Type dokument
Voordracht
Nummer Gemeenteblad
259
Titel
Voordracht ten geleide van de Nota Amsterdam naar 2005.
Datum voordracht
19930423
Datum behandeling Raad
19930715
Besluit Raad
conform besloten
Opmerkingen
Bijlage H

Tekst

Nr. 259.  Voordracht ten geleide van de Nota Amsterdam naar 2005. 


                                               Amsterdam, 23 april 1993. 


   Aan de Gemeenteraad



   Ons College brengt met het oog op het in de komende maanden te voeren 
overleg met het rijk over de uitvoering van het in de Vierde Nota 
Ruimtelijke Ordening (Vinex) vastgelegde ruimtelijk beleid de Nota 
Amsterdam naar 2005 uit. De nota zal in uw Vergadering en binnen het 
Regionaal orgaan Amsterdam (ROA) worden besproken en is een bijdrage om tot 
een gemeenschappelijke inzet van het ROA te komen. Het overleg met het rijk 
zal leiden tot een uitvoeringscontract, zoals voorzien in het 
startconvenant van het ROA uit februari 1992.

   Aangezien er omvangrijke verschillen zijn tussen de financiële ramingen 
van het ROA en het rijk met betrekking tot de voor de uitvoering van het 
rijksbeleid benodigde middelen, zal daarover in de komende maanden overleg 
tussen het bestuur van het ROA, de vijf "bouwgemeenten" binnen het ROA 
(Almere, Amsterdam, Haarlemmermeer, Purmerend en Zaanstad), de betrokken 
provincies en het rijk plaatsvinden. In dat overleg staat de regionale 
woningbouwproduktie in de periode 1995Ä2005, alsmede het verbeteren van de 
regionale verbindingen, met name die voor het openbaar vervoer, centraal. 
   Realisatie van het door het rijk als "trendbreuk" aangemerkte ruimtelijk 
beleid, zoals verwoord in de Vinex, maar ook in het Tweede Structuurschema 
Verkeer en Vervoer (SVV-II) en het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP+), 
vergt een gezamenlijke krachtsinspanning van alle betrokken overheden. De 
gesaneerde Amsterdamse financiële situatie maakt het financieel verantwoord 
om tot het jaar 2005 extra aandacht aan de bestaande stad te besteden ten 
bedrage van 0,75 miljard gulden. De mate waarin er overeenstemming met het 
rijk wordt bereikt over infrastructuur en bodemsanering, is bepalend voor 
de mate waarin Amsterdam aanvullende investeringsbijdragen kan doen in de 
uitbreiding van de stad.

   De inzet van het rijksbeleid is van meet af aan met name gericht geweest 
op het versterken van de internationale concurrentiepositie van de 
randstad. In dat kader spelen nationale infrastructuurprojecten, zoals 
Schiphol, de Rotterdamse Haven, Rail 21, de hoge snelheidslijn (HSL) en de 
Betuwelijn. Amsterdam meent dat de Noord-Zuidlijn, die Schiphol met 
Amsterdam Zuid/WTCÄ MuseumpleinÄBinnenstad en het Centraal Station/IJ- 
oevers verbindt, tot die categorie van nationale infrastructuurprojecten 
moet worden gerekend. Via deze Noord-Zuidlijn worden immers de 
internationale luchthaven en de stations van de HSL verbonden met de 
economische en culturele centra van de Amsterdamse regio.

   Amsterdam ziet het als zijn opgave om binnen het gezamenlijke 
structuurbeeld van het ROA, de provincies en het rijk zich binnen de eigen 
gemeente in te zetten voor:

a   de zorg voor het bestaande Amsterdam: binnenstad, stadsvernieuwing, 
    gordel '20-'40, oudere delen van de westelijke tuinsteden en Zuidoost; 
b   accommoderen van regionale groei en verbeteren van de regionale 
    verbindingen: IJ-oevers en Nieuw-Oost, inclusief IJ-rail-Oost en IJ- 
    boulevard;

c   versterken van de internationale positie van de randstad door maximaal 
    mee te werken aan het tot stand komen van de Noord-Zuidlijn en, conform 
    het beleid tot nog toe, aan de verdere ontwikkeling van Schiphol, 
    aanleg van de HSL en versterking van de Westpoort.

   In concreto betekent dit, dat Amsterdam kiest voor een regionaal 
openbaar- vervoerstelsel van metrokwaliteit. De belangrijkste dragers 
daarvan zijn:

Ä   de Noord-Zuidlijn met aftakkingen in de regio en

Ä   de ringlijnen: zogenoemde kleine ring en grote ring.

   Voor het openbaar vervoer moet prioriteit nr. 1 worden gegeven aan het 
Centraal Station, waar al deze lijnen elkaar kruisen.

   Voor het Amsterdamse aandeel in de regionale woningproduktie kan Nieuw- 
Oost niet worden gemist. Nieuw-Oost heeft in dat opzicht prioriteit nr. 1. 
   De uitdaging van een noodzakelijke investeringsimpuls in het woon- en 
werkklimaat vraagt om wezenlijke keuzen; keuzen waarvoor naast Amsterdam, 
ook de rijksoverheid en andere ROA-gemeenten zullen worden geplaatst. 
   De Commissie voor Binnenstad, Ruimtelijke Ordening, IJ-oevers en Homo- 
emancipatie heeft op 19 april 1993 in algemene zin met deze voordracht 
ingestemd.

   Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit 
te nemen:



   De Gemeenteraad van Amsterdam,



   Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 april 1993, 


   Besluit:



   kennis te nemen van de Nota Amsterdam naar 2005 (Gemeenteblad 1993, 
bijlage H) als Amsterdamse bijdrage om tot een gemeenschappelijke inzet te 
komen van het Regionaal orgaan Amsterdam in de onderhandelingen met het 
rijk over de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra.



Afschrift van dit besluit zal aan Burgemeester en Wethouders worden 
gegeven.



                            Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,