesprekken in elk geval rendabeler dan de tijd die zij telkens weer moeten
steken in het tussen enorme stapels papier in een achterkamer overdoen van
door vakdeskundigen verrichte taken. In dit huis verliest de democratie het
dikwijls van het papier, zoals een Amsterdamse directeur laatst zei.
Doen wij ons werk of maken wij beleid, typeerde eens iemand de
bureaucratie. Impliciet is dat de klacht van al die burgers die zich
afvragen hoe dat kan; de bestaande regels worden niet gehandhaafd en om de
jungle-situatie die daardoor ontstaat op te lossen, maken wij er regels
bij. Iets goed regelen is niet hetzelfde als ergens meer regels voor maken.
Terrassen, staanplaatsen buiten de markten, elementen uit het
waterbeheer en het parkeerbeleid. Op een studiemiddag over ouderen en
verkeer werden allerlei suggesties om op een net iets klantvriendelijker
manier met de dienstverlening van de Stadsmobiel om te gaan afgeweerd met
citaten uit de regels, die schijnbaar niet vooral de dienstverlening onder
woorden brachten, maar vooral bepaalden wat ni‚t hoefde te worden gedaan.
Is alles waartoe de overheid niet verplicht is, meteen verboden?
Bij de behandeling van de Terrasverordening zegde de burgemeester in de
Raad toe, de handhaving te baseren op beoordeling van de hele beheers-
situatie van een straat of gracht en niet blind volgens de stadhuisletters
te werken. De heer Van der Laan heeft er ook iets over gezegd. Hij merkte
op, dat het niet zo gemakkelijk is nieuwe algemene regels op concrete
situaties toe te passen en vervolgens maakte hij de heer Houterman en de
D66-fractie het verwijt, dat zij daarmee genuanceerd weten om te gaan. Ik
wijs erop, dat de burgemeester in deze Raad heeft gezegd dat er met
verstand en rekening houdend met de lokale omstandigheden zal worden
opgetreden. Is die toezegging ook aan de Politie doorgegeven? Het leek er
deze zomer aanvankelijk niet op.
Op een priv‚-werkbezoek Ä geheel buiten bezwaar van de gemeentekas Ä dat
ik enige weken geleden aan Wenen bracht, viel het mij op, dat op straat en
in de openbare diensten zichtbaar is waaraan de overheid prioriteit geeft:
straten, trams, metrostations, overstapplaatsen, monumenten, parken en
openbare gebouwen zijn brandschoon. Terrassen, reclames, uitstallingen,
kraampjes, loterijverkoop, straatmuziek Ä zaken die de straat vrolijk maken
Ä krijgen ruim baan, maar zijn in elke situatie anders en duidelijk
aangepast aan de omstandigheden. In Nederland komt men binnen op Schiphol
in precies dezelfde sfeer. Als men echter uit het Centraal Station op de
Amsterdamse tram stapt, stapt men regelrecht een andere wereld in. Mijn
persoonlijke ervaring gedurende deze reis was, dat men hier op een
"vuilnisbelt" stapt, met een rokende bestuurder die met een onbeheerste ruk
op een andere tijd dan zijn signalering aangeeft, wegrijdt. Toen ik dit aan
mijn fractie mededeelde, zei iedereen: "de goeden niet te na gesproken" en
in deze Raad zal iedereen hopelijk ook zeggen: "de goeden niet te na
gesproken". Dit is echter geen opmerking van een altijd zeurende burger,
maar mijn persoonlijke ervaring. Ik vind dat wij dergelijke signalen veel
beter en serieuzer moeten gaan nemen.
Wanneer krijgen wij het als overheid voor elkaar, dat wij met nieuwe
idee‰n en "beleid" pas aankomen, als ook is gebeurd wat wij de stad de
vorige keer hadden beloofd?
 
 
 
 
 
 
Wat verplicht ons, "nieuw" beleid te maken op
terreinen waarop niemand daarom vraagt?
Hoe staat het eigenlijk met dat klantvriendelijke instrument van de
"Citizens' Charters", waarmee het College een proef zou nemen? Het hele
horeca- en terrassenbeleid rust in een aantal andere gemeenten, zoals
Maastricht, Gorkum en Texel, op de pijler van iets dergelijks: het
convenant met de betrokkenen; het convenant-op-maat. Niet in elke straat is
een algemene maatregel even nuttig, gewenst of effectief, maar met elke
straat is overeenstemming te bereiken over wat wel en wat niet kan worden
toegestaan. Aan een dergelijke overeenkomst kan de gemeente haar eigen
verplichtingen koppelen: schoonmaken, handhaven, repareren en toezicht.
Het komt er doodgewoon op neer, dat het gaat om de kwaliteit en de stijl
van besturen en om de overtuiging waarmee wij ons aan onze besluiten en
verplichtingen houden. Inspraak en beroepsprocedures zijn er om de burger
te beschermen tegen willekeur en onrechtvaardigheid of hardheid van
maatregelen. De mondige burgers, tegenwoordig van goede juridische bijstand
voorzien, weten daarin maar al te goed de weg. Wie echter niet willekeurig
of onrechtvaardig behandeld is en op wie maatregelen geen onevenredig hard
effect hebben, hoeft niet in beroep te gaan en te procederen en toch kan
hij of zij aan het eind van het verhaal het oneens zijn met het resultaat
en dus om een referendum vragen.
Het gemeentebestuur van Amsterdam moet de angst voor de burger van zich
afzetten, het daarop gebaseerde defensiemechanisme loslaten, staan voor
zijn visie en idealen, de uitvoerings- en uitwerkingspraktijk aan het
ambtelijk apparaat overlaten en de burgers daarvoor ook naar de betrokken
afdeling of dienst of het stadhuis verwijzen. Het "stadhuis", de
dienstverleners, moeten de hoogste prioriteit geven aan het invoeren en
handhaven van een bejegening van de stad waarin de klant centraal staat, om
het even of het gaat om het verlenen van vergunningen, gunsten, rechten of
diensten, of het opnemen van klachten.
Ik nodig het College uit, voor meer beleidsterreinen een
bejegeningsrapport te maken met constateringen, beoordelingen en
maatregelen. Er zijn al aanzetten: het rapport van de commissie
Politieklachten bevat daarover altijd passages; ervaringen bij de loketten
van de Gemeentelijke Sociale Dienst en de Dienst Parkeerbeheer bieden
hetzelfde. Ik weet zeker dat de Gemeentelijke Ombudsman materiaal kan
verschaffen. Waar het om gaat is, dat de burger weer de stap zal maken, het
gemeentebestuur eerst te vertrouwen en daarna te kritiseren. Teveel wordt
de beginsituatie bij allerlei besluiten bepaald door een, helaas op
ervaring gestoeld, wantrouwen en dat komt dan gedurende de hele procedure
nooit meer goed. Kijk maar naar het referendum.
Daarmee kom ik op het laatste thema van mijn beschouwing. Voor D66 is de
handhaving van het recht van de burgers om naar een referendum te streven
en het openlaten van redelijke kansen op succes daarbij, een halszaak. Het
staande beleid uit de vorige periode, met name de Verordening op het
referendum, is in het programakkoord als onverminderd voort te zetten
gehandhaafd.
(De heer HOUTERMAN: Als u het woord "halszaak" gebruikt Ä politiek
gezien een wat onduidelijke term Ä doelt u daarmee dan op een
portefeuillekwestie?)
Een halszaak betekent in het Nederlandse taal gebruik een zeer
belangrijke zaak waarvan iemands leven kan afhangen.
Het voortzetten van het staande beleid betekent, dat wij voorstellen tot
wijziging van het systeem van de referendumverordening Ä getalsdrempels,
termijnen, opkomstpercentages, verantwoordelijkheid voor de oproepkaart en
het stembiljet Ä zullen opvatten als in strijd met het programakkoord en
als zulke voorstellen erop gericht zijn, de kans op het slagen van een
referendumverzoek te verkleinen, beschouwen wij dat als een regelrechte
aanval op een door de bevolking in dank aanvaarde verruiming van een
burgerrecht. Voorstellen die die burgerrechten niet aantasten, maar de rol
van de gemeente þ van onszelf dus þ corrigeren, zullen wij zeer serieus
bekijken. Wij moeten het de burger niet lastiger maken, maar kritischer
zijn op onszelf. De gebleken onduidelijkheden in de teksten van besluiten
en de zogenaamde "vraagstelling" mogen niet voorkomen. Dat bereikt men niet
door de verordening te wijzigen, maar door als bestuur beter werk te
leveren. Ik heb in deze beschouwing eerder al gesproken over de inhoud en
de formulering van besluiten. Bovendien kan de Raad in een besluit zowel
wat wordt gekozen als wat wordt afgewezen onder woorden brengen. Wie dat
wil corrigeren, legt dan automatisch de afgewezen oplossing op tafel.
Ten aanzien van kleine of grote kettingbesluiten en besluiten die
behoren tot de verantwoordelijkheid van andere overheden, naast het
gemeentebestuur, kan in de verordening een clausule worden opgenomen waarin
wordt bepaald, dat in die keten van besluiten een go-or-no-go-moment wordt
opgenomen dat dan voor een referendum in aanmerking kan komen, met
uitsluiting van alle overige deelbesluiten. Een dergelijk moment moet dan
wel duidelijk en lang van te voren door het bestuur worden aangegeven en
niet in de procedure worden verstopt.
(De heer VAN DER LAAN: In het programakkoord is toch niet opgenomen
dat er in de referendumverordening een go-or-no-go-moment kan worden
gekozen!)
Dat is de discussie die wij nu voeren om de kwaliteit van de vraag die
aan de burgers wordt voorgelegd te verbeteren; dat gaat dus over onszelf.
Van wat aan de burger aan rechten is verleend waarop zij volgens de
verordening een beroep kunnen doen heb ik gezegd, dat dit voor ons niet
bespreekbaar is.
(De heer VAN DER LAAN: Die go-or-no-go-invalshoek leidt toch
onherroepelijk tot het beperken van de mogelijkheden om bijvoorbeeld
vijf referenda te houden over een bepaald onderwerp? Volgens de
huidige verordening is dat mogelijk en als ik uw theorie zou volgen,
zou ik dat ervaren als een heftige inbreuk op mijn rechten.)
Wij hebben in deze Raad onder de bestaande verordening met argumenten
een referendum inzake de verkoop van de KTA afgewezen, omdat het moment was
gepasseerd waarop dat had moeten gebeuren. Ik pleit er nu voor, ervoor te
zorgen dat wij de volgende keer dat wij een dergelijk project aan de hand
hebben, al van te voren aangeven op welk moment een geschikte afweging kan
worden gemaakt waar de burgers dan hun rechten op een referendum wel tot
gelding kunnen brengen.
(De heer VAN DER LAAN: In tweede termijn kom ik op de verhouding tot
het programakkoord nog wel even terug.)
Wat de rol van het gemeentebestuur in de voorlichting en de propagan-
daslag bij een referendum betreft is D66 van mening, dat de Raad het aan
zichzelf en zijn verantwoordelijkheid verplicht is zijn besluit te
verdedigen. Aangezien hij zijn eigen keuze naar beste weten heeft gemaakt
en die niet gratuit en inwisselbaar acht voor een andere, moet hij ook alle
mogelijke middelen voor die verdediging aanwenden. Groepen burgers die dat
besluit willen corrigeren, zijn verantwoordelijk voor de tegenargumentatie
en hebben zelf de taak hun medeburgers van hun gelijk te overtuigen; het
gemeentebestuur heeft daarin geen taak of verplichting, ook niet voor het
op de been brengen van voldoende (tegen)stemmers. Bij het correctieve
referendum, zoals wij dat hebben, hebben de initiatiefnemers belang bij
een voldoende opkomst: zij willen namelijk corrigeren. Bij een consultatief
referendum heeft de Raad belang bij een voldoende opkomst, anders krijgt
hij geen uitspraak van de bevolking.
Het laatste deel van mijn beschouwing was met opzet een beetje streng,
maar als de rest goed gaat, kun je veel aandacht besteden aan een thema dat
je na aan het hart ligt.
Mijn collega Cornelissen zal in zijn financi‰le beschouwing iets zeggen
over het GVB. Naar aanleiding van de zojuist door mijn collega's gemaakte
opmerkingen zal ik er echter ook enkele opmerkingen over maken. De
financi‰le situatie van het GVB is uitermate zorgwekkend. De conclusie van
het betoog van de heer Cornelissen zal zijn, dat het naar onze mening tijd
is dat Amsterdam, in navolging van Rotterdam, zijn visie op dit onderwerp
duidelijk bijstelt en tegenover het rijk uitspreekt, dat wij
verzelfstandiging weliswaar nastreven, maar die voor de eerstkomende jaren
eerst haalbaar achten als de financi‰le positie toereikend wordt geacht.
Waarvoor hebben wij in deze beschouwing de aandacht van het College
speciaal gevraagd?
- Handhaaf de principes van het referendum onverkort;
- ga aan het werk met de toekomstverkenningen van prof. Frieling;
- maak bij grote projecten veel meer gebruik van de Startnotitie,
inclusief de inspraakronden en het go-or-no-go-moment; de heer Ten Have
heeft vanmorgen in de commissie van advies al gezegd, dat ook
referendum- en inspraakronden op elkaar moeten worden afgestemd en geen
concurrent van elkaar moeten zijn;
- meer gesprekken vooraf, minder gesprekken achteraf;
- opnieuw heb ik gevraagd naar de Citizens' Charters;
- meer maatwerk in plaats van algemene maatregelen (maatregelen dus);
- bejegeningsrapportages bij alle diensten die met publiek in aanraking
komen;
- verdergaan met de bestuurlijke vernieuwing.
De fractie van D66 weet zich als deelnemer in het met de PvdA en de VVD
gesloten akkoord verantwoordelijk voor alle onderdelen van dat akkoord. Er
komt een mid-term review, stelt het College voor. Dat is verstandig en
nuttig. Daarvoor zullen al best idee‰n opkomen, maar er komt geen nieuw
programakkoord. Zo vlak voor de mid-term review kan D66 wel zeggen, dat het
College zichtbaar begint te maken dat dat akkoord is gestoeld op idealen en
toekomstperspectieven biedt.
"Ruimte voor de stad" is het motto van mijn beschouwing. Dat betekent
meer dan alleen ruimte voor huizen, werkplaatsen en ruimtelijke ordening.
Het betekent ook ruimte voor burgers en ruimte voor ontplooiing. Het belang
van de toekomst van Amsterdam en de toekomst van de regio vallen hier
geheel samen. Wij kunnen niet langer de krachtige regio uitspelen tegen de
krachtige stad. De kracht van de regio is een sterke stad.
Een discussie daarover vraagt om een bijdrage. De heer Van der Laan
heeft de desbetreffende passage uit zijn tekst inzake de regiovorming
weliswaar niet voorgelezen, maar als hij dan stelt dat het de inzet van de
Raad is en uit zijn werkprogramma citeert, zijn wij bang dat hij twee
dingen door elkaar haalt. Ik draag de Raad daarom als bijdrage aan het
voeren van die discussie een nota van de heer Cornelissen aan, getiteld: De
regiovorming Amsterdam. Een vierkante cirkel? Kies voor de regio; kies voor
Amsterdam.
 
De VOORZITTER: Ik schors de vergadering voor enkele minuten alvorens de
Algemene Beschouwingen te vervolgen.
 
De vergadering wordt geschorst van 15.05 uur tot 15.16 uur.
 
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering en deel u mede, dat de heer
Robbers mij de discussienota van zijn collega Cornelissen heeft
overhandigd, getiteld: De regiovorming Amsterdam; een vierkante cirkel? Die
nota zal op de gebruikelijke manier worden vermenigvuldigd en rondgedeeld.
 
De heer K™HLER: Mijnheer de Voorzitter. Het College van Burgemeester en
Wethouders heeft de toelichting op zijn begrotingsvoorstel voor 1996 het
motto meegegeven: "Wie het kleine niet eert...".
Dit College van Burgemeester en Wethouders, dat enthousiast praat over
de Noord-Zuidlijn van 1,5 miljard gulden, maar niet in staat is de
verstrekking van een scootmobiel aan iemand met een handicap fatsoenlijk te
regelen.
Dit College, dat ambitieuze plannen heeft met Planning en Control, maar
niet in staat is ervoor te zorgen dat gemeentelijke diensten en bedrijven
de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen uitvoeren.
Dit College, dat met drie wethouders warm loopt voor een nieuwe
cultuurtempel, maar het geld voor amateurkunst laat wegglippen.
Dit College heeft dit motto.
Het is altijd de vraag tot wie Burgemeester en Wethouders zich eigenlijk
richten in hun tekst bij de begroting, maar dit keer is het duidelijk. Met
het motto: "Wie het kleine niet eert..." doen zij een oproep aan zichzelf
om hun functioneren te verbeteren. Daarvoor spreekt de GroenLinks-fractie
haar waardering uit.
In deze algemene beschouwingen zal ik ingaan op drie thema's. In de
eerste plaats op de keuze van de paarse coalitiepartijen voor
belastingverlaging ten koste van collectieve voorzieningen. In de tweede
plaats op de sociale problemen in Amsterdam, met name de
inkomensproblematiek van veel Amsterdammers en de te passieve opstelling
van Burgemeester en Wethouders op dit vlak, en in de derde plaats op de
discussie over het functioneren van de gemeentelijke democratie.
De Regering voert een politiek van lastenverlaging. Deze lasten-
verlichting komt vooral ten goede aan de mensen met hogere inkomens en aan
het bedrijfsleven, dat er gemiddeld financieel helemaal niet slecht
voorstaat. Ook in 1996 zullen de inkomensverschillen in Nederland groter
worden. Waar de ene groep meer geld zal krijgen voor een tweede huis of
tweede auto, zullen alleenstaanden op het sociale minimum hun koopkracht
verder zien dalen. De paarse regeringscoalitie zet de lijn van de
regeringen-Lubbers consequent door.
Het paarse College van Burgemeester en Wethouders in Amsterdam volgt
grotendeels dezelfde lijn. De bevriezing van de onroerende-zaakbelasting
klinkt natuurlijk aardig, maar het niet aanpassen van belastingen aan de
inflatie betekent dat de gemeente onvoldoende geld binnenkrijgt voor
belangrijke voorzieningen als kinderopvang en voorschoolse activiteiten. De
huurder profiteert van deze relatieve verlaging van de ozb maar enkele
dubbeltjes per maand, de eigenaar-bewoner ongeveer vijfmaal zoveel en het
bedrijfsleven het meest.
De GroenLinks-fractie steunt deze lijn van het College niet. De fractie
kiest niet voor lastenverlichting voor de rijken, maar voor behoud en
versterking van het voorzieningenpeil. Ik leg de Raad daarom een amendement
voor om het ozb-tarief aan te passen aan de inflatie en de opbrengst
daarvan te besteden aan kinderopvang, voorschoolse opvang en bevordering
van het fietsgebruik.
Het gaat bij het voorgestelde collegebeleid niet alleen om relatief
kleine bedragen in 1996, maar ook om de algemene beleidsrichting.
GroenLinks vindt dat de Gemeenteraad afstand moet nemen van de door
Burgemeester en Wethouders beschreven lijn om een toekomstige hogere
uitkering uit het Gemeentefonds in te zetten voor belastingverlaging in
plaats van voor het op peil brengen en houden van de voorzieningen.
De landelijke energieheffing die volgend jaar wordt ingevoerd, vertoont
dezelfde paarse voorkeur voor de rijken. GroenLinks is voorstander van een
energieheffing omdat die tot energiebesparing leidt. Het is echter
teleurstellend, dat de Regering alleen de kleinverbruikers een
energieheffing oplegt en dat voor grootverbruikers achterwege laat. Als
klap op de vuurpijl moet het Energiebedrijf Amsterdam de energietarieven
voor grootverbruikers zelfs met zes miljoen gulden per jaar verlagen om
binnen de landelijke normen te blijven. Dit paarse milieubeleid is
onrechtvaardig en contraproduktief.
Paars regerings- en collegebeleid betekent dus: verlaging van de
inkomsten uit belastingen en tarieven, terwijl gelijktijdig de kwaliteit en
omvang van voorzieningen in het geding is. De paarse Regering bezuinigt op
kinderopvang; wellicht een eigen antwoord op Heerma's gezinspolitiek? Het
College schrijft daarover: "Een opgebouwde voorziening wordt in haar kern
bedreigd." Klare taal, maar die blijft zonder consequenties. Het College
komt niet verder dan het instellen van een ambtelijke werkgroep om de taak
van de centrale stad in dezen te bezien. Intussen voert de gemeente de
rijksbezuinigingen door en bezuinigt zij daar zelf nog eens bovenop. Dat
betekent concreet: vermindering van faciliteiten voor kinderopvang, terwijl
er nog lange wachtlijsten zijn. Met een dergelijke paarse trendbreuk gaat
GroenLinks niet mee.
Mijn fractie vindt het teleurstellend, dat het College geen initiatief
neemt tot het organiseren van meer voorschoolse opvang in de hele stad,
terwijl deze opvang toch essentieel is voor het wegwerken van de
achterstanden die veel Amsterdamse kinderen van huis uit hebben. Het
College verwacht kennelijk meer van de onderwijs-convenant dat het met het
rijk heeft gesloten. In dat convenant is overeengekomen "...de gemiddelde
leerresultaten jaarlijks met 10% te laten toenemen" en "...de
slaagpercentages in het reguliere onderwijs binnen vier jaar met 25% te
laten stijgen". Deze percentages zijn echter omvangrijker dan de aangegeven
middelen om deze resultaten te bereiken. De onderwijsplannen van het
College lijken daarmee angstig veel op de vroegere vijfjarenplannen in
Oost-Europa: vele mooie getallen op papier, maar met weinig realiteits-
waarde. Die indruk wordt nog eens versterkt door het feit dat het bij deze
prachtige percentages niet gaat om een resultaatverplichting, maar om een
inspanningsverplichting.
Het onderwijsconvenant is gesloten in het kader van het grote-
stedenbeleid van de Regering. Over de Amsterdamse inbreng in het overleg
hierover heeft het College van Burgemeester en Wethouders nimmer met de
Raad overleg gepleegd. Waarom eigenlijk niet? Vooralsnog lijkt het paarse
pronkstuk dat grote-stedenbeleid heet veel op gebakken lucht. Ook hier:
veel woorden en weinig geld. De gemeente zal volgend jaar 36 miljoen gulden
extra krijgen, naast allerlei al eerder overeengekomen bedragen. De helft
van dat bedrag is een magere compensatie voor de gigantische bezuiniging
van het Kabinet op de arbeidsvoorziening. Onduidelijk is nog, of uit de
beschikbaar komende middelen voor jeugdveiligheidsbeleid de hoogst
noodzakelijke uitbreiding van het succesvolle project Nieuw Perspectieven,
een project voor ontspoorde jongeren, naar de oostelijke stadsdelen en
Noord mogelijk wordt.
(De heer VAN DER LAAN: Ik wijs u erop, dat een bedrag van 300 miljoen
gulden per jaar structureel voor dat werkgelegenheidsproject nog
nooit eerder is vertoond.)
Ik herinner u eraan, dat er voor dit beleid aanmerkelijk hogere bedragen
werden uitgetrokken toen de heer Den Uyl nog minister van
Werkgelegenheidszaken was.
(De heer VAN DER LAAN: Dit bedrag van 300 miljoen gulden per jaar is
alleen al voor Amsterdam!)
Een deel van dat geld, dat vroeger via de Arbeidsvoorziening liep, wordt
nu via Melkert-banen naar de gemeente gestuurd, helemaal los van het grote-
stedenbeleid, en is al geruime tijd geleden in het Kabinet aangekondigd.
(De heer VAN DER LAAN: Wat u nu zegt klopt niet. Dit bedrag van 300
miljoen gulden was vroeger de omvang van de uitkeringen en dat bedrag
mogen wij nu gebruiken voor het scheppen van werk. Het is dus niet
alleen voor het scheppen van banen. Dat is een bijzonder grote
principi‰le stap. U mag en moet vanuit uw positie katten wat u katten
kunt op het paarse Kabinet, maar nu net niet op dit punt.)
Wij menen dat wat er aan grote-stedenbeleid wordt gepresenteerd þ wat
overigens los staat van de Melkert-banen, want daar gaat met name het grote
bedrag om þ bijzonder weinig voorstelt en dat het overleg, dat is gevoerd
op het moment dat die Melkert-banen al bekend waren, daaraan nauwelijks
iets heeft toegevoegd, behalve het bedrag van 18 miljoen gulden waarover ik
zojuist heb gesproken; dat is de kern van onze kritiek. Wij zijn er
overigens niet tegen dat de uitkeringsgelden worden teruggeploegd; dat had
al veel eerder moeten gebeuren.
(De heer VAN DER LAAN: Dat is nu juist zo aardig aan wat er nu
gebeurt, maar daarop kom ik later terug.)
Daarover verschillen wij ook niet van mening. Mijn opmerkingen hebben
betrekking op de vraag, wat er onder het weidse etiket grote-stedenbeleid
en in het overleg dat in het afgelopen jaar daarover heeft plaatsgevonden
eigenlijk is toegevoegd aan wat al lang aan beleid bestond. Dat is tot nu
toe bitter weinig.
Op de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GGenGD) wil het
College 1,8 miljoen gulden bezuinigen. Het College zegt, dat deze
bezuiniging geheel door efficiency-maatregelen kan worden gehaald, maar het
toont dit niet helemaal aan. Het verzet tegen het plan van Burgemeester en
Wethouders om te bezuinigen op de consultatiebureaus heeft blijkbaar succes
gehad. Wij zijn daar blij mee.
De ruim vier miljoen gulden extra besparingen die volgens het akkoord
van de collegepartijen in de komende jaren nog uit de GGenGD moeten worden
geperst, mag voor onze fractie als doelstelling van tafel. Er mag niet
bezuinigd worden op de gezondheid van de Amsterdammers.
Wat de lasten en bezuinigingen betreft wil ik samenvattend stellen, dat
de lastenverlaging die het College voorstelt ten goede komt aan mensen die
dat niet nodig hebben. GroenLinks is daar tegen en v¢¢r het op peil houden
van een goed voorzieningenniveau. Dat is noodzakelijk voor het welzijn van
alle Amsterdammers, vooral van de mensen die niet rijk genoeg zijn om hun
onderwijs-, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen op de particuliere markt
zelf te kopen.
Het verkeersbeleid zal nooit een passie van wethouder Bakker worden; dat
is bekend. Het hele College is echter verantwoordelijk voor de onderlinge
taakverdeling. Het gaat niet goed met het Amsterdamse verkeers- en
vervoerbeleid. Het is nog zeer onduidelijk of er verbeteringen in het
openbaar vervoer van de grond zullen komen. Over de GVB-begroting komen wij
binnenkort apart te spreken. Dan moet duidelijk worden in hoeverre
efficiency-verhoging, extra inkomsten of beperking van de dienstregeling
nodig is om de ondergang van het GVB te voorkomen. Des te klemmender is het
in deze situatie, andere vormen van milieuvriendelijk vervoer te
stimuleren.
Het bevorderen van het fietsverkeer blijft een ondergeschoven kind in
het collegebeleid. Weliswaar is er nu geld uitgetrokken om knelpunten in de
binnenstad aan te pakken, maar Burgemeester en Wethouders blijven hun
financi‰le verantwoordelijkheid voor het realiseren van het Hoofdnet Fiets
uit de weg gaan. Dit is in strijd met het door het College zogenaamd
omarmde derde scenario uit het Meerjarenplan Amsterdam op de fiets 2000.
Verontrustend is, dat uit onderzoek blijkt dat het autoverkeer veel
sterker groeit dan in de regionale en gemeentelijke plannen voor wenselijk
wordt gehouden. Dit leidt echter niet tot aanscherping van het
gemeentebeleid. Integendeel, het College van Burgemeester en Wethouders
jubelt over de voortgang met nieuwe parkeergarages en gaat voorbij aan het
feit dat het opheffen van het aantal parkeerplaatsen op straat, zoals
vastgelegd in het Verkeers- en Inrichtingsplan (VIP), te langzaam vordert.
Het College heeft ook het voornemen laten vallen om de parkeertarieven
voor bezoekers geleidelijk hoger te maken om een selectief autogebruik te
bevorderen. Terwijl de bewonerstarieven met de inflatie mee stijgen, willen
Burgemeester en Wethouders de uurtarieven voor kortparkeerders opnieuw
bevriezen en dat terwijl in het VIP sprake is van een groei van het hoge
tarief naar Ÿ 10 per uur. GroenLinks stelt voor, tot een aanpassing van de
uurtarieven voor bezoekende autoparkeerders te gaan naar Ÿ 4,50 in het
centrum en Ÿ 2,25 in andere stadsdelen. De extra inkomsten die daaruit
voortvloeien willen wij aanwenden voor maatregelen die de
verkeersveiligheid bevorderen. In de begroting trekt het College immers wel
genoeg geld uit voor 30-kilometerzones in de binnenstad, maar volstrekt
onvoldoende om knelpunten op de hoofdroutes aan te pakken.
Bij het sociale beleid van het College springen twee tekortkomingen in
het oog; in de eerste plaats de zeer geringe aandacht voor verbetering van
de inkomenspositie van mensen met een minimum inkomen en in de tweede
plaats het wegredeneren van migranten als groep met specifieke
achterstanden. Minstens een op de drie Amsterdammers leeft van een inkomen
op, rond of zelfs onder het sociale minimum. Naast WAO-ers, studenten met
een laag inkomen en ouderen met alleen AOW, zijn zo'n 67.000 Amsterdamse
huishoudens afhankelijk van een uitkering van de Gemeentelijke Sociale
Dienst (GSD). Zeker de mensen die al jarenlang van een minimuminkomen
moeten leven, komen structureel geld tekort. Wie geen steun van familie of
vrienden krijgt, komt vaak in de schulden terecht. Hoe stelt het
gemeentebestuur zich nu op ten opzichte van deze Amsterdammers met
tekortschietende inkomsten? Allereerst valt op, dat Burgemeester en
Wethouders tegenover de Regering in Den Haag in alle talen zwijgen. Waar
een rechtvaardiger inkomensverdeling in de paarse regeringscoalitie taboe
is verklaard, zwijgt ook ons paarse College van Burgemeester en Wethouders.
Een typische paarse patstelling.
De cli‰nten van de GSD geeft de gemeente enige ruimte om zelf iets aan
hun inkomens te doen. Wij pleiten hierbij voor een zo ruimhartig mogelijk
beleid, maar helaas blijken Burgemeester en Wethouders daarover niet altijd
hetzelfde te denken. De toeslagenregeling in de nieuwe Algemene
Bijstandswet die volgend jaar gaat gelden, heeft pas dankzij het optreden
van een aantal raadsfracties niet tot achteruitgang voor aanzienlijke
groepen geleid.
Wat de bijverdienregeling voor bijstandsgerechtigden betreft laat het
College nog steeds het voorstel boven de markt zweven om deze af te
schaffen, met als drogreden dat part-time werk met de bijverdienregeling
mensen ervan zou weerhouden een volledige baan te aanvaarden, hoewel
Burgemeester en Wethouders nu toch ook zelf in hun begrotingstoelichting
erkennen dat het uitzicht op voldoende banen voor iedereen er op korte
termijn niet zal zijn. Of is hier misschien sprake van een neergaande
spiraal? Additionele banen worden zo slecht betaald dat zij nauwelijks meer
opleveren dan de minimumuitkering, soms zelfs minder. Gunt het College
daarom part-time werkende uitkeringsgerechtigden die maximaal Ÿ 250 extra
per maand uit de bijverdienregeling niet?
Nu ik het toch over inkomens heb wil ik erop wijzen, dat de burgemeester
heeft gezegd dat hij de gouden handdruk voor procureur-generaal Van
Randwijck "een doodnormale zaak" vindt. GroenLinks wil graag weten, of de
overige leden van het College deze mening onderschrijven, zeker nu de Raad
met het College in gesprek is over de normen voor afvloeiingsregelingen
voor hoge ambtenaren. Moeilijk doen over bijverdiensten van Ÿ 250 voor
minima, maar een gouden handdruk van Ÿ 500.000 "doodnormaal" vinden, is dat
soms wat het College verstaat onder "Wie het kleine niet eert..."?
Bijzondere bijstand is naar onze mening geen alternatief voor een
structurele verhoging van de minimumuitkeringen, maar die is wel hard nodig
voor niet dagelijkse maar wel noodzakelijke uitgaven waar mensen met een
minimum inkomen soms niet aan toekomen. Het is dan ook schrijnend, dat het
voor bijzondere bijstand beschikbare geld niet eens helemaal wordt
aangewend. Het is urgent, hierin verbetering te brengen. Om het gebruik van
de bijzondere
bijstand te bevorderen, leggen wij de Raad een uitspraak voor om de eigen
bijdrage van Ÿ 186 te schrappen, omdat die een drempel vormt voor het
gebruik van de bijzondere bijstand.
(De heer HOUTERMAN: Ik heb er begrip voor dat dit in uw tekst staat,
maar dat u het ook uitspreekt verbaast mij enigszins, want zoals u
weet stelt het College dit ook voor. Het zou gentlemenlike zijn, het
College daarin te steunen.)
Mij is geen voorstel bekend om de drempel van Ÿ 186 uit de bijzondere
bijstand te schrappen. Als het College dat inderdaad van plan is, hoor ik
het wel. Als het College het nu toezegt, dien ik ons amendement niet in.
Toen de heer Houterman mij onderbrak stond ik juist op het punt een
positief geluid te laten horen over het voorstel van het College om de
mogelijkheden voor kwijtschelding van gemeentelijke tarieven en belastingen
te verruimen. Dat voorstel komt de positie van huishoudens met een minimum
inkomen ten goede. GroenLinks steunt dit voorstel dan ook van harte, met de
aantekening, dat actieve voorlichting, met name aan migranten, daarbij
nodig is om ervoor te zorgen dat degenen die recht hebben op kwijtschelding
die ook daaadwerkelijk aanvragen. Uit onderzoek blijkt namelijk, dat grote
groepen, met name Turkse en Marokkaanse, Amsterdammers er door onbekendheid
met de regel nauwelijks gebruik van maken.
De gemeente heeft een zorgplicht voor de Amsterdammers met een handicap.
Zo staat het in de Wet voorzieningen gehandicapten. De uitvoering van deze
wet door de gemeente is echter een punt van aanhoudende zorg. Tot nu toe
worden er weinig voorzieningen verschaft. Velen ontberen naast de
Stadsmobiel een individuele vervoersvergoeding of een scootmobiel. Voor een
deel is dit een gevolg van de te magere gemeentelijke regelgeving en voor
een ander deel van de terughoudende praktijk bij de uitvoerende instanties.
De aanpak met een "front office" en een "back office" leidt ertoe, dat
mensen met een handicap twee hindernissen moeten nemen om een passende
voorziening te krijgen. Het is dan ook geen wonder dat de gemeente geld
overhoudt. Drastische aanpassingen in het beleid en verbeteringen voor de
mensen met een handicap mogen niet langer uitblijven. Naar wij begrijpen,
heeft het College gisteren plannen voor verbeteringen ontvouwd; beter laat
dan nooit, zullen wij dus maar zeggen.
Hiermee kom ik toe aan de huurproblematiek. Voor de inkomenspositie van
de inwoners van onze stad is de politiek van huuropdrijving een groot
probleem. Deze huuropdrijving is ingezet onder staatssecretaris Heerma,
maar wordt consequent voortgezet door de paarse regeringscoalitie. In de
afgelopen vier jaar zijn de huren gemiddeld met zo'n 25% gestegen. Geen
wonder dat de huurders in verzet komen! De gemiddelde huurverhogingen gaan
de inflatie ver te boven, doordat de rijksoverheid de exploitatiesubsidies
voor de sociale woningbouw afschaft. Daar bovenop is er de mogelijkheid om
nog hogere huurverhogingspercentages te vragen. Vooral particuliere
huisbazen profiteren daar natuurlijk van; deze gratis kans op extra winst
laten zij niet liggen, maar ook de woningbouwverenigingen hanteren extra
huurverhogingen om geld vrij te maken voor onrendabele investeringen en
uitbreiding van hun bezit. De hoogte van de huren is een van de weinige
gebieden waarop de achtereenvolgende kabinetten-Lubbers en -Kok Nederland
van een achterhoede- naar een voorhoedepositie in de Europese Unie hebben
gebracht. Dat lijkt ons niet iets om trots op te zijn. De huurders moeten
opdraaien voor wat er nog van het volkshuisvestingsbeleid over is, terwijl
de eigenaar-bewoners blijven genieten van een unieke onbeperkte aftrek van
hypotheekrente. Hoe duurder het huis en hoe hoger het inkomen, hoe meer men
profiteert.
De gemeente kan hier weinig aan doen, al leveren Burgemeester en
Wethouders beslist geen topprestatie met hun afschaffing van de verlaagde
stadsvernieuwingshuren en door maar 400 in plaats van de beloofde 500
nieuwe woningen met relatief lage huren te laten bouwen. Wat wij echter wel
zouden mogen verwachten van onze wethouder voor Volkshuisvesting, die toch
bij uitstek deskundig is op dit terrein, is dat hij een actieve inbreng
levert aan de discussie die over het opjagen van de huren is uitgebarsten.
Of is zijn bijna stilzwijgen te verklaren uit een paarse patstelling? Vindt
ons College niets van het huurbeleid?
In de Tweede Kamer heeft de PvdA-fractie kritiek laten horen op het
volkshuisvestingsbeleid, waarvoor zij overigens voor 100% medeverant-
woordelijk is. In deze situatie zou wethouder Schaefer zich al lang met een
woonlastenplan in de strijd hebben geworpen. Ook wethouder Genet bracht
zijn mening nog wel eens naar buiten. Kom op, wethouder Stadig, laat ook
eens iets van u horen!
Het valt ons op, dat het College nauwelijks aandacht besteed aan de
positie van de migranten; alles wordt kennelijk meegenomen in een algemeen
achterstandsbeleid, alsof er binnen algemeen beleid geen specifieke
aandacht nodig is voor groepen met een eigen problematiek. Alsof migranten
die hier al langer wonen, allemaal goed ge‹ntegreerd zijn. Het is toch geen
toeval dat de werkloosheid onder Turkse, Marokkaanse en Surinaamse
Amsterdammers veel hoger ligt dan het gemiddelde? Als men daar geen oog
voor heeft, zullen deze Amsterdammers ook minder profiteren van de Melkert-
banen en andere maatregelen voor langdurig werklozen. Juist daarom is in
dit verband de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen
(WBEAA) zo belangrijk. De gemeente zou van bedrijven waarmee zij zaken doet
kunnen eisen dat zij zich aan deze wet houden, maar dat is niet mogelijk
zolang het College van Burgemeester en Wethouders er zelf niet in slaagt
die uit te voeren. Nu die wet moet worden uitgevoerd, blijken er diensten
en bedrijven te zijn die zich, vaak met steun van hun directie, actief of
passief verzetten tegen de voor positieve actie noodzakelijke registratie
van allochtonen. Wil het College zijn geloofwaardigheid niet verliezen, dan
zal het hier met alle hem ten dienste staande middelen moeten ingrijpen. Op
dit punt is wat mijn fractie betreft ook de geloofwaardigheid van de D66-
fractie in de Gemeenteraad in het geding. Gezien haar inbreng over de WBEAA
in de commissievergadering stel ik haar hierbij de vraag, of zij vindt dat
de gemeente die wet onverkort moet uitvoeren.
Naar aanleiding van de massale afwijzing van raadsbesluiten bij de twee
in mei gehouden referenda steekt de discussie over de zogenoemde "kloof
tussen burgers en bestuur" weer de kop op. Hierbij wordt in de analyse
veelal alles op ‚‚n hoop gegooid, waardoor de oplossingen ongericht
blijven. Allereerst hoeft zo'n referendumuitslag helemaal niet op een
permanente kloof te duiden; misschien waren deze voorstellen van het
gemeentebestuur zo slecht onderbouwd dat een massaal "nee" voor de hand
lag. Hooguit kan men de Gemeenteraad dan een gebrek aan kritische zin
verwijten.
In de tweede plaats is er een verschil tussen het grote publiek, dat
vooral herkenbare resultaten van het gemeentebestuur wil zien, en
ge‹nteresseerden in een bepaald thema, die serieus willen meepraten, liefst
vanaf de fase van beleidsontwikkeling.
Voor de eerste groep geldt, dat een duidelijker profilering van het
gemeentebestuur en met name ook van de verschillende partijen daarin
noodzakelijk is: eerlijk zijn in wat men wel of niet wil, niet meepraten
met iedereen die wat roept of vraagt en bij een onheuse bejegening gewoon
stevig van je af bijten. Het ergste dat een gekozen bestuur kan overkomen
is dat het als een "slappe hap" wordt gezien.
De meer dan gemiddeld ge‹nteresseerde burgers þ de tweede groep þ hebben
andere behoeften. Zij hebben er belang bij dat de beleidsvoorbereiding meer
in het openbaar plaatsvindt en dat er alternatieve voorstellen op tafel
komen. Dat hebben zij liever dan inspraak over ‚‚n voorstel dat door het
bestuur als enig mogelijke wordt verdedigd; ‚‚n voorstel aan het eind van
de rit, dat de sprekers met enige vorm van kritiek ertoe verleidt, zich dan
maar te bekeren tot bestrijding van het hele voorstel.
Dat geldt overigens ook voor de verhouding tussen de Gemeenteraad en het
College van Burgemeester en Wethouders. Ook in die verhouding is de
vroegtijdige betrokkenheid van de Raad bij keuzen op hoofdlijnen en het
werken met alternatieven van belang. Hierover zijn in de vorige
raadsperiode in het kader van de politieke vernieuwing afspraken gemaakt,
maar van die afspraken hebben Burgemeester en Wethouders nog weinig in
praktijk gebracht.
Een voorbeeld dreigt de stedebouwkundige vormgeving van IJburg te
worden. Het is ongewenst dat er straks maar ‚‚n ontwikkelingsmodel voor
IJburg voorligt dat praktisch niet meer kan worden aangepast. Waarom wordt
niet, parallel aan het eilandenmodel dat nu door het projectbureau-IJburg
wordt ontwikkeld, een alternatief uitgewerkt, bjvoorbeeld een alternatief
met minder woningen aan het water, maar betere kansen voor het openbaar
vervoer en het fietsverkeer? Dan valt er in de publieke en politieke
discussie wat te kiezen.
In de discussie over de relatie tussen burger en bestuur lijkt het mij
voorts onjuist, de "burger" en "het bestuur" of "de politiek" te beschouwen
als een eenheidsworst. In de bundel Politieke vernieuwing en sekse
schrijven Mieke Goudt en Ivo Hartman hierover: "In veel politieke
vernieuwingsverhalen wordt een tegenstelling geconstrueerd tussen de
politiek en de burgers. De politiek wordt daarin voorgesteld, niet als een
arena waarin strijd plaatsvindt tussen conflicterende belangen, maar als
een autonome factor, een monolitische politieke klasse die eigen belangen
heeft, tegengesteld aan die van de burger. Als spiegelbeeld is de burger in
dit denken een abstract, geslachtsloos, klasseloos, leeftijdloos en
kleurloos wezen, een wezen dus ook zonder onderlinge tegenstellingen en
conflicten." Zij vervolgen: "Het antipolitieke zit in de voorstelling van
'de politiek' niet als strijdperk van en voor burgers met beleid als
uitkomst, maar als een tegenover burgers staande macht die autonoom beleid
produceert dat vaak belangen van burgers schaadt." Nu lijkt het er soms op,
ook bij dit College, dat de bureaucratie haar eigen weg gaat, maar het is
juist de taak van de fracties in de Gemeenteraad, duidelijk te maken waar
de politieke nuances, meningsverschillen en alternatieven liggen. Daarvoor
bieden intensievere gesprekken met de burger, zeker als die wordt
geatomiseerd tot individu zonder enig groepsbelang of gezamenlijk idee,
geen alternatief.
Mijn vierde opmerking over de relatie tussen burger en politiek betreft
de stadsgesprekken. Als men voor een bepaalde vorm van contact met
ge‹nteresseerden kiest, neem die dan ook serieus. Uit de Echo-enquˆ te,
onderdeel van de stadsgesprekken, blijkt dat 11% van de mensen tevreden en
23% ontevreden is over de Gemeenteraad en Burgemeester en Wethouders. Voor
de stadsdeelraden is de uitslag: 18% tevreden en 23% ontevreden.
Vervolgens haastten Burgemeester en Wethouders zich erop te wijzen dat
deze Echo-enquˆte niet representatief is en laten zij het onderzoeksbureau
O+S op deze punten een gewoon steekproef-onderzoek uitvoeren. In dat O+S-
onderzoek springen de Gemeenteraad en de stadsdeelraden er beter uit. En
wat doen Burgemeester en Wethouders? Zij brengen een persbericht uit onder
de kop "Eerste resultaten gesprek met de stad". En wat schrijven zij in de
tekst? Alleen de positieve resultaten van het O+S-onderzoek. Het College
boekte succes doordat de kranten deze vertekende voorstelling van zaken
overnamen, maar in onze ogen rijden Burgemeester en Wethouders hiermee een
scheve schaats.
Enquˆtes noch stadsgesprekken kunnen in de plaats treden van de eigen
verantwoordelijkheid van de fracties om aan te geven hoe zij na het
referendum verder willen met het beleid en bestuur op regionale schaal. Dat
heeft GroenLinks steeds gezegd en dat blijven wij zeggen. Wij willen ons
standpunt over het regionale beleid in deze openbare vergadering daarom
nogmaals ter discussie stellen.
De vorming van een Stadsprovincie Amsterdam, gekoppeld aan de opdeling
van de gemeente Amsterdam, is door de Amsterdammers bij het referendum
massaal afgewezen. Wie het correctief referendum steunt, dient deze
uitspraak te respecteren. Er zijn overigens meer redenen dan de
referendumuitslag alleen om bij verdere planvorming uit te gaan van een
ongedeelde gemeente Amsterdam. De kiezers hebben niet alleen tegen de
stadsprovincie gestemd uit traditionele afkeer van bestuurlijke
grenswijzigingen, maar ook vanwege concrete bezwaren als een te grote
versplintering van Amsterdam Ä dertien stadsdelen is teveel Ä de nog
onduidelijke bevoegdheden van de stadsprovincie en het ontbreken van
kiesrecht voor ingezeten van buitenlandse afkomst. Wat zeker ook heeft
meegespeeld is een positieve waardering van de stedelijke cultuur, van het
leven in de stad, waarbij een eigen stadsbestuur hoort. De verdeling van
bestuurlijke taken over een regionale stadsprovincie en lokale, uit de
deelraden te vormen, gemeenten slaat een gat op grootstedelijk niveau en
dat gat is niet te vullen, ook niet door alle grootstedelijke taken bij een
stadsprovincie onder te brengen. Feitelijk lijkt dit dan op een
agglomeratiegemeente en om dezelfde redenen als bij dat idee is het irre‰ el
te hopen, dat Regering en Parlement voor zo'n model zullen kiezen. Los van
het geringe realiteitsgehalte van zo'n oplossingsrichting, lijkt die ook
minder wenselijk; het is een centralisatie van taken naar een bestuur dat
waarschijnlijk verder van mensen weg staat dan de gemeentebesturen.
Een eigen gemeentebestuur voor Amsterdam als grote stad, als herkenbare
eenheid, met taken op sociaal en cultureel terrein en met sterke diensten
voor bijvoorbeeld volkshuisvesting en ruimtelijke ordening om tegenwicht te
kunnen bieden aan projectontwikkelaars en aan de rijksoverheid, is
geenszins achterhaald. Dat brengt ons op de vraag, waarom ook wij als
GroenLinks een regionaal bestuur wilden. Reden hiervan is, dat steeds meer
overheidstaken zijn georganiseerd op regionale schaal, waar het ontbreekt
aan directe democratische controle. De Politie is daarvan een sprekend
voorbeeld, maar ook voor zaken als openbaar vervoer of jeugdhulpverlening
wordt de omvangrijke (subsidie)taak op regionaal niveau gelegd. Daar
functioneert alleen een indirect, uit de gemeenteraden gekozen bestuur. Het
dagelijks bestuur en de raad van dit Regionaal orgaan Amsterdam (ROA)
functioneren niet als organen waarin politieke discussie over alternatieven
en prioriteiten plaatsvindt, maar als organisator en goedkeurder van tussen
gemeenten bereikte compromissen.
In de Kaderwet bestuur in verandering zijn aan het ROA ook bevoegdheden
toegekend op gebieden als ruimtelijke ordening, economie enz., maar het ROA
mist de democratische legitimatie om op deze gebieden politieke lijnen uit
te zetten. Het ROA komt niet verder dan een optelsom van gemeentelijk
beleid, voor zover daarover een grote mate van consensus bestaat. De
oplossing voor deze bestuurlijke problematiek op regionale schaal is een
direct door de bevolking gekozen regionaal bestuur met voldoende taken en
middelen om een slagvaardige en herkenbare bestuurslaag te worden. Daarbij
moet wel worden vermeden dat er een vierde þ of voor Amsterdam met zijn
deelraden een vijfde þ bestuurslaag ontstaat, want hoe meer bestuurslagen,
hoe meer bureaucratie en hoe minder taken en herkenbaarheid per
bestuurslaag. De oplossing hiervoor is, de provincie op te splitsen, zodat
er een provincie op regionale schaal ontstaat. Dit model, ik noem het
gemakshalve "de regio-provincie", is heel goed te combineren met een
ongedeelde gemeente Amsterdam. Dat veronderstelt natuurlijk wel, dat het
takenpakket van de nieuwe provincie zich beperkt tot de bestaande
provinciale taken, eventueel uitgebreid met bijvoorbeeld de bevoegdheid om
in een streekplan concrete projecten aan te wijzen, met daarbovenop
bevoegdheden over regionale instellingen zoals de Politie en voorts,
globaal gesproken, de bevoegdheden die de Kaderwet bestuur in verandering
nu al bij het ROA legt. Als men het daartoe beperkt, is er sprake van een
duidelijk takenpakket, waarnaast meer dan voldoende grootstedelijke taken
voor de gemeente Amsterdam overblijven.
Wij weten ook wel, dat sommige mensen tegen deze oplossing pleiten met
het argument dat zo'n regio-provincie met daarin een grote centrumgemeente
onwerkbaar zou zijn. Als bewijs wordt de toenmalige verhouding tussen de
gemeente Rotterdam en het Regionaal Lichaam Rijnmond genoemd. Dit argument
gaat er echter aan voorbij, dat juist dit lichaam functioneerde als een
intergemeentelijke samenwerkingsorgaan en dat de oplossing toen juist werd
gezien in het opwaarderen tot provincie! Alleen door het conservatisme van
de toenmalige minister Rietkerk (VVD) is dit plan afgeblazen.
In het kort zal ik nog enkele opmerkingen maken over andere opties die
ons in meer of mindere mate verontrusten.
De nieuwe variant voor de stadsprovincie die de Regering nu voor
Rotterdam en omgeving heeft voorgesteld, heeft enkele belangrijke nadelen.
De beperkte opdeling van de centrumgemeente is natuurlijk wel een compromis
tussen de centrumgemeente en de randgemeenten, maar die gaat eraan voorbij
dat ook in die buitenwijken massaal tegen de opsplitsing van Rotterdam is
gestemd; in Amsterdam geldt dat nog sterker: in de buitenwijken is hier met
een meerderheid van meer dan 90% gezegd, dat men bij de gemeente Amsterdam
wil blijven behoren.
Een minstens zo belangrijk nadeel van het model dat de Regering nu voor
Rotterdam voorstelt en dat voor Amsterdam dreigt, is dat er weliswaar een
centrumgemeente overblijft, maar een zonder bevoegdheden, en dat alle
belangrijke taken en bevoegdheden toch naar de stadsprovincie overgaan. Het
ergste wat ons kan overkomen is dat de gemeente behouden blijft, maar als
een lege huls die helemaal niets meer kan.
Een andere optie, die in ROA-kring terrein lijkt te winnen en
klaarblijkelijk, gezien de verspreide tekst, ook in de PvdA-fractie, is de
besluitvorming voor zich uit te schuiven Ä dat noemt men dan het groeimodel
Ä en nog tot 1998 door te gaan met het huidige ROA. Dat betekent het
vervullen van steeds meer taken in een verband dat niet democratisch
functioneert. De GroenLinks-fractie wil hierover duidelijk stellen, dat zij
zonder uitzicht op een direct gekozen regionaal bestuur niet langer zal
deelnemen aan de ROA-raad.
Als er geen democratisch gekozen regiobestuur komt, rest slechts ‚‚ ;n
mogelijkheid: de taken en bevoegdheden verdelen tussen de gemeenten en de
provincie Noord-Holland. Amsterdam moet dan weer zelf de gelden voor
openbaar vervoer, woningbouwsubsidies enz. verdelen. Dat is op zichzelf
geen groot probleem, maar wel jammer is, dat er dan bijvoorbeeld geen
regionaal grondprijsbeleid van de grond zal komen. Het is echter een echt
probleem, dat het "democratische gat" rond een instelling als de
Regiopolitie blijft bestaan. Voor ons is dit een reden te meer om ons in te
zetten voor een door mij als regioprovincie omschreven model.
De democratische controle op de Politie vinden wij van essentieel
belang. Dat het daaraan schort maakte de IRT-enquˆte pijnlijk
duidelijk. Daarbij gaat het in dit geval vooral om de lijn vanuit het
Openbaar Ministerie, maar dat maakt het er niet minder erg op, want wie
zegt mij dat er verder voldoende democratische controle is op de blijkbaar
verzelfstandigde Regiopolitie?
Delen van het Politie- en Justitie-apparaat blijken een symbiotische
relatie te zijn aangegaan met de drugsmaffia die zij zeggen te bestrijden.
Hoofdcommissaris Nordholt heeft tegenover de IRT-enquˆtecommissie zijn
standpunt over opsporingsmethoden als het doorlaten en doorleveren van
grote hoeveelheden soft- dan wel harddrugs en het inzetten van een
dikbetaalde infiltrant en informanten nog eens met verve uiteengezet. Dit
standpunt, dat het ontoelaatbaar is dat de Politie zelf strafbare feiten
begaat of uitlokt, dan wel medeplichtig is aan strafbare feiten, hebben wij
altijd gesteund. De integriteit, de legitimiteit en daarmee het gezag van
de Politie staan op het spel. Dat grote verschillen van mening omtrent het
IRT tot verstoorde collegiale verhoudingen hebben geleid moet ook de heer
Nordholt zich aantrekken. Het is niet goed voor de beeldvorming van de
Amsterdamse Politie als zij als arrogant te boek staat. Het is
ontoelaatbaar, dat de heer Nordholt vanwege priv‚-ruzies de Raad van
Hoofdcommissarissen niet meer bijwoont. Alleen al voor dit soort zaken moet
de verantwoording van het regiobestuur van de Politie Amsterdam-Amstelland
aan de Gemeenteraad beter worden ingevuld.
Ik sluit mijn algemene beschouwing over de gemeentebegroting voor 1996
af. De conclusie van mijn fractie is, dat Amsterdam een sociaal en
democratisch beleid nodig heeft.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
39ø Amendement van 1 november 1995 van de raadsleden K”hler, Hulsman en
mevr. Schutte inzake de aanpassing van het tarief van de onroerende-
zaakbelasting (Gemeenteblad afd. 1, nr. 616, blz. 2656).
 
40ø Amendement van 1 november 1995 van het raadslid K”hler met betrekking
tot concrete voor stellen voor parkeertarieven ((Gemeenteblad afd. 1, nr.
617, blz. 2657).
 
41ø Motie van 1 november 1995 van de raadsleden K”hler en Hulsman inzake
het afschaffen van de drempel voor de bijzondere bijstand (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 618, blz. 2658).
 
De amendementen c.q. motie worden voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.
 
De heer ROBBERS (orde): Uit het betoog van de heer K”hler heb ik
begrepen, dat hij morgenavond niet aan de financi‰le beschouwing zal
deelnemen. Het lijkt mij juist, dat deze amendementen en motie wel worden
betrokken bij de financi‰le beschouwingen van de andere fracties. Dat wordt
wel een beetje ingewikkeld.
De VOORZITTER: Wij hebben daarover in de Commissie voor de Werkwijze
Gemeenteraad kort gesproken. Bij de beantwoording door het College van
heden zal wethouder De Grave niet het woord voeren over de financi‰le
aspecten; hij zal dat morgenavond doen. Morgenavond zullen eerst de
financi‰le woordvoerders van de partijen die nog niet het woord hebben
gevoerd spreken; daarna zal dan wethouder De Grave hierop antwoorden en ook
op de opmerkingen van de sprekers van heden voor zover het financi‰le zaken
betreft.
De heer HOUTERMAN: Ik heb een opmerking van een geheel andere orde. Ik
heb de heer K”hler ge‹nterrumpeerd op een punt waar ik de plank helemaal
heb misgeslagen. Hij sprak over de kwijtschelding van Ÿ 186; mijn opmerking
sloeg op een heel ander onderwerp. Ik bied de heer K”hler hiervoor mijn
excuses aan.
 
De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. De begroting heeft als titel
meegekregen: "Wie het kleine niet eert....". Dit gezegde houdt een
waarschuwing in; een opgeheven vingertje. Pas op hoor! Als je dit niet mooi
vindt dan ben je het grote niet weerd. Het College laat echter na, ons te
vertellen wat dat grote dan wel is. Ik zet daarom tegenover die titel een
citaat uit het boek der Spreuken (Spreuken 29): "Indien visie ontbreekt,
verwildert het volk." Ook deze spreuk houdt een waarschuwing in; een waar-
schuwing aan de overheid, dat zij het volk een visie moet voorhouden. Waar
en wat is de visie van het College? Mijn fractie is vooral benieuwd naar de
visie van het College op de relatie van het bestuur van Amsterdam met zijn
burgers. Daarbij moet het ook gaan over het functioneren van het College en
de Raad. Kortom, het moet gaan over de werking van de democratie in onze
stad. Niet dat het alleen daarover moet gaan.
In mijn algemene politieke beschouwingen van vorig jaar kan men de
volgende zin teruglezen: "College, met het maken van grote fouten in de
communicatie met de burger breekt u in ‚‚n minuut meer af dan u in een uur
kunt opbouwen. De communicatie moet beter, anders kon het gebrek aan
communicatie met de burger wel eens de oorzaak worden van een historisch
fiasco bij de vorming van de stadsprovincie. Er zijn indicaties, zoals de
begrotingspost van ruim vier ton voor ROA-voorlichting, dat het College
zich van dit gevaar bewust is en maatregelen voorbereidt." Toen daarna de
uitkomst van het referendum het failliet van de communicatie met de
Amsterdammers blootlegde, zocht het College de fout niet bij zichzelf, maar
in de inhoud van de voorstellen. Onder druk van de PvdA werd de
onwetenschappelijke interpretatie van de referendum-uitkomst: een stads-
provincie in enigerlei vorm mag wel, opdeling van de gemeente Amsterdam, in
welke vorm dan ook, mag niet. De conclusie had onzes inziens echter moeten
zijn: wij hebben ernstige fouten gemaakt in de communicatie met de burger
en moeten dat traject dus overdoen, zonder ten principale te twijfelen aan
de structuur van de oplossing voor de bestuurlijke problemen van de regio
die wij hadden gevonden.
In paniek organiseert het College dan het "gesprek met de stad" om te
ontdekken wat de problemen van de Amsterdammers zijn. Op zichzelf een
loffelijk streven; het is altijd goed in gesprek te gaan met de burgers,
maar dan suggereert het College en passant ook, dat uit die gesprekken de
oplossing voor de bestuurlijke organisatie naar voren zal komen. Dat is
echter een verwachting die natuurlijk nooit wordt waargemaakt. Dat gesprek
kost vervolgens ook nog eens even dik 4 ton, welk bedrag, uit nood geboren,
door een begrotingsoverschrijding moet worden gefinancierd.
Wij hadden na deze ervaringen de stellige verwachting, dat in deze
begroting een structurele oplossing voor het gebrek aan communicatie met de
burgers zichtbaar zou worden, maar de begroting voor de afdeling Voorlich-
ting en Externe Betrekkingen is zelfs 8,9 ton lager dan vorig jaar. Ik stel
voor, in deze begroting tenminste 1 miljoen gulden structurele ruimte vrij
te maken om, na gedegen onderzoek, de communicatie met de burgers vorm te
geven en uit te voeren. Had overigens een bedragje van Ÿ 50.000 voor de
Gemeentedag er nu echt niet meer ingepast? Is dat te rijmen met uw aandacht
voor het kleine? Getuigt dat van interesse voor het directe contact met de
burger? Ik dien twee moties ter zake in.
Wat ontbreekt is een visie van het College met betrekking tot de
communicatie met de Amsterdammers, maar niet alleen een visie op
communicatie. Helaas ontbreekt ook een standvastige visie op de ontwikke-
lingen in de stad. Men kan alleen maar een vruchtbare communicatie met de
burger voeren als men een visie ontwikkelt op de bestuursorganisatorische
problemen en de oplossing daarvan en die visie met argumentatie aan de
Amsterdammers voorlegt. Premier Kok heb ik horen zeggen dat bestuurders die
niet tot het ontwikkelen van zo'n visie en het maken van een keuze in staat
zijn, niet in de politiek thuishoren. Gaat iemand in het College zich die
uitspraak aantrekken?
Het ontwikkelen van een visie op de bestuurlijke toekomst van onze stad
en regio moet door middel van een open discussie in de Raad tot stand
komen. Een open discussie waarin argumenten gelden. Een quasi-discussie
waaruit door dictaten vooraf alle bewegingsruimte is verwijderd hoort in
deze Raad niet thuis en doet afbreuk aan het functioneren van de
democratie. Nu ik het over de discussie in de Raad heb, wil ik aan mijn
collegae in deze Raad de vraag voorleggen of een regelmatige evaluatie van
het functioneren van de Raad en de commissies van advies in hun openbare
handelingen niet dringend gewenst is. Wanvertoningen als de raadsdiscussies
over de uitvoering van de motie-Tammens c.s., of de interpretatie van art.
1.4 van de referendumverordening moeten toch kunnen worden voorkomen,
anders vrees ik het ergste voor de toekomst. Dergelijke vertoningen dragen
niet bij aan het verbeteren van het beeld dat men in de stad moet hebben
van de rationele, vrije meningsvorming en besluitvorming in het politieke
forum van deze stad en al helemaal niet aan het verbeteren van de
communicatie met de burger.
In de eerste helft van 1996 zal het College de Raad een zogenaamde mid-
term review voorleggen. Het is de bedoeling dat, als reactie op die
evaluatie midweegs, voor de zomer een aantal richtinggevende uitspraken
wordt gedaan in verband met de begroting voor 1997. Betekent dit, dat wij
tot die evaluatie midweegs moeten wachten om de visie van het College te
vernemen? Mij lijkt een dergelijk debat over de evaluatie midweegs ook uit
het oogpunt van het functioneren van de Raad, als hoogste bestuursorgaan in
de gemeente, een zeer nuttige zaak, maar ik bedoel dan wel de hele Raad en
niet alleen de collegepartijen. Zo'n debat mag niet bij voorbaat verworden
tot een farce doordat de collegepartijen vooraf vastleggen wat de uitkomst
van het raadsdebat moet zijn. Wij vinden dat in dat debat moet worden
gediscussieerd over de structurele ruimte ten dienste van de communicatie
met de burger; circa 1 miljoen gulden. Ook zal de invulling van de alom
gevraagde regiefunctie van de centrale stad op verschillende terreinen,
zoals sociaal cultureel werk, onderwijs en sport, structurele middelen
vergen. Ik ben van mening, dat die structurele middelen zeker 1 miljoen
gulden zullen vergen.
Wellicht dat in die discussie ook een wijziging van de financi‰le
verhouding met het Gemeentelijk Havenbedrijf een plaats kan krijgen; op het
Gemeentelijk Havenbedrijf kom ik later nog terug.
Wil het vorengaande nu zeggen dat wij het met de begrotingsopzet
helemaal niet eens zijn? Nee, wij kunnen ons in de hoofdlijnen van de opzet
vinden. De aandacht voor het kleine, voor de belangen en problemen in de
directe omgeving van de Amsterdammer heeft onze volledige steun, omdat het
in die benadering gaat om het onderhoud van de openbare ruimte; omdat het
dan gaat om het gevoel van veiligheid van de Amsterdammers; omdat het dan
gaat om een tram en bus die op tijd rijden; omdat het dan gaat het om de
menselijke maat in de contacten tussen overheid en burger. Het CDA erkent
graag, dat het gevecht tegen vervuiling en verloedering van de stad dat het
College levert een taaie strijd is, maar het is er wel een die moet worden
geleverd en duidelijk zichtbaar succes moet opleveren. De plannen om in de
komende jaren extra middelen in te zetten voor het inlopen van ach-
terstallig onderhoud aan de openbare ruimte steunen wij van harte en dat
geldt onverkort voor de operatie "schoon door de poort", welke die poort
dan ook moge zijn.
Ook het CDA weet, dat het gevoel van onveiligheid voor veel mensen Ä
vooral ouderen Ä de oorzaak is van vereenzaming en vervreemding, maar wij
menen ook tekenen waar te nemen dat dat onveiligheidsgevoel begint af te
nemen. De organisatie van de Politie in wijkteams, de Stadswachten en
Flatwachten, de conducteurs en conci‰rges vormen in belangrijke mate
daarvoor de basis. Zij staan dagelijks in de voorste linie en de
Amsterdammer ziet en voelt hun aanwezigheid. Het effect op het
veiligheidsgevoel wordt beleefd. Men zou die zorg nog meer zien en voelen
als de Politie merkbaar meer aandacht zou besteden aan haar handhavingstaak
ten opzichte van verkeersdeelnemers, een onderwerp dat een pagina in mijn
algemene beschouwing zou moeten beslaan, maar waarvoor ik helaas geen tijd
heb. In de Commissie voor Verkeer enz. zullen wij daar zeker op terugkomen.
Een bestuur dat dit alles voor elkaar krijgt verdient ondersteuning,
omdat dat bestuur heeft aangetoond aandacht te hebben voor en invloed te
willen uitoefenen op de directe leefomstandigheden van de individuele
burger. Wellicht komt het dan ook nog eens zover dat, als de gemeentelijke
Ombudsman constateert dat er in het contact tussen een burger en de
overheid iets is misgegaan, niet alleen de fout wordt gecorrigeerd maar ook
de verhouding met de betrokken burger wordt hersteld. Wij vragen hier nu al
jaren om, maar blijkbaar is dat niet of nauwelijks op te brengen. College,
let op uw zaak en verhoog de aandacht die u hebt voor de burgers van deze
stad, ook als het gaat om individuele contacten. Ook daar geldt: Wie het
kleine niet eert...
De zorg voor de kwetsbare groepen in onze samenleving heeft in deze
missive een eigen plaats gekregen en dat verheugt ons. Aandacht voor de
jeugd, werklozen, ouderen en verslaafden, kortom aandacht voor alle
Amsterdammers die in een kwetsbare positie verkeren, heeft onze steun, maar
kan het College ons duidelijk maken waarom het de gedane toezeggingen als
het gaat om gokverslaafden alsmaar niet nakomt? Is het deze groep
kwetsbaren gewoon vergeten of steekt daar "beleid" achter?
Vrijwilligers kunnen een uiterst belangrijke taak vervullen bij het
waarmaken van de doelstellingen betreffende de bescherming van kwetsbare
groepen in de samenleving. Daarom doen wij, zoals elk jaar, weer een beroep
op het College om meer aandacht te besteden aan het vrijwilligerswerk. Daar
liggen grote kansen voor de overheid om in contact te komen met positief
ingestelde Amsterdammers.
Een onderwerp dat in deze algemene politieke beschouwingen niet
onbesproken mag blijven is het beleid dat moet leiden tot een drastische
vermindering van de werkloosheid in onze stad; de eerste prioriteit in het
collegeprogramma. Voor het CDA geldt het bevorderen van werkgelegenheid in
het bedrijfsleven nog altijd als de koninklijke weg. Zit er op dit punt
voldoende vaart in het Economisch Actieprogramma? Kan in dit kader de
herstructurering van bedrijfsterreinen worden gepromoveerd van een
incidentele tot een structurele benadering, gericht op de stimulering van
het midden- en kleinbedrijf? Is in dit verband ook de titel van de missive
van toepassing? Gaat het College het midden- en kleinbedrijf daadwerkelijk
extra impulsen geven om de werkgelegenheid te behouden of nog liever te
bevorderen? Kan het College mij voorrekenen wat de werkgelegenheidseffecten
zijn van de lastenverminderingen, onder andere door verlaging van de
energietarieven, die het in deze begroting aan het bedrijfsleven
toeschuift? Hoe werkt dat op het midden- en kleinbedrijf uit? Was dat geld
niet beter besteed aan concrete investeringen in werkgelegenheidsbevorde-
rende projecten? Waarom vind ik nergens een hernieuwde inschatting van de
werkgelegenheidseffecten van de versnelde aanleg van de Westrandweg? Wij
blijven van mening dat zulke verbeteringen van de infrastructuur essentieel
zijn voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid.
Ook het CDA realiseert zich, dat de marktsector op dit moment
onvoldoende soelaas biedt voor het arbeidsaanbod aan de onderkant van het
loongebouw. Onorthodoxe maatregelen in de sfeer van additionele arbeid zijn
daarom gewenst. Het ambitieniveau van het College is op dit punt hoog. Dat
waarderen wij, maar wij willen het College wel op grond van concrete
cijfers afrekenen. Kunnen wij die cijfers daarom spoedig verwachten?
Wij hebben nog een kanttekening. Als de eerste euforie over de grote
plannen voorbij is, zullen politieke vragen opduiken over de aard van
additionele banen. Waarom heeft een grote kruidenier tegenwoordig een JWG-
regeling nodig om de jongste bediende in het bedrijf op te leiden? Hoefden
vorige generaties schoolverlaters niet te leren hoe de kassa te bedienen?
Waarom klagen mensen van de sociale werkvoorziening, dat de stadsdelen
liever een aantal Melkert-banen voor het groenonderhoud reserveren dan dat
zij worden ingehuurd? Welk deel van het salaris van de flatwachten gaan de
huurders op termijn zelf financieren? In Frankrijk heeft elk woonblok een
regulier betaalde conci‰rge.
Het CDA is vaak geneigd de sociale partners medeverantwoordelijk te
maken voor deze keuzen, overigens niet altijd met evenveel succes. Het
College wil dat niet, maar dan draagt het College en niemand anders de
politieke verantwoordelijkheid voor het aangeven van de grenzen van
verdringing en concurrentievervalsing, ook al is de uitvoering van genoemde
regelingen ondergebracht bij de NV Werk. Het College zal spoedig een
duidelijke en verdedigbare visie op deze problematiek moeten ontwikkelen,
anders zal de steun voor zijn beleid langzaam maar zeker wegebben.
De grootste motoren voor de ontwikkeling van industri‰le werkgelegenheid
in onze regio zijn Schiphol en de Amsterdamse haven. Over Schiphol horen
wij genoeg, maar hoe gaat het nu werkelijk met de haven? Staat het College
volledig achter de plannen die de directie van het Gemeentelijk
Havenbedrijf ontwikkelt? Wordt het niet eens tijd om te bezien of de
formule voor de afdrachten van het Gemeentelijk Havenbedrijf aan de
gemeente moet worden bijgesteld en wel zodanig dat daaruit de meest
werkgelegenheidsbevorderende impulsen voortkomen?
Ik beperk mij in deze algemene beschouwingen tot deze hoofdpunten, te
weten: communicatie, een leefbare stad en werkgelegenheid,en daarom rond ik
nu af.
Wij hebben waardering voor het financi‰le beleid van het College. Wij
waarderen de ijver en inzet waarmee de collegeleden werken aan de hun
gestelde taken, zoals werkgelegenheid en veiligheid.
Wij hebben echter zware kritiek op het gebrek aan visie dat dit College
ten toon spreidt ten aanzien van de communicatie met de Amsterdammers en de
oplossing van de bestuurlijke problemen van de regio.
Wij zijn van mening dat met voortvarendheid moet worden gewerkt aan de
totstandkoming van een direct gekozen regiobestuur, dat in een organisatie
van drie bestuurslagen een dusdanig grote bevoegdheid heeft dat het de
bestuurlijke knopen op het gebied van economie, infrastructuur, Ruimtelijke
Ordening en Volkshuisvesting kan doorhakken. De omvang van die regio moet
zodanig zijn dat de bestuurlijke invloed op de ontwikkeling van zowel
lucht- als zeehaven adequaat is en dat er evenwicht bestaat tussen de
centrumgemeente Amsterdam, die zijn identiteit heeft behouden, en de rest
van de regio.
 
De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
42ø Motie van 1 november 1995 van het raadslid Spit inzake een
structurele dekking van de begrotingspost communicatie (Gemeenteblad afd.
1, nr. 619, blz. 2659).
 
43ø Motie van 1 november 1995 van de raadsleden Spit en Van Bommel inzake
het voortbestaan van de Gemeentedag (Gemeenteblad afd. 1, nr. 620, blz.
2660).
 
De heer ENTHOVEN: Mijnheer de Voorzitter. Alvorens ik mijn mening, die
ten dele uit kritiek op het College bestaat, uiteenzet, wil ik eerst een
woord van dank richten aan het adres van de ambtenaren die hebben
bijgedragen aan het tot stand komen van de begrotingsstukken, die steeds
meer op een encyclopedie gaan lijken.
In de eerste plaats wil ik mijn mening uiten ten aanzien van de houding
van het College inzake het referendum met betrekking tot de Stadsprovincie
Amsterdam. Het College kent het standpunt van de CD. Wij zijn tegen
opdeling van Amsterdam. De totstandkoming van de Stadsprovincie Amsterdam
levert geen enkele bijdrage tot het oplossen van de grootstedelijke
problematiek. De Amsterdamse bevolking heeft vrijwel unaniem tegen gestemd.
Het College heeft daarop positief gereageerd en verkondigd dat het de
mening van de bevolking zal verdedigen ten opzichte van het eventuele
negatieve besluit uit Den Haag op het referendum. De CD hoopt dat het
standpunt van het College ongewijzigd zal blijven.
Het College is er niet in geslaagd de CD ervan te overtuigen dat het
maatschappelijk leven in Amsterdam in 1996 vooruitgang zal boeken. De CD is
van mening, dat het maatschappelijk leven in Amsterdam verder ontwricht zal
raken. Dit hebben wij te danken aan een paarse coalitie in Den Haag en
Amsterdam, met als coalitie-partner de VVD. Het is onbegrijpelijk dat,
ondanks de grote ontevredenheid van partijleider Bolkestein, de coalitie
tot op heden geen scheur vertoont. Goeroe Kok heeft blijkbaar zoveel macht
over Bolkestein dat deze telkens weer schoorvoetend inbindt, stukje bij
stukje en vooral niet te veel in een keer, anders krijgen de stemmers van
de laatste verkiezingen argwaan en ...
(De heer HOUTERMAN: Kunt u ‚‚n concreet voorbeeld noemen waar de heer
Bolkestein heeft ingebonden?)
De heer Bolkestein geeft uiteraard niet toe dat hij inbindt, maar naar
onze mening ligt het asielbeleid van de VVD op een ander vlak dan waarvoor
zij nu uitkomt.
(De heer HOUTERMAN: De VVD is een loyale regeringspartner. Als de
Regering iets voorstelt en uitvoert, staat de VVD daar voor 100%
achter.)
Met andere woorden: door het regeerakkoord zit de VVD daaraan vast.
(De heer HOUTERMAN: Van harte!)
Ik vind het dan vreemd dat er mensen wel op de VVD hebben gestemd die het
in principe niet eens zijn met wat u nu verkondigt.
(De heer HOUTERMAN: Die zijn wellicht bij u terechtgekomen.)
Wij zullen dat wel zien bij de volgende verkiezingen.
Ik vervolg mijn betoog. De stemmers van de laatste verkiezingen krijgen
dan argwaan en stemmen wel op de CD en dat wil Goeroe Kok absoluut
vermijden.
De heer Bolkestein zit vast aan het regeerakkoord en lijkt dat niet erg
te vinden. De mooie beloften aan de kiezers waren zeepbellen waar weinig
van over is. Onder aanvoering van de PvdA wordt de grootstedelijke
problematiek groter en groter. De PvdA is voorstandster van een etnische
multiculturele samenleving. Dit draaiboek dateert al uit de tijd van de
heer Den Uyl.
Amsterdam heeft momenteel een bevolkingssamenstelling van ruim 40%
allochtonen, van wie het overgrote deel bestaat uit jongeren onder de 20
jaar; 58% van de Amsterdamse jongeren onder de 20 jaar behoort tot een
etnische minderheid. Over 15 tot 20 jaar zal het percentage jongeren
opgelopen zijn tot 70% en zal de Amsterdamse bevolking voor meer dan de
helft uit een etnische meerderheid bestaan. Is het de bedoeling dat de
oorspronkelijke bevolking wordt opgeheven, zodat Amsterdam over 50 jaar een
grote etnische meerderheid is waarin de oorspronkelijke Amsterdammer niets
meer te vertellen heeft? Als het aan de CD ligt zal dit niet gebeuren; wij
zullen ons hiertegen blijven verzetten, ondanks de grote weerstand van de
tegenstanders in onder andere dit College en deze Raad.
(De heer VAN DER LAAN: De meeste mensen weten wel waar zij
oorspronkelijk vandaan komen. Komt u misschien uit Eindhoven?
Dat is niet het geval.
(De heer VAN DER LAAN: Weet u dat wel zeker?)
Ik zou dat graag willen, want ik voel mij hier niet zo thuis.
(De heer VAN DER LAAN: Er staat u niets in de weg om bijvoorbeeld in
de gemeenteraad van Eindhoven zitting te nemen.)
Ik denk dat mijn taak eerder in Amsterdam ligt dan in Eindhoven.
(De heer VAN DER LAAN: In mijn betoog sprak ik erover dat het aantal
inwoners van Amsterdam van 200.000 in 1840 naar 500.000 in 1900 ging.
Waar denkt u dat die vandaan kwamen?)
Waar denkt u dat al die Amsterdammers naartoe zijn gegaan?
(De heer VAN DER LAAN: Die 300.000 mensen kwamen uit Friesland,
Drenthe en Groningen; dat waren allochtonen!)
Ik heb via de provincie Noord-Holland de cijfers opgevraagd; u krijgt
straks van mij de cijfers van het aantal allochtonen dat hier is
binnengekomen.
(De heer VAN DER LAAN: Uw opa, mijn opa en de opa's van de andere
raadsleden waren allen allochtonen.)
Is dat zo?
(De heer VAN DER LAAN: Ja, dat is zo. Die werden toen ook niet direct
door de meeste mensen met open armen ontvangen, maar het aardige van
deze stad is, dat het na verloop van tijd op een zeer goede manier
toch klikt. Alleen is het vervelend dat sommigen uit de tweede en
derde generatie dat weer vergeten.)
Ik ben blij dat ik mijzelf daaronder schaar. Ik hou er wat dat betreft
een andere opinie op na.
(De heer NIAMUT: Ik denk dat U van oorsprong uit Zuid-Afrika komt.)
Ik ben van oorsprong half-Duits; dan weet men dat ook.
(De heer VAN DER LAAN: U maakt het voor ons nog veel mooier, want het
zwakke van mijn verhaal was, dat u had kunnen zeggen dat die Friezen
enz. tenminste nog Nederlanders waren.)
Als men even verder in de tijd teruggaat, kan men constateren dat de
bevolking van het deel van Europa waar wij wonen uit germaanse volkeren
bestond.
(De heer VAN DER LAAN: Ik vind dit onthullend; alsof "germaans" ; de
grens moet worden! Ik dacht dat wij daar overheen waren. Ik hoor
zelden iemand zeggen dat de kern van deze problematiek is, of men wel
of niet germaans is.)
Wat u bent interesseert mij in het geheel niet en uw afstamming
interesseert mij ook niet.
Er komen andere tijden. Wij beschuldigen het College en zijn voorgangers
van wanbeleid. De PvdA is daarvoor de hoofdverantwoordelijke; zij heeft de
bevolking aangezet tot rassenhaat en discriminatie. Het College is
verantwoordelijk voor de grote onrust die deze stad in haar greep houdt. De
onveiligheid neemt met de dag toe: roofovervallen, inbraken, geweld enz.
Hiermee wordt de bevolking geconfronteerd. Ruim 50% van de bevolking is al
slachtoffer geweest van een inbraak of beroving. Dagelijks verneemt men via
de media hoe de jeugd voor grote onrust zorgt. Op AT5 zien wij hoe
Amsterdam-Oost geterroriseerd wordt. Ook andere stadsdelen kampen met grote
problemen. Het is algemeen bekend, dat de samenstelling van deze
veroorzakers te zoeken is onder etnische minderheden. De beelden van AT5
laten dat duidelijk zien.
(De heer K™HLER: Ik woon ook in Amsterdam-Oost, maar het is naar
mijn ervaring niet waar dat misdaden daar specifiek worden begaan
door mensen van niet-germaanse afkomst.)
Het probleem is, dat u met de fiets komt en ik met de auto. Ik moet bij
mijn auto blijven staan anders wordt die opengebroken; dat is het verschil.
(De heer K™HLER: Omdat ik met de fiets kom, spreek ik daar nog wel
eens iemand.)
Degenen met wie u spreekt wil ik misschien helemaal niet spreken.
(De heer K™HLER: U suggereert dat u het opneemt voor mensen uit die
buurt.)
Ik wil u erop wijzen, dat wij bij de verkiezingen voor de Gemeenteraad
in Oost en Noord de meeste stemmen hadden.
(De heer K™HLER: U moet dat nog maar eens nalezen, maar daar gaat het
nu niet om. Het gaat er nu om, wie die slachtoffers zijn. Bij mij in
de buurt zijn veel mensen het slachtoffer van inbraak, ongeacht of
zij germaans of blank zijn of als migrant hier naartoe zijn gekomen.)
U hoort mij niet zeggen dat zich onder de minderheden geen slachtoffers
van inbraak en beroving bevinden. Dat bedoelt u toch!
(De heer K™HLER: Dat suggereert u wel.)
 
Ik heb alleen verwezen naar de beelden van AT5 en naar de veroorzakers
van de problemen. Als dat niet juist is, zendt AT5 verkeerde beelden uit.
Dit werkt rassenhaat in de hand en de CD vindt dat het collegebeleid
daarvoor verantwoordelijk is. De CD wordt ervan beschuldigd, dat zij daar
misbruik van maakt en dat dit haar voedingsbodem is. Indien dat zo is,
heeft het beleid die bodem gecre‰erd; het College is daarvoor
verantwoordelijk en niet de CD. Het antwoord zal wel zijn, dat het College
niet verantwoordelijk is voor het toelatingsbeleid, aangezien dit landelijk
beleid is en dat men daarin hier geen inspraak heeft. In dat geval erkent
u, dat u het niet volledig eens bent met het toelatingsbeleid waardoor de
grotere steden worden opgezadeld met gigantische problemen.
Grote groepen vreemdelingen zullen in de toekomst hun deel onderling
opeisen. Dit zal escaleren en tot onderlinge machtsverhoudingen leiden. De
aantallen die de afgelopen tien jaar ons land zijn binnengekomen zijn
schrikbarend hoog. Ik noem u de cijfers vanaf 1992: in 1992 ruim 136.000
nieuwkomers; in 1993 ruim 154.000 nieuwkomers; in 1994 ruim 153.000
nieuwkomers. Voor 1995 zijn de cijfers nog niet beschikbaar. Voornoemde
cijfers zijn inclusief de vluchtelingen. Als wij de Europeanen hiervan
aftrekken, blijven er over de afgelopen drie jaar ruim 300.000
vreemdelingen van buiten Europa over, van wie een groot deel in de
Amsterdamse samenleving is gekomen. Amsterdam zal daar niet tegen
opgewassen zijn.
De problemen uiten zich nu al in het stadsdeel De Baarsjes contra Aya
Sofya, die wil bepalen hoe een deel van het stadsdeel eruit moet komen te
zien en wie daarin mogen wonen. Het is onbegrijpelijk dat het zover heeft
kunnen komen. Dit is het gevolg van de verkapte democratie en overdreven
tolerantie. De door het College gewenste integratie zal nooit bereikt
worden, omdat de aantallen minderheden volledig uit de hand zijn gelopen.
Zij zullen hun rechten opeisen en hun cultuur vasthouden en uitbreiden. De
CD is hier fel op tegen; wij zijn voor onteigening van het Riva-terrein,
desnoods via wetswijziging. Indien wij toestaan dat cultuur en geloof ons
de wet trachten op te leggen is dat het begin van het einde van onze
democratie. Ook al verliest Aya Sofya en krijgt het stadsdeel gelijk, dan
nog is de strijd niet gestreden. Zij hebben in het verleden al aangekondigd
op te roepen tot burgerlijke ongehoorzaamheid of nog erger. In dat geval
zijn rassenrellen niet uitgesloten. Het is zeer waarschijnlijk dat binnen
afzienbare tijd de cultuurconflicten volledig uit de hand gaan lopen.
(De heer VAN DER LAAN: U zegt, dat zij hebben opgeroepen tot
burgerlijke ongehoorzaamheid. U vindt dat ernstig?)
Inderdaad.
(De heer VAN DER LAAN: Ik herinner mij dat een van uw buurmannen Ä
hij is hier al anderhalf jaar niet aanwezig Ä heel veel verder is
gegaan dan burgerlijke ongehoorzaamheid; die heeft namelijk een
brandbommetje in zijn hand gehad. Waarover spreken wij nu?)
Wij hebben toch zelf onze buurman veroordeeld! Dat de rechter het niet
heeft gedaan zoals wij hadden gewild, is zijn afweging. Wij hebben verder
niets te maken met wat de rechter beslist.
(De heer VAN DER LAAN: Ik vind het toch erg brutaal om, als men lid
is van een partij waarin geweld in die orde, weliswaar door enkele
leden, als een strijdbaar strijdmiddel werd geoordeeld Ä natuurlijk
heeft men hem uit de partij gegooid, anders was u er zelf uitgegooid
þ de actie tegen een bestemmingsplan een schande te vinden en als
oorzaak aan te wijzen van rassenrellen; dat is meten met twee
gigantisch verschillende maten.)
U verdoezelt steeds de ware problemen. U gaat niet uit van wat er
werkelijk in deze stad heerst.
(De heer VAN DER LAAN: Ik zegt altijd dat het doel en de middelen met
elkaar in verhouding moeten staan. U valt mensen nu aan op
burgerlijke ongehoorzaamheid als actiemiddel, terwijl u zelf...)
Dat hebben zij in het verleden zelf verklaard.
(De heer VAN DER LAAN: Als iemand is die zijn mond moet houden over
de actiemiddelen van anderen, zijn het wel de Centrumdemocraten!)
Dat ligt op een ander terrein. Wij laten de geluiden horen die andere
partijen voor het overgrote deel verdoezelen.
(De heer VAN DER LAAN: U zegt het niet met veel gezag.)
U begrijpt natuurlijk ook wel, dat het overgrote deel waarover ik sprak
tegen de PvdA is gericht.
(De heer VAN DER LAAN: Ik beschouw dit echt als een compliment.)
Ik begrijp dat; in het verleden hebt u teveel stemmen gehaald. Dit
groeit vanzelf, men hoeft er niets aan te doen.
Worden de Amsterdammers van nu niet vergeten in de drang om Amsterdam
een goede uitgangspositie in de 21ste eeuw te bezorgen? Men hoeft zich
daarover niet bezorgd te maken; de toekomst van Amsterdam staat vast. Een
multiculturele of multiraciale samenleving zal weinig belangstelling hebben
in een toekomst zoals het College die voor ogen heeft. Vergeet niet, dat de
bevolkingssamenstelling er in het jaar 2040 totaal anders zal uitzien dan
nu. Mogelijk heeft elk stadsdeel dan drie of vier moskee‰n, zij zullen het
stadsbeeld gaan bepalen en trachten hun eigen wetten in te voeren, zeer
waarschijnlijk via referenda en eigen politieke partijen. Voor politici van
Nederlandse afkomst zal er in deze Raad geen plaats meer zijn. Dit
schrikbeeld kan alleen gekeerd worden als er krachtige maatregelen worden
genomen op landelijk niveau. Allereerst zal er een actief opsporingsbeleid
moeten komen ten aanzien van illegalen. Criminele buitenlanders moeten
direct teruggestuurd worden naar het land van herkomst en de grenzen moeten
worden gesloten. Er moet een beleid worden gevoerd waarbij kansarme
vreemdelingen gestimuleerd worden terug te keren naar eigen land.
Zorg voor kwetsbare groepen, Amsterdammertjes van welke kleur of
herkomst dan ook. Het College heeft dit goed weergegeven; de helft is al
van een andere kleur of herkomst, met andere sociaal-maatschappelijke
gewoonten. Dit vindt zijn oorsprong in de opvoeding. Elke hier aanwezige
cultuur heeft andere normen en waarden. Nu probeert het College een passend
concept te vinden om deze grote verschillen in een systeem te laten opgaan.
(De heer HOUTERMAN: Het is positief dat u spreekt over andere normen
en waarden, waarmee u eigenlijk zegt dat mensen met een andere
nationaliteit ook betere normen en waarden kunnen hebben, waaraan wij
ook wat kunnen hebben.Is dit ook uw interpretatie van andere normen
en waarden?)
Beter hoort u mij niet zeggen.
(De heer HOUTERMAN: Slechter ook niet.)
Het is niet aan mij om dat te beslissen. Ik ben hier niet om culturen
ervan te beschuldigen dat zij in het maatschappelijk leven van hun eigen
herkomst beter functioneren dan in onze eigen herkomst. Zij horen thuis in
een andere omgeving.
(De heer HOUTERMAN: U hebt zelf geen problemen met die normen en
waarden?)
Ik vind het bijzonder sneu voor deze mensen dat zij zich hier niet
thuisvoelen. Ik vind het dan humanitair als wij deze mensen terugsturen met
nog een bonusje toe.
(De heer NIAMUT: Ik wens het u niet toe, maar stel dat u een
hartaanval krijgt en u wordt met spoed afgevoerd naar het ziekenhuis,
waar u op dat moment alleen kunt worden geholpen door een directe
ingreep, terwijl die ingreep slechts kan worden gedaan voor iemand
van niet-germaanse afkomst. U komt op dat moment weer even bij kennis
en u ziet in ‚‚n oogopslag dat de desbetreffende arts van niet-
germaanse afkomst is. Beslist u op dat moment dan om door die persoon
te worden geholpen of laat u zich dan niet helpen?)
Dat zou misschien nog een twijfelgeval kunnen zijn, waarvoor ik op dat
moment geen tijd meer zal hebben; ik leg dus zeer waarschijnlijk het
loodje. Ik vind dit overigens wel een bijzonder onzinnige vraag. De heer
Niamut gaat eraan voorbij dat wij nu praten over het feit dat wij in
Nederland met een groot probleem zitten. Dat kan dan wel aan alle kanten
worden verdoezeld, door bijvoorbeeld te stellen dat het onontkoombaar is
dat wij hier een multiculturele samenleving krijgen. Men heeft mij nooit
horen zeggen, dat ik erop tegen ben dat bekwame mensen, die een verrijking
voor de samenleving zijn, hier niet mogen zijn. In elk land wonen
buitenlanders, ook wij zitten overal, alleen wel met andere normen en
verplichtingen. Geen land ter wereld is wat dat betreft zo tolerant als
Nederland.
(De heer NIAMUT: Uw antwoord is voor mij heel duidelijk.)
Het College kan niet de opvoeding van bepaalde groeperingen overnemen
die ervan uitgaan, dat wanneer de kinderen buiten het ouderlijk huis zijn,
de school en de Politie de opvoeding overnemen. Het College weet zelf hoe
moeilijk onderwijskrachten het momenteel hebben; niet zij bepalen de wet op
de scholen, dat doen de leerlingen, desnoods met de nodige dosis geweld en
brutaliteit. Deze wijze van optreden zet zich voort bij het verlaten van de
school. Uiteraard zijn uitzonderingen van toepassing. Zorg voor kwetsbare
groepen, welke groepen worden hiermee bedoeld? Zij die achter de lessenaar
staan en zij die later de werkgever zullen zijn, of de " Amsterdammertjes"?
De eerste groep lijkt mij meer voor de hand te liggen. De situatie die zich
nu afspeelt op de scholen zal zich voor een groot deel straks ook op de
werkvloer afspelen. De kinderen die nu op de lagere school zitten, zullen
worden geconfronteerd met grote onderlinge verschillen in culturen en
geloofsovertuigingen. Dit zal leiden tot botsingen en aanpassingsproblemen.
De plannen die betrekking hebben op integratie berusten op fictie. Wij
weten allemaal dat in landen waar meerdere culturen dominant aanwezig zijn,
de integratie volledig is mislukt, onder andere in de Verenigde Staten van
Amerika, de voormalige Sovjet-Unie en het voormalige Joegoslavi‰. Positieve
discriminatie bood ook hier geen alternatief, maar leidde tot grotere
tegenstellingen. Het is een vaststaand feit, dat bepaalde etnische
groeperingen uit geloofsovertuiging niet aan geboortebeperking zullen doen.
Door dat standpunt zal de balans ernstig verstoord raken. Deze groepen
zullen door hun bevolkingsgroei een groot deel van de Amsterdamse economie
opeisen en....
(De heer K™HLER: Bedoelt u daarmee de Amsterdamse katholieken? U
maakte een koppeling tussen geboortebeperking en geloof.)
Het is naar mijn mening een equivalent uit het verleden van de
katholieken.
(De VOORZITTER: Wilt u wel binnen de grenzen van het betamelijke
blijven als het gaat om over wat u over grote delen van de
Amsterdamse bevolking zegt? Ik heb tot nu toe niet ingegrepen, omdat
ik denk dat u die grens net niet overschrijdt, maar u moet wel weten
dat u voor wat u hier doet met de bescherming die u hebt als raadslid
niet strafrechtelijk kunt worden vervolgd. U zit wel steeds erg tegen
de grens aan en uit de vele interrupties van andere raadsleden merkt
u, dat u buitengewoon veel irritatie wekt met uw betoog, dat zich
regelrecht richt tegen ongeveer een derde van onze bevolking. Ik vind
dat u bijzonder moet opletten, anders zal ik u het woord moeten
ontnemen.)
Ik uit mij toch niet beledigend?
Ik vervolg mijn betoog. Deze groepen zullen door middel van hun
bevolkingsgroei een groot deel van de Amsterdamse economie opeisen en
daarmee een groot deel van de werkgelegenheid aan hun eigen volk toedelen.
Dit beeld vertoont zich nu al in grote mate in het kleinwinkelbedrijf,
vooral in stadsdelen als De Baarsjes, de Spaarndammerbuurt, Oost en de
Staatsliedenbuurt. Het College hoeft zich absoluut niet bezorgd te maken
over de "Amsterdammertjes" van een andere kleur of herkomst. Laat het zich
liever bezorgd maken over de oorspronkelijke Amsterdammertjes; zij hebben
nu meer hulp nodig dan ooit tevoren.
Dit laatste brengt mij bij de verslaving aan onder andere XTC en
coca‹ne. Ik veronderstel dat het College ervan op de hoogte is, dat XTC,
een harddrug, in grote hoeveelheden op houseparty's aanwezig is. Naar de
mening van de CD schiet het College tekort. Het College ziet niet in, dat
daar voor een groot deel de problematiek zit waarvan de maatschappij het
slachtoffer is. Het College is medeverantwoordelijk door houseparty's niet
in totaliteit te verbieden. Integendeel, de accijnzen op consumpties zijn
welkom om zodoende de staatskas te spekken. Dit staat in geen verhouding
tot de grote ellende die XTC veroorzaakt. Ikzelf ken enkele personen die
deze feesten bezoeken. Zij verklaarden mij dan ook dat zij twee tot drie
dagen onafgebroken feestvieren en daarna twee dagen moeten bijkomen. De
feesten beginnen op vrijdag en/of zaterdag en zijn op zondag afgelopen. Het
College begrijpt het al, van schoolopleiding of arbeidsproduktiviteit komt
niets meer terecht. Wij praten over duizenden jongeren; hier moet het
College met harde hand ingrijpen. De bezoekers zijn overigens in het
algemeen van autochtone afkomst.
Coca‹ne is vaak het vervolg op XTC of gaat er mee gepaard; zo worden op
de houseparty's de verslaafden gecre‰erd en wie weet belanden die dan weer
op de Theemsweg.
Nu wij vrijwel elke dag kunnen zien hoe slecht Politie en Justitie in
het IRT hebben gefunctioneerd en er uitvoerig aan de Commissie-van Traa
wordt medegedeeld dat een paar ton softdrugs meer of minder op de straat
brengen nu eenmaal tot het systeem behoorde, vraagt de CD zich af, hoeveel
kilo's harddrugs er in het criminele circuit zijn terechtgekomen. Met
respect voor hoofdcommissaris Nordholt, hij heeft tenslotte aan de bel
getrokken, vraag ik mij af hoeveel kinderen door deze affaire
maatschappelijk ontwricht zijn geraakt. Het brengen van tonnen drugs op de
markt heeft een prijsdaling tot gevolg gehad, waardoor de drugs voor een
veel groter deel van de jeugd bereikbaar zijn geworden. Uiteraard zal een
groot deel van de drugs naar het buitenland zijn ge‰xporteerd, maar ook in
ons land, met de Amsterdamse haven als toevoerlijn, is een groot gedeelte
in het illegale circuit gedumpt. De omringende landen zullen het IRT
bijzonder dankbaar zijn en mogelijk niet meer zo gesteld zijn op de
Amsterdamse haven. Vooral Frankrijk hekelt het tolerante Nederlandse
drugbeleid, waarin sommige justitie- en politiebeambten de grootste dealers
blijken te zijn. Indien men bewust een rol speelt in het verspreiden van
drugs, is men geen haar beter dan de criminelen, om wat voor reden dan ook.
Men heeft bewust het rechtssysteem ernstig beschadigd.
Tot op heden heb ik van het College niet vernomen wat voor rol Amsterdam
in de IRT-affaire heeft gespeeld, met name als toevoerlijn. Men bekommert
zich niet over de gevolgen van het IRT-drama, het College zwijgt. Nu de
prijzen van de drugs weer stijgen, zien wij ook weer een toename van de
kleine criminaliteit. De inbraken nemen toe, vooral in Amsterdam-Zuidoost.
De Politie heeft dat op mijn vraag toegegeven; mogelijk zal het nog verder
stijgen, was het antwoord. Wij zullen ons dan ook met verschillende
verzekeringsmaatschappijen in verbinding stellen om exacte cijfers te
achterhalen. Mogelijk zullen de verzekeringsmaatschappijen, indien onze
theorie aantoonbaar is, dat in de publiciteit brengen en mogelijk als
vervolg daarop de verzekeringspremies wederom verhogen. De Amsterdamse
burgers betalen de rekening.
De CD is van mening, dat Amsterdam in de periode dat dit paarse College
bestaat veel van zijn karakter heeft verloren. De stad is met de komst van
dit paarse College zijn soevereiniteit kwijtgeraakt, waardoor
andersdenkenden zullen trachten deze te bemachtigen.
De algemene indruk is naar het inzicht van de CD over dit College dat
het te weinig de sociologie hanteert ten opzichte van wat de
oorspronkelijke Amsterdammers bezig houdt en daaraan te weinig aandacht
besteedt.
 
De discussie wordt geschorst.
 
De vergadering wordt om 16.40 uur geschorst tot 19.30 uur.