Type dokument:  Voordracht
Nummer Gemeenteblad:    319
Titel:
   Programakkoord 1994-1998.
Datum voordracht:       19940406
Datum behandeling Raad: 19940420
Besluit Raad:   conform besloten
Afdeling / Politieke partij:    Bureau Bestuurlijke Ondersteuning
Portefeuille:   Gemeentesecretaris


Nr. 319.    Programakkoord 1994-1998.

                                                    Amsterdam, 6 april 1994.

   Aan de Gemeenteraad

   De fracties van de PvdA, de VVD en D66 bieden u hierbij drie stukken aan
ten behoeve van de discussie over de vorming van het College van
Burgemeester en Wethouders in uw vergadering van 12 april 1994.

   Het betreft:
1.    het Programakkoord 1994-1998;
2.    de notitie inzake het Programakkoord 1994-1998 en het financieel
      beleid;
3.    een toelichting op de financiële vertaling van het Programakkoord
      1994-1998.

   1.   PROGRAMAKKOORD 1994-1998.

   I.   Preambule.

   I.1.   Amsterdammers met elkaar.

   Het samenleven van de mensen die in Amsterdam wonen, ongeacht waar ze
vandaan komen, is het hoofddoel, met gelijke rechten, plichten en met
perspectief. Als burgers in een stad die niemand voortrekt, maar wel ieder
helpt die dat nodig heeft. Een stad zonder tweedeling.
   Met name door de massawerkloosheid dreigt een tweedeling die Amsterdam
vreemd is en vreemd moet blijven. In vergelijking met de crisis in de jaren
dertig heeft Amsterdam thans twee keer zoveel werklozen. Natuurlijk is
werkloos zijn nu iets heel anders dan toen, maar ook met sociale zekerheid
blijft het onaanvaardbaar als 80.000 mensen niet kunnen werken. Vooral als
deze mensen wonen in onveilige en vervuilde wijken met slechte woningen en
juist zij de grootste kans hebben op gezondheidsproblemen en juist hun
kinderen de minste kans hebben op een geslaagde schoolopleiding.
   Dit alles is onaanvaardbaar. Te meer als ondertussen veel
maatschappelijk belangrijke taken op het gebied van leefbaarheid,
veiligheid, onderwijs en zorg onvervuld blijven en allerlei economische en
culturele mogelijkheden onbenut blijven.
   Hoewel werkgelegenheidsbeleid vooral van de (inter)nationale overheid
moet komen, beschouwen de Collegepartijen PvdA, VVD en D66 de aanval op de
werkloosheid als hun hoogste opgave. Zij veronderstellen wat dit betreft
ook de democratische oppositiepartijen aan hun zijde.
   Maar niet alleen de politieke partijen. Amsterdammers zijn doorgaans
solidair en creatief. Ze zullen zich voor hun werkloze stadgenoten willen
en kunnen inzetten. Werkgelegenheidsbeleid is vaak niet anders dan een
kwestie van organisatie en samenwerking. Burgers, bedrijfsleven,
vakorganisaties, kunst-, kennis-, zorg- en beheerinstellingen; ieder kan
bijdragen aan het organiseren van werkgelegenheid.
   Dat vraagt ook een inzet van de gemeente zelf. Al te lang is te gretig
gepraat over het onvermogen van de overheid. Het Programakkoord 1994-1998
beoogt door het scherp stellen van de hoofddoelen en het gericht inzetten
van de eigen gemeentelijke middelen met al deze partijen effectieve
samenwerking tot stand te brengen. Niet met het accent op de eigen
beperkingen, maar juist met geloof in eigen kunnen, door veel te investeren
in de bereikbaarheid van Amsterdam en de plannen voor de Noord-Zuidlijn, de
Oost-Westlijn, transferia en parkeergarages, de uitbreiding van Schiphol en
van de haven daadwerkelijk in uitvoering te nemen. Net als de aanleg van
Nieuw-Oost en de vernieuwing van de Bijlmermeer. Alles met als
randvoorwaarde behoud van het milieu.
   Door ervoor te zorgen dat de schoolkinderen van nu in deze grote
investeringsprojecten de bouwvakkers van straks kunnen worden, en dus door
het onderwijs goed te laten aansluiten op de arbeidsmarkt.
   Door van Amsterdam nog meer dan nu een congres- en kennisstad te maken,
en een kunsten-, sport- en toeristenstad.
   Door het werk dat - zoals Jan Schaefer zei - op straat ligt, ¢p te rapen
en allerlei vormen van toezicht (stads-, plein- en flatwachters;
conducteurs op de tram), taalonderwijs en thuiszorg te organiseren.
   Zodat ieder gemobiliseerd kan worden voor de noodzakelijke samenwerking,
en werkgelegenheid, onderwijs, leefbaarheid en veiligheid hand in hand
gaan. Dan kan de tweedeling Amsterdam vreemd blijven en blijven
Amsterdammers bij elkaar.

   I.2.   Amsterdam met elkaar.

   Dit is waarschijnlijk het laatste akkoord van deze Gemeenteraad. Ook dat
heeft met het bestrijden van tweedeling te maken. De opvang van
asielzoekers, de zorg voor dak- en thuislozen, het in stand houden van een
(lucht)haven, dierentuin, orkesten, voetbalstadion, musea enz. zijn
allemaal functies waar de gehele regio gebruik van maakt of baat bij heeft.
Maar door de hiermee gemoeide kosten liggen de Amsterdamse tarieven en
belastingen hoger dan in de omliggende gemeenten. Bovendien is de schaal
van de economie, de volkshuisvesting, het milieu, verkeer en vervoer al
lang niet meer de schaal van de gemeente, maar veeleer die van de regio.
   Ook deze stand van zaken kan worden verbeterd door samenwerking. Dat is
de inzet van het Regionaal orgaan Amsterdam (ROA), dat moet uitgroeien tot
een stadsprovincie, terwijl de stadsdelen en de omliggende gemeenten worden
omgevormd tot zogeheten gemeenten-nieuwe-stijl. In dit proces moeten wij
onszelf niet voorbij lopen, want het is voor alle betrokkenen gevoelig en
ingewikkeld. In dit akkoord wordt een duidelijke weg geschetst naar de
stadsprovincie, maar vanuit het beginsel dat deze middel is en geen doel.
   Mokum zal niet worden opgeofferd aan bestuurlijke theorie-en; Amsterdam
blijft Amsterdam, of het nou een gemeente of een stadsprovincie is.

   I.3.   Kort akkoord.

   Bestaand beleid wordt op enkele uitzonderingen na niet genoemd; het
wordt voortgezet als uit het akkoord niet het tegendeel voortvloeit.
   Er is een kort akkoord geschreven. Het geeft duidelijk de hoofdzaken
aan. Het stelt het doen voorop.

   II.   Mensen.

   De belangrijkste taken van het College van Burgemeester en Wethouders
zijn het bevorderen van de werkgelegenheid en het vergroten van de
leefbaarheid en de veiligheid in de stad.

   II.1.   Werk.

   Amsterdam kent een veelzijdige economische structuur, met als
zwaartepunten de luchthaven, de haven, telecommunicatie, financiële en
andere dienstverlening, het midden- en kleinbedrijf, cultuur, toerisme,
congressen, de beide universiteiten, hogescholen en kennisintensieve
bedrijvigheid.
   In een Economisch Actieprogramma zal worden vastgelegd hoe deze
structuur wordt verbeterd en vernieuwd, want bij de bestrijding van de
grote werkloosheid wordt in de eerste plaats gestreefd naar geleiding van
werkzoekenden naar arbeidsplaatsen in de stedelijke economie.
   Vervolgens is er nog veel nuttig werk dat op uitvoering wacht: beheer-
en toezichtfuncties op straten en pleinen, in flatcomplexen en het openbaar
vervoer, alsmede in de zorgsector. Burgers en bedrijven hebben daarvoor al
veel initiatieven genomen. Door inzet van uitkeringsmiddelen, subsidiring,
organisatie en vooral door samenwerking kunnen hier vele waardevolle
arbeidsplaatsen worden gecre-eerd.
   De voorstellen "Het werk ligt op straat" van de werkgroep-Schaefer
bieden, voortbouwend op de successen van de sociale vernieuwing,
waardevolle idee-en en inspiratie voor de aanpak van werk dat blijft liggen
en de bestrijding van de werkloosheid.
   De programakkoordpartijen PvdA, VVD en D66 nodigen alle democratische
partijen in de Gemeenteraad uit het plan-Schaefer gezamenlijk in te dienen.
Het College van Burgemeester en Wethouders zal de voorstellen binnen 100
dagen van preadvies voorzien.
   De in het plan-Schaefer voorgestelde commissie van advies inzake werk-
gelegenheidsvraagstukken (ex art. 92 van de Gemeentewet) wordt zo spoedig
mogelijk na de installatie van de Gemeenteraad ingesteld. Deze commissie
zal de discussie over het preadvies in de stad organiseren, teneinde de
voorstellen van bestuurlijke en maatschappelijke steun te verzekeren.
Bezien zal worden, of de commissie hierna een nuttige rol kan blijven
vervullen.
   De voorbereidingen monden uit in een Actieprogramma Werk. Dit
actieprogramma en het hiervoor genoemde Economisch Actieprogramma zullen 1
januari 1995 van start gaan.
   Om de (vele) mogelijkheden van de stad te benutten, is het nodig en
gewenst samen te werken met het bedrijfsleven, de vakbeweging,
universiteiten en kunst- en zorginstellingen.
   De gemeente streeft naar een convenant met deze partners, waarin
afspraken worden gemaakt over (onder meer) de beide actieprogramma's, de
bereikbaar-heid, de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt,
Amsterdam als kennis- en congresstad, kunstenstad en toeristenstad,
industriebeleid, acquisitie en promotie en openingstijden van winkels,
horeca en musea.
   De gemeente zal de komende periode een effectieve samenwerking
bevorderen tussen het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (RBA) en
de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD). Dit zal de Amsterdamse inzet zijn
bij de besluitvorming van het rijk over grenzen, bestuurlijke verhoudingen
en besteding van middelen van het RBA.
   Vóór 1 januari 1995 zal een beslissing worden genomen over de positie
van de Gemeentelijke Sociale Dienst in de toekomstige stadsprovincie.

   II.2.   Onderwijs.

   De resultaten van het Amsterdamse onderwijs moeten worden verbeterd. Een
kwaliteitsbenadering waarin achterstand van leerlingen wordt bestreden en
wordt voorkomen door het leveren van extra kwaliteit en extra begeleiding,
is hiervoor de grondslag.
   Het onderwijs in Amsterdam kampt met een groot aantal uitvallers:
leerplichtige leerlingen die zonder diploma van school gaan. Ook veel
jongeren met een diploma zijn onvoldoende geschoold voor de arbeidsmarkt.
   Daar de gemeente slechts beschikt over beperkte wettelijke
mogelijkheden, zal dit probleem in samenwerking met de stadsdelen (met
respect voor hun bevoegd-heden) worden aangepakt.
   De hoofdlijnen zullen zijn:
-  betere voorbereiding van niet-Nederlandstalige peuters en kleuters op de
   basisschool (zoals in de opstap-projecten);
-  het repareren van de leerplichtadministratie en het uitbouwen daarvan
   tot een kwaliteitbewakingssysteem dat alle leerlingen van 4 tot 20 jaar
   volgt;
-  betere aansluiting van het voortgezet onderwijs op het basisonderwijs.

   Het komende decennium zullen grote infrastructuur- en andere
bouwprojecten worden uitgevoerd. Deze projecten leveren vermoedelijk de
belangrijkste bijdrage aan de bestrijding van de werkloosheid in Amsterdam,
maar daarvoor is verbetering van het onderwijs, en met name de aansluiting
daarvan op de arbeidsmarkt, noodzakelijk. Er komt:
-  uitbreiding van projecten die werk en school combineren, zoals
   het Vrijhavenproject;
-  branchegewijs overleg tussen werkgevers, het beroepsonderwijs en
   de volwasseneneducatie;
-  betere bemiddeling van het arbeidsbureau voor onvoldoende gediplomeerde
   leerlingen;
-  het invoeren van financiering op basis van behaalde resultaten (alleen
   betalen bij gebleken succes) voor alle door de gemeente te beinvloeden
   geldstromen.

   Veel volwassen nieuwkomers die een taalcursus willen volgen, worden
wegens onvoldoende capaciteit op wachtlijsten geplaatst. Om deze weg te
werken, zullen de taalcursussen worden uitgebreid en verbeterd en
effectiever worden aangeboden. Ook hier staat een op resultaten gerichte
benadering voorop.
   Voor het taalonderwijs zullen werkloze leerkrachten, eventueel na een
eenvoudige scholing, worden ingezet.
   De toenemende internationalisering vereist inspanningen tot verdere
aanpassing van het onderwijsaanbod ter verhoging van arbeidskansen op de
internationale markt en accommodatie van internationale werkers in
Amsterdam.

   II.3.   Leefbaarheid en veiligheid.

   Leefbaarheid en veiligheid zijn vooral het resultaat van beleid op
andere terreinen, zoals werkgelegenheid, onderwijs, stedebouw,
volkshuisvesting en openbaar vervoer; daarom is integrale aanpak van
leefbaarheid en veiligheid zo van belang.
   De overheid heeft een voorbeeldfunctie en dient ervoor te zorgen dat
gestelde regels worden gehandhaafd (en omgekeerd: dat regels die niet
kunnen worden gehandhaafd niet worden ingevoerd). Zo behoudt de overheid
het gezag om normoverschrijding tegen te gaan.
   Het naleven van regels is allereerst een taak van de burgers onderling.
Professionele toezichthouders zijn er om hen daarbij te ondersteunen.
   Er wordt een nieuwe vorm van stadstoezicht opgezet, waarin ten minste de
"toezichtspetten" van parkeerbeheer, reinigingspolitie, stadswachten,
bouwtoezicht en milieudienst worden gecombineerd. Dit stadstoezicht moet op
straat zichtbaar en herkenbaar opereren. Het nieuwe stadstoezicht werkt
nauw samen met de wijkteams van de politie. Over de precieze organisatie
hiervan wordt in 1994 beslist. Na een "nulmeting" op straat worden over de
inzet (project)afspraken gemaakt en de vooruitgang op straat wordt
regelmatig getoetst.
   De combinatie van werk en veiligheid leidt tot goede resultaten. De
gemeente zal zich daarom inzetten voor activiteiten die deze twee elementen
in zich verenigen, maar vraagt een gelijktijdige inspanning van het rijk
en, waar mogelijk, van belanghebbende groepen, zoals bedrijven.
   De conducteurs dienen in beginsel op alle trams terug te komen.
Uiteindelijk zal het moeten gaan om volwaardige banen, bekostigd uit een
landelijk additioneel veiligheidsbudget. Indien rijksbekostiging niet of in
onvoldoende mate tot stand komt, zullen de conducteurs door middel van de
Banenpool worden ingezet.

   II.4.   Cultuur en sport.

   Het Amsterdamse Kunstenplan 1993-1996 wordt uitgevoerd. De vastgestelde
investeringsinitiatieven - Stedelijk Museum, Centrum moderne muziek,
Theater modern toneel - worden in de aangegeven volgorde verder uitgewerkt.
Er wordt een Kunstenplan 1997-2000 opgesteld.
   Bij cultuurinstellingen vindt een inhaaloperatie achterstallig onderhoud
plaats. In een convenant worden duidelijke afspraken gemaakt over huurders-
en verhuurdersverplichtingen ten aanzien van het onderhoud.
   Er zal ruimte worden gemaakt voor nieuwe initiatieven.
   Door de financiële bijdragen van de overheid aan de sportbeoefening is
sport in Amsterdam relatief goedkoop. Desondanks neemt de deelname van de
jeugd aan de georganiseerde sport af, moeten de accommodaties nodig worden
onderhouden en vermindert het Amsterdamse aandeel in de topsport.
   Naast het investeren in nieuwe sportaccommodaties en het uitvoeren van
achterstallig onderhoud van de sportaccommodaties zal het College van
Burgemeester en Wethouders in samenwerking met de stadsdelen bevorderen dat
veel meer jongeren gaan deelnemen aan de georganiseerde sport. Gedacht
wordt aan:
-  het bevorderen van fusies, zodat grote, krachtige sportverenigingen
   ontstaan;
-  het systematisch vanuit het bewegingsonderwijs op de scholen leerlingen
   laten kennis maken met de verenigingssport en het bevorderen van de
   deelname daaraan door alle Amsterdamse kinderen;
-  kortingen voor kinderen uit stadspasgezinnen.

   II.5.   Zorg.

   Amsterdam zal zich inzetten voor uitbreiding van de opvang van dak- en
thuislozen. De mogelijkheden om andere gemeenten, het rijk en de
geestelijke gezondheidszorg hierbij te betrekken, worden onderzocht.
   Indien dit geen oplossing biedt, zullen twee extra pensions voor dak- en
thuislozen worden geopend.
   De thuiszorg aan zorgbehoevenden dient te worden uitgebreid. De eerder
genoemde scholings- en werkgelegenheidsprojecten richten zich ook hierop.

   III.   De stad.

   III.1.   Leefbaarheid en stadsschoon.

   Aan het inhalen van achterstallig onderhoud en herstel van de openbare
ruimte in de gehele stad wordt een impuls gegeven. Het doel van deze
operatie is om met de beschikbare middelen "betere waar" te leveren.
   Waar door beter onderhoud de openbare ruimte op orde is gebracht, zullen
ook gebruikers en eigenaren van panden indringender worden aangesproken op
het weghalen van graffiti, gevelreiniging en het onderhoud aan hun panden,
waar nodig door eerder en scherper aan te schrijven.
   Ook wordt het beoordelen van nieuwbouwplannen zo geregeld, dat strakker
over de inpassing in de omgeving, de beeldkwaliteit en de architectuur kan
worden gewaakt.

   III.2.   Stedelijke ontwikkeling.

   Amsterdam stemt in met het tussen het ROA en het rijk afgesloten
investeringsakkoord, ook wel Vinex-akkoord genoemd, en neemt zijn aandeel
in de afgesproken taken. Dit betekent, dat er een nieuwe ruggegraat komt
voor het openbaar vervoer in de vorm van de Noord-Zuidlijn de IJ-rail en de
Ringlijn Sloterdijk-Gein, die nu al wordt aangelegd.
   In Amsterdam komen er tussen 1995-2005 circa 40.000 woningen bij,
waarvan er zo'n 24.000 in de stad en aan de IJ-oevers worden gebouwd. Er
wordt begonnen met woningbouw in het IJ-meer, de kleine variant van Nieuw-
Oost.
   Concrete stappen voor het ontwikkelen van de IJ-as tot nieuw woon- en
werkgebied worden gezet met de ontsluiting aan de oostkant (IJ-rail en
IJ-boulevard) en het aanbieden van hierop aansluitende locaties aan
hoogwaardige bedrijven en instituten. Zo kan het vertrouwen van de markt
worden herwonnen.
   Voor de Zuidas, het gebied voor grootschalige kantoren, wordt een
integraal bestemmingsplan gemaakt om te voorkomen dat de ontwikkeling via
incidenten blijft plaatsvinden.
   In het Structuurplan en het Programma voor de ruimtelijke vernieuwing
wordt de samenhang van de IJ- en Zuidas vastgelegd.
   Het erfpachtstelsel blijft gehandhaafd, want de voordelen van het
erfpachtstelsel (waardestijging en bestemmingsbepaling aan de gemeenschap)
blijven actueel en dienen ook de komende jaren te worden gerealiseerd.
   Het fietsnet in Amsterdam is nog niet af en er zijn te weinig (bewaakte)
stallingsmogelijkheden. Voor het tempo waarin verder wordt gewerkt aan het
fietsnet, is het derde scenario uit de Nota Fiets 2000 bepalend.
Fietsenstallingen moeten bij het maken van ruimtelijke plannen steeds
worden ingepast.
   Amsterdam bevordert dat nu verder voortvarend wordt beslist over
spoedige uitvoering van de Westrandweg en de Tweede Coentunnel, aangezien
dit dringend nodig is voor de bereikbaarheid van het noordelijke deel van
de regio en de koppeling van de Westpoortterreinen op de luchthaven en het
gebied ten noorden van het IJ.
   Als gevolg van het rijksbeleid met betrekking tot het openbaar vervoer
moet het Gemeentevervoerbedrijf zich verzelfstandigen. Om sterk te staan in
de concurrentie zal het bedrijf aan een aantal kwaliteiten moeten voldoen.
Daarbij zijn de arbeidsvoorwaarden en bedrijfscultuur aandachtspunten.
   Het rijk (verantwoordelijk voor bekostiging van het openbaar vervoer)
wordt aangesproken op de met de verzelfstandiging samenhangende kosten,
zodat dit voor de gemeente budgettair neutraal verloopt. De gemeente stelt
zich verantwoordelijk voor het goed verlopen van dit proces.

   III.3.   Van denken naar doen: de grote projecten.

   Nadat het investeringsakkoord met het rijk is gesloten, komt het op
uitvoeren aan. Dit vraagt een ingrijpende omslag in de aandacht van bestuur
en apparaat: van bedenken naar doen.
   Voor de grote projecten IJ-oevers, Nieuw-Oost, Noord-Zuidlijn,
vernieuwing van de Bijlmermeer en Zuidas wordt de bestuurlijke samenwerking
met de stadsdelen (en waar relevant aanliggende gemeenten) geintensiveerd
(onder andere door het instellen van bestuurlijke stuurgroepen). Deze
groepen besteden bijzondere aandacht aan het verwerven en vasthouden van
het maatschappelijk draagvlak voor deze uiteraard ook de nodige "last"
veroorzakende toekomstwerken.
   In de gemeentelijke organisatie wordt via contracten met een
eindverantwoordelijke ambtelijke "opdrachtnemer" een resultaatgerichte
projectaanpak doorgevoerd.

   III.4.   Wonen.

   Het voorkomen van eenzijdig samengestelde wijken is uitgangspunt van het
volkshuisvestingsbeleid en dat is van toepassing op alle oude en nieuwe
delen van de stad. Dit betekent in de oudere stadsdelen ook bouwen voor
middengroepen en hogere inkomens en in nieuwe gebieden de sociale sector
volwaardig meenemen.
   Het stedelijk woningbouwprogramma gaat uit van 70% in de sector licht en
ongesubsidieerd en 30% in de sociale sector. In het streven naar
optimalisatie van grondopbrengsten en beslag op het Stadsvernieuwingsfonds
is differentiatie mogelijk, waarbij de verdeling sociaal/licht en
ongesubsidieerd in de bestaande voorraad mede bepalend is voor de
differentiatie in het stadsdeelnieuwbouw-programma.
   Optimalisatie van grondopbrengsten is mede van belang om sociale
woningbouw ook echt toegankelijk te maken voor de laagste inkomensgroepen.
   Van de jaarlijks 1000 te bouwen sociale huurwoningen in de uitbreidings-
gebieden zullen er 500 extra worden gesubsidieerd om op een huur van
530 gulden per maand uit te komen, waar nu de huur van een sociale/
nieuwbouwwoning rond de 700 gulden ligt.
   De gewijzigde verhoudingen in de volkshuisvesting dwingen tot intensieve
samenwerking met woningbouwverenigingen, de stadsdelen en de
bewonersorganisaties. Daartoe zal een overeenkomst met deze partijen worden
gesloten, die de basis vormt voor het volkshuisvestingsbeleid in de komende
periode.
   De taken van de Stedelijke Woningdienst Amsterdam (uitbreiding en
verbetering van de woningvoorraad en woningdistributie) veranderen mee met
de wijzigingen in het volkshuisvestingsbeleid en dat zal gevolgen hebben
voor de omvang en inrichting van deze dienst.

   III.5.   Economische structuur.

   Om de toekomst van onze regio als Europese mainport te verzekeren, moet
verdere groei van de lucht- en zeehaven worden mogelijk gemaakt.
   Het rijksbeleid voor Schiphol - capaciteitsvergroting en verbetering van
het leefmilieu - wordt dan ook gesteund.
   Voor de ontwikkeling van het Noordzeekanaalgebied is nodig dat de nieuwe
Afrikahaven wordt gegraven en dat in de Houtrakpolder wordt voorzien in het
tekort aan bedrijfsterrein voor distributie en industrie. Met het rijk
moeten afspraken worden gemaakt over een ruimere toegang tot de zeehaven en
betere verbindingen met het achterland. De regionale samenwerking in het
Noordzee-kanaalgebied zal verder gestalte krijgen.
   Nu er over heel Europa een netwerk van hoge-snelheidslijnen ontstaat,
moet Amsterdam zorgen daarin een knooppunt te worden. De lijn naar Brussel,
Londen en Parijs is het eerst aan bod en daarna die naar Duitsland en
Scandinavi-e. Een direct tracé Rotterdam-Amsterdam krijgt alle steun.
   Voor de uitvoering van de nota ". . . en de industrie!" worden extra
financiële middelen op tafel gelegd.
   De twee universiteiten, het hoger onderwijs en een fors aantal
gerenommeerde onderzoeksinstituten vormen een belangrijke bron van kennis
en daarmee verbonden werkgelegenheid. De gemeente onderkent het belang van
nauwere banden tussen deze instellingen en kennisbedrijven en industrie.
   De samenwerking in de Kenniskring Amsterdam wordt gebruikt als platform
voor het starten van projecten.
   Het centrum voor de medische technologie (life sciences) wordt bovenaan
de agenda gezet, waarbij zowel de economische ontwikkeling als het
aanpakken van de gezondheidsproblemen in de stad aandacht verdienen. De
gemeente brengt in de Kenniskring ook het advies van de Amsterdamse
Telematicaraad "Greep op de informatiemaatschappij?" in.
   Op de uitnodiging van de Universiteit van Amsterdam om samen met
(markt)- partijen van het Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer een
science-city te maken, gaat de gemeente in. Als uitvoering tot omvangrijke
bezoekersstromen leidt, kan dat alleen als de aansluiting op het stads- en
regionaal openbaar- vervoersnet aanmerkelijk wordt verbeterd.
   De openingstijden van de (droge en natte) horeca kunnen dank zij de
betere handhaving stap voor stap worden verruimd. Na iedere stap wordt
beoordeeld, of er sprake is van extra overlast of niet.

   III.6.   Milieubeleid.

   Amsterdam sluit aan bij de doelstellingen van het Nationaal
Milieubeleidsplan plus, met name waar dat past in het streven naar een
compacte stad. Dit wordt vastgelegd in een milieubeleidsplan, dat een
regisserende functie heeft over het milieubeleid van de stadsdelen, de
binnenstad en de centrale stad. Op grond van dit plan wordt jaarlijks een
milieuprogramma met uitvoerend karakter opgesteld. Over de uitvoering wordt
in een, eveneens jaarlijks, milieuverslag gerapporteerd.
   Als toetsingskader dient een Amsterdamse milieuverkenning, die de
feitelijke situatie met betrekking tot milieu en leefbaarheid in kaart
brengt. Op basis van milieuaccountancy worden de ontwikkelingen getoetst,
vastgelegd en gevolgd door de stadsdelen, de binnenstad en de centrale
stad.
   Bij het maken van keuzen over te treffen maatregelen is het milieu-
effect per geinvesteerde gulden (milieurendementscriterium) beslissend,
waarbij zowel het financiële aspect als de te verwachten invloed op
gedragsverandering meeweegt.
   De voorhoederol op het terrein van milieu en ecologie wordt bewaakt en
uitgebouwd.

   III.7.   Kasteel van de Heeren van Aemstel.

   Het kasteel van de Heeren van Aemstel mag niet opnieuw aan de
vergetelheid worden prijsgegeven.

IV.   Bestuur en organisatie.

   IV.1.   Naar de stadsprovincie Amsterdam.

   Met de instelling van de stadsdeelraden is een aanmerkelijke verbetering
in het lokale bestuur in Amsterdam tot stand gebracht. Deze lijn wordt
voortgezet. Het bestuur is echter nog onvoldoende in staat om de
maatschappelijke vraagstukken op te lossen die zich over de gemeentegrenzen
heen voordoen, op te lossen. Denk aan problemen en ontwikkelingen op het
gebied van volkshuisvesting, verkeer en vervoer, milieu, economie en
werkgelegenheid en maatschappelijke zorg.
   Om de benodigde oplossingen wel te kunnen bieden, is een intensieve en
minder vrijblijvende samenwerking met de andere gemeenten in de regio
noodzakelijk. Daartoe zal de schaal waarop wordt bestuurd, worden vergroot.
   Amsterdam blijft er krachtig naar streven dat in 1998 een volwaardig
rechtstreeks gekozen regionaal bestuur met een open huishouding, de
stadsprovincie, tot stand komt.
   In het proces naar de stadsprovincie wordt het volgende in acht genomen.
-  Nadat de Kaderwet Bestuur in Verandering in het Staatsblad is
   gepubliceerd, zal de Gemeenteraad met de voorliggende wijziging van het
   statuut van het Regionaal orgaan Amsterdam (ROA) akkoord gaan.
-  Zodra de gemeente Amsterdam en de fusiepartners van buiten Amsterdam
   eind 1994 richtinggevende afspraken met elkaar hebben gemaakt, zullen
   zowel het proces richting stadsprovincie als de ombouw van Amsterdam in
   nauwe samenhang snel en doeltreffend moeten worden uitgevoerd.
-  De kernpunten van de tussenrapportage van de Commissie Vitale Regio
   (maart 1994) zijn bij de verdere ontwikkeling een goede basis voor het
   Amsterdamse standpunt.
-  De gemeente zal veel aandacht besteden aan informatie en voorlichting
   over de toekomstige stadsprovincie. Zo kan de steun van de bevolking,
   het bedrijfsleven en de ambtenaren voor de stadsprovincie worden
   bevorderd.
-  De stadsdelen zullen actief bij dit proces worden betrokken.
   De vorming van het regionaal bestuur mag niet tot structurele lasten-
verzwaring van burgers en bedrijven van Amsterdam leiden.
   Op het moment dat er een stadsprovincie komt, zullen de stadsdelen
gemeenten-nieuwe-stijl worden, evenals de overige gemeenten die in de
stadsprovincie liggen.
   Aan de hand van de resultaten en conclusies van de evaluatie van het
bestuurlijk stelsel wordt vóór 1 april 1995 besloten over het aantal
stadsdelen.

   IV.2.   Personeel en organisatie.

   Wegens de organisatorische en personele aspecten van de vorming van de
stadsprovincie komt er één portefeuille Personeel en Organisatie.
   In verband hiermee komt er een sociaal statuut en instrumentarium dat
recht doet aan de positie van de huidige Amsterdamse medewerkers en de
medewerkers van de andere fusiepartners.
   Hoewel in dit proces de ambtelijke werkgelegenheid naar verwachting zal
verminderen, zal worden geprobeerd dit effect te dempen. Dit kan door
flexibele werktijden, arbeidstijdverkorting en bij voorbeeld een vierdaagse
c.q. 32-urige werkweek bij nieuwe aanstellingen te stimuleren.
   Nieuwe ambtenaren bij de Secretarie/bestuursstaf worden aangesteld in
algemene dienst.
   Niettegenstaande de reorganisatie blijft de gemeente eraan werken om
haar personeelsbestand een afspiegeling van de Amsterdamse beroepsbevolking
te laten zijn door middel van het positieve-actiebeleid. Het positieve-
actiebeleid omvat ook afspraken over opleidingen en doorstroom van het
personeel, alsmede opleidingen.
   De gemeente stimuleert dat ambtenaren in het gebied van de
stadsprovincie gaan of blijven wonen.
   In het personeelsbeleid wordt gewerkt aan het voorkomen van arbeids-
ongeschiktheid en het terugdringen van ziekteverzuim en
wachtgeldaanspraken.
   Voor oudere werknemers genieten werktijdverkorting en taakverlichting
de voorkeur boven vervroegde uittreding en functioneel leeftijdsontslag.

   IV.3.   Diensten en bedrijven.

   Nutsbedrijven, diensten en investeringsprojecten worden bestuurd door
middel van afspraken over produkt, kwaliteit en prijs, dat wil zeggen: een
eenduidige en integrale planning-en-controlsystematiek.
   Politiek bestuur en directies werken met behulp van managementcontracten
in een opdrachtgever-opdrachtnemerrelatie. Onmisbare elementen in deze
relatie zijn jaarplannen, -begrotingen en -verslagen, alsmede meerjarige
investerings-plannen. Bedrijfsinterne milieuzorg, positieve actie, de
hoofdlijnen van het personeelsbeleid, kredietbewaking, klachtenregeling,
cliëntenraadpleging en terugdringing van het ziekteverzuim en
arbeidsongeschiktheid maken hiervan deel uit.
   Op basis van volwaardige afspraken in planning-en-controlkader zullen
tevens mandaten, beloning, loopbaan, rechtspositie en de afgesproken
verantwoordelijkheden van de directies met elkaar in balans worden
gebracht.
   Opdrachtverlening aan en subsidi-ering van organisaties door de gemeente
vindt zo veel mogelijk plaats op basis van prestatieafspraken in
contractvorm.
   De Secretarie fungeert als bestuursstaf van het politieke bestuur voor
de vorming van integrale en uitvoeringsgerichte programma's.

   IV.4.   Bestuurlijke vernieuwing.

   De in de vorige Collegeperiode ingezette lijn met betrekking tot de
vernieuwing en de werkwijze en organisatie van de Gemeenteraad wordt met
dezelfde financiële middelen voortgezet.
   In de komende periode wordt vooral gewerkt aan verbetering van de
verhouding tussen het gemeentebestuur en de burgers en bedrijven.
   De toepassingsmogelijkheden van de moderne media ten behoeve van de
informatie-uitwisseling tussen het bestuur en de burgers en de bestuurders
onderling krijgt in de vorm van concrete projecten extra aandacht.

   V.   Binnenstad.

   De binnenstad wordt een gemeente-nieuwe-stijl op het moment dat er een
stadsprovincie komt. Deze neemt de lokale taken over van de huidige
gemeente.
   Vooruitlopend hierop wordt in de gemeentebegroting voor 1995 een apart
hoofdstuk Binnenstad opgenomen, dat alle inkomsten en uitgaven ten aanzien
van de lokale taken omvat. In 1996 komt er vervolgens voor dit gebied een
geintegreerde ambtelijke organisatie volgens het stadsdeelmodel.
   Het College van Burgemeester en Wethouders stelt een Bestuurlijk Team
Binnenstad in, dat de besluitvorming voorbereidt. Er komt een aparte
commissie van advies ex art. 91 van de Gemeentewet voor de binnenstad.
   De aanpak van de woon- en leefomgeving vraagt een gezamenlijke
inspanning van de bewoners, bedrijven en het bestuur. De uitvoering van de
eerder genoemde impuls voor het herstel van de openbare ruimte begint in de
binnenstad met een schouw van de huidige situatie. Hierbij zal vooral de
situatie voor gehandicapten, ouderen en kinderen in het oog worden genomen.
De schouw leidt tot maatregelen die in beheerplannen per deelgebied worden
vastgelegd, zodat de voortgang regelmatig kan worden gemeten.
   In de binnenstad moet je kunnen wonen, werken en recreren. De ruimte
wordt intensief gebruikt. Dat vereist een goede samenwerking tussen alle
toezichthouders op straat.
   De aanleg van de Noord-Zuidlijn, de aanpak van het stadshart, het
Beleidsplan Binnenstad en de uitvoering van het Verkeers- en
Inrichtingsplan betekenen een versterking van de regionale functie van de
binnenstad. Ook de voorzieningen voor de binnenstadbewoners worden daardoor
versterkt. Met de ondernemers wordt opnieuw een convenant gesloten over het
kernwinkelapparaat.
   Het bestuur van het openbaar onderwijs wordt overgedragen aan een nieuw
te vormen rechtspersoon, waarin een grotere invloed van ouders verzekerd
is.

   VI.   Samenwerkingsafspraken.

   De Collegepartijen weten zich boven hun eigen programma aan dit akkoord
gebonden. Zij aanvaarden met dit akkoord een gezamenlijke verantwoordelijk-
heid voor het bestuur van de stad. Voor zaken die niet zijn geregeld in dit
akkoord, geldt voor elke Collegepartij het eigen programma. De samenwerking
zal worden gekenmerkt door consistentie (een helder, consequent en
herkenbaar bestuur) en dualisme (de Gemeenteraad heeft zijn eigen
verantwoordelijkheid tegenover het College van Burgemeester en Wethouders).
De gewenste consistentie in beleid verzamelt de akkoordpartijen op één
lijn, maar zal de gekozen dualistische verhouding tussen het College en de
raadsfracties niet aantasten.
   Dit betekent dat de leden van het College gezamenlijk en collegiaal
binnen de grenzen van het Programakkoord 1994-1998 de verantwoordelijkheid
voor beleidsvoorbereiding en beleidsuitwerking dragen. Zij verdedigen
gezamenlijk binnen en buiten de Gemeenteraad het Collegebeleid. Dit brengt
met zich mee, dat in het spanningsveld dat een wethouder kan ervaren tussen
het lidmaatschap van het College en het lidmaatschap van zijn fractie, het
primaat dient te liggen bij het lid zijn van het College. Voorbehouden
kunnen worden gemaakt. Deze zijn functioneel (dat wil zeggen: portefeuille-
gebonden) of partijpolitiek van aard.
   Gelet op de noodzaak van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor
geintegreerd Collegebeleid wordt ernaar gestreefd voorbehouden en
minderheids-standpunten tot een minimum te beperken. Komen ze regelmatig
voor, dan is politiek beraad noodzakelijk teneinde te beoordelen, of de wil
tot het dragen van gezamenlijke verantwoordelijkheid in Collegeverband nog
wel aanwezig is.
   Ook in de wijze waarop de Collegefracties met Collegevoorstellen omgaan,
zal deze gezamenlijke verantwoordelijkheid tot uitdrukking komen. De
partij-politieke profilering vindt met name plaats in de Gemeenteraad door
de leden van de raadsfracties. Dit past binnen de versterking van de
positie van de Gemeenteraad als hoogste orgaan. De vrijheid daarin van de
Collegepartijen vindt nadrukkelijk haar beperking in de in dit
programakkoord afgesproken gezamenlijke verantwoordelijkheid van de
Collegepartijen voor het bestuur en de stad. Het is de rol van het
akkoordpartijenoverleg inhoud te geven aan die gezamenlijke
verantwoordelijkheid.

   VII.   Beoogde portefeuilleverdeling.

   Het voorstel voor de verdeling van portefeuilles is als volgt:

I.    PvdA  Werk, Onderwijs en Sociale Zaken (inclusief het Regionaal
            Bestuur voor de Arbeidsvoorziening, de Gemeentelijke Sociale
            Dienst, Sociale Zaken/Sociale Vernieuwing en
            Minderhedenbeleid);

II.   VVD   Financiën, Stadsdeelfinanciën, Lokale media, Sport en loco-
            Burgemeester;

III.  D66   Verkeer (inclusief de Dienst Parkeerbeheer), Milieu en Afval-
            verwerking, Cultuur, Volksontwikkeling en Monumentenzorg;

IV.   PvdA  Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing en Ruimtelijke Ordening;

V.    VVD   Economische Zaken, Haven, Luchthaven, Marktwezen en
            Internationale Contacten;

VI.   D66   Maatschappelijke en gezondheidszorg, Jeugdzaken, Drugs-
            co-ordinatie, Vrouwen- en homo-emancipatie, Staf- en
            steundiensten (inclusief Projectmanagementbureau en
            Ingenieursbureau Amsterdam), voorzitterschap van het
            Bestuurlijk Team Binnenstad, Bestuurscontacten en -informatie,
            Bestuurlijke vernieuwing (inclusief referendum) en
            Informaticastimuleringsbeleid;

VII.  PvdA  Personeel en Organisatie (inclusief ROA-vorming en bestuurlijk
            stelsel), Grondbedrijf, Nutsbedrijven (inclusief het Gemeente-
            vervoerbedrijf), Dienst Stedelijk Beheer en Stadstoezicht.

   Als portefeuilles voor de Burgemeester worden voorgesteld: Politie,
Algemene Bestuurlijke en Juridische Zaken, Voorlichting, Externe
Betrekkingen, Brandweer en het voorzitterschap van het Regionaal orgaan
Amsterdam.

   VIII.   Financiële vertaling akkoordafspraken.

   In het hierna volgende zijn de vet gedrukte bedragen x 1 miljoen gulden
en leggen een structureel beslag op de begroting in 1998.

   Hoofdstuk II.   Mensen.

   II.1.   Werk. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .15

(+ fl. 5.000.000 incidenteel + eventueel fl. 5.000.000 van de stadsdelen).

   Voor de uitvoering van het plan-Schaefer en de daarmee verbonden
initiatieven is per jaar 20 miljoen gulden beschikbaar. Dit bedrag is als
volgt opgebouwd:
-  een structureel bedrag van 15 miljoen gulden;
-  een incidenteel bedrag van 5 miljoen gulden per jaar.
   Ten behoeve van bevordering van de veiligheid zal op de stadsdelen een
beroep worden gedaan om voor 5 miljoen gulden medewerking te verlenen aan
het plan, zodat in totaal jaarlijks een bedrag van 25 miljoen gulden
beschikbaar is.
   Uit de gemeentelijke bijdrage van 15 miljoen gulden zal aan de
stadsdelen in het kader van de werkloosheidsbestrijding een bedrag ter
beschikking worden gesteld voor het wegwerken van achterstallig klein
onderhoud, uit te voeren door banenpoolers.
   Van het resterend bedrag is 2,6 miljoen gulden beschikbaar voor het
stadstoezicht en 2 miljoen gulden voor industriebeleid.

   II.2.   Onderwijs.

   Afgesproken is dat in het kader van de begrotingsvoorbereiding, zo nodig
- en in overleg met de stadsdelen - een eenmalig bedrag van 2 miljoen
gulden ter beschikking zal worden gesteld voor het onderwijsbeleid.

   II.3.   Leefbaarheid en veiligheid.

Stadstoezicht:   zie onder II.1.

   II.4.   Cultuur en Sport.

Cultuur:
-  accommodaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
-  programmering e.d.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
                                                                           _
totaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4

   Verdere uitbreiding van de accommodaties zal deel uitmaken van de
Amsterdamse inbreng bij de eventuele tweede tranche aardgasbaten.
   In de komende bestuursperiode is voorts incidenteel 10 miljoen gulden
beschikbaar voor het wegwerken van achterstallig onderhoud (in tranches van
2,5 miljoen gulden per jaar).
   De exploitatie van de uitbreiding van het Stedelijk Museum wordt
betrokken bij (de discussie over) het volgende kunstenplan.

Sport. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2

   II.5.   Zorg.

Sociale pensions . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1,5

   Hoofdstuk III.   De stad.

   III.1.   Leefbaarheid en stadsschoon.

Vervanging van de hoofdinfrastructuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Aanpak van pleinen en openbare ruimte. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1

   III.2.   Stedelijke ontwikkeling.

Plan voorbereidingscapaciteit ten behoeve van het
investeringsakkoord. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,1

IJ-as en Zuidas: aanleg van de IJ-boulevard ten westen van
de Panamaweg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2,5
Herinrichting van het Stationsplein. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5

Fietsnet en fietsenstallingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1

   III.5.   Economische structuur.

Industriebeleid:  zie onder II.1.

   III.6.   Milieu.

Versterken en beschermen van de ecologische hoofdstructuur,
hoofdgroenstructuur en recreatieve voorzieningen . . . . . . . . . . . . . 3

   Voorts is het nodig, in dit hoofdstuk rekening te houden met de
voortgang van in uitvoering genomen beleid, te weten: de aanleg van de Piet
Heintunnel en de aansluiting van de IJ-boulevard op de A-10.

III.   Algemene voortgang in uitvoering zijnde projecten . . . . . . . . 4,8

Science Center en Artis. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
Stelpost onvoorziene prioriteiten (bij voorbeeld voor
vervangingsinvesteringen en bodemsanering) . . . . . . . . . . . . . . . .10

   2.   NOTITIE INZAKE HET PROGRAMAKKOORD 1994-1998 EN HET FINANCIEEL
BELEID.

   I.   Uitgangspunten en kaders.

1.    Hoofddoelstelling is ook in de periode 1994-1998 om per jaar een
      sluitende begroting en rekening te realiseren.

2.    De afzonderlijk onderscheiden financiële kaders worden in de komende
      periode gehandhaafd. Dit betreft met name:
   a  de investeringen ten behoeve van en de exploitatie van het openbaar
      vervoer;
   b  de uitvoering van de Wet op de bejaardenoorden;
   c  de uitvoering van de Wet voorziening gehandicapten;
   d  de exploitatie van de sociale werkplaatsen;
   e  de onderwijssector (binnenstad);
   f  het parkeerfondsregime;
   g  het Stadsvernieuwingsfonds.

3.    Mutaties op specifieke uitkeringen worden in principe doorgesleuteld
      naar de desbetreffende werksoort. Daar waar Amsterdam een
      voorhoedepositie in financiële zin heeft ingenomen en waar andere
      overheden naderhand aanvullende middelen beschikbaar stellen, wordt
      de inzet van eigen middelen (gedeeltelijk) afgebouwd. Daarbij wordt
      zorg gedragen voor het in stand houden van een financiële prikkel
      voor de betrokken sector om extra middelen van derden te verwerven.


   II.   Bestedingsrichtingen.

   De Collegepartijen zijn voornemens, de te cre-eren ruimte aan te wenden
in de volgende hoofdrichtingen:
1.    werk, leefbaarheid en veiligheid;
2.    ruimtelijk beleid;
3.    kunst en sport;
4.    doorloop in voorbereiding genomen projecten.
   De Collegepartijen hanteren bij de voorgenomen financiële inspanningen
de volgende uitgangspunten:
-  het zwaartepunt van de financiële inspanning behoort te liggen bij de
   organisaties dan wel overheden wier primaire bevoegdheid en dus ook
   verantwoordelijkheid aan de orde is. Hierbij wordt gedacht aan de rijks-
   overheid, de stadsdelen, het Regionaal Bestuur voor de
   Arbeidsvoorziening, maar ook aan maatschappelijke organisaties, zoals de
   corporaties en het bedrijfsleven;
-  bijdragen aan stadsdelen worden - om bureaucratiekosten te voorkomen -
   in principe toegekend via het stadsdeelfonds;
-  in het concept-Vinex-akkoord is de realisatie van de woningbouwlocatie
   Nieuw-Oost opgenomen met een geraamd tekort van 300 miljoen gulden (na
   het doorvoeren van een taakstellende tekortreductie van 220 miljoen
   gulden). De Collegepartijen achten het verantwoord de dekking van dit
   tekort niet in dit kader te regelen, doch via nader aan te geven
   incidentele maatregelen in de vermogenssfeer.

   III.   Bezuinigingen.

   De bezuinigingspotentie van 50 miljoen gulden wordt bij de diverse jaar-
begrotingen concreet en volledig ingevuld. De Collegepartijen zijn daarbij
voornemens, de volgende maatregelen te treffen:
-  het niet meer via de rompbegroting beschikbaar stellen van een elk jaar
   terugkerend accres voor het effect van periodieken en bevorderingen
   (circa 10 miljoen gulden);
-  een forse reductie van de kosten van voormalig personeel. Voor deze
   maatregelen wordt een stelpost van 2 miljoen gulden geraamd, rekening
   houdend met het al in de begroting voor 1994 verwerkte bedrag van
   2 miljoen gulden;
-  als uitvloeisel van het rapport van de Commissie Amsterdamse Meerjaren-
   aanpak (CAM) (1991) heeft een breed onderzoek plaatsgevonden naar de
   activiteiten van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst en
   naar de besparingsmogelijkheden. Uit onderzoek blijkt dat meer
   besparingsmogelijkheden aanwezig zijn. Een bedrag van 6 miljoen gulden
   achten de Collegepartijen haalbaar;
-  de veranderde regelgeving op het gebied van de volkshuisvesting - in het
   algemeen te kenschetsen als een terugtredende overheid en een grotere
   zelfstandigheid voor de corporaties - zal worden vertaald in de omvang
   van het gemeentelijk apparaat. Hetzelfde geldt voor de woningverdeling.
   Bij de begroting voor 1995 zullen de eerste resultaten hiervan worden
   meegenomen. Voor deze operatie wordt een taakstelling opgevoerd van 7,5
   miljoen gulden + p.m.;
-  de staf- en steundiensten hebben zich de afgelopen periode een positie
   kunnen verwerven. Mede gelet op de omvangrijke investeringsvoornemens en
   de daaruit te genereren omzetten moet een verbetering van diverse
   onderdelen haalbaar zijn. Stelpost: 4 miljoen gulden;
-  als doorloop van suggesties uit het rapport van de CAM dienen de
   potenties van de zogenaamde concernsystemen beter te worden benut. Ook
   uit het rapport van de CAM vloeit voort de tweede tranche van de
   afschaffing van het degressieve watertarief. In totaal wordt hiervoor 6
   miljoen gulden opgevoerd;
-  algemene efficiencymaatregelen in de diverse onderdelen; de nadruk ligt
   hierbij op de kosten van het eigen apparaat (14,5 miljoen gulden +
   p.m.).

   IV.   Belastingen en tarieven.

   De voornemens tot differentiatie in de onroerende-zaakbelastingen worden
verder afgewikkeld (5 miljoen gulden).
   Mits de rompbegroting sluitend is, worden hogere inkomsten dan veronder-
steld uit de evaluatie van de Financiële-Verhoudingswet en - indien deze
toch zou doorgaan - de differentiatie worden ingezet voor lastenverlichting
voor de inwoners.
   Bij de decentralisatie van de afvalstoffenheffing worden nu nog niet in
het tarief betrokken posten alsnog meegenomen (onder andere klein chemisch
afval; 3 miljoen gulden).

   3.   TOELICHTING OP DE FINANCIÓLE VERTALING VAN HET PROGRAM-AKKOORD
1994-1998.

   I.   Algemeen.

   a.   Financieel meerjarenperspectief.

   Het opgestelde meerjarenperspectief resulteert in een nadelig saldo in
1998 van 13 miljoen gulden. De Collegepartijen achten het mogelijk te komen
tot de volgende bijstellingen:
*  in de planperiode te verwachten extra-inkomsten uit het Gemeentefonds in
   verband met de evaluatie. Uitgegaan wordt van een bedrag van 10 miljoen
   gulden voor de centrale stad;
*  nadere bijstellingen in verband met te verwachten
   bijstandsontwikkelingen (-/- 25 miljoen gulden);
*  ontwikkelingen bij het Gemeentelijk Grondbedrijf (rente-effect
   meerwaarde afkoopsommen en mogelijkheid tot doorvoeren van
   balansverkorting; in totaal circa 8 miljoen gulden).

   Mede gelet op de in het meerjarenperspectief vervatte
vooronderstellingen moet een tekort van 10 miljoen gulden haalbaar zijn.

   b.   Nieuw beleid.

In de hierna volgende hoofdstukken Mensen en De Stad worden voorstellen
gedaan die resulteren in een budgettair beslag van circa 45 miljoen gulden.
Niet alle projecten zijn in die werkgroepen meegenomen. Gewezen wordt onder
andere op het Science Center en Artis. Voorgesteld wordt, hiervoor 3
miljoen gulden op te nemen. Bovendien leert de ervaring dat bij de
samenstelling van een programakkoord niet alle prioriteiten (kunnen) worden
voorzien. Hiervoor wordt een stelpost van 10 miljoen gulden opgenomen (bij
voorbeeld voor vervangingsinvesteringen en bodemsanering). In totaal dus 58
miljoen gulden (45 + 3 + 10).

   c.   Bezuinigingen.

   Bij de behandeling medio vorig jaar van het meerjarenperspectief in de
Gemeenteraad is als uitgangspunt voor de bezuinigingspotentie 50 miljoen
gulden aangenomen. Dit bedrag wordt in de bijlage bij het Programakkoord
1994-1998 voor een deel ingevuld. Verdere uitwerking hiervan, zowel van de
genoemde maatregelen als van het nog niet-ingevulde deel, moet geschieden
in het kader van de begrotingsvoorbereidingen.
   Verder stellen de Collegepartijen de volgende maatregelen voor:
-  inkomstenverhoging van het erfpachtbedrijf (10 miljoen gulden), onder
   andere door meerinkomsten te realiseren bij bestemmingswijzigingen en
   door anticiperende maatregelen/instrumenten te ontwikkelen bij de afloop
   erfpachtcontracten;
-  de voornemens tot differentiatie in de onroerende-zaakbelastingen worden
   afgewikkeld (5 miljoen gulden);
-  bij de decentralisatie van de afvalstoffenheffing worden nu nog niet in
   het tarief betrokken posten alsnog meegenomen, met name de inzameling
   van het klein chemisch afval (3 miljoen gulden).

   d.   Totaalbeeld.

   Er ontstaat dan het volgende totaalbeeld:
-  financieel perspectief (bijgesteld)...........-/- 10 miljoen gulden;
-  nieuw beleid..................................-/- 58 miljoen gulden;
                                                     __________________
te dekken........................................-/- 68 miljoen gulden;

-  bezuinigingen.................................    50 miljoen gulden;
-  aanvullende maatregelen.......................    18 miljoen gulden;

   Hoofdstuk Mensen.

   De financiële wensen van de werkgroep Mensen zijn onderverdeeld in vier
categorie-en: Werk, Leefbaarheid en veiligheid, Zorg en Cultuur en sport.

   1.   Werk.

   Dit onderdeel bevat het plan-Schaefer (20 miljoen gulden). De
Collegepartijen zijn tot de conclusie gekomen dat 5 miljoen gulden van het
totaal per jaar als incidenteel is te beschouwen.
   Ten behoeve van bevordering veiligheid zal op de stadsdelen een beroep
worden gedaan voor 5 miljoen gulden medewerking te verlenen aan het plan.
Dit is onder meer gerechtvaardigd gezien in het licht van reeds in het
recente verleden via het Stadsdeelfonds ter beschikking gestelde sociale
vernieuwingsgelden.

   Daarnaast zal aan de stadsdelen in dit kader ten behoeve van de
bestrijding van de werkloosheid een bedrag ter beschikking voor het
wegwerken van achterstallig onderhoud.
   Van het resterende bedrag is 2,6 miljoen gulden en 2 miljoen gulden
beschikbaar voor respectievelijk het stadstoezicht en industriebeleid.

   3.   Leefbaarheid en veiligheid.

   De lasten van investeringen in de metrostations dienen te worden
bestreden uit de hiervoor binnen het Gemeentevervoerbedrijf bestaande
budgetten of door het rijk te worden betaald.

   4.   Cultuur en sport.

   De Collegepartijen hebben de bestaande wensen afgezet tegen de
beschikbare ruimte en komen op grond daarvan tot de volgende opstelling:
-  cultuur................................................. fl.  4.000.000;
-  accommodaties...........................................(fl.  3.000.000);
-  programmering e.d.......................................(fl.  1.000.000);
-  sport................................................... fl.  2.000.000;
                                                               ___________
totaal..................................................... fl.  6.000.000.

   Verder is in deze categorie van belang de dekking van  de exploitatie
van de uitbreiding Stedelijk Museum (raming 1 tot 3 miljoen gulden). Deze
zullen worden betrokken bij (de discussie over) het volgende kunstenplan.
   Overigens is ook ten aanzien van de overige beoogde investeringen in
accommodaties van belang dat de met deze investeringen samenhangende
exploitatielasten ook in financiële zin behoren te worden geregeld.
   Daarnaast is de komende bestuursperiode incidenteel 10 miljoen gulden
incidenteel beschikbaar voor achterstallig onderhoud (in tranches van 2,5
miljoen gulden per jaar).

   5.   Zorg.

   Deze categorie bevat een bedrag van 1,5 miljoen gulden voor sociale
pensions, als reservering voor de overeengekomen gedragslijn.
   Aldus ontstaat in de ogen van de akkoordpartijen voor het hoofdstuk
Mensen samengevat het volgende beeld:
-  plan-Schaefer........................................... fl. 15.000.000;
                                                            (+ fl. 5.000.000
                                                            incidenteel)
-  sociale pensions........................................ fl.  1.500.000;
-  cultuur................................................. fl.  4.000.000;
-  sport................................................... fl.  2.000.000;
                                                              ___________
totaal..................................................... fl. 22.500.000.

   III.   Hoofdstuk Stad.

De Collegepartijen stellen, gezien de bestaande wensen op het gebied van
het ruimtelijk beleid, de volgende gedrag de volgende gedragslijn voor:
-  voor planvormingscapaciteit van de Dienst Ruimtelijke Ordening en het
   Projectmanagementbureau wordt een prioriteit van 2,1 miljoen gulden
   toegekend. Dit bedrag kan als toereikend worden beschouwd in verband met
   het minder uitvoeren van indirecte activiteiten, efficiencywinst en een
   strikte toepassing van het integraal opdrachtgeverschap;
-  de ontsluiting van de Middelveldsche Akerpolder (MAP II) (0,8 miljoen
   gulden) kan in navolging van het nieuwe rijksbeleid ten laste van het
   Gemeentelijk Grondbedrijf worden gebracht;
-  de aanleg van de IJ-boulevard ten westen van de Panamaweg kan op
   planmatige wijze worden gefaseerd, hetgeen tot leidt tot een prioriteit
   van 4,7 miljoen gulden;
-  de post Fietsnet en fietsenstallingen kan beperkt blijven tot 1 miljoen
   gulden, rekening houdend met de medeverantwoordelijkheid van de
   stadsdelen;
-  de post Woningbouw (8 miljoen gulden) kan ten laste van het Gemeentelijk
   Grondbedrijf worden gebracht;
-  het industriebeleid kan worden betrokken bij de uitvoering van het plan-
   Schaefer;
-  de post Milieu kan beperkt worden tot een bedrag van 3 miljoen gulden,
   aangezien het voorgestelde effect kan worden bereikt door middel van het
   op het in de voorgestelde zin aanwenden van bestaand geld.

   Aldus ontstaat ten aanzien het hoofdstuk Stad samengevat het volgende
beeld:
-  vervanging van de hoofdinfrastructuur (III.1)........... fl.  1.000.000;
-  aanpak van pleinen en openbare ruimte (III.1)........... fl.  1.000.000;
-  uitbreiding planvormingscapaciteit (III.2).............. fl.  2.100.000;
-  aanleg IJ-boulevard ten westen van de Panamaweg (III.2). fl.  2.500.000;
-  herinrichting van het Stationsplein (III.2)............. fl.  5.000.000;
-  fietsnet en fietsenstallingen (III.2)................... fl.  1.000.000;
-  milieu (III.6).......................................... fl.  3.000.000;
-  voortgang in uitvoering genomen projecten
   (Piet Heintunnel en IJ-boulevard/A-10).................. fl.  4.800.000;
                                                              ___________
totaal..................................................... fl. 22.400.000.

                                               De leden van de Gemeenteraad,

                                                E.E. van der Laan
                                                F.H.G. de Grave
                                                E.C. Bakker