Bron: Raad
Type document: Notulen
Onderwerp: Raadsvergadering 23-02-94
Datum publicatie:23-02-1994
Datum Raad:23-02-1994
 
Tekst:
 
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 23 FEBRUARI 1994.
 
Aanwezig: de leden mevr. Agtsteribbe (PvdA), Bakker (D66), Balai (PvdA),
Beaux (Centrumpartij '86), Bouma (VVD), Bruins Slot (CDA), Bruyn (Onafh.),
mevr. Clerx (PvdA), Cornelissen (D66), R.H.G. van Duijn (GrAs), Esajas
(D66), Genet (PvdA), mevr. Van der Giessen (D66), De Grave (VVD), mevr.
Grewel (PvdA), Ten Have (D66), Van Hoeve (PvdA), Hofman (CD), Holvast
(Groen Links), Hooijmaijers (VVD), mevr. Ter Horst (PvdA), Houterman (VVD),
Hulsman (Groen Links), mevr. De Jong (D66), Jonker (PvdA), Van der Laan
(PvdA), Molleman (CDA), Niamut (CDA), mevr. Oedayraj Singh Varma (Groen
Links), mevr. Onstenk (Groen Links), Oranje (D66), Platvoet (Groen Links),
Robbers (D66), Saris (Groen Links), mevr. Van der Sluis (D66), mevr. Spier-
van der Woude (VVD), Spit (CDA), Stadig (PvdA), mevr. Van der Stoel (VVD),
Veldman (PvdA), mevr. Weltevreden-van den Bos (CDA), mevr. Wildekamp
(PvdA), mevr. Witte-Buijserd (Onafh.) en Van Wijk (VVD).
 
Afwezig: de leden mevr. Onstenk (Groen Links) en mevr. Tanja (Groen
Links).
 
Middagzitting op woensdag 23 februari 1994.
 
Voorzitter: mr. F.H.G. de Grave, waarnemend burgemeester.
 
Secretaris: mr. K. Kooiker, later mevr. mr. M.P. Kuipers, loco-
secretaris.
 
De vergadering wordt om 13 uur geopend.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Ik deel u mede, dat punt 9 (aangaan
overeenkomst met het Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid inzake de
bouw van woningen) van de agenda is afgevoerd.
 
Aan de orde is de agenda:
 
1
Notulen van de raadsvergaderingen op 26 januari 1994 en 2 en 9 februari
1994.
 
De notulen van de vergadering, gehouden op 26 januari 1994, worden
goedgekeurd.
De goedkeuring van de overige notulen wordt aangehouden.
 
2
Mededeling van de ingekomen stukken.
 
1ø Adressen van 28 en 31 januari 1994 van H. van den Tempel, namens de
Buurtwerkgroep Czaar Peterbuurt Oost, en K. Panman, namens de Verkeers-
werkgroep Oostelijke Eilanden, inzake de planvorming voor de Czaar
Peterbuurt en een fietsverbinding naar Nieuw-Oost en Noord binnen deze
planvorming.
 
Besloten wordt, deze adressen in handen van Burgemeester en Wethouders
te stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Binnenstad,
Ruimtelijke Ordening, IJ-oevers en Homo-emancipatie.
 
2ø Adres van 1 februari 1994 van dr. H.P. Gallacher, namens de Milieu-
federatie Noord-Holland, inzake het gebruik van compost van groente-,
fruit- en tuinafval door burgers.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling de Commissie voor Verkeer, Beheer
Openbare Ruimte en Milieu.
 
3ø Adres van 2 februari 1994 van P.J. Gofferj‚, namens De Groene Reael,
inzake een beklag met betrekking tot de inspraak over het Prinseneiland.
 
Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van de Beklagcommissie
Inspraak om advies.
 
4ø Adres van 4 februari 1994 van H.P.N. Koel, namens de BV Europarking,
inzake de plannen voor de bouw van de parkeergarage Singelgracht/Bellevue.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen
ter zake.
 
5ø Adres van 12 januari 1994 van W.P. Camminga, namens A.K. Stuy, inzake
een verzoek tot toewijzing van een standplaats voor een poffertjeskraam aan
het Prins Hendrikplantsoen tegenover het Victoriahotel.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
6ø Adres van 8 februari 1994 van H. Takens, namens het Wijkopbouworgaan
De Gouden Reael, inzake de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan
IJ-oevers.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende
voordracht, punt 23 van de agenda.
 
7ø Adres van 8 februari 1994 van P. Paschenegger, namens het Wijkcentrum
d'Oude Stadt, inzake de kapvergunning voor vier bomen aan de
Weteringschans.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de
Commissie voor Binnenstad enz.
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: In elk geval niet in die commissie,
wellicht in de Commissie voor Verkeer enz.
Wethouder TEN HAVE: Naar mijn mening valt het onderwerp onder
Stadsvernieuwing, waar het ook al aan de orde is geweest.
De heer VAN HOEVE: Dit onderwerp is uitvoerig aan de orde geweest in de
Commissie voor Stadsvernieuwing. Als partijen naar aanleiding van de toen
verstrekte informatie redenen zouden zien om erop terug te komen, zou dat
op tijd worden gemeld. Ik ben voorzitter van die commissie en mede op grond
daarvan kan ik het weten. Het adres is derhalve behandeld en de
voorgestelde wijze van afdoening is dus correct.
De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik ben geen lid van de Commissie voor
Stadsvernieuwing enz. en daarom stel ik voor, het adres aan de orde te
stellen in de Commissie voor Binnenstad enz.
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Het adres is al behandeld in de
commissie en er is geen reden om dat opnieuw te doen.
De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik stel dan prijs op een afschrift van het
antwoord.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan het raadslid R.H.G. van Duijn.
 
8ø Adres van 9 februari 1994 van drs. J.H. Derks inzake het gedrag van
autobestuurders in het verkeer en bij het parkeren.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
Mevr. TER HORST: Ik stel voor, het adres te behandelen in de Commissie
voor Verkeer enz.
Wethouder TEN HAVE: Ik heb daartegen geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Verkeer, Beheer Openbare Ruimte en Milieu.
 
9ø Adres van 8 februari 1994 van F.J. van Oenen inzake de
verkeerssnelheid op de Stadhouderskade.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
10ø Adres van 4 februari 1994 van mevr. N. Nobel inzake diverse
suggesties op het gebied van verkeer en vervoer.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
11ø Adres van 7 februari 1994 van mevr. C. de Lisle, namens de Stichting
Informatiepunt voor Surinamers, houdende verzoek, mevr. Riesenbeck te
ontheffen van de plicht tot het betalen van parkeergeld.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
12ø Adres van 7 februari 1994 van de wijkopbouworganen Zuid-West,
Ceintuur, Rivierenbuurt en Vondelpark-/Concertgebouwbuurt inzake de gang
van zaken bij de voorbereiding van de besluitvorming ten aanzien van de
Noord-Zuidlijn.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer STADIG: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden
aan de Commissie voor Verkeer enz.
De heer HOFMAN: Ik stel ook prijs op een dergelijk afschrift.
Wethouder TEN HAVE: Daartegen bestaat geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Verkeer,
Beheer Openbare Ruimte en Milieu.
 
13ø Adressen van 10, 11 en 11 februari 1994 van respectievelijk
mevr. H. Boer, J. van Gorkum en E.G.T. van der Wall, namens de Stichting
1940Ä1945, inzake de voorgenomen lijnwijziging van bus 61 door het
Gemeentevervoerbedrijf.
 
Besloten wordt, deze adressen in handen van Burgemeester en Wethouders
te stellen teneinde deze te betrekken bij de door hen in te dienen
voorstellen ter zake.
 
 
14ø Adressen van 25 januari en 7 februari 1994 van respectievelijk P.
Nijman en prof. dr. J. Smit inzake het verdwijnen van Discovery Channel van
het Amsterdamse kabelnet.
 
Besloten wordt, deze adressen in handen van Burgemeester en Wethouders
te stellen ter afdoening.
 
15ø Adres van 11 februari 1994 van R. Kreuger, namens de Stichting
Wijkcentrum Houthavens, inzake de tervisielegging van het ontwerp-
bestemmingsplan IJ-oevers.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de desbetreffende voordracht,
punt 23 van de agenda.
 
16ø Adres van 11 februari 1994 van J.L. de Jongh, namens de Stichting
Wijkopbouworgaan Geuzenveld, inzake een suggestie om de burgemeester te
laten kiezen door de inwoners van Amsterdam.
 
Dit adres wordt voor kennisgeving aangenomen.
 
17ø Brief van 13 februari 1994 van Ed. van Thijn inzake de bijzondere
raadsvergadering van 9 februari 1994 en de hartelijkheid die hij ondervond
bij zijn afscheid.
 
Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
 
18ø Adressen van 11 februari 1994 van R. van den Hoek, namens het
Burgerkomitee Vuilstort Volgermeerpolder, en van 14 februari 1994 van
W. van Rooijen en L. van Pelt, namens de Vereniging tot behoud van
Waterland, met betrekking tot het beleid en de prioriteiten inzake de
sanering van de vuilstortplaats in de Volgermeerpolder.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, deze adressen in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
Mevr. WITTE-BUIJSERD: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te
zenden aan de Commissie voor Verkeer enz.
Wethouder TEN HAVE: Ik heb geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, deze adressen in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Verkeer,
Beheer Openbare Ruimte en Milieu.
 
19ø Adres van 9 februari 1994 van mevr. R. van Andel en mevr. C.
Borggreve, namens de Stichting Kinderkookkaf‚, inzake een plan voor
kindervoorzieningen en ouderenhuisvesting in de Jordaan.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord
te zenden aan de Commissie voor Cultuur enz.
Wethouder BAKKER: Ik heb geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Cultuur,
Educatie, Jeugdzaken en Bestuurlijke Betrekkingen.
 
20ø Adres van 7 februari 1994 van M.C. van de Liet en G. Schoone, namens
de bewoners van de Zuider IJdijk, inzake de plannen voor het eiland Zeeburg
in het ontwerp-bestemmingsplan ter zake.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen
ter zake.
 
Mevr. WITTE-BUIJSERD: Ik zou graag een afschrift van het antwoord
ontvangen. Ik heb een vraag ter zake gesteld in de commissie en daarop zou
nadere informatie komen.
Wethouder SARIS: Daartegen bestaat geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan het raadslid mevr. Witte-
Buijserd.
 
21ø Nota van het raadslid mevr. Spier-van der Woude van 14 februari 1994,
getiteld: Babel voorbij: grensverleggend (taal)onderwijs (Gemeenteblad afd.
1, nr. 156, blz. 843).
 
Besloten wordt, deze nota in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen om preadvies.
 
22ø Adres van 16 februari 1994 van D. Desjardijn inzake de behandeling
van zijn adres van 2 december 1992 over het schilderij Who's afraid of Red,
Yellow and Blue III.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders
stellen te stellen ter afdoening.
 
23ø Adres van 26 januari 1994 van J. Peelen inzake het voorstel de
binnenstad autoluw te maken.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende
voordrachten, punt 5 van de agenda.
 
24ø Adres van 12 februari 1994 van A. Langeveld en R. van der Weide,
namens de Vereniging De Loods, inzake het ontwerp-bestemmingsplan
IJ-oevers.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende
voordracht, punt 23 van de agenda.
 
25ø Adres van 15 februari 1994 van W. Revet en mevr. E. Barnard-Visscher,
namens diverse instellingen, inzake de Wet voorzieningen gehandicapten.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende
voordracht, punt 36 van de agenda.
 
26ø Adres van 17 februari 1994 van G. Keizer, namens het Gilde van
Werkgebouwen, inzake het ontwerp-bestemmingsplan IJ-oevers.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende
voordracht, punt 23 van de agenda.
 
27ø Adres van 18 februari 1994 van H. Frankfurther, namens de dorpsraad
Sloten-oud Osdorp, inzake de vaststelling van het trac‚ en het profiel van
de T106 tussen de Verlengde Ookmeerweg en de Ringvaart.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende
voordracht, punt 21 van de agenda.
 
28ø Adres van 18 februari 1994 van mevr. M. de Ridder, namens de
Bewonerscommissie Mercatorplein, inzake de intentieovereenkomst over het
Mercatorpleinproject e.o. met het stadsdeel De Baarsjes.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres te behandelen bij de
desbetreffende voordracht, punt 8A van de agenda.
 
De heer SPIT: Ik constateer, dat het punt 8A (instemming met een
intentieovereenkomst over het Mercatorpleinproject e.o. met het stadsdeel
De Baarsjes) aan de agenda is toegevoegd. Het adres heb ik pas enkele
minuten geleden in handen gekregen en het komt mij voor dat men dat eerst
moet bestuderen, aangezien men het agendapunt anders niet kan behandelen.
Het gaat nu een beetje te gehaast.
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Ik stel dan voor, het agendapunt 8A
vanavond te behandelen.
De heer SPIT: Dat lijkt mij een oplossing, maar ik wil daarbij wel de
vrijheid behouden, bij het aan de orde stellen van dit punt te kunnen
melden of er voldoende inzicht in de situatie is.
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Ik stel dan voor, het agendapunt 8A
te behandelen aan het begin van de avondzitting.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende
voordracht, punt 8A van de agenda.
 
29ø Adres van 11 februari 1994 van J. van Duijn inzake het ontwerp-
bestemmingsplan IJ-oevers.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de desbetreffende
voordracht, punt 23 van de agenda.
 
2A
Onderzoek geloofsbrieven nieuw raadslid (vacature-mevr. A. Tanja).
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Ik benoem in de commissie tot
onderzoek van de geloofsbrief de leden Robbers, Van der Laan, Platvoet,
mevr. Van der Stoel en Bruins Slot en verzoek de commissie, later in de
vergadering verslag uit te brengen van haar bevindingen.
 
Conform besloten.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Ik stel voor, thans eerst na te gaan,
welke punten van de agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen
worden afgedaan.
 
Conform besloten.
 
De punten 3, 4 en 5 worden even aangehouden.
 
6
A Preadvies van Burgemeester en Wethouders van 12 januari 1994 op de nota
van het raadslid Van Wijk (nr. 512 van 1993), getiteld: Een stap minder
in de duinen is een stap vooruit! (Gemeenteblad afd. 1, nr. 36, blz.
217).
 
B Nota van Burgemeester en Wethouders van 27 januari 1994 tot wijziging
van het onder A vermelde preadvies (Gemeenteblad afd. 1, nr. 76, blz.
501).
 
De heer HULSMAN (stemmotivering): Mijn fractie gaat akkoord met het
preadvies, op ‚‚n onderdeel na, namelijk daar waar naar onze mening een van
de mogelijke nieuwe technieken voor watervoorziening als te duur en
daardoor als niet-realistisch wordt afgedaan. Wij willen voor de toekomst
wat dat betreft graag een opening houden.
De heer CORNELISSEN: De fractie van D66 vindt het een zeer goed
preadvies op een toch wel zeer magere nota. De inhoud van het preadvies zet
dat heel duidelijk recht. Wij stemmen in met het preadvies.
De heer VELDMAN: Mijn fractie gaat akkoord met het gewijzigde preadvies.
 
De nota's wordt voor kennisgeving aangenomen en de Raad stemt in met het
preadvies.
 
De punten 7, 8 en 8A worden even aangehouden.
 
Punt 9 is reeds van de agenda afgevoerd.
 
Punt 10 wordt even aangehouden.
 
11
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot
verhoging van het krediet voor kwaliteitverhogende maatregelen in Nieuw
Sloten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 98, blz. 587).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 587 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
12
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 15 februari 1994 tot
wijziging van de bevoegdheden, opgenomen in de bij de Verordening op de
stadsdelen behorende A-lijst, en delegatie ingevolge art. 156 van de
Gemeentewet (Gemeenteblad afd. 1, nr. 151, blz. 704).
 
De heer HOFMAN (stemmotivering): Op blz. 705 staat, dat het merendeel
van de betrokken stadsdeelbesturen heeft ingestemd met de overeenkomsten
met de SUBAT. Waarom zijn niet alle stadsdelen daartoe geprest? Er komen nu
mogelijkerwijs toch weer kosten bij de centrale stad te liggen die in
principe door de stadsdelen dienen te worden opgebracht; oppassen dus!
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 706 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer Hofman
gemaakte opmerking.
 
13
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot het
geven van een positief advies aan de minister inzake aanwijzing van het
complex Nieuwe Uilenburgerstraat 173-175 tot beschermd monument
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 108, blz. 601).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 604 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
Punt 14 wordt even aangehouden.
 
15
Advies van de Commissie voor bezwaar-, en verzoekschriften van 10
februari 1994 op het beroep tegen de beschikking van Burgemeester en
Wethouders tot het weigeren van een vergunning voor een garage bij het
gebouw Haaksbergweg 4. De conclusie luidt, de beschikking van Burgemeester
en Wethouders ter zake te vernietigen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 114, blz.
612).
 
De conclusie van het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz.
612 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
Punt 16 wordt even aangehouden.
 
17
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 15 februari 1993 tot
aanschaffing van sneltrams voor de ringsneltramlijn (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 148, blz. 691).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 693 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
18
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot
vernieuwing van de walmuur in de Passeerdersgracht annex profielwijziging
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 99, blz. 588).
 
De heer HOFMAN (stemmotivering): Bij het bedrag van 1,2 miljoen gulden
is niet vermeld of dit bedrag in- of exclusief BTW is.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 589 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer Hofman
gemaakte opmerking.
 
19
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot
herinrichting van de Haarlemmersluis (Gemeenteblad afd. 1, nr. 100, blz.
589).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 590 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
De punten 20 en 21 worden even aangehouden.
 
22
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 inzake
het verzoek van het dagelijks bestuur van het stadsdeel
Geuzenveld/Slotermeer tot vaststelling van hogere geluidswaarden ten
behoeve van het bestemmingsplan Plein '40-'45 (Gemeenteblad afd. 1, nr.
120, blz. 627).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 629 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
Punt 23 wordt even aangehouden.
 
24
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot
onteigening van percelen (Onteigeningsplan cluster Marnix 2C (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 109, blz. 605).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 608 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
25
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 15 februari 1994 tot
voorbereiding van een parti‰le herziening van het bestemmingsplan
Valkenburgerstraat e.o. (Gemeenteblad afd. 1, nr. 110, blz. 608).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 609 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
De punten 26 en 27 worden even aangehouden.
 
28
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot
verkoop van grond en water in Breukelen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 152, blz.
706).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 707 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
Punt 29 wordt even aangehouden.
 
30
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot
deelneming in Energie Holland NV en goedkeuring van de overeenkomst tot
samenwerking tussen de NV GEB Rotterdam, de NV PEN Energiebedrijf Noord-
Holland en de NV Samenwerkingen Energiebedrijf Amsterdam (Gemeenteblad afd.
1, nr. 124, blz. 647).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 649 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
31
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 ten
geleide van het beleidsplan Stadsilluminatie Amsterdam uitgelicht en
toegelicht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 107, blz. 599 en bijlage C).
 
De heer HOFMAN (stemmotivering): Mijn secretaresse zegt, dat het mooi
zou zijn als er bij die stadsilluminatie wat lampen of lampions in de bomen
zouden worden opgehangen. Verder bemoei ik mij er niet mee want ik houd er
niet van.
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Ik verzoek u, de raadsvergadering
niet te gebruiken voor het ventileren van priv‚meningen van uw
secretaresse; dat kan ook wel op een andere manier.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 600 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer Hofman
gemaakte opmerking.
 
32
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot het
uitsluiten van aanspraken op wachtgeld en/of uitkering bij privatisering
van het Slotervaartziekenhuis (Gemeenteblad afd. 1, nr. 117, blz. 621).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 623 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
33
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot
herziening van de subsidierelatie met de Stichting AGO-Zwembad ingaande
1993 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 94, blz. 579).
 
Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE (stemmotivering): Mijn fractie gaat gaarne
akkoord met deze voordracht, maar zij wil daarbij toch wel opmerken, dat
het een grote aanslag betekent op de subsidie van de GGZ. Wij hopen dat de
pogingen om de regio en de ziektekostenverzekeraars hierbij te betrekken
onverminderd zullen worden voortgezet en dat ook rekening wordt gehouden
met de ontwikkeling van de binnengemeentelijke decentralisatie.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 581 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door mevr. Spier-Van
der Woude gemaakte opmerking.
 
De punten 34, 35 en 36 worden even aangehouden.
 
37
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot
ingebruikneming van het schoolgebouw Albert Neuhuysstraat 35 door de
bijzondere school voor (voortgezet) speciaal onderwijs De Ruimte
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 95, blz. 582).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 583 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
38
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot het
in bruikleen afstaan van een schilderij uit het Stedelijk Museum aan de
Stichting Katwijks Museum (Gemeenteblad afd. 1, nr. 112, blz. 610).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 610 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
39
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot het
in bruikleen afstaan van vijf schilderijen uit het Amsterdams Historisch
Museum aan het Viaans Museum (Gemeenteblad afd. 1, nr. 111, blz. 609).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 609 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
40
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot het
in bruikleen aanvaarden van een schilderij van mevr. Jonker-de Granada
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 113, blz. 611).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 611 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
41
Advies van 10 februari 1994 van de Commissie voor de Binnengemeentelijke
Decentralisatie inzake het geschil tussen het dagelijks bestuur van het
stadsdeel Osdorp en het College van Burgemeester en Wethouders betreffende
de overdracht van rijksmiddelen inzake de basiseducatie (Gemeenteblad afd.
1, nr. 149, blz. 693).
 
De conclusie van het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz.
695 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
Aan de orde zijn de benoemingen.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, nodigt de leden Hooijmaijers, mevr.
De Jong en Stadig uit, met hem het bureau van stemopneming te vormen.
 
Benoemd worden tot:
 
Lid van de Emancipatie Adviesraad Amsterdam (nr. 104): mevr. B.P.N.M.
van Dam (34), mevr. J.J. Graamans (34), mevr. G.H. van Geffen (34), mevr.
G.S. Huising (34), mevr. I.M. Hijman (34), mevr. drs. ™. Kutluer-Yalim
(28), mevr. T.E.M. van Leeuwen (34), mevr. S. van Rooyen (34), mevr. drs.
A.R. Sastromedjo (32), mevr. J.M. Stam (34) en mevr. I.H. Verwey (28).
Verder is ‚‚n stem uitgebracht op naam van H. Vredeling.
 
Lid van de Regioraad van het Regionaal orgaan Amsterdam (nr. 158): mevr.
J.C.M. Onstenk (31).
 
Ingeleverd werden 34 biljetten. Allen werden benoemd met de achter hun
naam vermelde aantallen stemmen.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, dankt de leden van het bureau van
stemopneming voor de hem verleende hulp.
 
Aan de orde is thans:
 
3
A Advies van de Beklagcommissie Inspraak van 3 januari 1994 met betrekking
tot de inspraak over de opheffing van parkeerplaatsen in de westelijke
grachtengordel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 30, blz. 76).
 
B Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 25 januari 1994 met
betrekking tot het onder A vermelde advies van de Beklagcommissie
Inspraak (Gemeenteblad afd. 1, nr. 53, blz. 321).
 
Mevr. GREWEL: Mijnheer de Voorzitter. De vraag is niet alleen wat er tot
nu toe in de procedure met de negen straatjes is gebeurd; de vraag is ook,
of wij inspraak in commissies ook als volwaardige inspraak beschouwen. Als
ik kijk naar de voordracht moet ik zeggen dat mijn fractie zich goed in het
standpunt van het College kan vinden. Immers, wanneer zou worden gesteld
dat inspraak in commissies geen volledige inspraak is, zou de burger
volgens de Beklagcommissie Inspraak bij elk punt dat wordt behandeld om een
z.g. volwaardige inspraak kunnen vragen. Het zou dan wel een zeer grote
bureaucratische rompslomp worden. Wij voelen daar niets voor. Mijn fractie
vindt, dat inspraak in commissies volwaardige inspraak is. Als er een zwaar
punt is waarbij velen willen inspreken, kan daarvoor een aparte vergadering
worden belegd.
Wat is er nu misgegaan? De Commissie voor Verkeer enz. was in tijdnood
en daardoor is de inspraak niet naar tevredenheid verlopen. Wij vinden het
daarom een prima voorstel, het advies van de Beklagcommissie Inspraak niet
over te nemen, de klacht gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond te
verklaren en vervolgens genoemde commissie de inspraak over de negen
straatjes opnieuw te laten houden. In haar brief waarschuwt de
Beklagcommissie Inspraak voor precedentwerking, maar mijn fractie wil dan
ook voor precedentwerking waarschuwen, namelijk voor een bureaucratische
precedentwerking als men gaat handelen overeenkomstig het daarin gestelde;
wij voelen daar niets voor. Wij steunen de voordracht.
De heer ORANJE: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van D66 is het geheel
met mevr. Grewel eens.
De heer BRUINS SLOT: Mijnheer de Voorzitter. Mijn fractie is het
volstrekt oneens met beide voorgaande sprekers. Er vindt een voorbereiding
van besluitvorming plaats die volstrekt in strijd is met de goede
procesorde. Het College en de klagers hebben voor de Beklagcommissie
Inspraak de kans gehad. Die commissie verricht haar taak en adviseert de
Raad, maar dat zint het College dus niet. Het College pakt daarop een
tweede termijn, zonder dat de klagers daarop kunnen reageren. Dat is
volstrekt in strijd met de goede procesorde en de algemene beginselen van
behoorlijk bestuur. Dat is echter formeel.
De voordracht onder B is inhoudelijk onjuist. Spreekrecht, zoals wij dat
in de commissie van advies en bijstand kennen, is een schriftelijke variant
van het adresrecht aan de Gemeenteraad. Men kan een brief sturen aan de
Raad en men kan ook in een vergadering van een raadscommissie het woord
voeren. Dat is dus iets wat plaatsvindt op het moment dat de
beleidsvoorbereiding is afgerond en het proces van de besluitvorming is
ingezet. Dat spreekrecht inspraak te noemen Ä dat is een aangelegenheid
waarvoor wij doorgaans minder dan 3 minuten per persoon nodig hebben Ä is
een aanfluiting. Inspraak is naar zijn aard het recht om in het stadium van
de beleidsvoorbereiding invloed uit te oefenen. Dat behoort dus gestalte te
krijgen in een eerder stadium.
Nadat Burgemeester en Wethouders gebruik maakten van de mogelijkheid om
de raadsagenda vast te stellen en het stuk onder B te agenderen, is er al
een brief van de Beklagcommissie Inspraak bovenop gekomen Ä over een
behoorlijke voorbereiding van de besluitvorming gesproken! Ä die niet aan
de Raad is voorgelegd en niet is gepubliceerd in het Gemeenteblad. Daarin
toetst de Beklagcommissie Inspraak de figuur van inspraak voor de commissie
van advies en bijstand aan de eisen van de Algemene Inspraakverordening. Ik
moet eerlijk zeggen, dat het in principe wel mogelijk is in een commissie
van advies en bijstand van gedachten te wisselen, dat het in principe ook
mogelijk is publieke bekendheid aan een en ander te geven en dat het in
principe ook mogelijk is dat de secretaris van de commissie een verslag van
het proces geeft, maar daarvoor is in de praktijk nooit ruimte. Ik vind het
echt een absurd standpunt om te doen wat het College nu voorstelt.
De heer BOUMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan mij in grote lijnen
aansluiten bij het standpunt van de CDA-fractie. Conform de
Inspraakverordening betreft de inspraak inderdaad de beleidsvoornemens. In
het onderhavige geval was het College aanvankelijk van plan parkeerplaatsen
te verwijderen, zoals in het Stappenplan is aangegeven. Vervolgens wil de
wethouder met zevenmijlslaarzen dit onderdeel van het Stappenplan uitvoeren
en daarbij wil hij zelfs nog een stapje verder gaan, namelijk het autovrij
maken van de negen straatjes. Dat gaat verder dan het beleidsvoornemen van
de Raad. Ik concludeer, dat er dan onvoldoende inspraak heeft
plaatsgevonden.
De vraag is, of het inspreken in een commissievergadering inspraak
conform de kaderverordening is. Ik heb daarover zo mijn twijfel. Inspreken
in een commissievergadering is een belangrijk middel om invloed uit te
oefenen in het laatste traject van de besluitvorming; op dat moment vindt
namelijk de feitelijke besluitvorming plaats. Het komt zelden voor, dat
later in de Raad op dit besluit wordt teruggekomen.
(De heer ORANJE: Hebt u een baan?)
Ja, nog wel.
(De heer ORANJE: Als wij uw redenering volgen, moet voor elk punt dat
in een commissievergadering wordt behandeld een inspraakavond worden
georganiseerd. Dat kan toch niet de bedoeling zijn?)
Er zal in elk geval conform de kaderverordening een inspraakmogelijkheid
moeten worden georganiseerd, tenzij het College zegt dat de
kaderverordening op een aantal punten onduidelijk is. Mijn vraag is dan, of
die verordening niet moet worden aangepast. Het inspreken in de commissies
inzake de besluitvorming wordt met name door de wijkcentra en de
belangenorganisaties gedaan.
(Mevr. GREWEL: U hebt toch ook bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van
de gemeentelijke Ombudsman? U bent kennelijk in opstand gekomen tegen
het rapport van 8 december 1992 van de gemeentelijke Ombudsman, want
daarin staat dat inspraak in de commissie wel echte inspraak is.)
De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. Wat er met de negen straatjes
gaat gebeuren is naar mijn mening de uitwerking van het beleidsvoornemen om
een autoluwe binnenstad te cre‰ren. Het referendum ter zake heeft daarop de
nodige invloed gehad, hetgeen ook weer te maken heeft met inspraak op het
beleidsvoornemen in de voorbereidende fase.
Ik ben met het College van mening, dat de route die is uitgezet om via
de commissie inspraak te geven op de uitvoering inzake de negen straatjes
goed is geweest, maar er is een bocht te kort genomen. Het voorstel dat nu
wordt gedaan geeft de kans, die bocht opnieuw en beter te nemen. Ik kan mij
vinden in de voordracht van het College.
De heer HOFMAN: Mijnheer de Voorzitter. Zoals vaker is beklemtoond,
dient de Amsterdamse binnenstad bereikbaar te blijven voor bewoners en
zeker voor ondernemers. De Commissie voor Verkeer heeft derhalve zeer
lichtvaardig een besluit genomen. Ik zal daarom het advies van de
Beklagcommissie Inspraak volgen. Wat betreft de voordracht vind ik het
vreemd, dat het voorliggende voorstel weer door dezelfde commissie zal
worden behandeld. Men kan ondernemers toch niet zo lang in het ongewisse
laten? Wij kunnen de zaak toch plenair regelen? Daarbij komt, dat in de
commissies niet wordt gestemd volgens het gewogen gemiddelde, waardoor de
meest vreemde stemverhoudingen kunnen ontstaan. Met dat gewogen gemiddelde
bedoel ik, dat de stem van de heer R.H.G. van Duijn even zwaar geldt als 12
stemmen van de PvdA en dat vind ik een absurde zaak. Ik adviseer, het
aantal parkeerplaatsen te handhaven.
Mevr. WITTE-BUIJSERD: Mijnheer de Voorzitter. In de praktijk is het
inspreken in de commissies een zeer goede zaak, vooral als er een goed
overleg heeft plaatsgevonden met bewoners en als uit dat overleg een aantal
punten naar voren is gekomen waarover geen overeenstemming is bereikt. De
bewoners schrijven dan een brief en gaan naar de vergadering van de
commissie van advies en bijstand als die brief wordt besproken. Zij willen
dan een reactie op die brief horen. In eerste termijn willen zij eigenlijk
geen inspraak, maar wel in tweede termijn. Dat wordt wel eens vergeten,
want in dit geval gaat het daarom; de bewoners willen dat.
De heer BEAUX: Mijnheer de Voorzitter. Met het advies van de
Beklagcommissie Inspraak, de door mr. Bierenbroodspot ingediende klacht
gegrond te verklaren, alsmede de belanghebbenden alsnog gelegenheid tot
inspraak te geven en daarna een nieuw besluit te nemen, kan ik instemmen.
Het gestelde in de voordracht is mij niet geheel duidelijk. Wij zitten
hier niet om ingewikkelde zinnen te formuleren, maar voor het behartigen
van de belangen van de Amsterdammers, speciaal voor hen die daarbij het
naast betrokken zijn, namelijk de bewoners van de desbetreffende straten en
degenen die hier een bedrijf hebben. Dit onderwerp dient geheel opnieuw op
de juiste wijze te worden behandeld. Met de juiste wijze bedoel ik dan dat
naar betrokkenen moet worden geluisterd en dat met hun belangen rekening
moet worden gehouden. Indien de voorliggende voordracht daarop neerkomt,
kan ik daarmee instemmen. Als wij met een schertsvertoning te maken hebben,
wil ik worden geacht tegen de voordracht te hebben gestemd.
Wethouder TEN HAVE: Mijnheer de Voorzitter. De heer Bruins Slot heeft
een bepaalde opvatting over de procesorde. Het is een vreemde procesorde,
dat er bij de Raad een adres in de vorm van een klacht inkomt, dat
vervolgens in handen van de Beklagcommissie Inspraak wordt gesteld, die dan
zonder dat er enige procedurele behandeling, laat staan inspraak, mogelijk
is het adres rauwelings in de Raad deponeert. Voorheen werd als iemand over
een procedure klaagde, die klacht in de commissie van advies en bijstand
behandeld. Dat gebeurde op die manier omdat de Raad vreesde dat de
vakcommissie de procedurele en de inhoudelijke gang van zaken wel eens met
elkaar zou kunnen verwarren. Als men zeer veel woningen wil bouwen, is men
natuurlijk minder geneigd vast te houden aan precieze procedures. In die
tijd heiligde het doel al heel snel de middelen. Om daarvoor te waken heeft
men bij de opstelling van deze procedure gekozen voor het voorleggen aan de
gehele Raad, die dan kan controleren of de collega's in hun voortvarendheid
niet te snel hebben gehandeld. Als dat niet het geval is, kan de
beleidsmatige toetsing plaatsvinden. Er zal eens goed moeten worden
nagedacht over de vraag of die procedure bevalt. Er is sprake van een
novum, want het College van Burgemeester en Wethouders voelt steeds vaker
de behoefte, uit zijn algemene verantwoordelijkheid om heldere en vlotte
besluitvorming in de Raad voor te bereiden, eventuele alternatieven naar
voren te brengen.
(De heer BRUINS SLOT: De orde die wij hebben vastgesteld voor de
Beklagcommissie Inspraak biedt Burgemeester en Wethouders ten volle
die gelegenheid. Ik verwijs naar blz. 76 van het advies. Daar staat
dat de klacht op 8 december 1993 in een openbare zitting is behandeld
in aanwezigheid van mr. Bierenbroodspot, terwijl de gemeente
Amsterdam werd vertegenwoordigd door mevr. De Kok en de heren
Batsmeijer, Cornelis en Van Ooyen. Daarmee hebt u dan bijna het hele
verkokerde B&W-wezen bij elkaar. Daar had u de gelegenheid, een
behoorlijke besluitvorming te bevorderen.)
Ik kan toch niet zonder dat het advies er ligt iets zeggen over het
advies? Eerst moet het advies tot stand komen; dat is wel goed geregeld. In
die procedure wordt het College gehoord over wat het heeft gedaan en
waarmee het bezig was. Er komt dan een advies en dat advies moet worden
beoordeeld.
(De heer BRUINS SLOT: U vergist zich. De Raad heeft op voorstel van
Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid om klachten over de
inspraak voor te bereiden, gedelegeerd aan de Klachtencommissie
Inspraak; dat is een onafhankelijke commissie. Dit betekent, dat als
die delegatie heeft plaatsgevonden, Burgemeester en Wethouders
gehouden zijn in die procedure hun mond te houden; zij hebben die
bevoegdheid uit handen gegeven.)
Hoe had dit op een gegeven moment dan moeten worden gepubliceerd? Als
een notitie van de heren Saris, Ten Have, De Grave enz.? Wij hebben als
raadsleden natuurlijk wel het recht een notitie uit te brengen. Het is al
eerder gebeurd dat, als er ingewikkelde zaken aan de orde waren, raadsleden
ter bevordering van het besluitvormingsproces in de Raad met een notitie
kwamen waarin zij nog voor de discussie een standpunt naar voren brachten.
Dit was een van de twee mogelijkheden daarvoor en met deze mogelijkheid
zijn wij het niet eens.
In de gemeentewet wordt het College opgedragen, het
besluitvormingsproces in de Raad degelijk voor te bereiden. Het College
heeft voor dat standpunt gekozen. Wij menen dat het praktisch is, als men
aanvoelt dat er een discussie zal volgen en dat er andere uitkomsten
mogelijk zijn, daar een ander voorstel tegenover te stellen. Het staat elk
raadslid geheel vrij uit beide alternatieven te kiezen, hetgeen volgens mij
een vlotte gang van zaken zou kunnen bevorderen, afgezien van de
mogelijkheid dat wij in dit soort discussies terecht komen.
(De heer BRUINS SLOT: De wethouder gaat met het tweede alternatief
volledig voorbij aan het feit dat het College de bevoegdheid tot
voorbereiding van de besluitvorming in de Raad uit handen heeft
gegeven. Dat is dus niet meer de taak van het College; het heeft die
taak opgedragen aan een onafhankelijke commissie.)
Ik waag dat te betwijfelen; de Raad kan heel veel, maar niet tegen de
gemeentewet in. Wij houden ons aan datgene wat ter zake in de gemeentewet
staat, anders is de Raad op een bepaald moment de commissie van advies en
bijstand. Ik heb geprobeerd dat uit te leggen. Het ging niet zozeer om het
College bij het opstellen van de desbetreffende verordening, maar om de
commissie van advies en bijstand. Er is dus alle reden om bij het begin van
de volgende raadsperiode deze kwestie nog eens goed te bekijken en daarin
wat helderheid te brengen. Ik kan nu alvast mededelen, dat dit niet de
laatste notitie van het College is; ik ben al bezig met de voorbereiding
van een volgende notitie. Aan dergelijke zaken moet veel aandacht worden
besteed, want men moet het kind niet met het badwater weggooien, maar men
moet ook proberen praktisch te blijven. Dat moet in alle openheid worden
gedaan.
Essentieel is de verandering in de verordening op de commissies van
advies en bijstand waardoor in twee instanties kan worden ingesproken. Dat
is van wezenlijk belang, omdat daarmee de definitie van inspraak, zoals die
door de Klachtencommissie Inspraak zelf wordt gehanteerd, wordt
gehonoreerd. In dat geval moet er sprake zijn van hoor en wederhoor; er
moet een argumentenwisseling plaatsvinden. Aan die voorwaarde is voldaan en
materieel gezien ook aan andere zaken, hetgeen overigens niet omstreden is,
ook niet in het advies van de commissie.
Ik ben het niet eens met de zienswijze van de heer Bouma. Inspraak over
het beleidsvoornemen in deze concrete zaak moet men niet verwarren met de
uitspraak over het uitvoeringsvoorstel.
Mevr. GREWEL: Mijnheer de Voorzitter. Zelfs al zouden Burgemeester en
Wethouders de zaak uit handen hebben gegeven aan de Beklagcommissie
Inspraak, dan nog kan de Gemeenteraad weer advies vragen aan het College.
Men komt dan in oeverloze discussies over procedures en bureaucratie
terecht. Daarvoor voel ik niets. Laten wij het gewoon praktisch houden.
Volgens mijn fractie was er wel degelijk inspraak, maar niet voldoende en
daarom moet de inspraak worden overgedaan. Verder is inspraak in een
commissie ook inspraak.
De heer ORANJE: Mijnheer de Voorzitter. Ik wijs de fracties van CDA en
VVD op art. 5 van de Algemene Inspraakverordening Amsterdam, waarin
letterlijk staat: "De Gemeenteraad kan voor veel voorkomende
beleidsvoornemens en besluiten die uitvoering vergen standaardprocedures
voor inspraak vaststellen." In dit geval gaat het om een besluit dat
uitvoering vergt. De standaardprocedure is volgens mij het Reglement van
Orde voor de vergaderingen van de commissies van advies en bijstand en
voldoet mijns inziens aan de criteria die voor goede inspraak moeten worden
aangehouden, mits het gaat om kleinere zaken, uitvoering enz. Voor grotere
zaken moeten vanzelfsprekend inspraakavonden worden belegd.
Aan het adres van de heer Bruins Slot merk ik op, dat ik het probleem
werkelijk niet begrijp. De Beklagcommissie Inspraak adviseert de Raad, maar
neemt niet de beslissing. De Raad beslist of de klacht al of niet gegrond
is. Dan is het toch helemaal niet erg dat het College ons daarover nog een
advies geeft? U kunt dat volledig naast u neerleggen als u dat wenst. Daar
is niets op tegen en er wordt geen enkel proces door geschaad.
De heer BRUINS SLOT: Mijnheer de Voorzitter. Degenen die door de
Gemeenteraad van Amsterdam bepaalde bevoegdheden opgedragen krijgen
krachtens delegatie treft langs deze weg een buitengewoon ongelukkig lot,
want dat betekent domweg dat wij de verantwoordelijkheid voor een
behoorlijke voorbereiding van de besluitvorming leggen bij een
onafhankelijke commissie, tenzij die commissie iets zegt wat het College
niet aanstaat. Natuurlijk ben ik het eens met mevr. Grewel, dat de Raad
uiteindelijk beslist en dat de Raad bevoegd is het advies van die commissie
naast zich neer te leggen, maar waar in dezen het beleid van het College
ter sprake is en in het geding is, is dat bij het College niet in goede
handen.
De heer BOUMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik meen mij te herinneren dat in
de Algemene Inspraakverordening Amsterdam staat, dat afhankelijk van het
geval, overleg zal plaatsvinden over de inspraakprocedure. Ik denk dat dat
terecht is. Immers, de beslissing over de kleur van een lantaarnpaal vergt
een andere inspraak dan de besluitvorming over een forse herprofilering,
maar uiteindelijk zal in de commissie van advies en bijstand een eerste
besluit moeten worden genomen. Is het daarom niet beter in de Algemene
Inspraakverordening Amsterdam ook op te nemen, dat men uiteindelijk in de
commissie van advies en bijstand de laatste mogelijkheid tot inspraak
heeft? Dat staat er nu niet in.
De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. Het droevige lot dat de heer
Bruins Slot ons voorspelt, zullen wij met open ogen tegemoettreden, samen
met het College.
Mevr. WITTE-BUIJSERD: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb de wethouder niet
horen reageren op mijn praktische en tijdbesparende voorstel. Het komt voor
dat insprekers eerst hun brieven moeten voorlezen. Het is dus veel
verstandiger, aan te geven dat de commissieleden die brieven hebben
gelezen, want dat willen zij weten.
Wethouder TEN HAVE: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb weinig te reageren,
want alle opmerkingen die in tweede termijn zijn gemaakt, kan ik verwijzen
naar een eventuele verandering en herijking van de Algemene
Inspraakverordening Amsterdam, die aan herijking en herziening toe is. Daar
is de Beklagcommissie Inspraak het best mee eens.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Het onder A genoemde advies van de Beklagcommissie Inspraak (nr. 30)
wordt niet overgenomen.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, constateert, dat van de bij de
stemming aanwezig raadsleden de leden Beaux, Bouma, Bruins Slot, Bruyn,
Hofman, Hooijmaijers, Molleman, Niamut, mevr. Van der Stoel en Van Wijk
zich voor het advies hebben verklaard.
 
De voordracht onder B (nr. 53) wordt aangenomen.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, constateert, dat van de bij de
stemming aanwezig raadsleden de leden Beaux, Bouma, Bruins Slot, Bruyn,
Hofman, Hooijmaijers, Molleman, Niamut, mevr. Van der Stoel en Van Wijk
zich tegen de voordracht hebben verklaard.
 
4
Preadvies van Burgemeester en Wethouders van 1 februari 1994 op de nota
van het raadslid Bouma (nr. 780 van 1991), getiteld: Op weg naar een
parkeerschap (Gemeenteblad afd. 1, nr. 81, blz. 512).
 
De heer BOUMA: Mijnheer de Voorzitter. In de eerste plaats wil ik het
College bedanken voor de uitvoerige rapportage op de nota van de VVD.
Klynveld Management Consultants (KPMG) heeft in antwoord op die nota veel
onderzocht en een aantal richtingen aangegeven waarin het parkeerbeheer
zich in de toekomst zou moeten ontwikkelen. De doelstelling van de VVD-nota
is, te komen tot besluitvorming over een parkeerschap met als uiteindelijk
doel het leveren van een optimaal parkeerprodukt, vooral wat betreft beheer
en exploitatie van het parkeren op straat en in garages.
De rol van het gemeentebestuur daarin zou in de eerste plaats een
participeren moeten zijn, samen met private ondernemingen, in de
exploitatie en het beheer van parkeervoorzieningen. Daarnaast zou het ook
de verantwoordelijkheid moeten dragen voor het aangeven van het
beleidskader voor het parkeren. Ik heb het dan over tarieven, aantal
parkeerplaatsen en parkeerlocaties. Naar de mening van de VVD-fractie zou
zo'n parkeerschap een effici‰nter beheer mogelijk maken. Daar komt nog bij,
dat het met het oog op de regionale ontwikkelingen in de toekomst
verstandig is duidelijkheid te verkrijgen over de exploitatie van garages
en parkeerplaatsen in de regio, zodat ook een verevening via de exploitatie
zou kunnen plaatsvinden, met goedkopere parkeergarages aan de rand van de
stad die misschien minder bezet zijn.
Helaas gaan de conclusies van KPMG nog niet zo ver dat het parkeerschap
dat de VVD wenst volledig wordt ondersteund omdat een aantal problemen is
gesignaleerd. Eigenlijk valt onderscheid te maken tussen twee
hoofdproblemen. Het beheer valt moeilijk te co”rdineren. Het aanbod van
parkeerplaatsen is versnipperd, er is nog geen maximale openstelling van
openbare parkeergarages, er is nog geen eenduidige tarievenstructuur.
Daarnaast schetst KPMG een bepaalde onzekerheid met betrekking tot het
gemeentelijk beleid. Met name wordt dan gedoeld op het tarieven- en
locatiebeleid. Op dit moment is een parkeerschap dan ook niet haalbaar, met
de nadruk op de woorden "op dit moment".
Wat moet er dan wel gebeuren? Naar de mening van de VVD-fractie moet de
slagkracht van de Dienst Parkeerbeheer worden vergroot. Met andere woorden,
de Dienst Parkeerbeheer moet gaan functioneren als een onderneming, de
co”rdinerende taken op zich nemen en de dienstverlening verbeteren. Ik denk
dat dat ook in het kader van de werkgelegenheid bij de Dienst Parkeerbeheer
noodzakelijk is, gezien bijvoorbeeld de concurrentie tussen Parcon en de
Dienst Parkeerbeheer in het stadsdeel Westerpark.
Met andere woorden, de Dienst Parkeerbeheer krijgt in de toekomst te
maken met meerdere concurrenten en dat betekent dat die dienst ook
effici‰nt zal moeten functioneren. De Dienst Parkeerbeheer is op dit moment
een onderdeel van de Dienst Stadstoezicht en het valt voor mij dan ook niet
echt te beoordelen, of de Dienst Parkeerbeheer binnen de Dienst
Stadstoezicht of daarbuiten zal moeten verzelfstandigen of dat via een
dienstverleningscontract de relatie tussen de Dienst Parkeerbeheer en het
gemeentebestuur eenduidig moet worden gemaakt. Wij achten verder onderzoek
naar de ontwikkeling van de Dienst Parkeerbeheer op termijn noodzakelijk en
wij vragen het College dan ook dat nader te onderzoeken, met name gericht
op de criteria waaraan de Dienst Parkeerbeheer zou moeten voldoen om zo
zelfstandig mogelijk op de parkeermarkt te kunnen opereren.
In de nota van de VVD is nog een aantal andere punten aangegeven, over
fietsen enz. De voordracht gaat daarop ook in en ik ben blij dat een aantal
zaken al op de rails is gezet. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het
parkeerverwijzingssysteem, maar desalniettemin heeft de VVD-fractie
naderhand nog, ge‹nspireerd eigenlijk door de nota van Jan Schaefer " Het
werk ligt op straat" een idee voor park-and-bike-voorzieningen ontwikkeld.
Bij dit idee gaat het om de mogelijkheid in parkeergarages fietsen te
huren; een uitstekend middel om het natransport te verzorgen van de garage
naar de definitieve plaats van bestemming. In de tweede plaats denken wij
dat deze voorziening extra werkgelegenheid zal opleveren, met name voor
laaggeschoolde werknemers, en wij zouden dan ook graag zien dat het College
overleg zou voeren met het bedrijfsleven om dat initiatief van de grond te
krijgen. Wij denken dan aan sponsoring via een reclamebordje op de fiets.
Het bedrijfsleven kan echter ook een actie organiseren, zoals "een fiets
voor niets" voor degenen die hun auto in de parkeergarages stallen. Bij
bestedingen bij het bedrijfsleven in de binnenstad kan dan eventueel de
fietshuur worden vergoed.
Ik dien bij dezen twee voorstellen ter zake in.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
30ø Voorstel van 23 februari 1994 van het raadslid Bouma inzake een
onderzoek naar de organisatie op het gebied van het parkeerbeheer
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 199, blz. 1006).
 
31ø Voorstel van 23 februari 1994 van het raadslid Bouma inzake " park and
bike"-voorzieningen in garages aan de rand van de stad (Gemeenteblad afd.
1, nr. 200, blz. 1007).
 
De voorstellen worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer ORANJE: Mijnheer de Voorzitter. Ik moet constateren, dat noch de
nota van de VVD noch het advies van KPMG schokkende nieuwe dingen naar
voren heeft gebracht en dat de conclusie eigenlijk tevoren al kon worden
getrokken. Het bedrijfsleven is om twee redenen niet al te happig op
participatie in parkeergarages. De eerste is, dat beleggers een prognose
voor een te lange termijn moeten maken. Zij zijn dat niet gewend; kijk maar
naar de IJ-oevers. Zij willen dat niet. De tweede reden is, dat zij per
definitie onzeker zijn over de uitkomsten van het gemeentebeleid, dat in
een stad als Amsterdam natuurlijk per definitie dynamisch is. Dat betekent
dat het niet direct van de grond komt, maar dat is op zichzelf niet zo'n
ramp.
Wat wij als Gemeenteraad steeds in handen dienen te blijven te houden
zijn alle beleidsinstrumenten rond het parkeren, want nogmaals, het
parkeren is bijna het enige instrument dat de gemeentelijke overheid heeft
om het aantal autobewegingen te reduceren. Dat moet dus nooit uit handen
worden gegeven en daarom zal het bedrijfsleven ook nooit happig zijn op
participatie in parkeergarages. Uiteraard hoeven wij de deur niet dicht te
gooien en ik ben dus best bereid over initiatieven te praten, maar ik wil
het beleid in handen houden.
Volgens mij is "call-a-bike" gewoon een ander woord voor fietsverhuur,
maar ik vind het prima, bij parkeergarages een hok te bouwen waar fietsen
worden verhuurd. Dat lijkt mij een uitstekend idee.
De heer MOLLEMAN: Mijnheer de Voorzitter. De gemeente zit waar het om
het parkeren gaat met drie wezenlijke problemen. Het eerste betreft de
effectiviteit van de uitvoering binnen de beleidskaders van de gemeente.
Het tweede betreft de veranderende wereld om ons heen en de beperkte
mogelijkheden om er op een verantwoorde manier op in te spelen, dus de
flexibiliteit. Het derde betreft wat wel wordt genoemd de privatisering van
parkeerfaciliteiten, dat wil zeggen de kloof die ontstaat tussen de
mogelijkheden om openbaar te parkeren en de mogelijkheden om privaat te
parkeren. Duidelijk is, dat de Dienst Parkeerbeheer nu al een marktpartij
is, niet alleen in de openbare ruimte naar aanleiding van de ontwikkelingen
in Westerpark, maar ook in relatie tot de parkeergarages. De parkeergarage
aan de Nieuwezijds Kolk is daarvan een goed voorbeeld. Het onderzoek dat is
gepleegd geeft duidelijk aan dat er mogelijkheden zijn om een traject te
ontwikkelen waarbij op basis van verzelfstandiging van de Dienst
Parkeerbeheer tot een synergie kan worden gekomen. De CDA-fractie betreurt
het, dat die weg niet is bewandeld. In eerste termijn wil ik erop wijzen,
dat dat traject waarschijnlijk onontkoombaar is wanneer de Dienst
Parkeerbeheer op ROA-niveau nog een rol van enige relevante betekenis wil
spelen c.q. deze gemeente op dat niveau voor voldoende draagvlak in de
regio een rol van betekenis kan spelen.
De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. De PvdA heeft al eerder
gezegd, dat de heer Bouma een goede nota heeft geschreven met misschien
niet heel verrassende, zoals de heer Oranje zei, maar wel goede gedachten
over het parkeerbeheer. Het voorstel dat nu wordt ingediend roept een vraag
op die de heer Bouma aanstonds misschien duidelijk kan beantwoorden. Als de
teneur van het voorstel is, te benadrukken dat het parkeerbeheer hier weer
in ‚‚n hand moet komen, vind ik het een heel goed voorstel. Dat is ook in
lijn met wat wij als gemeente zeggen. Als het eigenlijke accent in het
voorstel echter ligt op een zo groot mogelijke zelfstandigheid, ben ik daar
niet echt tegen, maar dan ligt het accent wel op een andere plek dan waar
ik het wil hebben, want de mate van zelfstandigheid vind ik bijzaak. Blijkt
straks inderdaad dat de gemeente het zelf moet doen, zoals de
marktontwikkelingen nu lijken aan te geven, dan doen wij het zelf. Als het
parkeren straks echter business gaat worden, wat ik verwacht, dan doen wij
het samen met anderen die dan geld ter beschikking willen stellen, waardoor
wij de dingen sneller kunnen realiseren dan wanneer wij die in ons eentje
moeten betalen.
De heer Oranje heeft al twee redenen genoemd waarom de markt aarzelt. De
ene is de onzekerheid over het gemeentebeleid. Die factor hebben wij echter
zelf in de hand. Verder had de heer Oranje het over het eufemisme dat ons
beleid wat dynamisch is. Men kan het ook wat onvriendelijker zeggen en
spreken over een zigzagbeleid. Als wij vasthouden aan het Verkeers- en
Inrichtingsplan (VIP) zoals vastgesteld þ in de Rode Hoed heb ik gezegd,
dat dat punt uit ons verkiezingsprogramma achterhaald is þ en een rechte
streep trekken, verwacht ik dat het bedrijfsleven in de komende jaren zeer
ge‹nteresseerd zal raken in participatie in het parkeerbeheer. Dat is
namelijk in alle wereldsteden het geval en ik zie echt niet in waarom dat
in Amsterdam anders zou moeten zijn. Het is gewoon een kwestie van
schaarste.
Ik geloof dus dat de vragen die de heer Bouma stelt en de opdrachten die
hij geeft in het voorstel heel goed zijn, maar ik wil nog even weten hoe ik
het accent moet verstaan.
Het fietsvoorstel ten slotte is ook prima en de PvdA zal dat graag
steunen.
De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. Als ik de beschouwingen over
het bieden van een goed parkeerprodukt in een versnipperde markt goed heb
gelezen, is de conclusie dat het vooralsnog niet realistisch, te vroeg of
niet mogelijk is, alles wat wij hebben en wat de particulieren hebben onder
‚‚n regime te brengen. Die conclusie lijkt mij goed onderbouwd door de
stukken en daarom steun ik het preadvies van het College.
Ik meen dat de afspraken die gemaakt zijn tussen de gemeente en de
Dienst Parkeerbeheer in essentie zo slecht nog niet zijn. Het concernmodel
met managementcontracten levert redelijke opbrengsten op en geeft ons de
stevige invloed op het parkeerbeleid in de stad waarvoor ook de heer Oranje
heeft gepleit. Dit zijn twee hoofdpunten die onze fractie aanleiding geven
het preadvies van het College te volgen.
Dat neemt niet weg dat ik het voorstel van de VVD over de fietsen goed
vind. Dat voegt op alle punten iets toe. Als ik hoor dat gesproken wordt
over een fiets voor niets en dat er een sponsorbordje op moet, dan moet er
misschien een sponsorbordje op komen van mensen die zich al lange tijd
hebben bemoeid met vrije fietsen en witte fietsen. Het is een sympathiek,
deels gepikt voorstel, maar wij zullen het steunen.
Wethouder TEN HAVE: Mijnheer de Voorzitter. Ik zit hier met gemengde
gevoelens, omdat ik de nota van de heer Bouma liever eerder had willen
preadviseren; dit is niet de standaardtermijn die het College voor ogen
staat voor preadviezen op nota's. Daarentegen ken ik geen andere nota die
zo invloedrijk is geweest in de afgelopen jaren als deze nota van de heer
Bouma inzake parkeerschappen. De nota is het startsein geweest voor een
uitvoerige studie in samenwerking met het bedrijfsleven naar de feiten en
mogelijkheden. De heer Oranje mag daaruit opmaken dat de resultaten niet
schokkend zijn. Dat hoeft ook niet, maar wij hebben nu de feiten tenminste
op een rijtje staan. Daaraan schortte het namelijk, want nu konden wij alle
beweringen natrekken en daarmee is in elk geval een vast kader geschapen
waarop een parkeerbeleid kan worden gebouwd, zeker, zoals nu uitvoerig uit
de doeken is gedaan, nu het onlosmakelijke verband tussen het exploiteren
van een garage en het exploiteren van parkeerplaatsen op straat is
aangegeven. Wij moeten de straat en de garages dus onlosmakelijk aan elkaar
binden. Lukt dat niet, daarin heeft de heer Oranje wel gelijk, dan ontstaat
geen enkel parkeerbeleid en be‹nvloeding over en weer ten aanzien van het
autoverkeer en de autokilometers. Het zijn inderdaad gewoon de bevindingen
naar aanleiding van deze nota die ons op weg hebben geholpen om de
functiegerichte en gebiedsgerichte aanpak van het VIP te kunnen
implementeren.
Ik kom nog even terug op enkele kanttekeningen die ik ook in de
commissie van advies en bijstand heb gemaakt. Wij zijn het eens met
verzelfstandigen in die zin, dat de Raad zich tot de hoofdlijnen kan
beperken, maar als ik bijvoorbeeld, wat toch heel belangrijk is in het
parkeerverhaal en het parkeerschapsverhaal, mij de tarieven voor de geest
haal en zie hoe de laatste tariefstelling verliep, ben ik blij dat wij de
Dienst Parkeerbeheer niet zo ver verzelfstandigd hebben. Het gedrag van
ondernemers is soms ondoorgrondelijk. Ik wijs de Raad erop, dat het hem
heeft behaagd de tarieven meer te verhogen dan onze nu al vrij zelfstandige
dienst ons had voorgesteld. In die zin begrijp ik dan ook niet goed, wat de
heer Bouma en sommige mensen uit het bedrijfsleven met " verzelfstandigen"
bedoelen. Uit het voorstel heb ik begrepen, dat wij dat nog eens even
verder moeten bekijken, ook in het kader van het tot stand komen van de
Dienst Stadstoezicht die wij voor ogen hebben. Ik denk dat wij ons allemaal
kunnen vinden in de formulering die de heer Oranje naar voren heeft
gebracht, hetgeen overigens een verregaande mate van verzelfstandiging niet
uitsluit. Ik denk op verkeersgebied aan bijvoorbeeld de Nederlandse
Spoorwegen, die in de afgelopen vier jaar ook in aanzienlijke mate zijn
verzelfstandigd, zonder dat wij nu het gevoel hebben dat wij geen enkele
invloed meer hebben op de Nederlandse Spoorwegen.
De opmerking van de heer Molleman over meer synergie is mij niet
helemaal duidelijk.
(De heer MOLLEMAN: U hebt hetzelfde gezegd, namelijk dat straten en
garages aan elkaar moeten worden gekoppeld en dat er dus een eenheid
van beleid en beheer moet kunnen ontstaan. Voor het uitvoeren van dat
beleid is naar mijn stellige overtuiging verzelfstandiging van de
Dienst Parkeerbeheer noodzakelijk.)
Ik heb er zojuist een kanttekening bij gemaakt. Ook als wij een volledig
onafhankelijke Dienst Parkeerbeheer hebben weet ik namelijk nog steeds niet
wat er dan met de tarieven en de daaruit voortvloeiende gevolgen...
(De heer MOLLEMAN: Zolang wij zelf de beleidskaders vaststellen is
dat uitgesloten.)
Dan denk ik dat wij het voor deze keer met elkaar eens zijn, maar
misschien kan de heer Molleman dat in tweede termijn duidelijk maken. Ik
zie verder geen kwaad in de voorstellen.
De heer BOUMA: Mijnheer de Voorzitter. Op zichzelf verheugt het mij, van
de wethouder te horen dat de nota heeft geleid tot een cultuur- of
mentaliteitsverandering, in elk geval een andere manier van denken over
parkeergarages en parkeerbeheer, zodat er een aantal gemeenschappelijke
doelstellingen is om een duidelijk parkeerprodukt te leveren en misschien
de erkenning dat garages en parkeren op straat beide een bijdrage kunnen
leveren aan een goede bereikbaarheid van Amsterdam en een goede afstemming
van de plaatsen in de buurten. Niettemin blijft er een aantal knelpunten
liggen, waarbij ik onderscheid maak tussen beheerstaken en beleidstaken. Ik
blijf ook van mening, dat het beleid als zodanig ook in de toekomst bepaald
moet worden door het gemeentebestuur, of een andere overheid, mogelijk het
ROA-bestuur. Met andere woorden, wat er met de tarieven en het aantal
parkeerplaatsen gebeurt, wordt bepaald door de overheid. De overheid moet
daarover op langere termijn dus ook duidelijkheid geven. In het VIP hebben
wij al min of meer aangegeven wat er op een termijn van tien jaar gaat
gebeuren. Dat neemt niet weg, dat er diensten zijn met een belangrijke
uitvoerende taak, die co”rdinerende taken en exploitaties op zich zullen
moeten nemen.
Op dit moment is dat de Dienst Parkeerbeheer. Wij vinden dat die dienst
ook de middelen moet hebben om zo daadkrachtig mogelijk te kunnen optreden.
De heer Van der Laan schetste dat het parkeren op termijn big business
wordt. Met andere woorden, er ontstaat een grotere concurrentie, niet
alleen tussen ambtelijke diensten, maar ook met particuliere diensten,
zoals Parcon in het stadsdeel Westerpark. Als gemeenteraadslid wil ik dan
in ieder geval dat de dienst voldoende mogelijkheden heeft om optimaal te
functioneren en die concurrentie aan te gaan. Wat daarvoor nodig is, weet
ik op dit moment nog niet. Misschien is dat op heel verre termijn een
verdergaande verzelfstandiging, maar het kan ook zijn dat het kan worden
geregeld door middel van een goed dienstverleningscontract, waarin wordt
aangegeven wat wij van de dienst verwachten en hoeveel wij ervoor betalen.
De VVD-fractie vindt dat dat in ieder geval moet worden uitgezocht en ook
of dat kan in die Dienst Stadstoezicht. Daarop is het voorstel gericht. Ik
hoop dat dit voldoende duidelijkheid geeft, ook voor Groen Links.
De heer ORANJE: Mijnheer de Voorzitter. In eerste termijn heb ik mij
misschien iets te negatief uitgelaten over de nota, maar ik wil in elk
geval nog wel zeggen dat ik de inzet van de heer Bouma op dit onderwerp
bijzonder waardeer.
Ik constateer dat wij het in grote lijnen met elkaar eens zijn, maar ik
wil nog wel op een aspect van de organisatie wijzen. Ik vind dat wij
diensten als de Dienst Parkeerbeheer niet te snel moeten privatiseren qua
organisatie, omdat het typisch diensten zijn waarmee een deel van het
werkgelegenheidsbeleid kan worden uitgevoerd. Ik wijs op onder meer het
Jeugdwerkgarantieplan. Ik wil hiermee slechts zeggen, dat wij ons tegenover
die organisaties kunnen opstellen als sociaal werkgever en dat bij
privatisering moet worden gewaakt voor onder meer een uiterst commerci‰le
opzet.
(De heer BOUMA: Ik heb het woord privatisering niet in de mond
genomen, maar ik wil wel stellen dat wij, als wij op langere termijn
een mogelijkheid voor werkgelegenheid bij de Dienst Parkeerbeheer
willen behouden en wensen dat de dienst kan concurreren met private
ondernemingen, de dienst ook de mogelijkheid moeten geven die
concurrentieslag aan te gaan. Daarom moet goed naar de
organisatievorm voor de dienst worden gekeken.)
Akkoord, maar ik hecht eraan dat wij de sociale taak die wij als
werkgever hebben bij dit soort diensten kunnen behouden.
De heer MOLLEMAN: Mijnheer de Voorzitter. Het is juist die armslag die
de Amsterdamse diensten en bedrijven en de Dienst Parkeerbeheer niet op de
laatste plaats nodig hebben, die tijdens het congres "Wat lokaal kan en
regionaal moet" in Hoofddorp leidde tot de uitspraak dat Amsterdam er
verstandig aan doet, tot nut van het ROA en tot zekerstelling van de
sociale positie van alle werknemers in de toekomst zo snel mogelijk tot
verzelfstandiging over te gaan. Zijn de wethouder en het CDA het met elkaar
eens op dit punt? De wethouder zegt dat de Raad op hoofdlijnen kan besturen
en daartoe best mag worden gestimuleerd. Waar de wethouder een vergelijking
maakt met de NS en de Dienst Parkeerbeheer, wijs ik op het grote verschil
tussen die twee instellingen. De NS is een volstrekte monopolist en de
Dienst Parkeerbeheer moet zichzelf in een concurrerende markt zien te
realiseren.
De suggestie dat wij het eens zijn is natuurlijk aantrekkelijk. Waar het
voorstel van de VVD naar het oordeel van het CDA zeker acceptabel is, maar
in verhouding tot de problematiek zwak moet worden genoemd, en het College
vasthoudt aan het preadvies, is die suggestie echter vals.
Waar D66 zegt dat de conclusies voorspelbaar waren, ontkent de CDA-
fractie dat. Uit de onderzoeken is wel gebleken, dat er wel degelijk een
begaanbaar pad is en daarvoor werd algemeen aangenomen, dat het pad dermate
moeilijk was dat het niet begaanbaar was. Het moet in stappen worden
afgelegd, maar daarom had ik ook graag van het College die stappen in beeld
gekregen. Het voorstel van de VVD draagt daartoe bij en zal dan ook door
het CDA worden gesteund, maar dat dit een gelukkig preadvies is, moet
worden ontkend.
Wethouder TEN HAVE: Mijnheer de Voorzitter. De heer Bouma benadrukt
nogmaals, dat de Dienst Parkeerbeheer in elk geval zo zelfstandig mogelijk
moet zijn. Het zal natuurlijk een verspreking van hem zijn, dat hij ervan
uitgaat dat wij voor de diensten van de Dienst Parkeerbeheer moeten gaan
betalen, want volgens het Programakkoord 1990-1994 moeten in elk geval alle
parkeeruitgaven en -inkomsten budgettair neutraal zijn. Ik interpreteer dat
dus niet als een bijdrage uit de algemene middelen aan het parkeren, net zo
min als er bijdragen uit de opbrengst van het parkeren naar de algemene
middelen gaan, want zoals men weet vangt het Parkeerfonds heel wat af. Wat
mij betreft mag de functie van de Dienst Parkeerbeheer, in welk verband dan
ook, dus verzelfstandigd worden. Ik benadruk overigens dat ik, zoals ik aan
het eind van de commissievergadering heb gezegd, eraan hecht dat de
ombudsman haar zegenrijke werk in dit veld kan voortzetten.
Ik constateer ten slotte, dat de heer Molleman het weliswaar met het
College eens is, maar niet het preadvies onderschrijft. Wellicht is dat
inherent aan de ambivalente houding van het CDA tegenover dit College, want
inhoudelijk begrijp ik dat niet.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over de voorstellen.
 
Het voorstel-Bouma (nr. 199) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, constateert, dat geen van de bij de
stemming aanwezige raadsleden zich tegen het voorstel heeft verklaard.
 
Aan de orde is de stemming over het voorstel-Bouma (200).
 
De heer BEAUX (stemmotivering): Ik zal voor dit voorstel stemmen, maar
ik ben erop tegen dat een en ander straks wordt aangeduid met een Engelse
term. Wij zijn hier in Nederland en onze taal is rijk genoeg om hiervoor
een Nederlandse aanduiding te kunnen gebruiken. Shops moeten weer winkels
worden en het World Trade Center is het Wereldhandelscentrum.
 
Het voorstel-Bouma (nr. 200) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, constateert, dat geen van de bij de
stemming aanwezige raadsleden zich tegen het voorstel heeft verklaard.
 
5
A Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 3 januari 1994 tot het
autoluw maken van de noordelijke Burgwallen (Gemeenteblad afd. 1, nr.
17, blz. 49).
 
B Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 3 januari 1994 tot het
afsluiten van de Langebrugsteeg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 18, blz. 55).
 
Hierbij komt tevens in behandeling:
 
Adres van 26 januari 1994 van J. Peelen inzake het voorstel de
binnenstad autoluw te maken.
 
De heer BRUINS SLOT: Mijnheer de Voorzitter. Met de allergrootste
verbazing heb ik de hele raadsperiode naar het gehannes gekeken. In de
eerste raadsvergadering van deze periode, toen het Programakkoord 1990-1994
door de collegepartijen werd gesloten, is in deze Raad met de stem van D66
tegen een voorstel van het CDA aanvaard waarin werd gezegd: College ga nu
eens op een praktische manier en pragmatisch aan de slag en zoek nu eens
uit wat er nodig is om het wallengebied autovrij te maken, niet autoluw,
want dat rare woord is in verband met het referendum pas uitgevonden. Het
CDA is daar niet voor, want wij zijn voor helderheid. Wij kozen in dat
voorstel voor een autovrij wallengebied, omdat het ingeklemd ligt tussen
maximale openbaar-vervoersvoorzieningen. Als er ‚‚n gebied is dat autovrij
moet kunnen worden gemaakt, is het dit wel en daarin waren bijna alle
partijen het met ons eens.
Wat deed het College echter? Het voerde het voorstel niet uit.
Integendeel, het kwam met een aaneenschakeling van halfzachte voorstellen,
die het in ons voorstel gestelde doel niet bereikten en de mensen in de
buurt tegen elkaar in het harnas joegen. De wethouder voor Verkeer, Beheer
en Milieu stak geen poot uit om de wethouder voor de Binnenstad, die de
uitvoering van het voorstel op zijn bord had gekregen, bij te staan.
Wat ligt er nu aan voorstellen? Een paar afsluitingen die te zamen
alleen maar zullen leiden tot meer rijden, meer verkeersbewegingen dus,
meer opstoppingen, meer stank, meer milieuhinder en geen sluitende
handhavingsafspraken. Een flink deel van de buurt is daarop samen met de
ondernemers tegen de gemeente te hoop gelopen en plotseling kwamen er enige
tijd geleden in de commissie van advies en bijstand twee klapstukken aan de
orde. Het eerste klapstuk was de brief van de waarnemend burgemeester, die
vroeg waarom de zaak na vier jaar niet totaal fysiek wordt afgesloten, met
een behoorlijke laad- en losregeling voor 11 uur en een elektronische
toegangsregeling voor bewoners en bedrijven. Waarom eigenlijk niet? Om
zoiets vroeg de Raad vier jaar geleden toch al via mijn voorstel? Dat zou
substantieel zoden aan de dijk hebben gezet.
Het tweede klapstuk was van de wethouder zelf afkomstig. Hij zei niet te
weten of de voordracht zal werken. Als dat niet het geval blijkt te zijn,
kan men echter nog verder gaan. Dat geloof ik niet van deze wethouder. Dat
is pure bluf. Als men vier jaar de tijd heeft gehad voor dit gemillimeter
en het bereiken van dit non-resultaat, is men niet geloofwaardig als men
zegt dat men altijd nog verder kan gaan. Het College moet zich diep schamen
en daarom dienen wij opnieuw een voorstel in.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, deelt mede, dat is ingekomen:
 
32ø Voorstel van 23 februari 1994 van de raadsleden Bruins Slot en Spit
inzake totale afsluiting van het Burgwallengebied (Gemeenteblad afd. 1, nr.
201, blz. 1008).
 
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. De VVD-fractie
constateert, dat de Politie van het bureau Warmoesstraat, het Wijkcentrum
d'Oude Stadt, het wijkoverleg d'Oude Binnenstad, de Vereniging Amsterdam
City enz. bezwaren tegen deze voordracht hebben. Niet zozeer vanwege de
intentie van de voordracht, namelijk het autoluw maken van het gebied, maar
wel om het tijdstip van uitvoering en, misschien nog belangrijker, de
eigenlijke handreikingen, althans zo waren zij bedoeld, van wethouder Ten
Have, wethouder Saris en de waarnemend burgemeester om een aantal problemen
in de uitvoeringssfeer van deze voordracht op te lossen. Het College voegde
er nog aan toe, dat een en ander nog niet helemaal zeker was omdat een
aantal dingen zich gewoon in de toekomst afspeelt. Ook het College bestaat
niet uit waarzeggers, dus ik kan mij daarbij wel wat voorstellen. Kortom,
hoewel er vier jaar over is gesproken, is de voordracht een typisch
voorbeeld van een optimaal horizonbesluit. Het is alleen jammer dat de
buurt de voordracht als een sint juttemis-voordracht ziet. Daarin zit een
stukje spanning dat wij zouden moeten kunnen wegnemen. Een bijkomend
probleem is voorts, dat de commissaris van Politie Van der Zee in zijn
brief aan het College en de commissie van advies en bijstand stelt, dat de
veiligheid van zijn mensen in het geding is zolang het College bij de
uitvoering van de voordracht niet eerst een aantal zaken geregeld heeft met
de Politie. Daar komt nog bij, dat de wethouder al van zijn collega Ten
Have, die dat blijkens een krantebericht heeft gezegd, weet dat het College
nog niet is toegekomen aan het echt stellen van prioriteiten in dit gebied
en dat het invoeren van parkeerbeheer waarschijnlijk op de lange duur wel
zal plaatsvinden in dit gebied, maar voorlopig nog niet definitief is
vastgesteld.
Kortom, er zijn nogal wat problemen, te veel om zonder meer akkoord te
kunnen gaan met deze voordracht, die pas op de lange termijn wordt
uitgevoerd. Om te voorkomen dat dit door sommigen wordt gezien als een
verkiezingsstunt, omdat men iets weliswaar heel graag wil, maar er niet
volledig zeker van is dat het later ook zal worden uitgevoerd, zoals
inmiddels meer dan eens door diverse wethouders is aangegeven, dient de
VVD-fractie een voorstel in, dat mede is ondersteund door mevr. Witte en de
aanstichter van de discussie, de heer Bruins Slot.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, deelt mede, dat is ingekomen:
 
33ø Voorstel van 23 februari 1994 van de raadsleden Hooijmaijers, mevr.
Witte-Buijserd en Bruins Slot inzake de bereikbaarheid van het bureau
Warmoesstraat, de bewoners en de bedrijven in het Wallengebied
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 202, blz. 1009).
 
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb de tekst van het
voorstel nog niet gezien, maar ik vind het ongehoord na zoveel jaar nog met
een procedurele uitleg te komen om het maken van een keuze te voorkomen.
Mijn fractie vindt, dat het na vele discussies over onderdelen en details
gewoon tijd is de praktijk aan het woord te laten en uit te voeren wat
wordt voorgesteld. Wij zijn het ermee eens, dat het College daarbij
aangeeft dat een aantal onderdelen wellicht beter of anders blijkt te
kunnen worden uitgevoerd, maar dat zien wij dan wel. Alles is naar ons
gevoel lang en goed afgewogen. Wij vinden ook dat de laatste brief van de
Politie een redelijk antwoord heeft gekregen. Tegen de Politie zou ik
willen zeggen, dat het verbeteren van de bereikbaarheid en het wegnemen van
de vele opstoppingen een verbetering is voor de taakuitoefening van de
Politie. Daartegen hebben wij dan ook geen bezwaar.
Mijn fractie hoopt ook, dat het mogelijk wordt via een goed
elektronisch-mechanisch systeem voor gebruikers en bewoners tot een
selectieve toegankelijkheid te komen als stap naar een nog verder
terugdringen van het autoverkeer. Als dat ook financieel mogelijk wordt
zijn wij nog een stap verder, maar dat is voor ons geen reden om deze
voordracht tegen te houden. Het woord is nu aan de praktijk. Wij steunen de
voordracht van het College.
(De heer HOOIJMAIJERS: Waar u begint met het woord ongehoord en
aangeeft het voorstel niet te hebben gezien, moet ik toch een omissie
van uw fractie rechtzetten, want deze discussie is al herhaaldelijk
uitgesteld. Het voorstel was toen ook al aanwezig en is door uw
fractie ook gezien. Het is dus geen onbekend voorstel voor u.)
Dat is geen hoofdpunt. Ik heb het voorstel nog niet gezien, maar ik
begrijp de strekking ervan en de inhoud van mijn verhaal wordt daardoor
niet anders.
(De heer HOOIJMAIJERS: Qua inhoud misschien niet, maar wellicht had u
uw woorden iets anders kunnen kiezen. U doet nu net alsof ik u
overval, terwijl u het voorstel al weken kent.)
Wat het voorstel betreft inderdaad; daarin geef ik u gelijk. Dit
voorstel is echter als eerste ingediend in deze bestuursperiode en het komt
nu eindelijk in de laatste raadszitting voor de verkiezingen aan de orde.
Ik heb ook met verbazing gekeken naar het gehannes van het CDA, met hoop en
vrees voor de uitvoering van het eigen voorstel.
(De heer BRUINS SLOT: Ik wil onmiddellijk de vinger erop leggen als
de heer Holvast een onjuiste suggestie wekt. Het College heeft zelf
in de eigen
stukken vastgesteld, dat deze voordracht geen uitvoering geeft aan
mijn voorstel van vier jaar geleden.)
Dat klopt. Uw voorstel is aanleiding geweest tot wat nu ter
besluitvorming voorligt, maar ik was eigenlijk al uitgesproken en blijf bij
mijn standpunt.
De heer HOFMAN: Mijnheer de Voorzitter. Op blz. 54 onder IV is sprake
van mechanisch en elektronisch te bedienen afsluitingen. Hier zou ik graag
in plaats van "en" de woorden "en/of" vermeld zien.
Verder verdient het wellicht aanbeveling, het fietsen op de Burgwallen
te verbieden. Fietsers geven hier evenveel overlast als auto's, zeker
tijdens de avonduren.
Met onderdeel B, de voordracht inzake de Langebrugsteeg, kan ik akkoord
gaan. Een oplossing voor de theaters aan de Nes hoeft niet te worden
gezocht, omdat er in deze omgeving 's avonds parkeerplaatsen te over zijn.
Wel dient ervoor te worden gezorgd, dat de Brandweer zonodig onmiddellijk
bij de theaters kan komen.
Mevr. VAN DER SLUIS: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil nog benadrukken, dat
de voordracht tot doel heeft om de leefbaarheid van de noordelijke
Burgwallen te verbeteren door het autoverkeer in te perken. Over deze
voordrachten is de afgelopen vier jaar flink gesproken en op het laatste
moment þ dat heeft ook wel tot consternatie geleid þ zijn twee brieven
ingekomen, een van commissaris Van der Zee en een van de waarnemend
burgemeester. Uit de brief van de commissaris zou men kunnen opmaken dat
geen overleg is gevoerd met de Politie. Volgens ons heeft dat overleg
echter wel degelijk plaatsgevonden. Dat blijkt ook uit de brief, waarin
verder letterlijk is vermeld dat er met de interne communicatie iets mis is
gegaan. Ook staat in die brief, dat de uitvoering van de plannen een
obstakel zal vormen voor het goed uitoefenen van de politietaken. Naar onze
mening heeft de Politie problemen met de huidige verkeerssituatie en wij
verwachten dan ook dat wij met deze plannen juist bijdragen aan de
oplossing van de verkeersproblemen. Wij vinden dus, dat het autoluw maken
van de Burgwallen los staat van het probleem van de Politie, dat overigens
ook moet worden opgelost. Het is geen eenvoudig probleem, want de Politie
heeft zelf al drie verschillende oplossingen aangegeven. Wat ons betreft
kan echter tussen nu en de daadwerkelijke uitvoering, die nog even op zich
zal laten wachten gezien de beperkingsclausule, namelijk het mogelijk
invoeren van betaald parkeren 's avonds, die op verzoek van de PvdA in de
voordracht is opgenomen, nog voldoende overleg met de Politie worden
gevoerd. Dat wil echter niet zeggen dat de voorliggende plannen zullen
worden gewijzigd. Hooguit zullen er enkele aanvullingen worden opgenomen,
zoals het paaltje in de Oudebrugsteeg.
Wij willen voorts graag weten, of de brief van de waarnemend
burgemeester ook het standpunt van het College bevat inzake de opmerkingen
over de politie-aspecten, bewoners en bedrijven. In deze brief staan twee
nieuwe voorstellen. Het ene betreft de openstelling van de Lange Niezel en
het andere het paaltje op de Grimburgwal. Wat de Lange Niezel betreft zijn
wij van mening, dat deze gezien de huidige plannen eerst moet worden
opengesteld en dat niet op voorhand weer aan de plannen moet worden
gesleuteld.
Het plan voor de Grimburgwal is heel raar. Het is kennelijk de
bedoeling, het schaarse bestemmingsverkeer via de Wijde Lombardsteeg naar
de Grimburgwal te sluizen. Als er op de Grimburgwal paaltjes worden
neergezet, kan men er echter wel inrijden, maar er niet meer uitkomen. Van
de Nes wordt daardoor een doodlopende straat gemaakt en dat kan niet.
Tot slot wijs ik er nog op, dat het uit economisch oogpunt niet mogelijk
is de noordelijke Burgwallen autovrij te maken, zoals de heer Bruins Slot
bepleitte. Men kan dan ofwel helemaal niets doen ofwel met een alternatief
komen. Dat alternatieve voorstel ligt nu op tafel en wij kiezen dan ook
daarvoor.
De heer VAN HOEVE: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan de neiging van de heer
Holvast om de vlag uit te steken wel volgen, want het is inderdaad aardig
tijdens de laatste raadsvergadering voor de verkiezingen nog een resultaat
te boeken. Wij hadden die vlag graag mede gehesen. Dat de heer Holvast de
vlag ook echt uitsteekt is wel zwaar overdreven, gezien wat hier bereikt
is.
Na veel overleg en heen en weer gepraat is inderdaad een systeem bedacht
waartegen de PvdA-fractie ook ja kan zeggen. Wij hebben tot onze spijt
echter moeten constateren, dat er rond de handhaving door de Dienst
Parkeerbeheer nog geen mogelijkheden zijn gecre‰erd. Mijn collega Van der
Laan heeft daar zwaar op doorgevraagd en tenslotte is in de voordracht
opgenomen, dat dit mooie systeem niet in werking treedt voordat de Dienst
Parkeerbeheer kan optreden. Dat is nog geen reden om de vlag uit te steken,
maar met die voorwaarde zouden wij inderdaad met de voordracht akkoord
kunnen gaan, ware het niet dat wij van de Politie een signaal hebben
gekregen. De Politie heeft ons erop geattendeerd, dat het belangrijke
politiebureau Warmoesstraat dreigt niet te kunnen functioneren. Daarenboven
kregen wij nog een brief in handen van de portefeuillehouder voor
Politiezaken waarin deze zich aansloot bij de mening van de Politie. Dan
gaat elke Amsterdammer of in elk geval elk gemeenteraadslid beseffen dat
het licht op rood staat, dat de vlag naar binnen moet en dat er een
oplossing moet worden gevonden.
(Mevr. VAN DER SLUIS: Wat denkt u van de huidige situatie?)
Die is ook moeilijk, maar als er verbeteringen worden bedacht waarmee de
Politie niet akkoord gaat, is er een probleem. Als vervolgens de
portefeuillehouder voor Politiezaken...
(Mevr. VAN DER SLUIS: Welke Politie? De Verkeerspolitie kan wel
functioneren.)
Dat was al duidelijk. De commissaris gaf alleen aan, dat er nog eens
moest worden nagedacht over het functioneren van het bureau. Als
gemeenteraadslid zou ik dat willen laten passeren als de portefeuillehouder
voor Politiezaken zegt, dat hij het heeft bekeken en dat hij het wel voor
zijn verantwoordelijkheid wil nemen om, desnoods via een dienstbevel, aan
te geven hoe de moeilijkheden moeten worden overwonnen. Een Commissaris van
Politie beslist niet in deze stad, maar mag wel waarschuwen en de
portefeuillehouder voor Politiezaken is verantwoordelijk voor het
functioneren van dat belangrijke bureau. Hij gaf de Raad ook aan dat hier
een probleem ligt.
Ik wil nu dus weten, want dat heeft de wethouder op zich genomen, hoe
het College deze problemen denkt op te lossen. Als dat antwoord niet verder
komt dan wat in de commissie van advies en bijstand is gezegd, moet de Raad
inderdaad een uitspraak doen en zal onze fractie een van de voorstellen
moeten steunen, maar ik hoop dat het College gebruik heeft gemaakt van de
bedenktijd en dat ook de portefeuillehouder voor Politiezaken hier kan
bevestigen dat hij met zijn collega voor de Binnenstad een oplossing heeft
gevonden.
De heer BEAUX: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan ten dele instemmen met de
hier gedane voorstellen. Mijn instemming betreft de onder I genoemde
afsluiting, rekening houdende met de daarin genoemde laad- en lostijden.
Wanneer zich in de af te sluiten gebieden echter bedrijven bevinden welke
mogelijkerwijs ook op andere tijden goederen moeten kunnen vervoeren van
het bedrijf naar elders, moeten deze bedrijven daartoe met een aantoonbare
vergunning in de gelegenheid zijn. Ook kan ik mij voorstellen, dat zich in
het gebied personen bevinden die de auto bedrijfsmatig bij de hand moeten
hebben. Ook daarvoor zullen mogelijkheden moeten worden gecre‰erd. Mochten
door de te nemen maatregelen parkeergelegenheden verloren gaan voor de
vaste bewoners, dan zullen daarvoor eerst voorzieningen moeten worden
getroffen. Overigens kan ik met deze voordracht instemmen.
Met de voordracht inzake de Langebrugsteeg kan ik instemmen. Wel zou ik
in overweging willen geven, de Wijde Lombardsteeg en de Nes uitsluitend
toegankelijk te laten zijn voor bestemmingsverkeer en niet voor doorgaand
verkeer naar de Grimburgwal en de Oudezijds Voorburgwal, vanwege de
toenemende verkeersdruk in te smalle straten. Steekproefsgewijze controle
met daaraan verbonden financi‰le gevolgen voor overtreders moet mogelijk
zijn. Het verkeer naar de Oudezijds Voorburgwal en Achterburgwal, komende
van Rokin en Vijzelstraat, zou dan moeten worden geleid via de Amstel en de
Kloveniersburgwal. Graag verneem ik of dit kan worden overwogen.
De heer R.H.G. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Er is jaren aan
gedokterd om althans een klein hoekje van de binnenstad autoluw te maken.
Laten wij daar nu eindelijk eens een begin mee maken en niet langer
morrelen en roepen dat er nog allerlei haken en ogen aan zitten. Laten wij
een klein begin maken.
Wethouder SARIS: Mijnheer de Voorzitter. De hele geschiedenis begon
inderdaad met een voorstel van de heer Bruins Slot, die nu ook als eerste
het woord had gevraagd. Die eer komt hem toe, want hij was de indiener van
het voorstel dat tot de discussie van vier jaar heeft geleid. In die
discussie heeft het College voorstellen gedaan die verder gingen dan wat nu
aan de orde is; daarbij is de "zware" procedure gehanteerd, zodat er
maximaal over deze voorstellen kon worden gediscussieerd. Bovendien hebben
wij met vrijwel alle belanghebbenden in meerdere ronden gesproken. De
voordracht is wat ons betreft in dat opzicht dus ruimschoots besluitrijp.
Helaas bleek in de laatste ronde, dat er intern bij de Politie een
communicatiefout was opgetreden. Dezelfde heer Van der Zee, nu commissaris
bij het bureau Warmoesstraat, was toen werkzaam bij de Verkeerspolitie en
voerde het overleg met de gemeente over deze verkeerscirculatie, waarin hij
akkoord ging met de voorstellen, zonder te communiceren met het bureau
Warmoesstraat. Toen hij later als commissaris bij dit bureau dienst deed,
meldde hij, dat er met dit bureau helemaal geen overleg had plaatsgevonden.
Het is toch merkwaardig hoe een balletje kan rollen. Niettemin is het
verstandig, in tweede instantie ook rekening te houden met de opvatting van
de heer Van der Zee, omdat hij nu eenmaal verantwoordelijk is voor het
onderhavige district en dat district moet kunnen functioneren.
Namens het College kan ik zeggen, dat wij toe zijn aan besluitvorming en
dat wij het probleem kunnen oplossen.
De heer Hooijmaijers heeft erop gewezen, dat het bureau Warmoesstraat
moet kunnen functioneren; dat is een voorwaarde voor welk circulatieplan in
het wallengebied dan ook. Dat lijkt mij volkomen duidelijk. Ik geef de Raad
en de heer Hooijmaijers de garantie, dat het bureau Warmoesstraat onder
alle omstandigheden zal kunnen functioneren. Dat betekent dat wat mij
betreft de Lange Niezel niet hoeft te worden afgesloten.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik neem aan dat het College die garantie
geeft.)
Ik heb zojuist al gezegd dat ik namens het College spreek, maar ik durf
dat niet te doen namens het volgende College. Het volgende College is
echter erfopvolger van dit College; het volgende College is dan ook
gehouden aan datgene wat dit College heeft toegezegd, totdat dit wordt
herroepen door de Raad. Een en ander betekent wel, dat er over de Lange
Niezel verder met het bureau zal worden gesproken.
Als de Lange Niezel niet kan worden afgesloten zijn er alternatieven,
bijvoorbeeld de Oudebrugsteeg. In zeer praktische zin zal met het bureau
Warmoesstraat worden overlegd. Ik meen dat daarmee het probleem kan worden
opgelost; er is dan aan de hoofdzaak van het voorstel van de VVD-fractie
tegemoetgekomen. Een en ander betekent wel dat, als het wordt uitgesteld
totdat aan alle voorwaarden is voldaan, de hele zaak op losse schroeven
wordt gezet. Ik ben daar niet voor, want dat geeft alle ruimte om alle
discussies weer opnieuw te voeren.
Wethouder De Grave heeft in zijn hoedanigheid van waarnemend
burgemeester het een en ander medegedeeld en op grond daarvan meen ik, dat
wij daarover een gesprek moeten hebben met belanghebbenden. Ik verzoek de
Raad, het plan op dat punt niet aan te passen maar eerst die gesprekken met
de belanghebbenden, ook in de Nes, af te wachten, zodat die niet voor
nieuwe feiten worden geplaatst.
De heer Bruins Slot heeft gevraagd om autovrije Burgwallen. Ik ben wat
minder radicaal dan de heer Bruins Slot, want ik ben een gematigd
voorstander van het terugdringen van het autoverkeer in de binnenstad.
(De heer BRUINS SLOT: Ik heb in het voorstel gesteld, dat het College
na een jaar terug moet komen bij de Raad met de voorwaarden waaronder
het, in overleg met bewoners en bedrijven, het gebied autovrij denkt
te maken.)
Ik heb geruime tijd geleden aan de desbetreffende commissie van advies
en bijstand al gerapporteerd wat het eerste onderzoek had opgeleverd. De
conclusie was toen, dat autovrij niet mogelijk was, wel autoluw. daarbij is
de vraag gesteld, of men met dit gematigde standpunt van het College kon
leven. Ik begrijp, dat de heer Bruins Slot alleen kan leven met een
radicale afsluiting van het wallengebied voor het autoverkeer. Het College
is daar niet voor. Daar moet praktisch aan de slag worden gegaan; daarover
hebben wij met alle belanghebbenden overlegd. Wij denken dat wij er op de
door ons voorgestelde wijze uit kunnen komen. Er zal altijd verschil van
mening blijven bestaan en dat is bespreekbaar, maar dan op een langere
termijn, bijvoorbeeld als wij het hebben over een automatisch systeem van
afsluiting. Dat kan op dit moment echter om verschillende redenen niet
worden uitgevoerd. Over het voorstel van het College is zeer lang gesproken
en dit komt naar onze mening ook tegemoet aan de laatste wensen die door
het bureau Warmoesstraat naar voren zijn gebracht. Ik meen, dat wij vandaag
dienovereenkomstig moeten besluiten.
De heer BRUINS SLOT: Mijnheer de Voorzitter. Wat dit College en het CDA
verdeeld houdt is dat dit College op grond van zijn ervaringen van vier
jaar kennelijk bereid is, zich tevreden te stellen met een uitgekleed
aftreksel. Die ervaring hebben wij niet. Wij menen dat het zeer wel
mogelijk is een aanvaardbaar voorstel voor te bereiden, zoals de kersverse
waarnemend burgemeester in een brief helder heeft gemaakt. Wij hebben dat
ook in een voorstel aan de Raad voorgelegd.
De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben zeer verheugd over
het feit dat de wethouder bereid is, namens het College te verklaren dat
het politiebureau in de Warmoesstraat in elk geval bereikbaar zal blijven.
Aan het adres van mevr. Van der Sluis wil ik dan opmerken, dat het niet
alleen gaat om de mening van de Verkeerspolitie. Die is natuurlijk
belangrijk, want ook degenen die daar werken en voor de veiligheid in die
buurt zorgen, moeten ermee kunnen leven.
(Mevr. VAN DER SLUIS: Ik ben het daarmee eens.)
U lichtte alleen dat puntje eruit en ik wil ook het andere punt
benaderen.
(Mevr. VAN DER SLUIS: Dat is niet juist.)
(De heer HOFMAN: Zij moeten van twee zijden bij het bureau kunnen
komen!)
Er blijft nog een vraag over waarop de wethouder niet heeft geantwoord,
namelijk de vraag van de heer Van Hoeve over de Dienst Parkeerbeheer. De
vraag is uiteindelijk, op welke termijn wij de Dienst Parkeerbeheer daar
kunnen inzetten. Als de wethouder ook over dit punt helderheid kan
verschaffen, zal dit voor mijn fractie aanleiding zijn, met die
clausuleringen in het hoofd, akkoord te kunnen gaan met de voordracht. Dit
geldt niet alleen voor de eerste, maar ook voor de tweede clausulering,
want wij moeten er hier geen potje van maken.
Mevr. VAN DER SLUIS: Mijnheer de Voorzitter. De wethouder heeft
toegezegd, dat er overleg met de Politie zal plaatsvinden met als doel, dat
zij in de toekomst wat betreft de verkeersproblemen goed zal kunnen
functioneren. Haar fractie vindt in dit verband, dat in het voorstel-
Hooijmaijers c.s. (nr. 202) een onvoldoende wordt gegeven aan de
voordracht. Het heeft de jarenlange besprekingen in de commissies en met
belanghebbenden overbodig gemaakt.
(De heer HOOIJMAIJERS: Wat een onvoldoende aan de voordracht geeft
vind ik hooguit het punt dat de Raad en het College blijkbaar niet in
staat zijn, de buurt ervan te overtuigen dat de levendigheid op de
Burgwallen zal worden vergroot.)
U spreekt over een bepaald gedeelte van de buurt; het bezwaar geldt niet
voor alle buurtbewoners.
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik heb het over degenen die zich per brief tot
de Raad hebben gewend.)
Dat is slechts een gedeelte!
(De heer HOOIJMAIJERS: Dat kan ik niet overzien. Ik zie namen van
allerlei belangrijke organisaties...)
In het kader van de verkiezingen wordt in uw campagnespotje op de
televisie gesteld, dat wij ook moeten opkomen voor minderheden en niet
alleen voor het algemeen belang.
(De heer HOOIJMAIJERS: Wij moeten hier afwegen. De maatregelen zouden
in het belang van de buurt moeten worden getroffen om de levendigheid
daar te verhogen, maar als de buurt het niet met u eens is, is er een
probleem.)
De wethouder heeft toegezegd, dat de Lange Niezel niet wordt afgesloten
en dat er verder met de Politie zal worden gesproken. Naar onze mening kan
het voorstel-Hooijmaijers c.s. (nr. 202) derhalve worden ingetrokken.
De heer VAN HOEVE: Mijnheer de Voorzitter. Het feit dat er zoveel jaren
over deze kwestie is gesproken Ä dat komt ook een paar keer terug in het
betoog van mevr. Van der Sluis Ä is natuurlijk nog geen reden om te zeggen
dat wij er nu zijn. Er is ‚‚n stap gezet en er is een systeem bedacht. Dat
is eigenlijk heel jammer. De wethouder heeft over de inzet van de Dienst
Parkeerbeheer niet meer duidelijkheid kunnen geven dan er al was, namelijk
dat dit onderdeel van een nadere discussie uitmaakt en dat tot dat moment
het systeem niet in werking wordt gesteld. Wij hebben in feite dus nog
niets bereikt; wij hebben een voornemen uitgesproken, afhankelijk van nader
te ondernemen stappen om dit te realiseren.
(De heer HOLVAST: Dat was toch ook de uitkomst van de discussie in de
commissie. De afspraak zou worden gemaakt, samen met de uitspraak dat
wij zo aan de slag gaan. Op verzoek van uw fractie is dat toegevoegd.
Nu is er weer een nieuw punt...)
Waarschijnlijk zou mijn fractie hierover niet eens het woord hebben
gevoerd, aangezien de voordracht inderdaad was aangepast. Er is een systeem
bedacht waar een grote meerderheid van de Raad voor is, maar waarvan de
invoering afhankelijk is van het optreden en de prioriteitsstelling van de
Dienst Parkeerbeheer. Wij ontdekten daarbij als nieuw punt de waarschuwing
van de waarnemend burgemeester waarop nu het antwoord namens het gehele
College komt. Als wij eruit kunnen komen, is wat ons betreft de zaak
afgerond. Indien die zaak niet tot een oplossing komt, zal de
portefeuillehouder de Raad en het College weten te vinden. Wij gaan er
echter vanuit dat het bureau Warmoesstraat op grond van de toezegging naar
behoren kan functioneren, ook in de toekomst. Wij hebben daarom geen
behoefte aan een van de voorliggende voorstellen.
Wethouder SARIS: Mijnheer de Voorzitter. De heer Bruins Slot is
blijkbaar geschrokken van hetgeen hij zelf heeft losgemaakt. Dat is ook
begrijpelijk, maar...
(De heer BRUINS SLOT: U wilt toch niet zeggen dat de voordracht van
het College iets heeft losgemaakt? Dat hebt u zojuist kunnen horen;
het is lucht. Er is niet aan de belangrijkste voorwaarde voldaan.)
Op 16 mei 1990 heeft de Raad het voorstel-Bruins Slot c.s. inzake het
autovrij maken van het wallengebied aangenomen. Daarover is vier jaar
gesproken; er is een genuanceerde benadering uit gekomen en de heer Bruins
Slot is geschrokken van het resultaat, waarom hij overigens zelf heeft
gevraagd. De Raad Ä met uitzondering van het CDA Ä besluit direct, over te
gaan tot uitvoering van dat voorstel. Dat zij zo, maar het is wel het
wonderlijke resultaat van het politiek optreden van de oppositie.
Er is een genuanceerd systeem bedacht, waarin ook rekening is gehouden
met alle bedrijven in de omgeving; vandaar dat er een laad- en lossysteem
is ingevoerd. Ik meen dat daarin een zekere ruimte zit, die voorkomt dat de
levendigheid van de buurt verloren zal gaan. Dat zal beslist niet het geval
zijn; het gebied blijft de hele dag bereikbaar. Mede dank zij het laad- en
losregime voorkomen wij echter wel dat er veel opstoppingen ontstaan; er
mag bijvoorbeeld alleen in de ochtend worden geladen en gelost en niet de
hele dag. De Politie zal hiervan ook voordeel hebben. Ook met de Politie
zal nog verder overleg plaatsvinden; verkeersmaatregelen kennen een eigen
procedure.
Wat betreft het parkeerbeheer is het niet de vraag of de Dienst
Parkeerbeheer in het wallengebied optreedt Ä dat zal plaatsvinden Ä maar of
er ook 's avonds kan worden opgetreden. Dat is een extra activiteit en
daarvan moet de prioriteit worden bepaald. Het College zal nog dit voorjaar
een voorstel doen over die prioriteitsstelling. Ik stel voor, het voorstel-
Bruins Slot c.s. (nr. 201) te verwerpen, omdat daarin de discussies weer
opnieuw aan de orde worden gesteld. Het voorstel-Hooijmaijers c.s. (nr.
202) is op grond van het antwoord van het College overbodig.
(De heer BEAUX: U hebt gesproken over vaste laad- en lostijden Ä
daarmee kan ik ook instemmen Ä maar toch zijn er omstandigheden
denkbaar dat mensen artikelen bij een bedrijf moeten afleveren die de
deur weer uit moeten en niet kunnen wachten tot de volgende dag.)
De rest van de dag zal het wallengebied bereikbaar zijn, maar niet via
alle toegangen.
De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Gezien de toezeggingen van
het College op beide belangrijke punten wil de fractie van de VVD haar
ondertekening van het voorstel terugnemen.
De heer BRUINS SLOT: Mijnheer de Voorzitter. Mijn steun voor de beide
eerste overwegingen kan gezien de royale toezegging van het College
achterwege blijven. De andere overwegingen blijven natuurlijk staan.
(De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Zijn die dan niet ge‹ncorporeerd
in uw voorstel nr. 201?)
Dat is inderdaad het geval.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Kan men ermee instemmen, dat het
voorstel-Hooijmaijers c.s. (nr. 202) wordt ingetrokken?
 
Conform besloten.
 
Het voorstel-Hooijmaijers c.s. (nr. 202), ingetrokken zijnde, maakt geen
onderwerp van behandeling meer uit.
 
Aan de orde is de stemming over het voorstel-Bruins Slot c.s. (nr. 201).
 
De heer R.H.G. VAN DUIJN (stemmotivering): Ik vind het wat merkwaardig,
dat de CDA-fractie het wallengebied snel autovrij wil maken, maar
inhoudelijk ben ik het er wel mee eens. Ik steun het voorstel.
De heer VAN HOEVE: Wij steunen graag voorstellen van het CDA, maar als
het College zegt dat het aan de slag gaat en de Raad voorspiegelt dat een
oplossing misschien wel eerder dan gevraagd kan worden bereikt, is het wat
vreemd een minder vergaand standpunt in te nemen dan het College heeft
aangegeven. Wij zijn tegen het voorstel.
De heer HOOIJMAIJERS: Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Van
Hoeve.
 
Het voorstel-Bruins Slot c.s. (nr. 201) wordt bij zitten en opstaan
verworpen.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE constateert, dat van de bij de
stemming aanwezige raadsleden de leden Bruins Slot, R.H.G. van Duijn,
Miamut, Molleman, Spit en mevr. Weltevreden-van den Bos zich voor het
voorstel hebben verklaard.
 
Aan de orde is de stemming over de voordrachten nrs. 17 en 18.
 
De heer BRUINS SLOT (stemmotivering): Mijn fractie is geschrokken van
het resultaat van haar voorstel van vier jaar geleden. Het is natuurlijk
volstrekt onbestaanbaar dat men, als men een kwart van het resultaat dat
men beoogt van het College aangeboden krijgt, daarmee vanwege dat kleine
beetje dan niet zou instemmen. Mijn fractie zal de voordracht van het
College natuurlijk steunen. Wij wilden verder gaan, maar dat heeft de Raad
afgewezen door tegen mijn voorstel te stemmen.
 
De voordrachten worden zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien de besluiten, vermeld op respectievelijk blz. 54 en blz. 58
van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
Het bij de behandeling van dit agendapunt mede aan de orde gesteld adres
wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld ter afdoening.
 
23
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994 tot
instemming met de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan IJ-oevers
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 119, blz. 626).
 
Hierbij komen tevens in behandeling:
 
Adres van 8 februari 1994 van H. Takens, namens het Wijkopbouworgaan De
Gouden Reael, inzake de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan IJ-
oevers.
Adres van 11 februari 1994 van R. Kreuger, namens de Stichting
Wijkcentrum Houthavens, inzake de tervisielegging van het ontwerp-
bestemmingsplan IJ-oevers.
Adres van 12 februari 1994 van A. Langeveld en R. van der Weide, namens
de Vereniging De Loods, inzake het ontwerp-bestemmingsplan IJ-oevers.
Adres van G. Keizer van 17 februari 1994, namens het Gilde van
Werkgebouwen, inzake het ontwerp-bestemmingsplan IJ-oevers.
Adres van 11 februari 1994 van J. van Duijn inzake het ontwerp-
bestemmingsplan IJ-oevers.
 
De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. De verleiding is
natuurlijk groot, na vier jaar beleid op het punt van de IJ-oevers eens een
grote evaluatie te maken. Ik zal die verleiding weerstaan, want ik meen dat
de voortgang van de IJ-oevers er niet bij gebaat is, nu uitvoerig terug te
blikken op wat er wel is en niet is gebeurd. Mijn fractie houdt zich nu
liever bij de vraag, of dit bestemmingsplan wel of niet ter visie moet
worden gelegd.
In de voordracht wordt gesteld, dat in afwijking van de normale
procedure, waarbij eerst het voornemen kenbaar wordt gemaakt aan de
commissie, dit keer voor een snellere gang van zaken is gekozen. Ik begrijp
dat het met name voor de wethouder voor de IJ-oevers prettig is, het nog in
deze periode af te maken, maar ik heb hem al in de commissie gezegd dat ik
er prijs op stel, vandaag die behoefte aan snelheid geadstrueerd te
krijgen. Zijn verwijzing in de commissie naar de behoefte om snel de
infrastructuur aan te leggen kan overtuigend zijn, maar ik verwacht dat hij
nu komt met gegevens ter onderbouwing daarvan, want anders vraag ik mij af
waarom er zoveel haast moet worden gemaakt als men toch al zoveel
vertraging heeft opgelopen. Afhankelijk van het antwoord van de wethouder
kan mijn fractie op dit punt met de voordracht instemmen. Een deel van de
onzekerheden in dit plan hangt naar onze mening samen met de vorm waarmee
wij werken, namelijk het globale bestemmingsplan met een beschrijving op
hoofdlijnen. Daaraan is inherent, dat de formuleringen die men kiest niet
te duidelijk moeten zijn, aangezien men dan de ontwikkelingen in de
toekomst niet goed kan volgen. Zij mogen daarentegen ook weer niet te
onduidelijk zijn omdat men dan net zo goed geen bestemmingsplan kan
vaststellen; er zijn wel juridische consequenties aan verbonden. Niemand in
de Raad kan iets aan die tegenstrijdigheid doen.
Het zou wel prettig zijn geweest als de andere tegenstrijdigheid die
erin zit iets beter onder het licht was gebracht, te weten de
tegenstrijdigheid tussen enerzijds de wens om een hoog kwaliteitsniveau als
eis in het bestemmingsplan vast te leggen en anderzijds de wens om
financieel gezien niet verder te springen dan de polsstok lang is. Dat
geeft ook een onduidelijkheid in de formulering. De voorstander van hoge
kwaliteit zegt dat voor hem het plan te vaag is, want als er straks minder
goede bouwinitiatieven komen, zijn die met dit bestemmingsplan niet te
keren, terwijl de ander, die zegt dat eindelijk eens moet worden gestart
met die IJ-oevers, zal opmerken dat er nog teveel obstakels zijn. Wij
omzeilen die klem en dat is, maar dat is mijn mening, enigszins inherent
aan het feit dat het om zo'n groot gebied gaat en de planperiode 10 tot 15
jaar is, waarbij men altijd op twee gedachten zal blijven hinken. Dit maakt
een bestemmingsplan niet aantrekkelijk, integendeel; het schrikt af, welke
positie men ook kiest in het geheel.
Het verheugt mij, dat de wens van de Raad om "te knippen en te faseren"
Ä weliswaar zit dit er nog niet keihard in Ä in elk geval het pad is dat
wij duidelijk inslaan. De grote druk is er nu definitief vanaf en dat is
naar mijn mening voor iedereen in deze Raad goed.
Ik heb geen inzicht, dit voor de notulen, hoe precies de uitwerking met
de hoogten en volumes zal zijn. Ik heb de vista's gezien en die zijn nog
afschrikwekkender dan straks de realiteit zal zijn. Zelfs het modale
grachtenblok ziet er hierop uit als een vreselijk maupoleum. Ik ben niet
helemaal gerustgesteld; ik wacht de uitwerkingen wel af. Het is een extra
reden om blij te zijn met de toezegging van het College dat de
stedebouwkundige begeleidingscommissie tot nader order in tact blijft.
De wethouder heeft gesteld, dat de Wateratlas voor het bestemmingsplan
gaat. Hij heeft daarmee zeer veel mensen in de stad gerustgesteld.
De voorgenomen stappen moeten nu maar worden gezet; de nieuwe Raad kan
ten slotte, als er later nog grondige bezwaren worden aangevoerd, binnen
forse marges nog repareren. De PvdA-fractie gaat akkoord met de voordracht,
op voorwaarde dat de wethouder nog eens duidelijk uitlegt waarom in de
infrastructuur en de schema's voor de realisering daarvan die objectieve
haast is gelegen.
De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. De laatste periode van de
discussie over de plannen voor de IJ-oevers is gekenmerkt door goed overleg
en door de toenemende wil om samen iets moois van de IJ-oevers te maken en
er het beste uit te halen wat erin zit. Het kenmerk van deze fase is naar
onze mening, dat er degelijke voorstellen liggen en er weer een degelijke
rolverdeling tot stand is gebracht, met de gemeente in de klassieke rol van
maker van de bestemmingsplannen en uitgever van de gronden.
Er is ook een tweede kenmerk. Er is namelijk ook degelijk overleg
geweest met het maatschappelijk veld; dat heeft met name in de laatste fase
plaatsgevonden. Meer dan duizend mensen zijn op inspraakavonden in de
gelegenheid gesteld hun mening te geven over dit ontwerp-bestemmingsplan.
Met alle betrokkenen is nog afzonderlijk overleg geweest over het
watergebruik. Al deze zaken hebben ertoe bijgedragen, dat wat wij nu
gezamenlijk in beeld hebben, ook gemeenschappelijk en helder is; daarover
bestaan geen tegenstellingen meer. Mijn fractie vindt die helderheid zeer
belangrijk. Wij vinden het belangrijk dat de tervisielegging nu wordt
gedaan, want door dat nu in de fase van overeenstemming te doen en vanaf nu
de termijnen zo kort mogelijk te houden, hebben wij de garantie dat de
infrastructuur als het aanjagende element in de gehele ontwikkeling zo snel
mogelijk op gang kan komen.
De fractie van D66 kan zich in de grote lijnen van het bestemmingsplan
vinden, bijvoorbeeld de verdeling over welke gebieden nog voor uitwerking
in aanmerking komen die al is bestemd en ook de verdeling tussen de
openbare ruimte en globaal de indeling van de hoogte. Wij hechten zeer aan
de verdergaande bewaking van de kwaliteit.
Mijn fractie stelt de Raad twee verbeteringen voor voordat de stukken
ter visie worden gelegd. De eerste wijziging betreft het ondergrondse
busstation. De mogelijkheid van de aanleg van een dergelijk station wordt
aangegeven in de algemene voorschriften waarin alle gebieden met Vo worden
aangeduid die bestemd zijn voor openbare ruimte, zoals wegen, voetpaden,
fietspaden enz. of ondergrondse busstations. Dat is een wat brede
aanduiding voor iets waarvan wij weten dat er maar ‚‚n plek voor in
aanmerking komt. Aangezien op de kaarten van de deelgebieden al globaal is
aangegeven voor welk gebied het verzamelbegrip openbare ruimte geldt, stelt
mijn fractie voor, de gewenste aanleg van het ondergronds busstation ook in
de tekening zichtbaar te maken op de plaats waar het om gaat, namelijk het
Stationsplein.
De tweede verbetering betreft de bestemming van een hotelboot. In de
Raad is in juli 1993 daarover uitvoerig gesproken en mij is toen de
toezegging gedaan, dat er een beslissing zou worden genomen over een
ligplaats in het Oosterdok voor een periode van twee jaar en niet langer.
Daarna zou in overleg met de betrokkenen naar een andere ligplaats moeten
worden gezocht. In het raadsdebat heb ik nadrukkelijk gevraagd of er al een
contract was gesloten. De wethouder deelde mede dat dit niet het geval was,
maar dat er wel onderhandelingen plaatsvonden. Op grond van de toen
geconcludeerde situatie ligt het voor de hand, dat er verband met de
kwaliteit van het ruimte- en watergebruik in de toekomst in dit gebied geen
ruimte zal moeten zijn voor een hotelboot. Als het tweejarig contract
afloopt zal er naar een andere plaats moeten worden gezocht, maar dan wel
buiten het plangebied. Om dat te bewerkstelligen dien ik een voorstel ter
zake in.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, deelt mede, dat zijn ingekomen:
 
34ø Voorstel van 23 februari 1994 van het raadslid Robbers inzake het
schrappen van de mogelijkheid van een ligplaats voor een hotelboot uit het
plangebied van het bestemmingsplan IJ-oevers (Gemeenteblad afd. 1, nr. 203,
blz. 1009).
 
35ø Voorstel van 23 februari 1994 van de raadsleden Robbers, Van der Laan
en Hooijmaijers inzake het zichtbaar maken van de mogelijkheid van een
ondergronds busstation in de tekening van het deelgebied Stationseiland
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 204, blz. 1010).
 
De voorstellen worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer MOLLEMAN: Mijnheer de Voorzitter. Wij praten over de
tervisielegging van een ontwerp-bestemmingsplan. Dat is ongebruikelijk,
maar gelet op het gewicht dat aan de IJ-oevers moet worden toegekend voor
de toekomst van de stad, hebben wij hierover een alleszins gelegitimeerde
afspraak gemaakt. Sterker nog, wij hadden de afspraak dat wij in deze
bestuursperiode tot vaststelling van het bestemmingsplan zouden overgaan.
Dat lag in de lijn van de Tweede Nota van Uitgangspunten die aan het begin
van de periode is vastgesteld. Er is het nodige tussendoor gekomen. Ik denk
even aan de Amsterdam Waterfront Financieringsmaatschappij (AWF) die
plannen opleverde waarvan de heer Holvast zei: zoiets moois moet men durven
accepteren. Nu ligt echter een concept-bestemmingsplan voor.
Het bestemmingsplan roept bij het maatschappelijk overleg en
verschillende adviseurs aanzienlijke vragen op. De ergste zijn de twee
kritiekpunten van de Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling (ARS), die
erop neerkomen dat er geen ge‹ntegreerd produkt voorligt, dus geen
volwaardig bestemmingsplan, en dat zoveel is toegevoegd aan de bestaande
stad dat de meerwaarde van deze ontwikkeling in verhouding tot de ambities
die aanvankelijk ten aanzien van de IJ-oevers leefden onvoldoende tot
uitdrukking komt, c.q. de bedreigingen voor de bestaande stad met dit plan
meer toenemen dan aanvankelijk in de Nota van Uitgangspunten besloten lag.
Dat levert vragen op die van ernstige aard zijn en op voorhand
waarborgen dat de commentaren op en bezwaren tegen dit ontwerp-plan
aanzienlijk zullen zijn en dat de Raad tot vaststelling zal moeten komen
met inzet van ambtelijke capaciteit in een periode waarin die ambtenaren
geen rechtstreekse bestuurlijke leiding hebben in de zin van: dit is het
collegebeleid, die kant gaan wij op. In het kader van de collegevorming is
dat niet onbelangrijk. Niettemin zal mijn fractie voor de tervisielegging
van dit plan stemmen, al was het maar om in de procedures die stap te
hebben gezet en niet tot een Derde Nota van Uitgangspunten te moeten komen
aan het begin van de volgende bestuursperiode. Enkele leden van de fractie
hangen het beginsel aan, dat alle goede dingen uit drie‰n bestaan, maar
voor de Nota van Uitgangspunten voor de IJ-oevers zou dat te ver voeren.
De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. Door dit ontwerp-
bestemmingsplan ter visie te leggen wordt voorkomen, dat de voorbereidingen
voor de uitbreiding van het sneltram- of metronet procedurele barriŠres
ontmoeten. Daaraan hecht mijn fractie veel waarde. Uit het eerder geleverde
overzicht is duidelijk, dat het nodig is dit soort besluiten nu te nemen.
Door het bestemmingsplan nu aan het eind van deze bestuursperiode ter visie
te leggen, geeft ook de Raad aan waar hij in hoofdlijnen voor staat wat het
IJ-oeverproject betreft, wat er is veranderd en wat niet en wat er is
gedaan met alle onderzoeken, heroverwegingen en overleggen. Het zou mijns
inziens van slappe knie‰n getuigen als men niet op deze manier het
estafettestokje durfde over te geven aan de volgende Raad en het volgende
College. Dat heeft naar mijn gevoel weinig te maken met objectieve haast;
dat is gewoon een kwestie van proberen zoveel mogelijk aan de plannen vast
te houden en te doen wat men zich heeft voorgenomen, te meer daar de Raad
met deze tervisielegging uitspreekt, dat er een goed bestemmingsplanprodukt
voorligt, dat aan de inspraak kan worden aangeboden en waarin het
commentaar van Greenburg en Koolhaas goed is verwerkt. In het plan is ook
een goede relatie gelegd met de financi‰le onzekerheden en het bevat de
huidige stand van het onderzoek. Het bestemmingsplan is noch in de
commissie van advies en bijstand noch in het maatschappelijk overleg op
zijn inhoud bestreden, dus dat is een derde goede reden om dit ontwerp-
bestemmingsplan ter visie te leggen.
Het heeft mijn fractie wat verbaasd, dat met name de PvdA met een zekere
nonchalance stelde, dat het plan maar ter visie moet worden gelegd wanneer
anderen dat wensen. Ik heb zojuist drie goede redenen genoemd om het nu wel
te doen en dat heeft niets te maken met bijvoorbeeld het begrip objectieve
haast.
(De heer VAN DER LAAN: Dat was vooral gebaseerd op de opmerking van
de ARS, dat het nog niet rijp was voor tervisielegging. De ARS maakte
een aantal intelligente opmerkingen en dan is het wel re‰el te vragen
waarom men niet de tijd neemt om die opmerkingen nog beter te
verwerken.)
In de commissie van advies en bijstand hebt u de passage van de ARS
aangehaald die een verbinding legde tussen wat nu gebeurt en de financi‰le
onzekerheden. Het heeft mij verbaasd, dat u blijkbaar meer waarde hechtte
aan de financi‰le kanttekening van de ARS dan aan de beoordeling van het
College zelf, ook van de wethouder voor Financi‰n, dat het wel op deze
manier kan.
(De heer VAN DER LAAN: Ik zeg helemaal niet dat het moet gebeuren; ik
ben benieuwd naar het antwoord van de wethouder en dan zien wij
straks wel verder. Ik heb alleen gezegd, dat de PvdA er geen grote
zaak van zal maken. Dat is toch keurig?)
Het is geen grote zaak; het is een belangrijke stap, nu te zeggen dat
dit ontwerp-bestemmingsplan ter visie wordt gelegd en die mening bent u
inmiddels ook toegedaan naar ik meen.
Er blijft nog veel omstreden van de IJ-oeverplannen, zeker bij de
gebruikers van de diverse locaties, maar ik meen dat het karakter van dit
bestemmingsplan er goed aan tegemoetkomt en dat ook terdege erkent. Een
aantal zaken wordt op hoofdlijnen vastgelegd, zoals openbare ruimte,
openbaar-vervoervolume, een aantal grenzen enz. Tegelijkertijd wordt
erkend, dat een aantal andere belangrijke punten in uitvoeringsplannen
verder zal moeten worden bediscussieerd en uitgevochten. Dan gaat het om
wezenlijke zaken als de invulling van het watergebruik, het
woningprogramma, wat van de bestaande bebouwing kan worden gehandhaafd en
wat moet worden gesloopt en hoe de verhouding tussen sjiek en sjofel op
menige plek zal zijn. Mijn fractie vindt dat een op deze wijze opgezet
bestemmingsplan een volgende stap is om het IJ-oeverplan van een groot fata
morgana dichter bij een plan met uitvoerbare brokken op de eilanden in de
stad te krijgen.
Ik hecht er ook aan namens Groen Links te zeggen, dat wij van mening
zijn dat nagenoeg alle veranderingen in dit plan, in vergelijking met
eerdere plannen veranderingen ten goede zijn, soms met kleine stappen, soms
met grotere stappen. Alle veranderingen sluiten naar mijn mening aan bij de
zorgen en commentaren uit de stad en zeker ook bij ons eigen programma.
Daarbij gaat het over zaken als de mobiliteit. Het sneltramnet is al
genoemd. Dat is geen typische IJ-oeverzaak, maar wel een IJ-oeverzaak.
Voor ons is het even belangrijk te constateren, dat de discussie over de
auto-ontsluiting zich in vrijere banen kan begeven dan vier jaar geleden
het geval was. Naast de vierbaansstadsstraatvariant is er in alle
serieusheid weer een smallere variant in discussie en dat vinden wij pure
winst. Wij vinden ook, dat het plan stedebouwkundig gezien verbeteringen op
bijna alle punten bevat; de relatie met de bestaande stad is opener en
beter geformuleerd en vooral de spanning tussen sloop en behoud van
gebouwen is beter onderkend.
Voor de sociale kant is door menigeen gepleit. Zo is bijvoorbeeld
helderder omschreven waaraan het woningprogramma moet voldoen. Dat geldt
ook voor de werkgelegenheid. Ik denk dat het College op het laatste
nippertje nog, wij zagen de laatste rapportage in de commissie van advies
en bijstand, heeft aangegeven dat het IJ-oeverprogramma ook een hefboom kan
zijn om helderder afspraken te krijgen over de koppeling van de uitvoering
van dit soort werken aan het bestrijden van de werkloosheid. Ten slotte ben
ik het eens met D66, dat heeft gezegd dat in de huidige fase de
rolverdeling tussen gemeentebestuur en anderen helderder is geworden, dat
ook de hausse van de PPS-gedachte wat voorbij is en dat wij ons hebben
gehergroepeerd in de klassieke rol.
Uiteraard hoort ook de grondpolitiek hierbij. Ik nodig de heer Van der
Laan uit, duidelijk te maken dat de uitspraken, gedaan in het openbaar, dat
Groen Links in deze Raad juist zou hebben gepleit voor verkoop van grond in
dit gebied, een slip of the tongue moeten zijn geweest of moeten berusten
op een verkeerd geheugen, omdat die niet kunnen worden gestaafd. Juist nu
is het in de klassieke rol weer mogelijk om als gemeente eraan vast te
houden...
(De heer VAN DER LAAN: Ik neem die uitnodiging natuurlijk graag aan.
Toen wij het grote PPS-convenant hier bespraken, zat daar de
overdracht van de grond in. Daar zijn allerlei kritische
kanttekeningen bij gemaakt, met name van de kant van VVD en PvdA, en
toen hebt u onder een niet helemaal juiste verwijzing naar het vorige
College gesteld dat de grond allang was weggegeven. U moet die
discussie nog maar eens nalezen.)
U kunt niet overeind houden, dat ik of mijn fractie in die discussie zou
hebben gepleit voor verkoop van de grond. Het ligt anders. Er lagen
inderdaad, aansluitend op idee‰n van het vorige College, voorstellen die
inhielden dat de gemeente niet of langs een wat indirectere weg de
gronduitgifte in eigen beheer zou uitvoeren. Mijn fractie heeft daarbij de
nodige kanttekeningen geplaatst, maar niet gepleit voor verkoop van de
grond.
(De heer VAN DER LAAN: Dat klopt dus niet, want wat toen aan de hand
was, was dat PvdA, VVD en CDA zeiden: kijk uit, het echte moment van
de gronduitgifte nu vastleggen, betekent straks een verplichting om
de grond over te dragen. Dat is riskant en moet voorzichtiger worden
gepland.)
Het gaat mij niet om wat uw fractie heeft gezegd. Als u verhalen vertelt
over mijn fractie, moet u staven dat mijn fractie dat zou hebben gezegd en
niet de discussie herhalen, want herhaling maakt nog geen waarheid.
(De heer VAN DER LAAN: Laten wij even horen wat de anderen ervan
zeggen. U vond toen: niet zeuren, dat had het vorige College al
weggegeven.)
Mijn fractie vindt de wijze waarop de Houthavens nadrukkelijker
voorkomen in het programma als woningbouwlocatie een voorbeeld waaruit
blijkt dat het goed is dat het IJ-oeverproject iets meer het karakter
krijgt van een stadsvernieuwingsproject.
Afrondend meen ik, dat het voorstel van drie partijen over het
busstation overbodig is. In de commissie van advies en bijstand is er even
over gesproken, maar ik wacht het antwoord af. Ik meen dat in dit
bestemmingsplan op verschillende locaties een busvoorziening onder of boven
de grond mogelijk wordt gemaakt. Mijn fractie hecht er verder aan te
zeggen, dat wij een hotelboot in dit gebied een wenselijke voorziening
vinden. Dat is wat anders dan dat de huidige hotelboot met deze schaal op
die plek zou moeten liggen. Tegen een hotelboot of cruiseschip heeft mijn
fractie echter geen bezwaar, dus ik begrijp niet goed waarom op basis van
deze ene negatieve ervaring een drijvende slaapvoorziening in een wat
lagere hotelcategorie categorisch zou moeten worden afgewezen.
(De heer ROBBERS: Het is heel simpel. Cruiseschepen zijn op een
andere manier in het plan vermeld, dus daar gaat het niet om. Het
gaat om een hotelboot. Een apart genoemd iets. Ik herinner mij van de
vorige discussie, dat toen ook werd gezegd dat deze hotelboot straks erge
ns
anders zou komen te liggen. Ik wil voorkomen dat de boot in het plangebie
d
komt te liggen.)
Ik herinner u eraan, dat wij inderdaad eerder hebben gezegd, in de
vorige periode, dat een voorziening als een hotelboot in het plangebied
geen slechte zaak zou zijn. Ik vind dat nog steeds. Ik ben het echter ook
met de heer Robbers eens, dat deze boot op die plek op die schaal niet had
gemoeten. Om dan daarna echter te zeggen: dan geen hotelboot meer, gaat ons
een sprong te ver, maar wie weet heeft het College mij op dat punt nog iets
zinnigs te zeggen. Vooralsnog heb ik geen problemen met een hotelboot in
het IJ-oevergebied.
De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Om direct op de hotelboot
in te gaan: als ik het goed heb, anders moet de wethouder mij maar
corrigeren, is het in dit bestemmingsplan opnemen van een mogelijkheid
hiervoor het gevolg van een met het vorige College gevoerde discussie op
basis van het voorstel-Papineau Salm/mej. Blok.
De tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan IJ-oevers is volgens
de VVD het resultaat van een heel lang overleg met nogal veel hink-stap-
sprongen, zoals het niet doorgaan van de AWF, en dan met vallen en opstaan
daarna toch weer vooruit. Ik geloof ook dat dit wellicht het grootste
bestemmingsplan is dat ooit ter visie is gelegd in dit land, misschien met
uitzondering van Almere, daar wil ik vanaf zijn, maar het zal niet veel
schelen. In deze constellatie is het zeker het grootste in zijn soort.
Er moet echter nog heel veel gebeuren en gelukkig heeft het College nog
niet alles in dit stuk vastgetimmerd, zodat er nogal veel
uitwerkingsplannen nodig zijn. Dat heeft ook een schaduwzijde, namelijk dat
speculanten na vandaag genoeg weten om zich te kunnen voorbereiden. Ik maak
hiermee niemand wakker, want zij zijn slim genoeg. Wat denkt het College te
doen om totdat de uitwerkingsplannen gereed zijn te voorkomen dat iemand
oneigenlijk profiteert van de waardevermeerdering die aan flink veel
gebieden zal worden toegekend? Er is wel gesproken over een soort anti-
speculatiemaatregel in het kader van de noord-zuidlijn, nog aangezwengeld
door de heer Van der Laan, maar hoe zit het nu eigenlijk met de
tervisielegging van het bestemmingsplan? Ik meen dat wij nog iets te goed
hadden en ik krijg toch steeds sterker het gevoel dat dit instrumentarium
best nodig zal zijn.
De VVD-fractie is verder zeer blij met de garantie die de wethouder
afgelopen maandag heeft gegeven, dat het z.g. watermilieu niet zal worden
geschaad. De wethouder heeft duidelijk aangegeven dat wanneer de Havenatlas
en het bestemmingsplan afwijken, de Havenatlas voorrang krijgt, omdat dat
ook eerder is vastgesteld en de gemeente geen wegjaagbeleid voert.
Indertijd heeft de VVD een voorstel ingediend over de Stedebouwkundige
Begeleidingscommissie dat door de Raad is geaccordeerd. Ik weet nog heel
goed, dat wij toen nogal wat moeite hebben gehad met de wethouder, omdat
hij het niet zo zag zitten. Inmiddels is iedereen ervan overtuigd dat die
Stedebouwkundige Begeleidingscommissie een zeer goede greep is geweest. Nog
belangrijker vindt de VVD echter de toezegging van de wethouder van
afgelopen maandag, dat deze commissie ook voor de toekomst een belangrijke
rol is toebedeeld bij de vele hobbels die nog moeten worden genomen. Wij
verzoeken de wethouder en het College, daaraan spoedig invulling te geven,
want ook dat moet binnenkort worden geregeld.
Ik kom toe aan het busstation. Ik wil niets toevoegen aan wat de heer
Robbers hierover heeft gezegd. Ik wil nog wel iets nader onderstrepen
waarmee het College ook zijn voordeel kan doen. Afgelopen maandag heeft de
heer Van der Laan erop gewezen, dat in het VVD-voorstel indertijd weliswaar
het aanleggen van een ondergronds busstation in deze stad is bepleit, omdat
de VVD ervan uitging dat er geen andere mogelijkheid was, en dat verder ook
werd gesteld dat de financi‰n zouden worden geregeld. De VVD heeft
inmiddels wel een subsidie-aanvraag gezien van de NV Amsterdam Busterminal
van afgelopen vrijdag aan de minister, met een heel belangrijke toezegging
van die club over een bedrag van ongeveer 100 miljoen gulden, gebaseerd op
de exploitatiekosten. Wij verzoeken de wethouder, nog eens met de NV te
gaan praten en haar te vragen, aan te geven wat zij in de tussentijd
eigenlijk heeft uitgevoerd en op welke termijn wij opheldering krijgen over
wat er echt gaat gebeuren, vooral ook omdat deze wethouder binnenkort aan
zichzelf verantwoording moet afleggen als portefeuillehouder in het ROA. Ik
denk dat niet alleen deze NV de plicht heeft de financi‰n rond te krijgen,
want dat is aangegeven en beloofd, maar ook dat Amsterdam en zelfs het ROA
er alle belang bij heeft dat er op tijd een busstation klaar is bij het
Centraal Station.
Tot slot wil ik opmerken, dat de weg van de IJ-oevers door het vorige
College is ingeslagen. Het huidige College heeft zeer goed doorgewerkt. Nu
gaat het er alleen nog om de echte race te winnen, vooral met de beleggers,
nu het College en het ROA erin zijn geslaagd in het kader van de Vinex in
elk geval zeer belangrijke onderdelen van dit bestemmingsplan uitgevoerd te
krijgen.
Mevr. WITTE-BUIJSERD: Mijnheer de Voorzitter. De voordracht betreft de
tervisielegging van een ontwerp-bestemmingsplan. Men kan daarbij
aanzienlijke vraagtekens zetten en er zijn ook heel veel bezwaren geuit. Er
zal dus wel een hele berg bezwaarschriften tegen dit plan worden ontvangen.
Voordat het plan wordt vastgesteld, zullen er dus aanzienlijke wijzigingen
in moeten worden aangebracht, wil men aan die bezwaren tegemoetkomen.
Meestal is dat niet het geval. Ik hoop dat het daartoe zal leiden, omdat op
dit bestemmingsplan van alle kanten nogal veel commentaar is geleverd.
Ik wil er twee dingen uithalen die mij zeer aanspreken, te weten de
bezwaren tegen het Science Center, dat veel te massaal is, en de noord-
zuidlijn. Ik heb daar nog eens over nagedacht en verschillende punten van
de noord-zuidlijn op een rij gezet. Er is nu geld voor beschikbaar en er
wordt ook haast gemaakt met de tervisielegging om daarmee te kunnen
beginnen. Afgelopen maandag was men in Noord zeer verheugd over de aanleg
van de noord-zuidlijn. Ik heb echter ook gelezen dat Noord van plan is
maatregelen te nemen waardoor de binnenstad moeilijker bereikbaar wordt.
Vroeger, voor de grote uitbreiding, was Noord wat winkelen betreft helemaal
op de binnenstad aangewezen. Er komt nu dus een ontwikkeling waarbij Noord
het eigen winkelcentrum uitbreidt en ten gevolge waarvan de mensen naar
Zaanstad zullen trekken. Ik zie de noord-zuidlijn als een regionale lijn en
ik vrees dan ook een grote ontwikkeling van Noord richting Zaanstad en
Waterland. Dat staat ook in die nota. Waterland, dat wij woningbouwvrij
willen houden, zal eveneens worden bebouwd en daarover maak ik mij zeer
grote zorgen.
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Ondanks de terugtocht van de
grote financier voor de IJ-oevers blijf ik ongerust over de toekomst van
dit gebied. Om te beginnen is daar de dreiging van de komst van een
vierstrooks autoweg en verder ben ik bang dat de massale, stotende
bouwblokken die ons vanaf de vista's tegemoet treden toch realiteit zullen
worden met dit plan. Ik vind het dan ook hard nodig, dat voor zo'n
ambitieus, groot plan een Milieu-effectrapportage (MER) wordt gemaakt.
De heer BEAUX: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan met deze haastige
tervisielegging niet instemmen. Verschillende punten zijn uiteraard wel
juist, maar zeker die ondergrondse garage voor het station is in mijn ogen
onjuist vanwege de graafwerkzaamheden en de onjuiste locatie. Het is beter
busstations aan de rand van de stad in te richten en vervolgens met een
metroverbinding naar het Centraal Station te reizen.
De heer BRUYN: Mijnheer de Voorzitter. Ik mis in de voordracht een
verklaring waarom van de gebruikelijke procedure moet worden afgeweken en
een versnelde procedure wordt gevolgd.
Wethouder SARIS: Mijnheer de Voorzitter. Ik denk dat wij vandaag met de
tervisielegging van het bestemmingsplan voor de IJ-oevers een heleboel
discussie over de planontwikkeling op de IJ-oevers kunnen afronden.
Uiteraard niet in die zin dat hiermee het laatste woord erover is gezegd,
maar wel dat er een aantal conclusies wordt getrokken uit de vier jaar
voortgaande discussie over de IJ-oevers en ook in de jaren die daaraan zijn
voorafgegaan.
Er is intussen een zekere rust opgetreden in de ontwikkeling van de IJ-
oevers. Ik denk dat dat ook goed is voor de ontwikkeling van het project.
Ik ben het wat dat betreft dan ook eens met de opmerking van de heer Van
der Laan, dat wij af zijn van de situaties waarin een en ander geforceerd
moest worden doorgedrukt. Wij kunnen nu veel rustiger dan een tijd geleden
bezien hoe wij de ontwikkeling verder willen faseren, knippen enz.
Daar heeft ook het bijgevoegde financieel perspectief toe bijgedragen en
op het punt van de financi‰le fasering kan de Raad dan ook met een gerust
hart de toekomst tegemoet zien. Ik wil daarbij ook wijzen op de bij het
bestemmingsplan gevoegde brief van de wethouders voor Financi‰n en voor
Ruimtelijke Ordening, waarin de Raad wordt medegedeeld, dat deze bij de
behandeling van de fase-3-produkten nog een nadere financi‰le afweging zal
kunnen maken per planonderdeel en regelmatig over de totale financi‰le
ontwikkeling van de IJ-oevers op de hoogte zal worden gesteld, zodat de
Raad een besluit kan nemen over de fasering enz. Dat geeft de Raad een
aantal gelegenheden om in te grijpen als deze dat nodig acht en nadere
beslissingen te nemen over planvorming en uitvoering.
De heren Molleman en Van der Laan en ook mevr. Witte hebben gewezen op
de twijfel bij de ARS, of liever gezegd, de opmerking van de ARS dat zij
tervisielegging op dit moment niet juist acht omdat de twijfel te groot is.
Ik heb daarover nog eens met de ARS gesproken en wat ik in de commissie van
advies en bijstand heb meegedeeld is juist: de ARS reageerde op een vorig
concept van het bestemmingsplan. Het advies betreft dus niet het ontwerp
dat nu ter visie zal worden gelegd, maar het concept dat in het najaar aan
de orde was. De ARS heeft gezegd, tijdens de tervisielegging te zullen
reageren op het aan de orde zijnde ontwerp. Wij zien daarin geen problemen,
maar kunnen natuurlijk niet in enkele dagen beoordelen of alle twijfels van
die instantie zijn verwerkt. De ARS vindt dat op dit moment ook niet nodig,
maar zij ziet wel een ruime mogelijkheid om tijdens de tervisielegging met
nadere adviezen te komen, zodat de Raad daarmee bij de besluitvorming over
het bestemmingsplan rekening kan houden.
Mevr. Witte is van mening, dat er natuurlijk veel bezwaren zullen worden
ingediend. Ik verwacht ook niet anders. Elk bestemmingsplan dat betrekking
heeft op de IJ-oevers zal bij velen bezwaren oproepen, omdat het nu eenmaal
niet mogelijk is iedereen in Amsterdam tevreden te stellen als het gaat om
de ontwikkeling van dit gebied. Ik vind dat ook niet erg. Die afweging zal
de Raad straks gewoon moeten maken. Of dat echter betekent dat er enorm
veel moet worden gewijzigd, staat nog te bezien. Ik denk niet dat dat per
se het geval is, maar behandeling van die bezwaren is wel nodig om te
kunnen beslissen of tot wijziging zal worden overgegaan.
Wat wij hier nu doen is ook niet overhaast. Het College had tot
tervisielegging kunnen besluiten, maar het heeft de ruimte genomen om in
meerdere ronden over het bestemmingsplan te praten, zelfs in de Raad,
hoewel dat helemaal niet nodig is. Dus niets overhaast, weloverwogen en in
een rustig tempo, maar wel met de bedoeling te komen tot iets wat
gerealiseerd kan worden.
Ik wil nu ingaan op de vraag van de heer Van der Laan waarin de urgentie
is gelegen. Als wij nu niet tot tervisielegging overgaan, zal de
vaststelling pas na de zomer, in september, kunnen plaatsvinden. In dat
geval is de termijn tussen tervisielegging en vaststelling te groot, met
als gevolg dat de hele procedure evenzoveel maanden opschuift. Nu kan men
zich afvragen waarom dat niet kan, maar dat kan niet omdat de provincie
heeft aangegeven niet langer te willen meewerken aan enige artikel-19-
procedure of andere versnelde procedures in dit gebied. De provincie acht
daarvoor een ter visie gelegd bestemmingsplan nodig, met de zekerheid, ook
voor de burgers, dat dat het toekomstige bestemmingsplan is.
Verder hebben wij een aantal procedures af te handelen ten aanzien van
de Oostertoegang die hiermee te maken hebben en daar volgen natuurlijk een
heleboel andere dingen op. Dus voor die infrastructuur gaat het met name
heel concreet nu om de Oostertoegang en om 1995 voor de rest van het
Stationseiland, wanneer met de bouw moet worden begonnen, wat ook al zeer
dichtbij is, zeker als men wil dat het bestemmingsplan tegen die tijd de
hele procedure heeft doorlopen.
Er ligt nog een aantal initiatieven waarvan wij niet weten op welk
moment zij nu precies hard zullen worden gemaakt. Ik denk dan aan het
Science Center, Indonesia House, de Graansilo enz., zaken waarbij het heel
wenselijk is dat zij niet via postzegelplannen en dergelijke worden
gerealiseerd, maar via uitwerking van het bestemmingsplan, omdat dat
iedereen veel meer zekerheid geeft. Er zijn dus genoeg redenen om te
zeggen: laten wij het nu maar doen. Het gebeurt weloverwogen en niet
haastig. Aan veel bezwaren is met de wijzigingen die nu zijn aangebracht
ook tegemoet gekomen en een zekere urgentie zit met name in die projecten
die nu moeten worden gerealiseerd. Wij vinden dus dat meer rechtszekerheid
wordt gegeven als wij nu wel overgaan tot deze tervisielegging en ik hoop
dat dit zowel voor de heer Van der Laan als voor het CDA overtuigende
argumenten zijn om hieraan mee te werken, maar dat is in feite al gezegd.
Wat het watergebruik betreft houd ik de in de commissie van advies en
bijstand gedane toezegging staande. Wij komen er afzonderlijk op terug als
blijkt dat de Havenatlas niet kan worden uitgevoerd, want dan moet er
binnen het gebied compensatie komen.
De heer Robbers heeft over het busstation gesproken. Ik wil hierover nog
het volgende zeggen. Als wij nu met een precieze tekening komen is dat wat
bezwaarlijk omdat men al heel gauw in afwijkingen terechtkomt. Het op de
kaart aangeven dat op die plek gedacht is aan een busstation lijkt mij geen
enkel probleem. Ik heb steeds gezegd dat het niet nodig is, want in een
voorschrift staat...
(De heer ROBBERS: Wat is het verschil tussen uw eerste en uw tweede
zin?)
Het is niet nodig nu precies de contouren aan te geven.
(De heer ROBBERS: Het gaat niet om de buitenlijnen van het bestaande
plan. Het gaat om de plek waarop de plannen betrekking hebben.)
Prima. Ik denk dat daartegen geen bezwaar bestaat. Tegen het voorstel
heb ik op dat punt dus ook geen bezwaar. Het is ook goed elke twijfel weg
te nemen over onze bereidheid om het busstation te realiseren als het geld
er is.
(De heer ROBBERS: Dat hoorde ik u graag een keer zeggen.)
Prima, dan hebt u dat nu gehoord. Tegen hetgeen over de hotelboot wordt
gezegd heb ik wel bezwaar en wel het volgende. Wij hebben weliswaar gezegd
dat wij geen langere verplichting aangaan voor de plek waar de hotelboot nu
is neergelegd in het Oosterdok dan die twee jaar, maar wij zijn wel een
verplichting aangegaan met de eigenaar van de hotelboot over een plaats die
economisch vergelijkbaar is, dat wil zeggen een plaats in de directe
omgeving van het Centraal Station. Als u nu zegt dat die hotelboot het
plangebied uit moet, is dat dus een wat te ver gaande uitspraak, waardoor
een volgende wethouder in de problemen kan komen.
(De heer ROBBERS: Dat is dan uw erfenis, want u hebt in deze Raad
gezegd dat geen contract gesloten was. U kende het gevoelen van de
Raad toen de discussie plaatsvond en wanneer u dus een dergelijke
toezegging in een contract hebt gedaan, hebt u onverstandig gehandeld
en zadelt u uw opvolger daarmee op.)
Ik heb geen toezegging doen aan de eigenaar dat de boot op deze plek kan
blijven liggen.
(De heer ROBBERS: U spreekt nu over een economisch verantwoorde plek,
maar in het debat hebt u zonder meer gezegd dat er nog geen contract
was gesloten en dat de onderhandelingen nog gaande waren. U wist toen
ook wat de Raad wilde.)
Ik vind het heel logisch, als men mensen van een bepaalde plaats weg wil
hebben, hen toe te zeggen dat zij een vergelijkbare andere plaats krijgen
toegewezen. Ik kan moeilijk zeggen dat zij moeten ophoepelen. Wij hebben
bij voorstel van de heer Papineau Salm/mej. Blok afgesproken dat er een
hotelboot in het IJ-oevergebied zou komen. Die afspraak heb ik met de Raad
gemaakt en die zal ik dus nakomen. Verder heb ik tegen de eigenaar gezegd,
dat de huidige plaats niet gegarandeerd is, maar dat het logisch is dat hij
ook zijn brood kan verdienen. Dat is niet strijdig met enige toezegging die
aan de Raad is gedaan, dus ik verzoek u dit voorstel in te trekken, omdat
het strijdig is met andere uitspraken van de Raad.
Ik meen dat hiermee ook de opmerkingen van de heer Holvast zijn
beantwoord. Ik heb ook het gevoel dat wij van een rijkelijk vaag en nog
niet uitvoerbaar plan langzamerhand zijn gekomen tot een plan dat
uitvoerbaar is. Hiermee wordt de belangrijkste basis in formele zin ook
uitvoerbaar en dat is het aanleggen van de infrastructuur waar wij in de
afgelopen vier jaar veel over hebben gepraat en voor hebben geijverd. De
onderhandelingen met het rijk hebben wij nu gelukkig ook afgerond, zodat
een en ander nu kan worden aangelegd. Dat is de basis voor de verdere
ontwikkeling van de IJ-oevers en ik denk dat dat een heel belangrijke stap
is.
De vista's waarover de heren Van der Laan en Van Duijn hebben gesproken
spraken mij ook niet zo aan, om dezelfde reden als de heer Van der Laan
heeft genoemd; grachtenpanden worden tot blokkendozen, men ziet alleen nog
maar contouren en meer niet. Mooi wordt het in die vista's niet, maar
daarom zullen wij er op een andere manier voor moeten zorgen in de
uitwerking. De nadere stedebouwkundige adviezen zullen daarvoor moeten
zorgen. Als de heer Hooijmaijers vraagt om zekerheid over het voortbestaan
van de Stedebouwkundige Begeleidingscommissie, kan ik hem alleen maar
zeggen dat dit College die commissie niet zal opheffen. Ik wil mijn
opvolger op dit punt echter niet voor de voeten lopen. Laat daarom de
volgende Raad maar beslissen over de wijze waarop hij stedebouwkundig
geadviseerd wil worden. Daarover hoeft nu geen discussie te worden gevoerd
en ik zal op dit punt geen dingen doen die de volgende Raad voor het blok
zullen zetten.
De Stedebouwkundige Begeleidingscommissie heeft in mei heel belangrijk
werk gedaan en doet dat nog steeds. De commissie zal begin april ook weer
een ontmoeting met de Raad hebben en dan adviseren over het openbare-
ruimteplan. Dat lijkt mij een heel goed moment voor u om van gedachten te
wisselen met die commissie over de voortzetting van het advieswerk op het
gebied van de stedebouw. Dan zal er ook een nadere uitwerking moeten liggen
van het idee van de Dienst Ruimtelijke Ordening en de strategische adviseur
over de instelling van een Bureau Stadsontwerp bij DRO, zodat zowel het
ontwerp als de advisering daarover op dat moment aan de orde kunnen komen.
Over de speculatie heb ik in de commissie van advies en bijstand al
gezegd, dat er in mijn ogen geen aanleiding is nu extra maatregelen te
nemen omdat dit bestemmingsplan een bouwverbod inhoudt voor de
uitwerkingsgebieden. Dat betekent, dat er voor speculanten eerder
onzekerheid wordt veroorzaakt dan dat zij veel aanleiding zullen zien om
zich in dit gebied te gaan bewegen. Die situatie doet zich wel voor zodra
er uitwerkingen liggen, maar op dit moment niet. Niemand kan voorlopig iets
bouwen. Dat hebben wij expres zo gedaan om...
(De heer HOOIJMAIJERS: Ik zou het graag willen bevestigen, maar het
is natuurlijk wel een slag ingewikkelder. De eigenaar van een bepaald
object hoeft helemaal niet te willen bouwen, maar door onze
bestemming wordt zijn object wel vele malen meer waard. Dat is ook
een vorm van speculatie. U wilt evenals wij die waarde in het gebied
steken en niet die eigenaar er blij mee maken.)
Wij hebben die discussie ook gevoerd over het Oosterdok en in dat
verband zie ik het nog helemaal niet, omdat wij uitdrukkelijk hebben
vastgesteld dat wij het Oosterdok voorlopig even apart houden en er geen
financi‰le opbrengsten aan toekennen, omdat de planvorming pas in 1996 zal
beginnen. Dat betekent dus, dat iedereen die daar iets wil rustig de tijd
heeft, maar de eerstkomende jaren vooral geen geld kan verdienen. Voor
speculatie is er dus nog geen aanleiding volgens mij. Wel is er aanleiding
voor de volgende Raad en het volgende College om eens goed over dat gebied
na te denken en ook over verwerving van eigendom.
De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. De PvdA heeft weinig te
melden in tweede termijn, want wij zijn tevreden over het antwoord van de
wethouder. Wij zullen de tervisielegging dus steunen. Ik blijf de
verleiding weerstaan een uitvoerige evaluatie te maken, niet omdat ik denk
dat wij met deze wethouder geen goede en zakelijke discussie zouden kunnen
voeren, want de toon van zijn beantwoording nu þ dat was overigens vaker
het geval þ zou dat heel goed mogelijk maken, maar ik heb wel het gevoel
dat, met welk voorstel deze wethouder ook komt, de hoge juichtonen van de
kant van Groen Links een zakelijke beoordeling daarvan altijd lastig maken.
Ik blijf de verleiding dus weerstaan en maak nadrukkelijk onderscheid
tussen degene die de voorstellen doet en degenen die erover juicht.
De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. Het probleem van het busstation
is opgelost als de ruimte wordt aangegeven waarbinnen het in het plan wordt
gedacht.
Over de kwestie van de hotelboot verschil ik ernstig met de wethouder
van mening. Uit alle stukken en de discussie van de vorige keer is
gebleken, dat het College op eigen gezag meer heeft gedaan en besloten en
meer contracten heeft gesloten dan de Raad van het College had verwacht.
Het College heeft dat niet aan de Raad voorgelegd en het resultaat daarvan
is inhoudelijk en materieel in juli 1993 in de discussie over het
Memorandum Ontwikkeling van de IJ-oevers door de Raad afgewezen. Wij zijn
in dat debat gezwicht voor de mededeling van de wethouder, dat er een
contract was voor twee jaar voor dat schip. Wanneer de wethouder nu zegt
dat het College een verdergaande verplichting heeft, is dat niet in
overeenstemming met wat de Raad toen heeft geaccepteerd. De Raad wil nu een
beslissing nemen over het IJ-oevergebied en het watergebruik binnen de
grenzen van dit bestemmingsplan. Niets staat ons in de weg om te voorkomen
dat in dat bestemmingsplan een ligplaats voor een hotelboot wordt voorzien.
(Wethouder SARIS: U staat uzelf daarbij in de weg, want de Raad heeft
eerder besloten dat er wel een hotelboot in het IJ-oevergebied mocht
komen. U mag de Raad vragen terug te komen op die beslissing, maar u
mag het College niet vragen die raadsuitspraak naast zich neer te
leggen.)
Ik verwijt het College dat het þ de vorige keer is dat uitgediscussieerd
þ met dat besluit van de Raad aan de haal is gegaan door niet een van de
schepen die er lagen, maar een veel groter schip, zelfs een nieuw gebouwd
geval, toe te staan. Ik wil die discussie wel overdoen. De Raad heeft te
kennen gegeven, dat het resultaat van de uitvoering van het voorstel niet
in overeenstemming was met wat wij toen wensten.
Nu wordt ons gevraagd een bestemmingsplan te maken en daarop ligt de
hypotheek dat u straks niet voor een hotelboot, maar voor dat schip een
plek wilt aanwijzen in dit bestemmingsplangebied en dat willen wij niet. U
mag voor dit schip ergens anders een plek zoeken, maar wij willen dat niet
mogelijk maken door middel van dit bestemmingsplan. Als de consequentie
daarvan is dat wij een van de uitgangspunten van het voorstel-Papineau
Salm/mej. Blok van vijf jaar geleden, waarbij wij het hadden over bestaande
schepen die wij konden bezichtigen achter het station, terugtrekken, moeten
wij dat doen, want anders zadelt u ons op met een schip van 110 meter lang
en 30 meter hoog. Ik wil dat niet en daarom stel ik de Raad voor, u niet de
kans te geven ook in de volgende fase ons met iets op te zadelen dat wij
niet willen.
 
 
 
 
 
 
De heer MOLLEMAN: Mijnheer de Voorzitter. Er zijn drie redenen om tegen
de tervisielegging van dit plan te zijn. In de eerste plaats is het geen
ge‹ntegreerd produkt, terwijl een bestemmingsplan dat wel moet zijn. Het
houdt een ernstig risico in dat het meer van hetzelfde wordt dan dat het
echt iets toevoegt aan de binnenstad en het ruimtelijk kader biedt
waarschijnlijk onvoldoende mogelijkheden om varianten met betere
perspectieven in te brengen.
Er is echter ook nog iets anders aan de hand. Er wordt al heel lang
gediscussieerd en het proces moet voortgang vinden. Dat wil niet zeggen,
dat dit een afrondende discussie kan zijn. Dat zal de Raad bij de
vaststelling van het plan moeten bepalen, maar op zichzelf is de
tervisielegging wel urgent, want met het College en de wethouder is het CDA
van oordeel dat er dingen moeten kunnen gebeuren en dat er een basis moet
zijn voor artikel-19-procedures.
De heer BEAUX: Mijnheer de Voorzitter. Ik stem straks tegen de
tervisielegging, want ik ben het met teveel punten niet eens.
Mevr. WITTE-BUIJSERD: Mijnheer de Voorzitter. Als ik de voor- en nadelen
tegen elkaar afweeg, kom ik tot de slotsom dat het concept onvoldoende is
uitgewerkt. Aan de andere kant ben ik tegen het eindeloos rekken van de
discussies, terwijl door deze tervisielegging iedereen een onderbouwd
bezwaarschrift kan indienen. Ik denk dat dat de beste weg is dus ik zal
voor de tervisielegging stemmen.
Wethouder SARIS: Mijnheer de Voorzitter. Er zijn het College geen
verdere vragen gesteld, zodat ik van een tweede termijn kan afzien.
 
De discussie wordt gesloten.
 
Aan de orde is de stemming over het voorstel-Robbers (nr. 203).
 
De heer VELDMAN (stemmotivering): Wij hebben ons in de vorige periode
behoorlijk ingespannen om de ligplaats in dit bestemmingsplan in de
Havenatlas te laten opnemen. Ik ben het met de heer Robbers eens, dat de
eigenaar misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen. Misbruik van vertrouwen
moet worden gestraft en daarom stemmen wij voor het voorstel van de heer
Robbers.
De heer MOLLEMAN: Na de discussie in 1993 is gebleken, dat het moeilijk
is partijen bij elkaar te krijgen. Daar is maar een methode voor, namelijk
de mogelijkheid uit het ontwerp-plan te schrappen.
 
Het voorstel-Robbers (nr. 203) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, constateert, dat van de bij de
stemming aanwezige raadsleden de leden Bouma, Genet, Hofman, Holvast,
Hooijmaijers, Houterman, Jonker, mevr. Oedayraj Singh Varma, Platvoet,
Saris, mevr. Van der Stoel, mevr. Wildekamp en Van Wijk zich tegen het
voorstel hebben verklaard.
 
Aan de orde is de stemming over het voorstel-Robbers c.s. (nr. 204).
 
De heer MOLLEMAN (stemmotivering): Het voorstel spreekt zich
nadrukkelijk uit over precisering in het plan van de locatie van het
ondergrondse busstation en over de mogelijkheid daarvan, maar niet over de
wenselijkheden of mogelijkheden. Mijn fractie zal derhalve voor het
voorstel stemmen.
Mevr. WITTE-BUIJSERD: Ik meen dat het ondergrondse busstation en de
mogelijkheden voldoende zijn aangegeven. Ik zal dus tegen dit voorstel
stemmen.
De heer HOLVAST: Ik sluit mij aan bij de stemverklaring van mevr. Witte.
 
Het voorstel-Robbers c.s. (nr. 204) wordt bij zitten en opstaan
aangenomen.
 
De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE, constateert, dat van de bij de
stemming aanwezige raadsleden de leden Beaux, Bruyn, R.H.G. van Duijn,
Holvast, mevr. Oedayraj Singh Varma, Platvoet en mevr. Witte-Buijserd zich
tegen het voorstel hebben verklaard.
 
Aan de orde is de stemming over voordracht (nr. 119).
 
De heer MOLLEMAN (stemmotivering): In onze bijdrage hebben wij al
aangegeven hoe wij inhoudelijk over dit plan denken, maar de beste manier
om een derde Nota van Uitgangspunten te voorkomen is deze tervisielegging
en daarom stemmen wij voor de voordracht.
De heer VAN DUIJN: Ik vind het plan niet elegant en milieuvriendelijk
genoeg om het ter visie te leggen. Dus wil ik aantekening tegen.
 
De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 627 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met inachtneming van de door de leden Beaux, Bruyn en R.H.G.
van Duijn gevraagde aantekening.
 
Het bij de behandeling van dit agendapunt mede aan de orde gestelde
adressen worden in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld ter
afdoening.
 
Aan de orde is thans:
 
14
Preadvies van Burgemeester en Wethouders van 10 februari 1994
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 194) op de nota van het raadslid R.H.G. van Duijn
van 30 maart 1993 getiteld: Amsterdam schaakstad (Gemeenteblad afd. 1, nr.
116, blz. 618).
 
Hierbij komt tevens in behandeling:
 
Adres van 22 oktober 1993 van E.J. Petersma, houdende verzoek in
Amsterdam een schaakhuis te vestigen.
 
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank u voor het naar voren
halen van dit punt en ik dank het College voor het welwillende preadvies op
de nota, waarin ik een aantal suggesties doe ter bevordering van dit
opmerkelijke en belangwekkende spel. Het College neemt een aantal
suggesties over. De nota is tot stand gekomen omdat geconstateerd werd dat
Amsterdam zijn prominente plaats als schaakstad in Europa dreigde te
verliezen. Vroeger werden hier de jaarlijks terugkerende massa-toernooien,
zoals van IBM en OHRA, gespeeld. Die zijn echter verdwenen en ook de
Amsterdamse schaakclubs verdwenen uit de hoofdklasse van de Koninklijke
Nederlandse Schaakbond. Nu hebben zich intussen þ ik weet niet of het met
de nota samenhangt þ enkele gunstige doorbraken voorgedaan.
Om te beginnen hebben wij hier de match Timman-Karpov gehad, althans de
eerste partijen, maar op het programma staat nu ook een Donner Memorial
Toernooi dat voor drie jaar naar Amsterdam zou komen, volkomen terecht, ook
als hulde aan de man die Amsterdam erop attent heeft gemaakt, dat het
schaakspel meer is dan alleen schaken, maar dat het godsdienst, kunst en
wetenschap tegelijk is voor zijn beoefenaars.
Er worden nu pogingen in het werk gesteld, die lijken te gaan lukken, om
het Nederlands Schaakkampioenschap naar Amsterdam te halen en ik zou
eigenlijk willen voorstellen dat de gemeente Amsterdam aanbiedt, een zaal
uit het gemeentelijk beheer, bijvoorbeeld de Boekmanzaal, daarvoor ter
beschikking te stellen om daarmee aan te geven dat wij het op prijs zullen
stellen als het Nederlands Schaakkampioenschap gewoonlijk in Amsterdam
plaatsvindt.
Het derde aardige punt is, dat deze zomer een match zal plaatsvinden
tussen Amsterdam en Rotterdam. Ik neem aan, dat leden van de Raad,
inclusief de Voorzitter, daaraan zullen deelnemen.
Over die prominente zalen staat in het preadvies, dat het College bereid
is bij speciale gelegenheden zalen van het Stadhuis ter beschikking te
stellen. Intussen heb ik gehoord, dat voor het Nederlands Kampioenschap
geen stadhuiszaal ter beschikking zal komen. Waarom stapt het College niet
over een kleine financi‰le hobbel heen of, als dat dan toch onoverkomelijk
is, waarom probeert het dan niet andere prominente zalen ter beschikking te
krijgen, bijvoorbeeld een zaal in het Paleis op de Dam?
Ik vind het ook prettig, dat het College bereid is openbare
schaakgelegenheden met levensgrote schaakstukken in de stad te realiseren.
Bij de Zuiderkerk is dat bijvoorbeeld al gedaan. Ik vind dat goed.
Het laatste voorstel dat ik wil doen betreft het instellen van een
schoonheidsprijs voor de mooiste schaakpartij die in Amsterdam wordt
gespeeld. Vroeger was dat ook de gewoonte, maar met de algemene slijtage
van de waardering voor de esthetiek in de sport is dat verdwenen en daarom
stel ik voor, vanaf volgend jaar een klein bedrag beschikbaar te stellen
voor de mooiste partij. Ik denk hierbij aan een symbolisch bedrag van Ÿ
2000. Dat staat niet in verhouding tot de onbetaalbare schoonheid die men
op de 64 velden kan tegenkomen, maar het is wel iets. Zo had de partij van
Gray tegen Stein die in het Gemeenteblad is afgedrukt dankzij grote
inspanning van de medewerkers van het Gemeenteblad, hetgeen ik bijzonder
waardeer, voor zo'n prijs in aanmerking kunnen komen.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
36ø Voorstel van 23 februari 1994 van het raadslid R.H.G. van Duijn
inzake het in 1995 beschikbaar stellen van Ÿ 2000 voor de mooiste
schaakpartij (Gemeenteblad afd. 1, nr. 205, blz. 1011).
 
Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.
 
De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. Het politieke protocol is
gelukkig zo, dat de indiener van een nota allereerst complimenten krijgt
van andere raadsleden. Ik doe dat bij dezen van harte. Ik wil op een nieuw
punt in de nota van de heer Van Duijn graag inhoudelijk ingaan, namelijk
het idee dat de VVD-fractie aanspreekt over schaken in het openbaar en in
de open lucht. Het probleem dat wij ermee hebben betreft niet zozeer het
idee zelf, maar ligt meer in het verlengde van de notitie van ons
fractielid de heer Bouma over de graffiti-bestrijding. In combinatie
daarmee zouden wij graag zien dat de grote schaakstukken niet beklad
worden.
Wat de andere punten in de nota betreft heb ik uitvoerig het programma
van De Groenen bestudeerd, vooral de financi‰le onderbouwing en vertaling
ervan. Ik heb dat gisteravond nog eens extra gedaan, want ik wil nog wel
eens iets over het hoofd zien, maar ik heb nog niet de financi‰le
prioriteit kunnen ontdekken in de nota van de heer Van Duijn, tenzij hij
preludeert op de 0,5 miljoen gulden die van onze kant eventueel beschikbaar
is voor een denksportcentrum. In de komende periode valt daarover wel te
praten, alleen weet ik nog niet met wie ik daarover in de komende periode
moet discussi‰ren. Ervan uitgaande dat De Groenen opnieuw een zetel in de
Raad gaan bezetten zou het wat de VVD betreft een openbaar stemadvies
kunnen zijn om bij voorkeur op de heer Timman te stemmen, omdat wij als
liberalen uiteraard de voorkeur geven aan een grootmeester boven een
kabouter. Dit laatste is eigenlijk wat buiten de orde.
De heer VELDMAN: Mijnheer de Voorzitter. Complimenten moeten worden
uitgedeeld als zij verdiend zijn. Uit het preadvies van het College blijkt
duidelijk, dat in de nota van de heer Van Duijn alle elementen voorkomen
die in de nota Topsport in Amsterdam en de discussie daarover in de
commissie van advies en bijstand aan de orde zijn gekomen. Ik vind het
compliment van de heer Houterman dan ook wat overdreven. Dat desalniettemin
op zo'n nota en op het preadvies wordt gereageerd, komt door het voorstel
dat de heer Van Duijn nu heeft ingediend. Als de heer Van Duijn serieus
meent dat een schoonheidsprijs moet worden ingesteld voor de mooiste
schaakmatch, stel ik voor ook een prijs in te stellen voor het mooiste
doelpunt bij voetballen, waterpolo, korfbal en alle andere wedstrijden die
plaatsvinden. In het algemeen ging de discussie in de commissie van advies
en bijstand er ook over, dat de heer Van Duijn vanuit zijn ambitie voor de
schaaksport er toch een wat overtrokken opvatting van heeft, hoe men de
schaaksport als topsport moet benaderen en dat ook zijn hobby, de
schaaksport, hem verleidt voorstellen te doen die gewoon realiteitswaarde
missen. Daarom zullen wij het voorstel ook absoluut niet steunen, maar wel
het preadvies van het College.
(De heer VAN DUIJN: U kunt toch niet zeggen, dat ik een overdreven
groot geldbedrag heb ingezet!)
De heer ESAJAS: Mijnheer de Voorzitter. Ik zal niet zoals de heer
Houterman een collega schaakmat zetten, maar ik vind het voorstel van de
heer Van Duijn sympathiek. Aansluitend bij wat de heer Veldman zegt: het
staat in onze nota Topsport in Amsterdam. Verder is het beschikbaar stellen
van prijzen een zaak van de organisatoren. Die beschikken over bekers en
dergelijke. Ik denk dat de heer Van Duijn zich dan ook tot hen moet wenden
om eventueel voor de mooiste partij een prijs beschikbaar te stellen in de
vorm van een bekertje, vaantje of iets dergelijks, maar een bedrag van Ÿ
2000 vind ik te hoog, omdat in het geheel van de organisatie al rekening
wordt gehouden met een speciale prijs. Ik vind de bijdrage van de heer Van
Duijn overigens wel goed, maar wij kunnen ons beter houden aan wat in de
nota Topsport in Amsterdam is vastgelegd.
De heer HOFMAN: Mijnheer de Voorzitter. In de topsport wordt geld genoeg
verdiend. De jongens vinden een prijs van Ÿ 2000 zeker een lachertje en
daarom zal ik het voorstel niet steunen.
De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. In de commissie van advies en
bijstand heb ik al gezegd, dat in de nota Topsport in Amsterdam voldoende
is aangegeven hoe de schaaksport in een afgewogen verhouding met andere
topsporten kan worden bediend. Ik ben van mening, dat de heer Van Duijn met
zijn voorstel probeert ook op het politieke schaakbord zijn stelling te
verbeteren en daarvoor wil ik hem niet de gelegenheid geven. Ik zal zijn
voorstel dan ook niet steunen.
De heer PLATVOET: Mijnheer de Voorzitter. Als een echte feminist weet de
heer Van Duijn op creatieve wijze het persoonlijke tot politiek te maken.
Ik vind dat hij wel een verdienstelijke nota heeft geschreven, maar ik vind
het preadvies ook verdienstelijk, omdat het op de juiste wijze en
genuanceerd zegt wat overgenomen kan worden, c.q. wat al in gang is gezet,
zoals de heer Veldman aangaf. Waar de heer Van Duijn doorslaat in hobbyisme
wordt terecht een streep getrokken en ik vind ook zijn voorstel daarvan een
uitdrukking, omdat het een zeer onberedeneerde, selectieve bevoordeling is
van een tak van sport. Wij kennen al een sportprijs. Die is bedoeld voor
alle sporten en wordt toegekend aan degene die zich daarin verdienstelijk
heeft gemaakt. Dat is een niet-selectieve benadering van de sport en dat
vind ik dus de goede benadering. Wij hebben dus wel enige waardering voor
de nota van de heer Van Duijn, maar nog iets meer voor het preadvies.
Wethouder GENET: Mijnheer de Voorzitter. Het is natuurlijk prachtig
vanmiddag dit preadvies te behandelen, want de volgende week zijn er
verkiezingen. Natuurlijk kunnen wij terugblikken op deze periode, waarin
wij de nota Topsport in Amsterdam hebben uitgebracht, waarin ook nog eens
heel duidelijk is aangegeven wat er op het gebied van de topsport in de
komende jaren zou moeten gebeuren. Sterker nog, wij hebben in deze
raadsperiode met elkaar het voorrecht gehad, regelmatig te mogen praten
over dat andere belangrijke project, dus ik denk dat de Raad op dit punt
uitdrukkelijk niet heeft gepraat maar gehandeld en ervoor heeft gezorgd dat
er nu zo'n belangrijke sportaccommodatie komt, dus ik zou zeggen: goed
voorbeeld doet goed volgen, ook voor de komende bestuursperiode. Ik wens
dan natuurlijk ook de onderhandelaars veel sterkte toe bij de toekenning
van de portefeuille sport die steeds belangrijker wordt zoals u wel zult
hebben begrepen. Ik wijs op Tapie in Frankrijk en Berlusconi in Itali‰. U
ziet dan wat men allemaal met een bepaalde benadering kan bereiken. Ik hoop
overigens wel dat dat in een gezonde, degelijke Nederlandse financi‰le
context gaat gebeuren, want in de gevallen die ik zojuist noemde was dat
niet zo.
(De VOORZITTER, wethouder DE GRAVE: Wat dacht u van de combinatie met
Financi‰n?)
Ik weet hoezeer u uw best hebt gedaan om de sportportefeuille vier jaar
geleden binnen te halen en dat ik hier ook heel nadrukkelijk mijn hart had
liggen, vooral bij de breedtesport, dus voorlopig is het in schaaktermen 1-
0 voor mij, maar u hebt de kans dat u straks nog remise kunt spelen.
Ik vind een compliment altijd op zijn plaats voor elk raadslid dat een
nota indient waarin concrete en positieve suggesties worden gedaan. Over
nota's wordt wel eens wat geringschattend gedaan, maar of het nu gaat om
het milieu, waarover Groen Links een nota heeft uitgebracht, of om, zoals
in dit geval, een mini-nota over de schaaksport, het zijn heel positieve
dingen. Kortom, wat mij betreft ook een duidelijk positief preadvies.
Wij zullen zien wat er komt van de schaakmatch Amsterdam-Rotterdam. Wij
weten in ieder geval dat wij op voetbalgebied beter zijn. Het is een
uitdaging waard, dat op het gebied van de schaaksport ook te bewijzen. Ik
vind alleen wel dat wij dan met elkaar in conditie moeten komen. Vroeger
hadden wij de goede gewoonte dat de raadsleden tegen de pers schaakten. Die
goede gewoonte is enkele jaren geleden afgeschaft. U weet overigens, dat ik
de hoogste score heb behaald in die wedstrijden, dus ik wil graag de
gelederen blijven versterken op dat punt.
Het doen plaatsvinden van het Nederlands Kampioenschap in Amsterdam
blijft absoluut het overwegen waard, hoewel daaraan natuurlijk ook
financi‰le consequenties zijn verbonden, maar ik vind het zelf,
terugblikkend op de match Timman-Karpov in dit Stadhuis, absoluut het
overwegen waard af en toe þ dat is natuurlijk een moeilijke afweging voor
de gemeentesecretaris þ een dergelijk evenement te laten plaatsvinden, want
mij viel toen de fantastische ambiance in dit gebouw op. De schaakwereld
komt niet zo gemakkelijk bijeen en daarom is het best een uitdaging om te
kijken of wij dat in Amsterdam kunnen doen. Dit gebouw leent zich daar
bijzonder goed voor.
Uiteraard zijn daaraan financi‰le consequenties verbonden, maar daarover
moeten wij vanmiddag geen uitspraak doen. Er zijn ook vaak sponsors in het
geding, zodat de kosten door anderen kunnen worden opgebracht. Wij moeten
maar kijken welke initiatieven worden genomen, maar het is voor de
Amsterdamse schaaksport zonder meer leuk dat er jaarlijks in onze stad
zoiets plaatsvindt.
Wat betreft het inrichten van schaakgelegenheden in de openbare ruimte
denken wij, gezien het Nederlandse klimaat, natuurlijk niet aan permanente
plekken maar aan een flexibel plan, zodat gedurende bepaalde weken bij mooi
weer die faciliteiten mogelijk zijn. In de toekomst kan dit wellicht worden
meegenomen bij de herinrichting van het Museumplein. Dat lijkt mij een
aardige invulling naast een aantal gewone tafels waar men ook partijen kan
spelen.
Wat de schoonheidsprijs betreft kan ik mij aansluiten bij wat de andere
raadsleden erover hebben gezegd. Ik ben bereid een goede Amsterdamse
schaker of schaakster voor de sportprijs van de stad in aanmerking te laten
komen komt, dat lijkt mij de juiste wijze van belonen van bijzondere
prestaties, want het is ook een bijzondere prijs.
De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Er wordt veel politieke
arglist gezocht achter mijn eenvoudige voorstel om een schoonheidsprijs in
te stellen voor de mooiste schaakpartij. Het gaat niet om de overwinnaar in
die partij, maar om de mooiste combinatie en dat is wat anders. Bij schaken
is dat element traditioneel altijd aanwezig. Bij andere sporten is dat veel
minder het geval, maar bij het schaken is dat ook weggesleten en daarom
vond ik dit een belangrijk idee.
De wethouder denkt er samen met andere raadsleden anders over, maar hij
zegt wel dat wij iets met de sportprijs kunnen doen op dit gebied. Laat ik
dit dan aangrijpen om mijn voorstel in te trekken en te vragen, te
onderzoeken of met de sportprijs iets kan worden gedaan om de schoonheid
van het schaakspel aan te moedigen. Verder ben ik blij met de mededeling
van de wethouder, dat zal worden bezien of het schaken op het Stadhuis in
de toekomst weer op de een of andere manier kan worden doorgezet, misschien
ook in combinatie met het Nederlands Kampioenschap.
 
Het voorstel-R.H.G. van Duijn (nr. 1011), ingetrokken zijnde, maakt geen
onderwerp van behandeling meer uit.
 
De heer VELDMAN: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil de wethouder een
compliment maken voor zijn naastenliefde, waarbij hij met veel mooie
woorden de nota van de heer Van Duijn complimenteert, terwijl in de
discussie in de commissie van advies en bijstand en in het preadvies is
aangegeven, dat het gewoon plagiaat is uit de nota Topsport in Amsterdam.
Laten wij dat maar eens duidelijk zeggen.
Wethouder GENET: Mijnheer de Voorzitter. Het Nederlands Kampioenschap
moet bij voorkeur natuurlijk in Amsterdam worden gehouden. Nogmaals, het is
belangrijk om met de bekende sponsors en anderen, u weet dat wij ook in het
kader van de topsport bezig zijn die paragraaf verder in te vullen, een en
ander te bezien. Ik denk dat wij dat re‰el, sportief en zakelijk moeten
beoordelen.
De heer Van Duijn heeft zijn voorstel inzake een schoonheidsprijs
ingetrokken, maar zijn suggestie kunnen wij nog wel aan de jury doorgeven.
 
 
De nota en het preadvies worden voor kennisgeving aangenomen.
 
De vergadering wordt om 16.40 uur geschorst tot 19.30 uur.