Bron: Raad
Type dokument: Voordracht
Nummer Gemeenteblad: 315
Titel:
Voordracht ten geleide van het Actieplan Werk en het Actieprogramma
Economische Structuur.
Datum publikatie: 19950601
Datum Raad: 19950614
Besluit Raad: conform besloten
Opmerking
+ bijlagen J en M
Moties
afd. 1, nrs. 381, 382 en 383
Commissie van Advies
Economische Zaken, Haven en Luchtaangelegenheden, Markt en Internationale
Contacten
Datum Commissie van Advies
19950601
Datum B&W: 19950523
Portefeuille: Wethouder Economische Zaken
Afdeling / Politieke partij: Economische Zaken/Havenaangelegenheden
Indicateur nummer: 94/422
Nr. 315. Voordracht ten geleide van het Actieplan Werk en het
Actieprogramma Economische Structuur.
Amsterdam, 1 juni 1995.
Aan de Gemeenteraad
Hierbij bieden wij u het Actieplan Werk (Gemeenteblad 1995, bijlage J)
en het Actieprogramma Economische Structuur (Gemeenteblad 1995, bijlage M)
aan. Hiermee geven wij inhoud aan de hoogste prioriteit van deze bestuurs-
periode: Werk.
In het Programakkoord 1994-1998 (Gemeenteblad 1994, afd. 1, nr. 319)
zijn de lijnen geschetst waarlangs het gemeentebestuur tracht degenen die
nu niet deelnemen aan het arbeidsproces, uitzicht te bieden op betaald
werk.
Voor de uitvoering van beide plannen en het bereiken van de
doelstellingen is samenwerking met diverse partners onontbeerlijk. In de
periode van voorbereiding van beide plannen is overleg gevoerd met de
betrokken partijen, waaronder het bedrijfsleven, instellingen, verenigingen
en stadsdelen. Genoemde partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld
te reageren op de beleidsvoornemens van ons College.
De verwerking van de reacties op het Actieprogramma Economische
Structuur geschiedt in deze voordracht.
Het nu voorliggende Actieplan Werk is de organisatorische en financiële
uitwerking van zowel het plan-Schaefer als het preadvies van ons College
van september 1994, getiteld: Naar een Actieplan Werk. Het preadvies is de
afgelopen maanden uitvoerig onderwerp van overleg geweest met stadsdelen,
burgers en instellingen. De reacties en suggesties die zijn binnengekomen
op het preadvies, zijn betrokken bij de voorbereiding van het Actieplan
Werk.
Het gehele pakket reacties is hierbij overgelegd.
1. Drie schragen onder één karwei: Meer werk.
Ons College heeft drie programma's aangekondigd en voor een deel in
uitvoering genomen: het Onderwijsplan: Naar betere resultaten, het
Actieplan Werk en het Actieprogramma Economische Structuur.
In het Onderwijsplan: Naar betere resultaten, krijgt het onderwijs
bijzondere aandacht. Een afgebroken opleiding is vaak een snelle weg naar
werkloosheid. Het onderwijssysteem krijgt stimulansen om meer
resultaatgericht te werken. Het plan is gebaseerd op de in het
Programakkoord 1994-1998 ter zake vastgelegde doelen, te weten:
- het basisonderwijs moet beter aansluiten op het voortgezet onderwijs;
- niet-Nederlandstalige peuters en kleuters moeten beter op de basisschool
worden voorbereid;
- de leerplichtadministratie moet goed worden opgezet en als gevolg
daarvan komt er een kwaliteitsbewakingssysteem dat alle leerlingen
van 4 tot 20 jaar volgt.
Op de tweede plaats krijgt het plan-Schaefer verder vorm en inhoud in
het voorliggende Actieplan Werk. In dit plan staat het vinden van
aanvullend, zinvol werk voor werklozen centraal. Met additionele bijdragen
door de lokale en nationale overheid worden werkplekken gecre-eerd om
langdurig werklozen en kansarmen op de arbeidsmarkt scholing en
werkervaring te laten opdoen.
Uitvoering van het Actieprogramma Economische Structuur vormt de derde
poot onder het karwei en richt zich op de realisering van nieuwe banen in
de marktsector.
Hiermee zijn de drie schragen onder één ambitieus karwei neergezet. Ze
staan naast elkaar, maar zijn nadrukkelijk onderling met elkaar verbonden.
a. Actieplan Werk.
Een jaar na het verschijnen van het plan-Schaefer, getiteld: Het werk
ligt op straat, doen wij u hierbij het Actieplan Werk toekomen. Dit plan
vormt, zoals vermeld, de organisatorische en financiële uitwerking van het
plan-Schaefer en van het preadvies hierop van ons College: Naar een
Actieplan Werk (niet in het Gemeenteblad verschenen).
Het cre-eren van circa 10.000 extra banen om te voorkomen dat een nieuwe
generatie van langdurig werklozen ontstaat, vormt de doelstelling van het
Actieplan Werk. Dat is bovenop de 2400 banenpoolers en de 2200 JWG'ers (JWG
= Jeugdwerkgarantiewet) die voor 1998 zijn voorzien. Zo krijgen
schoolverlaters en werklozen perspectief op een werkend bestaan, een
inkomen, maken zij kennis met arbeidsvoorwaarden en wordt voor hen de kans
op doorstroming naar regulier werk vergroot.
Bij de keuze van projecten is nadrukkelijk gekozen voor het werk dat op
straat ligt, in toezicht, beheer, zorg en dienstverlening.
Op de korte termijn leidt het Actieplan Werk vooral tot additioneel werk
in de collectieve sector en op bescheiden schaal ook in de marktsector.
Naar de mening van ons College moet de uitvoering van de drie hiervoor
genoemde programma's er op termijn toe leiden dat additioneel werk wordt
omgezet in regulier werk. Het wegnemen of verkleinen van de achterstand van
degenen die additionele werkplekken bezetten, moet ervoor zorgen dat zij
vaker dan nu het geval is, doorstromen naar regulier werk. Waar in het
Actieplan Werk het vinden van additioneel werk centraal staat, is het
Actieprogramma Economische Structuur erop gericht nieuwe banen in de
marktsector te genereren door het versterken van de economische structuur.
b. Actieprogramma Economische Structuur.
Voor een blijvende verlaging van het werkloosheidscijfer is een
substantiële groei van het aantal banen in de marktsector noodzakelijk.
Door een versterking van de economische structuur moeten alle kansen worden
benut in die sectoren welke een hoge potentie bezitten voor directe
werkgelegenheidsgroei, ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Uitvoering van het Actieprogramma Economische Structuur moet leiden tot
groei van de werkgelegenheid in de zee- en luchthaven, de sector toerisme,
het midden- en kleinbedrijf, transport en distributie en de financiële en
zakelijk dienstverlening. Ook moeten de mogelijkheden voor een toename van
industriële activiteiten worden benut.
Uit de periode van economische groei die wordt voorzien, kan maximaal
profijt worden gehaald door:
- startende bedrijven de ruimte te geven;
- gevestigde bedrijven te behouden en meer armslag te geven;
- nieuwe bedrijvigheid aan te trekken.
Doelstelling van het Actieprogramma Economische Structuur is de groei
van het aantal banen van 10.000 per jaar van 1995 tot en met 1998 in de
regio Amsterdam zeker te stellen en door uitvoering van de in het programma
voorgestelde acties nog eens 6000 banen extra te realiseren in de genoemde
periode.
2. Relatie tussen beide plannen: additioneel en regulier werk.
Om te voorkomen dat er een nieuwe generatie langdurig werklozen
ontstaat, heeft het vinden van werkervaringsplaatsen en banen voor jongeren
prioriteit. Van alle de gemeente ter beschikking staande instrumenten dient
maximaal gebruik te worden gemaakt om het doel, te weten: het scheppen van
10.000 extra banen, te kunnen bereiken. Door de opgedane werkervaring kan
de individuele marktpositie van de werkzoekende worden versterkt; een
positie die op termijn kansen biedt voor regulier werk in de collectieve
sector en in de marktsector.
Ons beleid is er, zoals vermeld, op gericht de deelnemers aan de
additionele regelingen te laten doorstromen naar regulier werk. Om de
effectiviteit te verbeteren en de doorstroom naar reguliere arbeid te
vergroten moeten de regelingen voor additionele werkgelegenheid flexibeler
worden. In de komende maanden zal het rijk daartoe, nadrukkelijk in overleg
met de grote steden, de Nota Stroomlijning voorbereiden. Op de wat langere
termijn komt daarbij het perspectief van een werkfonds in beeld waarbij een
aantal geldstromen van het rijk worden gebundeld.
Voor die langdurig werklozen voor wie op dit moment alle perspectief op
regulier werk ontbreekt, blijft ten principale het instrument van de
banenpool beschikbaar.
Doorstroming naar regulier werk kan alleen als de daarvoor benodigde
banen er ook zijn. Amsterdam zal alle kansen moeten benutten om die extra
banen te realiseren. Het is zaak vooral in die sectoren te investeren welke
een hoge potentie bezitten voor directe werkgelegenheidsgroei, ook en
vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt.
Bovendien zijn er kruisverbanden tussen beide programma's die een
bijdrage leveren aan de andere prioriteit van deze bestuursperiode, te
weten: het vergroten van de leefbaarheid en de veiligheid in de stad. In
het Actieprogramma Economische Structuur is bij voorbeeld een project
opgenomen om het beheer van bedrijfsterreinen te verbeteren. De
werkzaamheden die daaruit voortvloeien, zoals het herstellen van de
bestrating, werkzaamheden van veegploegen en afval-inzameling, worden
georganiseerd en uitgevoerd onder regie van de NV Werk. Omgekeerd levert
een aantal projecten uit het Actieplan Werk een bijdrage aan de realisering
van de doelstellingen van het Actieprogramma Economische Structuur.
Projecten die leiden tot verbetering van de leefbaarheid en verhoging van
de veiligheid (toezichthouders, reparatie- en onderhoudsploegen), leveren
immers een bijdrage aan de verbetering van het vestigingsklimaat en de
bedrijfsomgeving.
3. Samenwerking onontbeerlijk.
In het Programakkoord 1994-1998 en daarop aansluitend in het zogenaamde
kopstuk van de missive bij de gemeentebegroting voor 1995 is aangegeven dat
bondgenoten onontbeerlijk zijn: "Er zullen bondgenoten worden gezocht,
coalities gevormd en deals worden afgesloten."
Gezien de bijdrage en ondersteuning waarop wij rekenen en die wij
verwachten van de belangrijkste drie bondgenoten, te weten: de economische
conjunctuur, de rijksoverheid en de lokale partners, kennen de voorliggende
plannen een flexibel en dynamisch karakter. Flexibel omdat binnen het
geschetste kader in de loop van de bestuursperiode op basis van meting van
de effecten aanpassing en bijsturing mogelijk moeten zijn. Dynamisch omdat
de beide plannen in de komende maanden zullen worden aangepast, onder meer
op basis van de uitkomsten van ons overleg met de staatssecretaris van
Binnenlandse Zaken over het project Grote Steden.
Inmiddels hebben wij ons programma aan het rijk gepresenteerd: de Nota
Stad op eigen kracht: 50 acties voor werk, veiligheid en leefbaarheid in
Amsterdam.
De beleidslijnen en actiepunten uit het Actieplan Werk en het
Actieprogramma Economische Structuur zijn in deze voorstellen aan het rijk
meegenomen. In de Nota Stad op eigen kracht vraagt Amsterdam aan het rijk
om - door een andere wijze van faciliteren - de gemeente meer mogelijkheden
aan te reiken voor additioneel werk en regulier werk. Het gaat daarbij om
minder regelgeving bij de instrumenten als banenpool, JWG, Melkert-banen en
de experimenten met bijstandsgeld. Ook het voorstel voor het gecombineerd
inzetten van alle gelden voor werkloosheidsbestrijding behoort hiertoe.
De onderhandelingen met het rijk op basis van onder meer het programma
Stad op eigen kracht moeten leiden tot een convenant tussen het rijk en de
grote steden. Het voornemen is om, ter vergroting en versterking van de
marktsector, vóór de zomer van 1995 door de steden en het rijk gezamenlijk
een actieplan Economie en Werk op te stellen. Belangrijke thema's die
daarin aan bod komen, zijn: locaties en bedrijfsomgeving, regelgeving en
procedures, technologie, innovatie, kennis, fiscale faciliteiten,
financiering, structuurfondsen van de Europese Unie en het toerisme.
De bedrijfstakken en economische sectoren zijn uitgenodigd op creatieve
wijze in te spelen op zowel het Actieplan Werk als het Actieprogramma
Economische Structuur. Zoals in de financiële beschouwing is aangegeven,
wordt, door middel van zogenaamde stelposten, in beide plannen nadrukkelijk
financile ruimte gereserveerd om in te spelen op het grote-stedenbeleid en
op initiatieven van het bedrijfsleven en lokale partners.
4. Reacties op het Actieprogramma Economische Structuur.
De bij het realiseren van banen in de marktsector betrokken partijen
zijn uitgenodigd schriftelijk te reageren op het Actieprogramma Economische
Structuur. Daarnaast is het voorliggende actieprogramma onderwerp van
bespreking geweest in het overleg Gemeente-Bedrijfsleven op 21 april 1995.
Ook heeft een gedachtenwisseling plaatsgevonden tussen de wethouder voor
Economische Zaken en de portefeuillehouders Werken van de stadsdelen. In
totaal zijn zo reacties ontvangen van 24 bedrijven, instellingen,
verenigingen en stadsdelen.
Algemeen wordt waardering uitgesproken voor het gepresenteerde
actieprogramma. De verschillende partijen onderschrijven de weergegeven
analyse van de economische structuur in het eerste deel en waarderen de
vertaling van de analyse in concrete projecten in het tweede deel. De bij
de verschillende projecten betrokken partijen geven in hun reacties aan,
graag bereid te zijn om bijdragen te leveren aan de uitvoering van de
projecten.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam spreekt waardering
uit voor de door ons College in samenhang gepresenteerde drieslag. Het
Onderwijsplan, het Actieplan Werk en het Actieprogramma Economische
Structuur kunnen op steun van de kamer rekenen. De kamer acht het van groot
belang dat in het proces van uitvoering de synergie tussen de drie genoemde
plannen zorgvuldig wordt bewaakt. Zoals elders in deze voordracht is
aangegeven, deelt ons College de gedachte van de kamer dat het
actieprogramma als basis kan worden genomen voor zowel de uitvoering van de
Nota Ruimte voor Regio's van het Ministerie van Economische Zaken als voor
de invulling van het grote-stedenbeleid van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken in Amsterdam.
Ook beschouwen wij, met de kamer, het actieprogramma als een belangrijke
bouwsteen voor de door het Regionaal orgaan Amsterdam (ROA) op te stellen
economische ontwikkelingsstrategie.
Het ROA heeft ons laten weten positief te staan tegenover de inhoud van
het actieprogramma. Het ROA stelt voor, het actieprogramma te betrekken bij
het opstellen van de economische ontwikkelingsstrategie voor de regio en
bij de voorbereiding van het ROA-project, gericht op de sociaal-economische
problematiek van werkgelegenheid, scholing en inkomen.
Ons College heeft goede nota genomen van de opmerking van de kamer dat
versterking van de pijlers van de Amsterdamse economische structuur een
kwestie is van zowel voorwaarden scheppen in het produktiemilieu als het
versterken van het ondernemerschap en de concurrentiekracht in de
desbetreffende bedrijven en hun vestigingen. De opgevoerde projecten kunnen
in hun algemeenheid op steun van de kamer rekenen. Ons College gaat
vanzelf-sprekend graag in op de uitnodiging van de kamer om over de
voortgang van de uitvoering van het actieprogramma ten minste eenmaal per
jaar van gedachten te wisselen in het overleg Gemeente-Bedrijfsleven.
Ten slotte pleit de kamer ervoor, de Amsterdamse Industrie Vereniging
nauw te betrekken bij de uitwerking van het industriebeleid.
De Amsterdamse Industrie Vereniging heeft waardering voor het
actieprogramma, maar spreekt haar zorgen uit over de sombere toonzetting
van de beschrijving van de industrie. Naar onze mening is in de analyse een
realistisch beeld geschetst van de industriële sector in Amsterdam. Deze
analyse heeft ons College eerder doen besluiten een bedrag van 2 miljoen
gulden in te zetten voor industriebeleid. Op basis van concrete resultaten
in termen van "meer werk" zijn wij bereid nog een bedrag van 1 miljoen
gulden extra voor dit doel vrij te maken.
De Amsterdamse Industrie Vereniging heeft inmiddels de discussienota
"De industrie en dus . . ." aangeboden aan ons College. Wij zijn
voornemens deze discussienota, waarin een groot aantal concrete maatregelen
wordt voorgesteld op het terrein van locaties, industriesectoren,
vestigingsvoorwaarden, communicatie en technologische vernieuwing, te
betrekken bij de besteding van de voor de industrie gereserveerde bedragen.
In zijn reactie geeft het Ministerie van Economische Zaken aan dat het
actieprogramma in belangrijke mate spoort met de constateringen die in de
Nota Ruimte voor Regio's van het genoemde ministerie ten aanzien van de
problematiek van de grote steden en hun regio worden gedaan. Het
actieprogramma geeft een goede analyse van de knelpunten die zich in de
Amsterdamse economische structuur voordoen, aldus het ministerie. Het
Ministerie van Economische Zaken wacht met belangstelling het Programma
voor Herstructurering van bedrijfsterreinen van ons College af.
Ten slotte geeft het ministerie aan dat, zoals eerder in deze voordracht
is aangegeven, in het kader van het grote-stedenbeleid, in casu het
Actieplan Economie en Werk, concrete afspraken zullen worden gemaakt over
de financiële participatie van het rijk in concrete stedelijke projecten.
De vertegenwoordiger van MKB Nederland heeft er in het overleg Gemeente-
Bedrijfsleven op gewezen dat van de kleinere ondernemers in de detailhandel
(minder dan vijf werknemers) niet mag worden verwacht dat zij actief
inspelen op dit Actieprogramma Economische Structuur. Ons College heeft
hiervoor begrip, maar verwacht dat door uitvoering van dit programma de
bestedingen in Amsterdam toenemen, waardoor - langs indirecte weg - ook de
werkgelegenheid in de detailhandel zal groeien.
De werkgeversorganisatie voor Noord- en Zuid-Holland, NCW WEST-VNO,
spreekt in een uitvoerige reactie waardering uit voor het Actieprogramma
Economische Structuur. Op het terrein van de vestigingsvoorwaarden, met als
voorbeelden: forse investeringen in infrastructuur, bekorting van de
proceduretijd voor projecten, verkoop van grond in plaats van uitgifte in
erfpacht, grootschalige parkeergarages met gematigde tariefstelling, komt
NCW WEST-VNO met een pleidooi om de voorstellen aan te scherpen. De door
genoemde organisatie naar voren gebrachte argumenten zijn betrokken bij de
voorbereiding van het actieprogramma en hebben - na een afweging van de
diverse belangen - geleid tot de voorliggende voorstellen van ons College.
Wij zijn verheugd over de reactie van NCW WEST-VNO ten aanzien van de
relatie tussen het Actieplan Werk en het Actieprogramma Economische
Structuur. De genoemde organisatie benadrukt dat bij de organisatie
aangesloten bedrijven zich hebben aangeboden om additioneel werk van
gemeentelijke diensten over te nemen. Ons College zal de op te richten NV
Werk vragen, te zamen met NCW WEST-VNO en andere werkgeversorganisaties, na
te gaan op welke wijze zoveel mogelijk additionele banen zo snel mogelijk
kunnen worden omgezet in banen in de marktsector.
Ten slotte onderkennen wij, evenals NCW WEST-VNO, het grote belang van
een goede relatie tussen gemeentebestuur en bedrijven.
VVV Amsterdam en Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Amsterdam,
hebben beide gereageerd op met name de onderdelen van het actieprogramma
die de sector toerisme betreffen. Zij hebben waardering voor de praktische
en concrete uitwerking van de beleidsvoornemens. In een bijlage bij haar
reactie doet VVV Amsterdam verslag van de voortgang van de uitvoering van
de eerder aan ons College gepresenteerde notitie Toerisme =
Werkgelegenheid, waarin 25 toeristische werkgelegenheidsprojecten zijn
opgenomen.
Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Amsterdam, pleit voor nauwe
afstemming tussen de drie gepresenteerde plannen en geeft daarbij als
voorbeeld het traject van opleidingen in de horecabranche. Ook wijst de
horecaorganisatie, te zamen met de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor
Amsterdam, op de noodzaak van de versnelde aanleg van parkeergarages.
Ten slotte wijzen beide organisaties op het belang van toeristische
promotie voor de werkgelegenheid en op het feit dat ook in de toekomstige
stadsprovincie de toeristische promotie goed zal moeten worden verankerd.
Wij onderschrijven deze opmerkingen van de Koninklijke Horeca Nederland,
afdeling Amsterdam.
De Vrije Universiteit en de Universiteit van Amsterdam hebben met name
gereageerd op de voorstellen gericht op versterking van de
kennisinfrastructuur.
De Universiteit van Amsterdam wijst op het toenemende belang van kennis-
instellingen, kennisinfrastructuur en hoogopgeleide arbeidskrachten voor de
economische ontwikkeling. Op bescheiden schaal krijgt dit inhoud in het
Amsterdam Science Park. In dit project werken universiteit en de gemeente
samen om bedrijfsruimten en bedrijfsterreinen voor kennisintensieve
bedrijven te realiseren in de Watergraafsmeer.
De Universiteit van Amsterdam kondigt aan, binnenkort een plan te
presenteren om de kennisintensieve onderzoeks- en onderwijsinsituten in de
Watergraafsmeer te concentreren om daarmee ook de ontwikkeling van het
Amsterdam Science Park verder te versnellen.
Met het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (RBA) Amsterdam,
Zaanstreek, Waterland is een aantal besprekingen gevoerd. Hoe te bereiken
dat een groter deel van de banengroei op Schiphol ten goede komt aan
Amsterdammers, is één van de onderwerpen van gesprek geweest. Het RBA heeft
toegezegd bij een aantal van de op dit terrein voorgestelde projecten het
voortouw te willen nemen.
Ons College gaat zeker in op de wens van de stadsdelen om hen onder meer
bij dit proces nauw te betrekken.
Ons College neemt ten slotte bij de verdere uitvoering van het
actieprogramma goede nota van de in de mondelinge en schriftelijke reacties
gedane concrete suggesties bij de diverse maatregelen, acties en projecten.
Ten slotte vormen de stadsdelen belangrijke bondgenoten. Naast het
gevoerde mondelinge overleg hebben zes stadsdelen ook schriftelijk
gereageerd.
Ons College onderkent het door het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer
gesignaleerde probleem van herstructurering van winkelcentra in de
westelijke tuinsteden. Met het oog op de geschetste problematiek zijn
eerder middelen vrijgemaakt voor het zogenaamde Pleinenplan.
Ons College stelt voor, op basis van goed onderbouwde voorstellen van de
desbetreffende stadsdelen opnieuw met hen overleg te voeren. Wanneer de
noodzaak daartoe voldoende wordt aangetoond, kan vooralsnog
voorfinanciering van herstructureringsplannen van winkelcentra in de
westelijke tuinsteden plaatsvinden ten laste van de zogenaamde Schaefer-
middelen.
Ons College is met het stadsdeel Rivierenbuurt van mening dat bij het
project, gericht op de ontwikkeling van de kantoorlocatie Zuid, bij "actie
en uitvoering" de constructieve samenwerking van stadsdelen, centrale stad
en private partijen in het Coalitieberaad Zuidas niet onvermeld mag
blijven.
5. Relatie met de stadsdelen.
a. Actieplan Werk.
De stadsdelen zullen actief plannen en projecten ontwikkelen binnen het
kader van het Actieplan Werk. Het is immers van groot belang dat
werkgelegenheids-projecten daar worden uitgevoerd waar het werk is. De op
te richten NV Werk kan ondersteunen bij de ontwikkeling van projecten en
plannen in de stadsdelen.
De centrale middelen zullen niet zonder meer beschikbaar worden gesteld
aan de stadsdelen. In het Programakkoord 1994-1998 is immers rekening
gehouden met een bijdrage van de stadsdelen van 5 miljoen gulden per jaar.
Per stadsdeel worden afspraken gemaakt waarin in ieder geval het volgende
wordt vastgelegd:
- hoeveel banen via de verschillende regelingen in dat stadsdeel worden
gerealiseerd;
- het geld dat door het stadsdeel beschikbaar wordt gesteld;
- het geld dat de centrale stad beschikbaar stelt.
Voorts zal op basis van een inhoudelijke beoordeling van de plannen
toedeling van de middelen plaatsvinden. Dit betekent dat geen vaste
verdeelsleutel wordt gehanteerd.
Voor 1995 is voorzien in een bijdrage aan de stadsdelen op basis van
concrete voorstellen voor een totaalbedrag van 1,7 miljoen gulden voor de
inzet van onderhoudsploegen JWG. Op deze wijze kan reeds in 1995 een forse
stap worden gemaakt bij de uitbreiding van werk via de JWG-regeling. Met de
stadsdelen is en wordt nader overleg gevoerd over de wijze waarop de
gezamenlijke aanpak in het kader van "werk" kan worden vorm gegeven.
Naast de structurele inzet van 5 miljoen gulden per jaar zal vanuit de
centrale stad ook de extra voeding van 6 miljoen gulden, die specifiek voor
de sociale vernieuwing is opgenomen in het Stadsdeelfonds, worden
betrokken. Ook van de stadsdelen wordt verwacht dat de inzet van reguliere
middelen zal worden geijkt aan de prioriteitstelling van "werk, werk en nog
eens werk".
b. Actieprogramma Economische Structuur.
De stadsdelen hebben in het overleg met de wethouder voor Economische
Zaken aangegeven dat met dit actieprogramma de centrale stad haar regietaak
op het terrein van de economie goed vervult.
Ons College spreekt graag waardering uit voor de bereidheid van de
stadsdelen om binnen het kader van het Actieprogramma Economische Structuur
actief uitwerkingsplannen en projecten te gaan ontwikkelen. De basis voor
wat in het overleg is genoemd een strategische alliantie van de stadsdelen
en de centrale stad, wordt gevormd rond de thema's midden- en kleinbedrijf,
herstructurering van verouderde bedrijfsterreinen en beheer en onderhoud
van bedrijfsterreinen.
Gezien het voortschrijdende karakter van het actieprogramma en de wens
om in te spelen op programma's van de rijksoverheid, zoals het grote-
stedenbeleid en de Stirea-regeling (Stimulering Ruimte voor Economische
Activiteiten) van het Ministerie voor Economische Zaken, zijn deze
uitwerkingsplannen van de stadsdelen noodzakelijk om de gestelde doelen te
bereiken.
6. Financiële beschouwing.
Met het oog op de prioriteit Werk is in de gemeentebegroting voor 1995
de in het Programakkoord 1994-1998 opgenomen financiële inspanning vertaald
door opname van een stelpost Werk van 15 miljoen gulden structureel en 5
miljoen gulden incidenteel. Daarnaast is een beroep gedaan op de stadsdelen
om een jaarlijkse inspanning op zich te nemen van 5 miljoen gulden voor dit
doel.
De prioriteit, gesteld in het Programakkoord 1994-1998, voor
intensivering van stadstoezicht van structureel een bedrag van 2,6 miljoen
gulden zal - conform de gemaakte afspraken - ten laste worden gebracht van
dit budget.
a. Inzet van reguliere middelen.
In de gemeentebegroting worden zowel voor de ontwikkelingen op het
terrein van het economisch beleid als voor activiteiten op het gebied van
de aanpak van de werkloosheid reeds middelen gereserveerd. Deze middelen
zijn bedoeld voor het reguliere beleid. De middelen die in het kader van
het Programakkoord 1994-1998 zijn uitgetrokken voor het scheppen van
werkgelegenheid, moeten naar onze mening worden gezien als extra middelen,
die aanvullend werken op het reguliere beleid.
Deze extra middelen zijn niet bedoeld om activiteiten die in het kader
van het staande beleid niet of nog niet konden worden uitgevoerd, alsnog
van dekking te voorzien. De hoofddoelstelling voor de inzet van de stelpost
Werk is dat daarmee daadwerkelijk extra banen worden gecre-eerd voor de vele
Amsterdammers die thans langdurig werkloos zijn en dat dreigen te blijven
indien geen beleid zou worden ontwikkeld. Die banen liggen zowel in de
additionele sfeer als in de marktsector.
De middelen uit de stelpost Werk zijn bedoeld als aanvulling op het
reguliere beleid. Dit houdt ook in dat moet worden bezien in hoeverre het
reguliere beleid moet worden bijgesteld om beter aan te sluiten bij de hier
gepresenteerde plannen.
b. Actieplan Werk.
Vanuit verschillende begrotingsposten in de portefeuille Sociale Zaken
zullen gelden beschikbaar komen om te worden aangewend voor uitvoering van
de prioriteit Werk.
Wij stellen u voor om ten laste van het budget Maatwerk-Banenpool een
bedrag van 2,2 miljoen gulden incidenteel voor 1995 toe te voegen aan het
budget van de stelpost Werk. Dit is mogelijk wanneer uw Vergadering instemt
met het in het Actieplan Werk opgenomen aantal van 2400 banenpoolplaatsen.
In de gemeentebegroting is nog uitgegaan van ruim 2700 plaatsen. Ruim 300
banenpoolplaatsen minder betekent een bedrag van 2,2 miljoen gulden meer
voor uitvoering van het Actieplan Werk. Voor 1996 en volgende jaren zal
hierover separaat besluitvorming plaatsvinden.
In het Actieplan Werk is tevens voorzien in de aanwending van de huidige
middelen voor werk en werkloosheidsbestrijding. Met name de middelen die
zijn uitgetrokken voor de activiteiten van het Bureau Scholingsinformatie
van de Gemeentelijke Sociale Dienst en die voor het zogenaamde incentive-
beleid voor cliënten met een uitkering en de middelen voor individuele
trajectbegeleiding zullen worden gevoegd naar de prioriteit voor Werk. Voor
deze onderdelen van het bestaande gemeentelijke beleid zijn doelstellingen
geformuleerd.
Het is ons voornemen om deze doelstellingen te herijken in het licht van
de aanpak van het Actieplan Werk. Voorstellen zullen u worden voorgelegd
bij de eerste voortgangsrapportage.
c. Actieprogramma Economische Structuur.
Het actieprogramma Economische Structuur heeft acties en projecten
geinventariseerd voor de periode tot en met 1998 die - bij volledige
uitvoering - een financiële inspanning vergen van circa 30 miljoen gulden.
Volledige uitvoering van alle projecten en acties uit het actieprogramma is
alleen mogelijk wanneer het rijk, de stadsdelen en de marktpartijen hieraan
financiële bijdragen leveren. Door in 1995 reeds een bedrag van 5,4 miljoen
gulden op te nemen in het Verdelingsvoorstel Stelpost Werk 1995 kan de
uitvoering van een groot deel van de projecten worden aangevangen. Naar
verwachting biedt de eigen bijdrage van de stadsdelen de mogelijkheid om in
het eerste jaar reeds een groter aantal projecten aan te pakken. Voor de
uitvoering van grotere projecten zal voor de investeringslasten tevens
worden bezien, hoe de reguliere faciliteiten, zoals het Fonds Strategische
Projecten - dat deel uitmaakt van de begroting van het Gemeentelijk
Havenbedrijf - en het Fonds Amsterdamse Ontwikkelings Maatschappij - dat
deel uitmaakt van de begroting Economische Zaken - naar vermogen kunnen
worden ingezet voor de realisering van het actieprogramma.
Daarnaast zegt het rijk in het convenant Kabinet-Vier Grote Steden toe
een Actieplan Economie en Werk te zullen opstellen om daadwerkelijk vorm te
geven aan de vergroting en versterking van de marktsector. De doelstelling
om de stedelijke werkgelegenheidsgroei ten minste op landelijk niveau te
brengen, zal worden uitgewerkt in concrete afspraken over het te realiseren
aantal arbeidsplaatsen in de marktsector, revitalisering van
binnenstedelijke bedrijfsterreinen en toename van nuttig gebruikte
bedrijfsoppervlak. Daartoe zal onder meer het instrument
Bedrijfsomgevingsbeleid van het Ministerie van Economische Zaken, dat is
gericht op de verbetering van de bedrijfsomgeving voor internationale
ondernemingen, worden omgevormd tot een Stirea-regeling (Stimulering Ruimte
voor Economische Activiteit). Dit Stirea-instrument zal in Amsterdam met
name worden ingezet voor de herstructurering van verouderde
bedrijfsterreinen om de werkgelegenheid op deze bedrijfsterreinen te
behouden en door herontwikkeling van uitgeefbare kavels nieuwe
werkgelegenheid aan te trekken.
In de bijlage van het Actieprogramma Economische Structuur is expliciet
aangegeven voor welke acties een beroep op medefinanciering door de
rijksoverheid zal worden gedaan.
De beide plannen zijn op elkaar afgestemd. Dit leidt tot voorstellen van
onze kant om de in het Programakkoord 1994-1998 gereserveerde middelen aan
beide plannen toe te delen. Uit de aard der programma's volgt dat in kaart
is gebracht welke acties tot het hoogste resultaat in termen van "werk"
leiden gedurende de looptijd van vier jaar. De resultaten ultimo 1998 zijn
gekoppeld aan deze meerjarige inzet. De beide plannen zijn ook in
financile zin op elkaar afgestemd. De budgetten die nu - naar beste
inzichten - zijn benodigd voor het bereiken van de neergelegde
doelstellingen voor deze bestuursperiode, zijn in kaart gebracht.
d. Verdelingsvoorstel stelpost Werk.
In de voorgelegde besluiten wordt uw Vergadering gevraagd in te stemmen
met het verdelingsvoorstel voor de stelpost Werk uit de gemeentebegroting
voor 1995 aan het Actieplan Werk voor een bedrag van fl. 6.350.000 en aan het
Actieprogramma Economische Structuur voor een bedrag van fl. 4.435.000. Het
verdelingsvoorstel is opgenomen in de bijlage bij deze voordracht.
De bestedingen voorzien voor projecten uit overige portefeuilles voor
een totaalbedrag van fl. 3.750.000, zoals de Dienst Stadstoezicht voor een
bedrag van 2,6 miljoen gulden structureel en incidentele bijdragen aan het
project Buurtconci-erges van fl. 300.000, de Reinigingsploeg Binnenstad van fl.
500.000 en het project Monumentenzorg van fl. 50.000, zijn eveneens voorzien
in de stelpost Werk van fl. 22.156.000 voor 1995.
Voorts heeft de commissie erop aangedrongen ten behoeve van het
Actieplan Werk Binnenstad voor 1995 fl. 300.000 beschikbaar te stellen,
waarbij in het kader van de begroting voor 1996 nadere voorstellen van ons
College tegemoet kunnen worden gezien.
Voor het begrotingsjaar 1995 hebben wij aangegeven dat wij - afhankelijk
van de resultaten van de monitoring en planvorming in de
voortgangsrapportages - mogelijkheden zien om nog dit jaar een extra impuls
aan het industriebeleid uit het Actieprogramma Economische Structuur te
geven door middel van een extra bijdrage van 1 miljoen gulden en voor het
Actieplan Werk ten behoeve van een versnelling van de uitvoering van
projecten een bedrag van 1 miljoen gulden te reserveren en voor het project
Vrijhaven rekening te houden met een bedrag van fl. 300.000. Deze bedragen
zijn onder de zogenaamde tweede tranche opgenomen in de financiële
opstelling in de bijlage.
Samenvatting.
Eerste tranche 1995 Tweede tranche 1995
(na monitoring)
Actieprogramma
Economische Structuur fl. 4.435.000 fl. 1.000.000
Actieplan Werk fl. 6.350.000 fl. 1.300.000
Overige portefeuilles fl. 3.750.000
Restant stelpost Werk fl. 5.321.000
Totaal stelpost Werk fl. 22.156.000
Met het oog op het flexibele en dynamische karakter van beide plannen
resteert in deze opstelling in de begroting voor 1995 binnen de stelpost
Werk een restantbedrag van fl. 5.621.000.
Ons College is voornemens, ook in volgende jaren telkens een restant van
de stelpost Werk in de begroting op te nemen voor beide programma's tot een
volume van circa 25% van het in dat jaar beschikbare budget. Op deze post
kan een beroep worden gedaan voor de opzet en versnelling van
werkinitiatieven die worden ontwikkeld in de additionele sfeer en in de
marktsector ten behoeve van (langdurig) werklozen. De NV Werk zal bij de
eerstgenoemde projecten intensief worden betrokken.
Voor het financiële beslag van de "extra bijdrage projectkosten" uit het
Actieplan Werk kan een beroep worden gedaan op deze stelpost Werk.
Daarnaast kunnen projecten die worden geinitieerd in de markt, dan wel
projecten die investeringen uitlokken in de marktsector, een beroep doen op
deze restant van de stelpost Werk. Hierbij denken wij met name aan
voorfinanciering voor de herstructurering van bedrijfsterreinen (actiepunt
50) en het stimuleren van industrieel werk (actiepunt 48).
7. Rapportage en monitoring.
Ons College is voornemens nauwkeurig na te gaan in hoeverre de voor
beide actieplannen in te zetten financiële middelen daadwerkelijk leiden
tot het ontstaan van extra banen. Bij het Actieplan Werk is dit meetbaar,
omdat de desbetreffende financiële regelingen van het rijk over het
algemeen direct gerelateerd zijn aan het scheppen van werkgelegenheid. Voor
het Actieprogramma Economische Structuur is dit minder eenvoudig, omdat de
inzet van middelen veelal langs indirecte weg leidt tot nieuwe banen in de
marktsector.
Een systeem van monitoring van de ontwikkelingen is voor uw Vergadering
van belang om te kunnen beoordelen, of de inzet van de middelen leidt tot
de gewenste resultaten. Bovendien verschaft dit de mogelijkheid om de inzet
van de stelpost Werkmiddelen af te stemmen op het rijksbeleid.
Wij stellen voor, u regelmatig te rapporteren over de ontwikkelingen, de
meetbare resultaten en het beleid dat naar onze mening succesvol is en
steun verdient. Bij het meten van de resultaten zal er speciaal op worden
gelet, of de inzet van middelen ten goede komt aan de groep werklozen met
een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
De rapportages zullen zo veel mogelijk een integraal karakter dragen,
waarbij door de portefeuillehouder voor Werk en de portefeuillehouder voor
Economische Zaken samenhangend aan u wordt gerapporteerd.
Voor de beginjaren van de uitvoering stellen wij voor, u eenmaal per
vier maanden een rapportage aan te bieden.
8. Bespreking van het Actieplan Werk en het Actieprogramma Economische
Structuur in de gecombineerde Commissie voor Werk, Sociale Zaken,
Onderwijs, Minderheden en Nieuwkomersbeleid en Commissie voor Economische
Zaken, Haven en Luchthavenaangelegenheden, Markt en Internationale
Contacten op 20 april 1995.
In een uitvoerige bespreking heeft de commissie van advies in grote
lijnen ingestemd met het Actieplan Werk en het Actieprogramma Economische
Structuur. Waardering is geuit voor de integrale aanpak van de
werkloosheidsbestrijding. Van verschillende kanten is opgemerkt dat in het
Actieplan Werk nog onvoldoende naar voren komt dat het werk ook
daadwerkelijk in en door de buurten dient te worden gerealiseerd.
In reactie daarop benadrukken wij dat ons College voornemens is juist de
stadsdelen en de in die stadsdelen te cre-eren werkcorporaties een
belangrijke rol toe te bedelen bij de uitvoering van het actieplan. De NV
Werk i.o. heeft de taak, afspraken met de stadsdelen te maken. De plannen
voor werkmaatschappijen in de stadsdelen Oost en Zuidoost en een aantal
stadsdelen in West zijn al in een vergevorderd stadium.
Door de commissie zijn enkele vraagtekens gezet bij de omvang en
aansturing van de NV Werk.
Wij beklemtonen nogmaals dat de uitvoering van het ambitieuze actieplan
ter hand wordt genomen door een kleine hoogwaardige organisatie met een
krachtige bestuurlijke aansturing. Het ondernemingsplan leggen wij separaat
aan u voor.
Naar aanleiding van de opmerkingen van de commissie over de
vrijwilligerscentrale merken wij het volgende op. De vrijwilligerscentrale
is niet in het Actieplan Werk opgenomen omdat het voorstel onvoldoende
relatie heeft met de bedoeling van de zogenaamde Schaefer-gelden, te weten:
het genereren van werk.
Inmiddels hebben wij de Vrijwilligerscentrale gevraagd, haar voorstel
zodanig aan te passen dat het wel in aanmerking komt voor financiering uit
de zogenaamde Schaefer-middelen. Het aangepaste voorstel zal worden
betrokken bij de besluitvorming, na de zomer van 1995, over de toekenning
van het restant van de stelpost Werk in het kader van het Actieplan Werk.
In de commissie is bij het Actieprogramma Economische Structuur
opgemerkt dat de verwachte werkgelegenheidseffecten bij de projecten
globaal zijn aangegeven. Ons College zal nagaan op welke wijze de
werkgelegenheidseffecten van acties en projecten nauwkeuriger kunnen worden
bepaald.
De Commissie voor Werk, Sociale Zaken, Onderwijs, Minderheden en
Nieuwkomersbeleid en de Commissie voor Economische Zaken, Haven en
Luchthavenaangelegenheden, Markt en Internationale Contacten hebben op
1 juni 1995 met deze voordracht ingestemd.
De gemaakte opmerkingen zijn verwerkt in deze voordracht.
Voorts heeft de commissie erop aangedrongen ten behoeve van het
Actieplan Werk Binnenstad voor 1995 fl. 300.000 beschikbaar te stellen,
waarbij in het kader van de begroting voor 1996 nadere voorstellen van ons
College tegemoet kunnen worden gezien.
Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit
te nemen:
De Gemeenteraad van Amsterdam,
Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 juni 1995,
Besluit:
I het Actieplan Werk (Gemeenteblad 1995, bijlage J) en de in het
Actieplan Werk en de voordracht voorgestelde beleidslijnen, projecten
en acties vast te stellen als kader voor het in deze bestuursperiode
te voeren beleid, gericht op het creren van additionele banen in
Amsterdam;
II het Actieprogramma Economische Structuur (Gemeenteblad 1995,
bijlage M) en de in het Actieprogramma Economische Structuur en de
voordracht voorgestelde beleidslijnen, projecten en acties vast te
stellen als kader voor het in deze bestuursperiode te voeren beleid,
gericht op versterking van de economische structuur en groei van
banen in de marktsector;
III in te stemmen met het verdelingsvoorstel voor de stelpost Werk uit de
gemeentebegroting voor 1995 aan het Actieplan Werk voor een bedrag
van fl. 6.350.000 en het Actieprogramma Economische Structuur voor een
bedrag van fl. 4.435.000, zoals aangegeven in de bijlage, behorende bij
dit besluit, en Burgemeester en Wethouders uit te nodigen voorstellen
te formuleren voor de noodzakelijke financiële regeling van de
voorgestelde acties;
IV ten behoeve van het Actieplan Werk Binnenstad voor 1995 fl. 300.000
beschikbaar te stellen en dit bedrag ten laste te laten komen van de
stelpost Werk 1995;
V Burgemeester en Wethouders uit te nodigen om op basis van een eerste
voortgangsrapportage van het Actieplan Werk en het Actieprogramma
Economische Structuur, inspelend op de voorstellen van het rijk in
het kader van het grote-stedenbeleid, met nadere voorstellen te komen
voor de besteding van de zogenaamde tweede tranche van fl. 2.300.000 en
met nadere voorstellen te komen voor de besteding van het restant van
de stelpost Werk voor een bedrag van fl. 5.321.000 in 1995.
Bijlage, behorende bij ontwerp-besluit nr. 315 van 1995.
Verdelingsvoorstel voor de stelpost Werk 1995 (bedragen x fl. 1000).
Project Eerste Tweede Totaal 1996
tranche tranche 1995 voorlopige
1995 1995 (na romp
monitoring)
Cruisevaart 200 0 200 600
Industriebeleid 2.000 1.000 3.000 2.000
Stukgoedacquisitie 200 0 200 200
ATAS 60 0 60 60
25 toeristische
werkgelegen-
heidsprojecten 300 0 300 300
Kenniskring 50 0 50 50
Kennismarkt MKB 300 0 300 0
Acquisitie 500 p.m. 500 500
Vrijhaven partnership 150 0 150 150
Beheer bedrijfsterreinen 400 0 400 200
Matchpoint 50 0 50 0
Reneval 125 0 125 125
Economische promotie 100 0 100 0
Totaal Actieprogramma
Economische Structuur 4.435 1.000 5.435 4.185
NV Werk 1.200 0 1.200 1.700
Experimenten uitkeringen 1.750 p.m. 1.750 3.500
Onderhoud stadsdelen 1.700 0 1.700 3.000
Projecten 1.000 1.000 2.000 1.000
Vrijwilligerscentrale 0 p.m. p.m.
Vrijhaven 500 300 800 800
Bouwopleidingspool 200 0 200 200
Totaal Actieplan Werk 6.350 1.300 7.650 10.200
Stadstoezicht 2.600 0 2.600 2.600
Monumentenzorg 50 0 50
Buurtconci-erges 300 0 300 zie
onderhoud
stadsdelen
bij
Actieplan
Werk
Reinigingsploeg Binnenstad 500 0 500
Actieplan Werk Binnenstad 300 0 300 0
Totaal overige portefeuilles 3.750 p.m. 3.750 2.600
Restant stelpost Werk 7.621 5.321 2.971
Stelpost Werk 22.156 22.156 19.956
|