Type dokument
Notulen
Titel
Raadsvergadering 05-02-92
Datum behandeling Raad
19920205
Tekst
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 5 FEBRUARI EN DONDERDAG 6 FEBRUARI 1992.

   Aanwezig: de leden mevr. Agtsteribbe (PvdA), mevr. Baak (D66), Bakker
(D66), Balai (PvdA), Beaux (Centrumpartij '86), Bouma (VVD), Bruins Slot
(CDA), Bruyn (Onafh.), mevr. Clerx (PvdA), Cornelissen (D66), J. van Duijn
(CDA), R.H.G. van Duijn (GrAs), Esajas (D66), Genet (PvdA), mevr. Van der
Giessen (D66), De Grave (VVD), mevr. Grewel (PvdA), Ten Have (D66), Van
Hoeve (PvdA), Hofman (CD), Holvast (Groen Links), Hooijmaijers (VVD),
Houterman (VVD), Hulsman (Groen Links), mevr. De Jong (D66), Jonker (PvdA),
mevr. Karaman-Ince (Groen Links), Van der Laan (PvdA), Molleman (CDA),
mevr. Oedayraj Singh Varma (Groen Links), Oranje (D66), Platvoet (Groen
Links), Robbers (D66), Saris (Groen Links), mevr. Spier-van der Woude
(VVD), Spit (CDA), Stadig (PvdA), mevr. Van der Stoel (VVD), mevr. Tanja
(Groen Links), Veldman (PvdA), mevr. Vonhoff (VVD), mevr. De Waart-Bakker
(PvdA), mevr. Weltevreden-van den Bos (CDA), mevr. Wildekamp (PvdA) en
mevr. Witte-Buijserd (GrAs).

   Afwezig: geen der leden.

                 Middagzitting op woensdag 5 februari 1992.

   Voorzitter: drs. Ed. van Thijn, burgemeester.

   Secretaris: mr. K. Kooiker.

   De vergadering wordt om 13 uur geopend.

   De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat de punten 5 (wijziging Verordening
Vergoeding Stadsdeelraden en zijn (sub)commissies) en 14 (Amsterdams
standpunt inzake ROA) van de agenda zijn afgevoerd.
   Voorts deel ik u mede, dat de vergadering zich zal uitstrekken tot drie
dagdelen. Hedenmiddag en morgenmiddag zullen de preadviezen worden
behandeld en vanavond zijn de overige agendapunten aan de orde.
   Verder is het de bedoeling, dat de eerste en de tweede termijn ter zake
van de preadviezen gevoegd worden behandeld. De beleids- en financiële
voorstellen zullen dus in dezelfde termijn worden besproken. De stemmingen
daarentegen zullen afzonderlijk plaatsvinden.

   Aan de orde is de agenda.

   1
   Notulen van de raadsvergadering op 22 januari 1992.

   De notulen worden ongewijzigd goedgekeurd.

   2
   Mededeling van de ingekomen stukken.

1ø   Adres van 3 januari 1992 van de Algemene Bond van Ouderen, gewest
Amsterdam, inzake het tekort aan woningen voor ouderen.

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.

   Mevr. TANJA: Ik stel voor, het adres te behandelen in de Commissie voor
Stadsvernieuwing enz.
   De heer VAN HOEVE: Ik steun dit voorstel.
   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik sluit mij daarbij aan.
   De VOORZITTER: Tegen dit voorstel bestaat geen bezwaar.

   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Stadsvernieuwing, Volkshuisvesting, Grondzaken,
Herhuisvesting, Monumentenzorg en Sport.

2ø   Adres van 7 januari 1992 van het Amsterdams Platform ouderen en wonen
inzake de belangen van bewoners van woontussenvoorzieningen.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen
ter zake.

3ø   Adres van 14 januari 1992 van mr. R. Samkalden, namens de NV het
Nederlands Sportpark Olympisch Stadion, inzake voortzetting van het
erfpachtrecht van deze vennootschap.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.

4ø   Adres van 15 januari 1992 van de Adviescommissie voor de Milieuhygiëne
inzake de prijs voor bedrijfsinterne milieuzorg.

   Besloten wordt, dit adres te behandelen bij het desbetreffende
preadvies, punt 3c van de agenda.

5ø   Adres van 16 januari 1992 van de Vereniging ter veredeling van het
ambacht inzake de mogelijke verdwijning van opleidingsmogelijkheden voor de
diamantindustrie uit Amsterdam.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.

6ø   Adres van 20 januari 1992 van het buurtcomit‚ Behoudt de
Sarphatistraat inzake de mogelijke sloop van het Rijksmagazijn van
Geneesmiddelen.

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.

   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de
Commissie voor Stadsvernieuwing enz.
   De VOORZITTER: Daartegen bestaat geen bezwaar.

   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Stadsvernieuwing, Volkshuisvesting, Grondzaken,
Herhuisvesting, Monumentenzorg en Sport.

7ø   Adres van 20 januari 1992 van mevr. L. Sijsling, namens de ouders van
kinderen op de peuterspeelzaal in de Oude Hoogstraat, waarin ondersteuning
wordt verzocht voor hun actie tot behoud van de peuterspeelzaal.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.

8ø   Adres van 17 januari 1992 van prof.dr. J.A.M. Schouten inzake het
achterwege blijven van inspraak over een speelplaats aan het Nieuwe
Grachtje.

   Besloten wordt, dit adres om advies in handen te stellen van de
Beklagcommissie Inspraak.

9ø   Adres van 20 januari 1992 van de medezeggenschapscommissie Brandweer
Amsterdam inzake verkeersbelemmerende en snelheidsbeperkende maatregelen.

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.

   De heer VAN DER LAAN: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te
zenden aan de Commissie voor Verkeer enz.
   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Mijn voorstel is, dit adres te behandelen in
de Commissie voor Verkeer enz. onder uitnodiging van de Commissie voor
Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken enz.
   Mevr. TANJA: Ik steun het verzoek van de heer Van Duijn.
   De VOORZITTER: Ik vraag mij af, of het dan niet beter zou zijn, het
adres te behandelen in de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en
Juridische Zaken enz. onder uitnodiging van de Commissie voor Verkeer enz.
Het lijkt mij echter nog beter, het voorstel van de heer Van der Laan te
volgen.
   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Dat voorstel gaat mij niet ver genoeg.
   Wethouder TEN HAVE: Het lijkt mij inderdaad ook beter, het voorstel van
de heer Van der Laan te volgen. Ik neem aan, dat de afdeling Algemeen
Bestuurlijke en Juridische Zaken enz. zal antwoorden; dat antwoord wordt
namens het College verstuurd en komt ook in de Commissie voor Verkeer enz.
Als dan naar aanleiding van het antwoord behoefte bestaat aan verdere
discussie, ben ik daartoe gaarne bereid; dat is ook de normale procedure.
Ik kan, om het oneerbiedig te zeggen, in mijn commissie niets met
brandweerlieden.
   Mevr. GREWEL: Wellicht kunnen de voorzitters van de beide commissies
overleggen waar het adres het beste kan worden behandeld.
   De VOORZITTER: Ik stel voor, het adres te behandelen in de Commissie
voor Verkeer enz. Ik zal evenwel vanuit mijn portefeuille een belangrijk
aandeel leveren aan het concept-antwoord.

   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening na behandeling in de
Commissie voor Verkeer, Beheer Openbare Ruimte en Milieu.

10ø   Adres van 23 januari 1992 van het dagelijks bestuur van het stadsdeel
Bos en Lommer inzake de voorgenomen bezuinigingen op het Advies- en
begeleidingscentrum voor het onderwijs.

   Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze
behandeling van de begroting voor 1992 (hoofdfunctie 4).

11ø   Adres van 23 januari 1992 van de stichting Overleg RAI-buurten inzake
deelname aan een begeleidingscommissie.

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.

   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord
te zenden aan de Commissie voor Verkeer enz.
   De heer HOFMAN: Ik zal ook graag een afschrift ontvangen.
   Wethouder TEN HAVE: Daartegen bestaat geen bezwaar.

   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Verkeer,
Beheer Openbare Ruimte en Milieu en aan het raadslid Hofman.

12ø   Adres, ingekomen 24 januari 1992, van de bewoners- en winkelgroep St.
Nicolaasstraat inzake reclame- en verwijzingsborden op de Nieuwendijk.

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.

   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de
Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken enz.
   De VOORZITTER: Dit is typisch een materie die in de Commissie voor
Verkeer enz. thuishoort.
   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Het gaat om reclame; de Commissie voor de
Binnenstad enz. zou dus ook kunnen.
   De VOORZITTER: Ik stel voor, u een afschrift van het antwoord te zenden.
Op basis daarvan kunt u dan eventueel actie ondernemen.

   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan het raadslid R.H.G. van Duijn.

13ø   Adres van 27 januari 1992 van de Stuurgroep Economisch Herstel
Zeedijk inzake financiële middelen voor het tweede deel van het herstel van
de Zeedijk.

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.

   De heer HOFMAN: Ik stel prijs op een afschrift van het antwoord.
   De VOORZITTER: Daartegen bestaat geen bezwaar.
   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan het raadslid Hofman.

14ø   Adres van 27 januari 1992 van het actiecomit‚ Een school, een
locatie, inzake de uitbreiding van de Daltonschool aan Nellestein.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Cultuur,
Educatie, Jeugdzaken en Bestuurlijke Betrekkingen.

15ø   Adres van 27 januari 1992 van mevr. J. Pennarts, mevr. S. Roest en R.
van der Horst inzake de verbouwing van het monument Prins Hendrikkade 122.

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.

   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord
te zenden aan de Commissie voor Stadsvernieuwing enz. en aan de fractie van
GrAs.
   De VOORZITTER: Ik heb geen bezwaar.

   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor
Stadsvernieuwing, Volkshuisvesting, Grondzaken, Herhuisvesting,
Monumentenzorg en Sport en aan de fractie van GrAs.

16ø   Adres van 28 januari 1992 van omwonenden van het Beukenplein inzake
overlast van koffieshops aan dit plein.

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.

   Mevr. OEDAYRAJ SINGH VARMA: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord
te zenden aan de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken
enz.
   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik steun dit verzoek.
   De VOORZITTER: Daartegen bestaat geen bezwaar.

   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen ter afdoening. Van de wijze van
afdoening zal mededeling worden gedaan aan de Commissie voor Algemeen
Bestuurlijke en Juridische Zaken en Internationale Contacten.

17ø   Adres van 29 januari 1992 van de Stichting Welzijn Binnenstad inzake
de voorgenomen vermindering van haar subsidie.

   Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze
behandeling van de begroting voor 1992 (hoofdfunctie 6).

   De VOORZITTER stelt voor, thans eerst na te gaan, welke punten van de
agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan.

   Conform besloten.

   De punten 3 en 4 worden even aangehouden.

   Punt 5 is reeds van de agenda afgevoerd.

   6
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 inzake
grondexploitatie op de noordelijke IJ-oever aan het Cornelis Douwesterrein
en het opnieuw inrichten van dat terrein, alsmede het opknappen van de
voormalige scheepsbouwhallen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 112, blz. 183).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 184 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   Punt 7 wordt even aangehouden.

   8
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 tot
uitgifte in erfpacht van een terrein op het voormalige fustterrein van de
Centrale Markt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 144, blz. 216).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 217 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   9
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 tot het
instellen van een door-de-weekse boekenmarkt op het Spui (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 64, blz. 139).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 139 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   Punt 9A wordt even aangehouden.

   10
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 tot
aanpassing van de Ziektekostenverordening en de Verordening hoge
ziektekosten, onder meer in verband met de invoering van de
belastingherziening-Oort (Gemeenteblad afd. 1, nr. 166, blz. 247).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 247 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   12
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 tot huur
van kantoorruimte in het kantoor-/flatgebouw grenzend aan het (de)
Delflandplein/Overschiestraat/Rijswijkstraat ten behoeve van de afdeling
Detacheringen van het gemeentelijk werkverband QUADO (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 130, blz. 203).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 204 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   Punt 13 wordt even aangehouden.

   Punt 14 is reeds van de agenda afgevoerd.

   15
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 tot het
ruilen van gronden, deel uitmakende van:
a  de percelen Prinsengracht 30 en 32 (nr. 129);
b  de percelen Lauriergracht 76-78 (nr. 143).
   (Gemeenteblad afd. 1, nrs. 129 en 143, blz. 202 en 215).

   De voordrachten worden zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien de besluiten, vermeld op de blz. 203 en
215 van afd. 1 van het Gemeenteblad.

   16
   Advies van de Commissie voor beroep-, bezwaar- en verzoekschriften van
23 januari 1992 tegen de aanschrijvingen van Burgemeester en Wethouders tot
het treffen van voorzieningen aan de panden Plantage Kerklaan 11, 13, 15,
17, 19, 21 en 23. De conclusie luidt, de beroepen ten dele niet-
ontvankelijk en ten dele ongegrond te verklaren (Gemeenteblad afd. 1, nr.
145, blz. 218).

   De conclusie van het advies wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz.
220 van afd. 1 van het Gemeenteblad.

   17
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 inzake de
rayonkantoren en de spreekuren van de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 161, blz. 236).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 242 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   Punt 18 wordt even aangehouden.

   De VOORZITTER vraagt, of er leden zijn die het woord verlangen over de
voor geheime zitting bestemde voordrachten. Daar dit niet het geval blijkt
te zijn, zijn thans aan de orde:

   18A
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 januari 1992 tot het
aangaan van een overeenkomst inzake schikking met betrekking tot de
parkeergarage CS (Gemeenteblad afd. 1, nr. 158 blz. 230).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende
besluit.

   18B
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 17 januari 1992 tot het
vorderen van gelden na het verrichten van onrechtmatige handelingen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 159, blz. 230).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende
besluit.

   Aan de orde is thans:

   3
a  Missive van Burgemeester en Wethouders ten geleide van de ontwerp-
   begroting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor 1992, voor wat
   betreft de hoofdfunctiegewijze behandeling (Gemeenteblad 1991, bijlagen
   T en T1).

b  Preadvies op de beleidsvoorstellen van raadsleden, aan de orde gesteld
   bij de hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting voor 1992 in de
   commissies van advies en bijstand (Gemeenteblad afd. 1, nr. 168, blz.
   255).

c     Preadvies op de voorstellen van raadsleden waaraan financiële
      consequenties zijn verbonden, aan de orde gesteld bij de
      hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting voor 1992 in de
      commissies van advies en bijstand (Gemeenteblad afd. 1, nr. 169, blz.
      275).

   Hierbij zijn tevens aan de orde de in de bijlage bij deze notulen
vermelde adressen, waarvan is besloten deze te betrekken bij de
hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting.

   De heer BRUINS SLOT: Mijnheer de Voorzitter. Gaat het bij dit debat om
een juridisch noodzakelijke afronding van het besluitvormingsproces over de
gemeentebegroting, met een daaraan voorafgaande obligate woordenwisseling,
of gaat het om een gedachtenwisseling over door de Raad ingediende
voorstellen, zonder dat de stemuitslag op basis van afspraken tussen
akkoordpartijen vooraf al bekend is? Ik wil graag van mijn collega's weten
of er tussen akkoordpartijen al afspraken zijn gemaakt omtrent het
stemgedrag aan het eind van dit debat.
      (De heer PLATVOET: Er zijn geen bindende afspraken gemaakt.)
      (De heer HOUTERMAN: Wel over het voorstel dat door de vier
      akkoordpartijen is ondertekend. Daaronder staan de handtekeningen van
      hun vertegenwoordigers.)
   Dat is het punt niet. Ik heb het over afspraken tussen de
akkoordpartijen van gisteren, maar als u er niet over wilt praten is dat uw
zaak.
   Op 127 punten wil de Raad iets anders dan het College. Op 126
voorstellen is een preadvies uitgebracht. Het College heeft het financiële
voorstel nr. 1081 van de heer J. van Duijn, aangehouden in de
decembervergadering bij de algemene beschouwingen, niet in het preadvies
betrokken. Wij vinden dat niet zo elegant, aangezien de akkoordpartijen
later ook een voorstel hebben ingediend over de conducteur op de tram. Dit
voorstel is overigens niet gedekt en is dus niet in overeenstemming met de
begrotingsregels. Ik nodig het College uit, op de kortst mogelijke termijn
alsnog een schriftelijk preadvies uit te brengen.
   De collegepartijen hebben 104 van de 127 voorstellen ingediend, de
overige partijen hebben er slechts 22 ingediend. Dat brengt het gemiddelde
bij de collegepartijen op vier en bij de niet-collegepartijen op drie. De
voorstellen van niet-collegefracties zijn, op een suggestie tot wijziging
na, alle negatief gepreadviseerd. Dat is niet zo vreemd vanuit een scherpe
politieke antithese tussen de opvatting van de akkoordpartijen en de
oppositie. Wij hadden bij de algemene beschouwingen juist ontdekt, dat van
zo'n scherpe tegenstelling geen sprake was. Ik herinner aan de
overeenstemming tussen het verhaal van mevr. De Waart en mijn betoog. Ik
herinner verder aan de instemming van het College met onze bijdrage.
   Van de voorstellen van collega's die het College wel steunen zijn er 37
positief gepreadviseerd en zijn er 67 door het College geprullemandeerd.
Dat is een interessante verhouding. Het bevestigt de scepsis die ik bij de
algemene beschouwingen aan de dag legde over de eensgezindheid van de
collegepartijen. Dat is het politieke beeld van het Amsterdamse
gemeentebestuur op hoofdlijnen.
Met de begroting is iedereen het voor het overige eens. Zo profileert de
Amsterdamse politiek zich na de periode van bestuurlijke vernieuwing. De 37
voorstellen tot wijziging betreffen een bedrag van 6,5 miljoen gulden op
een totaal van 22 miljoen gulden aan ingediende wijzigingsvoorstellen.
   De beleidsvoorstellen die het College naar ons oordeel niet goed heeft
gepreadviseerd zijn de voorstellen onder de nrs. 45, 46 en 89 van mevr.
Spier-van der Woude; 60 van mevr. Weltevreden-van den Bos; 68 van de heer
Platvoet; 78 van de heer Spit; 75, 123 en 136 van de heer Molleman; 113 van
de heer Bouma en 147 van mij.
   In het voorstel nr. 45 van mevr. Spier inzake het aanstellingsbeleid bij
projecten wordt de aandacht gevestigd op het feit dat regels die voor de
gemeente zelf als werkgever van ambtenaren in vaste dienst gelden soms,
zonder dat dit nodig is, ook worden gehanteerd voor personeel bij
tijdelijke of experimentele projecten. Dit heeft tot gevolg, dat de
gemeente op hogere kosten wordt gejaagd dan nodig is of dat het experiment
of het project in kwestie niet doorgaat. Als het gesubsidieerde
instellingen betreft gaat van die eis van de gemeente hetzelfde effect uit.
Mevr. Spier vraagt het College, in dezen voorzichtigheid te betrachten. Ik
vind dit het meest voorzichtige, beleefde en vriendelijke voorstel dat is
ingediend. Het College stelt dat dit voorstel overbodig is, maar het
preadvies toont naar ons oordeel het tegendeel aan. Wij vragen het College
dit preadvies te heroverwegen.
   Het voorstel nr. 46 van mevr. Spier inzake de inspanningen van het
mobiliteitsbureau is naar onze opvatting terecht ingediend. Naar het
oordeel van het College is dit voorstel overbodig en moet het daarom van de
hand worden gewezen. Dat preadvies is niet gemotiveerd. Wij vinden dat het
College niet op deze manier met voorstellen van raadsleden moet omgaan. Ik
krijg graag een reactie van het College.
   In het voorstel nr. 89 inzake samenwerking tussen het Advies- en
Begeleidingscentrum voor het onderwijs (ABC) en het Gemeentelijk
Pedologisch Instituut (GPI) vraagt mevr. Spier het College, de mogelijkheid
van nauwere samenwerking tussen deze twee instellingen te onderzoeken. Het
College antwoordt dat zij al samenwerken, dat verdere samenwerking zus-of-
zo zou moeten en dat wij moeten afwachten. Daarom ontraadt het dit
voorstel. Daar staat je verstand toch bij stil? Wij zijn voorstander van
deze samenwerking. Bij het oplossen van leerproblemen en van problemen bij
de schoolbegeleiding past het gemeentebestuur toch geen afwachtende
houding, zeker niet wanneer de Raad om actief optreden vraagt? Dit
preadvies is rijp voor heroverweging.
   In het voorstel nr. 60 inzake vrijwilligerswerk vraagt mevr. Weltevreden
het College, het effect van subsidiewijziging of -beëindiging voorafgaand
aan de besluitvorming in kaart te brengen wanneer het werk van
vrijwilligers in het geding is. In het preadvies spreekt het College uit,
dat het vrijwilligerswerk fantastisch vindt, maar dat vooraf overwegen van
de effecten te veel moeite is. Dit komt neer op een weigering vooraf de
juridisch vereiste zorgvuldigheid bij wijziging of beëindiging van subsidie
te betonen. Het gemeentebestuur ontmoet de Ä voormalige Ä
subsidieontvangers in zo'n geval in een AROB-procedure. Dat kost geld. Ik
vind dat hier een ander preadvies op zijn plaats is.
   Bij het lezen van het preadvies op het voorstel nr. 68 van de heer
Platvoet inzake De Waag krijg ik de indruk, dat het College mijn
kwalificatie "jede Konsequenz f hrt zum Teufel" in een eerder debat wel erg
letterlijk neemt en iedere consequentheid mijdt. Is het niet duidelijk de
strekking van dit voorstel
dat deze kip, die nu op een sluitende exploitatie broedt, het perspectief
op een doodgeboren kuikentje geboden wordt? Hoe kan het College nu
geloofwaardig blijven wanneer het zegt, die sluitende exploitatie als
noodzakelijk voor te staan en het tegelijk dit voorstel positief
preadviseert?
      (De heer PLATVOET: Ik hoor u niet over het monumentale aspect van het
      unieke poortgebouw in Amsterdam, waarop dit voorstel vooral gericht
      is. Ik raad u aan, de overweging nog eens te lezen.)
   Dan had u het verhaal over de subsidie er niet doorheen moeten vlechten.
Uw voorstel is dus niet in hoofdzaak op het monumentale aspect gericht. U
probeert op deze manier het beleid van die "broedende kip" onmogelijk te
maken.
   Uit het preadvies op het voorstel nr. 75 van de heer Molleman inzake een
beleidsvisie voor het werkprogramma van de Dienst Ruimtelijke Ordening kan
ik eigenlijk niet begrijpen wat het College bezielt. Het voorstel vraagt
het College, een meer speciaal op de uitvoering van het ruimtelijk beleid
gerichte visie ten grondslag te leggen aan het werkprogramma van de dienst.
Dat is toch geen overbodige luxe? Is het College niet een beetje Ä als
mevr. Wildekamp het mij toestaat Ä op zijn pikje getrapt door dit voorstel?
Wil de heer Molleman soms iets waar het College tegen is?
      (De VOORZITTER: Het is dat u een verkleinwoord gebruikt, anders zou
      ik dit woord uit het verslag moeten schrappen.)
   In zijn voorstel nr. 78 inzake een strategie tegen de toename van het
aantal zwarte scholen stelt de heer Spit vast, dat dit punt in de
begrotingsmissive niet al te veel aandacht krijgt. Het College ontkent in
zijn preadvies verontwaardigd dat het er geen aandacht voor heeft en
spreekt uit, dat het dit voorstel overbodig vindt. Mijn fractie is van
mening, dat het begrip "kwaliteit van scholen" waar het College in het
preadvies alles op werpt niet de kern van het probleem van de zwarte en
witte scholen is. Wij vinden dat het College hiermee anders moet omgaan,
ook met hulp van mensen van buiten het gemeentelijk apparaat. Dat is geen
overbodige vraag.
      (Mevr. VAN DER STOEL: De VVD-fractie was verrast over uw voorstel,
      omdat daarin de suggestie wordt gewekt dat de Raad en het College aan
      dit vraagstuk geen aandacht zouden besteden.)
   In het voorstel staat, dat er in de begrotingsmissive geen aandacht aan
is besteed. Wij weten allemaal, dat dit onderwerp hier met enige regelmaat
in discussie is. De behandeling van de gemeentebegroting is dan toch het
moment om over dit onderwerp een suggestie te doen voor een complementaire
aanpak? Uit het voorstel moet u geen kritiek lezen op positieve elementen
van het gevoerde beleid, maar veeleer de suggestie, dat beleid nog
positiever te maken. Dat kan misschien door niet alleen te letten op
kwaliteitsaspecten maar ook op emotionele of Ä voorzover zij aan de orde
zijn Ä puur racistische argumenten.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Zelfs daarin kan de VVD-fractie nog met u
      meedenken. U vraagt nu echter om weer een onderzoek, terwijl er al
      verscheidene notities zijn samengesteld door het College die ook zijn
      geaccepteerd door de Raad en terwijl er in de commissie regelmatig
      voortgangsrapportage plaatsvindt. Wat draagt zulk onderzoek nu bij
      aan het doel waarover wij het met elkaar eens zijn?)
   Het probleem is, dat de bestaande notities aan het zojuist door mij
genoemde aspect geen aandacht besteden, omdat zij volledig gefixeerd zijn
op de kwaliteitsaspecten. Dat is weliswaar heel belangrijk, maar het is,
helaas, zeer bepaald, niet de enige oorzaak van het fenomeen van de zwarte
en witte scholen.
Ik geef het College dringend in overweging, het voorstel vanuit deze optiek
nog eens te bezien.
   In het preadvies op het voorstel nr. 123 van de heer Molleman inzake een
recreatieschap voor het Amsterdamse Bos zegt het College, dat wij niet
vooruit moeten lopen op de totstandkoming van het Regionaal Orgaan
Amsterdam (ROA). Recreatie is toch een stadsdeelraadsfunctie? De
argumentatie in het preadvies deugt niet.
   De heer Molleman signaleert in zijn voorstel nr. 136 inzake het weren
van zwaar vrachtverkeer uit de binnenstad de schade die wegen, riolen en
kademuren ondervinden van het zware vrachtverkeer. Hij vraagt om onderzoek.
In het preadvies staat dat in de binnenstad alleen maar
bestemmingsvrachtverkeer plaatsvindt en dat het doorgaande zware verkeer de
binnenstad mijdt. Daar ben ik het natuurlijk mee eens. Wat wordt er in het
preadvies echter opgemerkt over het zware bestemmingsvrachtverkeer? Niets.
Zweeft dat verkeer door de stad zonder schade aan te richten? Het CDA wil
daar iets aan doen. De tweede verdedigingslinie van het College in het
preadvies op dit voorstel is het referendum. Als dat men zich in een
referendum zou uitspreken voor een autoluwe binnenstad, zou dit ook voor
zwaar vrachtverkeer gelden. Stel dat de Amsterdammer in het referendum zou
uitspreken dat hij het eens is met het huidige beleid of dat er geen
opkomst is, wat moet er dan gebeuren? Zou datgene waarom in dit voorstel
wordt gevraagd dan niet mogelijk zijn?
   De heer Bouma vraagt in zijn voorstel nr. 113 inzake de knelpunten van
een budgettair neutraal parkeerbeleid om een notitie over de uitvoering van
het programakkoord, dat overigens is geschreven toen een aantal feiten
waarmee wij nu te maken hebben zich nog niet had voorgedaan. Het College
zegt hierop: "hoeft niet, want wij hebben al een akkoord". Die houding doet
denken aan de uitlating "ik heb al een boek". Het CDA is zeer benieuwd naar
de financiële en beleidsmatige consequenties van een budgettair neutraal
parkeerbeleid, gegeven recente wettelijke ontwikkelingen als de
fiscalisering. De informatie aan de Raad in dit preadvies dat de
akkoordtekst de gevraagde helderheid biedt is apert onjuist. Daarom moet
het preadvies over. Ook wij zijn geïnteresseerd in de effecten van het
programakkoord.
   In mijn voorstel nr. 147 inzake de renovatie van de brandweerkazerne aan
het Haarlemmerplein heb ik de bescheiden vraag gesteld, of de feitelijke
bestuurlijke besluitvorming mag worden afgestemd op de discussie over het
dekkingsplan. Het College bedient zich in het preadvies van een vreemde
discussietruc wanneer het zegt, dat het uitkruisen tussen dekkingsplan en
renovatie al heeft plaatsgevonden. Dat zal best zo zijn, maar dat was de
vraag niet; die was erop gericht, deze afweging ook bij de bestuurlijke
besluitvorming over de renovatie mogelijk te maken. Die besluitvorming
vindt hier in de Raad plaats. Dat is nog niet gebeurd. Het voorstel is
derhalve niet overbodig en het preadvies faalt dus.
   De heer J. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Inzake de Stichting Lawine
hebben mevr. Oedayraj Singh Varma onder nr. 38 en mijn collega mevr.
Weltevreden onder nr. 42 financiële voorstellen gedaan. Het betreft hier
een bedrag van niet meer dan fl 7400. Ons voorstel komt erop neer, dit
bedrag nu al te betrekken bij het activiteitenbudget van fl 350.000 voor
sociale vernieuwing dat nog beschikbaar is in de portefeuille
Maatschappelijke en Gezondheidszorg.
   Hetzelfde had mevr. Weltevreden voorgesteld inzake de financiering van
de Stichting Welzijn Doven in haar voorstel nr. 39, inzake de Stichting
Slachtofferhulp in haar voorstel nr. 40 en inzake het maatschappelijk
activeringswerk in de regio Amsterdam in haar voorstel nr. 41. Wij vinden
dit uitermate belangrijke zaken. In zijn preadvies stelt het College, dat
het financieel niet juist is, bij stelposten of activiteitenbudgetten nu al
zaken te oormerken die nog in de commissie aan de orde zullen komen. Die
argumentatie accepteren wij. Om die reden dienen wij nieuwe voorstellen in
voor de nrs. 40 en 41. Wij hebben ons eraan gestoord, dat het College in
dit geval niet zijn preadvies heeft aangepast, zoals het bij andere,
vergelijkbare voorstellen heeft gedaan.
      (Wethouder mevr. WILDEKAMP: Als u vergelijkingen maakt, moet u wel
      zeggen waarmee u dan vergelijkt. Anders is het voor het College niet
      te volgen.)
   Die argumentatie is ook aan de orde bij het voorstel nr. 59 van mevr.
Agtsteribbe inzake woongroepen voor allochtone ouderen. In de commissie
heeft de wethouder gezegd, dat hier drie criteria voor zijn. Wij vinden dat
dit nieuwe activiteiten zijn, die uit dit budget moeten kunnen worden
gefinancierd, en dat het College alsnog in de commissie met voorstellen
moet komen voor de besteding van het bedrag van fl 350.000, evenals dat bij
dit voorstel van mevr. Agtsteribbe het geval is. Op basis van andere
potentiële prioriteiten en zinnige initiatieven moeten wij naar ons oordeel
vervolgens een afweging kunnen maken. Wat ons betreft is hierbij niet aan
de orde dat profijtonderzoeken onder deze categorie vallen, omdat wij
vinden dat er vanuit het bestaande budget een afweging moet worden gemaakt
Ä oud voor nieuw beleid of nieuw voor oud beleid Ä maar dat dit niet uit
die fl 350.000 moet komen. Over de genoemde zes preadviezen en het preadvies
op het voorstel nr. 43 van mevr. Oedayraj Singh Varma inzake het Steunpunt
Thuiswerk wijken wij dan ook af van de mening van het College.
   Als fractie kunnen wij ook niet akkoord gaan met de negatieve
preadvisering op twee voorstellen van mevr. Van der Stoel in de
portefeuille Co"rdinatie Vrouwenemancipatie. Ik doel op voorstel nr. 54
inzake het budget voor vrouwenemancipatie en op voorstel nr. 55 inzake de
arbeidsvoorziening voor vrouwen en het Steunpunt Eigen Werk.
   Over de stimulering van de participatie van allochtone ouders hebben de
heer Spit onder nr. 79 en de heer Hulsman onder nr. 82 beiden een voorstel
ingediend. Wij vinden deze zaak dusdanig belangrijk, dat wij ons voorstel
nr. 79 intrekken ten gunste van het voorstel van de heer Hulsman, dat wij
dan ook zullen steunen.
   Het College heeft gepreadviseerd, het voorstel nr. 97 van mevr. Spier
inzake internationale activiteiten van Felix Meritis te wijzigen. Mede
namens onze fractie zal mevr. Spier een gewijzigd voorstel indienen. Ten
gunste daarvan trekken wij het voorstel nr. 101 van de heer Bruins Slot
inzake Felix Meritis in.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Ik begrijp dat dit ook een bindende afspraak
      is.)
   Dit is een afspraak over een gezamenlijk ingediend voorstel dat wij als
fractie zullen ondersteunen.
      (De heer HOUTERMAN: Gisteravond wist ik dat nog niet.)
   Nee, ik ook niet. Dit is echter wel iets anders dan vooroverleg over
nagenoeg alle voorstellen en over het stemgedrag.
   Het beleidsvoorstel van de heer Platvoet onder nr. 73 inzake de
vernieuwbouw van het Ajaxstadion als alternatief voor Strandvliet is
positief gepreadviseerd. Dat vinden wij toneelspel voor de tribune, omdat
dit een onzinvariant is die uitvoerig in de commissie is besproken en
waarvan de wethouder meerdere
malen heeft gezegd dat erover zal worden gerapporteerd. Wij adviseren de
heer Platvoet dan ook, zijn voorstel, waarmee wij het inhoudelijk niet eens
zijn, in te trekken. Vanochtend stond in Trouw een uitvoerig artikel,
waarvan onze betrouwbare bronnen de inhoud alleen maar kunnen bevestigen,
waaruit blijkt dat er veel meer informatie voorhanden is dan tot nu toe
steeds aan de commissie ten dienste is gesteld.
      (De heer PLATVOET: Het is uw kwalificatie dat dit een onzinvoorstel
      is. Het gaat, ook in het belang van Ajax, natuurlijk om snelle
      besluitvorming. Wij vinden dat het goed is, alternatieven die
      eventueel bestaan daarbij te betrekken. Dat is de strekking van het
      voorstel. Wij vinden dit geen onzin, maar in deze fase, gezien de
      ontwikkelingen, heel verstandig. In het voorstel wordt niet
      uitgesproken, nu voor de variant in de Watergraafsmeer te kiezen.)
   Het voorstel vraagt expliciet om het uitwerken van ‚‚n variant.
      (De heer PLATVOET: U weet dat die variant, die al is uitgewerkt door
      Ajax zelf, tot nu toe in een la is blijven liggen. Dat vind ik niet
      verantwoord.)
   Inderdaad, dus moet er geen onderzoek naar plaatsvinden. U zou ons aan
uw zijde hebben gevonden als u had gevraagd om openbaarheid op korte
termijn over alle relevante beschikbare gegevens. Wat ons betreft gaat het
om de uitwerking van meerdere varianten met een eenduidige optiek, namelijk
terug te keren tot een oude variant van voor de opschuiving in de richting
van de gemeente Ouder-Amstel. De inzet van de gemeente is, dat wij op
Strandvliet uitkomen. Uw inzet verschilt daar wellicht van. Ik geef slechts
aan, waarin de CDA-fractie afwijkt van het preadvies van het College en wat
ons stemgedrag zal zijn.
   Wat mijn financiële voorstel nr. 74 inzake de verdeling van de
posterioriteit van het Gemeentelijk Woningbedrijf betreft daag ik de
wethouder en de andere fracties uit tot een inhoudelijke reactie. In de
commissie is hierover al het nodige gezegd. In zijn preadvies hanteert het
College een argument dat het verder nergens hanteert, namelijk dat het geld
nu wel zal worden geblokkeerd bij het Gemeentelijk Woningbedrijf om bij de
behandeling van de Voorjaarsnota alsnog tot een afweging van het voorstel
te kunnen komen. De wethouder voor het Gemeentelijk Woningbedrijf heeft
daarentegen ook in de commissie gezegd, dat de reserve van dit bedrijf
tussen de 50 en 60 miljoen gulden bedraagt, rekening houdend met een aantal
onvoorziene tegenvallers, inclusief Oostzaan en dergelijke. Het klopt dan
ook niet dat er onvoldoende reserves zouden zijn. In het programakkoord
staat, dat er in deze periode ten minste 2 miljoen gulden zal worden
bezuinigd. Het CAM-rapport geeft goede argumenten op grond waarvan de
jaarlijkse dotatie van circa 5 miljoen gulden uit de algemene middelen aan
het Gemeentelijk Woningbedrijf versneld kan worden verminderd. Wij hebben
de Raad op dit punt een zeer evenwichtig voorstel gedaan. Wij verzoeken het
College, zijn preadvisering te heroverwegen. Het door de Raad ondersteunde
voorstel-Platvoet, dat er nog een onderzoek zal worden gehouden naar de
reserveposities van het bedrijf, is in dezen geen doekje voor het bloeden.
Wij kennen de financieel gezonde positie van het Gemeentelijk
Woningbedrijf. Ik nodig de andere fracties uit, hierop in te gaan, zoals
zij in de Commissie voor Stadsvernieuwing enz. hebben aangekondigd.
   Het College preadviseert op het voorstel nr. 122 van de heer Molleman
inzake de interne milieuzorg bij de Dienst Stedelijk Beheer en de polder
Meerzicht, dat
eerst het Geuzenbos verder moet worden aangepakt waar een natuurlijke
calamiteit heeft plaatsgevonden. Wij vinden dat herplanting daar ook later
nog wel kan plaatsvinden. De twee voorgestelde zaken vinden wij urgenter en
van een hogere prioriteit dan herplanting van het Geuzenbos.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: U weet toch, dat het Geuzenbos intussen
      ook wordt bedreigd door plannen voor een grofvuilstort? Ook al om die
      reden is het belangrijk dat er zo snel mogelijk bomen worden geplant
      om het Geuzenbos te vrijwaren van dat soort aanslagen.)
   Ik weet dat dit een extra reden kan zijn om het nu niet te doen.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: U ziet er dus liever een stortplaats voor
      grof vuil komen?)
   Ik weet ook, dat er overleg plaatsvindt tussen de gemeenten
Haarlemmerliede en Spaarnwoude en de gemeente Amsterdam over dat gebied en
over de grofvuilstort. Met het oog op de tijd spreek ik u aan op de andere,
zeer milieuvriendelijke zaken die in het voorstel worden verwoord.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Dat vind ik zeer sympathiek van u, maar
      dat hoeft u niet te dekken uit een bos dat toch al zwaar bedreigd
      wordt.)
   Ik weet dat het Geuzenbos een van uw baby's is, door de Raad
ondersteund. De milieusituatie in de polder Meerzicht en de interne
milieuzorg bij de Dienst Stedelijk Beheer zijn voor ons op dit moment
echter van een hogere orde dan het preadvies daarop van het College.
   Het College wacht een gewijzigd voorstel nr. 132 van de heer Holvast af
inzake het instellen van een milieupremie. Dit heeft betrekking op de
stopzetting van de herprofilering van de Prins Hendrikkade. Wat ons betreft
mag van uitstel geen afstel komen. Als wij nu akkoord gaan met uitstel met
een jaar mag dit niet betekenen dat van de herprofilering wordt afgezien.
   De heer Molleman heeft onder nr. 133 een voorstel ingediend inzake de
relatie tussen de ruimtelijke ordening en het milieu enerzijds en het
verkeer en het milieu anderzijds. Wij kunnen echt niet leven met het
preadvies van het College. Er is 2,5 miljoen gulden uitgetrokken voor de
invoering van de gescheiden inzameling van GFT-afval en voor de reclame
dienaangaande. Daarvan kan de gevraagde fl 200.000 best af. Andere fracties
en het College zou de relatie tussen ruimtelijke ordening en het milieu
meer ter harte moeten gaan.
   Wat het voorstel nr. 141 van de heer Molleman inzake verkeersmaatregelen
voor de Prinsengracht betreft zijn wij het niet eens met de argumentatie
van het College. Mede namens andere fracties zullen wij een gewijzigd
voorstel indienen.
   De kwalificatie van een financieel-technisch ondeugdelijke dekking in
het voorstel nr. 154 van mevr. De Waart inzake het Saskiahuis en de
dierenasiels vinden wij terecht. De door haar voorgestelde financiering,
die neerkomt op doorbelasting aan de hoofdafdeling Algemeen Bestuurlijke en
Juridische Zaken van de kosten van de Gemeentepolitie, is wat ons betreft
echter ook financieel-technisch ondeugdelijk.
   Wij zijn het niet eens met het preadvies op het voorstel nr. 55 van
mevr. Tanja inzake het beheersproject metrostation Nieuwmarkt. Wij zullen
dit voorstel ondersteunen. Het reserveren van verder niet benoemde gelden
voor de veiligheid in Amsterdam in het kader van de sociale vernieuwing
vinden wij volkomen correct.

   De voorstellen nrs. 40, 41, 79, 101 en 141, ingetrokken zijnde, maken
geen onderwerp van behandeling meer uit

   De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:

18ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden mevr. Weltevreden-van
den Bos en Bruins Slot inzake de Stichting Slachtofferhulp (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 202, blz. 412).

19ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden mevr. Weltevreden-van
den Bos en Bruins Slot inzake de incidentele prioriteit sociale vernieuwing
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 203, blz. 413).

20ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Molleman, Van der Laan
en Oranje inzake de herprofilering van de Prins Hendrikade enz.
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 204, blz. 415).

21ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden mevr. Weltevreden-van
den Bos en Bruins Slot inzake de subsidie-aanvraag Maatschappelijk
Activeringswerk in de Amsterdamse Regio (Gemeenteblad afd. 1, nr. 205, blz.
416).

   De voorstellen worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   Mevr. DE WAART-BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. De nieuwe procedure die
wij bij deze begrotingsbehandeling volgen is wat ons betreft een stap in de
goede richting.
   Belangrijk voor ons zijn het voorstel nr. 1074 van mevr. Ter Horst
inzake de veiligheid in de trams, het voorstel nr. 1072 van de heer Van
Hoeve inzake de dak- en thuislozen en de voorstellen van de heer Stadig
inzake het milieu. Het positieve preadvies van het College op mijn voorstel
nr. 153 inzake de dierenasiels nemen wij over.
   Het verschil in preadvisering verbaast ons nogal. Sommige verhalen zijn
heel lang en degelijk; in andere gevallen volstaat het College met ‚‚n
zinnetje. Wij hopen volgend jaar op meer samenhang in de beantwoording.
   De argumenten van het College in het preadvies op het voorstel nr. 26
van de heer Houterman inzake een referendum over wijziging van de
arbeidsvoorwaarden ondersteunen wij. Er is overleg tussen werkgevers en
werknemers. De suggestie dat een referendum democratischer zou zijn dan de
huidige inspraakorganen vinden wij niet juist. Hoe ziet de VVD de wijze
waarop de vakbonden opkomen voor hun leden?
      (Mevr. VAN DER STOEL: Dat doen de vakbonden wat ons betreft prima.
      Daarover verschillen wij niet van mening. Wij constateren alleen, dat
      de vakbonden niet het gemeentelijk personeel als zodanig
      vertegenwoordigen, maar daarover wel met de werkgever onderhandelen.)
   Meer dan de helft van de ambtenaren is lid van de AbvaKabo. Deze bond
kan dan ook uitstekend namens hen onderhandelen. Als het
onderhandelingsresultaat door middel van een referendum onderuit kan worden
gehaald lijkt mij dat geen goede zaak.
      (Mevr. VAN DER STOEL: De negatieve lading die u toekent aan ons
      voorstel vind ik heel spijtig.)
   E‚n positieve opmerking over dit voorstel wil ik nog wel maken. Als de
heer Houterman zou bedoelen dat het gaat om het vergroten van de
betrokkenheid van de medewerkers bij het bedrijf delen wij deze zorg met
hem.
   Wat het voorstel van mevr. Spier onder nr. 45 inzake het
aanstellingsbeleid bij projecten betreft hebben wij geen behoefte aan het
creëren van mogelijkheden om tijdelijke aanstellingen te bekorten. Wij
willen de onzekerheid voor de betrokkenen niet vergroten. Wij zijn het dan
ook niet eens met het preadvies van het College.
   De CDA-fractie heeft zich heel kritisch uitgelaten over het voorstel nr.
68 van de heer Platvoet inzake De Waag. Wij delen deze kritiek niet. Wij
vinden het voorstel een open deur, omdat het aansluit bij het beleid dat is
besproken in de commissie. De waarde van het gebouw is ook benadrukt door
mevr. Agtsteribbe. Het voorstel beschouwen wij dus als een onderstreping
van het beleid, niet als een nieuwe visie. Wij vinden het keurig van het
College, dat het dit voorstel wil honoreren.
      (De heer BRUINS SLOT: Hoe is het mogelijk dat u dit voorstel, waarin
      van de Raad wordt gevraagd bij voorbaat een subsidie in de
      exploitatietekorten toe te kennen, positief beoordeelt?)
   Dan moet u het preadvies beter lezen.
      (De heer PLATVOET: Dit staat er inderdaad niet in. U kunt Groen Links
      regelmatig betrappen op nieuwe visies, maar in dit geval is het juist
      een zeer historische visie.)
   Hetzelfde gevoel hebben wij over het voorstel nr. 73 van de heer
Platvoet inzake vernieuwbouw van het Ajaxstadion. Wij vinden het
merkwaardig, dat juist de fractie van Groen Links dit voorstel heeft
ingediend, omdat deze fractie zich achter sloop van het Olympisch Stadion
heeft gesteld. Hoe de heer Platvoet de sloop van het stadion en het
onderzoeken van de optie Watergrafsmeer met elkaar kan rijmen, terwijl dit
niet in een week kan worden gerealiseerd, ontgaat ons.
      (De heer PLATVOET: Het voorstel gaat over het Ajaxstadion, niet over
      het Olympisch Stadion.)
   Dit is een van de opties.
      (De heer PLATVOET: In ons decemberdebat hebben wij dit nu juist
      bestreden. Juist om te vermijden dat alles achter elkaar aan de orde
      komt waardoor een enorm tijdverlies zou optreden, vinden wij dat
      alternatieven gelijktijdig in de beschouwingen moeten worden
betrokken. Dat is de essentie van het voorstel. Dat is het College
      gelukkig met ons eens.)
   De heer Houterman doet onder nr. 108 het voorstel, de interesse onder de
werknemers van de NV Schoonmaakbedrijf Gemeente Amsterdam voor de koop van
aandelen te onderzoeken. Het is ons een raadsel, dat het College hiermee
akkoord gaat. Om te beginnen wordt men bij bezit van aandelen btw- en
vennootschapsbelastingplichtig, waardoor men een hoop kosten moet gaan
maken. Verder vragen wij ons af, of het de bedoeling van de VVD is dat het
schoonmaakbedrijf commercieel wordt. Ten slotte vinden wij het zorgwekkend
dat uitgerekend dit bedrijf bij de kop wordt genomen, waar men heel veel
reorganisaties achter de rug heeft. Het is eindelijk een goedlopend bedrijf
geworden waar de medewerkers vertrouwen in hebben.
      (Wethouder DE GRAVE: Het SGA is al een NV met commissarissen die
      volledig commercieel op de markt opereert zonder gedwongen
      winkelnering. Het is dus al een commercieel bedrijf.)
   Het gaat om het bezit van de aandelen.
      (Wethouder DE GRAVE: Daarmee is het niet niet-commercieel.)
   Het bedrijf is bezit van de gemeente. De heer Houterman suggereerde iets
heel anders. Ik zal het op prijs stellen als de wethouder voor de Staf- en
steundiensten zijn visie wil geven op de situatie in het licht van de
geweldige reorganisaties van de afgelopen jaren. Wat ons betreft zijn de
Amsterdamse diensten en bedrijven behoorlijk doelmatiger geworden. De VVD
heeft weinig aandacht voor wat er al is gebeurd.
   Wat ons voorstel nr. 125 inzake de basistaken in het kaderplan van
aanpak NMP betreft merk ik op, dat ik er trots op ben dat ons raadslid de
heer Stadig drie weken na zijn aantreden al met belangrijke voorstellen op
milieugebied komt.
   Het voorstel nr. 127 van mevr. De Jong inzake de regelgeving voor
reparaties van riolen zullen wij niet steunen, omdat wij een verhoging van
de gemeentelijke tarieven niet verstandig vinden.
   Het voorstel nr. 152 van mevr. Tanja inzake een ontmoetingsruimte voor
prostitu‚es vinden wij heel sympathiek. Toch volgen wij de mening van het
College, dat deze doelgroep zelf met initiatieven moet komen om een
dergelijke opvang te organiseren.
   Het voorstel nr. 136 van de heer Molleman inzake het weren van zwaar
vrachtverkeer uit de binnenstad vinden wij uitermate reëel. Wij steunen dit
voorstel dan ook.
   De heer VAN HOEVE: Mijnheer de Voorzitter. Misschien kunnen de
financiële woordvoerders van de akkoordpartijen meeluisteren. Wij zijn er
gisteravond namelijk niet helemaal uitgekomen.
      (De heer J. VAN DUIJN: Het is een unicum dat de akkoordpartners op
      deze manier vooroverleg hebben gehad over voorstellen!)
   Nee, maar gelukkig zat ik in de vorige raadsperiode ook in de Raad. Ook
toen kwamen de woordvoerders van de akkoordpartijen bij elkaar aan de
vooravond van de begrotingsbehandeling, waarvan wij in dat overleg precies
de uitkomst afspraken. Dat verdedigden wij toen onder verwijzing naar de
bestuurskracht. Na de verkiezingen is er een akkoord gekomen tussen een
aantal partijen, die inderdaad overleg plegen. Het zou gek zijn als het
niet zo was. Wij kennen nu de uitkomst echter niet. Dat is het verschil.
   Aan het adres van de wethouder voor Financiën spreek ik mijn ergernis
uit over de eigenwijsheid van zijn afdeling, die de raadsleden uren kost.
Wat het opnieuw nummeren van voorstellen betreft hadden wij afgesproken,
dat wij de volgorde van indiening zouden volgen en dat het preadvies er
netjes onder zou komen.
   Aan de andere kant dank ik de wethouder voor Financiën voor de
redelijkheid die hij tegenover de Raad heeft opgebracht om bij een aantal
belangrijke voorstellen niet strikt de formele spelregels voorop te
stellen, maar ook de reële situatie te bekijken en uitzonderingen mogelijk
te maken.
   Waarom is hij dan toch zo streng geweest ten aanzien van een voor de
PvdA zo belangrijk voorstel als dat inzake de conducteurs op de tram? In de
algemene beschouwingen is dit punt door alle partijen uitgeroepen tot een
top-prioriteit voor Amsterdam. Als wij er niet in slagen het openbaar
vervoer veilig te maken,
waardoor meer mensen er gebruik van maken, falen wij als gemeentebestuur.
Natuurlijk zijn wij vatbaar voor het tegenargument dat de financiering van
het openbaar vervoer een zaak is van de rijksoverheid en dat er dus eerst
overleg nodig is met het rijk, dat de financiering naar verwachting zal
overnemen. De wethouder zegt daarvan, dat wij nooit en te nimmer bij hem
moeten aankomen voor enig geld om dit probleem op te lossen. Dat staat in
geen verhouding tot de urgentie die deze Gemeenteraad voelt. De slotzin van
het herschreven voorstel, namelijk dat hierop bij de suppletoire begroting
eventueel kan worden teruggekomen, heb ik als indiener in elk geval zeer
serieus gemeend.
   Wat het voorstel nr. 66 van de heer Platvoet inzake het Amsterdams
Steunpunt Wonen betreft zullen wij met de indiener een herschreven voorstel
indienen, tenminste als de wethouder voor Volkshuisvesting ons ervan kan
overtuigen dat de suggestie, de experimentenpot te gebruiken voor het uit
de wind houden van het ASW, geen consequenties heeft voor het doel van deze
experimentenpot. Kan de wethouder ons uitleggen, hoe de functie van de
experimentenpot in het grote budget van de Bouw- en Woningdienst zal worden
opgevangen?
      (Wethouder DE GRAVE: Namens het College moet ik dit voorstel
      behandelen. In het preadvies van het College meende ik te hebben
      gelezen dat de behandelend wethouder een andere dekking had gevonden,
      zodat het probleem niet meer aan de orde was.
   Wij kunnen met die dekking akkoord gaan als de mededeling komt, dat de
functie van de experimentenpot kan worden overgenomen door de Bouw- en
Woningdienst.
      (Wethouder DE GRAVE: Ik zal mij daarvan vergewissen en u antwoorden.
   Onze fractie komt met een wijziging op het voorstel nr. 154 van mevr. De
Waart inzake de dierenasiels. Wij volgen het preadvies.
   Wij zijn bereid, mijn voorstel nr. 11 inzake de wijkcentra voor sociale
vernieuwing in te trekken en het weer aan de orde te stellen bij de
verdeling van de sociale-vernieuwingsgelden. Die bereidheid moet dan ook
bij de andere fracties bestaan. Zo niet, dan handhaven wij het voorstel. Ik
verwacht een mededeling hierover van de fracties van D66 en Groen Links.
   Voor de internationale feministische boekenbeurs hebben onze fractie en
die van Groen Links zich ingespannen. Het voorstel nr. 23 vervangen wij
door een gewijzigd voorstel, waarvoor dekking is gevonden in de
kunstbegroting. Wij realiseren ons, dat wij hiermee een suggestie doen voor
een punt waarop ook de Amsterdamse Kunstraad bevoegdheden heeft. Mocht deze
het voorstel afwijzen, dan kan de kwestie hier terugkomen.
   Voor ons voorstel nr. 1072 inzake de dak- en thuislozenzorg volgen wij
het preadvies en dienen wij een wijziging in.
   Het voorstel nr. 153 van mevr. De Waart inzake de dierenasiels ontraadt
het College met kracht. Tegen zoveel geweld kunnen wij niet op. Dit
voorstel zullen wij intrekken.
   Wat het voorstel van de heer Houterman onder nr. 109 inzake de
waterleidinggelden en de schoolbegeleidingsdienst betreft blijft het mijn
fractie bevreemden dat deze greep in de kas van Gemeentewaterleidingen
indertijd door de Raad is gesteund. Ik hoor graag van de heer Houterman,
hoe de bezorgdheid van zijn fractie over de lastendruk van de burgers en de
bedrijven hiermee te rijmen is. Wij spreken nu nog over de besteding van
die gelden voor 1992. Ik
ben dan ook benieuwd, hoe de andere fracties denken over de structurele
besteding.
      (De heer HOUTERMAN: Dit is een schot voor open doel. In het voorstel,
      dat is ondertekend door de fracties van Groen Links, D66 en de VVD,
      staat dat deze besteding vanaf 1993 structureel wordt verwerkt in het
      tarievenbeleid en dat dit voor dit jaar Ä ten bedrage van 2 miljoen
      gulden Ä incidenteel niet gebeurt. Wij geven daarvoor de voorkeur aan
      het ABC en enkele andere zaken.)
   Wij weten dat de VVD-fractie bezig is zich op te maken voor de discussie
over de tarieven. Daarbij gaat het structureel om een bedrag van zo'n 5
miljoen gulden. Incidenteel zit u nu al op de helft van dat bedrag.
      (De heer HOUTERMAN: Daar hoeft u volgend jaar geen rekening mee te
      houden.)
   U wilt deze opbrengst niet betrekken bij die tarievendiscussie.
      (De heer HOUTERMAN: Jawel, structureel. Dat ligt ook vast in het
      voorstel.)
      (De heer CORNELISSEN: Wat is nu het probleem? De Raad heeft
      voorgesteld, dit jaar extra geld op tafel te leggen om een aantal
      problemen op te lossen. Wat is daar nu op tegen?)
   Daar is op tegen dat u en ik te maken hebben met een akkoordpartij die
zich profileert op het beheersbaar houden van tarieven, terwijl deze
miljoenen door diezelfde partij heel gemakkelijk worden ingenomen om
daarmee andere zaken te regelen, die op zichzelf overigens best goed zijn.
      (De heer PLATVOET: Wij zijn al aardig uit de tarievenpolitiek voor
      1992 gekomen. Voor 1993 komen wij echter in de problemen. Dan komt
      dit bedrag ook structureel in zicht.)
      (De heer HOUTERMAN: Uit uw inbreng maak ik op, dat u het de VVD ook
      kwalijk zou nemen als zij stadspas-initiatieven zou steunen.)
   Wij hebben geen enkele moeite met het afwegen van het belang van lage
tarieven en voorzieningen in de stad. Op dat punt komen wij ook terug als
het gaat om bij voorbeeld de veiligheid in de stad tegenover de hoogte van
tarieven.
      (De heer HOUTERMAN: Wij zijn blij, dat u sinds kort ook geld wilt
      uittrekken voor veiligheid. Die beleidswijziging van de PvdA juichen
      wij van harte toe. Dat onderwerp had tot voor kort weinig aandacht
      bij u.)
   U neemt een fors bedrag uit de roulatie.
      (De heer HOUTERMAN: Een bedrag van 2 miljoen gulden.)
      (De heer CORNELISSEN: Deze Raad heeft besloten tot een
      inkomstenverhogende maatregel. Anders zou dit geld niet zijn
      binnengekomen. Vanaf volgend jaar wordt het structureel gebruikt in
      het kader van de tarievenproblematiek. U moet juist blij zijn. Ik
      begrijp niet, waarom u hierbij kanttekeningen plaatst.)
   Ik ben inderdaad blij dat dit volgend jaar bij de tarievenmaatregel
wordt betrokken, maar ik vind dit toch een te fors bedrag om het dit jaar
buiten die discussie te houden. Dat is mijn stelling tegenover de VVD. Van
de andere partijen weet ik, dat zij voortdurend bereid zijn heel
genuanceerd een afweging tussen tarieven en voorzieningen te maken.
      (De heer PLATVOET: U hebt nu ook geen voorstel ingediend om dit geld
      met ingang van 1992 al in te zetten in de tarievenpolitiek. Dan had u
      dat moeten doen.)
   In het eerdere raadsdebat heeft mijn fractie wel degelijk tegen deze
voorstellen gestemd. Het is logisch, dat het raadsbesluit nu wordt
betrokken bij de voorstellen. Dan nog kan ik aan de VVD vragen, wat zij aan
het doen is.
   Wat het andere deel van dit voorstel over de schoolbegeleidingsdienst en
de basiseducatie betreft richt ik mij tot de heer Hulsman. Hem kennen wij
als een groot verdediger van de basiseducatie. Jarenlang moest daar van hem
geld bij. Nu is er geld voor, maar nu is er weer een probleem bij de
schoolbegeleidingsdienst en bij het opvangen van de bezuinigingen daarop
door de deelraden. De heer Hulsman gaat nu net als de oude mijnheer
Piggelmee zandkastelen bouwen. Piggelmee bouwde tien zandkastelen tegelijk.
Als hij meer zand nodig had, haalde hij dit van het vorige kasteel af,
waardoor hij nooit een kasteel af kreeg. De raad van mevr. Piggelmee was,
eerst eens een kasteel af te maken alvorens aan de andere te beginnen. Dat
huwelijk is overigens overeind gebleven.
      (De heer HULSMAN: Ik vind het een mooi beeld. Dat zandkasteel van mij
      staat deze keer toevallig in Den Haag, waar men eindelijk na de
      voortdurende aandrang van deze Raad tot de conclusie is gekomen dat
      er drastisch extra geld voor de basiseducatie moet komen. Dat geld is
      er gekomen; 4 miljoen gulden is een enorm bedrag; ik zou willen dat
 wij het vandaag nog konden omzetten in taalcursussen. Wij moeten er
      nog wel voor zorgen dat wij het geregeld hebben. Er moet een gebouw
      komen met deskundige leerkrachten; er moet een hele organisatie
      worden opgezet. Denkt u dat dit allemaal lukt?)
      (Wethouder mevr. WILDEKAMP: Ik denk aan de investeringsproblemen bij
      het assessment center.)
      (De heer HULSMAN: Precies. Daarvoor hebben wij verleden jaar
      voorgesteld, het bij uitbreiding een schaal te geven die kan worden
      gerealiseerd. Wat blijkt nu? Het assessment center heeft alle bakken
      bij het arbeidsbureau omgekeerd om aan voldoende deskundige
      leerkrachten te komen, maar die zijn er niet meer. Wij hebben nu nog
      4 miljoen gulden te besteden. Wij zullen ons dus moeten inspannen om
      ervoor te zorgen dat dit bedrag wordt uitgegeven. Het doel
      rechtvaardigt een maximale inzet, maar ik geef u op een briefje dat
      het dit jaar niet meer zal lukken.)
   Ik ken van u pleidooien voor de basiseducatie waarin de behoefte in geen
verhouding stond tot de beschikbare middelen. Ik snap dan ook niet, dat u
nu met dit gemak geld wilt weghalen. "Reservering" en "intensivering" zijn
termen die ik eerder van u zou verwachten.
   De voorstellen nrs. 115, 116, 117 en 119 van de heer Van der Laan zullen
conform het preadvies worden aangepast, zij het dat wij bij het voorstel
nr. 119 inzake het Steunpunt Thuiswerk het voorbehoud maken dat wij bereid
zijn tot subsidieverlening als er ook een andere subsidiënt is gevonden. Ik
verneem graag of dit het geval is. Zo niet, dan zullen wij dit voorstel
moeten intrekken.
   Ik kom bij het voorstel nr. 74 van de heer J. van Duijn inzake de
verdeling van de posterioriteit voor het Gemeentelijk Woningbedrijf. Wat
moet ik mij voorstellen bij de passage dat "de besteding van de thans
geraamde bedragen wordt geblokkeerd"? Is dit tegenover een van de grote
gemeentelijke diensten een verstandige manier van besturen op afstand? Er
staat nu een bedrag op de begroting van het Gemeentelijk Woningbedrijf, dat
echter niet mag worden besteed. Dat betekent, dat de voorbereiding van
onderhoudsprojecten stilligt.
      (De heer J. VAN DUIJN: Is dit nu nog steeds niet duidelijk? Het gaat
      om een verhoging van de algemene reserves die al meer dan 50 miljoen
      gulden bedragen, niet om activiteiten.)
   Is het u nog steeds niet duidelijk, dat het Gemeentelijk Woningbedrijf
eindelijk uit de problemen is en dat wij het daarom verantwoord achten de
bijdrage aan dit bedrijf in een zekere rust gefaseerd af te bouwen, omdat
wij die reserve van het Woningbedrijf zeer verdedigbaar vinden?
      (De heer J. VAN DUIJN: Dan gaat het dus niet om activiteiten of om
      bestedingen. De wethouder heeft zelf gezegd, dat met alle onvoorziene
      calamiteiten al rekening is gehouden en dat de financiële positie van
      het Woningbedrijf zeer gezond is.)
      (Wethouder GENET: Dat is juist, zeker in vergelijking met andere
      woningbedrijven in het land. Het gaat hier om 35.000 woningen,
      terwijl de meeste corporaties zo'n 6000 tot 7000 woningen beheren.
      Het Gemeentelijk Woningbedrijf zou een algemene bedrijfsreverve van
      ver boven de 200 miljoen gulden moeten hebben, inclusief een aantal
      risico's. Wij moeten dit dus wel in de juiste proporties zien.)
   Het lijkt mij op dit moment verstandiger, te zeggen dat de discussie
over de gefaseerde afbouw van de gemeentelijke bijdrage volgend jaar, bij
de behandeling van de begroting voor 1993, zal terugkeren in de Raad. Ik
ben voorstander van duidelijkheid over het budget voor het Gemeentelijk
Woningbedrijf, opdat er plannen kunnen worden gemaakt. Als de wethouder
voor Volkshuisvesting een dringende reden heeft om deze blokkering in het
preadvies overeind te houden, kan hij mij misschien overtuigen.
   Voorstel nr. 150 van mevr. De Waart inzake Ampro en voorstel nr. 58 van
mevr. Agtsteribbe inzake een Chinees-sprekende sociaal raadsman zullen wij
intrekken.
   Wat voorstel nr. 59 van mevr. Agtsteribbe inzake woongroepen voor
allochtone ouderen betreft hebben wij begrepen, dat er bij een aantal
fracties bedenkingen zijn. Onze fractie zegt, zij het voorzichtig, ja tegen
dit voorstel, omdat een rigide spreiding van verschillende
bevolkingsgroepen ons niet zint. Natuurlijk zijn wij bij de bouw van nieuwe
wijken de kampioen van sociale woningbouw in combinatie met duurdere
woningbouw. Natuurlijk lopen wij voorop tegen volledig zwarte en volledig
blanke wijken. Integratie is terecht weer een begrip geworden in het
allochtonenbeleid, maar mensen moeten zich in hun eigen huis ook op hun
gemak kunnen voelen. In dit kader vroeg mevr. De Waart zich bij de algemene
beschouwingen al af, of wij bij herhuisvesting niet eens moeten onderzoeken
of wij oudere mensen die geïsoleerd wonen tussen jonge gezinnen en mensen
van buiten Amsterdam geen woning bij elkaar in de buurt kunnen aanbieden,
zodat in hun behoefte aan sociaal contact wordt voorzien. Dat geldt naar
ons oordeel ook voor allochtone ouderen. Naarmate mensen minder mobiel
worden, is het contact met gelijkgestemden belangrijker. Daaraan moet de
gemeente ook meewerken door de herhuisvestingsregels en de opvattingen over
spreiding en integratie daaraan aan te passen.
   Voorstel nr. 80 van de heer Balai over Technica 10 zullen wij vervangen.
   Over voorstel nr. 47 van mevr. Clerx inzake het Steunpunt Eigen Werk wil
ik graag iets horen van het College. Om formeel-financiële redenen wordt
van dit voorstel gezegd dat het de begroting voor 1993 betreft. Wat is erop
tegen, een beleidsintentie vast te leggen over die begroting? Het bevreemdt
ons, dat de wethouder in de Commissie voor Maatschappelijke en
Gezondheidszorg enz.
heeft gezegd geen moeite met dit voorstel te hebben, terwijl het nu wordt
ontraden.
   Hetzelfde geldt voor voorstel nr. 56 van mevr. Agtsteribbe inzake
projecten voor ex-gedetineerden. Het daarin opgenomen onderscheid tussen
reclasserings- en voorlichtingstaken vormde in de commissie geen probleem
voor het College, terwijl het het voorstel nu ontraadt.
   Het onderwerp vrouwen in de bijstand is in de Commissie voor
Maatschappelijke en Gezondheidszorg enz. eveneens aan de orde geweest. Door
een omissie van mij is hierover geen voorstel ingediend. Ik vraag de Raad
om clementie en dien hierover alsnog een voorstel in.

   De voorstellen nrs. 11, 23, 58, 80, 115, 116, 117, 119, 146, 150, 153 en
154 en nr. 1072 van 1990, ingetrokken zijnde, maken geen onderwerp van
behandeling meer uit.

   De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen

22ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van Hoeve, mevr.
Grewel en Hulsman inzake de Internationale Feministische Boekenbeurs
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 206, blz. 417).

23ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van Hoeve, Van der
Laan en Balai inzake het toekennen van een subsidie aan Technica 10
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 207, blz. 418).

24ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van der Laan en Stadig
om fl 60.000 toe te kennen aan de Echte Nederlandse Fietsersbond (ENFB) voor
het aantrekken van een projectmedewerker (Gemeenteblad afd. 1, nr. 208,
blz. 418).

25ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van Hoeve, Van der
Laan en Oranje om fl 35.000 beschikbaar te stellen voor het laten verrichten
van een onderzoek naar en het ontwikkelen van het handhavingsbeleid bij
tramhaltes (Gemeenteblad afd. 1, nr. 209, blz. 420).

26ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van Hoeve, Van der
Laan en Stadig om fl 60.000 beschikbaar te stellen ten behoeve van een
onderzoek naar de vorming van een beheersorganisatie voor de openbare
ruimte (Gemeenteblad afd. 1, nr. 210, blz. 421).

27ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van der Laan en mevr.
Clerx om fl 65.000 beschikbaar te stellen voor het Steunpunt Thuiswerk
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 211, blz. 422).

28ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van Hoeve, mevr.
Agtsteribbe en Platvoet inzake verschuiving van de posterioriteit van
fl 100.000 op de subsidie aan het Amsterdams Steunpunt Wonen (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 212, blz. 423).

29ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van Hoeve, mevr. De
Waart-Bakker en mevr. Grewel inzake de toekenning van een incidenteel
subsidie aan de dierenasiels (Gemeenteblad afd. 1, nr. 213, blz. 424).

30ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van Hoeve en mevr. De
Waart-Bakker inzake uitbreiding van de zorg aan dak- en thuislozen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 214, blz. 425).

31ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Van Hoeve, Van der
Laan en mevr. Clerx om een bedrag van fl 14.000 beschikbaar te stellen voor
de organisatie Vrouwen in de Bijstand (Gemeenteblad afd. 1, nr. 215, blz.
425).

   De voorstellen worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. De laatste tijd heeft
de vreemdelingenhaat zich in zijn ware, walgelijke gedaante getoond, nu
weer met een aanslag op een Turkse gebedsruimte in Osdorp. Wij vinden dit
mensonterend en beschouwen het als een aanslag op het nieuwe Amsterdam als
multiculturele stad. GrAs hoopt, dat de Politie de daders in alle gevallen
snel zal weten te pakken. Terecht hebben de migrantenorganisaties
opgeroepen tot demonstraties tegen dit racistisch geweld. Het is een reden
temeer voor mijn fractie, in principe alle voorstellen te steunen die de
positie van de allochtonen in deze stad versterken en hun integratie,
werkgelegenheid, huisvesting en onderwijs bevorderen. Wij denken daarbij
aan voorstel nr. 49 van mevr. Agtsteribbe inzake het Marokkaanse
vrouwenwerk; aan voorstel nr. 59 van dezelfde indienster inzake woongroepen
voor allochtone ouderen; aan de voorstellen van de heer Hulsman onder nr.
51 inzake de problematiek van de allochtone jongeren, onder nr. 21 inzake
positieve actie en onder nr. 22 inzake etnisch ondernemerschap; aan
voorstel nr. 85 van mevr. Van der Giessen inzake een scholengids voor
migrantenouders en aan voorstel nr. 76 van mevr. Karaman inzake
antiracisme-activiteiten. Ook voorstel nr. 77 van mevr. Vonhoff inzake een
eenmalige subsidie voor Radio Fantasia vinden wij sympathiek.
   Ik vestig er nog eens de aandacht op, dat wij niet voor deze begroting
hebben gestemd, dus ook niet voor zoiets als de Piet Hein-tunnel of andere
dure autovoorzieningen. Daarom denken wij in een aantal gevallen anders
over de financiële dekking van voorstellen dan het College.
   Wij brengen zelf graag een voorstel in stemming over islamitische
winkels. Wij vinden dat de mogelijkheid moet bestaan dat islamitische
winkels op zondag geopend zijn, omdat zij daarmee recht doen aan hun eigen
cultuur en omdat dit ook bevorderlijk kan zijn voor de integratie, vanwege
de aanloop van niet-islamitische klanten. De mogelijkheid hiertoe bestaat
al in Amsterdam. Weinig islamitische winkels maken van deze mogelijkheid
gebruik, omdat zij eenvoudigweg niet op de hoogte zijn van deze regeling.
Wij stellen daarom voor, dat de gemeente de openstelling op zondag
bevordert door deze winkeliers goed op de hoogte te brengen van deze
mogelijkheid.
      (De heer HOFMAN: Dat is toch concurrentievervalsing?)
   Nee, dat is het niet, omdat deze winkels dan op vrijdag gesloten moeten
zijn.
   Voorstel nr. 26 van de heer Houterman om een referendum te houden onder
het gemeentepersoneel over de wijziging van arbeidsvoorwaarden vinden wij
in
principe niet onsympathiek, omdat wij voorstander zijn van een referendum.
Het wordt echter iets anders wanneer gemeentepersoneel zich via een
referendum moet uitspreken over zijn eigen financiële omstandigheden. Ik
vestig er de aandacht op, dat de commissie-Biesheuvel in 1984 een dergelijk
referendum heeft ontraden.
   Over het milieu zijn niet al te veel voorstellen ingediend. Voorstel nr.
208 van de heer Van der Laan inzake een projectmedewerker voor de ENFB en
de voorstellen nrs. 126 en 131 van de heer Stadig en de heer Holvast inzake
een bureauco"rdinator voor het Milieucentrum Amsterdam zullen wij zeker
steunen. De heer Stadig heeft al een compliment gekregen van zijn eigen
fractievoorzitster. Dat had ik hem willen maken. Het is een feit, dat hij
een veelbelovend debuut maakt op milieugebied. Misschien wordt hij wel de
opvolger van de heer Cnoop Koopmans!
   De voorstellen nrs. 120 en 121 van de heer Holvast inzake het autovrij
maken van een stukje van de Singel en van de weg langs de Bosbaan steunen
wij van harte.
   Voorstel nr. 122 van de heer Molleman inzake de interne milieuzorg bij
de Dienst Stedelijk Beheer om het Geuzenbos weer wat armer aan bomen te
maken ten gunste van andere, op zichzelf sympathieke voorstellen kan bij
ons niet veel enthousiasme ontlokken.
   Wel zijn wij enthousiast over het voorstel van de heer Molleman onder
nr. 136 inzake het weren van zwaar vrachtverkeer uit de binnenstad.
      (De heer J. VAN DUIJN: Wat vindt u van zijn voorstel onder nr. 133
      inzake de relatie tussen de ruimtelijke ordening en het milieu?)
   Dat is ook zo gek nog niet. Daarop komen wij nog terug.
   Wij hebben onder nr. 111 een korting van 50% op de bibliotheekpas voor
werkzoekenden voorgesteld. Het College merkt op, dat hierin voor een deel
al wordt voorzien door de Stadspas. Op zichzelf is dat een goed argument.
Voor ons is dit een reden, ons voorstel in te trekken.
   Ons voorstel nr. 138 inzake kaartautomaten op tramhaltes waaruit men
voor een gulden een kaart kan trekken is erop gericht, het reizen in
daluren goedkoper te maken en op die manier de spreiding in het openbaar
vervoer te verbeteren. Het College antwoordt, dat dergelijke automaten
kwetsbaar zijn en dat zij zullen worden geplunderd. Dat willen wij op dit
moment niet betwisten. Het gaat ons ook niet om deze automaten op zichzelf,
maar om een dalurentarief. Wij hebben de laatste weken kunnen lezen dat de
openbaar-vervoerbedrijven in Nederland hiermee bezig zijn. Ik noem een
onderzoek van de Rotterdamse RET naar zo'n tarief. Wij vervangen ons
voorstel daarom door een ander voorstel, waarin wij het College uitnodigen
met een suggestie te komen voor een dalurentarief in Amsterdam.
   Het College heeft ons voorstel nr. 139 inzake uitbreiding van het aantal
voorverkooppunten van strippenkaarten negatief gepreadviseerd. Dat begrijp
ik niet. Er zijn maar 300 van dergelijke voorverkooppunten. Volgens het
College is dit een zaak van de PTT. Ik vind die reactie te formalistisch.
Is het nu echt niet mogelijk, de voorverkoop van strippenkaarten bij
hotels, sigarenwinkels enz. te bevorderen? Dat moet kunnen. Daarom
handhaven wij ons voorstel.
   Ook het preadvies op ons voorstel nr. 140 inzake kaartverkoop op het
perron van het Amstelstation vinden wij een beetje laatdunkend. Het College
zegt weliswaar bereid te zijn tot overleg met de NS, maar het preadviseert
niettemin negatief. Dat begrijp ik niet.
   Een negatief preadvies heeft het College ook uitgebracht op ons samen
met Groen Links ingediende voorstel nr. 148 inzake een structurele
verbetering van het COA-budget. Al in 1971 heb ik samen met Piet Reckman
een nota ingediend waarin werd voorgesteld dat Amsterdam 1% van zijn budget
zou gaan besteden aan ontwikkelingshulp. Op die nota zou het College
preadvies uitbrengen. Dat preadvies is er nooit gekomen. Instemming met dat
toenmalige voorstel zou hebben betekend, dat wij nu een budget voor
ontwikkelingshulp van ongeveer 70 miljoen gulden zouden hebben gehad in
plaats van het bedrag van fl 450.000 waarover wij nu beschikken. Toch vind
ik dat Amsterdam zich naar buiten toe actief moet opstellen en veel moet
doen om arme landen te helpen zich te ontwikkelen. Ik vind de verhoging van
het budget met fl 50.000 dan ook minimaal. Ik blijf het komend jaar onrustig
rondlopen met voorstellen om meer te besteden aan ontwikkelingswerk.
   Mijn fractie heeft zich in de afgelopen tijd ook het hoofd gebroken over
milieuheffingen. Wellicht is het een goed idee, milieuvriendelijk gedrag
aan te moedigen door het geven van milieukortingen, bij voorbeeld aan
degenen die geen gebruik maken van een auto. Amsterdammers die geen auto
hebben zou men moeten stimuleren om dat zo te houden door hen een groene
kaart te geven waarmee zij een zekere korting op het openbaar vervoer
krijgen, bij voorbeeld ‚‚n dag per maand vrij reizen.
      (Wethouder DE GRAVE: De mensen die geen auto hebben reizen al met het
      openbaar vervoer. Voor deze mensen wordt het reizen dan goedkoper,
      maar dat betekent wel, dat de kaartjes voor de anderen duurder
      worden. Het is dan een extra prikkel voor mensen die een auto hebben
      om niet met het openbaar vervoer te reizen, maar juist met de auto.)
   De brandstofprijs voor auto's mag wat mij betreft best omhoog. Er moeten
ook geen nieuwe autowegen worden aangelegd.
      (Wethouder DE GRAVE: Het beste lijkt mij dan, de auto te verbieden;
      het probleem zou dan opgelost zijn.)
   Zo ver wil ik niet gaan, maar ik denk er wel aan, bepaalde categorieën
auto's te verbieden, bij voorbeeld auto's die voor 10 km meer dan 1 liter
brandstof verbruiken.
   Fietsers zijn mensen die zich op een niet-vervuilende manier
voortbewegen en geen oorzaak zijn van luchtverontreiniging. Zij worden
echter vreselijk getergd door fietsendiefstal. Veel fietsers besluiten na
vele beproevingen daarom toch maar een auto aan te schaffen. Dat
verschijnsel moet men tegengaan. Ik wil dan ook het volgende voorstellen.
Mensen die kunnen aantonen, dat drie keer in het jaar hun fiets is
gestolen, mogen ‚‚n week in het jaar gratis met het openbaar vervoer
reizen. Dit lijkt mij een stimulans om niet desperaat over te gaan tot
aankoop van een auto. Bovendien wordt daardoor de bereidheid tot aangifte
van een gestolen fiets bevorderd, zodat er een zuiver beeld ontstaat van de
ware omvang van fietsendiefstallen. Ik dien vier voorstellen in.

   De voorstellen nrs. 111 en 138, ingetrokken zijnde, maken geen onderwerp
van behandeling meer uit.

   De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:

32ø   Voorstel van 5 februari 1992 van het raadslid R.H.G. van Duijn inzake
de openstelling van islamitische levensmiddelenwinkels op zondag in plaats
van op vrijdag (Gemeenteblad afd. 1, nr. 216, blz. 426).

33ø   Voorstel van 5 februari 1992 van het raadslid R.H.G. van Duijn inzake
een kortingsysteem op het openbaar vervoer voor Amsterdammers die geen auto
bezitten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 217, blz. 427).

34ø   Voorstel van 5 februari 1992 van het raadslid R.H.G. van Duijn om
fietsers die in ‚‚n jaar tijd driemaal van hun fiets bestolen zijn een week
gratis reizen in het Amsterdamse openbaar vervoer aan te bieden
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 218, blz. 428).

35ø   Voorstel van 5 februari 1992 van het raadslid R.H.G. van Duijn inzake
een onderzoek naar een dalurentarief voor het openbaar vervoer
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 219, blz. 429).

   De voorstellen worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. Er is dit jaar geprobeerd, de
begroting voor een deel anders te behandelen. Omdat het gedeeltelijk was,
moet men wel oppassen met te snelle conclusies. Met name de inhoudelijke
politieke debatten in de commissies van advies en bijstand hadden de
bedoeling, de procedure te bekorten. Soms is door de besluitvorming nu en
doordat wij zo laat over die procedures hebben besloten, de behandeling in
de commissies zo kort geweest dat daar de politieke inhoudelijke discussie
niet goed kon worden afgerond. Er zijn eigenlijk twee
commissievergaderingen nodig, een voor het houden van een politieke termijn
en het indienen van voorstellen en een om te spreken over de voorlopige
reactie van het College en eventueel het trekken van conclusies. Nu wordt
die tweede termijn in een aantal opzichten in de Raad gehouden en worden
veel voorstellen toch weer afzonderlijk behandeld.
   Het is misschien wel goed, de discussie naar de commissies te
verplaatsen, want bij die behandelingen, zowel in de commissie als bij
hoorzittingen, is ook de betrokken burgerbevolking in groten getale
aanwezig. Men wil daar de argumentatie horen en men wil eigenlijk ook
alvast weten hoe de beslissingen zullen uitvallen. Dit accent moet de
volgende keer nog sterker worden aangezet; in de commissie kunnen de
voorstellen van een conclusie worden voorzien en die kunnen dan in de Raad
voor kennisgeving worden aangenomen.
   De fractie van D66 wil zich nu beperken tot enkele punten waarvan zij
meent dat er een misverstand in het spel is of dat het advies van het
College het voorstel geen recht doet. Bij preadviezen in de sfeer van "men
kan ervoor kan zijn als men dat wil en als men dat niet wil kan men ertegen
zijn" is er eenvoudig sprake van een verschil van keuze. Mijn fractie zal
de discussie daarover hier dus achterwege laten en de uitslag van de
stemming het woord laten doen.
   De heer Cornelissen zal het woord voeren over de financiële voorstellen.
Mevr. Van der Giessen zal ook het woord voeren, omdat zij door
omstandigheden buiten haar schuld de behandeling in de Commissie voor
Sociale Zaken enz. heeft gemist en zij daaraan toch een bijdrage wil
leveren;
ook over een ander onderdeel wil zij het woord voeren. Mevr. De Jong zal
proberen, enkele kapitale misverstanden over haar voorstel inzake
regelgeving reparaties riool onder nr. 127, weg te nemen en het College
ertoe te bewegen, met een ander preadvies te komen.
   Mijn fractie is het niet eens met de preadvisering op het voorstel-mevr.
Spier (nr. 44) inzake de zorg voor seropositieve vrouwen. Als er aandacht
wordt gevraagd voor een integraal beleid, moet men niet komen met een apart
voorstel voor weer een aparte behandeling en een apart
voorlichtingsprogramma. Mijn fractie zal dit voorstel niet steunen.
   Wij zijn het ook niet eens met het preadvies op het voorstel-mevr. Spier
(nr. 45) inzake het aanstellingsbeleid bij projecten. Naar onze mening is
dit geen overbodig voorstel, maar een voorstel dat moet worden ontraden,
omdat de probleemstelling onjuist is.
   Het College vindt het voorstel-mevr. Spier (nr. 87) inzake de kennis van
Amsterdam in het leerpakket ook overbodig, maar ik meen dat het preadvies
eerder aanleiding geeft tot de conclusie dat het, gezien het feit dat het
al zo druk en zo vol is, beter is geen extra eisen te stellen. Het voorstel
zou derhalve moeten worden ontraden.
   Het preadvies op het voorstel-mevr. Spier (nr. 88) inzake opleidingen
voor (basis)onderwijs vind ik zeer merkwaardig. Het College doet namelijk
niet wat in het voorstel wordt gevraagd, maar wil wel iets anders doen,
waarom echter niet is gevraagd. Het voorstel van mevr. Spier wordt niet
gevolgd en moet dan ook niet worden aangenomen, anders zou het College in
strijd handelen met zijn eigen preadvies.
      (Wethouder mevr. BAAK: In het preadvies staat, dat het College geen
      bezwaar heeft.)
   Het voorstel is positief gepreadviseerd en er wordt gesteld, dat wat
mevr. Spier vraagt niet kan worden uitgevoerd. Er wordt eerst wel iets
anders gedaan, waarom mevr. Spier niet heeft gevraagd.
      (Wethouder mevr. BAAK: Het College zegt ook niet dat het iets niet
      kan doen. Mevr. Spier vraagt, of het College op iets wil aandringen
      en dat kan natuurlijk altijd.)
   Mijn fractie is het ten aanzien van het voorstel-R.H.G. van Duijn (nr.
140) inzake de kaartverkoop op perrons van het Amstelstation niet eens met
de inzet van het College. De heer Van Duijn stelt iets voor waarvan het
College zegt dat het een goed idee is en dat het zal moeten worden
uitgevoerd. Er zal worden gesproken met de NV Nederlandse Spoorwegen. Het
juicht het voorstel toe en het wordt derhalve niet ontraden. Ere wie ere
toekomt en dat is in dit geval de heer Van Duijn.
   De fractie is het niet eens met het preadvies op het voorstel-mevr.
Vonhoff (nr. 69) inzake grondverkoop in plaats van erfpacht. Naar onze
mening is het preadvies onvolledig. Er had nog bij moeten staan, dat het
voorstel bovendien lijnrecht in strijd is met het programakkoord. Mijn
fractie kan "verkopen" niet lezen als een variatie van het erfpachtstelsel.
      (De heer HOUTERMAN: Kent u de tekst van het programakkoord?)
   Inderdaad. Wij houden vast aan een gevarieerd en eigentijds
erfpachtstelsel. Als verkopen een variatie is van erfpacht, stel ik voor
het voorstel van mevr. Vonhoff uit te voeren, maar dan erfpacht te
beschouwen als een variatie van verkopen.
      (De heer HOUTERMAN: Dat kan ook.)
   Mijn fractie vindt, dat het voorstel-Platvoet (nr. 68) inzake De Waag
hier nu niet thuishoort; deze aangelegenheid zal naar haar mening moeten
worden besproken in de desbetreffende commissie van advies en bijstand en
deel moeten uitmaken van de zich voortdurend ontwikkelende discussie
aldaar. Wellicht kan de heer Platvoet het voorbeeld volgen van wat er met
het voorstel-mevr. De Jong (nr. 104) inzake de bedrijfswinsten gebeurt. In
het preadvies stelt het College voor, het voorstel in te trekken en het te
behandelen bij de door het College in te dienen voorstellen ter zake. Wij
kunnen ons daarin volledig vinden; aangezien die voorstellen ter zake het
volgende punt van de agenda vormen, wordt het voorstel nu ingetrokken en
zal het bij dat punt opnieuw worden ingediend.
         (De heer PLATVOET: Wij hebben toch een verschil van mening over
         wat een beleidsvoorstel zou kunnen zijn. Ik vind het goed,
         beleidsvoorstellen in te dienen bij onderwerpen die in het
         afgelopen jaar en het komende jaar belangrijke discussiepunten
         vormden en zullen vormen, ten einde te bezien of er eensgezindheid
         is tussen de Raad en het College over de weg die moet worden
         bewandeld en waar die eensgezindheid er tot nu toe niet was. Dat
         is de bedoeling van een dergelijk voorstel; het kan zeker tot
         versnelling van de besluitvorming leiden.)
   Ik heb de inhoud van het voorstel ook niet bestreden; ik vind het echter
niet verstandig, een voorstel dat volledig in het traject staat, tijdens de
begrotingsbehandeling erbij te slepen; dan kan men alles er wel bij slepen.
De vergaderingen zullen dan nog veel langer duren.
   Ik kom dan bij het onderdeel overbodige voorstellen, een altijd geladen
begrip, dat soms op een kansspelletje lijkt. In het ene preadvies staat:
overbodig, dus ontraden en in het andere: overbodig, dus geen bezwaar; in
een aantal staat alleen overbodig, zonder verdere conclusie.
   In het kader van de poging om de procedures en de werkwijze dit jaar van
overbodige franje te ontdoen, zal mijn fractie vandaag haar oude standpunt
weer oppikken. Wat al gebeurt hoeft niet meer te worden gevraagd, dus
daartoe hoeft niet meer te worden besloten; wij zullen die voorstellen niet
steunen. Onder die categorie vallen het voorstel-Hooijmaijers (nr. 7)
inzake externe opdrachten en het voorstel-Hulsman (nr. 52) inzake de
instroom van Amsterdamse werkzoekenden. Enkele voorstellen die het College
overbodig acht hebben wij al afgewezen omdat wij het met de inhoud niet
eens waren.
   Het voorstel-mevr. Van der Giessen (nr. 9) inzake het meldpunt klachten
binnenstad probeert een oplossing te geven voor een reeds lang slepend
probleem, namelijk het oplopen van de behandelingstijd van klachten over de
binnenstad. Uit het preadvies blijken twee verschillen van mening. Het
College bestrijdt in de eerste plaats dat de huidige situatie te wensen
overlaat en in de tweede plaats meent het College dat, als dit dan al zo
zou zijn, de voorgestelde oplossing niet werkt. Dat is een dubbele
tegenstelling. Hoe kan men nu tot een gezamenlijke oplossing komen als men
niet van een gezamenlijke probleemstelling uitgaat? Om vruchteloze
discussies met als uitkomst een patstelling te voorkomen, wordt dit
voorstel ingetrokken.
   Dat gebeurt echter niet met het voorstel-mevr. Van der Giessen (nr. 10)
inzake de sociale vernieuwing in de binnenstad, dat in de categorie
financiële voorstellen is ondergebracht. Wij zijn tegen het z.g. vooraf
plukken van stelposten en verdeelposten, maar dat is hier zeker niet het
geval. Het is een
beleidsvoorstel, dat dan ook in de andere categorie had behoren te staan.
In het voorstel wordt onder woorden gebracht, dat het bij sociale
vernieuwing om een bepaalde soort activiteiten gaat en moet gaan; in dit
geval gaat het niet om een bepaalde met naam en bedragen genoemde
activiteit. Tijdens de algemene beschouwingen heb ik daarover al gesproken
en met de Voorzitter van gedachten gewisseld over de stelling dat men zelfs
uit vijf speerpunten nog zou moeten durven kiezen. Het kiezen voor een
speerpunt is iets anders dan het kiezen voor een project. Het onderhavige
voorstel doet het eerste. Het is een beleidskeuze; er wordt niet
voorgesteld, het hele budget of een deel daarvan alvast voor een project te
bestemmen. Het komt mij daarom voor, dat dit voorstel uit de financiële
voorstellen naar de beleidsvoorstellen moet worden overgeheveld.
      (De VOORZITTER: Vindt u dit punt nog erg zwaarwichtig nu de
      behandeling is samengevoegd?)
   Ik meen, dat de verschillende categorieën wel gescheiden in stemming
komen. Dan zou het voor de besluitvorming wel van belang kunnen zijn.
      (De VOORZITTER: Wel na elkaar.)
   Ik zou toch graag de reactie op mijn stelling willen horen, dat het een
beleidsvoorstel is; het zou anders een "plukvoorstel" zijn, waar wij zelf
ook tegen zouden moeten stemmen. Wij bestrijden dus die kwalificatie.
      (De VOORZITTER: Het gaat dan over de argumentatie en niet over het
      moment van stemmen.)
   Rest mij mede te delen, dat mijn fractie ten aanzien van de overige,
hier niet gememoreerde beleidsvoorstellen het preadvies van het College zal
volgen.

   De voorstellen nrs. 9 en 104, ingetrokken zijnde, maken geen onderwerp
van behandeling meer uit.

   De heer CORNELISSEN: Mijnheer de Voorzitter. Hoewel ik het niet zo
onvriendelijk bedoel, moet ik toch zeggen dat het College dit jaar wederom
de "onoverzichtelijksprijs" heeft verdiend. Verleden jaar zijn er
duidelijke afspraken gemaakt over de behandeling van de
begrotingsvoorstellen. Die afspraken is men niet nagekomen. Het geheel is
buitengewoon ingewikkeld te volgen en mijn fractie wil dan ook opnieuw
enkele zaken concreet afspreken. Wij zouden graag zien, dat elk voorstel op
een apart A4-vel verschijnt met daaronder het preadvies. Alles moet worden
verwerkt onder ‚‚n nummersysteem, bij voorkeur dat van afd. 1 van het
Gemeenteblad; de volgorde waarin de voorstellen in de Raad aan de orde
komen zal dan aan het begin van de begrotingsbehandeling moeten worden
vastgesteld. Er kunnen dan altijd nog afzonderlijke lijsten ten aanzien van
de financiële systematiek worden gemaakt, maar men kan een en ander dan
toch nog volgen. Het maken van fouten bij de stemming is nu niet
uitgesloten en dat mag toch eigenlijk niet.
   Mijn fractie vraagt zich af, wat de begrotingsregels nu feitelijk nog
voorstellen. Er zijn wederom veel voorstellen over stelposten ingediend die
vooruitlopen op de invulling die in de loop van het jaar moet volgen aan de
hand van integrale verdelingsvoorstellen, die eerst in de commissies aan de
orde komen. Voortijdig plukken zou eigenlijk onmogelijk moeten zijn; deze
voorstellen zouden bij voorbeeld niet-valide moeten worden verklaard.
   Er bestaat een spelregel, dat de mee- en tegenvallers na Baak 2 buiten
de middelentoewijzing blijven. Op twee plaatsen wordt in de preadviezen
voor nogal substantiële bedragen tegen die regel gezondigd, niet alleen
door de
indieners, maar ook door het College. Het College doet zelfs voorstellen,
zoals ten aanzien van het voorstel inzake dak- en thuislozen. Als men nu
maar met een populaire maatschappelijke besteding komt, mag het kennelijk
wel. Bij verschillende voorstellen wordt verwezen naar de slechte
financiële vooruitzichten voor het komend jaar, op grond waarvan de
bestedingen dan worden afgewezen, maar de andere voorstellen die ik noemde
worden wel acceptabel geacht, hoewel die eigenlijk buiten de orde zijn. Dat
lijkt toch tamelijk willekeurig; een raadslid weet op die manier niet meer
waar het aan toe is. Het is duidelijk, dat het voorstel-Hulsman (nr. 81)
inzake de financiering van het ABC en het voorstel-mevr. De Waart-Bakker
(nr. 1072A) inzake de dak- en thuislozen gezien deze argumentatie bij ons
op de nodige weerstand stuiten.
      (De heer VAN HOEVE: Wat zijn daarvan de consequenties?)
   Ik kom daar later op terug.
   Het voorstel-mevr. Van der Giessen (nr. 8) inzake het plaatsen van een
project van de Dienst Ruimtelijke Ordening boven de zaaglijn heeft een
onjuiste dekking; dat was een slipper en dat voorstel wordt dan ook
ingetrokken.
   Mijn fractie is wat het voorstel-Platvoet c.s. (nr. 66) betreft zeer
geïnteresseerd in de argumentatie van de wethouder over de vraag of de
experimentenpot nog in zijn essentie kan worden uitgevoerd als daarop de in
het voorstel genoemde aanslag wordt gedaan.
   Ten aanzien van het voorstel-Platvoet c.s. (nr. 107) inzake de
Knelpuntenpot Stadsvernieuwingsfonds 1992, bedoeld voor de
investeringsimpuls stadsdelen, wil ik het volgende opmerken. Wij hebben
eerder al laten blijken dat wij de nodige kanttekeningen plaatsen bij de
noodzaak en wenselijkheid van die investeringsimpuls. Enerzijds zijn die er
zeker wel, maar anderzijds heeft het Stadsdeelfonds dit jaar meegedeeld in
de algemene middelentoewijzing. Er gebeurt dus al het nodige en er zijn
grenzen aan onze mogelijkheden.
      (De heer PLATVOET: U weet toch, dat de stadsdelen in het kader van de
      Knelpuntenpot 49 miljoen gulden hebben aangevraagd en dat daarvan
      slechts 2,3 miljoen gulden is gehonoreerd?)
   Wij hebben allemaal wel knelpunten en wij hebben geen boompje waarvan
wij zo maar geld kunnen plukken.
      (De heer PLATVOET: In een begroting moet het toch mogelijk zijn met
      geld te schuiven!)
   Onze argumentatie is nu bekend; er heeft een duidelijk structurele
toevoeging aan het Stadsvernieuwingsfonds plaatsgevonden en er zijn ook
incidentele posten toegevoegd. De heer Platvoet kent ook de discussie bij
de stadsdelen, namelijk dat het onderhoud van onderwijsvoorzieningen mede
door hun toedoen is doorgeschoven. Bij een aantal ingediende projecten
kunnen nog wel wat kanttekeningen worden geplaatst. Wij vinden het geheel
niet onsympathiek, maar het is eigenlijk meer in de "aardigheidssfeer" dan
dat men het systematisch hard kan maken en inpassen in een breder verband.
Dit alles wat de aanwending betreft.
   Ik heb begrepen dat de wethouder vindt dat de dekking van de
hertaxatiegelden van de onroerend-goedbelasting niet correct is. Ik hoor
graag nog eens zijn argumentatie. Wij hebben ons heel duidelijk opgesteld.
Als er dekking kan worden gevonden waarvan wij denken dat zij valide is,
willen wij daar wel in meegaan.
   Wat voorstel nr. 72 van de heer Platvoet inzake een Sportopbouwwerker
voor allochtonen bij de Amsterdamse Sportraad betreft krijgen wij graag een
toelichting op het preadvies van het College, waarom het voortzetting van
het experiment van het Ministerie van WVC met gemeentelijke middelen niet
wenselijk acht. Wij betalen wel meer zaken bovenwettelijk. Waarom zou dat
in dit geval niet kunnen? In het preadvies wordt bovendien gewezen op een
aanvraag voor een contactfunctionaris allochtonen, waardoor de suggestie
van overlapping wordt gewekt. Dat is naar ons oordeel niet het geval.
Daarom horen wij graag hoe het zit en wat de ruimte is voor de Sportmarkt
1992.
   Wij zijn zeer benieuwd naar het nieuwe voorstel nr. 97 inzake Felix
Meritis. De aanwending lijkt ons zeer sympathiek, maar de dekking zal ons
ongetwijfeld voor nieuwe problemen plaatsen. Ik heb begrepen dat deze moet
komen uit het laten oplopen van de bestaande huurschuld van fl 700.000 …
fl 800.000. Als dat zo is, kunnen wij niet net als verleden jaar zeggen dat
dit College "lijken in de kast heeft aangetroffen" maar plaatsen wij als
Raad zelf een lijk in de kast. Een kind kan bedenken dat de Felix Meritis
Foundation dit tekort niet kan ophoesten.
      (De heer HOUTERMAN: Ik neem aan dat u op de hoogte bent van de
      afspraken die verleden jaar zijn gemaakt over de huurbetalingen van
      de Felix Meritis Foundation en dat u zich als financieel woordvoerder
      van uw fractie niet kunt verenigen met de gang van zaken.)
   Ik weet niets van die afspraken. Ik weet alleen dat er geen
subsidieverhouding met de Felix Meritis Foundation bestaat. Dat betekent
dat wij een bijdrage leveren aan de huisvesting van deze stichting,
waardoor deze de financiële ruimte verkrijgt om invulling te geven aan
internationale contacten - een prioriteit uit ons programakkoord - met de
middelen die zij zelf verwerft. Wanneer wij dit voorstel aannemen, ontstaat
er niet alleen een probleem voor de sector Kunstzaken, maar ook voor het
Gemeentelijk Grondbedrijf, dat zijn geld niet binnenkrijgt. Ondanks het
nobele doel vinden wij dat dit niet zou moeten kunnen.
      Wethouder DE GRAVE: Wat vindt de heer Cornelissen  berhaupt van het
      feit dat Felix Meritis een schuld heeft van fl 700.000?)
   Dat is natuurlijk een merkwaardige zaak.

      (Wethouder DE GRAVE: Vindt hij dat men dat geld direct moet gaan
      betalen?)
   Dat zou men inderdaad moeten doen.
      (Wethouder DE GRAVE: Dan is de stichting dus failliet.)
   De gemeente heeft het tot nu toe goedgekeurd, zodat de stichting kan
blijven functioneren. Op grond daarvan dragen wij medeverantwoordelijkheid.
      (Wethouder DE GRAVE: Er zou dekking worden gegeven voor de
      huurschuld. Daarop doelt de heer Houterman waarschijnlijk. Ik vraag
      mij dan ook af, waar het probleem precies ligt. Het probleem is in
      mijn ogen dat die huurschuld zo is opgelopen.)
   Wij moeten het probleem niet groter maken dan het is. Wij spreken nu
niet over de bestaande affaire maar over het voorstel om het probleem nog
meer te verzwaren.
   Ik kom bij voorstel nr. 65 van mijn fractiegenoot Oranje inzake
achterstallig onderhoud van gemeentelijke monumenten. In de
begrotingsmissive staat, dat het de bedoeling is 600 mensen ieder fl 50 te
laten bijdragen op hun abonnement voor periodieke inspecties en kleine
herstelwerkzaamheden. Is het nu te veel gevraagd, dat eigenaren van
historische panden de totale abonnementskosten van fl 75 zelf dragen? Dat
kan ik mij niet voorstellen. Een service-abonnement op een videorecorder is
al duurder. Waarom moet de gemeente tweederde
financieren? Het bedrag is voor eigenaren bovendien fiscaal aftrekbaar. Van
het bedrag dat de stad hiermee zou besparen is een substantiële bijdrage
mogelijk in het onderhoud van culturele gebouwen. In financieel opzicht is
er natuurlijk niets tegen een omzetting van structureel in incidenteel.
   Wij zullen een wijziging indienen op voorstel nr. 85 van mevr. Van der
Giessen inzake een scholengids voor migrantenouders. Hierbij zullen wij
enige ruimte laten voor de zuivere invulling van de wijze waarop dit kan
gebeuren. Het bedrag zal worden teruggeschroefd tot het deel dat het
College positief heeft gepreadviseerd.
   Ik heb al gememoreerd, dat voorstel nr. 1072A van de heer Van Hoeve
inzake de zorg voor dak- en thuislozen feitelijk in strijd is met de
begrotingsregels. Wij erkennen niettemin de ernst van het hier
gesignaleerde probleem. Het gaat hierbij om onze medeburgers die zich aan
de onderkant van de samenleving bevinden en voor wie onze zorg vereist is.
Vanwege de urgentie van het probleem en het aspect van de medemenselijkheid
zullen wij onze steun aan dit voorstel geven, ook al is deze zaak eigenlijk
buiten de orde.
   Ik kom bij voorstel nr. 74 van de heer J. van Duijn inzake de verdeling
van de posterioriteit van het Gemeentelijk Woningbedrijf. Onze ervaringen
met de reserves van woningbouwverenigingen bij herstructureringen zijn niet
altijd positief gebleken. Enige voorzichtigheid is dan ook geboden. Het
College heeft aangekondigd, met nadere voorstellen in het kader van de
herstructurering te komen. Mijn fractie wil deze voorstellen afwachten.
Bovendien zullen dit jaar nog de uitkomsten worden gepresenteerd van twee
onderzoeken naar de reserves in het algemeen. Wij achten het redelijk, ten
aanzien van een dergelijke post een zekere fasering in acht te nemen en
niet zo veel haast te maken als nu wordt voorgesteld.
      (De heer J. VAN DUIJN: Als dat in het CAM-rapport nu wel wordt
      voorgesteld, denkt u dan dat deze commissie onzorgvuldig is geweest?)
   De CAM heeft in belangrijke mate een financieel-technische invalshoek.
Hier zit natuurlijk ook een beleidsmatige kant aan. Tegen deze achtergrond
zijn wij tot ons politieke oordeel gekomen.
   Wat voorstel nr. 67 van de heer Platvoet inzake het parkeerbeleid en de
woningbouw op het Java-eiland betreft staan wij op het standpunt, dat de
woningbouw in het contingent voor 1992 hoort en dat de parkeervoorzieningen
een onderdeel vormen van dat plan. Loskoppeling achten wij om die reden dan
ook ongewenst. Bovendien is deze loskoppeling in hoge mate een cosmetische
zaak. De uitgaven moeten toch worden gedaan, zij het in dit geval volgend
jaar. Dat betekent dat wij toch voor dezelfde lasten zouden komen te staan.
      (De heer PLATVOET: Jawel, maar het aardige is dat de budgettaire
      neutraliteit van het betaald parkeren volgend jaar weer een forse
      stap dichterbij komt. Wat ons betreft zal dat volgend jaar
      gerealiseerd zijn. Dat betekent dat er in het Stadsvernieuwingsfonds
      een hoger bedrag vrijvalt voor eigenlijke
      stadsvernieuwingsactiviteiten, waardoor deze parkeergarage - als deze
      volgend jaar in het Stadsvernieuwingsfonds zou komen - zal worden
      gedekt door de inkomsten uit betaald parkeren. Dat is niet cosmetisch
      maar financieel juist heel verstandig.)
   U haakt daarbij aan bij de paragraaf in de missive over het betaald
parkeren. Mijn fractiegenoot Oranje heeft daarover in de commissie
opgemerkt dat wij het schema dat het College op dit punt voorstelt
vooralsnog volgen. Daarmee
ontstaat in onze perceptie het probleem dat de mogelijkheid die u schetst
zich niet zal voordoen.
      (De heer PLATVOET: Nee, dat is niet waar. Ook in het scenario dat het
      College in de missive voorstelt zijn er volgend jaar meer inkomsten
      uit betaald parkeren te verwachten dan dit jaar en dus zal er ook een
      hoger bedrag vrijvallen in het Stadsvernieuwingsfonds.)
   Hierbij komt nog een ander aspect. Uw voorstel voor de Jaap Edenhal is
financieel-technisch ook niet smetteloos. Een deel van een incidentele
aanwending die u voor de Jaap Edenhal voorstelt is in feite de eerste
tranche van een structurele aflossing. Dat wil zeggen, dat wij in de
komende jaren ook voor dit bedrag staan. Ik begrijp wel waarom u zich
hierover niet uitlaat, maar daardoor komt dit in de lucht te hangen. Als
laatste komt hier nog het belangrijke bedrag bij dat als investeringsimpuls
naar de stadsdelen gaat. Voor ons ligt het probleem aan twee zijden.
   In voorstel nr. 1085 van mevr. Ter Horst inzake de voorzieningen voor de
Stadspas staat dat een bedrag van 2,4 miljoen gulden overblijft uit niet
uitgedeelde kwijtscheldingsgelden, waarvan 1,6 miljoen gulden door het
College is bestemd. Op grond hiervan zou er nog fl 800.000 resteren. In de
missive op blz. 321 kunnen wij vinden dat er fl 750.000 uit de middelen voor
de sociale vernieuwing wordt toegevoegd aan het Noodfonds. In de Commissie
voor Maatschappelijke en Gezondheidszorg enz. schijnt te zijn gezegd, dat
dit bedrag uit de kwijtscheldingsgelden komt. Op zichzelf vinden wij dat
niet onhonorabel, maar bestaat er niet zoiets als het budgetrecht van de
Raad? Het vrijkomen van dit geld had dan toch moeten worden gemeld in de
commissies - ook die van Financiën - zodat de Raad er een besluit over had
kunnen nemen? Nu is dit bedrag intern door het College toegewezen. Ik vraag
mij af of dat juist is.
      (Wethouder DE GRAVE: Deze hele discussie hebben wij in twee termijnen
      uitvoerig met mevr. Ter Horst gevoerd in december. Ik heb er weinig
      behoefte aan, dat nu opnieuw te doen.)
   Dat is mij dan ontgaan. Het gaat mij er nu om of het bedrag waarom het
hier gaat enig soelaas kan bieden. Bovendien is dit voorstel enigszins
overbodig, omdat van dit bedrag al is gezegd dat het naar de mensen met de
laagste inkomens gaat. Mevr. Ter Horst vult dat nu verder in. Ik ben
benieuwd te horen wat daar nu de reden van is.
   Ik begrijp dat voorstel nr. 105 van mevr. De Jong inzake de repro van
het Stadhuis in feite is overgenomen door het College. Het
investeringsbudget van fl 140.000 wordt aangehouden totdat er duidelijkheid
zal zijn over de besluitvorming en de inpassing. Om deze reden trekken wij
dit voorstel in.

   De voorstellen nrs. 8, 85 en 105, ingetrokken zijnde, maken geen
onderwerp van behandeling meer uit.

36ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Cornelissen en mevr.
Van der Giessen inzake het ontwikkelen van een scholengids voor
migrantenouders (Gemeenteblad afd. 1, nr. 220, blz. 430).

   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   Mevr. VAN DER GIESSEN: Mijnheer de Voorzitter. Ik begin met voorstel nr.
81 van de heer Hulsman inzake de financiering van het ABC. In de missive
staat dat ervan wordt uitgegaan dat vanaf 1992 geen aanvullende bijdragen
meer door de centrale stad beschikbaar hoeven te worden gesteld voor het
ABC. Wij zijn daar niet gerust op. Wij zouden graag zien dat de
wachtgeldverplichtingen door de stadsdelen worden overgenomen. Ik krijg
hierop graag een reactie van het College. Wij zouden moeite hebben met het
antwoord dat hierover nog moet worden onderhandeld. Als deze verplichtingen
niet worden overgenomen, zullen wij niet voor dit voorstel stemmen. Dat
zouden wij wel doen als het geld wordt gereserveerd tijdens de
onderhandelingen.
      (De heer HULSMAN: Ik dacht dat D66 de partij was die heel zorgvuldig
      wil omgaan met de positie van stadsdelen en met het scheiden van
      verantwoordelijkheden. Nu legt het College ons een voorstel voor
      waarin de stadsdelen volledig verantwoordelijk worden gemaakt voor
      een bezuiniging die de centrale stad oplegt. Ik reageer daarop met
      een voorstel aan deze Raad waarin dit soort verplichtingen wordt
      voorkomen. Wat gaat u nu vragen? Of dit nu wel het maximum is dat wij
      uit de stadsdelen kunnen persen? Wat is nu precies uw inzet?)
   Ik heb erg veel moeite met uw benadering. In uw bijdragen in de
commissie heb ik u meer dan eens iets horen zeggen over de
wachtgeldverplichtingen. De teneur van uw voorstel is dat u hoopt dat dit
probleem hiermee is opgelost. Wij zouden dat graag vastgelegd zien. In uw
verkiezingsprogramma staat duidelijk dat u wachtlijsten wilt wegwerken. Uw
voorstel van verleden jaar op dit punt om meer geld beschikbaar te stellen
waardoor in het volgende jaar een hogere structurele bijdrage van het rijk
kan worden gegenereerd is zelfs aangenomen. Wij genereren geld bij het rijk
en wat doet u? Zodra dat geld komt gaat u het inzetten voor iets anders.
Dat hebt u mij tot nu toe ook nog niet kunnen uitleggen.
      (De heer HULSMAN: U haalt nu twee dingen door elkaar, namelijk de
      incidentele bijdrage die verleden jaar is gerealiseerd voor de hoger
      opgeleide migranten en een bijdrage voor de basiseducatie. Dat zijn
      twee volstrekt gescheiden financiële circuits, die niets met elkaar
      te maken hebben. In antwoord op een vraag van de heer Van Hoeve heb
      ik al aangegeven, dat de bestemming voor taalcursussen, als dit geld
      in de loop van dit jaar al enigszins daarin zou kunnen worden
      omgezet, wat mij betreft zou voorgaan. Het is echter mijn stellige
      overtuiging dat dit niet zal lukken, althans niet dit jaar. Daarvan
      heb ik mij uitvoerig vergewist. Hopelijk zal het volgend jaar wel
      mogelijk zijn.)
   U hebt er in de commissie ettelijke keren op gewezen dat de wachtlijsten
voor de taalcursussen ook bij de basiseducatie moeten worden weggewerkt. De
brief van de Regering van 20 december jl. maakt hier met zoveel woorden
melding van.
   Wat de GG&GD betreft is in de commissie gezegd dat wij een aanzet moeten
geven voor een toekomstvisie. In de Wet collectieve preventie staat alleen
maar wat wij als gemeente moeten doen. In de commissie hebben wij nog niet
besproken wat de intensiteit van de taken zou zijn. Daarvoor moeten wij een
politieke keuze maken, omdat duidelijk moet zijn dat de gemeente in het
kader van de stelselwijziging en van de bestuurlijke reorganisatie een kans
heeft om iets te laten zien in het gezondheidsbeleid. Mijn fractie zou
graag zien dat het
debat over de beleidsontwikkeling bij de GG&GD en over de uitvoerende taken
die wel en niet moeten worden gehandhaafd wordt gevoerd. Ik vraag het
College, met een beleidsnotitie op dit punt te komen. Ik zou graag zien dat
de gegevens over het type onderzoek dat is gevraagd bij de taakanalyse bij
dat debat een functie vervullen.
   Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Uit het preadvies op mijn
voorstel nr. 127 inzake de regelgeving voor de reparatie van riolen maak ik
op, dat het College mijn voorstel niet heeft begrepen en het slechts ziet
als een efficiencymaatregel die al op een ander tijdstip in een commissie
is besproken en na een gesprek met de Vereniging van Huiseigenaren uit de
roulatie is genomen omdat er teveel nadelen aan zouden zitten. Mijn
voorstel is niet bedoeld als een efficiencymaatregel, ook al zou de
uitvoering ervan ongeveer fl 200.000 per jaar opleveren. Het voorstel is
geïnspireerd op rapporten van de Gemeentelijke Ombudsman, waarin deze stelt
dat de huidige regelgeving voor huisrioleringen erg ongelukkig is en
fricties in de hand werkt. Het College kan wel zeggen dat er keiharde
jurisprudentie is waaruit blijkt dat huiseigenaren moeten betalen, maar het
is een slechte zaak dat de Dienst Riolering en Waterhuishouding die
jurisprudentie telkenmale in de achterzak moet hebben om te bewijzen dat
het zo zit. Waarom begrijpt een burger dan niet dat hij voor zijn eigen
rioolaansluiting zou moeten betalen, zo zou een argeloos lid van het
College zich kunnen afvragen. Hij begrijpt dat niet omdat een groot deel
van de problemen is ontstaan door oorzaken buiten de invloedssfeer van de
huiseigenaar in kwestie, namelijk door verzakkingen in de openbare weg door
zwaar vrachtverkeer in de straat, door bouwwerkzaamheden en door het
schommelen van de grondwaterspiegel. Met andere woorden, als derden
problemen veroorzaken moet de huiseigenaar de gevolgen daarvan betalen. Dit
begrijpt deze niet. Het hoofdargument van de Vereniging van Huiseigenaren,
dat allen zouden moeten betalen voor het niet uitvoeren van onderhoud door
enkelen, gaat dus niet op. Immers, ook bij zorgvuldig onderhoud van de
riolering, zoals jaarlijks doorsteken, kunnen de genoemde verzakkingen en
problemen zich voordoen.
   Een ander argument van de Vereniging van Huiseigenaren, namelijk dat de
Dienst Riolering en Waterhuishouding op deze manier een monopoliepositie
zou krijgen, gaat ook niet op. Deze dienst heeft namelijk al een
monopoliepositie. Er zijn geen andere diensten die in de openbare weg mogen
graven.
   Verder vind ik het wel erg slordig dat in het preadvies sprake is van
een mogelijke verhoging met fl 20, terwijl navraag bij de Dienst Riolering
en Waterhuishouding leert dat het om een verhoging van slechts fl 10 zou
gaan.
   De heer PLATVOET: Mijnheer de Voorzitter. Bij de algemene beschouwingen
heeft Groen Links zich geconcentreerd op vier punten, te weten de
leefbaarheid en een veilige woonomgeving, de werkloosheidsbestrijding, het
milieu in relatie tot het verkeer en een verbetering van de positie van
allochtonen. Deze punten zijn niet zo verrassend. Het zijn ook de
hoofdpunten van het programakkoord en in de inleiding van de missive.
   Wij hebben gepoogd bij het indienen van onze voorstellen op deze punten
beleidsveranderingen, c.q. -versnellingen te bereiken die zijn gericht op
voor de bevolking herkenbare krachtsinspanningen. Dat hebben wij niet
gedaan omdat de kloof tussen politiek en bevolking alleen kan worden
gedicht door een concreet en herkenbaar beleid, maar vooral ook omdat het
oplossen van problemen in deze stad meer vereist dan een bestuur dat op de
winkel past. Er doen zich hierbij uiteraard verschillen van politiek
inzicht voor. Zo is de aanleg van een
tweede Coentunnel of de uitbreiding van Schiphol voor de een een prachtig
bewijs van het benutten van de economische potentie van Amsterdam, terwijl
het voor de ander een treurig bewijs is van kortzichtig denken over
economische groei. Mede op grond van recente berichtgeving kunnen wij wat
een tweede Coentunnel betreft overigens gelukkig een steeds massalere
verschuiving constateren in de door ons gewenste richting, namelijk geen
aanleg van deze tunnel.
   Het programakkoord is een goed bindmiddel voor de collegepartijen. Het
is geen onwrikbare componentenlijm, zoals de recente ontwikkeling rond de
deelraad binnenstad laat zien. Het moet voor ons echter wel iets meer zijn
dan een elastiekje, want daar leek het wel op bij het Schipholdebat. Het
akkoord is blijkbaar ook een strijdmiddel, getuige de 97 voorstellen die
door collegepartijen zijn ingediend. Ook de heer Bruins Slot had het
rekensommetje al gemaakt van 82% van het totaal, terwijl de vier
collegepartijen 78% van het aantal zetels innemen. De oppositie is
blijkbaar weinig veranderingsgezind, waarbij vooral de schamele inbreng van
Groen Amsterdam opvalt. Het leidt mij tot de conclusie, dat het aantal
voorstellen van de oppositie blijkbaar omgekeerd evenredig is met het
vertrouwen in het College. Dat lijkt mij toch een politieke noviteit van de
eerste orde.
      (De heer BRUINS SLOT: Kunt u ook aangeven wat de ontwikkeling is in
      het aantal ingediende voorstellen van de periode dat Groen Links nog
      niet in het College zat tot nu?)
   Ik heb niet al die voorstellen in mijn hoofd zitten.
      (De heer BRUINS SLOT: Dat is onveranderd gebleven. Ik kan dus
      constateren dat de deelname van Groen Links aan het College geen
      effect heeft gehad op het realiseren van de wensen van Groen Links.)
   De veranderingsgezindheid van Groen Links blijft even groot. Dat is maar
goed ook.
      (De heer BRUINS SLOT: Maar wat is dan het effect van uw deelname aan
      het College?)
   Wij nemen juist deel aan het College om die veranderingsgezindheid ook
op dat niveau gestalte te kunnen geven. Gelukkig zijn enkele voorstellen
van Groen Links positief gepreadviseerd, zoals onze voorstellen inzake het
ABC, de instroom van werkzoekenden, de Waag, het Ajaxstadion en de
meerpersoonstaxi's.
      (De heer BRUINS SLOT: In antwoord op een interruptie van mij hebt u
      zojuist gezegd dat uw voorstel met betrekking tot de Waag een
      bevestiging was van de besluitvorming in de commissie. Nu zegt u dat
      het een toonbeeld is van veranderingsgezindheid.)
   Dat was uw opvatting. Ik heb juist gezegd dat dat voorstel heel nuttig
is, omdat het een slepende zaak betreft waarover geen eensluidende
opvatting bestaat tussen de wethouder en de commissie. Ik heb verder
gezegd, dat het mijn intentie was hierover een duidelijke tekst op papier
te zetten. Ik heb ten slotte gezegd, dat ik het een heel goed gebruik vind
van beleidsvoorstellen bij begrotingsbehandelingen om lopende zaken op deze
manier sneller afgehandeld te krijgen.
   Voorstel nr. 7 van de heer Hooijmaijers inzake het formuleren van
voorwaarden voor externe opdrachten is in het preadvies al in hoofdlijnen
uitgewerkt, tenzij het de VVD erom te doen zou zijn, explicietere
voorwaarden te verbinden aan het verlenen van opdrachten, zoals het noemen
van streefcijfers,
inspanningsverplichtingen of contract compliance, dit alles met het doel
meer Amsterdamse langdurig werklozen aan de slag te helpen. Als dat de
bedoeling is van dit voorstel zullen wij erover denken of wij er niet voor
zouden moeten stemmen.
      (De heer HOUTERMAN: Dan zou dit al snel een motie van wantrouwen
      tegenover de wethouder voor Ruimtelijke Ordening worden. Dat is
      absoluut niet onze bedoeling.)
   Dit is spijkers op laag water zoeken. Het is duidelijk dat er een
verschil van mening is in deze Raad, vooral over de contract compliance.
Groen Links heeft daarover ook een voorstel ingediend. Wij moeten doorgaan
met de discussie totdat wij bereiken wat de Stichting van de Arbeid deze
week heeft voorgesteld, namelijk dat er met wettelijke middelen voor moet
worden gezorgd dat 60.000 allochtonen aan werk worden geholpen.
      (De heer HOUTERMAN: U kent het programakkoord, waarin staat dat het
      IJ-oeverproject belangrijk is als werkgelegenheidsproject, afgestemd
      op het aanbod van de Amsterdamse arbeidsmarkt. Wij nemen aan, dat de
      wethouder van uw partij dat punt van het programakkoord uitvoert. Als
      u dit nog eens wilt bevestigen in een voorstel hebben wij daar geen
      bezwaar tegen, maar ook zonder voorstel van u hebben wij dat
      vertrouwen al.)
   Dat vind ik mooi. Ik wacht uw gewijzigde voorstel af.
   Voorstel nr. 26 van de heer Houterman inzake een referendum over de
wijziging van arbeidsvoorwaarden maakt in de overweging alleen melding van
vakorganisaties, terwijl in het preadvies terecht wordt gesteld dat de
arbeidsomstandigheden onderwerp van gesprek zijn in
medezeggenschapscommissies, die worden gekozen door en uit het personeel.
      (De heer HOUTERMAN: Als u het voorstel goed leest, zult u zien dat
      het juist een extra instrument is voor de vakorganisaties.)
   Het voorstel hinkt op twee gedachten. De ene gedachte zou u eruit moeten
halen, omdat deze geen ruimte biedt voor een referendum.
   In voorstel nr. 108 van de heer Houterman wordt voorgesteld, aandelen
van de NV Schoonmaakbedrijf Gemeente Amsterdam eventueel bij het personeel
onder te brengen. Mevr. Thatcher is inmiddels voltooid verleden tijd, maar
haar schim waart nog rond in de geest van de heer Houterman. In het
voorstel staat "in overleg met de ondernemingsraad". Betekent dit dat het
voorstel niet verder hoeft te worden uitgevoerd als de ondernemingsraad
niets ziet in het aandelenfeest?
   De heer Bouma heeft onder nr. 113 een voorstel ingediend inzake
knelpunten voor een budgettair neutraal parkeerbeleid. Deze budgettaire
neutraliteit omarmt Groen Links. Sterker nog, ook in het programakkoord is
dat het geval. In de missive is daaraan een fraaie passage gewijd waarin
staat, dat dit doel in 1994 zal worden bereikt. De VVD heeft hier nog een
raadsnota bovenop gegooid over een parkeerschap. Op zichzelf vinden wij dit
een heel goede gedachte, maar waarom wordt dit overbodige voorstel dan nog
ingediend? Is dit dan toch wellicht een - nogal doorzichtige - poging om de
besluitvorming te vertragen?
   In plaats van voorstel nr. 121 van de heer Holvast inzake het autovrij
maken van de weg langs de Bosbaan dienen wij een gewijzigd voorstel in,
omdat het logisch is dat de gemeente Amstelveen moet worden betrokken bij
de uitwerking ervan.
   Onder nr. 140 heeft GrAs een voorstel ingediend over kaartverkoop op het
perron van het Amstelstation. De heer Robbers wees al op het wat
kinderachtige preadvies op dit terechte voorstel. Ik vind dat het College
het voorstel niet moet ontraden, maar het gewoon moet overnemen.
   In het preadvies op de voorstellen nrs. 138 en 139 inzake kaartautomaten
op tramhaltes en een uitbreiding van het aantal verkooppunten voor
strippenkaarten ontbreekt een belangrijk argument. Dat roept enige twijfel
op aan de interne consistentie van het College. Verreweg de beste methode
voor het uitbreiden van het aantal verkooppunten is de terugkeer van de
conducteur. Daarover hebben wij een voorstel ingediend. Ik vind het jammer
dat het College dit argument niet noemt.
   Wat voorstel nr. 152 van mevr. Tanja inzake een ontmoetingsruimte voor
prostitu‚es betreft vinden wij het afhoudende preadvies teleurstellend. Een
ontmoetingsruimte draagt bij tot verbetering van de positie van prostitu‚es
en tot het doorbreken van het isolement van vrouwen die te maken hebben met
vrouwenhandel. Dit voorstel past ook geheel in de geest van het
programakkoord. Wij zijn ook benieuwd naar de opvatting van de PvdA-
fractie, omdat dit ook past in de letter van het programma van die partij.
Dat ontdekte ik gisteren toen ik het er nog eens op nasloeg. In dat
programma wordt gesproken van "aanlooppunten voor prostitu‚es waar hulp kan
worden geboden en die een huiskamerfunctie vervullen". Dat is precies de
bedoeling van dit voorstel.
      (Mevr. DE WAART-BAKKER: Ik neem aan dat u mij hebt horen zeggen dat
      ik het een heel goed voorstel vind, maar dat ik toch kan meevoelen
      met het College dat het initiatief in de eerste plaats van de
      betrokkenen zelf moet komen.)
   Er ligt een initiatief waarop moet worden gereageerd. Wij vinden het
jammer dat het daaraan tot nu toe ontbreekt. Als het College toezegt daarin
verandering te zullen brengen, twijfelen wij er niet aan dat de gevraagde
voorziening binnen korte tijd kan worden gerealiseerd.
   Ik kom tot de bespreking van financiële voorstellen, allereerst onze
voorstellen over de multi-etnische stad en de werkgelegenheid.
   Voorstel nr. 21 van de heer Hulsman betreft de contract compliance. Het
College stelt voor, de discussie over de onderhandse aanbesteding in de
bouw af te wachten. Wij vinden dit een te passieve benadering, omdat het
project dat wij boven de zaaglijn willen tillen beoogt afspraken te maken
met ongeveer 25 grote werkgevers - alle belangrijke leveranciers aan de
gemeente - met het doel afspraken te maken over het in dienst nemen van
meer allochtone werknemers. Er zijn al stappen in de goede richting gezet.
Er is geld nodig om verdere stappen te zetten. Ook op landelijk niveau
wordt de roep om wettelijke maatregelen steeds sterker, omdat het in de
Stichting van de Arbeid bereikte akkoord om 60.000 allochtonen aan werk te
helpen tot nu toe nauwelijks iets heeft opgeleverd.
   Het preadvies op voorstel nr. 92 van mevr. Karaman-Ince inzake
uitbreiding van speel-leeractiviteiten voor 3-jarigen was deels positief.
Op dit punt zullen wij een gewijzigd voorstel indienen.
   Mevr. Karaman heeft onder de nrs. 76 en 93 voorstellen ingediend die tot
doel hebben allochtonenorganisaties te versterken en antiracisme-
activiteiten meer financiële armslag te geven. Recente gewelddadige
racistische acties geven aan dat allochtonen, ook in Nederland, letterlijk
gevaar lopen. Hoe incidenteel dan wel georganiseerd dit geweld is moet de
Politie maar uitzoeken, maar van
onderschatting mag geen sprake zijn. Een verhoogde waakzaamheid is op haar
plaats, naast een hernieuwde inzet voor het bereiken van een tolerante
multi-etnische stad. Het pleidooi voor participatie en democratie in de
nota Amsterdam heeft iedereen nodig is daartoe een goede aanzet maar heeft
ook een concrete en samenhangende vertaling in het gemeentelijke en
deelgemeentelijke beleid. Daarbij is naar ons oordeel nodig, meer te
vertrouwen op de deskundigheid en het inzicht van allochtonen en hun
organisaties. Dat vereist ook een andere invulling van de bestuurlijke
vernieuwing, die tot nu toe te veel een "wit" produkt is. Een stadsgesprek
via Migrantentelevisie, een ronde langs en door de stadsdelen, een forse
stimulering van portiekgesprekken en een beleidsdebat in de commissie en de
Raad zijn bouwstenen voor zo'n hernieuwde inzet. Het aannemen van deze
beide voorstellen is natuurlijk niet de oplossing Ä dat begrijpen wij ook
wel Ä maar heeft wel een meer dan symbolische waarde. De dekking van deze
voorstellen hebben wij gewijzigd. Bij de begrotingsbehandeling 1991 is het
voorstel aangenomen dat de oplossing van de problematiek van de
drugsverslaafden in de Bijlmermeer binnen de drugsgelden zou moeten worden
opgelost. Desalniettemin is er nu toch weer een incididentele prioriteit
van fl 300.000. Wij stellen nu voor, deze gedeeltelijk als dekking te
gebruiken.
   Mijn voorstel nr. 72 betreft een sportopbouwwerker voor allochtonen bij
de Amsterdamse Sportraad. Het College heeft geantwoord, dat de KNVB een
aanvraag heeft ingediend om iets te doen met sociale-vernieuwingsgelden.
Dat is natuurlijk ook nodig, maar ten eerste gaat het daarbij alleen om
voetbal en ten tweede is die aanvraag bedoeld om de problemen langs en op
de voetbalvelden de baas te blijven, terwijl zo'n migranten-
sportopbouwwerker ook de functie heeft meer allochtonen te laten sporten.
Wij vinden dat beide trajecten moeten worden bewandeld.
   Voorstel nr. 51 van de heer Hulsman inzake de problematiek van
allochtone jongeren heeft ook met migrantenbeleid te maken. Dit voorstel
zullen wij gewijzigd opnieuw indienen. De dekking wordt gehalveerd.
Voorgesteld wordt, een half miljoen gulden uit te trekken voor de
begeleiding van nieuwkomers uit risicogroepen. Naar ons oordeel is dit een
belangrijk strategisch project, waarvoor een deel van de gelijknamige
incidentele post ten behoeve van het Gemeentelijk Havenbedrijf wordt
aangesproken.
   Over de ABC-gelden in voorstel nr. 81 van de heer Hulsman is bij
interruptie al iets opgemerkt. Wachtgeldverplichtingen van de stadsdelen na
decentralisatie komen uiteraard voor rekening van de stadsdelen. Als
dergelijke verplichtingen het gevolg zijn van centraal beleid, komen die
natuurlijk voor rekening van de centrale stad.
      (Wethouder DE GRAVE: Betekent deze mooie formule dat het hele ABC
      wordt gedecentraliseerd? Als het voorstel-Hulsman wordt aangenomen,
      wordt dit uitgesmeerd over een aantal jaren. Vervolgens moeten het
      ABC en de stadsdelen conform de tekst van het voorstel zelf
      maatregelen nemen. Ik neem dus aan, dat de conclusie is dat bestaande
      wachtgelden voor rekening van de centrale stad blijven komen en dat
      verplichtingen die ontstaan na overdracht aan de stadsdelen voor
      rekening van de stadsdelen komen.)
   Dat vind ik ook. Het komt mij voor, dat dit de inzet van de stadsdelenzal
moeten zijn in de discussie over de precieze verdeling.
      (Wethouder DE GRAVE: Het gaat er nu om wat deze Raad daarover
      beslist. Dat is cruciaal. Het zou heel onlogisch zijn als de
      vervolgens resterende wachtgeldproblematiek ook nog eens voor
      rekening van de centrale stad kwam. Als dat zo is, zit er een
      financieel gat in dit voorstel.)
      (De heer HULSMAN: Waar het optreden van de stadsdelen zelf tot
      wachtgeldverplichtingen kan leiden moet die verantwoordelijkheid ook
      bij hen liggen. De opzet van het voorstel is, ervoor te zorgen dat de
      centrale stad voor de teruggang van 2 miljoen gulden die voor haar
      rekening zou komen maatregelen neemt die wachtgeldverplichtingen
      voorkomen. Een afbouwperiode van twee jaar kan dergelijke
      verplichtingen naar mijn overtuiging en naar die van het ABC
      voorkomen. Er zijn stadsdelen die daar een klein vraagteken achter
      zetten en die daarover met u in gesprek willen, in de trant van "als
      het nu niet lukt die wachtgeldverplichtingen te voorkomen, bent u dan
      als wethouder voor Financiën bereid daarin een eigen
      verantwoordelijkheid te nemen?" Ik denk dat u dat maar in overleg met
      die stadsdelen moet zien te bereiken.)
      (Wethouder DE GRAVE: Nee, want dan is er wel degelijk sprake van een
      financieel gat in het voorstel, dat ik niet zo had begrepen. Het
      wordt dan ook onlogisch. Waar het om gaat is dat de stadsdelen de
      middelen krijgen om beleid te voeren. Er ontstaat alleen een
      wachtgeldprobleem op het moment dat de stadsdelen het geld niet aan
      het ABC maar aan iets anders besteden. Dat is hun
      verantwoordelijkheid. De rekening daarvoor moet dan ook bij hen
      terechtkomen. Als u dat niet zo uitspreekt, zit er een gat in uw
      voorstel.)
      (De heer HULSMAN: Voor het eerste jaar speelt dit helemaal geen rol.
      Het voorstel regelt dat dan hetzelfde budget beschikbaar is. Daarover
      is geen discussie mogelijk. Er is gedwongen winkelnering voorzien in
      het voorstel. Dat kan dus ook geen probleem zijn. Het enige probleem
      dat zou kunnen ontstaan is dat in de beleving van de stadsdelen de
      vermindering van het vaste personeelsbestand van het ABC naar een
      niveau dat 2 miljoen gulden lager ligt niet in twee jaar volledig
      gerealiseerd zou zijn. Daarover willen de stadsdelen graag met u
      spreken.)
   Ik ga verder met enkele voorstellen over de onderwerpen verkeer en
milieu.
   Voorstel nr. 137 van de heer Holvast heeft betrekking op de aanleg van
de IJ-boulevard. Naar ons inzicht zijn er alternatieve mogelijkheden om
daarbij besparingen te bereiken. De financiering van de tunnelbak voor het
openbaar vervoer is nog niet rond. Recentelijk is boven tafel gekomen dat
er een extra tegenvaller is met vervuilde grond. Het aantal in- en
uitvoegstroken tussen het oostelijke deel van de tunnel en de A10 is naar
ons oordeel nog voor discussie vatbaar. In het westelijke deel van de
tunnel is sprake van een zeer wijd uitgewaaierde scheiding van een aantal
verkeersfuncties. Dan is er nog de tunnel zelf. Wij zijn er ook niet van
overtuigd dat het - ook uit het oogpunt van veiligheid - niet te bepleiten
zou zijn, de haalbaarheid van een smallere tunnel te onderzoeken. Kortom,
wij hebben een aantal argumenten om erop aan te dringen dat deze besparende
alternatieven in ieder geval in de nog komende besluitvorming zullen worden
meegenomen.
   Voorstel nr. 132 van de heer Holvast inzake het instellen van een
milieupremie voor stadsdelen zullen wij ietwat gewijzigd opnieuw indienen.
Gezien het preadvies maken wij van dit financiële voorstel een
beleidsvoorstel. Het vreemde in het preadvies is, dat het een bevoogdend en
bureaucratisch
voorstel zou zijn. Het is vooral stimulerend bedoeld. Van de stadsdelen
wordt ook gevraagd een gelijk bedrag toe te voegen, waardoor zij meer
mogelijkheden hebben om de taken uit te oefenen die zijn genoemd in het
Amsterdamse milieu-actieplan. De uitvoerbaarheid van dit plan wordt
daardoor vergroot. Bovendien wordt voorgesteld, dezelfde systematiek te
hanteren tussen stad en stadsdelen als tussen rijk en gemeente. Ook de
gemeente heeft deze subsidiemogelijkheid van het rijk tenslotte niet
afgewezen. Dit zijn voor ons redenen genoeg om ervan uit te gaan dat dit
beleidsvoorstel zal worden aangenomen.
   Wat voorstel nr. 155 van mevr. Tanja inzake het beheersproject
metrostation Nieuwmarkt betreft hebben wij begrip voor het preadvies waarin
staat, dat het voorstel voor de verdeling van de sociale-vernieuwingsgelden
nog aan de orde moet komen. Wel willen wij de toezegging van het College,
dat er niet ongericht geld beschikbaar wordt gesteld voor vage projecten
maar dat de prioriteit wordt gelegd bij de veiligheid rondom bij voorbeeld
het metrostation Nieuwmarkt. Wij wachten de beantwoording af en zullen dan
bezien of wij het voorstel intrekken, ook gezien uitlatingen van andere
indieners op dit punt.
   Voorstel nr. 106 van de heer Van Hoeve c.s. beoogt de conducteur terug
te krijgen op de tram. In dit gewijzigde voorstel wordt de
verantwoordelijkheid voor een belangrijk deel gelegd bij het rijk, waarmee
ook overleg wordt gevoerd. Valt over dit overleg iets nieuws te melden? Het
moet mij van het hart dat de conducteur sneller is afgeschaft dan hij weer
wordt ingevoerd. In het voorstel wordt de bereidheid uitgesproken dat
Amsterdam hiervoor geld zal uittrekken. Het - liefst versnelde - budgettair
neutrale verloop van de parkeervoorzieningen kan hiervoor soelaas bieden,
zij het dat dit wat ons betreft alleen geldt voor het deel van de
parkeergelden dat binnen de algemene dienst vrijkomt. Een andere
financieringsbron kan die van de sociale-vernieuwingsgelden zijn. Bovendien
meen ik, dat er ook nog inverdieneffecten in kaart kunnen worden gebracht.
In het preadvies schudt het College de tegenvallers bij de Dienst Openbare
Werken in liquidatie als een soort joker uit de mouw, naar het lijkt om de
aspiraties te temperen. Dat kan ons niet bekoren. Het automatisme waarmee
deze DOW-tegenvaller ten laste van de gewone dienst wordt gebracht omarmen
wij niet. Is dit ook de opvatting van de wethouder voor Financiën? Beperkt
zijn inventiviteit zich ook tot het afwentelen van deze loden last op de
algemene dienst en daarmee op de negatieve reserve?
      (Wethouder DE GRAVE: Wat voor andere creatieve ideeën had u dan om
      dit af te wentelen?)
   Ik heb tot nu toe de stelling betrokken dat op grond van de gegevens
aantoonbaar is dat het tekort onder andere is ontstaan door een gebrekkige
interne boekhouding, waardoor elders bij de gemeentelijke bedrijven, met
name bij het Grondbedrijf, geld is blijven zitten. De financiële positie
van het Grondbedrijf is daardoor versterkt. Dat komt uiteindelijk tot
uitdrukking in het Vereveningsfonds.
      (Wethouder DE GRAVE: Als u het afboekt op het Vereveningsfonds heeft
      dat ook financiële consequenties.)
   Ik weet natuurlijk dat de rente van het Vereveningsfonds terechtkomt in
de algemene dienst.
      (Wethouder DE GRAVE: Misschien weet niet iedereen in de Raad dat.)
   Het afschrijven van 50 miljoen gulden op de vereveningsreserve heeft,
over een aantal jaren gespreid, een minder sterk effect op de begroting van
de algemene dienst. Dat moet u met mij eens zijn.
      (Wethouder DE GRAVE: Dat begrijpen wij allemaal, maar het moet wel
      een keer worden betaald.)
      (Wethouder GENET: Laat er overigens geen misverstand over bestaan dat
      het Grondbedrijf waarschijnlijk nog geld tegoed heeft van de DOW.)
   Dat is heel verrassend; dat is mij tot nu toe uit de cijfers niet
gebleken. Dat zien wij echter nog wel bij de nieuwe ronde die wij nog
zullen houden over dit lijk in de kast.



   Wij vinden dat de Raad over de herinvoering van de conducteur in het
openbaar vervoer bij de Voorjaarsnota een besluit moet nemen, niet zozeer
over het uitgangspunt als wel over het tempo waarin dit moet gebeuren. Dat
tempo moet voor ons beduidend hoger liggen dan ‚‚n lijn per jaar.
   Wat mijn voorstel nr. 67 inzake het parkeerbeleid en woningbouw op het
Java-eiland betreft kan de parkeergarage op het Java-eiland naar mijn
inzicht zonder problemen in 1993 ten laste van het Stadsvernieuwingsfonds
komen, temeer daar wij de begroting voor 1993 dit jaar zullen vaststellen,
zodat wij bij voorbeeld in december met een gerust hart een contract kunnen
tekenen met de belegger over het aandeel voor de gebouwde
parkeervoorzieningen.
   Voorstel nr. 71 van de heer Houterman inzake de Nota Sportaccommodaties
hebben wij mede ondersteund. Het accommodatiefonds voor de sport vinden wij
noodzakelijk, gezien de ernstige mate van achterstallig onderhoud en de
grote behoefte aan nieuwe of vernieuwde sportaccommodaties met een
grootstedelijke functie.
   Over mijn voorstel nr. 107 inzake de knelpuntenpot voor het
Stadsvernieuwingsfonds 1992 heb ik bij interruptie al het een en ander
opgemerkt. Dit zijn voor ons argumenten om onze voorstellen ter zake
staande te houden, zij het dat de financiering van de hertaxatie voor de
onroerend-goedbelasting bij mij nog enkele vragen oproept. Ik heb begrepen
dat de vorige hertaxatie in vijf jaar is afgeschreven. In het preadvies
staat, dat dit nu in een jaar gebeurt. In ambtelijke kring hoor ik dat dit
toch niet juist is. Is dit nu uiteindelijk een gemeentelijke vrijheid? Daar
krijg ik graag antwoord op.
   Op de begroting van de algemene dienst gaat 5,8 miljard gulden om. De
positief gepreadviseerde voorstellen hebben te zamen een omvang van
ongeveer 4,4 miljoen gulden. Dat komt neer op 0,06%. Het aannemen van de
voorstellen die ik heb bepleit voegt daar hooguit 0,01% aan toe. Dat is
niet revolutionair maar wel nuttig.
   De voorstellen onder de nrs. 43 inzake de Stichting Thuiswerk, 84 inzake
weer samen naar school, 120 inzake het autovrij maken van de Singel en 131
inzake een bureauco"rdinator voor het Milieucentrum Amsterdam trek ik in.
Gewijzigde voorstellen dien ik in voor de voorstellen onder de nrs. 92
inzake uitbreiding van speel-leeractiviteiten voor 3-jarigen, 93 inzake een
stelpost voor activiteiten van allochtonenorganisaties, 76 inzake
antiracisme- activiteiten, 51 inzake de problematiek van allochtone
jongeren, 155 inzake het beheersproject metrostation Nieuwmarkt, 132 inzake
instelling van een milieupremie en 121 inzake het autovrij maken van de weg
langs de Bosbaan.
   Ten slotte maak ik nog een opmerking over de procedure. De nieuwe
werkwijze is goed op gang gekomen, maar het kan nog beter. Wij vinden dat
de begrotingscommissies korter na elkaar moeten worden gepland. Wat de
rommeligheid van de preadviezen betreft heb ik een simpel advies. In het
Gemeenteblad wordt vanaf volgend jaar elk voorstel afgedrukt met daaronder
het preadvies.

    De voorstellen nrs. 43, 51, 76, 84, 92, 93, 120, 121, 131, 132 en 155,
ingetrokken zijnde, maken geen onderwerp van behandeling meer uit

   De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:

37ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Hulsman en
mevr. Karaman-Ince inzake begeleiding van nieuwkomers uit risicogroepen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 221, blz. 431).

38ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Platvoet en mevr.
Karaman-Ince inzake antiracisme-activiteiten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 222,
blz. 432).

39ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Platvoet, mevr.
Karaman-Ince en Hulsman tot het stimuleren van de deelname van allochtone
kinderen aan speel-leeractiviteiten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 223, blz.
432).

40ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Platvoet,
mevr. Karaman-Ince en Hulsman inzake verhoging van de stelpost activiteiten
van allochtonenorganisaties (Gemeenteblad afd. 1, nr. 224, blz. 433).

41ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Platvoet en Holvast
inzake het instellen van een stadsdeel-milieupremie (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 225, blz. 434).

42ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Platvoet en Holvast
tot het weren van doorgaand autoverkeer op de weg langs de Bosbaan
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 226, blz. 435).

43ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Platvoet en mevr.
Tanja inzake het reserveren van gelden voor sociale vernieuwing in de
binnenstad voor beheersprojecten ter beveiliging van metrostations in de
binnenstad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 227, blz. 436).

   De voorstellen worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   Mevr. VAN DER STOEL: Mijnheer de Voorzitter. Namens de VVD-fractie begin
ik met enkele algemene opmerkingen over de nu gevolgde procedure. In de
wandelgangen heb ik vanmiddag ook gehoord dat het lastig is hoofdlijnen in
het debat aan te brengen. Als oorzaak zie ik dat wij nog niet helemaal op
de juiste weg zijn, doordat het niet in alle gevallen is gelukt voorstellen
tijdig in de commissies door te nemen. Een oplossing zou kunnen zijn,
voorstellen al voor de behandeling in commissies op tafel te hebben. De
opmerkingen over de inconsistentie in de preadviezen kan ik onderschrijven.
Er zijn voorbeelden gegeven van voorstellen waar het College eigenlijk
tegen is, maar die het toch maar overneemt om niet onaardig te zijn.
   In de Commissie voor Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken enz. is
ook gesproken over de Secretarie. Ik heb aangekondigd dat de VVD-fractie op
dit
onderdeel zal terugkomen in de Raad, niet omdat de formatie van de
Secretarie op zichzelf een politiek punt van discussie is in deze
begrotingsbehandeling, maar omdat er een politieke kant zit aan de
voorstellen die het College doet met betrekking tot de samenvoeging van
co"rdinatiebureaus, in concreto de bureaus voor Vrouwenemancipatie, voor
Minderheden en voor Sociale Vernieuwing. Bij de CAM-discussie hebben wij
opgemerkt, dat er wat ons betreft veel voor pleit die bureaus samen te
voegen, omdat de taakstelling ervan is mensen te ondersteunen in hun proces
naar emancipatie. Ik heb begrepen dat het College nog een voorstel aan de
Raad zal doen om hierop nader terug te komen. In de begrotingsmissive lees
ik, dat men ondertussen al gaat schuiven in de formatie van de genoemde
bureaus. Ik doe een dringend beroep op het College, eerst de politieke
discussie te voeren over het gewenste beleid alvorens capaciteit weg te
halen.
   Aan de voorstellen onder de nrs. 92A, 11, 10, 155A, 39, 40A, 41A, 38,
42, 93A, 103 en 148 zal de VVD-fractie geen steun verlenen, omdat daarin
naar ons oordeel sprake is van de verdeling van stelposten, dan wel omdat
geen dekking is aangegeven.
   Wat de concrete preadvisering door het College betreft begin ik met
voorstel nr. 6 van de heer Hooijmaijers inzake de bevordering van de
opleiding van personeel, gekoppeld aan de voorstellen van mevr. Spier-van
der Woude nrs. 45 en 46 inzake het aanstellingsbeleid bij projecten en de
inspanningen van het mobiliteitsbureau. De VVD-fractie heeft moeite met het
standpunt van het College. Als fractie en als deelnemer aan het College
vinden wij dat wij de kwaliteit van het gemeentepersoneel dienen te
behouden. In voorstel nr. 6 wordt geconstateerd, dat er terecht veel wordt
geïnvesteerd in capaciteit voor het opleiden van personeel, maar dat
degenen onder het personeel die extra cursussen hebben gevolgd binnen korte
tijd de gemeente verlaten omdat zij hun positie op de arbeidsmarkt kunnen
verbeteren. Dat kan men deze mensen niet kwalijk nemen, maar het roept wel
de vraag op wat nu de opzet is van de beoogde kwaliteitsverbetering.
   Eenzelfde discussie speelt een rol bij de voorstellen nrs. 45 en 46. Wij
constateren dat de Raad allerlei projecten voor een bepaalde duur
subsidieert en dat wij bij de afronding daarvan worden geconfronteerd met
wachtgeldregelingen. Daar heeft de VVD-fractie bezwaar tegen, omdat dit
betekent dat er wel met gemeentelijk geld voor moet worden betaald, terwijl
daar geen diensten tegenover staan. Hierop krijg ik graag een reactie van
het College.
   Het preadvies op voorstel nr. 7 van de heer Hooijmaijers inzake het
formuleren van voorwaarden voor externe opdrachten stelt ons teleur, omdat
wij hieruit de indruk krijgen dat geld de enige norm van het College is bij
het verlenen van externe opdrachten. Wij begrijpen dat degene die het minst
kost per definitie de opdracht krijgt.
      (De heer PLATVOET: Ik hoef het College niet te verdedigen op dit
      punt, maar er wordt gesproken van een verhouding tussen prijs en
      kwaliteit.)
   Ik ben benieuwd naar de reactie van het College, omdat de VVD-fractie
vindt - dit sluit aan bij uw eigen opmerkingen - dat er aan meer criteria
moet worden getoetst. U hebt terecht verwezen naar passages uit het
programakkoord.
   De essentie van voorstel nr. 26 van de heer Houterman inzake een
referendum onder het gemeentepersoneel over wijziging van de
arbeidsvoorwaarden heeft het
College heel goed begrepen. Hoe kan een grotere invloed van grotere groepen
personeelsleden in het overleg worden gerealiseerd, zo vat het College ons
voorstel samen. Wij weten dat 40% van het gemeentepersoneel lid is van,
althans zich vertegenwoordigd weet door een vakbond.
      (De heer VAN HOEVE: Dat is toch een enorm aantal mensen?)
   Wij constateren dat een minderheid van het gemeentelijk personeel lid is
van een vakbond. Inderdaad wil de VVD-fractie bevorderen dat veel meer
personeelsleden zich betrokken weten bij hun eigen arbeidsomstandigheden en
zelf invloed kunnen uitoefenen op de totstandkoming van het beleid ter
zake. Wij vinden het jammer, dat het College opmerkt dat men dan met een
derde partij te maken krijgt. De resultaten van de enquˆte behoren wat ons
betreft dan ook bij het overleg te worden betrokken. Dat kan zowel gebeuren
door de vakbonden als door het College zelf. Wij begrijpen uit het
preadvies, dat het College eigenlijk een vorm van gedwongen winkelnering
bepleit, in de trant van "u kunt pas meepraten als u lid bent van een
vakbond", terwijl wij in het algemeen af willen van gedwongen winkelnering.
      (Mevr. TANJA: Ik begrijp het niet. In de medezeggenschapscommissie
      zitten toch ook mensen die niet georganiseerd zijn?)
   Het gaat om de arbeidsomstandigheden en om het
arbeidsvoorwaardenoverleg. Bij de verkiezingen voor de
medezeggenschapscommissies zou de betrokkenheid ook groter kunnen zijn. Er
wordt beslist over allerlei zaken die onze eigen ambtenaren rechtstreeks
raken. Wij zijn daarom op zoek naar andere instrumenten.
      (De heer PLATVOET: Mogen volgens u alleen leden van vakbonden meedoen
      aan verkiezingen voor medezeggenschapscommissies? Dat is toch niet
      waar?)
   De arbeidsvoorwaarden zitten bij de vakbonden in het overleg met de
werkgever, zijnde de gemeente. Van de personeelsleden is 40% daarin
vertegenwoordigd. Dat aantal willen wij groter maken. De opkomst bij de
verkiezingen voor de medezeggenschapscommissie is ook niet bijster groot.
Wij constateren een vreemde tegenstelling nu een aantal fracties zegt geen
referendum te willen onder het eigen personeel. Bij het referendum over de
beperking van het autoverkeer in de binnenstad hebben wij toch ook niet
gezegd dat iedereen al lid kan worden van een politieke partij, eens in de
vier jaar kan stemmen en op alle mogelijke manieren in contact kan komen
met de Gemeenteraad? Dat hebben wij allemaal ter zijde geschoven voor de
burgers in de stad, terwijl wij voor het eigen gemeentelijk personeel een
kunstmatige grens trekken.
      (De heer PLATVOET: U wilt toch niet zeggen dat de
      ambtenarenorganisaties in staat worden gesteld eens in de vier jaar
      te praten over de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden?)
      (De heer VELDMAN: Is mevr. Van der Stoel bekend met het Bijzonder
      besluit arbeidsverhoudingen dat na 1945 tot stand is gekomen, waarbij
      het onderhandelingsrecht en het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden
      bij de georganiseerde werkgever en de georganiseerde werknemer is
      neergelegd? Als zij dit wil veranderen, moet zij dat niet via een
      referendumvoorstel doen maar de wettelijke bepalingen door de Tweede
      Kamer laten veranderen.)
   Ik heb al gezegd dat de uitkomsten van het referendum door zowel de
vakbonden als de werkgever kunnen worden gebruikt bij het overleg. Wij
zien,
afrondend, niet goed in wat het verschil is tussen een referendum dat in de
stad wordt gehouden en een referendum onder het eigen personeel.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Wilt u het personeel nu echt laten
      meebeslissen over de eigen financiële arbeidsvoorwaarden? Dat leidt
      toch heel gemakkelijk tot egocentrische verkiezingsuitslagen?)
   Ik was aan het afronden, omdat ik graag nog meer punten aan de orde wil
stellen. Moeten wij uit het preadvies de conclusie trekken dat de wethouder
voor Personeelszaken op zijn eigen wijze een consistent beleid voert door
ook op dit onderdeel tegenstander te zijn van het referendum?
   Het preadvies op voorstel nr. 48 van de heer Robbers inzake het
maandblad Het Doen en de communicatie inzake de sociale vernieuwing en het
preadvies op mijn voorstel nr. 53 inzake de samenvoeging van MUG en Het
Doen vinden wij onduidelijk. Het College wijst erop, dat uitvoering van
deze voorstellen geen extra kosten met zich mag brengen maar het ziet wel
een verschil tussen de doelgroepen. Wij begrijpen niet dat het College wel
aparte voorlichting door de Sociale Dienst in stand wil houden, terwijl wij
het gebruik maken van bestaande instrumenten bepleiten voor een groter
bereik van de informatie aan de betrokken burgers.
   Voorstel nr. 69 van mevr. Vonhoff inzake het verkopen in plaats van
uitgeven in erfpacht van grond zullen wij intrekken. Bij voorstellen ter
zake zullen wij mogelijk zelf met voorstellen komen om de discussie over de
modernisering van het erfpachtstelsel in beweging te houden.
   Wat voorstel nr. 78 van de heer Spit inzake de strategie tegen toename
van het aantal zwarte scholen betreft achten wij het niet nuttig weer een
aparte commissie in te stellen, daar het College toezegt dat er in 1993 een
stedelijke adviesraad op het terrein van het onderwijs zal komen. Daarom
hebben wij geen behoefte aan dit voorstel, wat niet wegneemt dat wij de
bezorgdheid van het CDA op dit beleidsterrein wel degelijk delen.
   In het algemeen wil ik graag weten welke conclusie het College trekt nu
er zoveel kritiek is geuit op de preadvisering op het beleidsterrein
Onderwijs.
      (Wethouder mevr. BAAK: Hebt u alleen maar kritiek gehoord op
      Onderwijs? Ik heb algemene kritiek gehoord.)
   Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Robbers van vanmiddag
over de inconsistentie van het College.
      (Wethouder mevr. BAAK: Die opmerkingen heb ik al weersproken, evenals
      het voorstel van mevr. Spier, waarvan ik heb gezegd dat wat zij
      vraagt inderdaad een rijkstaak is.)
   Wat voorstel nr. 87 van mevr. Spier betreft inzake het opnemen van het
vak kennis van Amsterdam in het leerpakket waarderen wij het, dat het
College zich nadrukkelijk uitspreekt voor de zo noodzakelijke
basisvaardigheden en voor de kwaliteit van het onderwijs. Dit punt staat
bij de VVD al jaren in de belangstelling. Wij vinden het echter jammer, dat
het College de indruk wekt dat het teveel in hokjes denkt. Kwaliteit wordt
verabsoluteerd. Wat ons betreft is het heel wel mogelijk, met eigentijdse
methoden een koppeling te maken tussen de kennis van Amsterdam en de
kwaliteit en basisvaardigheden, die zeker ook van belang zijn voor
migranten. Kennis van de leefomgeving vergroot de participatie. Bij een
goed opgeleide leraar of onderwijzer moet dit wel degelijk aan de orde
kunnen komen.
   Waarom is het College wat voorstel nr. 89 van mevr. Spier-van der Woude
inzake het GPI en het ABC betreft zo passief? Waarom zegt het niet dat het
die
nadere samenwerking wil en dat het daar vaart achter zet, in plaats van
maar af te wachten hoe deze zich zal ontwikkelen?
   Ik kom bij voorstel nr. 113 van de heer Bouma inzake de knelpunten voor
het budgettair neutrale parkeerbeleid. De heer Platvoet suggereerde dat de
VVD uit zou zijn op vertraging. Dat is absoluut niet het geval. In het
voorstel staat "in 1992". Wij sporen het College juist aan, de activiteiten
op dit terrein te intensiveren. Het College wijst erop dat het
programakkoord loopt van 1990 tot 1994. Wij willen dit jaar al iets zien
van dit beleid. Wij willen ook dat er nu wordt gefiscaliseerd en dat de
effecten daarvan zichtbaar worden in het beleid. Daarom houden wij vast aan
de gedachte van de budgettaire neutraliteit.
   Wat mijn voorstel nr. 156 inzake de verbetering van de openbare
verlichting betreft herinner ik eraan, dat menige fractie het onderdeel
veiligheid aan de orde heeft gesteld. Het College merkt in het preadvies
op, dat het bekend is dat er een relatie bestaat tussen de kwaliteit van de
openbare verlichting en het gevoel van veiligheid. Wij willen een
experiment in de binnenstad, waar veel straatroof plaatsvindt, om te laten
zien dat wij niet alleen weten dat die relatie bestaat maar ook dat wij er
werkelijk iets aan willen doen. Preventie is niet alleen een taak van de
Politie maar ook van het gemeentebestuur. Het College noemt allerlei
voorbeelden van projecten waarin de afdeling Openbare Verlichting
participeert. Dat zal buitengewoon nuttig zijn, maar daar merkt de burger
niet zoveel van. Voor hem blijft het even donker in de binnenstad als het
al was.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Is het u bekend, dat minister Maij van
      mening is dat automobilisten zowel overdag als 's nachts hun
      autolichten aan moeten hebben?)
   Als wij de voorstellen van de heer Van Duijn volgen mag er binnenkort
niet eens meer een auto in de binnenstad rijden en dan zal die lichtbron
dus ook uit de binnenstad zijn verdwenen.
   Gezien de warme woorden van de PvdA-fractie over het onderwerp
veiligheid nemen wij aan dat ook deze fractie nog zal nadenken over
ondersteuning van dit voorstel.
   Met betrekking tot voorstel nr. 1072A van de heer Van Hoeve inzake de
dak- en thuislozen is al gewezen op de financiële spelregels. Wij weten dat
veel gemeenten in dit land sterk zijn in het constateren van problemen in
Amsterdam en dat zij graag een bijdrage aan die problemen leveren door het
vooral niet onmogelijk te maken dat hun inwoners naar Amsterdam vertrekken.
Hoe denkt het College, nu met dit voorstel geld beschikbaar wordt gesteld
voor de dak- en thuislozenzorg maar niet wordt gedefinieerd waarvoor het
precies moet worden aangewend, de aanzuigende werking van de dak- en
thuislozenzorg te kunnen indammen?
      (Mevr. DE WAART-BAKKER: Ik hoop dat u ervan op de hoogte bent dat de
      vraag naar plekken, vooral voor vrouwen, op dit moment veel groter is
      dan het aanbod.)
   Ik wacht de reactie van het College op dit onderdeel af.
   Ten slotte dien ik gewijzigde voorstellen in voor de voorstellen nrs 54
en 55, alsmede een nieuw voorstel, dat in de commissie reeds was
aangekondigd.

   De voorstellen nrs. 54, 55 en 69, ingetrokken zijnde, maken geen
onderwerp van behandeling meer uit.

   De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen:

44ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden mevr. Van der Stoel,
Van der Laan, mevr. Agtsteribbe, mevr. De Waart-Bakker, mevr. Van der
Giessen en mevr. Oedayraj Singh Varma inzake de subsidiëring van het IIAV
per 1 januari 1993 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 228, blz. 437).

45ø   Voorstel van 5 februari 1992 van het raadslid mevr. Van der Stoel
inzake Arbeidsvoorziening voor Vrouwen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 229, blz.
438).

46ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden mevr. Van der Stoel,
Van der Laan en mevr. De Waart-Bakker inzake subsidiëring van de
Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren, afdeling Amsterdam
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 230, blz. 438).

   De voorstellen zijn (worden) voldoende ondersteund en terstond in
behandeling genomen.

   De discussie wordt geschorst.

   De vergadering wordt om 16.45 uur geschorst tot 19.30 uur

   De VOORZITTER heropent de vergadering om 19.30 uur en stelt aan de orde:

   7
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 28 januari 1992 inzake de
positie van het Wegenbouwbedrijf Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 170,
blz. 307).

   De heer PLATVOET: Mijnheer de Voorzitter. Het voorstel-mevr. Koningh
c.s. dat in april 1989 in de Raad werd aangenomen, was het begin van de
discussie over de afsplitsing van het Wegenbouwbedrijf Amsterdam (WBA) naar
de stadsdelen. In het dat voorstel stond, dat zou worden getracht het WBA
onder een aantal voorwaarden centraal te houden. Ook werd in dit voorstel
een aantal uitspraken gedaan die daaraan zouden moeten bijdragen. Zo
besloot men in april 1989 een jaarlijkse rapportage te vervaardigen over de
ontwikkelingen. Het eerste rapport kwam pas twee jaar later, in het
voorjaar van 1991, uit en bevatte direct een voorstel van het College om
over te gaan tot afsplitsing. In het voorstel was sprake van planning en
co"rdinatie van het werkaanbod en de werkuitvoering om te bereiken dat de
stadsdelen voldoende werk zouden aanbieden. Die planning en co"rdinatie
zijn mijns inziens niet uitgevoerd. Verder stond in dit voorstel dat, als
in 1992 zou blijken dat zonder gedwongen winkelnering geen overlevingskans
bestond voor het WBA, men het bedrijf zou moeten afsplitsen. In het
voorjaar van 1991 Ä naar mijn mening was dat erg snel Ä besloot het College
het bedrijf af te splitsen. Door een actie van het personeel is dat
tegengehouden.
   De Commissie voor Financiën enz. besloot daarop het College op te
dragen, samen met de stadsdelen een krachtsinspanning te leveren die zou
moeten leiden tot een gezamenlijke oplossing waardoor het WBA centraal zou
kunnen blijven. Men stelde een begeleidingscommissie in die het overleg met
de stadsdelen startte en een convenant opstelde. Ik heb de laatste
bijeenkomst in de raadzaal mogen meemaken, waarbij wethouder De Grave en
vertegenwoordigers van de stadsdelen aanwezig waren. Ik ben van mening dat
er een weinig verheffende discussie werd gevoerd. In het jaar dat de
stadsdelen hiermee bezig waren is nauwelijks enige voortgang geboekt met de
bepaling van standpunten. Alles bleef bij het oude en men kon concluderen
dat er geen gezamenlijke wil was om tot een oplossing te komen. De
stadsdeelraden hebben op dat moment bewezen waartoe de fragmentatie van de
gemeentepolitiek kan leiden. Er bleek bij de stadsdelen ook geen draagvlak
te zijn om het centrale bedrijf in stand te houden.
   In de fase daarna reageerde het personeel op de gang van zaken en stelde
de wethouder een sociaal plan op. Hierin werd opgenomen dat er geen
gedwongen
ontslagen mochten vallen, dat tijdelijke arbeidscontracten moesten worden
omgezet in vaste contracten en dat inschaling en functiewaardering voor de
afsplitsing moesten worden gerealiseerd. Deze eisen zijn op zichzelf
begrijpelijk en goed. Het overleg zal waarschijnlijk in een sfeer van
onderhandelingen plaatsvinden. De wethouder heeft ook nog wat geld in zijn
achterzak waarmee hij de onderhandelingen in gaat en ik meen daarom, dat
uit de onderhandelingen een voorstel moet voortkomen dat ook door de
werknemers van het WBA wordt gedragen. Vorige week is nog gediscussieerd
over de afsplitsing die moet plaatsvinden en met name over de vraag hoeveel
straatmakers naar welke stadsdelen moeten overgaan. Het is natuurlijk
bekend dat sommige stadsdelen streven naar afsplitsing op een z.g.
dalcapaciteit. Dit zal ertoe leiden, dat er een grote groep straatmakers
overblijft. De fractie van Groen Links vindt dat niet aanvaardbaar. Zij
meent, dat de Cebeon-norm die in het rapport wordt gehanteerd een goede
norm is en zij hecht aan een gelijkwaardige en evenwichtige afsplitsing. De
wethouder heeft toegezegd, dat de stadsdeelraden wat hem betreft nog kunnen
proberen een alternatief voorstel in te dienen. Ik meen dat zij dat ook
moeten doen, maar wel onder de voorwaarde dat er een evenwichtige en
gelijkwaardige afsplitsing plaatsvindt. Bovendien moet er snel een voorstel
komen en mag het niet, zoals in het verleden wel is gebeurd, maanden en
maanden duren. Het mag wat mij betreft maximaal nog enkele weken in beslag
nemen. Is de wethouder het daarmee eens en welke termijn heeft hij voor
ogen waarop de stadsdeelraden met een alternatief moeten komen?
   Een belangrijk onderwerp is de opleiding van straatmakers. Met een goede
opleiding kan de instroom van geschoolde straatmakers worden gegarandeerd
en de kwaliteit van het werk op peil worden houden. Voor mijn fractie is
dit een belangrijk punt en ik heb begrepen dat de wethouder hier niet
negatief tegenover staat. Het lijkt mij toch verstandig een voorstel in te
dienen om te benadrukken dat de Raad dit een belangrijk punt vindt, ondanks
de kritiek die een deel van mijn fractie heeft op de afsplitsing. Een
meerderheid van de fractie van Groen Links steunt de voordracht en is
voorstandster van afsplitsing van het WBA; de meerderheid constateert dat
er geen draagvlak bestaat bij de stadsdelen, dat het niet mogelijk blijkt
een consequent sociaal beleid te voeren en dat de marktconformiteit niet
kan worden gerealiseerd. Ooit is uitgesproken dat die ook voor dit bedrijf
zou moeten worden gerealiseerd, wat ertoe heeft geleid dat er
overeenkomstig het eerder aangenomen voorstel geld moet worden afgesplitst.
Een minderheid van de fractie van Groen Links zal tegen de voordracht
stemmen. Zij meent dat de marktconformiteit van de WBA gezien het
junglekarakter van de straatmakersmarkt een criterium is dat zeer moeilijk
haalbaar is, zeker als men meent dat het gemeentelijk personeelsbeleid een
voorbeeldfunctie moet hebben. Volgens die minderheid betekent de
afsplitsing op termijn ook verlies van gemeentelijke werkgelegenheid, omdat
een aantal stadsdelen erop uit is een sterfhuisconstructie van het WBA te
maken. Het centrale bedrijf heeft als groot voordeel, dat grote projecten
van stedelijke allure in eigen hand kunnen worden gehouden. Een minderheid
van de fractie van Groen Links hecht hieraan en is daarom van mening dat
het bedrijf centraal moet blijven. Vervolgens is deze minderheid van
mening, dat het centrale bedrijf te weinig ruimte heeft gekregen om
zichzelf te kunnen bewijzen. Te snel is de discussie over de afsplitsing
gevoerd. Ten slotte dien ik hierbij een voorstel in over de opleiding.

   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:

47ø   Voorstel van 5 februari 1992 van het raadslid Platvoet inzake het
initiëren van een opleiding voor straatmakers (Gemeenteblad afd. 1, nr.
187, blz. 371).

   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. In 1989 had de Raad de keuze
uit twee lijnen, de lijn Etty-Ten Have en de lijn mevr. Koningh-mevr.
Tanja. De fractie van de VVD koos op dat moment voor de lijn Etty-Ten Have;
een lijn die vandaag ook als realiteit voor ons ligt. Ik meen dat het ook
in ieders belang is vandaag naar de toekomst te kijken.
   Voor de fractie van de VVD is bij de afronding van dit proces en bij de
voordracht van het College een aantal zaken van belang die ook in de
Commissie voor Financiën enz. de revue zijn gepasseerd. Allereerst hechten
wij, zoals ook in het Georganiseerd Overleg is besproken en in een
persbericht van de AbvaKabo op hoofdpunten naar voren is gebracht, aan een
goed sociaal plan, dat overeenkomstig het reorganisatiestatuut wordt
opgesteld. Bij dat plan is er vermoedelijk een aantal punten waarop de
fractie van de VVD een ander accent legt dan het College. Mijn fractie
vindt het van belang dat alle werknemers van het WBA, zowel in de buiten-
als in de binnendienst, in de nieuwe organisatie een gelijkwaardige en
rechtvaardige toekomst op een nieuwe plaats toebedeeld krijgen inclusief
alle bijbehorende arbeidsvoorwaarden. Vervolgens hebben wij nadrukkelijk
aandacht gevraagd voor de positie van de directeur van het WBA; enerzijds
in verband met zijn persoonlijke positie als werknemer van de gemeente
Amsterdam Ä het College moet hem op goede wijze op de juiste plek in de
gemeentelijke organisatie plaatsen Ä en anderzijds in verband met de
externe beeldvorming. In een groot aantal kringen in en buiten de gemeente
is de indruk ontstaan Ä niet terecht, maar wel door alle publiciteit Ä dat
de directeur volgens het actiecomit‚ op een andere positie terecht zou
moeten komen. Dit is niet in overeenstemming met de feiten en de brief van
het actiecomit‚ is dan ook ingetrokken, waarover mijn fractie bijzonder
verheugd is. Wij hechten veel waarde aan de toezegging die is gedaan in de
Commissie voor Financiën enz. dat de wethouder voor Personeelszaken in het
volgende Georganiseerd Overleg en de burgemeester in een van de
eerstkomende bijeenkomsten van het Instituut voor Directeuren heel
nadrukkelijk over het voetlicht zullen brengen, dat de nieuwe positie van
de directeur niet dankzij de acties tot stand is gekomen. Ik meen dat dit
tevens van belang is voor het aantrekken van gekwalificeerde mensen voor de
gemeente Amsterdam in de toekomst. Het moet duidelijk zijn, dat ook
posities van directeuren en managers worden beschermd.
   Ten slotte kom ik op het scholingsaspect, dat een belangrijk onderwerp
is voor mijn fractie. Zij heeft op een aantal punten een afwijkende mening.
Ten eerste vinden wij het vreemd dat, als er in de komende periode al
sprake zal zijn van scholing, de frictiekosten daarvan zouden moeten worden
betaald uit het sociaal budget zoals wij dat bij de decentralisatie voor
ogen hebben. Ik spreek dan over het bekende bedrag van 3 miljoen gulden dat
volgens mijn fractie in belangrijke mate moet worden besteed aan de
primaire arbeidsvoorwaarden van de werknemers van het WBA. Wij stellen ons
op het standpunt dat het, als men scholing of bepaalde scholingsvarianten
wenst, zeer vreemd is dat die uit het
sociaal plan zou moeten worden gefinancierd. Dit is een positieve opmerking
van mijn fractie.
   Een opmerking die wellicht minder positief is betreft de opstelling van
mijn fractie ten aanzien van de scholing in de komende tijd. Wij zijn van
mening dat de scholing van straatmakers allereerst in een breder
perspectief moet worden gezien, met name in de regio en in ROA-verband; men
zal bij voorkeur moeten aanhaken bij bestaande beroepsopleidingen in de
regio. Wij zien het niet als de taak van de gemeente Amsterdam, in eigen
beheer scholingsactiviteiten op te starten of te organiseren. Wij hebben er
geen enkel bezwaar tegen als de stadsdelen en de binnenstad
scholingsplaatsen bij bestaande instituten claimen. Dat wordt per stadsdeel
besloten en als dit goed wordt geco"rdineerd vindt de VVD-fractie dat
uitstekend. Wel stelt mijn fractie zich op het standpunt dat men, als men
een scholingsplaats adopteert, daarmee ook de intentie uitspreekt de
afgestudeerden op een bepaald moment in dienst te nemen. Men dient hun een
reëel perspectief op een arbeidsplaats te bieden. Het organiseren van
scholingsactiviteiten zonder een garantie te geven op een arbeidsplaats is
niet de juiste weg. Wij zien de scholing in de komende tijd in een wat
ander perspectief dan wij tussen de regels door uit het eerste
onderhandelingsresultaat hebben kunnen afleiden.
   Nu ik de inbreng van de heer Platvoet heb gehoord, maar zijn voorstel
nog niet in detail heb kunnen lezen, kan ik mij niet voorstellen dat dit
voorstel het gedachtengoed van de VVD-fractie met de nodige nuances zal
weerspiegelen. Ik voorspel in eerste instantie, dat de kans redelijk groot
is dat het voorstel van de heer Platvoet over de scholing door ons niet zal
worden gesteund. Ik zal het echter eerst nog eens rustig bestuderen.
   De heer BALAI: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van de PvdA is
teleurgesteld dat wat zij in 1989 voor ogen had met het voorstel-mevr.
Koningh c.s. niet zo heeft uitgewerkt. Het blijkt dat een centraal WBA niet
tot de mogelijkheden behoort. De argumentatie van het College, waarover
uitvoerig in twee termijnen is gesproken, is duidelijk. Het WBA centraal
houden lukt niet, doordat zich een grote leegloop manifesteert, er
problemen zijn met het marktconform werken en er weinig vertrouwen is bij
de stadsdelen. Wij zullen ons daarbij moeten neerleggen. Ik ben verheugd
dat de heer Houterman het voorstel-mevr. Koningh c.s. toch voor een deel
steunt en kiest voor afsplitsing omdat centraal houden van het WBA niet
lukt. Wij hebben in de Commissie voor Financiën enz. reeds aangegeven, dat
wij uitgaan van de Cebeon-sleutel. Andere discussies mogen daarnaast
plaatsvinden met de stadsdeelraden, maar wij gaan niet opnieuw sleutels
bedenken. De fractie van de PVDA vindt het voeren van overleg met de
stadsdelen uitstekend en wij hopen dat men daar uitkomt.
   Wij vinden scholing van de werknemers van het WBA erg belangrijk. Wij
hebben als bestuur van de binnenstad daarin natuurlijk ook een rol te
spelen. Ik meen dat er op een gegeven ogenblik een discussie moet
plaatsvinden tussen de verschillende stadsdeelraden om na te gaan of men
bereid is hiermee verder te gaan. Ik wacht die discussie af. Anders dan de
VVD-fractie zijn wij voorstander van verschillende vormen van scholing. Hoe
dat in de praktijk zal moeten worden ingevuld zal uiteraard het resultaat
moeten zijn van discussies onderling. Wij moeten afwachten wat de houding
van de stadsdelen daarin is. Ik heb in de Commissie voor Financiën enz.
mijn teleurstelling reeds uitgesproken over de bijdrage van de stadsdelen
in deze affaire, vooral van die stadsdelen die zich niet hebben gehouden
aan hun deel van de afspraak. Mede daardoor zijn wij in deze
situatie verzeild geraakt. Ik wacht het commentaar van de wethouder op het
voorstel van de heer Platvoet af en zal daarop in tweede termijn reageren.
   Mevr. WELTEVREDEN-VAN DEN BOS: Mijnheer de Voorzitter. Gaat het WBA nu
als een nachtkaars uit? Die indruk zou misschien worden gewekt als men naar
de geluiden van de laatste twee weken luistert. Vorig jaar was er nog een
hoopvol besluit en droeg de meerderheid van de Commissie voor Financiën
enz. de wethouder op, te proberen het draagvlak voor een centraal WBA te
verbreden. Toen waren de gemeentelijke werkgelegenheid en het vakmanschap
in het geding en dat was ook de inzet van de CDA-fractie. De feiten en de
cijfers zijn nu bekend en zelfs in de gunstigste prognose blijkt dat er
structureel geld uit algemene middelen moet worden bijgepast. Het is helaas
niet anders; zo zien de cijfers eruit en ik wil absoluut niet de schuld Ä
zo er al sprake is van schuld Ä bij de stadsdelen leggen, want het is een
gemeentelijke verantwoordelijkheid en het is niet de schuld van de
decentralisatie. De Raad moet zelf de keuze maken en die is zo gemaakt
omdat er geen marktconform bedrijf kon worden gerealiseerd.
   Is dit nu een afwikkeling waarvan de Raad zegt dat die zo snel mogelijk
moet gebeuren, zonder begeleiding en zonder randvoorwaarden? Wat de CDA-
fractie betreft moet er een zorgvuldige afwikkeling plaatsvinden, in
overleg met het actiecomit‚, waarbij een goed sociaal plan wordt ontwikkeld
en begeleid. Mijn fractie is van mening, dat de normering van het Cebeon
moet worden gehanteerd en dat de stadsdelen geen mogelijkheid mag worden
geboden, met een alternatief voorstel te komen. Het gaat hier niet om geld,
maar om mensen. Ik ben ervan overtuigd dat de stadsdelen het nooit allemaal
met elkaar eens zullen worden en ik vind het onjuist als er wordt
gediscussieerd over aantallen mensen. De normering van het Cebeon is
objectief; de gemeente heeft zelf een eigen aandeel wat de binnenstad en
grote projecten betreft. Laten wij die normering volgen, want dat is de
snelste en meest objectieve methode.
   De verantwoordelijkheid van de gemeente strekt zich ook uit tot het
behoud van het vakmanschap. Ook voor de binnenstad en voor mooie,
toonaangevende projecten als de IJ-oevers zal vakmanschap nodig zijn. Zowel
voor de gemeente als voor de stadsdelen is het noodzakelijk dat er door
middel van scholing nieuwe instroom wordt gegarandeerd. De vraag hoe die
scholing moet worden gerealiseerd kan ik als volgt beantwoorden. Het is de
verantwoordelijkheid van de gemeente en nog steeds die van de Raad; de CDA-
fractie is daarom van mening, dat de gemeente daartoe het initiatief moet
nemen. Zij mag echter niet jarenlang de kosten daarvan dragen. De wethouder
heeft tijdens de behandeling in de commissie voor Financiën enz. toegezegd
dat hij uit de begeleidingscommissie zal rapporteren. Wij stellen het zeer
op prijs dat hij aan de Commissie voor Financiën enz. meedeelt wat de
taakopdracht van de begeleidingscommissie is en met welke randvoorwaarden
en binnen welke marges de commissie aan het werk kan gaan, zodat er op een
verantwoorde manier een gedecentraliseerd straatmakersbedrijf kan worden
gerealiseerd en het historische vakmanschap niet verloren zal gaan.
   Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. De heer Platvoet sprak zojuist
weliswaar over het voorstel-mevr. Koningh c.s. als de start van de
discussie, maar wat mij betreft was het een valse start. Ik heb in de
Commissie voor Financiën enz. al uitgelegd waarom wij het geen goede zaak
vonden een centraal bedrijf in die vorm het bos in te sturen. Daarmee
bedoelde ik dat een centraal bedrijf een opdracht werd gegeven die
feitelijk niet kon worden waargemaakt.
Als men echt een marktconform bedrijf wenst zou er geen vacaturestop moeten
gelden, en zou men investeringen moeten kunnen doen. Aan die opdracht heeft
men een aantal randvoorwaarden moeten koppelen die de straatmakers gewoon
niet konden waarmaken. Het is een slechte zaak dat men mensen iets wil
laten uitvoeren waarvan men weet dat het eigenlijk niet kan worden
waargemaakt. De mensen hebben zich ten volle ingezet en ondanks
tegenovergestelde berichten die ons bereikten, heeft het aan de motivatie
en het vakmanschap van de straatmakers niet gelegen. Mijn fractie was
indertijd al voorstandster van deconcentratie en daarom hebben wij nu in
het licht hiervan geen moeite met de voordracht van het College waarin
staat dat, gezien de stand van zaken met de stadsdelen plus de geschetste
problemen, het er niet in zit dat een centraal WBA levensvatbaar is. Ik ben
dan ook van mening dat men daarmee meteen moet stoppen. Het is van belang
dat er duidelijkheid komt voor het personeel. Mevr. Weltevreden heeft ook
al iets gezegd over de normering van het Cebeon. Als de stadsdelen iets
anders willen met de verdeelsleutel moeten zij vanaf dit moment in twee,
hooguit drie weken met een eenduidig voorstel komen. Het kan dan nog in de
Commissie voor Financiën enz. worden besproken. Het levert anders alleen
meer onduidelijkheid op en dan wordt er weer tijd gerekt over de ruggen van
de straatmakers heen, wat een slechte zaak is.
   Ik ben van mening dat het starten van een opleiding geen gemeentelijke
taak is. Beter is het, dat de stadsdelen en misschien de binnenstad in de
toekomst plaatsen adopteren bij een streekschool en dat in het kader van de
sociale vernieuwing wordt gekeken hoe scholingsplaatsen kunnen worden
gecreëerd. Er moet zeker iets worden gedaan ten behoeve van de continuering
van het vakmanschap van de straatmakers.
   Vervolgens hoor ik graag van de wethouder, wat zijn reactie is op de
instelling van een begeleidingsgroep die met de stadsdelen overlegt over de
toekomst van de straatmakers en daarover aan de Raad rapporteert. Het lijkt

ons geen goede zaak dat de straatmakers meteen ander werk moeten doen als
zij overgaan naar de stadsdelen. Het moet in principe mogelijk zijn dat zij
ook in de stadsdelen straatmakerswerk blijven doen.
   Mevr. WITTE-BUIJSERD: Mijnheer de Voorzitter. Ook in de vorige
raadsperiode heb ik in de vergadering van de Commissie voor Financiën enz.
opgemerkt dat de kansen voor het overleven van het WBA uiterst gering
waren. De reden daarvan was de slechte concurrentiepositie ten opzichte van
wegenbouwbedrijven die een volledig pakket, inclusief grondwerk, aanbieden.
Het was destijds al duidelijk, dat het voor de stadsdelen eenvoudiger en
goedkoper zou zijn het werk all-in uit te besteden. Het wonder waarop wij
hadden gehoopt door het steunen van het voorstel-mevr. Koningh c.s. is niet
gebeurd. De fractie van Groen Amsterdam betreurt dit in hoge mate. Er rest
ons dan ook niets anders dan ons bij het onvermijdelijke neer te leggen.
Wij steunen de voorstellen over scholing en begeleiding en met de twee
vorige spreeksters zeg ook ik: laat het vakmanschap niet verloren gaan.
   De heer HOFMAN: Mijnheer de Voorzitter. De Centrumdemocraten zijn altijd
tegen de deelraden geweest. Nu zien wij de volgende feiten. Een straatmaker
verliest zijn baan en politici hebben er een baan bij gekregen. Een en
ander is alleen maar in het voordeel geweest van het tweede en derde
echelon van de grote partijen.
   De heer BRUYN: Mijnheer de Voorzitter. In de voordracht lezen wij, dat
het beroep van straatmaker bijzonder zware lichamelijke eisen stelt. Voor
het
voortbestaan van het WBA, aldus de voordracht, is de realisering van een
binnengemeentelijke oplossing, waarbij straatmakers op zekere leeftijd in
andere functies worden herplaatst, essentieel. Een belemmerende factor
daarbij is de beperkte opnamecapaciteit van het gemeentelijk apparaat,
waarbij verschillende voorkeursgroepen moeten worden geholpen. Deze
voorkeursgroepen bestaan uiteraard mede uit nieuwkomers van buitenlandse
herkomst, die via de daarvoor bestaande regelingen aan een baan moeten
worden geholpen. Hieruit blijkt reeds opnieuw hoezeer de overdaad aan
immigranten het rationeel functioneren van onder meer het gemeentelijk
apparaat bemoeilijkt. Ik wilde alleen dit facet belichten.
   De heer BEAUX: Mijnheer de Voorzitter. Het blijkt dat als gevolg van het
grote ziekteverzuim en het hoge percentage blijvend arbeidsongeschikten
door de zware lichamelijke inspanningen die de wegenbouw met zich brengt
een niet economisch werkbare situatie is ontstaan waarin nauwelijks enige
verbetering is te verwachten. Er moet worden gezocht naar een
binnengemeentelijke oplossing door gemeentelijke straatmakers die nu niet
meer tot het verrichten van dit zware werk in staat zijn, andere
werkzaamheden te laten verrichten. Dat de mensen die buiten hun schuld in
deze situatie zijn terechtgekomen er financieel niet op achteruit mogen
gaan is vanzelfsprekend en ook niet nodig. Ik hoef in dit verband slechts
te wijzen op de riante financiële middelen welke de gemeente tot haar
beschikking heeft en die nu tot vermaak en vertier van de allochtonen
verloren gaan. De Centrumpartij '86 is van mening dat, door jonge
aanstaande straatmakers een goede opleiding te geven en bovenal door het
treffen van maatregelen dat ook zij te zijner tijd niet verzeild raken in
dezelfde situatie als de nu voor en door dit werk afgekeurde collega's, er
weer een gezond WBA kan worden verkregen, dat centraal en niet verdeeld
over de stadsdelen moet functioneren. De mij toegedeelde beperkte tijd
noopt mij het hierbij te laten.
   Wethouder DE GRAVE: Mijnheer de Voorzitter. Verscheidene sprekers hebben
het woord "teleurstelling" in de mond genomen. Ik denk dat dit het goede
woord is om de gevoelens van het College weer te geven. Het is geen
voordracht waarop men trots kan zijn; onvermijdelijk Ä dat woord is ook
gebruikt Ä is de enig juiste kwalificatie. Op grond van de gegevens die er
zijn kon het College tot geen andere conclusie komen en het heeft daarom
deze voordracht ingediend.
   Verscheidene sprekers zijn ingegaan op de vraag hoe het nu verder moet,
waarbij de kern van de vraagstelling wordt gevormd door de uitwerking van
een sociaal plan. De heer Platvoet wees er onder meer op, dat dit nader
overleg en onderhandeling zal vergen met het Georganiseerd Overleg. Een
eerste ronde van besprekingen van de wethouder voor Personeelszaken en
mijzelf met het Georganiseerd Overleg heeft reeds plaatsgevonden. De
conclusie is daarbij getrokken, dat wat de bonden en het personeel op tafel
hebben gelegd op dit moment niet tot onoverkomelijke problemen hoeft te
leiden. Bij de concrete uitwerking en invulling ervan zal moeten blijken of
er wellicht toch nog problemen ontstaan. De intentie is, in overleg met de
bonden en het personeel te komen Ä ook op grond van de reorganisatiecode
zoals die in de gemeente functioneert Ä tot een volwaardig en goed sociaal
plan.
   In de Commissie voor Financiën enz. is al gezegd dat daarbij een aantal
randvoorwaarden is gesteld. Ik pik er een aantal punten uit. In de eerste
plaats is er de vraag hoe het personeel van het WBA over de stadsdelen moet
worden verdeeld; welke sleutel gaat daarvoor gelden? Ook mij is bekend dat
sommige
stadsdelen ongelukkig zijn met de Cebeon-verdeelsleutel. Ik meen dat ik
duidelijk heb gemaakt, dat voor het College de Cebeon-sleutel het
uitgangspunt is. Ik ben bereid met de stadsdelen overleg te voeren als zij
in onderling overleg een betere verdeelsleutel overeenkomen. Dat moet
echter wel snel gebeuren, want ik ben niet bereid weer eindeloos te
discussiëren over nieuwe verdeelsleutels. Ik verwacht namelijk niet dat uit
die discussies veel zinvolle ideeën zullen komen.
      (De heer PLATVOET: Wat bedoelt u met snel?)
   Ik denk in weken. De bedoeling is, dit proces in april 1992 af te ronden
en ik heb de stadsdeelraad De Pijp inmiddels per brief laten weten, dat ik
op korte termijn, binnen enkele weken, een nader initiatief van de
stadsdeelraad verwacht; in ieder geval op een zodanige termijn dat het een
snelle en doelmatige uitwerking van het sociaal plan niet in de weg staat.
   De opleiding is een volgend onderwerp dat van belang is. Ik wil een
poging doen, hoewel het ernaar uitziet dat er verschillende geluiden uit de
Raad zijn gekomen, in dit stadium tot ‚‚n geluid te komen. Terecht is
vastgesteld dat er nog een gesprek met de stadsdelen moet plaatsvinden, dat
een aantal zaken nog moet worden uitgezocht en dat er ook nog gesprekken
met de vakbeweging moeten worden gevoerd. De vraag is, of het College en de
Raad zich in dit stadium op ‚‚n standpunt kunnen verenigen. Ik heb niemand
horen zeggen, ook de heer Houterman niet, dat het op zichzelf slecht is dat
er op het gebied van de straatmakerij aan scholing wordt gedaan. Scholing
is in feite een zaak die de Raad onderstreept en ook het College kijkt daar
positief tegenaan. De vraag is dan Ä als ik naar de woorden van de heer
Houterman luister Ä waar die scholing moet plaatsvinden. Moet de gemeente
een eigen school stichten of moet er gebruik worden gemaakt van bestaande
scholingscapaciteit voor het straatmakersvak? Persoonlijk gaat mijn
voorkeur ernaar uit, gebruik te maken van bestaande mogelijkheden, zonder
uit te sluiten dat er een andere mogelijkheid bestaat, maar die moet nog
nader worden onderzocht. In essentie gaat het om de vraag, of er bereidheid
bestaat bij de stadsdeelraden en de Gemeenteraad als eindverantwoordelijke
voor de binnenstad, een aantal straatmakers de garantie te geven dat zij in
de praktijk het vak kunnen leren. Dit vak kan men niet achter de tekentafel
of in de schoolbanken leren, zoals de AbvaKabo dit tegenwoordig uitlegt;
men leert dit vak in de praktijk. In de initiële fase gaat dit gepaard met
enige kosten en de vraag is daarom, of men bereid is samen met de
stadsdelen deze kosten Ä in een bepaalde verhouding Ä te dragen. De heer
Houterman heeft daartegen bezwaren, omdat dit ten koste zou gaan van gelden
die voor het sociaal plan bestemd zijn. Ik kan weliswaar met de heer
Houterman meegaan in die redenering, maar ik zeg tegen hem dat, als de
vakbeweging en de werknemers van het WBA dit nadrukkelijk als onderdeel van
het sociaal plan zien en ervoor pleiten de middelen voor het sociaal plan
erbij te betrekken, daarover geen verschil van mening hoeft te bestaan. Ik
vraag de Raad, te vermijden dat hierover verdeelde meningen ontstaan; ik
acht dat noodzakelijk. Het lijkt mij op dit moment van belang dat de Raad
het idee van het College volgt, dat de centrale stad het initiatief neemt
en in overleg met de stadsdelen beziet in hoeverre de continuïteit van dit
vak ook in de toekomst kan worden gewaarborgd. De Raad en het College
moeten het hierover toch eens kunnen worden.
   Verscheidene elementen die betrekking hebben op de uitwerking komen,
zoals de heer Balai terecht opmerkte, later aan de orde. Op dat moment
kunnen alle
fracties nogmaals beoordelen of een en ander voldoet aan de eigen
uitgangspunten en criteria. Het lijkt mij goed, dat de Raad in verband met
het feit dat de gesprekken met de stadsdelen nog moeten worden gevoerd,
waar mogelijk tot een unaniem oordeel komt. Het voorstel-Platvoet zou
wellicht wat algemener moeten worden geformuleerd, omdat het wat teveel
uitgaat van het idee dat de gemeente zelf een opleiding moet starten en de
mogelijkheid om gebruik te maken van bestaande opleidingen enigszins
miskent. Als de raad zich in de opmerkingen van het College kan vinden, zou
dat in dit stadium voldoende moeten zijn. Ik pleit ervoor, daarover in deze
fase geen verdeeldheid te laten ontstaan.
   De heer Houterman heeft ook een opmerking gemaakt over de positie van de
directeur in relatie tot het sociaal plan. Zijn uitgangspunt is dat alle
werknemers in de binnen- en de buitendienst van het WBA gelijk moeten
worden behandeld. Dat is ook het uitgangspunt van het College en naar ik
heb begrepen ook het standpunt van de vakbeweging. Vanzelfsprekend geldt de
gelijke behandeling ook voor de directeur. De situatie die is ontstaan mag
niets afdoen aan het feit dat ook hij in het kader van het daarvoor
bestaande beleid zoveel mogelijk op een verantwoorde wijze moet worden
geholpen en in de toekomst zinvol werk voor de gemeente Amsterdam moet
kunnen verrichten. Ik zeg de heer Houterman dit toe.
   Ik heb de heer Balai al aangegeven, dat ik het woord teleurstelling dat
hij gebruikte de juiste term vindt. Hij maakte ook een opmerking over de
Cebeon-sleutel en de scholing. Ik meen dat ik in mijn reactie al heb
aangegeven dat ik het met zijn opmerkingen op die punten eens ben.
   Ik wil nu iets zeggen over de opmerkingen over de begeleidingscommissie.
Het voorstel tot instelling van de begeleidingscommissie is door de
vakbeweging gedaan in het kader van het sociaal plan. Het College heeft op
dit voorstel positief gereageerd, omdat het verstandig lijkt dit proces zo
goed mogelijk te laten verlopen en niet steeds te overleggen met zestien
stadsdelen maar met een aantal vertegenwoordigers van de stadsdelen, zodat
men snel knopen kan doorhakken en beslissingen nemen. Ik heb in de
Commissie voor Financiën enz. al gezegd dat ik daartoe graag bereid ben. Ik
heb er geen bezwaar tegen, als mevr. Weltevreden daaraan behoefte heeft, in
een later stadium in de Commissie voor Financiën enz. te rapporteren over
de vraag hoe de begeleidingscommissie precies functioneert. Ik wil de
begeleidingscommissie wel zo snel mogelijk instellen om geen nodeloze
vertraging op te lopen.
   Mevr. de Jong vroeg hoe het na de afsplitsing moet gaan. Ik ga ervan
uit, dat de stadsdelen bereid zullen zijn als goede werkgevers te opereren;
dat is ook wel gebleken. Ik heb er geen behoefte aan, van te voren een
soort commissie in te stellen die als een waakhond oplet of stadsdelen zich
als werkgever wel netjes gedragen. Dat lijkt mij geen goede uitgangspositie
en ik zie daar dan ook geen aanleiding toe. Mocht het personeel van het WBA
behoefte hebben aan een ontmoetingspunt waar men elkaar kan treffen, dan is
dat altijd bespreekbaar. Dit onderwerp kan ook aan de orde komen in het
kader van het overleg over het sociaal plan. De begeleidingscommissie
waarover ik spreek is de commissie die ervoor zorgt dat het proces goed
verloopt.
   Tegen de heer Hofman zeg ik dat er geen banen zullen verdwijnen, maar
dat de taken van het centraal bedrijf zullen worden voortgezet bij de
stadsdelen.
   Ik heb er behoefte aan, een woord van waardering uit te spreken voor de
begeleidingscommissie onder voorzitterschap van de voorzitter van het
stadsdeel
Zuidoost, de heer heer Ruijgers, die een jaar geleden is ingesteld. De heer
Ruijgers heeft op een voortreffelijke manier bijzonder veel werk in dit
proces gestoken. Ik dank hem daarvoor en tevens spreek ik mijn dank uit aan
de overige leden van de begeleidingscommissie. Voorts heb ik er behoefte
aan mijn waardering uit te spreken voor het personeel en het actiecomit‚
van het WBA. Ondanks het feit dat er spanningen zijn geweest, dat er hevige
discussies hebben plaatsgevonden en dat in die spanning ook emoties een rol
hebben gespeeld, heb ik, mede gelet op die emoties, veel waardering voor de
professionaliteit van de werknemers en het actiecomit‚ van het WBA.
Diezelfde waardering spreek ik nadrukkelijk uit in de richting van de
directeur, die in de bijzonder moeilijke situatie waarin het bedrijf
verkeerde met al zijn inzet zijn beste krachten aan het bedrijf heeft
gegeven. Hij mag zeker niet ontbreken als er woorden van waardering worden
uitgesproken.
   Ten slotte meen ik, dat het ons aller taak is om Ä dat is ook de inzet
van het College Ä in de komende maanden te zorgen voor een snelle, goede,
verantwoorde en sociale afwikkeling van de overgang van het WBA naar
decentrale activiteiten. Ik hoop van harte, in navolging van degenen die
dat in de Raad hebben gezegd, dat het professionele vakmanschap dat de
Amsterdamse straatmakers zo lang in deze stad hebben tentoongespreid nog
lang mag blijven bestaan. Dat is de inzet van het College en ik begrijp dat
de Raad het College daarin steunt.
   De heer PLATVOET: Mijnheer de Voorzitter. De wethouder heeft gezegd, dat
er een volwaardig sociaal plan moet komen. Ik ben het uiteraard met hem
eens en wij zullen naar het resultaat kijken om te zien of het sociaal plan
dat stempel ook verdient. Ik houd de wethouder aan zijn toezegging dat,
mochten de stadsdelen gezamenlijk met een alternatief komen, zij binnen
enkele weken hierop antwoord zullen krijgen.
   Ik hoop dat de wethouder volgende week donderdag al iets kan zeggen over
de taak en de samenstelling van de begeleidingscommissie. Dat kan hij, als
hij snel aan de slag gaat.
   De wethouder zegt over de opleiding dat men kan streven naar een eigen
opleiding of naar het aanhaken aan bestaande opleidingen. Het voorstel dat
ik heb ingediend is vrij genuanceerd; daarin is sprake van overleg en het
onderzoeken van mogelijkheden samen met de stadsdelen. Beide doelen van de
wethouder passen in mijn voorstel, al gaat mijn voorkeur uit naar een eigen
opleiding. Het woord "eigen" komt niet in het voorstel voor en ik meen
daarom dat wat de wethouder wil Ä een bundeling van de Raad op ‚‚n
standpunt Ä met mijn voorstel mogelijk is.
   De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. Mijn fractie sluit zich
allereerst aan bij de laatste woorden van de wethouder waarmee hij dank aan
en waardering voor een aantal betrokkenen uitsprak. Mijn fractie vindt het
van groot belang dat de scholing in de toekomst wordt gekoppeld aan de
ontwikkeling van de arbeidsmarkt, zowel in de regio als in een wat groter
verband; voor het gemak noem ik dat het ROA-gebied.
   Vervolgens is mijn fractie van mening dat als de gemeente iets aan
scholing gaat doen, er wel een garantie op een baan voor die mensen moet
zijn. Die conditie betekent echter niet dat iemand die aan de opleiding
deelneemt te allen tijde een baan bij de gemeente Amsterdam zal krijgen;
het kan ook een baan elders in de gemeente of in de regio Amsterdam zijn.
Als wij dit stringent zouden koppelen aan de scholing, zou men op de een of
andere manier toch
worden gedwongen zaken te koppelen tegen de marktontwikkelingen in. Met de
opmerking van de heer Platvoet dat zijn voorstel zeer genuanceerd is, heb
ik op zijn minst een semantisch probleem. Hij stelt voor, een opleiding te
initiëren. Hij doelt dus op een opleiding die nog niet bestaat, waarmee hij
een aanhaakvariant bij een bestaande opleiding uitsluit. De VVD-fractie zou
in plaats van het woord "opleiding" willen lezen "opleidingsmogelijkheden".
De heer Platvoet hoeft geen nieuw voorstel in te dienen als hij zover wil
gaan te verklaren dat hij zich ook kan vinden in een breder onderzoek naar
opleidingsmogelijkheden; dus niet zozeer initiëren en zelf het wiel
uitvinden. Het kan geen kwaad, zo'n bredere interpretatie te sonderen, want
met de formulering die nu op papier staat kunnen wij ons niet verenigen.
      (Mevr. WELTEVREDEN-VAN DEN BOS: Kunt u aangeven, welke bestaande
      straatmakersopleiding u bedoelt?)
   Ik bedoel de huidige opleidingsinstituten.
      (Mevr. WELTEVREDEN-VAN DEN BOS: Is die straatmakersopleiding dus
      beschikbaar?)
   Ik ga ervan uit dat bij bestaande instituten, streekscholen enz.



een
opleiding kan worden aangehaakt.
      (De heer PLATVOET: U zegt net dat u het er niet mee eens bent als de
      opleiding daarbij wordt aangehaakt.)
   De opleiding moet worden aangehaakt bij een bestaand instituut.
      (Mevr. DE JONG: Dan is het een nieuwe opleiding.)
      (De heer PLATVOET: Er is dan toch sprake van een gebundelde vorm van
      een gemeentelijke, samen met de stadsdelen te initiëren opleiding die
      vervolgens wordt aangehaakt?)
   Diezelfde opleiding kan worden gevolgd door straatmakers die een baan in
de particuliere sector ambiëren. Wij stellen niet de voorwaarde dat mensen
die instromen in een dergelijke opleiding, verplicht bij de gemeente worden
tewerkgesteld. Daarom maken wij verschil tussen het werken bij de gemeente
Amsterdam en in de gemeente Amsterdam. Om te voorkomen dat de overhead enz.
onevenredig stijgen zijn wij van mening dat de opleiding bij het
beroepsonderwijs moet worden aangehaakt.
      (De heer PLATVOET: Vindt u het normaal dat de gemeente een opleiding
      initieert en betaalt om de instroom van nieuwe geschoolde
      straatmakers te garanderen en hen vervolgens laat wegvloeien naar het
      particuliere bedrijfsleven? De gemeente moet dus betalen voor de
      opleiding ten behoeve van het particuliere bedrijfsleven? Dat is de
      wereld op zijn kop!)
   Het ligt natuurlijk anders als de gemeente de opleiding betaalt. De
mensen die deze opleiding volgen moeten van de gemeente de garantie op een
baan bij de gemeente krijgen. Eerst moet een en ander echter op de
ontwikkelingen bij de gemeente worden afgestemd, voordat een onbeperkt
aantal leerplaatsen in het leven wordt geroepen. Vervolgens moet jaarlijks
opnieuw worden bekeken wat de behoefte aan nieuwe instroom van straatmakers
bij de gemeente is, tenzij men een bredere opleiding formuleert, die ook
voor de particuliere sector in aanmerking komt.
   Wat de kosten van de scholing en de voorstellen om die te betalen uit de
3 miljoen gulden frictiekosten betreft is mijn fractie van mening, dat het
jammer zou zijn als dit ten koste zou gaan van de arbeidsvoorwaarden van
het personeel. Gezien de hoge organisatiegraad bij het WBA en het
vertrouwen dat de
vakorganisaties genieten, zullen wij ons bij het advies van de
vakorganisaties neerleggen. Wij menen echter dat het personeel op dit punt
te kort wordt gedaan. Het mag niet ten koste van deze drie miljoen gulden
gaan als de gemeente die opleiding wil stimuleren, maar het zij zo.
   De heer BALAI: Mijnheer de Voorzitter. Met betrekking tot het voorstel
van Groen Links wil ik het volgende zeggen. De heer Platvoet geeft zelf
aan, dat het voorstel genuanceerd moet worden gelezen. Daarin wordt
voorgesteld een onderzoek in te stellen en wat mij betreft kan dat ook
zinvol zijn. De vraag of er op een gegeven ogenblik sprake zou moeten zijn
van een eigen opleiding van de gemeente Amsterdam moet daarna worden
bezien. Ik ben onvoldoende ingevoerd in de opleidingsmogelijkheden voor
straatmakers om daarover nu een uitspraak te kunnen doen. Het is een goed
voorstel. Laten wij dat onderzoek uitvoeren, dan kunnen wij spreken over de
mogelijkheden die er al dan niet blijken te zijn.
   Mevr. WELTEVREDEN-VAN DEN BOS: Mijnheer de Voorzitter. De gemeentelijke
opleiding is gestopt en is er dus niet meer. Volgens mij is de vraag dan
ook niet aan de orde of de gemeente bereid is opleidingsplaatsen te
initiëren, want zij zal wel moeten. Straatmaken leert men niet in veertien
dagen; dat duurt een paar jaar. Er zal dus hoe dan ook moeten worden
gestart met opleidingsplaatsen als de gemeente op termijn nieuwe
straatmakers wil hebben en wel zo snel mogelijk. Deze opleidingsplaatsen
zullen nodig zijn, want als ik naar de binnenstad kijk Ä dat blijft de
verantwoordelijkheid van de Raad Ä staan daar niet alleen historische
panden maar liggen er ook historische stukjes straat die ook toeristische
aantrekkingskracht hebben, zoals de Dam enz. Ik dring er daarom op aan, dat
de gemeente het initiatief neemt nieuwe opleidingsplaatsen te realiseren.
   Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Voordat er een misverstand
ontstaat wil ik zeggen dat straatmaken niet zomaar een cursus is die men er
even bij doet; het is een opleiding van een aantal jaren. Het is dus nogal
wat als de gemeente zegt een dergelijke opleiding te willen initiëren. Ik
voel daar niets voor, maar ik sta er wel positief tegenover, te onderzoeken
hoe er eventueel klassen kunnen worden gevormd bij bestaande streekscholen,
zodat wordt aangehaakt bij een bestaande school waar men een aantal
plaatsen zou kunnen adopteren. Ik wil er nogmaals de nadruk op leggen dat
straatmaken een ingewikkeld vak is en dat het hier niet om een paar
cursusjes, maar om een aantal jaren opleiding gaat. De gemeente neemt
hiermee dan ook een enorme verplichting die op zich en ik zou dat niet
zomaar willen toezeggen.
      (Mevr. TANJA: De gemeente heeft wel de nodige ervaring op dit
      gebied.)
   Ik ben van mening dat er met een aantal streekscholen moet worden
gesproken en ik wil dan wel horen hoe dat is verlopen. Ik kan echter niet
zomaar een dergelijke grote beslissing nemen.
   Mevr. WITTE-BUIJSERD: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb weliswaar naar de
wethouder geluisterd, maar ik miste in zijn woorden de belichting van de
positieve kanten van dit nieuwe begin voor de straatmakers. Ik neem immers
aan, dat er ook positieve kanten aan de decentralisatie van het WBA zitten.
   Wethouder DE GRAVE: Mijnheer de Voorzitter. In antwoord op de opmerking
van mevr. Witte merk ik op dat ik positief ben geëindigd door uit te
spreken, dat ik van harte hoop dat het vak van professioneel straatmaker in
Amsterdam zal blijven bestaan.
   Ik heb er geen probleem mee, volgende week donderdag in de Commissie
voor Financiën enz. terug te komen op de begeleidingscommissie. Wij kunnen
ons concentreren op de discussie rond de opleiding. Er bestaat bij
voorbeeld een opleiding voor straatmaker bij de Stichting
Praktijkopleidingen Amstelland. Dat is op dit moment niet de kern van de
discussie. Ik kan ook slecht overzien wat het beste is. Mijn voorstel was,
die discussie te voeren op het moment dat er een concreet voorstel ligt;
precies zoals de heer Balai dat verwoordt. Er zijn verscheidene aspecten
die in kaart moeten worden gebracht en vervolgens moet een en ander aan de
Raad worden voorgelegd, waarna die weer een afweging moet maken. Het is nu
nog te vroeg daarvoor. De kern van de vraag is of de Raad scholing zozeer
van belang vindt om de continuïteit van het vak straatmaken in Amsterdam te
handhaven, dat de gemeente bereid is zich in overleg met de stadsdelen in
te spannen om een praktijkopleiding te garanderen. De heer Houterman vindt
het van belang dat die ook past in de bestaande werkgelegenheidssituatie.
Er moet rekening worden gehouden met natuurlijk verloop en bovendien heeft
het WBA van het totale straatwerk dat in de gemeente wordt uitgevoerd maar
50 … 55% in het pakket. Er wordt nu al een groot aantal bestratingswerken
voor de particuliere markt gedaan; er is dus een brede marge waarin ruimte
bestaat voor straatmakersactiviteiten van de gemeente. De enige vraag is,
of de Raad positief staat tegenover een initiatief om te komen Ä door de
gemeente zelf of via bestaande opleidingen Ä tot scholing en daaraan
gekoppeld of de bereidheid bestaat, leerlingen praktijkervaring te laten
opdoen bij de gemeente c.q. stadsdelen. Het College reageert daarop
positief en ik vertaal het voorstel-Platvoet dan ook als een steun in de
rug. Ik heb de heer Platvoet horen zeggen dat het er nu niet om gaat, te
beslissen of de gemeente de opleiding zelf ter hand moet nemen, dan wel of
die moet worden aangehaakt bij bestaande opleidingen. Hij heeft zijn
voorkeur en ik heb misschien mijn voorkeur; wij zullen die netjes in kaart
brengen, met de plussen en de minnen, waarover de Raad later een beslissing
kan nemen. Ik vertaal het voorstel van de heer Platvoet evenals de heer
Balai als een onderzoek naar de mogelijkheden vanuit een positieve intentie
en ik hoop dat de Raad het daarmee unaniem eens kan zijn.

   De discussie wordt gesloten.

   Aan de orde is de stemming over het voorstel-Platvoet (nr. 187)

   De heer HOUTERMAN (stemmotivering): Op grond van de toelichting van de
wethouder is het voorstel van de heer Platvoet overbodig. Op grond van de
toelichting die ik de heer Platvoet zelf heb gevraagd constateer ik, dat
hij mij toch te weinig ruimte heeft gegeven. Zijn bedoeling interpreterend
meen ik, dat hij ons toch een verplichting op de schouders wil laten nemen
die wij nu niet in deze vorm willen aangaan. De overgrote meerderheid van
de VVD-fractie zal tegen het voorstel-Platvoet stemmen, maar heeft er
begrip voor dat de wethouder wellicht voorstander is van dit voorstel.
   Mevr. DE JONG: Als ik de interpretatie van de wethouder goed begrijp
gaat het om een onderzoek en in die zin zal mijn fractie voor het voorstel-
Platvoet stemmen. Wij zijn met nadruk geen voorstander van het initiëren
van een opleiding, maar wel van de mogelijkheid om na te gaan of Amsterdam
een rol zou kunnen spelen bij de opleiding van straatmakers.
   Mevr. WELTEVREDEN-VAN DEN BOS: Onze fractie waardeert het voorstel,
omdat wij daardoor kunnen uitspreken hoe positief wij staan tegenover het
initiatief van Burgemeester en Wethouders.
   De heer BALAI: Ik heb in de tweede termijn reeds aangegeven, dat wij het
voorstel in zoverre van belang vinden dat wij het onderzoek willen laten
uitvoeren. Op een later moment kunnen wij hierover verder discussiëren.
   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Wij vinden het instellen van een opleiding tot
straatmaker een heel nuttig en goed plan en wij hopen nog over veel
produkten van deze opleiding te mogen fietsen.

   Het voorstel-Platvoet (nr. 187) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.

   De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige
raadsleden de leden Bouma, Hooijmaijers, Houterman, mevr. Spier-van der
Woude, mevr. Van der Stoel en mevr. Vonhoff zich tegen het voorstel hebben
verklaard.

   Aan de orde is de stemming over de voordracht.

   De heer PLATVOET (stemmotivering): Ik deelde in de eerste termijn reeds
mede, dat een minderheid van mijn fractie tegen de voordracht zal stemmen.
Die minderheid bestaat uit mevr. Oedayraj Singh Varma en mijzelf.

   De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 321 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met inachtneming van de door de leden mevr. Oedayraj Singh
Varma en Platvoet gevraagde aantekening.

   Aan de orde is thans:

   4
   Nota van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 inzake de staf-
en steundiensten, getiteld: Van inbedding naar doorstroming (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 61, blz. 101).

   Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Wat de nota Van inbedding naar
doorstroming betreft wil de fractie van D66 slechts ‚‚n aspect aan de orde
stellen, want zij gaat in grote lijnen met de nota akkoord. Wij nemen met
genoegen kennis van de nota, maar wij willen toch nog een voorstel
indienen. Wij zijn van mening dat de Raad op hoofdlijnen dient te besturen
en het is van belang dat staf- en steundiensten, die bedrijfsmatig moeten
kunnen werken, zelf over een reserve beschikken die zij hopelijk in de
toekomst zullen opbouwen. Voorlopig is dit voor de meeste bedrijven echter
nog toekomstmuziek. Wij vragen het College, zoals wij ook hebben gedaan bij
het Kwaliteitscontract Gemeentewaterleidingen, een minimumpercentage vast
te stellen dat bij een positief bedrijfsresultaat door het bedrijf kan
worden gebruikt, zonder dat het van de Raad toestemming moet hebben voor de
wijze waarop het dit wil besteden. Ik dien hierbij een voorstel in.

   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:

48ø   Voorstel van 5 februari 1992 van het raadslid mevr. De Jong inzake de
besteding van een eventueel positief bedrijfsresultaat (Gemeenteblad afd.
1, nr. 188, blz. 372).

   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. Bij de nota Van inbedding
naar doorstroming breng ik graag nog een aantal punten onder de aandacht.
Allereerst verzoek ik de wethouder, of hij in de komende tijd ook de staf-
en steundiensten de timing van hun begroting en verslaggeving kan laten
afstemmen op de nieuwe begrotingsprocedure die wij voor de Raad hebben
afgesproken.
   Vervolgens is mijn fractie van mening, dat bij de plaatsbepaling van de
staf- en steundiensten en bij hun begroting en verslaggeving de aspecten
positieve actie en Arbo-wetgeving integraal onderdeel moeten uitmaken van
het managementcontract dat de gemeente sluit.
   Ik wil nog een korte reactie geven op het voorstel van mevr. de Jong. In
de Commissie voor Financiën enz. heeft mijn fractie reeds opgemerkt, dat de
zeer liberale gedachte achter haar voorstel ons aanspreekt. De formulering
van haar voorstel vinden wij echter te rigide. Wij menen dat per bedrijf en
per jaar in het kader van het contractmanagement moet worden bekeken of men
al dan niet bepaalde winsten in het bedrijf kan reserveren. Ook kan het
doel per bedrijf verschillend zijn; de ene keer ten faveure van de
werknemers en dan weer ten faveure van het opbouwen van een reserve voor
eventuele toekomstige moeilijke tijden. De geest van het voorstel-mevr. de
Jong spreekt ons dus wel aan, maar wij kunnen niet leven met de huidige
formulering. Daarom steunen wij dit voorstel nog niet.
   Wethouder DE GRAVE: Ik vindt het jammer dat er maar weinig tijd
beschikbaar is, omdat wat de Raad vanavond besluit vrij ingrijpend en
belangrijk is. Het is een belangrijke en forse stap in het kader van
planning en control en een grote stap in de uitwerking van de gedachte van
staf- en steundiensten, van besturen op hoofdlijnen en besturen op afstand.
Blijkbaar is de voorbereiding in de Commissie voor Financiën enz. zodanig
geweest dat er geen behoefte is aan meer discussie in de Raad. Ik
onderstreep daarom dat het een belangrijke, ingrijpende stap is die de Raad
neemt. Het is blijkbaar een stap die een breed draagvlak in de Raad heeft,
wat ik op zichzelf zeer waardeer.
   Er blijft nog een verschil van mening over, dat volgens mij kleiner is
dan het lijkt. Ik kan mij heel goed vinden in de reactie van de heer
Houterman op het voorstel dat mevr. de Jong heeft ingediend. Ik heb die
reactie ook al gegeven in de Commissie voor Financiën enz. Ik meen dat er
geen verschil van mening mogelijk is over de vraag of staf- en
steundiensten moeten beschikken over eigen reserves. Zo'n reserve is
enerzijds van belang om tot een zo goed mogelijke vergelijking met
bedrijven in de marktsector te komen en anderzijds ook Ä ik zet dan mijn
pet van wethouder voor Financiën op Ä omdat het voor een stabiel
begrotingsbeeld goed is dat een bedrijf niet voortdurend wisselend met
plussen en minnen blijft zitten, doch enigszins egaliserend een bijdrage
kan leveren aan het concern Amsterdam. Ik poog mevr. De Jong aan te geven,
dat het in zeer ingrijpende en lange besprekingen met de afdelingen en
directeuren van de staf- en steundiensten en de afdeling Financiën
ongelooflijk moeilijk
bleek in dit stadium nauwkeurige uitgangspunten te formuleren, omdat de
verschillen tussen de staf- en steundiensten zo groot zijn. De ene staf- en
steundienst bij voorbeeld heeft behoefte aan een reservepositie vóór de
winst. Men kan de winst op verschillende manieren bepalen, namelijk voordat
men reserves heeft gedoteerd of daarna en dit varieert weer per bedrijf.
Het ene bedrijf heeft een grotere reserve nodig dan het andere, afhankelijk
van de aard en de activiteiten van de staf- en steundienst. Ik stel de Raad
daarom voor Ä ik onderstreep daarbij de noodzaak, te komen tot de opbouw
van een reservepositie en tevens onderstreep ik de juistheid van de
uitgangspunten, staf- en steundiensten zo gelijk mogelijk te behandelen als
bedrijven in de marktsector Ä de komende twee … drie jaar te gebruiken om
aan de hand van voorstellen van de directeuren van staf- en steundiensten
en in overleg met de Raad te komen tot een aantal uitgangspunten in de
praktijk.
   Op dit moment zou het onverstandig, onjuist en ook bijna onmogelijk
zijn, algemene uitgangspunten te formuleren. Ik heb niet het idee dat er
sprake is van een materieel verschil van mening, maar de discussies hebben
mij geleerd dat het nu te vroeg is om al een vast percentage vast te
leggen. De Raad heeft een vergelijkbare keuze gemaakt bij de
verzelfstandiging van de NV Schoonmaakbedrijf Gemeente Amsterdam. Men
besloot ook daar niet tot de vaststelling van een vast percentage dat de NV
SGA zou mogen reserveren voor de eigen reservepositie. Naar aanleiding van
een voorstel van de directeur van de NV SGA heeft het College een
voordracht aan de Raad voorgelegd, waarover de Raad uiteindelijk heeft
beslist.
   Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Gezien het antwoord van de
wethouder, dat niet geheel onverwacht komt, ben ik van mening dat het nog
wat te vroeg is. Daarom trek ik voorstel nr. 188 in om het op een ander
moment nog eens te kunnen indienen.

   Het voorstel-mevr. De Jong (nr. 188), ingetrokken zijnde, maakt geen
onderwerp van behandeling meer uit.

   Mevr. WELTEVREDEN-VAN DEN BOS: Mijnheer de Voorzitter. Dat wij niet het
woord hebben gevoerd is niet omdat wij het onderwerp niet belangrijk genoeg
vinden, maar omdat wij in tijdnood zitten en ons moeten beperken. Dit
onderwerp heeft in de Commissie voor Financiën enz. een heel goede
behandeling gehad. Ik onderschrijf wat de wethouder zojuist opmerkte. Het
is een belangrijk onderwerp, maar het is goed behandeld.

   De nota wordt voor kennisgeving aangenomen; de Raad neemt mitsdien het
besluit, vermeld op blz. 117 van afd. 1 van het Gemeenteblad.

   9A
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 28 januari 1992 tot
goedkeuring van het studieconvenant inzake het Stationseiland (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 171, blz. 329).

   De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil slechts een paar
korte opmerkingen maken over deze voordracht, omdat er in de Commissie voor
de Binnenstad enz. al uitvoerig over is gesproken. Het is een convenant om
een studie te doen die blijkens het tijdschema al op een haar na gereed is.
Waarom
hebben wij een convenant nodig, c.q. waarom hebben wij iets nodig waarvoor
een machtiging van de Raad vereist is? Vervolgens vraag ik mij af, als er
een machtiging van de Raad noodzakelijk is, waarom die nu pas aan de Raad
wordt voorgelegd, nu de studie al bijna is voltooid.
   Mijn volgende opmerking richt ik tot de raadsleden die de presentatie
bij de Amsterdam Waterfront Financieringsmaatschappij CV (AWF) afgelopen
maandag niet hebben meegemaakt. Daar is ons duidelijke geworden, dat voor
de AWF het busstation feitelijk al heeft afgedaan. Men heeft bouwlogistieke
en openbaar-vervoersargumenten tegen het busstation. De Raad moet daarover
weliswaar nog spreken, maar als het waar is dat het bouwlogistieke argument
Ä dat er in het kort op neerkomt dat men niet tegelijkertijd aan de achter-
en de voorzijde van het Centraal Station ingrijpende infrastructurele zaken
kan doen, omdat de binnenstad dan geheel onbereikbaar wordt Ä zo belangrijk
is voor de AWF, is het dan niet noodzakelijk dat de busmaatschappijen een
faire kans krijgen aan de studie naar de voorzijde van het station deel te
nemen? Heel veel politieke beslissingen worden gestuurd met allerlei
technieken en het is daarom zaak dat de Raad een en ander zo eerlijk
mogelijk probeert te organiseren. Ik meen daarom, dat de busmaatschappijen
moeten meestuderen. Vindt de wethouder het daarom, met name gelet op de
standpunten van de AWF zoals die recent zijn geformuleerd, niet zaak de
busmaatschappijen alsnog te betrekken bij het studieconvenant om later niet
het verwijt te krijgen dat deze Ä al studerend in plaats van als bestuur te
beslissen Ä aan de kant zijn gezet? Als u zegt dat dat niet noodzakelijk
is, wil ik klip en klaar van u horen dat het feit dat de busmaatschappijen
niet meedoen aan deze studie later nooit enig tegenargument van enige
betekenis kan opleveren, hoe groot de tijdsdruk ook zal zijn; dat is een
kwestie van netheid.
   De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Ik sluit mij geheel aan
bij de opmerkingen en vragen van de heer Van der Laan. Mijn fractie heeft
ook nog een aantal vragen, waarvan zij er een wil stellen aan de wethouder
en een aan de heer Holvast. Naar aanleiding van de uitlatingen van de AWF
in de pers en in het tussenrapport wil de fractie van de VVD van de
wethouder horen of dit convenant nog zin heeft nu de AWF de noord-zuidlijn
als een absolute voorwaarde ziet en het busstation beschouwt als
concurrerend en niet als complementair.
   De heer Holvast vraag ik het volgende. Onzes inziens suggereerde hij inde
commissievergadering van afgelopen maandag dat de discussie over de
mogelijke toekomstige infrastructuur en de uitlatingen van de AWF inhield
dat Groen Links geen voorstandster meer is van het busstation met
inachtneming van de mitsen zoals die werden genoemd in het op 27 juni 1991
door de Raad aanvaarde voorstel ter zake.
   De heer MOLLEMAN: Mijnheer de Voorzitter. Gelet op het nieuws dat wij
van de AWF hebben gekregen vraag ik de wethouder, hoe hij denkt dat de rol
van het convenant kan worden ingevuld met inzet van het platform van
directeuren van openbaar-vervoerbedrijven, dat sinds de instelling van de
vervoerregio functioneert. Bij de sneltram bleek die nog niet optimaal te
werken, maar mogelijk is het Stationseiland een goede aanleiding om het
platform wel optimaal te laten functioneren. Het zou in dezen een
noodverband voor het busstation kunnen zijn.
   De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. In de voordracht staat "gehoord
de commissie", wat betekent dat een en ander in de Commissie voor de
Binnenstad enz. is besproken. Naar mijn weten zijn er na de
commissievergadering behoudens enige informele besprekingen geen andere
formele feiten aan ons voorgelegd op grond waarvan wij van mening zouden
moeten veranderen. Er wordt geen andere beslissing van ons gevraagd dan een
onderzoek te doen. De fractie van D66 is van mening, dat de Raad voldoende
uitspraken heeft gedaan om een onderzoek te doen naar de mogelijkheden van
een busstation; daardoor kan een andere beslissing die wij willens en
wetens hebben genomen niet in gevaar worden gebracht. Ik begrijp de
commotie van mijn collega's niet als zij een keer met iemand hebben
gesproken; zelf spreek ik wekelijks met diverse personen.
      (De heer VAN DER LAAN: Ik sla steil achterover van het formalisme
      waarmee de heer Robbers deze opmerking maakt. Wij hebben afgelopen
      maandag van de directeur van de AWF in ongekend heldere bewoordingen
      gehoord dat hij helemaal niets ziet in een busstation. De wethouder
      zal dit straks, los van zijn eigen mening, als waarnemer van die
      bespreking bevestigen. Is dat geen nieuw feit?)
   Ik herhaal gewoon dat wij de beslissing hebben genomen. Wij hebben
gevraagd een onderzoek naar een busstation in te stellen en daarbij
voorgesteld dit onderzoek te laten verrichten door de NV Nederlandse
Spoorwegen (NS) en de AWF.
      (De heer VAN DER LAAN: Wij gaan samen met de bewuste directeur die
      deze mededeling doet en de NS studeren op het voorplein van het
      station. Mogen wij deze studie niet goedkeuren en, nadat wij de
      directeur hebben gehoord, de busmaatschappijen erbij betrekken?)
   De heer Van der Laan kan het formalistisch vinden, maar ik ben van
mening dat het opportunistisch is, bij elk tussentijds nieuw bericht meteen
de besluitvorming aan te passen. Op die manier komt er helemaal nooit iets.
Ik ben benieuwd of de wethouder uw zienswijze in dat opzicht deelt.
      (De heer HOOIJMAIJERS: Op het moment dat er een tussenrapport wordt
      geleverd mag men toch constateren dat er een nieuw, formeel feit op
      tafel ligt, althans als er nieuwe dingen in dat tussenrapport staan?
      Als de heer Robbers dat niet met ons eens is, welk moment acht hij
      dan wel rijp om in te gaan op uitlatingen van een toch niet
      onbelangrijk persoon als de directeur van de AWF?)
   Er is sprake van een nieuw feit wanneer in de voortgangsrapportage iets
moet worden afgestemd tussen het ondernemingsplan en de gemeente. Daarvoor
zijn data afgesproken. Pas wanneer daarover een papier van de AWF op tafel
ligt, is er sprake van een nieuw feit, eerder niet.
      (De heer HOOIJMAIJERS: U hebt geen brief ontvangen, maar een compleet
      stuk van zeer veel pagina's. Is dat niet voldoende? Het hoeft toch
      niet te worden uitgekauwd voor dat u reageert?)
   De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. De vraag die de VVD-fractie mij
heeft gesteld zie ik graag als een uitnodiging om hierover toch maar iets
te zeggen. Het antwoord op die vraag is heel duidelijk: nee. De fractie van
Groen Links is nog steeds van mening dat het bouwen van een ondergronds
busstation voor het Centraal Station een optie is die volledig open op
tafel moet blijven liggen en die geen strobreed in de weg mag worden
gelegd. Sterker nog, met alle medewerking van de gemeente moet deze optie
juist alle kans krijgen bij de uitwerkingskeuzen die moeten worden gemaakt.
Wij komen geen millimeter terug op eerder ingenomen standpunten.
   De fractie van Groen Links erkent tegelijkertijd dat er ook
keuzeproblemen aan de orde zullen komen bij de beslissingen die moeten
worden genomen over grote investeringen in de infrastructuur voor het
openbaar vervoer rond het Centraal Station. Het is zeker mogelijk dat op
een bepaald moment een keuze aan de Raad wordt voorgelegd of het busstation
koste wat kost voorrang moet krijgen. Wij gaan daaraan niet twijfelen op
het moment dat een directeur van een financieringsmaatschappij op een
maandagochtend een mening geeft, maar wel als blijkt dat er vervoerskundige
analyses zijn die aantonen dat het een het ander zou kunnen bijten. Op dat
moment zou men een keuze moeten maken.
   Tegelijkertijd is de fractie van Groen Links in toenemende mate het
belang van de noord-zuidlijn duidelijk geworden. De uitspraak dat het IJ-
oeverproject zonder noord-zuidlijn zeer onzeker zou kunnen worden, is bij
ons niet aan dovemansoren gericht. Mijn fractie steunt het convenant, omdat
zij constateert dat bij dit convenant alle medewerking aan het onderzoek
over het busstation niet alleen mogelijk, maar ook verplicht is. Mocht aan
het eind van het onderzoek blijken dat reële kansen voor een busstation ook
maar een strobreed in de weg wordt gelegd, dan is het onderzoek wat mijn
fractie betreft van nul en generlei waarde en is het een verkeerd
onderzoek. Ik hoop dat het geen gewoonte wordt, aan de eerste de beste
opmerking van een directeur van een financieringsmaatschappij meteen al te
veel aandacht te besteden in de Raad. Onze beurt komt nog en die directeur
mag op die maandagochtend zeggen wat hij wil, maar wij komen nog voor
keuzen te staan en wij maken onze eigen afwegingen.
      (De heer HOOIJMAIJERS: Een tussenrapport van de AWF is niet zomaar
      een opmerking. Vervolgens Ä daar gaat het vooral om Ä hebben wij
      allen geconstateerd dat de noord-zuidlijn ongelooflijk belangrijk is,
      met of zonder IJ-oeverproject. In het besluit bij het voorstel van 27
      juni 1991 staat onder d, dat de vereiste middelen voor het busstation
      niet ten koste mogen gaan van het VINEX-bod van 1,4 miljard gulden.
      Daarmee zijn het bezwaar van de heer Holvast en de motivering qua
      afweging volledig weggenomen. Er bestaat dan alleen nog een
      vervoersafweging.)
   Dat zal nog moeten blijken. Belangrijker is, dat Groen Links een van de
fracties is die ervoor zijn, niet alleen in de Raad te blijven roepen dat
zij voor de noord-zuidlijn zijn, maar dat zij er ook voorstander van zijn
manieren te zoeken om gezamenlijk in en buiten de Raad op te treden en de
financiering van de noord-zuidlijn naar voren te schuiven. Wij zijn
daarover nog lang niet uitgesproken.
   Wethouder SARIS: Mijnheer de Voorzitter. Dit convenant is noodzakelijk
om een afspraak tussen drie partijen te regelen, te weten de AWF, de NS en
de gemeente Amsterdam. In die afspraak wordt vastgelegd, wie waarvoor
verantwoordelijk is. Het is een studieconvenant en niet zozeer een
juridisch bindend convenant. Er gaat geld en capaciteit van de gemeente in
zitten, omdat zij een deel van de studie verricht en daarom legt het
College dit aan de Raad voor. Dat is niet per se noodzakelijk, omdat de
gemeente hiermee nog geen juridische binding aangaat over toekomstige
investeringen of zich op berpaalde zaken vastlegt met de twee andere
partijen. Niettemin is het van belang, de voordracht in de Raad aan de orde
te stellen, want het gemeentebestuur zet wel handtekeningen onder het
convenant. De uitkomst van het onderzoek is cruciaal voor de toekomst en
moet in de Raad uitvoerig worden besproken. De Raad is wat de uitkomst van
het onderzoek betreft vrij, in die zin dat de Raad met de
uitkomst van het onderzoek mag doen wat hij de beste oplossing vindt. Er
zullen gemeenschappelijke punten naar voren komen, maar er zullen ook
vragen overblijven en ik vermoed dat uw vraag ten aanzien van het
busstation een van de vragen is die uitvoerig moeten worden besproken. Ik
zie hier evenals de Raad een knelpunt aankomen, maar niet omdat de
directeur van de AWF zich er in een tussenrapport duidelijk over uitlaat;
duidelijker dan in dat rapport heeft hij dat reeds mondeling gedaan. Die
directeur is weliswaar zeer belangrijk en natuurlijk veel belangrijker dan
een waarnemend wethouder, zoals de heer Van der Laan mij net heeft
genoemd...
      (De heer VAN DER LAAN: Zo brutaal zou ik nooit durven zijn!)
   ...maar de gemeente gaat over het openbaar vervoer en niet de directeur
van de AWF. De gemeente moet straks uitmaken waar zij de bussen naar toe
wil laten rijden en of zij dat al of niet zinvol vindt.
      (De heer HOOIJMAIJERS: Zoals het ook met de woningbouw gaat, meen
      ik.)
   Ook moet de gemeente uitmaken waar zij de knooppunten wil hebben tussen
het bus- en het railvervoer. Daarvan is een eerste studie gemaakt, die
ertoe heeft geleid dat de Raad van mening was dat het onderzoek moest
worden voortgezet, omdat men het busstation op die plek belangrijk genoeg
vond. De omvang en de ruimtelijke inpassing en de inpassing in het openbaar
vervoer zijn de drie onderwerpen die nog moeten worden onderzocht, naast de
financiële kwestie. Door een voorstel aan te nemen en te zeggen dat het
niet ten koste mag gaan van de VINEX-gelden heeft de Raad in juni 1991 een
en ander afgehouden. Dat wil zeggen dat het niet door kan gaan als het wel
ten koste van het VINEX-bod gaat. Dat is een duidelijke afspraak die wij
door aanneming van dit voorstel met elkaar hebben gemaakt. Zoals gezegd
zijn er nog drie criteria die moeten worden onderzocht.
      (De heer HOOIJMAIJERS: De overlast die het zal geven moet ook nog
      worden onderzocht.)
   Inderdaad. Daarover krijgt de Raad in het rapport meer informatie en aan
de hand daarvan kan de Raad beslissen. Het is echter vervelend dat de
gemeente de schijn tegen heeft gekregen dat zij tegen het busstation is.
Dat is niet het geval; het busstation is alleen een complicerende factor.
Ik denk dat niet de problemen met de bouw de doorslag moeten geven, maar
dat wij moeten nagaan of een dergelijk busstation voor langere tijd
noodzakelijk is en welke omvang het moet hebben. De Raad zal daarover een
rapport ontvangen.
   Het is waar dat het onderzoek al voor een groot deel is gebeurd. Het
heeft niet zoveel zin, andere busmaatschappijen bij het onderzoek te
betrekken, want zij kunnen invloed uitoefenen via de inbreng van het
Gemeentevervoerbedrijf (GVB) in de Projectgroep Infrastructuur en via die
projectgroep ook in dit onderzoek. Er wordt dus wel degelijk rekening
gehouden met de wensen van de busmaatschappijen.
   Een ander punt is, dat een van de vervoerbedrijven een busmaatschappij
heeft opgericht ten behoeve van dit busstation. Dit bedrijf heeft als het
ware gebruik gemaakt van de juridische minuut om daarvoor een bouwaanvraag
te doen. Ik vind het iets te veel eer, die bouwaanvraag ook te honoreren.
Laten wij op grond van de resultaten van de studie beslissen, hoe de
discussie met de busmaatschappijen zal worden gevoerd en niet te veel de
opportuniteit van het moment gebruiken door deze nu al een plek te geven
die hun eigenlijk nog niet toekomt.
   De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. De wethouder is volgens
mij allesbehalve waarnemend; integendeel, hij functioneert volop. Ik ben
het met hem eens dat het beter is het convenant in de Raad aan de orde te
stellen, maar ik blijf erbij dat men Ä die vraag is niet duidelijk
beantwoord Ä als men zoiets optimaal met de Raad wilt bespreken, dit moet
doen voordat de studie klaar is. Dat gebeurt wel vaker, maar ik hoop dat
dat zich in de toekomst minder zal voordoen. Wat het meedoen van de
busmaatschappijen betreft is mijn fractie van mening dat straks Ä om
formele gegevens die de teleurgestelde partij dan weer kan betwisten Ä
wordt gezegd dat men niet verder zal gaan met het busstation. Wij willen
voorkomen dat een dergelijke positie voor enige partij ontstaat, door die
busmaatschappij bij het onderzoek te betrekken. Op die wijze zal er geen
onenigheid komen over het onderzoeksmateriaal. Ik leid uit het antwoord van
de wethouder af dat hij erop vertrouwt dat de getrapte invloed van de
busmaatschappij via de Projectgroep Infrastructuur voldoende is. De
wethouder heeft op mijn laatste vraag geen antwoord gegeven, tenzij hij
impliciet bedoelt dat de busmaatschappijen nooit op technische gegevens aan
de kant zullen worden gezet en als blijkt dat er alsnog iets nader moet
worden onderzocht, dat ook zal worden gedaan. Dat heeft de heer Holvast
volgens mij ook bedoeld en daarmee kan ik vrede hebben. Ik wil tegen de
heer Robbers en ook tegen de heer Holvast zeggen Ä ik vind dit punt toch
wat te kras Ä dat het hier niet gaat om het reageren op mededelingen van
een directeur van een AWF. Allereerst is dit geen directeur van een AWF,
maar de directeur van de financieringsmaatschappij. Het was wat al te
demagogisch te zeggen dat het hier om een directeur gaat van een
financieringsmaatschappij, alsof wij met vele financieringsmaatschappijen
van doen hebben en dit er dan een van is. Dit is natuurlijk de
financieringsmaatschappij die de IJ-oevers voor ons doet. Ik reageerde niet
zomaar en ik verwerp de opmerking van de heer Robbers gezien het volgende.
De Raad wordt gevraagd akkoord te gaan met een studie naar het
Stationsplein die samen met de NS en de AWF zal worden verricht. Wat moet
er onder het stationsplein komen? Datzelfde busstation waarvan degene
waarmee de studie wordt gedaan zegt dat hij die absoluut niet wenst. Is het
dan opportunistisch en wild uit de lucht gegrepen, voordat de Raad die
machtiging verleent, even de vraag te stellen of die verhouding wel in orde
is?
      (De heer ROBBERS: Is de gemeente geen partij meer in een convenant?
      De gemeente heeft toch haar eigen mening ten aanzien van het
      busstation en is toch partij in dat convenant?)
   De gemeente is daarin zeker partij, maar bij lastige beslissingen over
de infrastructuur komt het heel vaak op de techniek aan. Als de Raad wordt
gevraagd akkoord te gaan met een studie naar de techniek en weet dat een
van de twee betrokken partijen Ä enerzijds de AWF en anderzijds de
busmaatschappijen Ä het busstation niet wenst en de ander juist wel Ä is
het logischer dat de Raad voordat zij toestemming verleent, bij de
wethouder verifieert of beide partijen mogen meestuderen. Daarmee reageer
ik dus niet op zomaar een mededeling. Als dat al wordt gerekend tot de
incidenten, vraag ik mij af wat de heer Robbers nog wel als de taak van een
raadslid ziet.
   De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Ik vind, dat het woord
"convenant" de laatste tijd te veel gaat lijken op een modeverschijnsel.
Dit convenant betreft niet zo maar een studieovereenkomst, het is een
convenant met een materiële intentie tot uitvoering.
   Ik wil erop wijzen, dat de directeur van de Amsterdam Waterfront
Financieringsmaatschappij CV (AWF) voor 50% ook onze directeur is; voor die
tijd is hij bij ons in dienst. Als de directeur praat over de soort van
woningbouw en openbaar vervoer, gaat hij wel buiten zijn boekje, want hij
praat over bevoegdheden die niet aan hem, maar aan de Raad zijn.
      (Wethouder SARIS: Ik ben dat niet met u eens. Als bij voorbeeld de
      directeur van de Bijenkorf het belangrijk vindt, dat de noord-
      zuidlijn een station voor de Bijenkorf heeft, moet hij dat vooral
      zeggen, want dan kan daarmee rekening worden gehouden. Dat wil echter
      niet zeggen dat hij dat kan beslissen, maar het betekent natuurlijk
      niet dat hij ook zijn mond moet houden.)
   Voor zover ik weet hebben wij geen aandelen in de Bijenkorf, maar wel in
de AWF; de situatie is dan wel iets anders.
   Ik concludeer, dat de belegger niet op de stoel van de gemeente moet
gaan zitten, want dan komen er andere zaken in het geding. Ik heb begrepen,
dat, als het rapport van de vervoermaatschappijen gereed is, de wethouder
er geen bezwaar tegen heeft, deze maatschappijen aan het convenant toe te
voegen.
      (De heer HOLVAST: Weet u zeker, dat de keuze voor een noord-zuidlijn
      of wellicht een busstation bij voorbaat onze neus voorbij gaat? Kunt
      u zich vinden in mijn oproep aan de Kamer van Koophandel en
      Fabrieken, Schiphol, de Bijenkorf en de AWF om een front te vormen
      ten einde die noord-zuidlijn naar voren te halen? De gemeente moet
      dan wel verklaren, dat zij bereid is, haar eigen wensenlijst te
      herschikken.)
   Wat de laatste vraag betreft kan ik zeggen: eendracht maakt macht. Wat
de eerste vraag betreft wijs ik erop, dat de noord-zuidlijn en het
busstation complementair zijn en niet elkanders concurrent.
   De heer MOLLEMAN: Mijnheer de Voorzitter. In eerste termijn heb ik
opgemerkt, dat twee van de convenantpartners zijn betrokken bij het
Platform van Directeuren van de Vervoerregio, namelijk de NV Nederlandse
Spoorwegen en de directeur van het Gemeentevervoerbedrijf. De wethouder
heeft zelf al aangegeven, dat het vervoersproblemen betreffen, die in
regionaal verband effecten kunnen hebben. Kan de wethouder toezeggen, dat
genoemd platform ook op de onderhavige studie invloed kan uitoefenen en dat
in ieder geval de bevindingen van het platvorm aan de Raad worden
voorgelegd?
   De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. Er zijn op het gebied van de
beslissingen inzake de noord-zuidlijn, het busstation en de plaats waar het
openbaar vervoer komt noch aan de AWF noch aan de andere convenantpartners
bevoegdheden overgedragen; de gemeente behoudt te allen tijde haar eigen
verantwoordelijkheid. Het is naar mijn mening onverantwoordelijk,
voortdurend door allerlei bevoegdheden heen te fietsen.
   De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben het eens met de fractie
van de PvdA dat de uitspraken van de directeur van de AWF zeer serieus
moeten worden genomen. Mijn fractie ziet ook geen aanleiding, het convenant
ter discussie te stellen.
   Aan het adres van de VVD-fractie wil ik opmerken, dat directeuren van
maatschappijen bij wie wij veel macht hebben, zich over de toekomst van de
stad uitdrukkelijk moeten roeren.
         (De heer HOOIJMAIJERS: ...maar als zij te ver gaan, moeten zij
         terug in hun hok!)
   Het gaat mij niet om het bekritiseren van de desbetreffende directeur.
Wij hebben echter zijn uitspraak geregistreerd en hebben die in onze
besluitvorming verwerkt.
   Wethouder SARIS: Mijnheer de Voorzitter. Aan het adres van de heer Van
der Laan wil ik opmerken, dat het busstation natuurlijk niet op technische
gegevens wordt uitgesloten; als het echter op technische gegevens
onmogelijk mocht blijken te zijn, moet het wel worden uitgesloten. In het
onderhavige onderzoek is ook een busstation opgenomen. De Raad krijgt dan
een uitkomst, waarin een aantal modaliteiten wordt aangegeven van het
knooppunt Centraal Station. Een daarvan is een combinatie met de noord-
zuidlijn onder het busstation en weer een andere is, een noord-zuidlijn
onder het Centraal Station. Vervolgens is dan de verkeerstechnische
inpassing van het busstation aan de orde, maar dat is op de Prins
Hendrikkade niet gemakkelijk; dat gaat ten koste van andere ruimte, bij
voorbeeld van een tram. Dergelijke problemen worden in deze studie
voorgeschoteld; op grond daarvan kan de Raad dan beslissen. Er wordt dus
niets uitgesloten. Voor het overige moet nog worden nagegaan, hoe een en
ander binnen de totale verkeerspolitiek past en of men een busstation,
zoals tot nu toe door de vervoermaatschappijen is bepleit, wel op die plek
wil. Ik wil nu wel aankondigen, dat wat dat betreft een probleem op komst
is.
   Met betrekking tot de opmerking over de prioriteit van de noord-zuidlijn
vraag ik mij af, welke prioriteit deze dan wel heeft. Er is hier bij
voorbeeld afgesproken, dat het busstation financieel gezien geen prioriteit
heeft ten opzichte van andere bestedingen in VINEX-verband. De directeur
van het Gemeentevervoerbedrijf spreekt in zijn jaarrede wel uit, dat de
noord-zuidlijn en een tweede Coentunnel prioriteit hebben, maar als men de
totale lijst bekijkt, heeft alles prioriteit. Ik meen dat het verstandig
is, hier af te spreken dat als men vindt dat iets prioriteit heeft, daarbij
wordt gesteld ten koste waarvan dat prioriteit heeft en in welke volgorde
de activiteiten moeten worden geplaatst. Dat is nu niet aan de orde, want
er moet nu worden besloten tot het aangaan van de studieconvenant.
      (De heer HOLVAST: Is u bekend wat belangrijker is dan de noord-
      zuidlijn?)
   De bereikbaarheid van het Stationseiland is belangrijker dan welke
technische maatregel op dat gebied dan ook. Daarna komt men tot een
prioriteitsbepaling; daarin is deze lijn zeer belangrijk; op grond van de
onderhavige studie kan die discussie worden gevoerd.
    Ik ben met de heer Molleman van mening, dat het door hem genoemde
platform zeer belangrijk is, maar ook, dat het in deze studie nog niet is
betrokken. De directeuren staan aan het hoofd van maatschappijen die
gegevens aanleveren; twee van hen zijn evenwel partners in de onderhavige
studie. Als de heer Molleman vindt, dat in een volgende fase het platform
een belangrijke rol moet spelen, zal daarover nader moeten worden
gesproken.

   De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 329 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.

   13
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 tot
plaatsing van twee spuitverkoopautomaten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 167,
blz. 248).

   De heer BEAUX: Mijnheer de Voorzitter. Na de methadonbus en de opvang
met koffie en frisdrank van heroïneprostitu‚es is nu aan de orde de
plaatsing van twee spuitverkoopautomaten aan de gevel van het Stadhuis;
kennelijk is er behoefte aan een nieuwe toeristische attractie. Ik vind het
een buitengewoon ludieke vondst die desondanks mijn instemming niet kan
hebben.
   Mevr. OEDAYRAJ SINGH VARMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik ben het er
volkomen mee eens, dat er nu twee spuitverkoopautomaten bij het Stadhuis
komen. Mijn fractie zal zeker deze voordracht steunen.
   De heer BRUYN: Mijnheer de Voorzitter. In de wijze van oplossen van het
drugsprobleem zullen wij de deskundigen moeten volgen, maar als dan wordt
voorgesteld, dat er spuitverkoopautomaten moeten worden bevestigd aan de
gevel van het Stadhuis, gaat mij dat te ver. Men zou dan ook wel kunnen
voorstellen, daar condoomautomaten aan te brengen!
      (De heer BAKKER: Dat zou nog helemaal zo slecht niet zijn.)
   Wellicht dat de heer Bakker dit dan kan voorstellen. Men zou dan bij
voorbeeld ook ruimte voor het Stadhuis kunnen bestemmen als gedoogzone
voor buitenlandse prostitu‚es.
      (Mevr. DE WAART-BAKKER: Het gaat nu om de spuiten. U bent er
      ongetwijfeld van op de hoogte, dat internationaal gezien de
      Nederlandse methode in het kader van de bestrijding van de besmetting
      met Aids enz. hoog scoort. Is het dan niet heel goed, de automaten
      juist te bevestigen aan het Stadhuis, waar men er nog enigszins
      controle op kan uitoefenen? Op die manier laten wij de Amsterdammers
      zien dat wij het probleem niet afschuiven naar de buurten.)
   Ik verschil daarover met u van mening. Het Stadhuis moet een zekere
waardigheid bewaren; het vervult richting burgerij een symboolfunctie. Als
dergelijke apparaten aan het Stadhuis worden bevestigd, vind ik dat afbreuk
doen aan de symboolfunctie van het Stadhuis.
      (Mevr. DE WAART-BAKKER: U bent nu niet consequent, want u praat
      altijd over groepen die wij in de steek zouden laten. Wij halen nu
      juist een van deze groepen naar de directe omgeving van het Stadhuis
      en dat moet dan toch een teken zijn dat wij ons voor een dergelijke
      groep inzetten.)
   Ik zeg ook niet, dat wij deze groep in de steek moeten laten, ik vind
alleen, dat die apparaten niet aan het Stadhuis moeten worden bevestigd.
Men doet dat ook niet bij een kerk. Ik zal derhalve tegen de voordracht
stemmen.
   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Spuitenomruil is in
het belang van de volksgezondheid; daarmee wordt de overdracht van ziekten
voorkomen. De spuitenomruil bij het Stadhuis is uit het leven gegrepen; het
Stadhuis hoort bij de rest van de stad. Ik ben voor deze voordracht.
   De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. Wij laten de heer Bruyn toch ook
toe in het Stadhuis?
   De heer HOFMAN: Mijnheer de Voorzitter. Ik vind het belangrijk, dat deze
mogelijkheid is geschapen. Het maakt mij niet uit op welke plek deze
apparaten
worden bevestigd, als er maar veel publiek komt; dus waarom niet bij het
Stadhuis.
   Wethouder mevr. WILDEKAMP: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan in mijn
beantwoording zeer kort zijn. Het drugsprobleem is overal op de wereld
zichtbaar; overal worstelt men met dit vraagstuk. Men ziet, dat in veel
landen het probleem alleen maar toeneemt omdat men teveel de ogen sluit
voor het probleem zelf en men eigenlijk niet creatief aan oplossingen wil
denken. In Nederland, met name in Amsterdam, is met vallen en opstaan een
beleid gevonden dat internationaal gezien veel waardering oogst. Men ziet
hier dan ook een afname van het aantal drugsverslaafden. Het verheugt mij,
dat wij in Amsterdam niet de ogen sluiten voor het probleem zoals de heer
Bruyn wenst te doen.
      (De heer BRUYN: Ik sluit mijn ogen niet voor het probleem. Ik ben het
      er zeker mee eens dat het probleem moet worden opgelost, maar ik ben
      het niet eens met de manier waarop dat nu gebeurt.)

   De discussie wordt gesloten.

   Aan de orde is de stemming over de voordracht.

   Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE (stemmotivering): Mijn fractie zal voor de
voordracht stemmen; het daarin gestelde past in het spreidingsbeleid van
dit soort voorzieningen. De voorgedragen oplossing vindt mijn fractie zeer
creatief.
   Mevr. VAN DER GIESSEN: Hoewel ik liever had gezien dat het aanvankelijke
voorstel was gehandhaafd, namelijk alleen bij het Stadhuis, zal ik toch met
deze voordracht instemmen, gezien ook het feit dat Amsterdam een goed
internationaal bekend staand drugsbeleid voert.
   Mevr. WELTEVREDEN-VAN DEN BOS: Mijn fractie steunt deze creatieve
voordracht. Bij de behandeling van de nota inzake omstreden voorzieningen
voor de begeleiding zal zij daarop nader terugkomen.

   De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 254 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met inachtneming van de door de leden Beaux en Bruyn
gevraagde aantekening.

   18
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 januari 1992 inzake de
uitkomsten van het overleg met de Amsterdamse Federatie van
Woningcorporaties over de woonruimteverdeling (Gemeenteblad afd. 1, nr.
160, blz. 231).

   Mevr. VONHOFF: Mijnheer de Voorzitter. Dat het met onwillige honden
kwaad hazen vangen is, blijkt duidelijk uit de onderhavige voordracht. De
VVD-fractie heeft in de desbetreffende commissie van advies en bijstand al
haar teleurstelling uitgesproken over het niet bereiken van enig resultaat.
Ik plaats de kanttekening bij de voordracht dat het College met de
Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties helaas niet de door de
commissie geboden onderhandelingsruimte heeft benut Ä sinds juni is er geen
millimeter verschoven
Ä  om een poging te doen, met de federatie overeenstemming te bereiken over
het convenant.
   Er is nog steeds niet aangegeven, wat de financiële consequenties van
het mislukken van het overleg na 1994 zijn. Ik wil daarover graag
opheldering.
   Mijn fractie zal van het College graag vernemen, wanneer het weer een
poging tot overleg gaat wagen.
   De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. De constatering van mevr. Vonhoff,
dat het met onwillige honden kwaad hazen vangen is, is in het algemeen wel
juist, maar slaat naar mijn mening niet op de onderhavige situatie, tenzij
zij bedoelt, dat de gemeente tot die onwillige honden behoort. Zij
suggereert, dat de schuld van het niet sluiten van een overeenkomst aan de
kant van de corporaties moet worden gezocht.
      (Mevr. VONHOFF: Dat heb ik niet gezegd en zeker niet zo bedoeld.)
   In dat geval behoort de gemeente dan ook tot de onwillige honden. Ik
meen, dat die kwalificatie dan beter kan worden gekenschetst als een
"agreement to disagree". Dat is overigens jammer....
      (Mevr. VONHOFF: Het is zeker jammer, vooral omdat de bedoelingen van
      de convenantonderhandelingen anders waren dan een "agreement to
      disagree".)
   Het convenant betreft wel het zoeken naar overeenstemming en niet het
vangen van hazen.
   In de voordracht staat onder meer: "Naar aanleiding van de toekomstige
Huisvestingswet zal de centrale registratie van woningzoekenden opnieuw aan
de orde komen." Die centrale registratie heeft bij deze problematiek de
doorslag gegeven voor het mislukken van de onderhandelingen. In de nieuwe
Huisvestingswet zal daaromtrent een uitspraak worden gedaan; welke dat is
weet men nog niet, maar ik veronderstel dat die in de richting van een
centrale registratie zal gaan. Kan de wethouder toezeggen, dat, als die
duidelijkheid er is, het overleg zal worden heropend ten einde tot een
overeenstemming te komen?
   Mevr. TANJA: Mijnheer de Voorzitter. Mijn fractie vindt het van groot
belang, dat er in Amsterdam een centraal register van woningzoekenden komt,
zo ook een woningmarktinformatiesysteem van corporaties en gemeenten. Het
gestelde in de voordracht beoordeelt zij als een adempauze; zij vindt, dat
de draad over enige tijd wel degelijk opnieuw moet worden opgevat om te
komen tot een centraal woningzoekendenregister.
   Ik vind het positief, dat de gemeente en de Amsterdamse Federatie van
Woningcorporaties nu een woningmarktinformatiesysteem opzetten. Ik hoop,
dat het vanuit dit systeem mogelijk is, op latere termijn ook te komen tot
een centraal woningzoekendenregister. De nieuwe Huisvestingswet kan
waarschijnlijk ook haar bijdrage daartoe leveren. Wij stemmen in met de
voordracht en wij hopen, dat over een jaar opnieuw kan worden gestart met
de besprekingen over een centraal woningzoekendenregister.
   De heer BRUYN: Mijnheer de Voorzitter. Blijkens de voordracht was het
doel van het overleg tussen de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties
en de gemeente over een nieuw convenant inzake de woonruimteverdeling het
overzichtelijk maken van de Amsterdamse woningmarkt bij de
woningtoewijzing, met garanties voor de doelgroepen van het Amsterdamse
woningtoewijzingsbeleid. Een van de uitgangspunten daarbij is, dat de
gemeente en de corporaties moeten opkomen voor woningzoekenden in nood. Het
onderscheid tussen de verschillende sociale verhuurders vervalt, maar de
voorrangverlening blijft wel overeind; noodgevallen worden volgens de
voordracht door de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting geselecteerd en met
voorrang gehuisvest; daarvoor is zelfs 20% van de toewijzingen beschikbaar.
De overige woningzoekenden met voorrang worden door het Gemeentelijk
Woningbedrijf opgevangen. Uit dit alles blijkt, dat met dit voorrangsbeleid
een aanzienlijke groep woningzoekenden is gemoeid. Over de juiste aard van
deze grote groep woningzoekenden wordt in de voordracht niets medegedeeld
en dat doet het ergste vrezen. Het betreft hier kennelijk geen
woningzoekenden die bij voorbeeld door brand uit hun woning zijn verdreven;
het ligt dan voor de hand, dat het hier om buitenlandse nieuwkomers gaat.
      (Mevr. VONHOFF: Er wordt terecht niet vermeld welke categorie
      woningzoekenden het betreft omdat het nu heel ergens anders over
      gaat.)
   Dat begrijp ik, maar het zal toch duidelijk moeten worden gemaakt
waaruit deze grote groep woningzoekenden is samengesteld.
      (Mevr. VONHOFF: Ik denk dat u zich vergist in het onderwerp dat nu
      aan de orde is. Het gaat hier over afspraken die zouden worden
      gemaakt tussen de gemeente en de woningcorporaties. Het betreft nu
      geen categorieën woningzoekenden die waar dan ook voorrang hebben op
      wie dan ook; het gaat ook niet over de vraag of er mensen op de maan
      wonen enz. De voordracht handelt over een afspraak die zou moeten
      worden gemaakt.)
   Het kan wel zijn dat het hier het maken van afspraken betreft ....
      (Mevr. VONHOFF: In de voordracht wordt slechts aangegeven, dat er een
      afspraak zou worden gemaakt over de centrale registratie van
      woningzoekenden. Het gaat niet over de vraag wie dat dan wel zijn.
      Daaruit moet u niet de conclusie trekken dat hier op de een of andere
      merkwaardige wijze weer buitenlanders zouden worden bedoeld. Dat
      heeft er niets mee te maken. Wat u nu allemaal zegt slaat nergens
      op.)
   Als ik een dergelijke voordracht lees ben ik nieuwsgierig naar de
achtergronden van een dergelijke materie. Ik vraag mij dan af, hoe het komt
dat een dergelijk groot aantal voorrangsgevallen aan de orde is.
      (Mevr. VONHOFF: In de voordracht staat daarover inderdaad niets
      vermeld, maar dat komt omdat het daarover ook niet gaat.)
      (De heer PLATVOET: Ik kan de heer Bruyn geruststellen; als er brand
      uitbreekt door een bomaanslag van rechts-extremistische zijde, is er
      voor het slachtoffer een woning beschikbaar.)
   Het gaat erom, dat de samenstelling van die grote groep
voorrangsgevallen aan het licht komt.
      (Mevr. VONHOFF: Die is enkele maanden geleden al aan het licht
      gekomen toen het onderwerp aan de orde was.)
   Ik mag toch wel een onderwerp, gerelateerd aan dit onderwerp aan de orde
stellen?
      (Mevr. VONHOFF: Het is uw vrijheid, allerlei zaken erbij te betrekken
      die niets met de onderhavige voordracht te maken hebben. U verwijt
      het College nu, dat iets ten onrechte niet in de voordracht zou
      staan, maar dat is dan volstrekt logisch, omdat het absoluut niets
      met uw opmerkingen te maken heeft.)
   Naar mijn mening hebben die opmerkingen er wel mee te maken.
      (Mevr. VONHOFF: Ik herhaal, dat het nu gaat om afspraken tussen de
      gemeente en de woningcorporaties. Dat overleg is mislukt, maar die
      afspraken hebben absoluut niets te maken met buitenlanders en de
      categorie woningzoekenden.)
   Het ligt dus voor de hand, dat het hier om buitenlandse nieuwkomers gaat
die een groot deel van de beschikbare woningen in beslag zullen nemen.
      (Mevr. OEDAYRAJ SINGH VARMA: Ik stel u voor, een cursus Nederlands te
      gaan volgen; u kan gewoon niet lezen wat er in de voordracht staat.)
   De terughoudendheid in de voordracht ten aanzien van de samenstelling
van de doelgroepen van het toewijzingsbeleid in het algemeen en de groep
noodgevallen in het bijzonder is vanuit het gezichtspunt van de gemeente
wellicht wijs, omdat men dan geen slapende honden wakker maakt en de
publieke opinie niet te zeer op de feiten wordt gedrukt, maar vanuit
Nederlands standpunt blijft een dergelijk standpunt een trieste zaak.
      (Mevr. VONHOFF: U houdt wel een interessant betoog, maar dat heeft
      absoluut niets te maken met deze voordracht.)
   Ik ben blij dat u het een interessant betoog vindt.
   Wethouder GENET: Mijnheer de Voorzitter. Ik wijs erop, dat op dit moment
een toewijzingssysteem van kracht is dat goed functioneert. De corporaties
en de Dienst Herhuisvesting zijn daarover zeer tevreden. In de
onderhandelingen is steeds naar voren gekomen, dat, als er geen verdere
afspraken zouden kunnen worden gemaakt, toch het huidige systeem zou moeten
worden voortgezet, aangezien men daarmee ook goed uit de voeten kan.
   De vraag is, waarom er geen vorderingen in het overleg zijn gemaakt. Ik
wijs erop, dat in de onderhandelingen sprake was van een principiële
tegenstelling tussen de gemeente en verschillende woningcorporaties. Een en
ander hing nauw samen met de vraag, hoe sterk de autonomie en de identiteit
van de corporatie is en in hoeverre men een aantal verwachtingen die leden
van de corporatie hebben, moet blijven honoreren. De gemeente zou echter
graag willen, dat er zo eerlijk mogelijk wordt verdeeld, zodat alle
woningzoekenden aan bod komen. Ik wijs er dan op, dat in eerste instantie
vooral de medisch-sociaal urgenten in Amsterdam worden geholpen. Per jaar
betreft dat toch wel circa 3000 huishoudens. Daarnaast heeft men te maken
met de nodige stadsvernieuwingsurgenten en andere topurgenten. Als men een
laag inkomen heeft, heeft men per definitie een geringere kans op een
ruimere woning dan wanneer men een hoger inkomen heeft. Dat is ook de reden
dat in Amsterdam altijd een actief distributiebeleid is gevoerd teneinde de
woningen zo eerlijk mogelijk te verdelen. Het is dan wel interessant om te
zien, dat juist in andere steden op dit moment enerzijds een enorme
liberalisatie van de woonruimteverdeling plaatsvindt, terwijl anderzijds,
als het gaat om de huisvesting van bepaalde groepen, de discussie ten
aanzien van de oplossing daarvan levendiger wordt.
   Ik kom nu op de financiële consequenties. Ik hoopte dat als er verdere
stappen werden ondernomen met betrekking tot een wachtrij en een centraal
inschrijvingsregister met gelijke rechten voor iedereen, uitgebreidere
bevoegdheden naar woningcorporaties konden worden overgeheveld. In dat
geval zou er enige besparing mogelijk zijn geweest, maar het is helaas niet
bewaarheid. Met betrekking tot de vraag of hierop een vervolg komt wijs ik
erop dat het in ieder geval essentieel is dat de corporaties hebben gezegd
dat zij positief staan tegenover het woninginformatiesysteem. Ik hoop dat Ä
de Raad moet zich daarop niet verkijken Ä over driekwart jaar het nieuwe
systeem kan
worden gepresenteerd. Het is een revolutionaire verbetering van de
dienstverlening aan woningzoekenden, die kunnen nagaan wat hun kansen zijn
op de Amsterdamse woningmarkt. De woningcorporaties willen daaraan meedoen
en ik hoop dat het zal lukken. Vervolgens moet er snel een begin worden
gemaakt met de discussie over de vaststelling van de huisvestingswet. Ik
hoop ten zeerste dat, nadat de huisvestingswet is besproken en die
thematiek in ROA-verband verder is uitgekristalliseerd Ä ook hierin moet de
Raad zich niet vergissen want in de omliggende gemeenten is ook sprake van
een grote woningvoorraad en ook daar zullen er wat de woningtoewijzing
betreft nadere afspraken moeten worden gemaakt Ä de woningcorporaties in
beweging zullen komen om alsnog een poging te doen, met ons tot
overeenstemming te komen. Ik wil daarbij zeggen dat Ä anders lijkt het net
of daarover starre onderhandelingen zijn gevoerd Ä mijn inzet bij deze
onderhandelingen wel degelijk was deels tegemoet te komen aan de identiteit
van de corporaties. Ik wilde op dat punt ook graag zaken doen, maar niet
zover gaan dat daarmee het principe van de woningcorporaties zou domineren
boven het belang van de Amsterdamse woningzoekenden. Ik heb zelf altijd
veel waarde gehecht aan de corporaties als instituut en ik kan mij
voorstellen dat zij iets aan klanten- en ledenbinding willen doen. Het is
jammer dat wij ondanks de flexibiliteit die wel degelijk is betracht, niet
tot zaken konden komen.
   De heer SPIT: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb slechts een simpele vraag
gesteld. Vaak krijgt men juist daarop geen antwoord! Wanneer worden
dezeonderhandelingen heropend? Kan de wethouder daarvan ten minste een
indicatie geven?
   Wethouder GENET: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan geen nauwkeurige datum
geven waarop de onderhandelingen worden heropend. Zodra de huisvestingswet
in de Tweede kamer is aangenomen en zodra de afspraken rondom het
woninginformatiesysteem handen en voeten hebben gekregen, zal ik
onmiddellijk pogingen ondernemen, de onderhandelingen weer te hervatten.
Daarvoor zijn overigens twee partijen nodig. Ik denk dat het tij een keer
naar onze kant kan keren. Ik ben nog steeds bereid openingen te blijven
bieden aan de corporaties, want ik vind dat wij er gezamenlijk moeten
uitkomen.

   De discussie wordt gesloten.

   Aan de orde is de stemming over de voordracht.

   De heer STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Gelet op het bepaalde in art. 52
van de Gemeentewet zal ik niet deelnemen aan de stemming over de
voordracht.

   De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad
neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 235 van afd. 1 van het
Gemeenteblad, met dien verstande, dat het raadslid Stadig zich op grond van
art. 52 van de Gemeentewet van stemming heeft onthouden.

   Aan de orde is thans de  v o o r t z e t t i n g  van de behandeling
van:

   3
a  Missive van Burgemeester en Wethouders ten geleide van de ontwerp-
   begroting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor 1992, voor wat
   betreft de hoofdfunctiegewijze behandeling (Gemeenteblad 1991, bijlagen
   T en T1).

b  Preadvies op de beleidsvoorstellen van raadsleden, aan de orde gesteld
   bij de hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting voor 1992 in de
   commissies van advies en bijstand (Gemeenteblad afd. 1, nr. 168, blz.
   255).

c     Preadvies op de voorstellen van raadsleden, waaraan financiële
      consequenties zijn verbonden, aan de orde gesteld bij de
      hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting voor 1992 in de
      commissies van advies en bijstand (Gemeenteblad afd. 1, nr. 169, blz.
      275).

   Hierbij zijn tevens aan de orde de in de bijlage bij deze notulen
vermelde adressen, waarvan is besloten deze te betrekken bij de
hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting.

   De heer HOUTERMAN: Mijnheer de Voorzitter. De wethouder van Financiën
legt namens het College naar onze mening op een aantal punten een zware
hypotheek op de aangekondigde voorjaarsnota, doordat veel van de mogelijke
problemen en de oplossingen waarom de verschillende partijen vragen pas
rond mei zullen worden opgelost. De wethouder vraagt de Raad groot
vertrouwen te geven aan de lijn die het College de komende maanden gaat
uitstippelen. Dat vertrouwen kan volgens mijn fractie alleen worden gegeven
als het College kans ziet in de komende maanden veel mogelijkheden uit de
CAM-notitie zoals de bekende onderzoeksposten en P.M.-posten daadwerkelijk
te concretiseren. Anders menen wij dat er bij de voorjaarsnota een slecht-
nieuwsshow wordt gepresenteerd van alles wat niet mogelijk zal zijn.
   Vervolgens vraag ik de aandacht van het College voor de begroting van
volgend jaar, die enigszins is gebaseerd op de begroting van dit jaar. Dit
jaar zijn een aantal posten die voor verschillende politieke partijen van
belang waren door verschuivingen ten opzichte van de voordrachten van het
College door middel van de zogenaamde watergelden in financiële zin
opgelost. Ik ga ervan uit dat dit volgend jaar niet mogelijk is. Daarom
vraag ik het College opnieuw Ä het is een idee dat al eerder bij het
College leefde Ä een soort van frictiepost, een vrij-besteedbaar budget van
1 … 2 miljoen gulden aan de Raad ter beschikking te stellen. Naar
aanleiding van discussies die mogelijk zullen ontstaan na de Baak-
besprekingen en tijdens de behandeling in de Raad kunnen bepaalde wensen
van verschillende raadsfracties wat gemakkelijker worden gehonoreerd zonder
dat veel in andere portefeuilles heen en weer hoeft te worden geschoven.
Voorts wil ik vandaag een aantal kritische woorden wijden aan de
begrotingsspelregels. Ik onderstreep daarbij een aantal onderdelen van het
betoog van de heer Cornelissen, ook gezien het recente verleden. Als men
begrotingsspelregels met elkaar afspreekt, moet men zich daaraan houden.
Het ziet ernaar uit dat wij ten aanzien van een aantal voordrachten en een
paar positieve preadviezen van het College de wethouder de gele kaart
zouden moeten laten zien Ä weliswaar is dat nog iets anders dan hem ook
daadwerkelijk uitdelen Ä maar ik wijs erop dat als er spelregels zijn men
zich daaraan moet
houden. Bepaalde doelen zijn dan wel heel sympathiek, zoals de daklozen, de
ABC-achtige; politiek sympathieke doelen, maar er zijn regels of ze zijn er
niet. De VVD-fractie vindt het aanbevelenswaardig dat het College erover
nadenkt de begrotingsspelregels in het komende jaar zeer strak te hanteren
en alleen van die regels af te wijken als zich na de Baak-besprekingen
onderwerpen voordoen, waarbij politieke partijen die in de Raad zijn
vertegenwoordigd, unaniem of met een gekwalificeerde meerderheid tot
bepaalde voorstellen komen. Het kan niet zo zijn dat van de spelregels
wordt afgeweken...
      (De heer VAN HOEVE: Wat is er verkeerd aan de manier waarop het
      College preadvies geeft op het voorstel-mevr. De Waart over de
      daklozen, waarin heel duidelijk wordt aangegeven wat de spelregels
      zijn, maar dat hier Ä het College houdt hierna een zeer inhoudelijk
      betoog over de daklozen, de besteding van de gelden voor de
      maatschappelijke zorg in de stad Ä een uitzondering op haar plaats
      is? Wij zijn toch niet alleen formalisten die zeggen dat er
      spelregels zijn en daarmee het budgetrecht van de Raad loslaten? Ik
      begrijp weliswaar de irritatie van de heer Cornelissen naar
      aanleiding van vorig jaar, maar ik vind dat het College nu de inhoud
      bij de kop neemt en zegt dat dit de regel is en dat de uitzondering.)
   Mijn voorstel zou zijn dat Ä u noemt nu een heel concreet voorbeeld Ä om
heel goede redenen een beroep wordt gedaan op een zogenaamde
hardheidsclausule, omdat vanuit het voorstel van mevr. De Waart een aantal
zaken na de Baak-besprekingen pas zijn ontwikkeld waarvoor ook de fractie
van de VVD begrip heeft. Als dergelijke voorstellen worden aangenomen c.q.
positief worden gepreadviseerd, zou dat alleen onderwerpen en voorstellen
moeten betreffen, waarvoor ¢f een gekwalificeerde meerderheid in de Raad
bestaat ¢f een unanimiteit van de democratische partijen. Men zegt dan heel
duidelijk dat de spelregels worden gehandhaafd, tenzij, niet om
partijpolitieke redenen, maar om exogene factoren waarvan wij allemaal
zeggen...
      (De heer VAN HOEVE: Wat u zegt is puur formalistisch. Het College
      doet een voorstel zoals u nu omschrijft. Als de democratische
      partijen hiervoor stemmen, kan die uitzondering worden bevestigd.)
   Ik wil dat primaat niet bij het College leggen. Ik stel voor Ä als wij
een voorstel indienen dat tegen de spelregels is Ä vanaf volgend jaar via
ondertekening een signaal te geven dat breed wordt gedragen, waarbij alle
politieke partijen verklaren bewust af te wijken van de
begrotingsspelregels. Op die manier wordt het niet bij het College gelegd
te adviseren wanneer al of niet van de begrotingsspelregels moet worden
afgeweken. Dat primaat zou bij de Raad kunnen liggen en het is misschien
mogelijk dat de Rekeningen-commissie of de wethouder voor Financiën en zijn
ambtenaren daarover willen nadenken.
      (Wethouder DE GRAVE: Ik zou graag de discussie hierover met de Raad
      willen aangaan. Ik bestrijd met kracht dat het voorstel-mevr. De
      Waart in strijd is met de regels. Die discussie moet eerst even
      worden gevoerd, daarna kan worden gesproken over de vraag of er van
      de begrotingsspelregels mag worden afgeweken en hoe daarvan mag
      worden afgeweken. Ik wil eerst discussieren over de vraag ¢f er in
      feite van de regels is afgeweken.)
   Ik lees alleen uw preadvies, waarvoor ik op grond van een
hardheidsclausule begrip heb. De VVD-fractie is bereid die te steunen, maar
op grond van de regels is het een nieuw feit dat na de Baak-besprekingen
naar voren is gebracht
en dat formeel niet mag worden gehonoreerd. Wij zijn best bereid, naar het
onderwerp te kijken, maar om in de komende jaren niet te zeggen dat het van
het onderwerp afhangt zou de kwaliteit van het onderwerp een breed
draagvlak moeten hebben. Als ik uw preadvies op het voorstel-mevr. De Waart
goed lees, staat daarin dat het tegen de spelregels is, maar dat er goede
redenen zijn daarvan af te wijken. Toevallig zijn dat redenen die wij
onderschrijven. Wij willen echter in de toekomst daarin toch wat
uniformiteit krijgen.
      (De heer J. VAN DUIJN: Bent u het inhoudelijk met het voorstel-mevr.
      De Waart eens? Als het College zegt dat er regels zijn en dat het
      voorstel-mevr. De Waart een uitzondering is die de regel bevestigt Ä
      ik meen dat dit een correcte stellingname is Ä bedoelt u dan dat u
      daarmee akkoord gaat?)
   Mevr. Van der Stoel heeft in haar termijn een aantal inhoudelijke vragen
gesteld op grond van het antwoord van het College. Als het antwoord van het
College bevredigend is, kan mijn fractie overwegen heel bewust van de
financiële spelregels af te wijken, mits dat in goed overleg gebeurt. Dat
hangt van de inbreng van de andere partijen en van het antwoord van het
College af.
      (De heer J. VAN DUIJN: Het College doet dat toch ook door het met die
      redenen omkleed aan de Raad voor te leggen?)
   Wij zeggen slechts dat in de toekomst het politieke primaat in eerste
instantie bij de Raad moet liggen op het moment...
      (De heer J. VAN DUIJN: U roept een suggestie op alsof er sprake zou
      zijn van een soort partijpolitieke vriendjespolitiek.)
   Dat is absoluut niet waar; dat zoekt u erachter!
      (De heer VAN HOEVE: Ik wil nog een poging wagen voordat ik in mijn
      eigen termijn erop terugkom. Nu de heer Houterman zo'n zware aanval
      via gele kaarten op de manier van doen van de wethouder Financiën
      doet wil ik hem herinneren aan de opmerkingen die vorige jaren ook
      door de VVD-fractie zijn gemaakt dat het College met de Raad moet
      meedenken en oplossingen aandragen. Het College is geen
      stempelmachine die slechts kijkt naar het gebruik en de code, het
      moet creatief meedenken met wat de Raad wil. Dat speelt bij veel
      onderwerpen ook...)
   Wij gaan een stap verder! Wij leggen het primaat eerder bij de Raad. De
Raad kan aangeven...
      (De heer VAN HOEVE: U veroordeelt het College door te zeggen dat dit
      de spelregels...)
   Ik beoordeel het College en dat is iets anders dan veroordelen. In
bankkringen wordt dat meedenken genoemd.
      (De heer VAN HOEVE: Inderdaad!)
   Ik ga even verder met het voorstel-mevr. De Waart (nr. 1072). De VVD-
fractie vindt het van groot belang dat Ä als wij morgen het voorstel- mevr.
De Waart ook financieel beoordelen Ä er een politieke koppeling bestaat
tussen dit voorstel en het voorstel-Hulsman (nr. 81) inzake de financiering
van het ABC. Hierbij is sprake van dezelfde systematiek ten aanzien van de
begrotingsspelregels. Wij willen alvorens tot stemming over te gaan van de
fractie van de PvdA de uitspraak horen of zij bereid is de eventuele
afwijking van de systematiek zoals die bij het voorstel-mevr. De Waart
wordt gepreadviseerd ook bij het voorstel-Hulsman (nr. 81) te onderkennen.
      (De heer VAN HOEVE: Mijn fractie heeft andere bezwaren tegen het
      voorstel-Hulsman (nr. 81) opgevoerd en dat zijn niet de bezwaren die
      de heer Houterman aanvoert.)
   U hebt geen bezwaar tegen het feit dat na de Baak-bespreking nieuwe
gegevens ter tafel zijn gekomen?
      (De heer VAN HOEVE: Neen, ik spreek over het geld dat beschikbaar
      moet zijn voor de basiseducatie. Dit is voor ons een probleem, dat
      nog steeds bestaat.
   Dit maakt het voor mij duidelijk. Ik kom op een aantal concrete
onderwerpen. Ten aanzien van een van de VVD-voorstellen waarbij wij dekking
uit de OGB-gelden hebben gevonden, wachten wij de inbreng van de heer
Platvoet en het antwoord van het College in eerste termijn af. Wij zullen
daaraan morgen ons steentje bijdragen. Wat het voorstel-mevr. Ter Horst
(nr. 1073) inzake de stadspas betreft merk ik het volgende op. Wij waren
van mening dat de fractie van de PvdA dit voorstel in eerste termijn zou
intrekken omdat het overbodig is, gezien het voorstel dat een jaar daarvoor
is aangenomen en omdat wij weten welke goede activiteiten wethouder
Wildekamp op dit moment voorbereidt ten aanzien van de stadspas en het
openbaar vervoer. Mijn fractie heeft in december 1991 duidelijk laten
merken dat zij het niet in de politieke mores vond liggen dat een
woordvoerder van de PvdA Ä die zich vandaag helaas niet kan verdedigen,
daarom spreek ik de fractie van de PvdA erop aan Ä met de zogenaamde
Platvoet-gelden voorstellen indiende die nog niet door anderen konden
worden medeondertekend. Vervolgens kan ik mij niet voorstellen dat, gezien
de opstelling van de heer Van der Laan bij de zogenaamde gevonden gelden op
de Prins Hendrikkade waarbij trouwens overal zijn naam keurig voorkomt, de
PvdA-fractie ook morgen nog het voorstel-mevr. Ter Horst (nr. 1072) inzake
de stadspas zal handhaven. Voor de onderlinge verhoudingen zou het heel
goed zijn als dat morgen wordt ingetrokken. Op de duidelijke vraag van de
heer J. van Duijn bij zijn voorstel (nr. 74) inzake de verdeling
posterioriteit Gemeentelijk Woningbedrijf wil ik als volgt antwoorden. Het
College zal in de komende maanden op grond van het voorstel-Platvoet (nr.
67) met een nota komen die alle reserveposities bij de verschillende
gemeentelijke onderdelen in kaart brengt. Op dat moment is het onderwerp
reservering voor de VVD-fractie voluit bespreekbaar. De heer J. van Duijn
zeg ik dat dit rond de voorjaarsnota zal gebeuren en dat de hoogte van de
reserve ten aanzien van het Gemeentelijk Woningbedrijf wat ons betreft
politiek bespreekbaar is. Het is bij ons geen politiek dogma dat de reserve
-in welke richting dan ook Ä in dezelfde sector zou moeten worden besteed.
Ik kan op dit moment Ä afgezien van de bestedingsvoordrachten Ä nog niet
voor uw voorstel stemmen. Dit onderwerp kan met ons in de komende maanden
politiek volop worden besproken. Wellicht kunnen wij elkaar op een ander
moment nog vinden.
      (De heer J. VAN DUIJN: Welke informatie hebt u nog nodig? De reserves
      zijn bekend, de besteding is bekend en de basisinformatie is vanuit
      de CAM afkomstig. U hebt eerder in uw betoog gezegd dat u in de
      voorjaarsnota verder invulling van de CAM-voorstellen wil hebben. Het
      voorstel-J. van Duijn (nr. 74) is zo'n concrete invulling.)
   Wij denken dat het College in mei 1992 in het kader van de voorjaarsnota
en andere problemen die op tafel liggen met een aantal mee- en tegenvallers
zal komen. Wij willen eerst integraal inzicht krijgen in alle mee- en
tegenvallers, om daarna de mogelijkheid van deze afbouw van de reserves te
kunnen beoordelen
en de vraag te beoordelen wat wij met het geld zullen doen. Daarna wil ik
pas nagaan of de dekking die de heer J. van Duijn in beeld brengt Ä hij
weet dat enkele van zijn voorstellen mij zeer sympathiek voorkomen Ä op dat
moment al of niet hoog op de prioriteitenlijst voorkomt.
      (De heer J. VAN DUIJN: Wij hebben daarmee zelfs al rekening gehouden
      door slechts een deel van het bedrag te besteden en de rest over te
      laten aan de uitkomst van het voorjaarsoverleg.)
   Ik kan u zelfs in de besteding van een gedeelte van het bedrag vandaag
niet tegemoet komen...
      (De heer J. VAN DUIJN: Dat betreur ik.)
...maar ik denk dat het in mei iets anders ligt. Ik wil nu een opmerking
maken over de financiële voorstellen. Mede naar aanleiding van het
voorstel-Platvoet (nr. 67) ten aanzien van de parkeergarages, het
Stadsvernieuwingsfonds en de inbreng van de CDA-fractie roept de VVD-
fractie het College nogmaals op, ook indachtig het aangekondigde preadvies
op de nota van de heer Bouma ten aanzien van het parkeerschap, op korte
termijn te komen met een concretisering van de budgettaire neutraliteit. Op
dit moment kan mijn fractie het voorstel-Platvoet (nr. 67) niet steunen,
maar zij sluit niet uit dat het moment zich nog in deze collegeperiode zal
voordoen dat vanuit de budgettaire neutraliteit parkeergarages niet langer
uit het Stadsvernieuwingsfonds hoeven te worden gefinancierd, maar
rechtstreeks uit de opbrengsten van de parkeergelden. Dit betekent ook dat
wat de VVD-fractie betreft Ä dit is vanavond een politieke opmerking Ä
andere zaken die indirect met het verkeer hebben te maken zoals de
veiligheid in het openbaar vervoer Ä ik spreek nu even in de richting van
de heer Van Hoeve op grond van zijn gewaardeerde inbreng een goed
conducteursvoorstel van de grond te krijgen Ä de financiering van ditvoorstel
niet past in de budgettaire neutraliteit van ons parkeerbeheer en
dat die financiering niet uit de parkeergelden mag komen. Dit zou in strijd
zijn met het Programakkoord.
   Rest mij niet een opmerking te maken over de financiële voorstellen,
maar over het voorstel-Houterman (nr. 108) dat de VVD-fractie heeft
ingediend. Hierin werd gevraagd een onderzoek in te stellen naar het animo
onder het personeel van de NV SGA voor aandelen van gemeentelijke NV's.
Mevr. De Waart heeft daarover iets gezegd en de heer Platvoet heeft de VVD-
fractie daarover een vraag gesteld. Het is jammer dat er bij mevr. De Waart
enig misverstand is ontstaan over dit voorstel. Zij heeft het namelijk
geïnterpreteerd als een dubbel voorstel tot reorganisatie van naamloze
vennootschappen; dat staat niet in het voorstel, want daarin wordt
gesproken over de bestaande NV SGA. Haar opmerkingen over de
vennootschapsbelasting en de BTW en de opmerking dat er voldoende
reorganisaties zijn geweest, gaan voor dit voorstel niet op. Niettemin wil
ik wel in alle eerlijkheid zeggen dat die route voor de VVD-fractie in de
toekomst in het kader van de tweede fase van de inbedding en doorstroming
van de Staf- en steundiensten wel bespreekbaar is. Dit voorstel gaat
concreet over ‚‚n bedrijf dat wij in de commissie van advies en bijstand
reeds hebben besproken. Als ik mevr. De Waart zou mogen adviseren en ik doe
dat in alle objectiviteit die deze raadzaal toestaat denk ik dat de
resultaten van het onderzoek haar en vermoedelijk ook haar fractie
aangenaam zullen verrassen. De wethouder heeft toegezegd dat Prof. Dr. W.
Vermeend Ä welbekend lid voor de Tweede Kamer van de PvdA Ä ook zijn licht
hierover zal laten schijnen. De wethouder voor Personeelszaken en de
ondernemingsraad van de NV SGA
menen dat alle signalen in eerste instantie wijzen op grote voordelen in de
belastingvrije sfeer. Tegelijkertijd geef ik hiermee antwoord op de vraag
van de heer Platvoet. Wij menen dat dit soort ideeën een recht voor het
personeel is, maar nooit een plicht. Het advies van een
medezeggenschapscommissie of van een ondernemingsraad is voor ons een van
de duidelijke adviezen, evenals het advies van de fiscalisten en van de
FNV, in dit geval niet van de AbvaKabo omdat het een NV betreft. Deze
adviezen kunnen voor het personeel een duidelijke referentie zijn om het al
of niet te doen. Ieder die het wel doet neemt een heel beperkt risico, maar
krijgt ook een belangrijk aantal voordelen. Het is een stuk vrijheid dat
het personeel kan worden geboden. De goede rekenaars onder ons kunnen
nagaan dat Ä als wij dit voorstel twee of drie jaar eerder hadden
aangenomen Ä het personeel op dit moment al een behoorlijke belastingvrije
uitkering had kunnen incasseren. Overname en terugverkoop kan via een
stichting plaatsvinden. Het is fiscaal gezien een heel goed systeem. Iemand
die bij de gemeente vertrekt heeft altijd de garantie dat de stichting de
aandelen weer terugkoopt. Aan dit systeem zit ook een klein risico en
daarom wijzen wij erop dat als men dit onderzoekt, ook duidelijk moet
worden overgebracht dat het een recht is waarvan de mensen beter kunnen
worden en geen plicht.
   Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil een gewijzigd
voorstel voor het voorstel-mevr. Spier (nr. 97) inzake internationale
activiteiten/Felix Meritis indienen. Ik zal niet uitgebreid op de reeds
gevoerde discussie in de commissie van advies en bijstand ingaan, maar
enige verduidelijking is wel noodzakelijk. De fracties van het CDA en de
PvdA trekken het voorstel-mevr. Grewel (nr. 100) en het voorstel-Bruins
Slot (nr. 101) in. Vervolgens vermeld ik dat wij ons hebben verenigd in het
voorstel nr. 231. Het gaat erom dat wij ons niet kunnen vinden in de door
het College en door de wethouder opgevoerde prioriteit voor de
internationale activiteiten, daar die de huurschuld van Felix Meritis
betreffen. Wij menen dat dit een onjuiste gang van zaken is. De wethouder
heeft in het debat naar aanleiding van een vraag van de heer Holvast
toegezegd dat zij bij WVC haar best zou doen een oplossing te zoeken voor
het huurprobleem. Het was een wonderlijke toezegging maar zij is wel
gedaan. Tevens heeft Felix Meritis zelf toegezegd, te zullen meezoeken naar
oplossingen; daarvan is echter niets terechtgekomen. Wij menen dat dit een
principieel onjuiste zaak is en willen op grond daarvan een bedrag
toekennen aan anderen die ook recht hebben op prioriteiten. Wij hebben
daarom fl 100.000 verdeeld, te weten fl 50.000 voor de post Deltaplan
Cultuurbehoud en fl 50.000 voor de Stichting Het Rembrandthuis, waarvan wij
naar aanleiding van de inspraak en de nadere informatie van mening waren
dat die een extra impuls konden gebruiken.

   Het voorstel nr. 97, ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van
behandeling meer uit.

   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:

49ø   Voorstel van 15 januari 1992 van de raadsleden
mevr. Spier-van der Woude, mevr. Grewel en Spit inzake het Deltaplan voor
het Cultuurbehoud en het Rembrandthuis (Gemeenteblad afd. 1, nr. 231, blz.
439).

   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   De heer MOLLEMAN: Mijnheer de Voorzitter. De ondertekenaars van het door
mij ingediende voorstel (nr. 204) zijn van mening, dat een bijstelling in
de redactie van dat voorstel aanmerkelijke invloed zal hebben op het
preadvies van het College. Daarom trekken wij voorstel in en leggen een
gewijzigde redactie aan het College voor.

   Het voorstel nr. 204, ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van
behandeling meer uit.

   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:
50ø   Voorstel van 5 februari 1992 van de raadsleden Molleman, Van der Laan
en Oranje om verkeersremmende maatregelen in het standaard grachtenprofiel
mogelijk te maken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 232, blz. 440).

   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   Mevr. GREWEL: Mijnheer de Voorzitter. Ik trek mijn voorstel nr. 100 in.

   Het voorstel nr. 100, ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van
behandeling meer uit.

   De heer HOFMAN: Mijnheer de Voorzitter. De zogenaamde stadionkwestie
loopt al geruime tijd. In de eerste plaats het stadion op Strandvliet,
daarna het "kleine" Strandvliet, vervolgens een renovatie van het Olympisch
Stadion en thans de verbouwing van het Ajax-stadion. Uit het Nieuws van de
Dag van 4 februari jl. vernamen wij dat een grote meerderheid van de
Amsterdammers voor renovatie van het Olympisch Stadion opteert. Nu blijkt
uit het dagblad Trouw van vandaag, dat het Olympisch Stadion zal worden
gesloopt. Dat is onzin, want het Olympisch Stadion heeft een wielerbaan,
een sintelbaan en een ideale grasmat. De Centrumdemocraten stemmen dus
tegen het voorstel-Platvoet (nr. 73). Met het uitstel van de herprofilering
van de Prins Hendrikkade zijn wij het niet eens. De voorstellen die
buitenlanders bevoordelen steunen wij ook niet. Ook de Commissie
Ontwikkelingssamenwerking Amsterdam (COA) behoeft onzes inziens geen hogere
subsidie. Denk eerst eens aan onze eigen AOW-ers die de grootste minderheid
vormen.
   De heer BEAUX: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil mij beperken tot het geven
van commentaar op een aantal voorstellen van raadsleden en het stellen van
enkele vragen aan het College. Ik zal dit functiegewijs behandelen.
Hoofdfunctie 0; aan het voorstel-mevr. Oedayraj Singh Varma (nr. 149)
inzake kleinschalige projecten Suriname wil ik nu niet veel tijd besteden,
want ik ben hier reeds eerder op ingegaan. Dat de Centrumpartij '86 niet
zal instemmen met mevr. Oedayraj Singh Varma's eigen volk eerst-filosofie
ten laste van de Nederlandse belastingbetaler, zal u duidelijk zijn.
Werkelijk medeleven van mevr. Oedayraj Singh Varma en haar in Nederland
verblijvende vrienden uit Suriname zou mij...
      (De heer VAN HOEVE: Wie betalen er in Nederland belasting?)
   ...waarachtiger overkomen wanneer zij naar Suriname zouden vertrekken en
aldaar de handen uit de mouwen zouden steken, waarbij van Nederlandse
kennis van zaken gebruik zou kunnen worden gemaakt.
      (De heer VAN HOEVE: Wie betalen en er in Nederland belasting? Volgens
      mij zijn dat alle werkende mensen, ongeacht hun herkomst. Hoe kunt u
      alleen al aan belasting betalen het recht ontlenen bevolkingsgroepen
      van voorzieningen uit te sluiten?)
   De belastinggelden die in Nederland worden opgebracht horen inderdaad de
Nederlanders toe te komen.
   Ik kom bij het voorstel-mevr. Oedayraj Singh Varma (nr. 151) inzake
kinderopvang ten behoeve van het Bevolkingsregister. In het stuk dat is
ondertekend door de dames Oedayraj Singh Varma en Tanja lees ik over het
belang van vrouwen aan het arbeidsproces deel te nemen, maar niets over het
belang van het kind. Het voorstel gaat ook niet over het belang van het
kind, maar over kinderopvang en dat is heel wat anders. Het woord zegt het
reeds, kinderopvang daarom gaat het, moeder is er niet, moeder heeft
belangrijker dingen aan het hoofd, moeder moet participeren in het
arbeidsproces.
      (Mevr. VONHOFF: Misschien is papa er ook niet?)
   Bij ons staat het belang van het kind voorop. Moeders moeten thuis zijn,
kinderen opvoeden en liefde geven. Hebben zij dat niet in zich, dan moeten
zij het de kinderen niet aandoen moeder te willen zijn. De noodzaak van
kinderopvang voor die moeder of vader die, om welke reden dan ook, alleen
voor de verzorging van haar of zijn kind of kinderen staan, onderkennen
wij. Voor deze mensen zullen, als dit niet voldoende is, alsnog maatregelen
moeten worden genomen. Het feit echter dat het door de dames Oedayraj Singh
Varma en Tanja ondertekende voorstel slechts spreekt over de doelgroep
vrijwillig uithuizige dames, doet mij veronderstellen dat er voor de
werkelijk noodzakelijke opvang reeds voldoende accommodatie is. De
Centrumpartij '86 stemt dan ook tegen dit voorstel.
   Ik kom nu op hoofdfunctie 1, openbare orde en veiligheid, het voorstel-
mevr. Van der Stoel (nr. 156) inzake verbetering van de openbare
verlichting. Wij zijn het met het voorstel van mevr. Van der Stoel eens
wanneer zij Burgemeester en Wethouders verzoekt voor de zomer van dit jaar
in onze vergadering voordrachten ter tafel te brengen met betrekking tot
verbetering van de straatverlichting. De verbeterde straatverlichting zal Ä
aldus mevr. Van der Stoel Ä bijdragen tot het wegnemen van het gevoel van
onveiligheid van de burger. Ook daarmee kunnen wij instemmen. Mevr. Van der
Stoel spreekt in haar stuk over het gevoel van onveiligheid in die zin dat
het niet onveilig is, maar slechts een gevoel, een indruk en geen
realiteit. De onveiligheid is echter wel realiteit. Weer wordt er om het
probleem heen gedraaid. Het is voor de Amsterdammer ook overdag onveilig en
dit terechte gevoel van onveiligheid overkomt de Amsterdammer door de
aanwezigheid van grote groepen zich crimineel gedragenden. Verbetering van
de straatverlichting in combinatie met een doelbewust streven naar een doen
toenemen van het aantal hier niet thuishorenden zal de veiligheid in onze
stad niet bewerkstelligen. Een werkelijke oplossing van het
onveiligheidsprobleem mag van dit bestuur dan ook zeker niet worden
verwacht. Een betere straatverlichting...
      (Mevr. GREWEL: Was uw moeder altijd thuis?)
   zou waarschijnlijk wel helpen. Het zal wellicht een gevoel van
veiligheid geven, een gevoel slechts...
      (Mevr. GREWEL: Mag ik u iets vragen? Was uw moeder altijd thuis?)
   Mijn moeder was inderdaad altijd thuis.
      (Mevr. GREWEL: Dat geeft mij een sterk gevoel van het grote voordeel
      van kinderopvang.)
   Dat hebt u aardig bedacht, maar het slaat nergens op.
   Nu krijgen wij hoofdfunctie 2, Verkeer, Vervoer en Waterstaat, het
voorstel-Van der Laan (nr. 116) inzake beveiliging tramhaltes. Wij vragen
ons af of er zoveel geld moet worden uitgetrokken voor het verrichten van
onderzoek naar wat reeds bekend is. Niet dat de veiligheid van voetgangers
ons niet ter harte gaat, integendeel. Hoe moeten dan wel de belangen van de
voetgangers worden behartigd? Ik geef daarop als volgt antwoord. Geef de
stadswachten de bevoegdheid de nummers te noteren van de vele
parkeerovertreders die bij zebrapaden en tramhaltes levensgevaarlijke
situaties veroorzaken en geef deze overtreders forse boetes. Op iets
langere termijn zal meer moeten worden gedaan ter verhoging van de
veiligheid bij de tramhaltes. Ons staat hierbij het volgende voor ogen.
Plaats daar waar mogelijk Ä dit zal veelal het geval zijn Ä overdekte
wachtgelegenheden zoals die thans op de haltes voorkomen, op de trottoirs.
Daar is een passagier verplicht te wachten op de naderende tram, niet op de
halte. Maak van daaruit een breed, met lichten beveiligd zebrapad naar de
halte. Het licht gaat voor de voetgangers op groen, wanneer de tram eraan
komt. Voetgangers dienen zich in hun eigen belang en in het belang van de
medeweggebruikers aan deze lichten te houden. Ook het gemotoriseerde
verkeer en de fietsers dienen zich op straffe van forse boetes hieraan te
houden. Het overige verkeer kan ook niet langs de verkeerde kant van de
tramhalte razen wanneer het publiek op de halte staat, omdat op dat moment
de gereedstaande tram dit onmogelijk maakt. Graag verneem ik of dit
voorstel tot werkelijke beveiliging van tramhaltepubliek serieus in
overweging kan worden genomen.
      (De heer TEN HAVE: Dient u een voorstel terzake in, waaruit dat kan
      worden betaald?)
   Men zou kunnen beginnen met een deel van de fl 150.000 die nu wordt
uitgegeven aan die medewerker die niet nodig is en er zijn wel meer
mogelijkheden geld uit te geven, het zou ook voor iets nuttigs kunnen
worden besteed. Ik kom nu op het voorstel-Molleman (nr. 141) inzake
verkeersmaatregelen op de Prinsengracht. Wij zijn tegen dit goedbedoelde
voorstel. Wij zijn in het geheel tegen verkeersdrempels. Niet in het minst
naar aanleiding van de laatst bekend geworden publikatie, waarbij aan het
licht is gekomen dat verkeersdrempels mensenlevens kunnen kosten, wanneer
het gaat om snel ter plaatse zijn van ziekenwagens of wanneer het gaat om
het verrichten van levensreddende handelingen in ziekenwagens tijdens de
rit. Waar enerzijds de verkeersdrempels de bedoeling hebben, mensenlevens
te redden, zullen dezelfde drempels anderzijds levensbedreigend kunnen
zijn, wat niet de bedoeling kan zijn, ook niet van de ondertekenaars van
dit voorstel. Wij zijn voorstander van een 30 km-regime aldaar en op vele
andere plaatsen in de stad, maar dat moet op een andere wijze Ä niet
snelheidbelemmerend voor politie, brandweer en ziekenwagen -worden
bewerkstelligd. Graag verneem ik welke veilige verkeersbelemmerende
mogelijkheden hiervoor openstaan. Wellicht is het plaatsen van borden en
camera's een goed idee.
   Ik kom nu op hoofdfunctie 3, Economische Zaken. Het is vanzelfsprekend
en juist dat de werkloosheid onder de hier niet thuishorenden groter is dan
onder de Nederlanders. Wanneer er banen te vergeven zijn dienen die
uiteraard
beschikbaar te zijn voor de eigen bevolking. Ik ben ervan overtuigd dat het
voorstel van Groen Links het streven hier niet thuishorenden bij voorkeur
aan een baan te helpen en dit streven te honoreren met een extra bijdrage
van fl 150.000 in de Raad...
      (De heer VAN HOEVE: Toen u bij de algemene beschouwingen op dit punt
      van uw gebruikelijke verhaal was terechtgekomen, vroeg ik u wie de
      hier niet thuishorenden zijn en welke maatregelen u in uw achterhoofd
      hebt. Aan het eind van uw betoog kwam toen een rijtje maatregelen die
      eigenlijk overeenstemmen met het huidige Nederlandse beleid, dat
      illegale criminele buitenlanders moeten worden uitgezet, met een
      remigratiebeleid voor wie wenst te remigreren, met een
      vluchtelingenbeleid in dit land. Dat waren uw voorbeelden. Nu ik uw
      oplossingen ken herhaal ik mijn vraag wat de hier niet thuishorenden
      zijn die geen recht hebben op een baan. Definieert u dat eindelijk
      eens voor de Raad, zodat wij weten wat u bedoelt als uw plaat weer in
      de groef draait.)
   Daarover wil ik nu niet uitgebreid praten. In het kort wil ik er het
volgende over zeggen. De term "hier niet thuishorenden" zegt het reeds. Alsik
naar Turkije ga of naar Marokko, hoor ik daar niet thuis. Ik hoor thuis
op de 52ste graad noorderbreedte, in de buurt van de 6 graden oosterlengte.
      (De heer VAN HOEVE: U hebt vorige keer op onze indringende vraag naar
      wie hier niet thuishoren gezegd, dat u later met een oplossing zou
      komen. U hebt die oplossing niet geboden, want er blijven nog zeer
      veel mensen over. De heer Bruins Slot heeft het toen toegespitst en
      gevraagd of al die allochtone werkers in de bejaardenoorden, die
      Surinaamse vrouwen in de gezinsverzorging, van u weg moeten?)
   Neen, ik ben er die keer op ingegaan, maar nu ga ik er niet op in, ik ga
nu verder. Ik prijs mij gelukkig...
      (De heer VAN HOEVE: Neen, u hebt het zo enorm op prijs gesteld...)
   Neen, neen, u maakt niet uit waarop ik inga! Ik ga er niet op in!
      (De heer VAN HOEVE:...toen de Gemeenteraad zei met de Centrumpartij
      '86 in debat te zullen gaan hebt u gezegd dat dat beter was dan te
      worden genegeerd.
   Natuurlijk, daar hebt u groot gelijk in, maar...
      (De heer VAN HOEVE: U stelt het onderwerp van de hier niet
      thuishorenden aan de orde. U doet dat elke keer en als u moet
      antwoorden zegt u dat u niet in debat gaat. Stelt u het wel op prijs
      dat wij erop ingaan, of wilt u alleen uw praatje houden? Als wij dat
      afspreken, is het ook goed.)
   Dat stel ik op prijs, maar ik maak uit op welk moment ik erop inga en
niet u. Ik zeg nog eenmaal dat ik ervan overtuigd ben dat in de Raad brede
steun aanwezig is en ik prijs mij gelukkig in de Raad de Centrumpartij '86
te mogen vertegenwoordigen. Eigen volk eerst is voor ons geen loze kreet,
maar een begrip, een handelen. Wij stemmen tegen dit voorstel en wij wensen
dat daarvan duidelijk aantekening wordt gemaakt.
   Ik kom nu op het voorstel-Hulsman (nr. 22) inzake etnisch
ondernemerschap. Het is begrijpelijk, dat de communist Hulsman met een
voorstel komt over het organiseren van een seminar over etnisch
ondernemerschap en dat hij een koppeling overweegt met de opening van een
oosterse markt. De activiteiten van een communist Ä ere wie ere toekomt, de
heer Hulsman heeft nooit geprobeerd dit te verdoezelen Ä zijn duidelijk en
het zich hullen in het camouflagegroen van
Groen Links heeft aan het wezen van deze lieden niets veranderd; ik
veronderstel dat dit algemeen bekend is. Ook het optreden van de heer
Houterman is duidelijk, maar door de partij die hij vertegenwoordigt,
misleidend. De VVD wordt door velen toch nog als een fatsoenlijke partij
beschouwd. Ofschoon de heer Houterman met het indienen van voorstel 22 weer
duidelijk naar voren heeft gebracht een zodanige weg-met-ons-politiek te
voeren, die Groen Links niet misstaat, zit het gevaar erin dat in brede
kring niet bekend is dat de VVD  ten onrechte nog steeds in een geur van
netheid staat. Het zou de VVD sieren - hierin kan die partij een voorbeeld
nemen aan haar vrienden van Groen Links Ä wanneer zij in brede kring, zoals
in het partijblad, van haar werkelijke anti-ons-politiek kond zou doen. Wij
stemmen tegen het voorstel en willen daarvan een duidelijke aantekening.
   Ik kom nu op hoofdfunctie 3, Economische Zaken, het voorstel-Cornelissen
(nr. 25) inzake aanwending opbrengstverhoging grootverbruik GWL. Tijdens de
discussies in de Raad van 27 november 1991 heb ik er reeds op gewezen dat
een de verhoging van het tarief voor grootverbruikers van water
waarschijnlijk geen vermindering van het waterverbruik zal bewerkstelligen.
Men gebruikt immers niet voor de grap water, maar uit noodzaak. Het enige
resultaat zal waarschijnlijk een prijsverhoging zijn. Nu ligt voor ons een
voorstel om ermee in te stemmen de helft van de opbrengst verkregen uit
tariefverhoging van grootverbruikers van water te spenderen voor doelen in
dit voorstel onder a tot en met e genoemd. De doelen verdienen elk op
zichzelf ten volle extra gemeentelijke steun, maar niet uit de
vorengenoemde opbrengst daar oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van een
verkregen opbrengst. De meeropbrengst dient ten goede te komen aan de
Gemeentewaterleidingen. De Centrumpartij '86 kan dan ook met dit voorstel
niet instemmen.
   Ik kom nu op hoofdfunctie 4, Onderwijs, het voorstel-Spit (nr. 78)
inzake een strategie tegen de toename van zwarte scholen. Uit dit voorstel,
ondertekend door de heren Spit en Bruins Slot blijkt dat zij van mening
zijn dat het ontstaan van zwarte scholen als negatief moet worden
beschouwd, daar dit nadelig is voor de opvoeding van kinderen uit etnische
minderheidsgroeperingen. Zij zijn ook van mening dat een strategie moet
worden ontwikkeld om deze ontwikkeling te keren. Ik wil beide
ondertekenaars erop attenderen dat de zwarte scholen zijn ontstaan doordat
Nederlandse, blanke ouders deze gemengde scholen als negatief ervoeren voor
de ontwikkeling en opvoeding van hun kinderen. Er moet nu Ä wanneer de
CDA'ers hun zin krijgen en dat valt ook te vrezen Ä een strategie worden
ontwikkeld gericht tegen de belangen en wensen van de Nederlandse ouders en
kinderen. Men houdt het niet voor mogelijk! De wensen van de eigen
bevolking, de kennelijke wens voor een blanke school voor blanke kinderen
dient te worden gerespecteerd. Wij kunnen niet instemmen met dit voorstel
en wij wensen hiervan duidelijk aantekening.
   Met betrekking tot hoofdfunctie 6, Sociale voorzieningen en
maatschappelijke dienstverlening, onderdeel Minderhedenbeleid, voorstel nr.
76, wil ik het volgende zeggen. Men wil fl 50.000 onttrekken aan het
Streeklaboratorium van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst
(GG&GD) aan nuttig werk betreffende de gezondheid voor het hier genoemde
doel. Wij kunnen met dit voorstel niet instemmen. Ik wil heel in het kort
de begrippen racisme en discriminatie belichten, mede met betrekking tot de
Centrumpartij '86 die ten onrechte door de zich democratisch noemende
partijen van racisme wordt beticht. Racisme is de leer van de superioriteit
van het ene ras boven het andere.
Wij prediken geen racisme, maar waarderen en respecteren ieder ras naar
zijn eigen waarde en willen daarmee als goede buren naast elkaar leven,
ieder op zijn eigen terrein en eigen land.
      (De heer BRUINS SLOT: Kort geleden hebt u in de Raad toen ik u vroeg
      of uw opmerkingen niet de volledige toepassing waren van de Blut- und
      Bodentheorie gezegd, dat als men dat maar vaak genoeg herhaalt de
      mensen het wel gaan geloven. Het is toch racisme, als u dat zegt? U
      moet nu niet het tegenovergestelde zeggen.)
   Wij verkondigen niet dat het blanke ras superieur is. Enige
bescheidenheid van de vele andere rassen ten opzichte van het blanke ras
vinden wij echter wel op zijn plaats. Wij prediken geen discriminatie, wij
maken geen onderscheid ten ongunste van anderen, wij respecteren hun anders
zijn, het is een natuurlijk gegeven. Wel zijn wij van mening dat zij dat
anders zijn voor eigen rekening op eigen terrein moeten beleven.
      (De VOORZITTER: Het woord "ras" is tevens het antwoord op de vraag
      van de heer Bruins Slot.)
   De heer BRUYN: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb de papierlawine van de
voorstellen naar vermogen doorgewerkt. Afgezien van de vraag welke
voorstellen morgen in stemming zullen komen heb ik een aantal aantekeningen
gemaakt. Het lijkt mij echter goed, in verband met de tijd en ook omdat ik
naar ik aanneem morgen nog de gelegenheid krijg in korte stemverklaringen
mijn standpunt uiteen te zetten, het hierbij te laten.
   Mevr. OEDAYRAJ SINGH VARMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik deel mede, dat de
fractie van Groen Links het voorstel-mevr. Oedayraj Singh Varma (nr. 151)

inzake kinderopvang Bevolkingsregister intrekt.

   Het voorstel nr. 151, ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van
behandeling meer uit.

   De VOORZITTER: Het College zal vanavond een begin maken met het
antwoord. Anders dan in andere jaren hebben wij besloten dat het gehele
College aan de beraadslagingen deelneemt en dat de vragen over specifieke
onderwerpen door de portefeuillehouders zullen worden beantwoord. Ik zal
vanavond een begin maken met het antwoord en wethouder Genet zal als tweede
spreker het woord nemen. Wij zullen zien hoever wij komen. Ik wil eerst een
enkele algemene opmerking maken. Er zijn aan het begin van enkele
beschouwingen ook enige algemene opmerkingen gemaakt over de nieuwe wijze
van behandeling van de begroting en de wijze waarop het College daarop in
de preadviezen heeft ingespeeld. Van diverse kanten is gezegd dat de nieuwe
begrotingsprocedure nog niet volledig aan de verwachtingen beantwoordt. Ik
meen dat wij het daarover gemakkelijk eens zijn alhoewel ook mag worden
vastgesteld dat de Raad als geheel nogal wat tijdwinst heeft geboekt met de
nieuwe begrotingsbehandeling. Het loopt nog niet echt perfect en de redenen
daarvan zijn door de leden van de Raad zelf genoemd, zoals door de heer
Robbers, mevr. De Waart en mevr. Van der Stoel. Wij hebben de nieuwe
begrotingsprocedure nog maar zeer ten dele ingevoerd en een heel korte tijd
van voorbereiding genomen omdat wij de nieuwe procedure op het laatste
moment een jaar hebben vervroegd. Er bestaat natuurlijk nog algehele
onwennigheid, het is kortom Ä ik neem aan dat daarover de wethouder voor
Financiën zijn mening zal geven Ä nog te vroeg voor een eindoordeel. Het is
echter niet te laat om
diverse suggesties op te pikken. Ik herinner mij dat de heer Cornelissen
voorstelde voortaan de preadviezen onmiddellijk te presenteren in relatie
tot het voorstel zelf. Dit kan tot een belangrijke verduidelijking leiden.
Verscheidene sprekers hebben een cijferanalyse gemaakt van het aantal
voorstellen, de herkomst van de voorstellen en de manier waarop het College
met de voorstellen is omgesprongen. Zij hebben daaraan verschillende
conclusies verbonden. Als het waar is dat 82% van het aantal voorstellen Ä
zoals de heer Platvoet had becijferd Ä afkomstig is van collegepartijen en
als het waar is dat het aantal voorstellen omgekeerd evenredig is aan het
vertrouwen dat men in het College stelt, dank ik de collegepartijen voor
het in ons gestelde vertrouwen. Als het niet waar is Ä zoals de heer Bruins
Slot heeft gezegd Ä dank ik de oppositie voor het in het College gestelde
vertrouwen.
      (De heer HOUTERMAN: En als het allebei niet waar is?)
   Dan gaan wij gewoon verder. Het feit dat tweederde van de voorstellen
van de collegepartijen van een negatief advies zijn voorzien bewijst dat
het College sans prejudice te werk is gegaan. Mevr. De Waart is van mening
dat de preadvisering ongelijksoortig van karakter is. Soms is de
betoogtrant uitgebreid en soms buitengewoon kort. Ik meen te mogen zeggen
dat het streven is geweest, in alle gevallen zo kort en zakelijk mogelijk
op de voorstellen in te gaan. Ik denk dat de preadvisering beduidend korter
is dan in voorgaande jaren. In een enkel geval is de argumentatie wat al te
kort uitgevallen zoals in het voorstel-Houterman (nr. 108) inzake het
onderzoek onder het personeel of er belangstelling bestaat aandelen van
gemeentelijke NV's te verwerven, maar wethouder De Grave heeft mij bezworen
dat hij dat in het antwoord ruimschoots goed zal maken. Ik ga nu in op die
voorstellen en opmerkingen die betrekking hebben op mijn eigen
portefeuille. Ik tref hierbij als eerste de heer Bruins Slot over de
renovatie van brandweergarages, voorstel nr. 147, waarin hij zegt dat de
beslissing over al dan niet vervanging of renovatie niet uitsluitend
afhankelijk moet zijn van de bouwkundige staat van de gebouwen, maar in
verband moet worden gebracht met het functioneren van het dekkingsplan. Het
College is het daarmee eens, sterker nog, het College is van mening dat bij
een locatiekeuze de handhaving van het dekkingsplan een doorslaggevende rol
hoort te spelen. Ik geef toe dat dat in de missive niet duidelijk onder
woorden is gebracht en dat doe ik bij dezen. Bij de keuze van de locatie
Stavangerweg heeft het dekkingsplan een doorslaggevende rol gespeeld,
waarbij ook rekening is gehouden met uitbreidingen zoals de bebouwing op de
IJ-oever. Het lijkt mij het beste en voor de besluitvorming het meest
ordelijk als ik in het kader van de kredietaanvraag te zijner tijd nader op
die relatie inga, zodat een goede bestuurlijke afweging aan de hand van de
kredietaanvraag voor ons allen mogelijk is.
      (De heer BRUINS SLOT: Dat was de vraag die in het voorstel werd
      gesteld.)
   Inderdaad. Mijn antwoord op die vraag is nog positiever dan in het
preadvies was bedoeld. Mevr. De Waart heeft Ä daarover is het College
verheugd Ä een wijziging op voorstel nr. 154 ingediend over extra subsidie
voor dierenasiels en verzoekt die te financieren uit incidentele
prioriteiten voor de verdwijning van de Vreemdelingendienst uit het
Saskiahuis. De heer J. van Duijn heeft zich afgevraagd of dit een
deugdelijke financiering is en of het verantwoord is, een deel van de
kosten Ä als een spoediger verhuur van het Saskiahuis niet mogelijk blijkt
te zijn Ä door te berekenen aan de Politie. Het lijkt het College een
alleszins verantwoorde financiering, begrotingstechnisch en inhoudelijk
gezien
omdat normaal gesproken alle huisvestingskosten van de Politie ten laste
worden gebracht van de politiebegroting, met name dat deel dat wordt
gefinancierd uit de huisvestingsgelden die door het rijk ter beschikking
worden gesteld. Dat is ook het geval bij de bulk van de gelden die nodig
zijn voor de nieuwe tijdelijke huisvesting van de Vreemdelingendienst in
Amsterdam-Zuidoost. Het College heeft echter door de incidentele prioriteit
op te voeren zijn politieke wil tot uitdrukking willen brengen, die breed
door de Raad wordt gedeeld, de verhuizing sneller mogelijk te maken dan
normaal in de planning was voorzien in verband met de op dit moment niet
meer te verantwoorden situatie waaronder het personeel en de cliënten
elkaar in en om het Saskiahuis moeten treffen.
      (Mevr. OEDAYRAJ SINGH VARMA: Het probleem van de mensen die voor de
      deur staan te wachten is daarmee niet opgelost. De fractie van Groen
      Links heeft daar ook om gevraagd. Nog steeds staan er lange rijen
      mensen voor de deur.)
   Dit staat iets buiten de vraag naar de financiering die de heer J. van
Duijn heeft gesteld. Wat de oplossing van het probleem van de wachtenden
betreft kan ik u meedelen dat de verhuizing rond 1 juni as. zal geschieden.
Op dat moment zullen er 32 loketten worden geopend en moeten die problemen
zijn opgelost. In de overgangssituatie zijn er, zo heeft het College de
commissie van advies en bijstand meegedeeld, vanaf begin januari 1992 bij
het Bevolkingsregister drie loketten beschikbaar gesteld. Dit zijn drie
extra loketten, maar het duurt blijkbaar nog even totdat dit algemeen
bekend is. Wij zullen er heel hard aan werken dat de verdubbeling van de
capaciteit die op die manier heeft plaatsgevonden ook werkelijk goed
functioneert en dat dit bekend wordt gemaakt aan de cliënten van de
Vreemdelingendienst. Over het voorstel-mevr. Tanja (nr. 152) inzake de
ontmoetingsruimte voor prostitu‚es bestaat er inhoudelijk geen enkel
meningsverschil tussen het College en de Raad. Ook het College stemt in met
de bedoeling van het voorstel. Het meningsverschil bestaat daarin dat het
College van mening is dat de overheid zelf niet initiërend moet optreden,
wel zal elk initiatief vanuit de hulpverlening positief door het College
worden bejegend.
      (Mevr. TANJA: In het voorstel staat niet dat het College het
      initiatief moet nemen of daarin actief moet zijn, maar dat het
      initiatieven Ä die er ook aankomen Ä positief tegemoet moet treden.
      Ik neem aan dat de Voorzitter op grond van wat hij nu zegt het
      voorstel toch positief preadviseert.)
      (Mevr. VAN DER STOEL: Er is toch door de Raad besloten, een project
      via de GG&GD op te zetten? Waarom nu weer iets nieuws er bovenop?)
   Het College zegt dat het niet zijn taak is een en ander te onderzoeken
en wacht initiatieven van de hulpverleningsinstellingen op dit terrein met
belangstelling af. Dat is het meningsverschil waarvan ook mevr. De Waart
heeft gezegd dat zij de visie van het College steunt. Het voorstel-mevr.
Van der Stoel (nr. 156) inzake de relatie tussen openbare verlichting en
sociale veiligheid waarop wethouder Jonker misschien ook zal ingaan heeft
inhoudelijk de instemming van het College. Het heeft alleen gezegd, nadat
het zichtbaar heeft gemaakt in welke veelheid van projecten het Gemeente-
energiebedrijf (GEB) reeds participeert, dat het voor de zomer met goed
onderbouwde voordrachten zal komen om uitvoering te geven aan de bedoeling
van het voorstel.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Als ik de letterlijke tekst van het preadvies
      bekijk, constateer ik dat u nu wat positiever bent dan wat op papier
      staat geschreven. Daarvoor ben ik het College zeer erkentelijk.)
   Ik onderstreep nogmaals dat wij met concrete, tastbare en zeer verlichte
voordrachten zullen komen.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Daarvoor ben ik het College zeer erkentelijk!)
   Dan is het goed overgekomen. Ik wil nog een slotopmerking maken over de
problemen met de vreemdelingenhaat, waarvan wij ook in de Raad regelmatig
staaltjes meemaken.
      (De heer BRUYN: Ik noch de heer Beaux hebben ooit staaltjes van
      vreemdelingenhaat ten beste gegeven. Wij hebben alleen gepleit voor
      een redelijke politiek ten aanzien van de autochtone bevolking. Als u
      dat vreemdelingenhaat noemt ben ik het daarmee niet eens. Als er toch
      wordt gehaat, kan men het beter haat tegen de beleidsmakers noemen.)
   Het minste dat ik van uw opmerkingen mag zeggen is, dat u buitengewoon
actief bijdraagt aan het scheppen van een klimaat in de stad waarin
vreemdelingenhaat kennelijk kan gedijen.
      (De heer BRUYN: Nee, dat doet u met uw aanhang. Vreemdelingenhaat
      ontstaat niet zomaar, die is het gevolg van een beleid.)
      (De heer SPIT: Wilt u nog een paar keer zo'n schoen klaarzetten om te
      kijken wie hem aantrekt?)
   Ik ga nu in op de opmerkingen van de heren Platvoet en R.H.G. van Duijn,
waarmee wij het mijns inziens allemaal eens zijn. Wij hebben alle reden
ongerust te zijn over de gewelddadige incidenten die wij in de afgelopen
weken in ons land en helaas ook in onze stad die hebben moeten meemaken. Ik
ben het eens met de heer Platvoet. Wij mogen hopen dat het maar incidenten
zijn en dat er geen sprake is van georganiseerd geweld.
      (De heer BEAUX: Het laat bij mij wel degelijk de indruk na dat het is
      georganiseerd, zoals wat er bij de heer Kosto en anderen is gebeurd.)
   Ik spreek over het geweld tegen de migranten...
      (De heer BEAUX: Wij hebben het beiden over geweld.)
   Ja. Ik vind u tamelijk brutaal als u mij op dit punt interrumpeert, maar
dat verbaast mij niets. Waar het om gaat is dat wij deze ontwikkeling niet
mogen onderschatten of kleineren, ook als er sprake is van incidenten, en
dat waakzaamheid geboden is, opdat niet achteraf moet worden vastgesteld
dat het tekenen des tijds zijn geweest.
   Wethouder GENET: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil allereerst ingaan op het
voorstel-Platvoet (nr. 68) inzake De Waag en daarna op het voorstel-J. van
Duijn (nr. 74) inzake het Gemeentelijk Woningbedrijf, het voorstel-Platvoet
(nr. 73) inzake vernieuwbouw Ajax-stadion als alternatief, het voorstel-
Platvoet (nr. 66) inzake het Amsterdams Steunpunt Wonen (ASW), het
voorstel-Platvoet (nr. 107) inzake de knelpunten stadsvernieuwingsfonds en
ten slotte het voorstel-Platvoet (nr.72) inzake de sportopbouwwerker
allochtonen bij de Sportraad.
   Wat het voorstel inzake De Waag betreft heeft de heer Bruins Slot
gevraagd, waarom het College dit preadvies heeft gegeven. Ik begrijp zijn
vraag wel een beetje, in die zin dat in de Commissie voor Stadsvernieuwing
enz. meerdere keren de stand van zaken met betrekking tot De Waag aan de
orde is geweest. Anderzijds kon men in ‚‚n van de laatste vergaderingen van
de Commissie voor Stadsvernieuwing enz. constateren dat er in ieder geval
nader onderzoek zal worden gedaan naar de bouwkundige staat van De Waag. Op
dit moment wordt een aantal metingen verricht en wordt nagegaan of het
verstandig is in de tussentijd De Waag tijdelijk in gebruik te geven. Als
de heer Platvoet door
middel van een voorstel uitdrukkelijk wil stipuleren dat in de afweging
moet worden uitgegaan van de monumentale aspecten van De Waag en van wat de
commissie van deskundigen heeft geadviseerd met betrekking tot de
monumentaliteit, spoort een en ander met datgene wat in de Commissie voor
Stadsvernieuwing enz. aan de orde is gesteld. Ik heb gemeend in dat opzicht
positief te kunnen preadviseren. In het preadvies staat dat de Raad wat de
uitbouw betreft later een totale afweging kan maken. Het is logisch dat Ä
als blijkt dat de uitbouw niet noodzakelijk is en er eventueel enige
financiële consequenties in het geding zijn, die inzichtelijk worden
gepresenteerd Ä de Raad de keuze zo goed mogelijk kan maken.
      (De heer BRUINS SLOT: Waarom heeft het College niet consequent de
      lijn gevolgd bij zoveel andere overbodige voorstellen, het preadvies
      te geven dat het voorstel niet moet worden aangenomen? De weergave
      die de wethouder nu van het preadvies geeft is er een waarop
      uitsluitend het oordeel past dat het een overbodig voorstel is. Dat
      is volledig in overeenstemming met wat uitvoerig in de Commissie van
      Advies en Bijstand is besproken. Als dat het geval is Ä ik heb echter
      andere informatie Ä had een consequent College het advies gegeven dat
      dit voorstel overbodig is en dat men het moet afwijzen.)
   Als het College adviseert het voorstel af te wijzen impliceert dit dat
het de gevraagde afweging over de monumentale kwaliteiten later niet
volledig zou willen maken. Als het College op dit voorstel negatief zou
preadviseren, haalt men nogal wat overhoop. Het is wel ons oudste gebouw en
het is uniek in zijn soort. Ik vind het begrijpelijk en terecht dat er veel
aandacht aan wordt besteed. Als u van mening bent dat het College moet
adviseren tegen dit voorstel te stemmen omdat het voorstel overbodig is...
      (De heer BRUINS SLOT: De redenering die ik volg ontleen ik aan de
      grote meerderheid van de preadviezen van het College. Als wat in het
      voorstel wordt gevraagd volledig in overeenstemming is met de lijn
      van het College, zegt het College dat aanvaarding van dat voorstel
      overbodig is. Dat blijkt bij lezing van de gehele zeelt van
      preadviezen. De wethouder maakt daarop een uitzondering en verklaart
      niet waarom hij dat doet. Dan is het dus een ongemotiveerd advies.
      Het komt mij voor dat in het preadvies zelf meer ruimte voor
      subsidiëring op de exploitatie zit dan in de vergadering van de
      Commissie voor Stadsvernieuwing enz. raadsbreed is gebleken en
      overeengekomen.)
   Nee, als u zegt dat daarin meer ruimte zit, zeg ik dat de Raad en de
commissie de verantwoordelijkheid hebben straks de afweging te maken. Ik
adviseer de Raad dan ook met het voorstel in te stemmen, het onderwerp is
belangrijk genoeg.
      (De heer BRUINS SLOT: De essentie is niet dat wij straks niet de
      vrijheid zouden hebben iets anders te beslissen dan wat wij tevoren
      hebben beslist, maar dat de wethouder in het preadvies al de ruimte
      biedt voor zo'n beslissing. Dat is een fundamentele politieke
      afwijking van de overeenstemming die er in de vergadering van de
      Commissie voor Stadsvernieuwing enz. bestond.)
   Ter vermijding van elk misverstand zeg ik dat dit uitdrukkelijk niet het
geval is. Het is in dat opzicht geen verruiming.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Het betoog van de heer Bruins Slot steunend, is
      het heel wel denkbaar dat de wethouder zegt dat het voorstel
      op zijn minst op dit moment overbodig is en dat de heer Bruins Slot
      bij voordrachten terzake zijn voorstellen kan inbrengen als hij dit
      wenst.)
   Het is een belangrijk monument en een gevoelig onderwerp...
      (Mevr. VAN DER STOEL: Daarmee ben ik het eens!)
   ...en er is geen enkel bezwaar tegen als de Raad nu nog eens uitspreekt
dat hij straks de afweging zo zorgvuldig mogelijk zal maken.
      (De heer BRUINS SLOT: Het zou fantastisch zijn als dat nog eens zou
      worden uitgesproken, maar dat staat niet in het voorstel.)
      (De heer PLATVOET: Ik onderstreep het betoog van de wethouder; dit is
      een ongeorganiseerd een-tweetje. Hierop wordt zo uitgebreid
      doorgegaan, dat dit voorstel in die zin al heel nuttig is dat niet
      hoeft te worden gewacht tot er een voordracht komt. Het gaat erom dat
      in een eventuele voordracht alle relevante aspecten worden
      meegewogen, waardoor op dat moment een snelle en heldere
      besluitvorming kan plaatsvinden. Dat is nu van groot belang.)
      (De heer HOOIJMAIJERS: Het is erg belangrijk dat wij dat nu
      uitspreken)
      (Mevr. VAN DER STOEL: Denkt de heer Platvoet nu dat de Raad c.q. de
      Commissie voor Stadsvernieuwing enz., die tot op heden hun uiterste
      best hebben gedaan zorgvuldig met De Waag om te springen, dat later
      niet zouden kunnen en dat daarom nu dit voorstel moet worden
      aangenomen? Dan bestaat er toch een gebrek aan vertrouwen in de
      Raad?)
   Ik meen dat de stemming over dit voorstel moet worden afgewacht. Ik
blijf bij mijn positieve preadvies. Ik zie dat als een onderstreping van
het feit dat de Raad straks de afweging over de uitwerking van de plannen
zorgvuldig zal maken en op de monumentale aspecten een extra accent legt.
Ik vind het nogal hard en van een verkeerde beeldvorming getuigen wanneer
het College zou zeggen dat dit voorstel overbodig is en dat het hiertegen
is. Wij moeten niet op die manier met elkaar omgaan.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Dan kunnen wij alle voorstellen wel op deze
      wijze gaan bejegenen.)
   U mag het ook nog aan mijn collega's vragen. Het onderwerp is belangrijk
genoeg. Op deze wijze kan men dat extra onderstrepen.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Begrijp ik goed dat het College op dit moment
      voorstelt de gehele discussie over De Waag al Ä om in het bouwjargon
      te blijven Ä volstrekt dicht te spijkeren?)
   Nee, de discussie is niet dichtgespijkerd. Alleen weet de Raad nu dat de
afweging straks zorgvuldig zal worden gemaakt. Ik heb andere fracties en
ook mijn eigen fractie horen zeggen dat het buitengewoon verstandig is er
extra de nadruk op te leggen dat met de monumentale aspecten van dit gebouw
zo goed mogelijk wordt omgegaan. Het is goed nogmaals te accentueren dat
alle aspecten aan de orde moeten komen en dat de Raad dit weer bevestigt.
Dit moet echter niet in een sfeer van tegenstellingen plaatsvinden, want
dan doen wij elkaar onrecht aan. Het gebouw is belangrijk genoeg en...
      (De heer BRUINS SLOT: Ik ben van mening dat wat de wethouder zegt
      over een sfeer van tegenstellingen juist de consequentie is van het
      indienen van dit soort van voorstellen en van de inconsequentie van
      de preadvisering van het College.)
   Beraadt u zich hier nog maar eens op, maar als wethouder voor
Stadsvernieuwing meen ik dat het niet verstandig is negatief op dit soort
voorstellen te preadviseren.
   Ik kom nu op het onderdeel Gemeentelijk Woningbedrijf. De heer J. van
Duijn heeft hierover veel discussie achter de rug met de heer Houterman,
maar ik wil nogmaals de nadruk erop leggen waarom ik het beleidsmatig
uiterst ongewenst vind, bijdragen die wij tot nu toe aan het Gemeentelijk
Woningbedrijf hebben verstrekt op dit moment in te perken en een andere
besteding te geven. De achtergrond van de gemeentelijke bijdrage is steeds
geweest dat wij Ä vergeleken met de gemiddelde corporatie Ä een volstrekt
verschillend bestand aan woningen hebben. Er waren en zijn veel problemen.
Als men een verouderd bestand heeft, komt men niet uit met de
rijksonderhoudsnormen en komt men ook niet uit, als het gaat om een aantal
broodnodige extra onderhoudsinvesteringen. Daarvoor zijn onderhoudsfondsen
noodzakelijk. De gemeente heeft vele jaren geleden besloten daarvoor extra
middelen vrij te maken. Dat heeft ertoe geleid dat wij Ä in tegenstelling
tot tal van andere gemeenten in het land Ä op tijd hebben ingegrepen en nu
een redelijk gezonde financiële positie bij het Gemeentelijk Woningbedrijf
aantreffen. Natuurlijk komt straks de vraag naar voren zoals die ook door
de CAM is aangegeven of wij hiermee moeten doorgaan. Dit is een lastige
afweging. De Gemeenteraad moet het Gemeentelijk Woningbedrijf dan even
beschouwen als een woningcorporatie en inschatten of het Woningbedrijf dit
kan hebben of niet. Als het om de vraag gaat hoe sterk het Gemeentelijk
Woningbedrijf is, moet het niet worden overdreven. Als er bij 35.000
woningen een extra ingreep zou moeten plaatsvinden van fl 10.000 Ä dat is
een heel bescheiden voorbeeld Ä terwijl alle subsidiebijdragen en
verbeteringsregelingen zoals bekend is zijn afgeschaft Ä en de gemeente
moet daaraan fl 10.000 per woning bijdragen, dan spreken wij over een
fabelachtig bedrag van 350 miljoen gulden dat nodig is om die ingreep te
kunnen doorvoeren. Ik geef toe dat dit een nogal demagogisch voorbeeld is.
Ik geef de Raad echter op een briefje dat als het gaat om Tuindorp
Oostzaan, er heel snel moet worden gesproken over fl 30.000 per woning.
Gelukkig zijn dat misschien maar 800 woningen en zal voor duizenden andere
woningen dit beroep niet noodzakelijk zijn. Er zijn ook nog woningen die in
betere staat zijn. Het is uiterst onverstandig Ä zo sterk is dat
Gemeentelijk Woningbedrijf ook weer niet Ä nu te zeggen dat de
onderhoudsbijdragen niet worden gegeven. In het kader van de
privatiseringsdiscussie Ä waarop, zoals de wethouder voor Financiën heeft
gezegd in de voorjaarsnota zal worden teruggekomen Ä staat het College en
de Raad voor de lastige afweging of al dan niet moet worden gestopt met de
bijdragen aan het Gemeentelijk Woningbedrijf. Er moet een schatting van het
risico worden gemaakt of het Gemeentelijk Woningbedrijf dit kan trekken.
Wij hebben er niets aan wanneer het bedrijf zich weer in de rode cijfers
zou gaan bewegen. Daarom is het beleidsmatig uiterst ongewenst...
      (De heer J. VAN DUIJN: Dit is pure demagogie, omdat de Raad het niet
      heeft verzonnen en omdat de afweging niet zal komen. Die is reeds in
      het College gemaakt. U doet de Raad voorstellen in de
      begrotingsmissive op grond van het CAM-rapport. Het voorstel in de
      begrotingsmissive bevat de afweging dat Ä het College heeft die
      kennelijk al gemaakt Ä de onderhoudsbijdrage in drie jaar wordt
      afgebouwd. De afweging waarover de wethouder spreekt zal helemaal
      niet plaatsvinden, want die is al lang gemaakt. Het enige wat wij
      voorstellen is de afbouw in ‚‚n jaar te doen
      plaatsvinden in plaats van in drie jaar. Al uw andere voorstellen
      vanuit de begrotingsmissive op dat punt, want het gaat hier om 4,7
      miljoen gulden, gaan over het gefaseerd afbouwen. Slechts op ‚‚n
      onderdeel wil mijn fractie in plaats van drie jaar afbouwen in ‚‚n
      jaar afbouwen. Van die bestedingen en van de gelden die daarvoor
      beschikbaar komen zullen wij nog een gedeelte overlaten voor de
      afweging bij de voorjaarsnota om u de gelegenheid te geven met
      bestedingsvoorstellen te komen. Dit is geen demagogie, geen
      fundamenteel tegen zijn of wat dan ook. U stelt zelf voor dat de Raad
      de onderhoudsbijdragen afbouwt. Wij stellen voor dit niet in drie
      jaar te doen, maar in ‚‚n jaar. Er komt geen fundamentele afweging!)
   U gebruikt de term demagogie, ik niet! Ik zeg alleen dat ik het
beleidsmatig met u oneens ben.
      (De heer J. VAN DUIJN: Ik herhaal die term omdat u met voorbeelden
      komt waarbij u aantallen woningen noemt en per woning doorrekent wat
      een ingreep zou kosten. Daarover is in de Commissie voor
      Stadsvernieuwing enz. uitgebreid van gedachten gewisseld en daarvan
      hebt u gezegd dat er meer dan 50 miljoen gulden reserve is, rekening
      houdend met calamiteiten en andere zaken die er aankomen. Mijn
      fractie vindt die 50 miljoen gulden voldoende en meent dat de
      onderhoudsbijdragen in ‚‚n jaar in plaats van drie jaar kunnen worden
      afgebouwd.)
   U moet het wel duidelijk zeggen. U gaat verder dan ik beleidsmatig in
het begrotingshoofdstuk heb aangegeven. Ik heb inderdaad de afweging
gemaakt in ieder geval de onderhoudsbijdragen af te bouwen. U zegt echter
dat u versneld wenst af te bouwen. Dat betekent dat het doen van
onderhoudsuitgaven aan het woningbestand Ä wat ook de vraag van de heer Van
Hoeve is Ä kan doorgaan voor de korte periode die nog rest. De consequentie
van het voorstel van de heer J. van Duijn is, dat de onderhoudsuitgaven
onmiddellijk zouden moeten worden stopgezet c.q. dat er een extra greep uit
onderhoudsfondsen en de algemene bedrijfsreserve van het Gemeentelijk
Woningbedrijf wordt gedaan in de orde grootte van 1,5 miljoen gulden.
      (De heer J. VAN DUIJN: Ik doe daaruit geen extra greep! Het enige wat
      wordt voorgesteld...)
   Dat betekent het gewoon. U wilt dat niet begrijpen, maar dat betekent
het, want het moet uit de lengte of uit de breedte komen; dat is heel
simpel. U wilt het geld aan andere dingen besteden en ik heb u aangegeven
dat ik ook wat stappen in die richting maak. Ik doe die extra stap echter
niet. Wij zijn het dus beleidsmatig met elkaar oneens. De heer Van Duijn
moet niet de CAM-rapportage erbij halen, want deze wethouder heeft
daartegen op dit onderdeel stelling tegen genomen. Ik kom nu op het
voorstel-Platvoet (nr. 74) inzake het Ajax-stadion. Het is de Raad bekend
dat het College op dit voorstel een positief preadvies heeft gegeven omdat
het in eerdere voordrachten lag besloten dat onverhoopt toch de variant
verbouwing van De Meer in het vizier zou komen. Lukt het niet op
Strandvliet, dan moet ook die variant worden bekeken. In het preadvies
staat dat dit aan Ajax is gevraagd. Vervolgens moet worden nagegaan hoe het
verder moet met Ouder-Amstel en met het Olympisch Stadion. Het is van
belang dat ik Ä ook mevr. De Waart heeft dat terecht benadrukt Ä een aantal
maanden geleden tijdens een debat heb gepleit voor uitstel van de
besluitvorming. Hiermee was gelukkig een meerderheid van de Raad het eens.
Achteraf blijkt, dat wij op twee punten ons gelijk hebben gehaald en dat
het geen onverstandig besluit is geweest. Ik verwijs naar de perikelen
rondom de AKZO-dr"me in Arnhem waar men niet met de begroting uitkomt. De
Raad volgt de goede procedure als hij Twijnstra-Gudde vraagt de begroting
nogmaals door te lichten en na te gaan of het plan tegen die prijs kan
worden gerealiseerd. De deelraad Zuid heeft vanmiddag inmiddels aangegeven
dat hij het moment van besluitvorming over de sloop van het Olympisch
Stadion ook een aantal maanden wil uitstellen. Op zijn vroegst zal de
besluitvorming in juli 1992 plaatsvinden. Ik heb dit indertijd in het
raadsdebat voorspeld, zonder dat ik 100% zekerheid kon bieden. Ik wist wel
dat het waarschijnlijk daarop zou uitkomen. Ik meen dat er een verstandig
traject is gevolgd. Het is goed die afweging in alle rust en zonder de
dreiging van besluitvorming op allerlei niveaus te kunnen maken.
      (De heer PLATVOET: Ik neem aan dat de stadsdeelraad Zuid dit besluit
      heeft genomen vanwege het verzoek om het stadion op de
      monumentenlijst te plaatsen.)
   Hoe het ook zij, de mensen hebben dat gevraagd en het College wist al
dat dat zou gebeuren. De beroepstermijn was het College zelfs reeds bekend.
Ik voelde mij toen nog vrij rustig in het debat en meende dat die tijd er
wel zou zijn. Het is alleen jammer dat dit besluit, hoewel ik het heel
verstandig vind van de stadsdeelraad Zuid dat deze het nu heeft genomen,
niet een paar maanden eerder is genomen. Men kon dit ongeveer zien
aankomen.
      (De heer HOUTERMAN: Ter beoordeling van het stemgedrag van de fractie
      van de VVD wil ik het volgende vragen. Versterkt het voorstel-
      Platvoet naar uw mening uw onderhandelingspositie ten opzichte van
      Ouder-Amstel?)
   Het is u bekend dat volgende week in de Commissie voor Stadsvernieuwing
enz. over Ouder-Amstel zal worden gesproken. Het College heeft inmiddels
een brief laten uitgaan waarin om nader overleg wordt gevraagd. Het College
is buitengewoon ontevreden over het feit dat de gemeente Ouder-Amstel
weerspreekt dat gegevens en nadere gegevens door ons zijn aangeleverd. Ik
heb beloofd dat ik met Ouder-Amstel daarover van gedachten zou wisselen en
dat wil ik ook graag. In alle zorgvuldigheid heeft het College aan Ouder-
Amstel nog het punt gemeld dat Ä zodat men zich niet gepasseerd voelt Ä het
heel serieus de variant onderzoekt of het stadion een paar honderd meter
kan worden verplaatst. Dat onderzoek zal heel grondig worden verricht. Ik
kan op dit moment geen uitsluitsel geven over de vraag of er nog openingen
zijn. Ik verwacht dat in de loop van volgende week een reactie zal volgen
van Ouder-Amstel of men verder met ons wil overleggen. Wat de
onderhandelingspositie betreft ben ik van mening dat de Raad prima
argumenten heeft om met kracht te blijven pleiten voor situering van het
stadion op Strandvliet. Het is ook verreweg de beste oplossing, zeker als
het gaat om de parkeerthematiek en thematiek van de openbare orde. Nergens
anders kan dat beter worden geregeld en kunnen gunstiger voorwaarden
wordengecreëerd dan op die plek. Wij zullen de slag met Ouder-Amstel verder
aangaan. Op de vraag van de heer Houterman of het voorstel-Platvoet de
onderhandelingspositie versterkt kan ik antwoorden dat het die in ieder
geval niet verzwakt. In alle voordrachten is er tot nu toe sprake van
geweest dat die variant ook aan de orde zou kunnen komen en het is daarom
heel goed...
      (De heer J. VAN DUIJN: Is een discussie dus overbodig?)
   ...dat in het voorstel-Platvoet staat dat die gegevens zo snel mogelijk
beschikbaar  moeten komen. Meer staat er niet in. Ik heb dat verzoek aan
Ajax overgebracht en Ajax is daartoe bereid. Daarom heb ik het voorstel
positief kunnen preadviseren.
   Ik kom nu op de knelpuntenpot van het Stadsvernieuwingsfonds. De vraag
van de heer Cornelissen is, waarom toch fl 100.000 beschikbaar wordt gesteld
aan het Amsterdams Steunpunt Wonen (ASW) en of dat het experimentenpotje
niet erg onder druk zet.



Dat is inderdaad waar, maar het is geen ramp; ook
de heer Platvoet heeft in zijn voorstel nr. 66 gevraagd of er nog geld zit
in het Fonds Woningonttrekking. Over een paar maanden zal hierover worden
gerapporteerd. Als die rapportage positief is Ä het geld moet altijd worden
herbesteed in de huisvestingssector Ä kan de Commissie voor
Stadsvernieuwing enz. toch besluiten de experimentenpot weer aan te vullen.
Daarmee is voor het ASW zekerheid gecreëerd en daarom is ook dit aangepaste
voorstel ingediend. Nu kom ik op het voorstel-Platvoet (nr. 67) inzake
parkeergarages op het Java-eiland. Ik ben het beleidsmatig met dit voorstel
oneens, want wat de heer Platvoet wil kan absoluut niet. Het College heeft
altijd bij het indienen van bouwplannen het commitment gemaakt dat in het
jaar dat die plannen worden ingediend er ook reserveringen in onze
begroting worden gemaakt en verplichtingen worden aangegaan. Er zal de
komende jaren een heel spannende discussie worden gevoerd over de omvang
van de stadsvernieuwingsfondsmiddelen. De heer Platvoet schuift die
thematiek via zijn voorstel naar achteren, wij willen echter die hoge
dichtheid realiseren en ook het parkeren realiseren. De heer Platvoet
schuift een vuiltje naar achteren. Hoe erg is het dan gesteld met het
stadsdeel rondom de knelpunten? Ik heb u allemaal in de Commissie voor
Stadsvernieuwing enz. erg lief gevonden rondom de knelpuntenpot stadsdelen
en binnenstad, maar u weet dat ik heb daarin een heel harde lijn heb
gevolgd. Ik ben van mening dat de knelpuntenpot zo klein mogelijk moet
worden gehouden en dat zoveel mogelijk besteedbare ruimte aan de stadsdelen
moet worden gegeven. Wij hebben daarin een keuze gemaakt. Wij hadden de
knelpuntenpot veel groter kunnen maken maar dat hebben wij niet gedaan.
Alle stadsdelen hebben meer ruimte gekregen en kunnen hun eigen
prioriteitenvolgorde invullen. Het klopt dat het Stadsvernieuwingsfonds
krapper is geworden, waardoor veel knelpunten blijven liggen. Ook op dat
punt is minder mogelijk dan in eerdere jaren. Dat is de reden waarom ik
absoluut tegen het voorstel-Platvoet ben. Ik vind dat men zaken niet voor
zich uit moet schuiven.
   Ten slotte merk ik naar aanleiding van het voorstel-Platvoet (nr. 72)
inzake de sportopbouwwerker allochtonen bij de Sportraad op, dat ik blijf
bij wat ik in de Commissie voor Stadsvernieuwing enz. heb gezegd. Er zijn
nu twee migranten als sportopbouwwerker bij de Amsterdamse Sportraad
gestationeerd. Dit voorstel zou daarvan een uitbreiding zijn. Het College
is van mening dat toch Ä ondanks alle moeilijke afwegingen die moesten
worden gemaakt Ä met deze twee mensen moet worden volstaan. Daarom is dit
voorstel negatief gepreadviseerd.

   De discussie wordt geschorst.

   De vergadering wordt om 22.55 uur geschorst tot donderdag 6 februari
1992 om 13 uur.