Bron:   Raad
Type dokument:  Voordracht
Nummer Gemeenteblad:    371
Titel:
   Vervolgkrediet voorbereiding Noord-Zuidlijn voor 1995 en 1996.
Datum publikatie:       19950615
Datum Raad:     19950628
Besluit Raad:   conform besloten
Commissie van Advies
Verkeer, Milieu, Cultuur en Monumentenzorg

Datum Commissie van Advies
19950607
Datum B&W:      19950530
Portefeuille:   Wethouder Verkeer
Afdeling / Politieke partij:    Verkeer,Beheer en Milieu.
Indicateur nummer:      95/44/55 VBM


Nr. 371.    Vervolgkrediet voorbereiding Noord-Zuidlijn voor 1995 en 1996.

                                                    Amsterdam, 15 juni 1995.

   Aan de Gemeenteraad

   Verantwoording.

   Ten behoeve van de noodzakelijke geleiding van de mobiliteit is er
noodzaak voor een snelle aanleg van de Noord-Zuidlijn. Dit blijkt uit de
studies Integrale Verkeers- en Vervoersvisie voor de Noordvleugel (INVERNO)
en het Regionale Verkeers- en Vervoerplan (RVVP), uitgebracht in het kader
van Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV). De Noord-Zuidlijn is een
regionaal project, waarbij de gemeente Amsterdam is verzocht, voortvarend
de noodzakelijke voorbereidingen te treffen om tot aanleg te kunnen
overgaan.
   Het rijk is de beheerder van de financiële middelen van het
Infrastructuur-fonds en stelt de bijdrage vast voor de voorbereiding en
uitvoering van de Noord-Zuidlijn.

   Voorbereidingskrediet.

   Bij uw besluit van 9 maart 1994, nr. 165, heeft u besloten, de
voorbereidingen te starten voor de Noord-Zuidlijn en heeft een eerste
voorbereidingskrediet van 11,1 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Eind
1994 was dit voorbereidings-krediet van 11,1 miljoen gulden geheel benut.
   Ons College heeft besloten, een vervolgkredietaanvraag in procedure te
brengen zodra het antwoord van de minister van Verkeer en Waterstaat (V&W)
is ontvangen op de door ons op 18 november 1994 ingediende principe-
subsidie-aanvraag van 61,1 miljoen gulden voor de voorbereidingskosten.
   Voor het afronden van de definitiefase heeft ons College op 3 januari
1995 besloten, voorschotten van 3,9 miljoen gulden beschikbaar te stellen
tot 31 maart 1995 in afwachting van het antwoord van de minister van V&W.
   Op 14 maart 1995 hebben de directeuren van het Gemeentevervoerbedrijf
(GVB) en Financiën met het Ministerie van V&W en Rijkswaterstaat, directie
Noord-Holland, gesproken over het probleem van de voorfinanciering van de
aanzienlijke voorbereidingskosten door de gemeente Amsterdam. Door het
ministerie is naar aanleiding van de bespreking toegezegd een antwoord op
korte termijn met betrekking tot de voorbereidingskosten subsidieaanvraag
te verzorgen.
   Om de continuiteit van de voorbereidingswerkzaamheden te waarborgen,
heeft ons College op 28 maart 1995 besloten, de directeur van het GVB te
machtigen uitgaven te doen tot een bedrag van 2 miljoen gulden voor de
maand april. Een en ander vooruitlopend op het door uw Vergadering
beschikbaar te stellen tweede voorbereidingskrediet voor de periode 1995 en
1996 en vooruitlopend op het antwoord van de minister omtrent de
voorbereidingssubsidie.

   Brief minister.

   Uit het inmiddels ontvangen antwoord van de minister van 25 april 1995
is gebleken dat subsidie van de voorbereidingskosten thans binnen het
wettelijk kader niet mogelijk is. Voorbereidingskosten kunnen slechts
verrekend worden bij het afgeven van een rijksbijdragebeschikking voor het
gehele project. De minister overweegt om de Algemene Maatregel van Bestuur
(AMvB) Infrastructuurfonds op het punt van risicodeling van voorbereidings-
kosten te wijzigen. De minister denkt aan een evenwichtige verdeling over
het rijk en de gemeente (50%-50%) indien de Noord-Zuidlijn onverhoopt niet
uitgevoerd zal worden. Indien vóór het van kracht worden van deze wijziging
zou blijken dat de Noord-Zuidlijn niet doorgaat, is de minister bereid
binnen de ter beschikking staande formele mogelijkheden te handelen in de
geest van de voorgestelde wijziging. De minister onderstreept daarbij de
hoge prioriteit bij het rijk voor de Noord-Zuidlijn.
   De met de voorbereiding samenhangende rentekosten zijn subsidiabel. De
voornemens van de minister hebben ons overtuigd van haar intenties en in
die zin is de brief van de minister dan ook op 31 mei 1995 beantwoord, met
als conclusie dat op basis van de door haar genoemde evenwichtige
risicoverdeling een vervolgkrediet aan u zal worden voorgelegd.

   Planning.

   Inmiddels heeft ons College op 9 mei 1995, gezien het antwoord van de
minister, de machtiging verlengd aan de directeur van het GVB om uitgaven
te doen tot een bedrag van 2 miljoen gulden per maand tot aan het moment
van vaststelling van dit vervolgkrediet door uw Vergadering.
   De bestuurlijke behandeling van het Programma van Eisen (PvE) en het
schetsmatig voorontwerp Noord-Zuidlijn is als volgt:
-  de commissie van advies en uw Vergadering hebben de vraag behandeld het
   PvE en het schetsmatig voorontwerp Noord-Zuidlijn voor inspraak vrij te
   geven in mei 1995;
-  in juni 1995 zullen informatieavonden plaatsvinden, gevolgd door
   inspraakavonden in september;
-  de vaststelling van het PvE en het schetsmatig voorontwerp is gepland in
   november/december 1995.

   De aanlegsubsidieaanvraag wordt opgesteld op basis van het vastgestelde
PvE en het schetsmatig voorontwerp en zal in het eerste kwartaal 1996 bij
het Ministerie van V&W worden ingediend.
   Na behandeling door het Ministerie van V&W wordt de aanlegsubsidie-
beschikking verwacht in mei 1996. Het aanlegbesluit is gepland vóór de
zomer van 1996. De aanleg van de Noord-Zuidlijn is inmiddels door het rijk
in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) vanaf 1995
ingepland.

   Ontwerp.

   Bij een complex project als de Noord-Zuidlijn dient het ontwerp
ononderbroken in een ontwerp-team voortgang te vinden. De organisatie-
adviseur Toornend & Partners heeft in opdracht van het Opdrachtgeversbureau
Noord-Zuidlijn een voorstel ontwikkeld voor een nieuwe organisatie
behorende bij de volgende (ontwerp)fase. In de periode van 1 april 1995 tot
31 december 1995 zal geleidelijk worden overgegaan naar deze nieuwe
organisatie.
   Om de continuiteit te waarborgen, is het lopende contract met Witteveen
en Bos verlengd. Voor de volgende ontwerpfase zal eerst een langduriger
contract afgesloten kunnen worden als het gemeentebestuur nieuwe budgetten
voor een langere periode beschikbaar heeft gesteld.
   De voorbereidingskosten in de periode 1995-1996 worden geraamd op
2 miljoen gulden per maand. De werkzaamheden omvatten de ontwerp- en
bestekswerkzaamheden tot de uitvoering. De eerste uitvoeringswerkzaamheden,
namelijk het verplaatsen van de bus en tram op het voorplein van het
Centraal Station, starten in 1996. De uitvoering van het eerste projectdeel
van de Noord-Zuidlijn start in 1997 op het voorplein.
   Het opdrachtgeversbureau verstrekt daartoe opdrachten aan:
-  een nieuwe organisatie: het projectbureau Noord-Zuidlijn, ten behoeve
   van ontwerpwerk in de ontwerp- en bestekfase;
-  de NV Nederlandse Spoorwegen voor het ontwerp van de passage van het
   Centraal Station;
-  derden voor het doen van bodemonderzoek en studie/onderzoek,
   samenhangend met de boortechniek.

   Om vertraging van het project Noord-Zuidlijn te voorkomen, is het nodig
de ontwerp-werkzaamheden door te zetten en zonder onderbreking de volgende
(ontwerp)fase in te gaan. Deze volgende fase loopt van 1 april 1995 tot het
aanlegbesluit per medio 1996. De voorbereidingskosten voor de periode
1995-1996 bedragen 50 miljoen gulden.

   Grootstedelijk project.

   Naast voortgang in het ontwerpwerk zijn de aanwijzing van de Noord-
Zuidlijn tot grootstedelijk project en de produktie van het
lintbestemmingsplan voor de Noord-Zuidlijn van belang voor de Noord-
Zuidlijn.
   Op 31 mei 1995 heeft uw Vergadering de aanwijzing van de Noord-Zuidlijn
tot grootstedelijk project behandeld (Gemeenteblad afd. 1, nr. 293),
waarmee de bevoegdheden van de stadsdelen op 1 juni 1995 naar de centrale
stad zijn overgedragen.
   De produktie van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn ten laste van de
jaarbegroting van de Dienst Ruimtelijke Ordening loopt parallel met het
PvE.
   Nadat het PvE is vastgesteld, wordt het bestemmingsplan afgerond. Naar
verwachting is dat in het vierde kwartaal van 1995, zodat het
bestemmingsplan in het voorjaar 1996 ter visie kan worden gelegd. Een
onteigeningsplan kan wordt opgesteld ter uitvoering van het
bestemmingsplan, waarmee het beschikbaar komen van benodigde eigendommen en
de ontruiming zeker kan worden gesteld, indien minnelijke werving niet is
gelukt. Nadat uw Vergadering het bestemmingsplan heeft vastgesteld, wordt
het onteigeningsplan ter visie gelegd.

   De Commissie voor Verkeer, Milieu, Cultuur en Monumentenzorg heeft op
7 juni 1995 met deze voordracht ingestemd.
   Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit
te nemen:

   De Gemeenteraad van Amsterdam,

   Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 15 juni 1995,

   Besluit:

 I    voor de voorbereidende werkzaamheden in 1995-1996 ten behoeve van de
      aanleg van de Noord-Zuidlijn een vervolgkrediet van 50 miljoen gulden
      (exclusief BTW, prijspeil 1 januari 1994) beschikbaar te stellen.

II    Burgemeester en Wethouders uit te nodigen, ter zijner tijd een
      voorstel te doen tot de financiële regeling van deze aangelegenheid.