Type dokument
Voordracht
Nummer Gemeenteblad
296
Titel
Preadvies op de nota van het raadslid Molleman en het duo-raadslid Niamut
van 3 juli 1992, getiteld: Openbaar vervoer op termijn ... en!? of hoe de
stad kansen niet voorbij hoeft te laten gaan! (Gemeenteblad, afd. 1, nr. 568).
Datum voordracht
19930513
Datum behandeling Raad
19930526
Besluit Raad
conform besloten
Tekst
Nr. 296. Preadvies op de nota van het raadslid Molleman en het duo-
raadslid Niamut van 3 juli 1992, getiteld: Openbaar vervoer op
termijn ... en!? of hoe de stad kansen niet voorbij hoeft te
laten gaan! (Gemeenteblad, afd. 1, nr. 568).
Amsterdam, 13 mei 1993.
Aan de Gemeenteraad
Uit het ontwerp-Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) en de
Integrale Verkeers- en Vervoersvisie Noordvleugel (INVERNO) blijkt dat er
grote mate van overeenstemming bestaat met betrekking tot het toekomstige
verkeers- en vervoerbeleid binnen de gebieden van het Regionaal orgaan
Amsterdam en de noordvleugel van de randstad. In beide nota's wordt groot
belang gehecht aan de uitvoering van flankerend beleid en een aantal
strategische projecten op het gebied van stadsgewestelijk openbaar vervoer.
Met betrekking tot het toekomstig openbaar vervoer in en om Amsterdam
levert ook de nota van het CDA-raadslid Molleman en het duo-raadslid Niamut
een waardevolle bijdrage.
De zorg die uit deel 1 van de nota spreekt over de ontwikkeling van de
mobiliteit wordt door ons College gedeeld. Ook de noodzaak van een
integrale aanpak van de verkeers- en vervoersproblematiek wordt door ons
College onderschreven. Om die reden heeft ons College in de afgelopen
periode ook niet stil gezeten. Door middel van het Hoofdlijnenrapport van
het ontwerp-Verkeers- en Vervoerplan Amsterdam 1990 en de inbreng daarvan
in het ontwerp-RVVP en het INVERNO-rapport is een actieve bijdrage geleverd
aan de verdere vormgeving van het regionale verkeers- en vervoerbeleid.
In deel 2 van de nota komen voorstellen aan de orde om delen van het
verkeers- en vervoerbeleid vorm te geven. Wat betreft Parkeer &
Reis/Transferia kan verwezen worden naar het ontwerp-RVVP en de Nota
Transferia/P+R voor de regio Amsterdam.
Voor het ontwikkelen van een hoogwaardig stadsgewestelijk systeem worden
binnen de gemeente reeds de nodige stappen ondernomen. In de Nota
Prioriteiten Infrastructuur worden de naar de mening van ons College
gewenste ontwikkelingsmogelijkheden aangegeven. De Noord-Zuidlijn en de IJ-
rail met hoogwaardige railverbindingen naar Nieuw-Oost horen daar zeker
bij.
De nota van het CDA-raadslid en CDA-duo-raadslid sluit hierbij aan, met
dien verstande dat een belangrijk aantal hoogwaardige verbindingen is
toegevoegd en dat wordt gekozen voor een andere vervoerstechniek.
Hierbij zijn enige kanttekeningen te plaatsen.
Lijnvoering.
De structuur van het basisnet van de nota ziet er logisch en wel
doordacht uit, zij het dat een vervoerswaardestudie nodig is om de
verschillende lijnen op hun werkelijke waarde te kunnen schatten.
In de nota is ervan uitgegaan, dat, na realisatie van een dergelijk net,
in de binnenstad alle bovengrondse lijnen (bus en tram) kunnen vervallen.
Het geschetste basisnet vervangt evenwel niet alle lijnen die nu de
buitenwijken met de binnenstad verbinden en dit zou ook niet realistisch
zijn, omdat het tot teveel overstappen zou leiden.
Bij de Noord-Singelgracht-ringverbinding moeten grote vraagtekens worden
gezet, zowel wat betreft vervoerswaarde als technische realisering, zoals
onder ander gebleken is uit de verkenningen naar de wenselijkheid van het
zogenaamde Amring-project (Dienst Ruimtelijke Ordening, maart 1991).
Techniek.
Voorop gesteld dient te worden dat wat op dit moment binnen de
Amsterdamse regio aan hoogwaardige verbindingen aanwezig is of ontwikkeld
wordt, in principe omgebouwd kan worden voor automatische bediening. Dit
geldt in ieder geval voor de metro en de ringsneltram, die geheel
kruisingsvrij zijn/worden aangelegd. Dit geldt ook voor het ondergrondse
deel en een gedeelte van het bovengrondse deel van de Noord-Zuidlijn.
Voordeel is dat bestaande goed werkende systemen kunnen worden uitgebouwd.
Het nadeel van het voorstel van het raadslid Molleman en het duo-
raadslid Niamut is dat wordt gekozen voor (weer) een andere techniek, en
wel een die vereist dat een verbinding direct in zijn geheel van
kruisingsvrije infrastructuur wordt voorzien. Vanuit vervoerskundig oogpunt
is dit veelal een wenselijk uitgangspunt, maar financieel niet altijd
haalbaar.
Bij de voorgestelde techniek wordt uitgegaan van kleinschalige vervoers-
eenheden, met een hoge frequentie. Terecht wordt opgemerkt dat met de te
verwachten vervoersvraag elke lijn zijn eigen infrastructuur dient te
krijgen. In de uitwerking lijkt dit aspect veronachtzaamd. Moeilijk
voorstelbaar is hoe tussen het Leidseplein en het Spui voor twee lijnen
vier buizen en tussen de Munt en Zijkanaal I voor drie lijnen zelfs zes
buizen geboord kunnen worden. Het bouwen van stations op deze tracés zal
aanzienlijk gecompliceerder zijn als in de nota wordt gesuggereerd.
Financiën.
Ons College kan niet aan de indruk ontkomen dat de technische
complicaties bij de aanleg van het voorgestelde systeem zijn onderschat en
derhalve de kosten te optimistisch zijn voorgesteld. Verder moeten de
onderhouds- en exploitatie-kosten van een geheel geautomatiseerd systeem
niet onderschat worden. Het is dan ook de vraag, of zo'n systeem per saldo
goedkoper is.
Ons College is overigens met de heren Molleman en Niamut van mening dat
voor het ROA-gebied aanzienlijk meer geld voor de opwaardering van het
openbaar vervoer nodig is dan nu in het kader van de zogenaamde Vinex-
onderhandelingen (Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra) voor de
Amsterdamse regio beschikbaar is. In dit verband kan worden opgemerkt dat
de minister van Verkeer en Waterstaat heeft toegezegd dat onder zekere
condities de financiering van de Noord-Zuidlijn uit de aardgasbaten
bespreekbaar is. Daarnaast zal Amsterdam zich in ROA-verband sterk maken
voor het zoeken naar alternatieve financieringsbronnen, waarbij de
suggesties uit de nota zullen worden meegenomen.
Conclusie.
Ons College is van mening dat met de keuze voor de Doelstellingenvariant
uit het ontwerp-RVVP een belangrijke stap wordt gezet naar een toekomstig
openbaar-vervoersysteem waarbij de bereikbaarheid en de leefbaarheid van
Amsterdam kan worden gewaarborgd. Met de aanleg van de in het ontwerp-RVVP
aangekondigde openbaar-vervoerbindingen, zoals de Ringlijn en de
inspanningen voor de IJ-rail en de Noord-Zuidlijn, wordt op dit moment al
het mogelijke gedaan om bij het openbaar vervoer de nodige
kwaliteitsverbeteringen door te voeren.
Met betrekking tot de nota van het raadslid Molleman en het duo-raadslid
Niamut zet ons College vraagtekens bij de financiële en technische
haalbaarheid van het voorgestelde systeem. Het al dan niet gefaseerd
introduceren van geautomatiseerde systemen wordt in de toekomst niet
uitgesloten.
Voortgaan op basis van de bestaande systemen, zoals geschetst in het
ontwerp-RVVP en het INVERNO-rapport, wordt door het College een reëlere
optie geacht dan het introduceren van een geheel nieuw systeem.
Indien u zich met dit preadvies op de onderhavige nota kunt verenigen,
stellen wij u voor, dit voor kennisgeving aan te nemen.
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,
|