Bron:   Raad
Type dokument:  Voordracht
Nummer Gemeenteblad:    558
Titel:
   Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid Van Duijn inzake de
   gevolgen van de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
Datum publikatie:       19951017
Afdeling / Politieke partij:    De Groenen


Nr. 558.    Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid Van Duijn
            inzake de gevolgen van de aanleg van de Noord-Zuidlijn.

                                                 Amsterdam, 17 oktober 1995.

   Aan de Gemeenteraad

   Het raadslid R.H.G. van Duijn heeft op 18 september 1995, op grond van
art. 18 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de
Gemeenteraad, de volgende schriftelijke vragen tot het College van
Burgemeester en Wethouders gericht:

   1.  Is het College van Burgemeester en Wethouders bereid het externe
bureau dat een onafhankelijk onderzoek zal verrichten naar de noodzaak van
de Noord-Zuidlijn, de volgende stellingen op hun merites te laten
doorlichten?

a  De Noord-Zuidlijn gaat concurreren met de betere delen van het tram- en
   busnet, waardoor ten minste de trams 5, 24 en 25, alsmede sneltram 51
   als radiaalverbindingen zullen verdwijnen.

b  De bewoners van Amsterdam-Noord zullen, om de rit naar het Centraal
   Station te maken, als de Noord-Zuidlijn wordt gerealiseerd, veelal
   moeten overstappen van de bus op de metro, terwijl zij nu het Centraal
   Station zonder overstappen bereiken.

c  De Noord-Zuidlijn is niet meer dan een vervanging van delen van het
   bestaande bus- en tramnet.

   2.   Is het College van Burgemeester en Wethouders bereid het externe
bureau ook een alternatief te laten onderzoeken voor de Noord-Zuidlijn dat
ervan uitgaat dat uitbreiding van het openbaar vervoer in de allereerste
plaats gezocht moet worden in het realiseren van een openbaar-vervoerring
rond de stad en dus prioriteit geeft aan het sluiten van de ring door
middel van een railverbinding tussen het Station Sloterdijk en het Centraal
Station, waarbinnen een beter en frequenter bus- en tramnet zijn werk met
meer effect kan verrichten?

   3.   Wil het College van Burgemeester en Wethouders, in verband met de
urgentie van de vorige vraag, het bureau tevens een onderzoek naar de
realiseerbaarheid van een bovengronds metrostation, annex busparkeerplaats
aan de noordzijde van het IJ, tegenover het Centraal Station, laten doen,
onder de voorwaarde dat dit rechtstreeks, via een tunnel, wordt verbonden
aan de in vraag 2 bedoelde ring? Als dit metro-/busstation in een directe
verbinding met het Centraal Station zou worden gebracht (via een "people
mover", een ondergronds rollend trottoir of iets dergelijks), zou dit de
bereikbaarheid van Amsterdam-Noord per openbaar vervoer sterk verbeteren
zonder dat het ten koste van het bestaande tram- en busnet zou gaan,
terwijl bovendien de financiële gevolgen van de investering veel geringer
zouden zijn dan bij de geplande Noord-Zuidlijn. Als voorbeeld van een
dergelijke opzet is hierbij overgelegd de schets die gemaakt is door de
heer Nering.

   Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende medegedeeld.

   Onlangs heeft het College van Burgemeester en Wethouders besloten de
resultaten van het vervoerswaardeonderzoek, uitgevoerd onder
verantwoordelijkheid van het Gemeentevervoerbedrijf (GVB), door een derde
partij te laten beoordelen; dit naar aanleiding van enerzijds de
kanttekeningen van de directeur van het GVB omtrent de onzekerheden met
betrekking tot de implementatie van het flankerend beleid en de
ontwikkeling in de financieringsmethodiek van het rijk, anderzijds om de
twijfels weg te nemen over het realiteitsgehalte van de toegepaste input-
waarde en van de uitkomsten van het vervoerswaarde-onderzoek.
   Het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders behelst twee
separaat te behandelen onderwerpen.
   Ten eerste wordt het vervoerswaardeonderzoek met betrekking tot de
Noord-Zuidlijn en het tram-/busnet aangevuld met een "slecht weer"-scenario
op basis van verschillende input-waarden ten aanzien van de
beleidsuitgangspunten. Het doel van deze exercitie is om het
gemeentebestuur in de gelegenheid te stellen de risico's van gewijzigd
beleid te onderkennen, op basis waarvan een gedegen afweging kan worden
gemaakt van de voor- en nadelen.
   Ten tweede wordt een extern onafhankelijk bureau ingeschakeld om de
uitkomsten van het vervolg-vervoerswaardeonderzoek te beoordelen. Het doel
ervan is na te gaan, of het onderzoek voldoende betrouwbare uitkomsten
geeft.
   Gezien dit besluit, wordt een ambtelijke begeleidingscommissie
samengesteld ter begeleiding van voormeld onderzoek. Het Platform Metro is
uitgenodigd een externe deskundige aan te wijzen die zitting zal nemen in
deze begeleidingscommissie. Deze begeleidingscommissie bestaat voorts uit
een vertegenwoordiger van de afdeling Verkeer en Vervoer van de
hoofdafdeling Verkeer, Beheer en Milieu der Secretarie, de afdeling Verkeer
en Vervoer van de Dienst Ruimtelijke Ordening, de afdeling Strategische
Planning van het Gemeentevervoerbedrijf en het Opdrachtgeversbureau Noord-
Zuidlijn.
   Gezien het vorenstaande luidt het antwoord van het College van
Burgemeester en Wethouders op de vragen van vragensteller als volgt:

   1.   Neen.

a  In het rapport met betrekking tot het vervoerswaardeonderzoek zijn de
   mogelijke gevolgen voor het bestaande tram-/busnet aangegeven. Het
   aanvullende vervoerswaardeonderzoek zal aangeven wat de consequenties
   zijn bij gewijzigde uitgangspunten. De vaststelling van het lijnennet is
   een besluit dat op politiek niveau wordt genomen.

b  Met betrekking tot de bewoners van Amsterdam-Noord gaan de berekeningen
   ervan uit dat alleen de mensen die voordeel hebben van een overstap (in
   verband met tijdwinst), deze zullen maken.

c  De Noord-Zuidlijn heeft tot doel een kwaliteitsimpuls te geven aan het
   openbaar vervoer. Dank zij de komst van de Noord-Zuidlijn blijft het
   voorzieningenpeil van het huidige tram- en busnet op het niveau van 1993
   of hoger. Binnen het tram- en busnet zal er wel sprake zijn van een
   zekere herverdeling van het openbaar-vervoeraanbod; de radialen boeten
   wat betreft belang iets in, terwijl ringen en tangenten belangrijker
   worden.

   2 en 3.   Neen. De opdracht van het College van Burgemeester en
Wethouders luidt de vervoerswaarde van de Noord-Zuidlijn en het tram-/
busnet te onderzoeken. De opdracht bevat niet het onderzoeken van
alternatieve openbaar-vervoersystemen. Wel zal in de Nota van Beantwoording
in verband met de inspraak over de Noord-Zuidlijn worden ingegaan op de
plannen van de heer Nering.