Bron: Raad Type document: Bijlage Nummer Gemeenteblad: A (7-10)
Onderwerp: STRUCTUURPLAN AMSTERDAM 1991 Datum publicatie:--1992
Tekst: Figuur 5.1. Begrenzing en aanduiding stadsdelen
(zie papieren versie)
DE STADSDELEN V
V.1. Inleiding
De ruimtelijke problematiek van Amsterdam wordt op drie niveaus
geanalyseerd: Ä de agglomeratie als onderdeel van het gewest;
Ä de stad als onderdeel van de agglomeratie;
Ä de stadsdelen als onderdeel van de stad.
Het Structuurplan richt zich primair op ontwikkelingen van de stad als
geheel. Daarnaast worden indicatief uitspraken gedaan over de twee andere
niveaus.
Het stadsdeelniveau is het laagste niveau waarop het Structuurplan ingaat.
Daar krijgt het ruimtelijke beleid op stedelijk niveau concreet vorm.
De stadsdelen worden in dit hoofdstuk aan de hand van een aantal
ruimtelijke kenmerken en ontwikkelingen gekarakteriseerd. Op deze wijze
wordt inzicht verschaft in de stedelijke samenhang en structuur en de in
het stadsdeel aanwezige stedebouwkundige kwaliteiten.
De beschrijving hiervan omvat in dit hoofdstuk het volgende:
Ä de begrenzing en de deelgebieden (zie figuur 5.1);
Ä de bouwperioden;
Ä de ruimtelijke karakteristieken en de milieutypen;
Ä de in gang gezette ontwikkelingen:
Ä de bevolkingsontwikkeling; Ä de werkgelegenheidsontwikkeling;
Ä de stedelijke samenhang; Ä de knelpunten.
De beschrijving van de bevolkingsontwikkelingen per stadsdeel is gebaseerd
op gegevens van de Bevolkingsprojectie trendvariant 2000. Deze trendvariant
komt voor Amsterdam-totaal uit op 720.000 inwoners in het jaar 2000.
Per stadsdeel is het aantal in het stedelijk woningbouwprogramma
aangegeven. Er wordt gestreefd naar het realiseren van de maximale
produktie per stadsdeel. Het woningbouwprogramma heeft betrekking op de
aantallen woningen, die op basis van het planaanbod in de periode 1990Ä
1994 moeten kunnen worden opgeleverd (zie õIV.1.7).
V.2. De binnenstad (A) Begrenzing en deelgebieden
De binnenstad heeft een totale omvang van circa 825 ha. Ongeveer 25%
bestaat uit water, circa 25% uit verhard oppervlak en minder dan 2% is
groen. Bouwperiode
De binnenstad is het historisch centrum van Amsterdam en wordt gekenmerkt
door een diversiteit aan bebouwing. Er kunnen twee bouwperioden worden
onderscheiden.
De eerste valt tussen 1200 en 1600. Amsterdam ontstaat dan als nederzetting
op de hogere en droge oeverwallen en dijken rondom de monding van de Amstel
in het IJ. Uit deze periode resteren nog de Montelbaans-, de Munt- en de
Schreierstoren en de Antoniespoort.
De tweede omvangrijke bouwperiode ligt in de 17de eeuw. Door de sterke
economische groei breidt Amsterdam zich sterk uit. In twee fasen werd een
brede gordel aangelegd, waarbinnen de grond volgens een vooropgezet plan
werd verkaveld. Met de aanleg van een stelsel van brede concentrische
grachten, waarlangs op uitgegeven kavels woningen mochten worden
gerealiseerd, werd een aantrekkelijk woongebied gecreerd voor de rijke
kooplieden. Door de levendige handel en een liberale houding komen in deze
periode diverse cultuurstromingen in Amsterdam terecht, die in de bebouwing
zijn terug te vinden. Langs de binnenzijde van de vestingwerken (de
Singelgracht) worden gebieden ingericht voor tuinderijen, bedrijven en
huisvesting van arbeiders. Hier is sprake van een sobere verkaveling, met
smalle straten en eenvoudige bebouwing. Het sterke contrast in deze
bouwperiode is nog steeds zichtbaar.
De volgende grote bouwperiode in de 19de eeuw vindt hoofdzakelijk plaats
buiten de Singelgracht en dus buiten dit stadsdeel. De aanleg van de
spoorlijn aan de noordzijde van de binnenstad en de bouw van het Centraal
Station in de vorige eeuw mag als laatste forse ingreep zeker niet
onvermeld blijven. Dat bracht een proces van vernieuwing van de binnenstad
op gang, dat gepaard ging met dempingen, doorbraken (Raadhuisstraat) en
grootschalige nieuwbouw aan onder andere het Damrak, het Rokin, de
Nieuwezijds Voorburgwal, de Spuistraat, de Vijzelgracht enz. Ook ontstond
in de Plantage een nieuw woongebied voor de meer draagkrachtigen.
Figuur 5.2. De binnenstad (zie papieren versie)
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
De binnenstad is te verdelen in twee milieutypen. Het grootste deel wordt
aangemerkt als stedelijk milieutype I. De Jordaan, de westelijke en
oostelijke eilanden, de Haarlemmerbuurt, de Nieuwmarkt, de Kadijken en de
Plantage worden gekarakteriseerd als stedelijk milieutype II.
Het beeld van de binnenstad is grotendeels historisch van karakter.
De cultuurhistorische waarde is zeer groot.
De historische kern is gelegen aan weerszijden van de monding van een
veenstroom (de Amstel) in een zee-arm (het IJ). Uitbreidingen vonden aan
weerszijden van de Amstel plaats door onder andere het graven van
evenwijdig aan de Amstel lopende grachten en burgwallen. Dijken en
bestaande kavelpatronen werden in het stratenpatroon opgenomen.
De aldus ontstane ruimtelijke structuur van een centraal gelegen brede
waterloop (de Amstel en later na demping c.q. overkluizing Rokin en Damrak)
en de grachten (zoals de Nieuwe en Oudezijds Voor- en Achterburgwallen)
waartussen een fijnmazig netwerk van smalle straten en oude dijken is
opgenomen, is nog steeds duidelijk herkenbaar. Ook de Dam is nog steeds de
meest centrale openbare ruimte die het voorheen was.
De asymmetrische opbouw van oost- en westzijde van de binnenstad is
veroorzaakt door de havenactiviteiten aan de oostzijde. Ten oosten van de
Oudeschans is de eilandenstructuur nog steeds zichtbaar.
Nagenoeg overal is er sprake van een compact bebouwingsbeeld. Kenmerkend is
de aaneengesloten bebouwing langs straten en grachten in vaak vloeiende en
gebogen rooilijnen. Veel binnenruimten van de bouwblokken zijn in de loop
der tijd nagenoeg volgebouwd. Een uitzondering hierop vormen het
karakteristieke Begijnhof en de keurblokken. Demping van Nieuwezijds Voor-
en Achterburgwal heeft weer enige ruimte gecreerd.
Met de sterke economische groei in de 17de eeuw breekt er een nieuwe
periode aan van omvangrijke uitbreidingen. Het ruimtelijke beeld tussen de
Singel en de Singelgracht is in belangrijke mate bepaald door de
bestuursvorm (geen centraal gezag, maar diverse regenten) en een tweedeling
in de maatschappij.
De tegenstelling rijk en arm is terug te vinden in het verschil tussen
grachtengordel en de Jordaan, maar ook het verschil in status tussen de
grachten onderling is nog steeds merkbaar. De bestuursvorm is er de oorzaak
van dat Amsterdam geen monumentaal hof, grote pleinen en assen kent, die
zoals in vele andere Europese steden het toonbeeld waren van een centraal
bestuursorgaan. De enige pleinen die de binnenstad kent, zijn gelegen bij
openbare gebouwen, zoals kerken of op de plaatsen, waar voorheen radiale
toevoerroutes via poorten aan de binnenkant van de Singelgracht de
voormalige 17de-eeuwse vestinggordel passeerden. Door hun weinig markante
vorm en begrenzing spelen deze pleinen een beperkte rol in het
structuurbeeld, maar het specifieke stadsrandkarakter is nog altijd
herkenbaar. In de 17de-eeuwse stadsuitbreidingen vormen de pleinen meer
stedebouwkundige restruimten, met uitzondering van het Rembrandtplein dat
in vorm en functie altijd een plein is geweest.
Het aantal radialen is door demping of doorbraken later vergroot. Een
belangrijk punt daarbij is dat de radialen, met de daaraan gelegen
bebouwing, zich eerder tonen als een logische voortzetting van de
historisch-ruimtelijke ontwikkeling dan als een verstoring ervan.
Uitzonderingen hierop vormen de inrit naar de IJ-tunnel inclusief het Mr.
Visserplein en de Weesperstraat.
Na de eerste ontwikkelingsfase, van de Haarlemmer Houttuinen tot aan de
Leidsegracht, kwam een tweede en iets rijkere fase tot de Plantage
Muidergracht. Tot een derde op dezelfde leest geschoeide fase is het nooit
gekomen. De ontwikkelingsrichting werd gedraaid. Het gebied ten oosten van
de Amstel is dan ook minder helder van opzet.
De aanleg van het Stationseiland halverwege de vorige eeuw en de verbreding
van de Prins Hendrikkade in deze eeuw hebben de ruimtelijke opbouw aan de
noordzijde van de binnenstad in sterke mate benvloed. De historische vorm
werd afgesloten van open water. In gang gezette ontwikkelingen
De laatste jaren staat de binnenstad weer volop in de belangstelling bij
zowel overheid als bij particulieren. Hoewel de ontwikkeling van de
binnenstad op dit moment de nodige dynamiek vertoont, is er toch reden tot
waakzaamheid. De concentratie, diversiteit en menging van functies lopen
terug. Het wonen krijgt in delen van de binnenstad de overhand, waardoor
andere functies onder druk komen te staan.
Het aantal arbeidsplaatsen en het vloeroppervlak nemen met name in de
bedrijvensector sterk af, maar ook in de kantorensector is er sprake van
een (minder sterke) afname. Op de oostelijke en westelijke Eilanden bij
voorbeeld is de afgelopen jaren als gevolg van het stadsvernieuwingsproces
sprake geweest van een aanzienlijk verlies van bedrijven. Het gemengde
karakter is grotendeels verloren gegaan. Ook in de omgeving van de Hoogte
Kadijk heeft zich de afgelopen jaren een proces voltrokken waarbij
bedrijfsterreinen werden herbestemd tot woongebieden.
In het Entrepotdok zijn de bedrijfsruimten op de begane grond gehandhaafd.
Na het vrijkomen van het zuidelijke deel van het GEB-terrein en het
Kromhoutterrein zal daar wonen worden gemengd met werken. Ook op het
terrein van de Oranje Nassaukazerne, dat grotendeels een woonbestemming
heeft gekregen, is op de begane grond van de te handhaven bebouwing
bedrijfsruimte gecreerd.
De regiofunctie van het kernwinkelapparaat zal worden versterkt. De
culturele en recreatieve functie van de binnenstad handhaaft zich op het
bestaande peil, hetgeen in een groeiende markt positieverlies inhoudt.
Voor de IJ-oever is een grote operatie in voorbereiding ter versterking van
de noordzijde van de binnenstad, met panden voor grootschalige en
hoogwaardige centrumfuncties. Tevens worden de IJ-boulevard en de
railverbinding in zowel oost-west- als noord-zuidrichting gebruikt om de
binnenstad en met name het noordelijke deel beter bereikbaar te maken. De
ontwikkeling van de IJ-oever heeft tot doel de ruimtelijke eenheid tussen
de historische kern en het Stationseiland te herstellen en de binnenstad
weer naar het IJ te brengen. Om te bereiken dat deze IJ-oeverontwikkeling
niet ten koste gaat van de bestaande concentratie van functies in de
binnenstad, maar er daarentegen nieuwe kwaliteit en kwantiteit aan
toevoegt, is een samenhangende ontwikkelingsstrategie voor de gehele
binnenstad nodig. Op basis van deze strategie kan, v¢¢r de
IJ-oeverlocatie
aan bod komt, de achterstand in kwaliteit en kwantiteit in korte tijd
worden ingelopen. De belangrijkste punten daaruit zijn:
Ä het bieden van ruimte en een milieu aan het IJ voor functies waarvoor
in de bestaande binnenstad door de beperkingen die gesteld moeten worden
aan de maat en schaal geen plaats is;
Ä het verbeteren van de bereikbaarheid, met name door versterking van het
openbaar vervoer;
Ä het maximaal behouden en uitbouwen van de bestaande kwaliteiten en
potenties van de binnenstad als locatie voor centrumfuncties;
Ä de planologische afstemming op stedelijke en regionale schaal, waarbij
de positie van de binnenstad als het centrum van de regio uitgangspunt
is. Bevolkingsontwikkeling
De binnenstad heeft circa 76.800 inwoners. De toename van het aantal
inwoners, die zich de laatste jaren manifesteert, zal zich naar verwachting
voortzetten (zie grafiek 5.1). Het inwonersaantal in 2000 zal circa 79.000
bedragen. De verwachte groei zal boven het Amsterdams gemiddelde liggen.
Grafiek 5.1. Bevolkingsontwikkeling binnenstad *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in de binnenstad is sterk teruggelopen van circa 96.000
in 1978 tot circa 80.700 in 1990 (met name in de eerste helft van de jaren
tachtig) (zie grafiek 5.2). Met name in de kantorensector is de daling
opvallend. Het gewijzigde beleid heeft tot gevolg dat de binnenstad weer in
de belangstelling staat. Op basis van de voor het Structuurplan gehanteerde
gegevens wordt verwacht dat de werkgelegenheid op gelijk niveau zal
blijven. Voor meer recente gegevens wordt verwezen naar õIV.2.2.
Aan de IJ-oever worden circa 6000 arbeidsplaatsen verwacht.
Grafiek 5.2. Ontwikkeling werkgelegenheid binnenstad
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Amsterdam heeft ervoor gekozen, de binnenstad in alle opzichten het centrum
van de stad en de regio te laten zijn. De binnenstad is nog altijd ht
centrum en ht winkelcentrum en biedt een grootstedelijk vestigingsmilieu,
dat voor de toekomstige welvaart van de regio en ook Nederland van groot
belang is.
Concentratie, diversiteit en menging van functies op een relatief klein
oppervlak blijven de belangrijkste kwaliteiten van de binnenstad. Door de
bijzondere kwaliteit van de openbare ruimte die esthetisch fraai en
afwisselend is, kan de binnenstad het centrale platform zijn van het
stedelijk leven. De historische kwaliteit is ook van belang voor het
toerisme en centraal stedelijke functies. De bereikbaarheid is beter dan
waar ook in de regio. In de jaren zeventig was het beleid vooral gericht op
het versterken van de woonfunctie en het terugdringen van de auto ten
gunste van met name de tram. Het inwonertal van de binnenstad is na 1982
aanzienlijk toegenomen. In de jaren tachtig wordt de economische positie
van de stad en de binnenstad, mede door de grote werkeloosheid onder de
Amsterdamse bevolking, een toenemende zorg. Het beleid wordt op dit punt
bijgesteld.
Om de doelstelling van het stedelijk beleid, een woningproduktie van 7000
woningen per jaar, te halen, zal ook de binnenstad een aandeel leveren.
Gezien de mogelijkheden kan dit aandeel 20% bedragen en betreft integraal
een woningproduktie van 7150 woningen. Buiten de stadsvernieuwingsgebieden
zal dat onder andere gebeuren door het bevorderen van wonen boven bedrijven
en het stimuleren van meer kwaliteit en diversiteit.
Als gevolg van het steeds verder gaande ruimtelijk deconcentratieproces
treedt in de binnenstad ontmenging van functies op. Dit betekent een
verzwakking van n van de meest karakteristieke kenmerken van de
binnenstad. Het aantal arbeidsplaatsen gaf aanvankelijk een forse daling te
zien, die zich over alle sectoren deed gelden. De laatste jaren evenwel is
het tempo van daling van de werkgelegenheid afgenomen en stijgt het aantal
vestigingen. Dit geldt niet voor de kantorensector; de doorgaande daling
hiervan is zorgwekkend. Afgezet tegen de sterke groei van juist deze sector
in overig Amsterdam moet worden geconstateerd dat de positie van de
binnenstad als grootste kantorenconcentratie onder druk staat.
Een vitaal kernwinkelapparaat is voorwaarde voor een goed functionerende
stad. Zowel op de korte als op langere termijn zijn versterkingen en
uitbreidingen van het huidige kernwinkelapparaat mogelijk en er reeds in
gang gezet.
Behalve initiatieven in de bestaande binnenstad biedt het geplande
winkelcentrum bij het Centraal Station aan de IJ-oever een unieke kans om
de positie van het kernwinkelapparaat te versterken. Het nieuwe
winkelcentrum aan de IJ-oever zal extra bezoekers aantrekken, zowel uit de
stad als uit de wijdere omgeving.
Al geruime tijd tekent zich een groei in de bestedingen op het gebied van
cultuur en recreatie af. Ook voor Amsterdam liggen hier grote
mogelijkheden. Gezien de stagnatie van de bezoekersstroom naar de
binnenstad is het de vraag, of Amsterdam voldoende van deze groeiende markt
weet te profiteren; daarom is kwalitatieve verbetering van het culturele
klimaat en het recreatieve milieu gewenst.
Het beleid is erop gericht dat de herschikkingen en relocaties in het hoger
beroepsonderwijs niet tot vertrek uit de binnenstad leidt. Ook moeten de
voorzieningen en de huisvestingsmogelijkheden voor de studenten op peil
gehouden c.q. gebracht worden om de aantrekkelijkheid van het "studeren in
de stad" te bewaren. Behoud van het universitair en bevordering van
concentratie van het hoger beroepsonderwijs in de binnenstad is van groot
belang vanwege:
Ä de handhaving van het draagvlak van de voorzieningen;
Ä de betekenis voor het culturele klimaat;
Ä de relatief beste bereikbaarheid in de regio per openbaar vervoer.
Sinds 1980 is gewerkt aan het aanleggen van vrije trambanen. Ondanks de
uitgevoerde maatregelen ter verbetering van de doorstroming van het verkeer
is de grens bereikt van wat haalbaar is met de tram bovengronds. Studie
wordt verricht naar de mogelijkheden van het ondertunnelen van (delen van)
openbaar-vervoerlijnen in de centrale stadsdelen.
De ruimte voor het autoverkeer is de afgelopen jaren verkleind. Het
terugdringen van het langparkeren ten gunste van het kortparkeren is
succesvol. De autobereikbaarheid wordt voor delen van de binnenstad
verbeterd door de aanleg van de IJ-boulevard met aansluitingen op de
ringweg. Knelpunten
Ä Het wonen krijgt in delen van de binnenstad zo sterk de overhand, dat
andere functies onder druk komen te staan. De concentratie, diversiteit
en menging van functies lopen terug.
Ä Naar verwachting zal bij ongewijzigd beleid het aantal arbeidsplaatsen
en het vloeroppervlak in de bestaande binnenstad voor met name de
kantorensector verder afnemen.
Ä Door het verlies aan kantoorfuncties kan de grachtengordel zijn
aantrekkelijkheid voor kantoorvestigingen langzaam maar zeker verliezen.
Ä De regiofunctie van het kernwinkelapparaat dient te worden versterkt.
Ä De culturele en recreatieve functie van de binnenstad handhaaft zich op
het bestaande peil, hetgeen in een groeiende markt positieverlies
inhoudt.
Ä Verbetering van de bereikbaarheid van de binnenstad is nodig. Aangezien
de historische stad geen sterke toename van autoverkeer verdraagt en
vanwege de daarmee gepaard gaande luchtverontreiniging, wordt vooral
gestreefd naar een verdere verbetering van het openbaar vervoer. Nieuwe
verbindingen zijn een Oost-Westlijn langs het IJ en een Noord-Zuidlijn
door het stadshart. De realisering zal echter nog circa tien jaar in
beslag nemen.
Ä Bevordering van de educatieve functie (met name hoger onderwijs) wordt
bedreigd. V.3. Westpoort (B)
Begrenzing en deelgebieden
De Westpoort betreft het voormalig westelijk havengebied en heeft een
totale omvang van circa 2900 ha; er zijn typische havengebieden, met droge
en natte terreinen (Amerikahaven, Westhaven, Minervahaven enz.), moderne
bedrijfsterreinen (alfa-driehoek, vervoerscentrum, Sloterdijk I, II en III)
en een typisch kantorengebied (Teleport).
De Westpoort ontwikkelt zich tot een multi-functioneel bedrijvengebied.
Bouwperioden
In de Westpoort staat een zeer gering aantal (ongeveer 100) hoofdzakelijk
particuliere eengezinshuizen. De meeste bebouwing is bedrijfsbebouwing uit
de periode na 1960.
Sloterdijk I, dat een groot aandeel levert in het bebouwingspercentage,
kwam grotendeels tot stand tussen 1964 en 1970.
De ontwikkeling van Sloterdijk II, dat ook een fors aandeel levert, is in
1970 gestart. Sloterdijk III kwam tot stand na 1976 en is nog volop in
ontwikkeling.
In het Teleportgebied, rond het nieuwe NS-station Sloterdijk, is de laatste
jaren de kantorenbouw in ontwikkeling gekomen.
Aan haventerreinen is in de periode 1986Ä1990 ongeveer 200 ha uitgegeven;
uitgeefbaar is er in het areaal van het Gemeentelijk Havenbedrijf nog 250
ha, per 1 januari 1991. Ruimtelijke karakteristieken
Het grootste deel van de Westpoort heeft de bestemming extensief
industrieterrein (meer dan 300 m2 per arbeidsplaats). Uitzondering daarop
vormt het nevencentrum Sloterdijk (Teleport) en de Sloterdijk-
bedrijfsterreinen.
De ontwikkeling van de Amsterdamse haven kreeg in het Algemeen
Uitbreidingsplan (AUP) al een belangrijke plaats toebedeeld. Om voor de
bevolking voldoende werkgelegenheid te scheppen, achtte men een
grootscheepse industrialisatie noodzakelijk.
Door vergelijkingen met andere havensteden en extrapolatie van economische
ontwikkelingen uit het begin van deze eeuw, kwam men tot een
geschatte behoefte aan industrie- en haventerrein van ruim 700 ha netto,
exclusief de havenbassins.
Belangrijke woonwijken, de westelijke tuinsteden, werden in de nabijheid
van dit werkgebied gesitueerd. Figuur 5.3. De Westpoort
(zie papieren versie)
De ontwikkeling van de haven in westelijke richting is in sterke mate
structuurbepalend geweest voor de ontwikkeling van de westelijke stadslob.
Al spoedig bleek dat de haven veelal ten gevolge van technologische
vernieuwingen en schaalvergroting vooral op het gebied van
overslagtechnieken een andere structuur zou krijgen dan in het AUP was
voorzien.
De structuur van het havengebied wordt bepaald door twee primaire eisen.
Enerzijds moeten de havens toegankelijk zijn voor de grootste schepen.
Anderzijds moeten de bedrijven en de installaties die rondom de haven zijn
gelegen, zowel per spoor als over de weg goed bereikbaar zijn. Het karakter
van enkele gebieden, zoals het bedrijfsgebied Minervahaven, is de afgelopen
jaren veranderd door de overschakeling van grootschalige natte naar
voornamelijk kleinschalige droge bedrijfsactiviteiten. In het algemeen is
er ook een ontwikkeling naar "diepere" kavels en een behoefte aan
tweede-
linieterreinen (voor opslag, distributie en dergelijke): daardoor moeten
bestaande gebieden worden aangepast. In gang gezette ontwikkelingen
De bedrijfsgebieden in Amsterdam, zoals Amstel III, raken vol. Dit is een
van de aanleidingen geweest om de verdere ontwikkeling van de Westpoort ter
hand te nemen. Een Brussels adviesbureau (Plant Location International)
heeft onderzocht aan welke eisen de terreinen in de Westpoort dienen te
voldoen. In het activiteitenplan Westelijk Havengebied (1988) is een en
ander uitgewerkt. Uit onderzoek kwam naar voren dat het huidige
vestigingsklimaat onvoldoende kwaliteit biedt om te kunnen concurreren. Ook
werd geconcludeerd dat het gebied te uniform van karakter was. De Westpoort
bevat in principe wel alle ingredinten om concurrerend te zijn, echter de
wegontsluiting, de terreinkwaliteit, de geringe diversiteit en de
prijs-kwaliteitverhouding zullen moeten worden aangepast.
Het bedrijfsleven heeft in toenemende mate de behoefte zich te profileren
en doet dat onder meer door een weloverwogen keuze van de vestigingsplaats.
De kwaliteit van de omgeving moet uitstralen op het bedrijf.
De toekomstige Westrandweg geeft het gebied een nieuwe stimulans. Het
westelijke deel, met een directe aansluiting op het rijkswegennet, wordt
het eerst aangelegd. Hierdoor wordt de afstand tot Schiphol over de weg met
enige kilometers teruggebracht.
Als gevolg van de aanleg van de Westrandweg wordt verwacht dat, indien de
groei van Schiphol aanhoudt, tegen het eind van de jaren negentig er sprake
zal zijn van een beduidend snellere uitgifte van zowel natte als droge
terreinen. Ook demping van enkele verouderde havenkommen, waardoor meer
mogelijkheden
ontstaan voor de vestiging van droge bedrijfsactiviteiten is aan de orde
onder andere in de Mercurius-, As- en Zwaardecroonhaven; daarnaast worden
havenarmen verlengd, zoals de Australihaven.
Voor drie gebieden (de Alfadriehoek, Sloterdijk III en de Houtrakpolder)
worden inrichtingsplannen gemaakt. Uitgangspunt bij de verdere inrichting
van de Westpoort is dat het gebied wordt ontwikkeld tot een all-round
bedrijvengebied, waar de verschillende bedrijfssoorten harmonieus naast
elkaar huisvesting kunnen vinden. Het gebied zal van oost naar west zoveel
mogelijk aaneengesloten worden ontwikkeld.
Milieubelastende bedrijvigheid wordt zoveel mogelijk in het hart van het
gebied geplaatst. Met de provincie en de gemeente Haarlemmerliede en
Spaarnwoude is overleg gaande over de Houtrakpolder, en over de mogelijke
aanleg van de Afrikahaven aldaar. Werkgelegenheid
De daling van de werkgelegenheid in Amsterdam als totaal is ook in de
Westpoort merkbaar (zie grafiek 5.3). Het dieptepunt werd in 1985 bereikt.
Het gebied telde toen circa 22.000 arbeidsplaatsen. Tot 1990 groeide het
aantal arbeidsplaatsen langzaam tot een niveau van 25.600; de komende tien
jaar is een aanzienlijke groei mogelijk, enerzijds door verdere uitgifte
van terreinen in Sloterdijk III en het havengebied, maar vooral door de
bouw van kantoren rond het station Sloterdijk.
Grafiek 5.3. Ontwikkeling werkgelegenheid de Westpoort
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Op het vlak van de werkgelegenheid neemt de Westpoort een belangrijke
plaats in.
Er is in het gebied al een aantal vestigingen van stedelijk belang waaraan
worden toegevoegd een kolengestookte elektriciteitscentrale en een nieuwe
vuilverwerkingsinstallatie.
Mogelijkheden voor toepassing van warmte-krachtkoppeling HEM-centrale-
Teleport worden onderzocht.
De nadruk zal de komende jaren sterk komen te liggen op uitgifte van
terreinen in Sloterdijk III, de Houtrakpolder en het gebied tussen de
Machineweg en de Ruigoordweg op het grondgebied van de gemeente
Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Knelpunten
Ä Het huidige vestigingsklimaat in het gebied is nog van onvoldoende
kwaliteit om te kunnen concurreren:
* het gebied is te uniform van karakter;
* de ontsluiting is niet goed; * de differentiatie is te gering;
* de prijs/kwaliteitverhouding laat te wensen over.
Ä De wegverbindingen in zuidelijke richting, met name richting Schiphol,
zijn beperkt tot de toch al overvolle A10.
Ä Aanleg van de Westrandweg is geboden.
Ä Er is een tekort aan zeehavenkades.
Figuur 5.4. Westerpark (zie papieren versie)
V.4. Westerpark (C) Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel heeft een totale omvang van circa 416 ha, waarvan 36% behoort
tot het bebouwde gebied. Bouwperioden
Het stadsdeel is samengesteld uit een aantal buurten die rond de
eeuwwisseling zijn gebouwd. Bijna de helft is van v¢¢r 1900.
De Zeeheldenbuurt bestaat voor een groot deel uit oude bebouwing uit de
periode 1880Ä1890.
De woningbouw in de Frederik Hendrikbuurt vond plaats van 1880 tot 1930,
waarbij de grootste produktie plaatsvond tussen 1890 en 1910. De oudste
bebouwing is vooral aan de oost- en zuidzijde van de buurt te vinden.
De Staatsliedenbuurt is ongeveer in dezelfde periode gebouwd als de
Frederik Hendrikbuurt, alleen is het aantal woningen dat v¢¢r 1890
gebouwd is kleiner. In de Van Beuningenstraat staan de allereerste
woningwetwoningen.
De Spaarndammerbuurt (1880Ä1930) is de laatst gerealiseerde buurt van het
stadsdeel. De eerste woningen werden in opdracht van beleggers tussen
1880-1890 in het zuidelijke deel gebouwd. Later (1918Ä1930) werd in
opdracht van woningbouwverenigingen in het noordelijk deel gebouwd.
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Met uitzondering van de industriebestemming van de Houthaven en de Centrale
Markt en de stedelijke groenbestemming van het Westerpark en omgeving wordt
het stadsdeel gekarakteriseerd als stedelijk milieutype II.
Het ruimtelijk karakter van het stadsdeel wordt in belangrijke mate bepaald
door de haven, grootschalige infrastructuur, grote terreinen voor openbare
nutsvoorzieningen met daartussen laat-19de- en vroeg-20ste-eeuwse
woonwijken. In het noorden ligt de Houthaven met bijbehorende
bedrijfsterreinen. Het gebied heeft een functionele indeling afgestemd op
het opslaan van hout. De Spaarndammerdijk en de Tasmanstraat scheiden de
Houthaven en de Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt. De vorm van de
Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt is bepaald door natuurlijke gegevens, zoals
de ligging van de Overbrakerpolder en de Spaarndammerdijk. Daaraan werd in
de loop van de 19de eeuw een patroon van sterk dominerende infrastructurele
werken toegevoegd. Binnen dat kader werden de eerste woningen gebouwd.
Aanvankelijk in het zuiden en later in het noorden. Het zo ontstane
geografische isolement is altijd van sterke invloed geweest op de buurt en
de bevolking.
Het zuidelijke deel kenmerkt zich door rechte straten, gesloten
bouwblokken, hoge dichtheden en weinig groen. Voor het noordelijke deel
werd voor een andere opzet gekozen. De bebouwing heeft een monumentaal
karakter.
Typerend voor het noordelijke deel is de besloten bijna dorpse sfeer die is
gecreerd. De belangrijkste openbare ruimten zijn het
Spaarndammerplantsoen, het Zaanhof, het Zaandammerplein en het plantsoen
bij de Westzaanstraat.
De architectuur ondersteunt de stedebouwkundige opzet. De buurt kent veel
waardevolle gebouwen, onder andere in de stijl van de Amsterdamse school.
Door de relatief goede bouwkundige staat van meer dan de helft van het
woningbestand is in deze buurt de nadruk gelegd op renovatie, waardoor de
oude structuur is gehandhaafd.
Ten zuiden van het sporenemplacement, het Westerpark, het terrein van de
Westergasfabriek en de Haarlemmerweg en -vaart ligt de Staatsliedenbuurt.
In tegenstelling tot de meeste wijken in de 19de- en vroeg-20ste-eeuwse
gordel ligt de Staatsliedenbuurt enigszins gesoleerd van de rest van de
stad. Naast de barrire aan de noordkant wordt ook het ruimtelijk karakter
van de westkant bepaald door grootschalige terreinen voor openbare
nutsbedrijven. Het terrein v¢¢r het pompstation van de
Gemeentewaterleidingen en de Centrale Markt sluiten de buurt aan de
westzijde af. De verbinding met de binnenstad bestaat slechts uit drie
bruggen over een drukke scheepvaartroute. Langs deze Kostverlorenvaart
werden al in een vroeg stadium kleinere industrieterreinen aangelegd die er
nu nog zijn. Door het isolement is de buurt op zichzelf aangewezen. In de
Staatsliedenbuurt werden zoveel mogelijk mensen tegen zo laag mogelijke
kosten gehuisvest. Voor stedebouwkundige of esthetische overwegingen was
geen belangstelling. De gevolgen zijn ernaar. Een buurt, gebouwd in zeer
hoge dichtheden, bestaande uit slecht gebouwde en kleine woningen, in
gesloten bouwblokken, aan nauwe lange rechte straten, vrijwel zonder
pleinen of plantsoenen.
De Frederik Hendrikbuurt is een zeer dicht bebouwde woonbuurt met een
eenvoudige stedebouwkundige structuur namelijk gesloten bouwblokken in
lange rechte straten.
Het Frederik Hendrikplantsoen is de enige groenvoorziening. Ondanks het
grote oppervlak wordt een deel van de recreatieve functie teniet gedaan
door een aantal vrij drukke wegen die dit plantsoen doorkruisen. Het
plantsoen heeft daardoor eerder iets weg van een groot groen verkeersplein
dan van een park. Langs de Singelgracht (Nassaukade) bevinden zich vrij
veel gebouwen met enige allure. Van de vroegere industrie is nog de
houtzaagmolen De Otter aan de Kostverlorenvaart over. Enkele terreinen
langs de vaart hebben nog steeds een bedrijfsfunctie.
In gang gezette ontwikkelingen
Het stadsvernieuwingsproces in de Spaarndammer- en Zeeheldenbuurt is in het
begin van de jaren zeventig ingezet. Meer dan de helft van de
woningvoorraad is verbeterd of vernieuwd. Nieuwbouw vond hoofdzakelijk
plaats op voormalige bedrijfsterreinen.
De Staatslieden- en Frederik Hendrikbuurt behoort tot de zogeheten tweede
generatie stadsvernieuwingsgebieden. De stadsvernieuwing is vrij traag op
gang gekomen. In 1990 zal circa een derde van de voorraad uit verbeterde of
nieuwe woningen bestaan.
De Houthaven wordt herbestemd voor wonen, werken (kantoren) en stedelijke
weg- en railverbindingen. Dit gebied maakt onderdeel uit van het
IJ-oeverproject.
Herbestemming voor woningbouw is aan de orde aan de Houtmankade en aan de
Van Reigersbergenstraat. Onderzoek naar herbestemming voor woningbouw wordt
gedaan voor de Witteneilandstrook, de Antonie Heinsiusstraat, het
westelijke industriecentrum, het GEB-terrein en als onderdeel van het
IJ-oeverproject de bedrijfsterreinen aan de Gevleweg.
Na het vrijkomen van het GEB-terrein aan de Haarlemmerweg zal dit gebied
grotendeels worden benut voor uitbreiding van het Westerpark. Het
stadsdeelkantoor is in een van de resterende gebouwen ondergebracht. Op het
terrein van de Centrale Markt zijn de afgelopen jaren insteekhavens gedempt
en is bedrijfsbebouwing vernieuwd. Dit proces zal de komende jaren
voortgaan. Bevolkingsontwikkeling
Het stadsdeel Westerpark heeft circa 31.600 inwoners. De laatste jaren is
het inwonersaantal constant. De bevolkingsontwikkeling zal in de toekomst
een dalend beeld vertonen (zie grafiek 5.4). Dat wordt met name veroorzaakt
door de Staatsliedenbuurt. Het inwonersaantal in 2000 zal circa 29.800
bedragen. Grafiek 5.4. Bevolkingsontwikkeling Westerpark *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in het stadsdeel is voor 1990 sterk afgenomen. In 1978
had het stadsdeel nog circa 9500 arbeidsplaatsen. In 1990 was dat gedaald
tot circa 7800. De stabilisatie van de laatste jaren is ten einde en
verwacht wordt dat rond 2000 het stadsdeel circa 7000 arbeidsplaatsen zal
kennen (zie grafiek 5.5).
Grafiek 5.5. Ontwikkeling werkgelegenheid Westerpark
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Gezien de ruimtelijke mogelijkheden zal het aandeel in de stedelijke
woningproduktie in de periode 1990Ä1994 circa 1750 woningen bedragen.
Gedurende deze periode worden circa 900 woningen gebouwd op nieuwe
woningbouwlocaties. De overige woningen worden gebouwd in de
stadsvernieuwing.
Het grote aantal inwoners is van belang voor het draagvlak van de
stedelijke voorzieningen. Ondanks alle bouwactiviteiten zal het
bevolkingsaantal teruglopen. Het draagvlak op buurt-, wijk- en stedelijk
niveau zal daardoor afnemen.
Het stadsdeel ligt gesoleerd ten opzichte van de aangrenzende stadsdelen;
dit komt onder meer door de ligging en omvang van de Centrale Markt.
Verplaatsing van grootstedelijke functies zou de stedelijke samenhang in
dit deel van de stad zeker ten goede komen. Uitbreiding van het Westerpark
met het GEB-terrein is een eerste begin. Dit park maakt onderdeel uit van
de zogeheten Brettenzone. Knelpunten
Ä Het stadsdeel is opgebouwd uit een aantal min of meer gesoleerde
buurten. Het aanbrengen van samenhang is moeilijk.
Ä De grootschalige stedelijke infrastructuur (zoals uitbreiding van het
aantal sporen, de scheepvaartroute een stedelijke railverbinding en de
IJ-boulevard) vormt een zware belasting voor het woonmilieu.
Ä De Staatsliedenbuurt is een stadsvernieuwingswijk waarin op korte en
lange termijn ingrijpende maatregelen noodzakelijk zijn. Het einde van
omvangrijke sloop/nieuwbouwstromen is nog niet in zicht.
Ä Door de vrij hoge parkeerdruk is er met name in de Staatsliedenbuurt
een
groot gebrek aan ruimte om de behoefte aan speelveldjes en groenstroken
op te kunnen vangen.
Ä De daling van het aantal inwoners zal tot gevolg hebben dat het
voorzieningenpakket nog meer onder druk zal komen te staan.
Ä De openbaar-vervoerverbindingen met stedelijke knooppunten als het CS
en Sloterdijk zijn slecht. V.5. Oud-West (D)
Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel Oud-West heeft een totale omvang van circa 170 ha, waarvan
42% onbebouwd gebied is. Van het onbebouwde gebied is circa 73% verhard,
nog geen 4% groen en circa 19% water. Oud-West is grofweg in drie buurten
te verdelen, de Kinker-, de Da Costa- en de Overtoombuurt.
Figuur 5.5. Oud-West (zie papieren versie)
Bouwperioden
Het stadsdeel omvat circa 18.500 woningen en is gebouwd in de periode
tussen 1880 en 1920. Circa 65% van de bebouwing is van v¢¢r 1906 en
ongeveer een kwart is uit de perioden 1906Ä1920. De oudste bebouwing uit
de
periode 1880Ä1890 is te vinden in de omgeving van de Bellamystraat en de
Jacob van Lennepstraat.
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Het gehele stadsdeel Oud-West wordt gekarakteriseerd als stedelijk
milieutype II.
Het hart van de Kinkerbuurt wordt gevormd door de Kinkerstraat, n
van de
drukste winkelstraten van Amsterdam, en de Ten Katemarkt. Kenmerkend voor
de buurt ten zuiden van de Kinkerstraat is de verkaveling in rechthoekige
bouwblokken en de hoge dichtheden. Nieuwbouw en de verbeterde openbare
ruimte laten een staalkaart zien van vormen van stadsvernieuwing van de
afgelopen jaren.
Het deel ten noorden van de Kinkerstraat is geleidelijk aan ontstaan. De
oudste straatjes met een lage afwisselende bebouwing, gelegen op het oude
polderpeil, zijn aangelegd langs de sloten die vanaf de Singelgracht
westwaarts liepen. Meer naar de oostkant naast de Ten Katemarkt zijn de
bedrijfsterreinen van de Stadsreiniging en het Gemeentevervoerbedrijf
gesitueerd. Het noordelijke deel van de Kinkerbuurt kent van oudsher een
sterke menging van wonen en werken. Door de menging en de geleidelijke
ontwikkeling van het gebied is de kwaliteit van de bebouwing gevarieerder
dan in het deel ten zuiden van de Kinkerstraat.
De Da Costabuurt is, in tegenstelling tot de Kinkerbuurt, overwegend een
woonbuurt en sluit meer aan bij de Frederik Hendrikbuurt. De openbare
ruimte wordt hoofdzakelijk gevormd door de hoofdwegen die de buurt
doorsnijden en door de grachten en pleinen. De winkels zijn hoofdzakelijk
gesitueerd langs de hoofdwegen.
De Overtoombuurt bestaat uit het gebied ten noorden en ten zuiden van de
Overtoom. De strook tussen het Vondelpark en de Overtoom kenmerkt zich door
een menging van wonen en andere functies, zoals kantoren, een
revalidatiekliniek, hotels, manege enz. Ten noorden van de Overtoom ligt
het accent hoofdzakelijk op wonen, met uitzondering van het WG-terrein. Ook
hier geldt dat de voorzieningen hoofdzakelijk geconcentreerd zijn langs de
hoofdwegen. In gang gezette ontwikkelingen
De Kinkerbuurt is een van de eerste stadsvernieuwingsbuurten. Sinds 1985 is
ook de Da Costabuurt stadsvernieuwingsbuurt en in 1988 is daaraan de
Overtoombuurt toegevoegd.
Over het algemeen loopt het proces van de stadsvernieuwing in de
Kinkerbuurt goed. Vooral in het zuidelijke deel was de bebouwing slecht. Op
grote schaal heeft eind jaren zestig/begin jaren zeventig in dit deel
sloop/nieuwbouw plaatsgevonden wat een sterke afname van het aantal
woningen tot gevolg had. Deze wordt gedeeltelijk ondervangen door
aanvullende woningbouw op bouwlocaties van de voormalige kerk De Liefde en
de Vincentiuskerk.
Gevolg van deze ontwikkeling is dat de hoge graad van menging van wonen,
winkels, voorzieningen en ambachtelijke bedrijfjes sterk is afgenomen. Om
dat tegen te gaan, wordt een aantal bedrijfslocaties opnieuw voor bedrijven
ontwikkeld. Dit betreft het terrein van het voormalige complex van de
Stadsreiniging. Hier is recent een bedrijfsverzamelgebouw gerealiseerd voor
te verplaatsen bedrijven uit de stadsvernieuwingsgebieden. Ook is hier het
stadsdeelkantoor gevestigd.
De stadsvernieuwing in het zuidelijke deel bevindt zich in een
afrondingsfase waarin zoveel mogelijk is overgegaan van sloop/nieuwbouw
naar behoud en herstel. Ook voor het noordelijke deel ligt de nadruk op
behoud en herstel. Het aantal nieuwbouwprojecten is kleiner. Daardoor
blijven karakteristieke kenmerken als kleinschaligheid en menging behouden.
In het zuidelijke deel is de openbare ruimte vergroot met twee nieuwe
pleinen. In het noordelijke deel zal de openbare ruimte nauwelijks toenemen.
Sinds 1 januari 1985 is ook de Da Costabuurt een stadsvernieuwingsbuurt.
Inmiddels zijn er funderingsonderzoeken uitgevoerd. Meer dan aanvankelijk
werd verwacht, zal sloop/nieuwbouw nodig zijn. In vergelijking tot de
Kinkerbuurt zal de stadsvernieuwing, met uitzondering van het zuidelijke
deel, minder ingrijpend zijn. De planvorming is in een gevorderd stadium.
De bestuurlijke besluitvorming over een groot aantal projecten is afgerond
en in 1990 heeft de eerste sloop/nieuwbouw plaatsgevonden. De
stadsvernieuwing in deze buurt zal over tien jaar nagenoeg zijn afgerond.
De Overtoombuurt is in 1988 stadsvernieuwingsgebied geworden. In dit kader
is een omvangrijk bouwtechnisch onderzoek gestart. In totaal zullen er 4000
woningen worden onderzocht. Ook wordt onderzocht hoe het openbaar gebied
kan worden verbeterd. Op het WG-terrein is een aantal paviljoens inmiddels
herbestemd voor wonen en een kunstenaarscentrum. Veel nieuwbouwwoningen in
de vorm van stadsvilla's in het groen zijn bewoond. In het voormalige
chirurgiegebouw is een bedrijfsverzamelcomplex gerealiseerd voor startende
bedrijven.
Voor het oostelijke deel van het WG-terrein is een stedebouwkundig plan in
voorbereiding (ten behoeve van onder ander hoger onderwijsvoorzieningen).
Bevolkingsontwikkeling
Oud-West heeft circa 34.000 inwoners. De bevolking is tot 1985 sterk
afgenomen. Daarna heeft zich een groei van het inwonersaantal voorgedaan
die zich naar verwachting niet zal voortzetten. Het inwonersaantal in 2000
zal circa 31.100 bedragen (zie grafiek 5.6).
Grafiek 5.6. Bevolkingsontwikkeling Oud-West *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in Oud-West is extreem gedaald. In 1978 telde het
stadsdeel nog circa 17.500 arbeidsplaatsen. In 1990 was dat tot 8200
gedaald. Naar verwachting zal de daling in de toekomst minder sterk zijn.
(zie grafiek 5.7).
Grafiek 5.7. Ontwikkeling werkgelegenheid Oud-West
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
De bijdrage die het stadsdeel kan leveren aan de stedelijke woningproduktie
in de periode 1990Ä1994, bedraagt circa 950 woningen. De gemiddelde
produktie bedraagt circa 190 woningen per jaar.
De Kinkerstraat functioneert als stadsdeelcentrum voor de stadsdelen
Oud-West, Westerpark en De Baarsjes. Het gevarieerde winkelaanbod aangevuld
met de dagmarkt in de Ten Katestraat bepaalt de attractiviteit van het
gebied. Gelet op het afnemende draagvlak en de teruglopende kooporintatie
is er zeker geen aanleiding tot uitbreiding. Wel zullen er enkele
verschuivingen moeten plaatsvinden. De herinrichting van de Kinkerstraat
staat ten dienste van de centrumfunctie. Nieuwe impulsen mogen worden
verwacht wanneer het Gemeentevervoerbedrijf de remise aan het Bellamyplein
verlaat. Knelpunten
Ä Door de daling van het inwonersaantal komt de buurt- en
wijkvoorzieningenstructuur onder druk te staan.
Ä Achteruitgang kleinere detailhandel aan de uiteinden van de
Kinkerstraat
en de De Clercqstraat en daarmee samenhangende ongewenste ontwikkeling
in de horeca sector.
Ä In ongeveer tien jaar is het aantal arbeidsplaatsen gehalveerd.
Ä De parkeerproblematiek voor bewoners is groot. Het verblijfsklimaat zal
moeten worden verbeterd. V.6. De Pijp (E)
Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel De Pijp heeft een totale omvang van circa 160 ha, waarvan
circa 46% onbebouwd gebied is. Van het onbebouwde deel is circa 72% (53 ha)
verhard en circa 7% (5 ha) groen. Het Sarphatipark vormt met circa 3,5 ha
de belangrijkste groenvoorziening. Figuur 5.6. De Pijp
(zie papieren versie) Bouwperioden
Het stadsdeel telt circa 20.000 woningen, waarvan circa 61% is gebouwd voor
1906 en circa 34% gebouwd is tussen 1906 en 1930. Het deel ten noorden van
de Gerard Doustraat dateert uit de periode 1866Ä1880. Het Sarphatipark en
omgeving tot aan de Amstel stamt uit de periode 1880Ä1890 en het deel tot
aan de Boerenwetering uit de periode 1890Ä1900. De bebouwing ten zuiden
van
de Lutmastraat is gebouwd tussen 1920 en 1930 en wijkt af van de rest van
De Pijp. Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
De Pijp is te verdelen in twee milieutypen. Het deel ten noorden van de
Lutmastraat wordt gekarakteriseerd als stedelijk milieutype II. Ten zuiden
daarvan wordt milieutype III aangetroffen.
Het stadsdeel wordt aan vier zijden begrensd door water: de Singelgracht,
de Amstel, het Amstelkanaal en de Boerenwetering.
De Lutmastraat en omgeving is een soort breuklijn tussen het 19de-eeuwse
deel van De Pijp en het Plan-Zuid van Berlage. De lineaire structuur van
het 19de-eeuwse deel gaat over in de strakke geometrische verkaveling van
Plan-Zuid met hoven en pleinen, waarbij symmetrie en axialiteit een
belangrijke rol spelen. Als gevolg hiervan ontstaan restruimten zoals het
Henrick de Keijserplein en het Cornelis Troostplein. Bij de Gerard
Doustraat ontstaan door een hoekverdraaiing in de verkavelingsrichting ook
restruimten in de vorm van enkele kleine pleintjes. Het deel ten noorden
van de Lutmastraat heeft het geigende beeld van een 19de-eeuwse woonwijk:
lange, rechte en smalle straten zonder pleinen en weinig groen. Het enige
groen in de buurt is het Sarphatipark (3,5 ha), dat zeer intensief wordt
gebruikt en te klein is om aan de behoefte te voldoen.
De huizen rondom deze enige open groene ruimte zijn over het algemeen
gebouwd voor de beter gesitueerden.
Het merendeel van de woningvoorraad in de rest van het noordelijke deel
bestaat uit goedkope, kleine en woontechnisch slechte woningen. De
kwaliteit van de woningwetcomplexen ten zuiden van de Lutmastraat is
aanzienlijk beter. Het renovatieproces is daar nagenoeg afgerond.
De Ceintuurbaan en de Stadhouderskade zijn de belangrijkste doorgaande
routes in oost-westrichting.
De Ceintuurbaan is van bijzondere stedebouwkundige betekenis als
verbindingsweg tussen de verschillende wijken van het plan Kalff.
De Stadhouderskade heeft een grote historische waarde. Hetzelfde geldt voor
de Amsteldijk.
De twee noord-zuidgerichte straten, die aansluiten op de radialen van de
oude stad en tevens belangrijke winkelstraten zijn, hebben diverse bochten.
De Pijp kent een sterke menging van wonen en werken. Er is een grote
variatie aan bedrijvigheid. De markt op de Albert Cuypstraat is de grootste
warenmarkt van Nederland. In gang gezette ontwikkelingen
Het aantal inwoners van De Pijp is sterk teruggelopen. Een verdere daling
wordt nog verwacht.
Dat is voornamelijk een gevolg van een steeds dalende woningbezetting. Deze
terugloop in de bevolking doet zich met name voor ten noorden van de
Ceintuurbaan. In de woningwetcomplexen ten zuiden van de Lutmastraat is het
inwonersaantal na afronding van het renovatieproces nauwelijks
teruggelopen. De Pijp is momenteel het grootste stadsvernieuwingsgebied. Het
stadsvernieuwingsproces is vooral in het noordelijke deel vertraagd. In
1991 was circa 35% (circa 6500 woningen) van de woningvoorraad verbeterd of
nieuw gebouwd. Het aandeel nieuwbouw is nog gering 7% (circa 1400
woningen). De vooroorlogse woningwetwoningen zullen bijna allemaal zijn
opgeknapt. Afgaande op de uitkomsten van het funderingsonderzoek zal sloop-
en vervangende nieuwbouw vrij sterk toenemen.
De terugloop en de wijziging in de samenstelling van de bevolking zijn van
invloed op het voorzieningenpakket. In opkomst zijn de bedrijfjes, winkels
en restaurants die zich met name richten op de vele alleenstaanden en
etnische minderheidsgroepen, die vooral in het noordelijk deel van De Pijp
wonen.
Als vestigingsgebied voor grotere, industrile bedrijven is De Pijp
nauwelijks meer aantrekkelijk. Veel bedrijven en bedrijfjes verlieten de
afgelopen jaren de buurt. De laatste en meest bekende is de
Heinekenbrouwerij. De discussie over de herbestemming van het terrein van
de brouwerij is nog in volle gang, maar ook het aantal kleine ambachtelijke
bedrijfjes, altijd het sterke punt van de buurt, door het veelzijdige
aanbod van goedkope bedrijfsruimten, is afgenomen.
De vrijkomende terreinen en de terreinen waar op de begane grond een
bedrijfje heeft gezeten, zijn vaak dusdanig verontreinigd, dat saneren
zulke hoge kosten met zich meebrengt, dat volledig herbestemmen voor
woningbouw problematisch is. Bevolkingsontwikkeling
De bevolkingsomvang van De Pijp bedraagt circa 36.000 inwoners. De sterke
daling zal zich naar verwachting ook in de komende periode voortzetten. Het
aantal inwoners in 2000 zal circa 32.700 bedragen. De terugloop zal zich
met name voordoen in het deel ten noorden van de Ceintuurbaan. Opvallend in
dit deel is ook het zeer grote aantal verhuizingen, waarvan een deel
samenhangt met de stadsvernieuwing (zie grafiek 5.8).
Grafiek 5.8. Bevolkingsontwikkeling De Pijp *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in De Pijp is voor 1985 sterk gedaald. Het aantal
arbeidsplaatsen ligt rond de 7800. Tussen 1985 en 1990 trad een
stabilisatie op. Naar verwachting zal het aantal in 2000 verder dalen tot
circa 7000 arbeidsplaatsen (zie grafiek 5.9).
Grafiek 5.9. Ontwikkeling werkgelegenheid De Pijp
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
De bijdrage die De Pijp kan leveren aan de stedelijke woningproduktie, is
beperkt. Verwacht wordt dat met een gemiddelde produktie van 220 woningen
per jaar, in de periode 1990Ä1994, een produktie van 1100 woningen
haalbaar
is. De belangrijkste locatie voor nieuwbouw is het Heinekenterrein. Voor
het overige is er sprake van vervangende nieuwbouw.
De voorzieningen in het stadsdeel hebben het niveau van een
stadsdeelcentrum waarvan het verzorgingsgebied naast De Pijp de stadsdelen
Rivierenbuurt, Zuid en Buitenveldert omvat.
Tussen de twee belangrijke delen van dit stadsdeelcentrum, de Ferdinand
Bolstraat en de Van Woustraat, ligt de Albert Cuypmarkt. Deze markt zorgt
voor een aanbod dat het stadsdeelniveau te boven gaat. Knelpunten
Ä Het aantal kleine ambachtelijke bedrijfjes is afgenomen. Dit zal zich
in de toekomst voortzetten.
Ä Vrijkomende terreinen zijn, zoals vrijwel overal in de bestaande stad,
enigszins verontreinigd.
Ä In het stadsdeel zijn onvoldoende parkeermogelijkheden.
V.7. Oost (F) Begrenzing en deelgebieden
Oost heeft een totale omvang van circa 219 ha, waarvan circa 57% onbebouwd
gebied is. Van het onbebouwde gebied is circa 58% verhard en circa 17%
groen. Meer dan de helft komt voor rekening van het circa 12 ha grote
Oosterpark. Figuur 5.7. Oost (zie papieren versie)
Bouwperioden
Circa 42% van de woningen in Oost stamt uit de periode van voor 1906. Een
ander belangrijk deel (circa 25%) is gebouwd tussen 1906 en 1930. De oudste
bebouwing van v¢¢r 1880 is te vinden in het noordelijke deel van de
Weesperzijdestrook en in de Dapperbuurt ten noorden van de Eerste Van
Swindenstraat.
Tussen 1866 en 1880 werd het noordelijke deel van de Dapperbuurt afgebouwd
en de Weesperzijdestrook gerealiseerd.
Het grootste deel van de Oosterparkbuurt is gebouwd kort voor de
eeuwwisseling.
Rond 1920 vonden in de Transvaalbuurt de grootste bouwactiviteiten plaats.
Begin jaren vijftig werd langs de Populieren-, de Platanen- en de Olmenweg
nog een randje aan de Oosterparkbuurt toegevoegd.
In de afgelopen tijd staat de stadsvernieuwing centraal. Circa 4000 nieuwe
woningen zijn er de afgelopen 20 jaar gebouwd, waarvan het merendeel in de
Dapperbuurt. Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Oost is te verdelen in twee milieutypen. Het gebied ten noorden van de
spoorlijn wordt gekarakteriseerd als stedelijk milieutype II, ten zuiden
daarvan treffen we milieutype III aan. Aan de Wibautstraat bevinden zich
twee gebieden met dienstverlening als hoofdbestemming.
Het stadsdeel is opgebouwd uit vijf van elkaar te onderscheiden buurten met
elk een eigen karakter.
De Weesperzijdestrook (circa 2400 woningen) wordt gekenmerkt door een min
of meer gesoleerde ligging. Aan de westkant grenst de buurt aan de
Amstel.
Het ruimtelijk beeld van de Weesperzijde wordt hier in belangrijke mate
bepaald door de karakteristieke bebouwing en het gevarieerde oevergebruik.
Aan de oostkant werd de buurt tot de Tweede Wereldoorlog (1939) van de
Oosterparkbuurt gescheiden door het emplacement van de
Rijnspoorwegmaatschappij, waarvan de sporen nog zichtbaar zijn. De
oostgrens van de buurt is nu de Wibautstraat, die als barrire werkt. De
woningen zijn ruimer dan in de Oosterparkbuurt en de dichtheid is relatief
laag. Het karakter van de openbare ruimte wordt in belangrijke mate bepaald
door de vele bedrijven en kantoren die zich in de buurt hebben gevestigd.
De Oosterparkbuurt (circa 5600 woningen) is tot stand gekomen aan de hand
van het in 1876 vastgestelde plan Kalff. Voorzag dit plan nog in drie
straten, in 1881 werd besloten om op hetzelfde terrein vier straten te
realiseren. Evenwijdig aan het oude slotenpatroon uit de Overamstelpolder
werden de eerste vier langgerekte straten aangelegd. Hierdoor is een
oost-westgerichte hoofdstructuur ontstaan. De duizend meter lange
parallelstraten worden slechts onderbroken door vier, in hoofdzaak verharde
pleintjes. Ten zuiden van de Ruyschstraat overheerst de zogeheten
revolutiebouw uit het eind van de 19de eeuw, met de kenmerkende verkaveling
in rechthoekige bouwblokken, hoge dichtheden en de zowel bouw- als
woontechnisch matig tot slechte kwaliteit.
Opvallend in het noordelijke deel van de buurt is de diagonaal van de
Andreas Bonnstraat. Ook het plan Kalff kende de as al, die bedoeld was als
directe route van Weesperstation naar het Oosterpark. Het Oosterpark werd
in 1894 geopend en is onlangs gerenoveerd en uitgebreid.
Hoewel de bedrijvigheid in de Oosterparkbuurt, net als in de meeste
19de-eeuwse buurten, is afgenomen, is de menging van functies nog steeds
groot. De Dapperbuurt (circa 4400 woningen) was een van de eerste nieuwe
buitenwijken van de oude stad (binnen de Singelgracht), die in de 19de eeuw
werden gebouwd volgens het plan Kalff. Het gebied wordt aan de noordzijde
begrensd door de Singelgracht en het Lozingskanaal, aan de oost- en
zuidzijde door de spoordijk en aan de westzijde door de Linnaeusstraat.
Binnen deze grenzen vormt de Dapperbuurt een ruimtelijke eenheid.
Uitzonderingen op de eenheid zijn het gebied ten zuiden van de
Wijttenbachstraat en de Roomtuintjes. Het hart van de buurt wordt gevormd
door het assenkruis van de Eerste Van Swindenstraat met winkels en de
Dapperstraat en het Dapperplein met winkels en een dagmarkt.
De buurt is opgebouwd uit rechthoekige gesloten bouwblokken met een hoge
dichtheid. De oude bebouwing was en is voor een groot deel van matige tot
slechte kwaliteit.
De Transvaalbuurt (circa 4450 woningen) is een vroeg-20ste-eeuwse woonbuurt
met een tamelijk gesoleerde ligging. Dit wordt veroorzaakt door de
spoordijk en de Ringvaart.
De stedebouwkundige opzet van de wijk is van Berlage. In tegenstelling tot
bij voorbeeld de Dapperbuurt en de Oosterparkbuurt is de loop van de
vroegere poldersloten niet meer in het stratenpatroon te herkennen.
De buurt ligt ingeklemd tussen twee hoofdwegen: de Wibautstraat en de
Linnaeusstraat. Een derde belangrijke noord-zuidverbinding, de
Maritzstraat/Schalk Burgerstraat, doorsnijdt de buurt.
De belangrijkste route in oost-westrichting is de
Krugerstraat/Pretoriusstraat, waaraan drie van de vijf pleinen zijn
gesitueerd.
Veel van de huizen in de Transvaalbuurt zijn ontworpen door Berlage en
zullen te zijner tijd mogelijk tot monument of beeldbepalend pand worden
verklaard.
De relatie tussen architectuur en stedebouwkundig plan is minder duidelijk
dan in buurten waar meer bouwblokken in de stijl van de Amsterdamse School
zijn ontworpen. Bijzonder is de asymmetrische vorm van het Transvaalplein
en het vooral uit laagbouw bestaande complex daaromheen.
Ten zuiden van de Dapperbuurt ligt tussen spoordijken, de Ringvaart en de
Linnaeusstraat een enigszins vergeten deel van Amsterdam: het
Polderweggebied. Het karakter wijkt sterk af van de omliggende buurten. De
woonwijk in het gebied (Tuinwijck) is vlak na de oorlog gebouwd en ligt ten
noorden van de Polderweg.
Het bedrijvengebied ten zuiden van de Polderweg heeft een ongeordende
structuur. In gang gezette ontwikkelingen
Gezien de veranderingen in de financile regelingen voor de
stadsvernieuwing wordt verwacht dat de stadsvernieuwing zich over een
kortere periode zal spreiden dan in een eerder stadium verwacht werd. In de
Dapperbuurt en de Oosterparkbuurt zal dan de helft van de woningen zijn
vervangen door nieuwbouw. Hoewel in de Dapperbuurt gepoogd is, het beleid
van behoud en herstel zoveel mogelijk gestalte te geven, zijn en worden
veel nieuwbouwprojecten gerealiseerd. In de Transvaalbuurt, met aanzienlijk
minder nieuwbouw, is een omvangrijk programma van woningverbetering in gang
gezet.
Nieuwbouw van recente datum is te vinden op het terrein van de voormalige
Amstelbrouwerij. Ook worden er gemengde projecten ontwikkeld op het terrein
van het Burgerziekenhuis en op het Hollandterrein aan de Wibautstraat.
Op het terrein van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) wordt een
woontoren van circa 40 meter gerealiseerd. Op het bedrijfsterrein aan de
Polderweg is de bodem sterk verontreinigd. Dit belemmert de
herstructurering. Op het voormalige terrein van Centraal Nederland wordt
een sporthal en een jongerencentrum gebouwd.
Ter vervanging van de afgebrande Muiderkerk is een bouwplan dat voorziet
naast de kerkruimte in voorzieningen ruimte ten behoeve van het
opleidingscentrum van het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Verder is er
een onderzoek gedaan naar het verbeteren van het sociaal onveilige
Muiderpoortstation, waarbij vervanging van het station wordt overwogen.
Bevolkingsontwikkeling
Oost heeft circa 33.500 inwoners. De bevolkingsomvang daalt. Het
inwonersaantal zal in 2000 circa 29.800 bedragen. Dit ondanks de nieuwbouw
aan de Weesperzijde en op het terrein van de voormalige Amstelbrouwerij
(zie grafiek 5.10). Grafiek 5.10. Bevolkingsontwikkeling Oost *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid is voor 1985 aanzienlijk teruggelopen. In 1978 telde het
stadsdeel nog circa 16.500 arbeidsplaatsen. In 1985 en 1990 waren dat er
respectievelijk circa 14.000 en 13.200 (zie grafiek 5.11).
Grafiek 5.11. Ontwikkeling werkgelegenheid Oost
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Het aandeel dat het stadsdeel zal leveren in de stedelijke woningproduktie,
zal in de periode 1990Ä1994 1500 woningen bedragen. Dit betreft overwegend
vervangende nieuwbouw. De werkgelegenheid in het stadsdeel zal net als in
de andere 19de- en vroeg-20ste-eeuwse buurten afnemen.
De stedelijke infrastructuur is en blijft een belasting voor het stadsdeel.
De Wibautstraat, die aansluit op het IJ-tunneltrac en de metro-oostlijn
geven het stadsdeel een goede bereikbaarheid op stedelijk en regionaal
niveau. Het Structuurplan onderscheidt op kaart I, de Plankaart, een
concentratie van dienstverlening nabij de metrohalte Weesperplein.
De voorzieningen in de Dapperstraat/Eerste Van Swindenstraat hebben behalve
voor de eigen wijk ook een beperkte functie voor de Indische buurt.
Knelpunten
Ä Hoofdwegen en sporen hebben het stadsdeel verbrokkeld. Het gebied valt
in vijf afzonderlijke buurten uiteen, waar de problematiek van de
milieubelasting aandacht verdient.
Ä Het draagvlak van de voorzieningen staat onder druk.
Ä Op de bedrijfsterreinen aan de Polderweg is de bodem verontreinigd.
Herstructurering wordt hierdoor belemmerd en bedrijven ondervinden
problemen met de overdracht van grond.
Ä Zowel de Oosterparkbuurt, als de Weesperzijdestrook ondervinden
parkeeroverlast van de kantoren aan de Wibautstraat. Voor het parkeren
is onvoldoende ruimte. Bij de nieuwbouw van het OLVG wordt een
parkeergarage voor circa 250 auto's gebouwd.
Ä Met spooruitbreiding op de bestaande spoordijk is onvoldoende rekening
gehouden. De spoorverbreding is als studieproject opgenomen op Kaart 4
(Verkeer en Vervoer). V.8. Zeeburg (G)
Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel heeft een totale omvang van circa 1565 ha, waarvan meer dan
75% bestaat uit water en landelijk gebied. Bouwperioden
De Indische buurt is in twee perioden gebouwd. De eerste periode duurde van
1900 tot 1920. In die tijd is het deel tussen de Celebesstraat, de
Zeeburgerdijk, de Molukkenstraat en de Insulindeweg tot stand gekomen. De
oudste bebouwing staat in het noordwestelijke deel en dateert uit de
periode 1900Ä1910. Rond 1912 bouwt de "Vereeniging Bouwmaatschappij
tot
verkrijgen van eigen woningen" een aantal blokken direct ten oosten van
deze bebouwing. Voor de overige buurtdelen wordt in 1922 een raamplan
gemaakt. Dit plan wordt grotendeels tussen 1922 en 1927 door particuliere
bouwers uitgevoerd. Begin jaren dertig is de buurt voltooid.
Voor het oostelijk havengebied is niet n periode aan te geven.
Tussen 1926 en 1927 zijn de kaden in het IJ aangelegd. De pakhuizen aan de
Entrepothaven dateren uit de periode 1890Ä1900.
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
In het stadsdeel zullen na uitvoering van de diverse plannen vier
stedelijke milieutypen voorkomen. Het westelijke deel van de Oostelijke
Handelskade en de kop van het Java-eiland kunnen in de toekomst worden
gekarakteriseerd als stedelijk milieutype I, de rest van het oostelijk
havengebied en de Indische buurt als stedelijk milieutype II. Het eiland
Zeeburg zal, naast het extensieve industrieterrein van de RI-Oost, kunnen
worden gekarakteriseerd als stedelijk milieutype III en Nieuw-Oost als
stedelijk milieutype IV.
De ruimtelijke opbouw van het stadsdeel is verbrokkeld. Dit wordt in
belangrijke mate veroorzaakt door de ligging van de hoofdinfrastructuur, de
voormalige havenbekkens en de aanwezigheid van stadsrandverschijnselen.
In het stadsdeel zijn vier deelgebieden te onderscheiden.
Om de verouderde havens, de eilanden, die door de aanleg van de sporen in
de tweede helft van de vorige eeuw van het IJ werden afgesloten, te
vervangen, werd tussen 1876 en 1927 een compleet nieuw zeehavencomplex
aangelegd in het IJ. Figuur 5.8. Zeeburg
(zie papieren versie)
In 1978 besloten Burgemeester en Wethouders het oostelijk havengebied te
herbestemmen tot woongebied.
De huidige structuur van de in oost-westrichting gelegen schiereilanden en
havenbekkens wordt gehandhaafd.
De karakteristieke structuur van het oostelijk havengebied biedt unieke
mogelijkheden om een specifiek en afwisselend woongebied tot stand te
brengen.
Ontwikkelingen in de binnenstad en aan de oostkant van de stad en tevens de
behoefte om de verkeersdruk op een aantal bestaande stedelijke wegen te
verminderen hebben geleid tot het opnemen in de plannen van een stedelijke
vervoersas in oost-westrichting. Deze bundeling van infrastructuur gaat een
dominerende rol spelen in de opbouw van de nieuwe wijk.
De Indische buurt vormt het oostelijke sluitstuk van de 19de- en vroeg-
20ste-eeuwse gordel. De buurt is ruimtelijk gezien een afgeronde eenheid
met vier verschillend gestructureerde randen:
Ä de Zeeburgerdijk in het noorden met het lozingskanaal met slechts een
brug;
Ä het Flevopark in het oosten, tevens het einde van de stedelijke
bebouwing;
Ä de Ringvaart van de Watergraafsmeer in het zuiden met slechts
n brug;
Ä een spoorlijn aan de westkant, met daarin vier viaducten, vormt de
grens met de 19de-eeuwse gordel.
De spoorbaan scheidt de buurt van de rest van de stad. De hoofdvorm van de
buurt wordt bepaald door de twee elkaar kruisende straten, de Insulindeweg
en de Molukkenstraat, die het gebied in vier kwadranten verdelen. De
Insulindeweg, een brede en zwaar beplante oost-westverbinding, sluit in het
westen aan op de "ringweg" van de 19de-eeuwse gordel en zet zich in
oostelijke richting voort richting Noord in de Zuiderzeeweg. De
Molukkenstraat, geheel zonder bomen, loopt door tot in de Watergraafsmeer
en het oostelijk havengebied (Veelaan). Een andere belangrijke
oost-westroute is de Zeeburgerdijk.
Binnen de kwadranten is de structuur hirarchisch van opzet. Het
stratenpatroon wordt afgewisseld met pleinen. Er is een duidelijk verschil
in stedebouwkundige opzet tussen het oude en het nieuwe deel van de buurt.
Het eerste gebouwde deel (het noord-westkwadrant) is opgebouwd uit lange
smalle 19de-eeuwse straten, waarin geen ruimte is voor bomen. Feitelijk
wordt hier het stratenpatroon van de Dapperbuurt voortgezet. De lange
gebogen straten in dit oudste gedeelte vormen een bescheiden afwijking van
de 19de-eeuwse traditie van rechte smalle straten.
Een meer bijzondere stedebouwkundige waarde hebben de noord-zuidgerichte
straten ten noordoosten van de Borneostraat. Hier is de breuk met de 19de
eeuw volledig. Daarnaast is de "vork", gevormd door de zwaar beplante
Javastraat en de Borneostraat, een opvallend structurerend element. De
bebouwingsdichtheid is hoger en er is slechts ruimte voor n plein,
te weten: het Timorplein. In de eerste periode wordt nog het individuele
woonhuis als uitgangspunt genomen. In de latere ontwerpen domineert de
gevelwand, een uitgangspunt dat door de architecten van de Amsterdamse
School werd gehanteerd. Architectuur en stedebouwkundige opzet vullen
elkaar aan.
Het laatst gebouwde kwadrant laat goed zien hoe men in de jaren twintig
over stedebouw dacht. Binnen en rondom de bouwblokken is meer ruimte voor
groen gecreerd en de verkavelingsstructuur is gevarieerder. Deze buurt,
gerealiseerd overeenkomstig het uitbreidingsplan uit 1918, vertoont sterke
overeenkomsten met het plan Berlage.
De Indische buurt moest echter een grotere dichtheid krijgen, waardoor de
straten smaller zijn geworden en de binnenterreinen ondieper. Het vrijwel
vierkante Sumatraplantsoen is n van Amsterdams grootste pleinen.
Het eiland Zeeburg heeft de ruimtelijke structuur die overeenkomt met die
van een stadsrand, gedomineerd door infrastructuur, de RI-Oost en
bedrijven.
Ten oosten van de brug in de ringweg om Amsterdam (A10) begint de open
vlakte van het IJ-meer, waarvan de zuidelijke begrenzing wordt gevormd door
de Diemerzeedijk. De dijk als zodanig is niet meer te herkennen, omdat het
gebied er om heen is opgehoogd.
De zuidoostgrens wordt gevormd door het zogeheten PEN-eiland met de
elektriciteitscentrale. De noordgrens wordt gevormd door de strekdam.
In gang gezette ontwikkelingen
In 1978 zijn delen van de Indische buurt aangewezen als
stadsvernieuwingsgebied. Door het inklinken van de grond en de slechte
funderingen ontstonden in de loop van de jaren zeventig steeds meer
bouwtechnische problemen. Daardoor was het noodzakelijk, de relatief jonge
buurt snel te verbeteren. In 1991 was 70% van de woningen verbeterd dan wel
nieuw gebouwd.
De verschuiving in eigendomsvorm is in de buurt zeer groot: van bijna 90%
particuliere verhuur in 1970 naar circa 27% in 1990.
Het tempo van de stadsvernieuwing is tot nu toe vrij hoog geweest. De
komende jaren zal de stadsvernieuwing worden voortgezet. Echter, met een
tempovertraging zal rekening moeten worden gehouden, omdat het proces
kleinschaliger en gecompliceerder wordt.
In 1995 zal 42% van de woningvoorraad, circa 4500 woningen, uit nieuwbouw
bestaan.
In 1978 werd besloten, het oostelijk havengebied te herstructureren tot
stedelijk woongebied. Na een periode van moeizaam onderhandelen met de NS
en het rijk is nu de periode van realisatie aangebroken. De woningbouw op
het Abattoirterrein is, net als de verbouwing van de voormalige pakhuizen,
gereed. Op het Veemarktterrein zijn de eerste en tweede fase gerealiseerd.
De derde fase is in voorbereiding. Het zuidelijke deel van Entrepot-west is
nagenoeg gereed. Voor het KNSM-eiland en de kop van de Oostelijke
Handelskade zijn bouwplannen in ontwikkeling en voor de rest van de
Oostelijke Handelskade en het Java-eiland is de planvorming in gang gezet.
De IJ-boulevard, een stedelijke autoweg van 2x2 rijstroken, gecombineerd
met een kruisingsvrije hoogwaardige stedelijke railverbinding, moet in 1996
gereed zijn.
Ter plaatse van het eiland Zeeburg zal de IJ-boulevard aansluiten op de
ringweg om Amsterdam (A10). Rondom het eiland Zeeburg worden nog enige
waterbouwkundige werken uitgevoerd, zoals vergroting van de capaciteit van
de Oranjesluizen door de aanleg van een extra kolk en de verbreding van het
Amsterdam-Rijnkanaal.
Plannen worden voorbereid om op het eiland circa 1800 woningen inclusief
bedrijven en kantoren te realiseren.
De realisering van de eerste fase van de locatie Nieuw-Oost is gepland in
1996. Voor de uitbreiding van de eerste fase van 11.000 woningen via 15.000
in 2005 tot een afgeronde fase met circa 23.000 woningen omstreeks 2010
wordt een uitwerking van het Structuurplan voorbereid binnen de begrenzing
van de beleids-MER Nieuw-Oost.
De brandplaats op de Diemerzeedijk wordt gesaneerd.
Bevolkingsontwikkeling
Het stadsdeel heeft circa 25.800 inwoners. Het inwoneraantal is in de
periode voor 1985 zeer fors gedaald.
In de Indische buurt zal de daling zich voortzetten, maar door de
woningproduktie in het oostelijk havengebied, op het eiland Zeeburg en in
Nieuw-Oost zal het inwoneraantal van Zeeburg fors groeien. Naar verwachting
zal het inwoneraantal in 2000 circa 42.500 bedragen (zie grafiek 5.12).
Grafiek 5.12. Bevolkingsontwikkeling Zeeburg *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in het stadsdeel is ten opzichte van 1978 met meer dan
de helft afgenomen. In dat jaar telde het stadsdeel nog circa 9500
arbeidsplaatsen. In 1987 zijn er niet meer dan 4000 arbeidsplaatsen over.
In 1990 is het aantal arbeidsplaatsen weer toegenomen tot 6800. De
verwachting voor de toekomst is dat de stijgende lijn wordt doorgezet. Voor
2000 wordt gerekend op circa 8000 arbeidsplaatsen (zie grafiek 5.13).
Grafiek 5.13. Ontwikkeling werkgelegenheid Zeeburg
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Het aandeel dat het stadsdeel zal leveren in de stedelijke woningproduktie
is groot.
Het betreft circa 4700 woningen op nieuwe bouwlocaties en circa 900
woningen in de stadsvernieuwing in de periode 1990Ä1994. Dit komt neer op
een gemiddelde jaarproduktie van circa 1100 woningen.
De ontwikkelingen van het gebied rondom de IJ-boulevard (IJ-as) is van
stedelijk belang. Deze ontwikkeling heeft tot doel de binnenstad weer aan
het IJ te brengen en het stadscentrum te stimuleren. Knelpunten
Ä Het tempo van de stadsvernieuwing is tot nu toe vrij hoog geweest. De
komende jaren wordt het proces kleinschaliger en gecompliceerder. Dit
zal een nadelige invloed hebben op het tempo.
Ä De daling van het inwoneraantal in de Indische buurt betekent een
verlies aan draagvlak voor de buurtvoorzieningen, die daardoor onder
druk komen te staan.
Ä De verkeersbelasting op de Zeeburgerdijk blijft zolang de IJ-boulevard
niet is aangelegd een probleem.
Ä De milieu-overlast van AKZO (gelegen in het stadsdeel Amsterdam-Noord)
maakt realisatie van het Kompaseiland in een deel van het oostelijk
havengebied onmogelijk.
Ä Milieu-overlast van de RI-Oost levert problemen op voor de ontwikkeling
van woningbouw op delen van het eiland Zeeburg.
Ä De sanering van de voormalige vuilstort langs de Diemerzeedijk vergt
hoge investeringen.
Ä Een goede verkeersafwikkeling van Nieuw-Oost met name richting A1
levert capaciteitsproblemen op.
Ä Voor de tweede fase van Nieuw-Oost is een wijziging van de
gemeentegrens nodig. V.9. Bos en Lommer (H)
Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel heeft een totale omvang van circa 270 ha. Van het grondgebied
is circa 35% bebouwd (bouwblokken met binnenterreinen) en circa 65%
onbebouwd. Hiervan is 50% verhard (wegen en paden) en 50% onverhard (groen,
water, overig). Figuur 5.9. Bos en Lommer
(zie papieren versie) Bouwperioden
Het oudste deel van het stadsdeel Bos en Lommer wordt gevormd door het
restant van het dorp Sloterdijk. Dit dorp, dat in 1440 aan de oever van het
IJ is ontstaan en nadat het in 1572 geheel was afgebrand weer op de oude
fundamenten werd opgebouwd, heeft jarenlang vele aanslagen moeten
ondergaan, waardoor grote delen zijn afgebroken en verdwenen.
Het oostelijke deel is ruwweg in drie verschillende tijdsperiodes
gerealiseerd. De Admiraal De Ruijterweg dateert uit de jaren 1922Ä1926. De
bebouwing ten oosten hiervan, alsmede de bebouwing in de omgeving van de
Hoofdweg dateert uit de jaren 1930Ä1938. De bebouwing ten westen van de
Admiraal De Ruijterweg dateert uit de jaren vlak v¢¢r en na de
oorlog, te weten: 1939Ä1950.
Het westelijke deel dat tot aan de ringspoorbaan reikt is nagenoeg geheel
gebouwd in de jaren 1951 en 1952.
De gehele stedebouwkundige ontwikkeling van het stadsdeel Bos en Lommer is
gebaseerd op het Uitbreidingsplan Landlust (1931) en het plan Bosch en
Lommer (1935), welke als de voorlopers van het latere AUP beschouwd dienen
te worden. Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Met uitzondering van het deel ten zuiden van de Bos en Lommerweg en ten
westen van de Hoofdweg, dat wordt gerekend tot het stedelijk milieutype IV,
wordt het stadsdeel gekarakteriseerd als stedelijk milieutype III.
Opvallend in het stadsdeel is de overgang van de stijl van de Amsterdamse
School, waarvan nog voorbeelden zijn te zien langs de Admiraal De
Ruijterweg, naar de periode van de Nieuwe Zakelijkheid.
In Landlust is te zien hoe het gesloten bouwblokprincipe in de omgeving van
de Rijpgracht ten noorden van de Karel Doormanstraat wordt verlaten en
wordt vervangen, na een eerste experiment in 1937 in de omgeving van de
Griftstraat (Zuid), door een half open bouwblokverkaveling. Het complex
staat bekend als het eerste ontwerp volgens de nieuwe zakelijkheid. Het
grote glasoppervlak, de stalen kozijnen, de platte daken en de bergingen in
de souterrains zijn kenmerkend voor deze bouwstijl.
Ten westen van de Admiraal De Ruijterweg is vlak v¢¢r en na de oorlog
de
eerste strokenbouw gerealiseerd. Het oostelijke deel wordt gerekend tot de
gordel 20-40. Het heeft dan ook enkele ruimtelijke kenmerken van die tijd
in zich, zoals de oost-westgerichte wegenstructuur die aansluit op de
radialen in de 19de-eeuwse gordel (de Haarlemmerweg en de Jan van
Galenstraat zijn daar voorbeelden van), de noord-zuidgerichte
verkavelingsstructuur en de hirarchische opbouw van het stratenpatroon.
De Haarlemmerweg en ook de min of meer noord-zuidlopende Admiraal De
Ruijterweg en de Hoofdweg zijn kenmerkend voor de gordel 20-40.
De Centrale Markt en het Westelijk Marktkanaal vormen een barrire tussen
de Bos en Lommer- en de Staatsliedenbuurt.
Het Bos en Lommerplein is als kruising van hoofdwegen de meest opvallende
open ruimte. De oorspronkelijke vormgeving van het plein is ontleend aan
het plan voor het Victorieplein. Hiervan is bij de realisering weinig
terecht gekomen. Het plein is ruimtelijk niet als zodanig vorm gegeven en
slechts voor een klein deel (gewijzigd) uitgevoerd. Dat kwam omdat het
noordelijke deel van de noord-zuid gerichte hoofdas, de voormalige
Multatuliweg, werd opgenomen in de ringweg om Amsterdam.
Echte pleinen kent het stadsdeel niet. Wel zijn er enkele kleine
pleinachtige ruimten, zoals aan de Karel Doormanstraat, de Gibraltarstraat/
Solebaystraat, het Wachterliedplantsoen en het Guldenwinkelplantsoen.
Ter wille van de bezonning is, zeker in het naoorlogse deel, heel
nadrukkelijk voor een noord-zuidgerichte verkavelingsstructuur gekozen. De
secundaire ruimtes worden gevormd door relatief korte straten, meestal
haaks staand op de hoofdwegen.
De beperkte ruimte in het stadsdeel is ook in sterke mate het gevolg van de
geringe financile mogelijkheden in die tijd. De grondkosten waren hoog en
er moesten arbeiderswoningen komen. Dit had tot gevolg dat er in hoge
dichtheden werd gebouwd.
In de nieuwere delen is meer ruimte, ofwel lucht en licht in de
stedebouwkundige opzet gentroduceerd.
In gang gezette ontwikkelingen
In de afgelopen jaren is in Bos en Lommer het stadsvernieuwingsproces, in
de vorm van behoud en herstel, goed op gang gekomen. Zeker tot het jaar
2000 zal de stadsvernieuwing intensief voortgang moeten vinden, waarbij het
accent op renovatie van woningen en straten zal blijven liggen, maar
sloop/nieuwbouw niet mag worden uitgesloten.
Voor het Bos en Lommerplein en omgeving worden plannen ontwikkeld voor
kantoren, waaronder een stadsdeelkantoor, woningbouw, hotel, winkels en
diverse voorzieningen. Verder worden er plannen ontwikkeld voor onder
andere woningbouw aan de Molenwerf ter plekke van het voormalige station
Sloterdijk. Met name als gevolg van de in volle gang zijnde
kantoorontwikkeling in de Boldootstrook (een onderdeel van het nevencentrum
Sloterdijk) en de plannen voor het Bos en Lommerplein en omgeving wordt een
stabilisatie tot lichte groei van de werkgelegenheid verwacht.
Het industriegebied Landlust is onlangs geherprofileerd. Onderzocht wordt,
of het gebied voor herstructurering in aanmerking kan komen.
Een beleidsplan voor de openbare ruimte is in voorbereiding. Hierin wordt
tevens voorgesteld om voor Bos en Lommer een verkeerscirculatieplan en een
parkeerbeleid te ontwikkelen. Bevolkingsontwikkeling
Bos en Lommer heeft circa 31.500 inwoners. Het inwoneraantal is in de
periode voor 1985 fors gedaald. De daarna ingezette minder sterke daling
zal zich naar verwachting voortzetten. Het inwoneraantal zal in 2000 circa
30.200 bedragen (zie grafiek 5.14).
Grafiek 5.14. Bevolkingsontwikkeling Bos en Lommer *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid is tussen 1978 en 1985 aanzienlijk gedaald. Telde het
stadsdeel in 1978 nog circa 8500 arbeidsplaatsen, in 1987 is dat verder
gedaald tot circa 6000. Naar verwachting zal de werkgelegenheid tot 2000 op
hetzelfde niveau uitkomen (zie grafiek 5.15). Stedelijke samenhang
Het stadsdeel ligt door de Centrale Markt enigszins afgescheiden van het
stadsdeel Westerpark en de binnenstad. De belangrijkste doorgaande oost-
westroutes liggen nabij de noord- en in de zuidgrens. Via de aantakkingen
bij de Jan van Galenstraat, het Bos en Lommerplein en de Haarlemmerweg op
de A10 heeft Bos en Lommer uitstekende verbindingen met de rest van de
stad, de regio, waaronder Schiphol, en de rest van het land. De rest van
het stadsdeel is hierdoor relatief rustig. Door de nabijheid van het NS-
station Sloterdijk en het in het stadsdeel zelf gelegen NS-station de De
Vlugtlaan heeft Bos en Lommer een zeer goede aansluiting op het stedelijk
openbaar-vervoernet en op het in de komende jaren nog sterk te verbeteren
regionale en landelijke spoorwegennet. Na de aanleg van de trambaan heeft
de Admiraal De Ruijterweg zijn doorgaande functie verloren.
Grafiek 5.15. Ontwikkeling werkgelegenheid Bos en Lommer
(zie papieren versie)
Het stadsdeel zal in de komende periode 1990-1994 circa 400 woningen aan de
stedelijke woningproduktie leveren. V.10. De Baarsjes (J)
Begrenzing en deelgebieden
De Baarsjes heeft een totale omvang van circa 164 ha. Ongeveer de helft is
onbebouwd gebied, waarvan circa 37% is verhard en 5% bestaat uit groen.
Figuur 5.10. De Baarsjes (zie papieren versie)
Bouwperioden
De Baarsjes behoort tot de gordel 20-40. In deze periode is rondom de stad,
met name aan de zuid- en westzijde, een grote hoeveelheid sociale
woningbouw, gefinancierd door particuliere beleggers, tot stand gekomen.
Het grootste deel van De Baarsjes ligt binnen het zogeheten Plan West. Dit
plan omvatte het gebied tussen de Jan van Galenstraat en de Postjeswetering.
Het gebied tussen de Postjeswetering, de Hoofdweg en de Baarsjesweg werd in
1930 voltooid. Het gebied ten westen van de Hoofdweg kwam begin jaren
dertig tot stand.
Het deel van de Postjesbuurt tussen de Postjeswetering en het Surinameplein
is tussen 1926 en 1935 gerealiseerd.
In deze buurt komt ook nog bebouwing uit de vorige eeuw voor. Langs de
Slatuinenweg, tussen de Admiraal De Ruijterweg en de Baarsjesweg, staan aan
weerszijden kleine lage landelijke woningen uit de 19de eeuw. De bebouwing
aan de Admiraal De Ruijterweg is op deze hoogte overwegend ook 19de- en
vroeg- 20ste-eeuws. Van jongere datum zijn de twee half gesloten
woonblokken, die met de kromming van het Westelijk Marktkanaal werden
meegebouwd. Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
De Baarsjes behoort bijna geheel tot het stedelijk milieutype II. Alleen de
uiterste westpunt heeft gedeeltelijk de bestemming zakelijke
dienstverlening.
In de periode waarin De Baarsjes is gebouwd, speelden esthetische motieven
bij de planopzet een belangrijke rol. In tegenstelling tot de opzet van de
19de-eeuwse uitbreidingen kan hier voor het eerst worden gesproken van een
stedebouwkundige visie, waarbij allerlei elementen bewust tot een plan voor
een wijk of buurt verwerkt zijn. Geometrische ordeningsprincipes en
groepering van massa's waren ontwerp-motieven.
Karakteristiek zijn de lange brede straten, uniforme bouwblokken, de
toepassing van assen en concentratiepunten in de vorm van monumenten en
monumentale gebouwen. Dit geldt in het bijzonder voor het stedebouwkundige
werk van Berlage en de architectuur van de Amsterdamse School, die een
totaalbeeld wilden scheppen, waarbij de architectonische details werden
gebruikt om het stedebouwkundig beeld te versterken.
Hoewel er parallellen zijn aan te geven tussen De Baarsjes en het Plan-Zuid
van Berlage, zoals het hogerop trekken van hoekbebouwingen, mist De
Baarsjes de samenhangende axiaal- symmetrische structuur die het Plan-Zuid
kenmerkt. De grote doorgaande wegen, maar ook de waterwegen hebben niet die
vormgevende en sterke structuur als de hoofdwegen en kanalen in het
Plan-Zuid, die te zamen met het groen allure geven.
Het stratenpatroon volgt, evenals dat in veel 19de-eeuwse buurten het geval
is, de oude slotenverkaveling.
Het merendeel van de straten is, met hun vaak langgerekte gesloten
bouwblokken in vier
vijf woonlagen, op de noord-zuidrichting
georinteerd; een patroon dat in de Postjesbuurt is voortgezet.
Een voorbeeld van het samengaan van axialiteit en symmetrie is te zien in
de buurt tussen de Jan Evertsenstraat en de Jan van Galenstraat aan de
Hoofdweg. De Hoofdweg, de stedelijke verbinding tussen het Suriname- en
Mercatorplein, vormt, met de haaks daarop staande Jan van Galen- en Jan
Evertsenstraat en de Postjesweg, het hoofdstelsel van wegen.
De Orteliuskade, die geruime tijd de grens was tussen bebouwd en onbebouwd
gebied, vormt (door de vormgeving tot n geheel) met de
toegangspartijen
bij de Jan van Galen- en de Jan Evertsenstraat, de rand van de vooroorlogse
stad.
De twee grote pleinen in het gebied, het Suriname- en het Mercatorplein,
doen meer dienst als verkeerscircuits dan dat ze nu een werkelijke
pleinfunctie hebben. Het Mercatorplein heeft een besloten karakter.
De regelmatige verdeling van pleinen over de wijken, vaak gecombineerd met
kerken, scholen en speelplaatsen, doet sterk denken aan Berlages opzet voor
het Plan-Zuid.
De winkelfunctie, met name in de Jan Evertsenstraat, is vorm gegeven door
de plaatselijke verwijding van de straat en doorlopende luifels. Het
Mercatorplein is een belangrijk onderdeel van het winkelcentrum van de
buurt. Het door Berlage in 1925 ontworpen plein heeft een hoofdfunctie in
de wijk en vormt het belangrijkste stedebouwkundig en architectonisch
element van De Baarsjes. De beeldbepalende vierkante toren zou weer in oude
glorie moeten worden hersteld. Het stadsdeel heeft een prijs gewonnen met
zijn plannen voor het Mercatorplein. In gang gezette ontwikkelingen
Voor De Baarsjes is een beleidsplan voor de openbare ruimte opgesteld en
zijn een beleidsplan voor de bebouwing, een plan van aanpak panden en een
nota welstand in ontwikkeling. Tevens is voor een groot gebied van het
stadsdeel een stadsvernieuwingsplan gemaakt en is er een tweede
stadsvernieuwingsplan in voorbereiding. Bevolkingsontwikkeling
De Baarsjes heeft circa 38.000 inwoners. Verwacht wordt een verdere geringe
daling van het inwonertal. Hierdoor komt in 2000 het aantal inwoners rond
de 35.300 te liggen (zie grafiek 5.16).
Grafiek 5.16. Bevolkingsontwikkeling De Baarsjes *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
Het aantal arbeidsplaatsen in De Baarsjes schommelt al jaren rond de 4000.
In 1990 waren dat er circa 3600. Verwacht wordt dat de werkgelegenheid in
2000 zal zijn gestegen tot circa 5000 arbeidsplaatsen (zie grafiek 5.17).
Grafiek 5.17. Ontwikkeling werkgelegenheid De Baarsjes
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Het aandeel dat het stadsdeel kan leveren in de stedelijke woningproduktie,
is beperkt.
Een zeer bijzondere karakteristiek van het stadsdeel is de continuteit
van de belangrijkste radialen, die vaak beginnen in de grachtengordel en
eindigen in Nieuw-West. Deze radialen vormen zowel functioneel als
ruimtelijk de belangrijkste verbindingen tussen de verschillende delen van
de stad. Straten als de Jan van Galenstraat, de Jan Evertsenstraat en de
Postjesweg hebben hierdoor een functionele en ruimtelijke betekenis op
stedelijk niveau.
In de periode 1990Ä1994 levert het stadsdeel een bijdrage van 200 woningen
in de woningproduktie. Knelpunt
Ä Gezien de bouw- en woontechnische achterstanden is het nodig om zo
spoedig mogelijk tot modernisering te komen. V.11. Zuid (K)
Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel Zuid heeft een totale omvang van circa 680 ha, waarvan circa
65% onbebouwd gebied is. Van het onbebouwde gebied is ongeveer de helft
verhard en ongeveer een kwart groen. De rest is water en nog niet ingericht
gebied. Figuur 5.11. Zuid (zie papieren versie)
Bouwperioden
Het aantal woningen in het stadsdeel bedraagt circa 26.800.
De oudste bebouwing uit de periode voor 1880 is gelegen tussen het
Vondelpark en de Pieter Cornelisz. Hooftstraat. De Concertgebouw- en
Vondelparkbuurt is ontwikkeld van oost naar west en dateert uit de periode
1890Ä1920.
Het ten zuiden van de Cornelis Krusemanstraat/de De Lairessestraat gelegen
gebied is tussen 1920 en 1940 tot stand gekomen. Ook het deel tussen het
Noorder en Zuider Amstelkanaal en het gebied ten westen van de
Schinkelstraat zijn uit die periode. De bebouwing ten zuiden van het Zuider
Amstelkanaal is uit de periode 1950Ä1960.
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Het stadsdeel is opgebouwd uit een aantal deelgebieden met verschillende
milieutypes.
Het Museumkwartier wordt gerekend tot het stedelijk milieutype I. De
Concertgebouw- en Vondelparkbuurt wordt gekarakteriseerd als stedelijk
milieutype II en het deel ten zuiden van het Noorder Amstelkanaal als
stedelijk milieutype III.
Het Museumplein en omgeving, ook wel genoemd het Museum Kwartier,
vertegenwoordigt in Amsterdam een belangrijke stedebouwkundige waarde. De
opzet van het gehele gebied is vanaf het plan van Van Niftrik gericht
geweest op de bestemming tot "luxe kwartier". De kwaliteit van het
plein
vindt haar oorsprong in het plan Cuypers, dat voor het grootste gedeelte is
uitgevoerd. Het Museumplein is een van de bekendste pleinen in Nederland en
is de enige grote open ruimte in de 19de-eeuwse gordel.
Het plein wordt ook gebruikt voor grote manifestaties. Als cultureel
centrum heeft het grote bekendheid.
Het plein wordt aan de oost- en de westzijde begrensd door villabebouwing.
Deze open bebouwing markeert de ruimte en geeft de hoofdruimte een
bijzonder karakter.
De weg, die het plein in tween deelt, past wel in het symmetrische
concept
en heeft het karakter van een 19de-eeuwse Parijse boulevard zonder dat de
functie die de weg heeft, dit rechtvaardigt.
Een ander deel van Zuid dat zich onderscheidt van de rest is het
Willemspark. De opzet van een dergelijk grootschalige villawijk is
bijzonder. De achterliggende gedachte was een romantisch woonoord te
realiseren voor de gegoede klasse in de nabijheid van het Vondelpark. De
villawijk is een voortzetting van de structuur van het voormalige rij- en
wandelpark, het Vondelpark , met de vijvers als een belangrijk onderdeel.
De Koningslaan en de Oranje Nassaulaan volgen de contouren van de vijver
langs het park. De Waldeck Pyrmontlaan en de Sophialaan zijn als ring
aangelegd om de vijver die in verbinding staat met het Vondelpark.
Het centrum van het Willemspark is het Emmaplein, dat in n lijn
ruimtelijk aansluit op het langgerekte Valeriusplein, de overgang naar
Nieuw-Zuid.
De Concertgebouw- en Vondelparkbuurt bestaat uit een rechthoekige
stratenpatroon met gesloten bouwblokken. De lange straten met relatief
ruime profielen worden op verschillende plaatsen onderbroken door
dwarsstraten, met op de kruisingen voorzieningen. De kruisingen zijn
benadrukt door de afgeschuinde hoeken en functioneren als belangrijke
orintatiepunten.
De 19de-eeuwse bebouwing heeft geen duidelijke beindiging. Het nieuwere
deel rondom het Noorder Amstelkanaal sluit er direct op aan. De overgang is
waarneembaar door een verandering in profiel en architectuur. Het deel van
het Plan-Zuid dat tussen het Noorder en het Zuider Amstelkanaal ligt, is in
tegenstelling tot de 19de-eeuwse wijken ruim van opzet met bijzondere
aandacht voor de vormgeving. Het plan is in hoofdopzet monumentaal en
schilderachtig in detail. Berlage heeft een plattegrond geconstrueerd door
pleinen te ontwerpen met bijzondere bebouwing en deze te verbinden door
assen. De verdere invulling geschiedt door middel van een hirarchie van
hoofdwegen tot woonstraatjes. De ruimtelijke opbouw van de hoofdwegen wordt
gekenmerkt door lange gevelwanden, weinig kruisingen en brede profielen met
zware beplanting.
Het feit dat de ruimtelijke inpassing van het station Zuid niet volgens het
oorspronkelijke plan is gerealiseerd, heeft grote gevolgen gehad voor het
uiteindelijke resultaat. Het ruimtelijk accent in de verkavelingsopzet was
de orintatie op het station. Wat de hoofdas had moeten zijn: de
Spoorlaan, nu Minervalaan geheten, is slechts een brede woonstraat geworden.
Waarschijnlijk mede hierdoor hebben de vele pleinen zich niet ontwikkeld
tot de gewenste concentraties van activiteiten.
Min of meer los van het wegenpatroon, waarbij monumentaliteit en symmetrie
de boventoon voerde, ontwierp Berlage het kanalenstelsel, dat naast een
waterhuishoudkundige functie diende om een aantrekkelijk woonmilieu te
scheppen.
Langs deze kanalen kwamen in de reststroken de duurdere woningen terecht.
Het plan werd aan de zuidkant beindigd met een park.
De Olympische Spelen van 1928 hebben hun sporen achtergelaten in de wijk.
Het stadioncomplex en de sportvelden op het Olympiaplein zijn de zichtbare
gevolgen. In het AUP van 1935 werd het Plan-Zuid afgerond tot aan het Zuider
Amstelkanaal. Ten westen van de Schinkel ligt de Hoofddorppleinbuurt, die
meer overeenkomsten heeft met De Baarsjes dan met het Plan-Zuid. Ook deze
buurt is gebouwd in de periode dat esthetische motieven bij de planopzet
een belangrijke rol speelden.
Het Hoofddorpplein is de belangrijkste ruimte in deze buurt en is goed
vergelijkbaar met het Mercatorplein, zowel wat betreft vorm als functie. De
Aalsmeerweg, eens de toegang tot Amsterdam vanuit de richting Den Haag,
sluit daarop aan.
De straten zijn minder lang dan in buurten uit dezelfde bouwperiode, bij
voorbeeld De Baarsjes, en zijn in het zuidelijke deel in optische zin
verkort door een knik.
De architectuur is grotendeels sober uitgevoerd in de stijl van de
Amsterdamse School. De Westlandgracht is op een vergelijkbare wijze als bij
de Postjes- en de Orteliuskade vorm gegeven als stadsrand.
In gang gezette ontwikkelingen
Voor het Stadionplein en omgeving wordt gestreefd naar verbetering van het
woon- en verblijfsklimaat.
Voor het terrein van het Olympisch Stadion worden reeds plannen ontwikkeld
voor woningbouw, gemengd met andere functies. De herstructurering beperkt
zich niet tot het terrein van het Olympisch Stadion, maar betreft het
gehele gebied ten westen van de Amstelveenseweg. Het Museumplein is ook aan
een facelift toe. Plannen voor een hoogwaardige inrichting om de bijzondere
kwaliteiten van het plein tot uitdrukking te laten komen, zijn in
voorbereiding.
Ook het Vondelpark is aan een groot-onderhoudsbeurt toe. Plannen voor
herinrichting zijn gemaakt.
De kantoorontwikkeling in het nevencentrum station Zuid en IJsbaanpad en
omgeving gaat zo snel, dat de mogelijkheden voor het realiseren van
kantoren op korte termijn volledig benut zijn.
Gelijktijdig met de aanleg van de sneltramverbinding naar de binnenstad zal
het voormalige emplacement van het Haarlemmermeerstation worden
heringericht.
Voor het bedrijfsterrein Schinkel zal de komende jaren de nadruk liggen op
herstructurering van het gebied. Dit betreft in het bijzonder de parkeer-
en ontsluitingssituatie. Bevolkingsontwikkeling
Zuid heeft circa 54.000 inwoners. Het inwoneraantal in 2000 zal circa
53.000 bedragen. Zuid als geheel, dus inclusief de stadsdelen Rivierenbuurt
en De Pijp, geeft een terugloop van het aantal inwoners te zien (zie
grafiek 5.18). Grafiek 5.18. Bevolkingsontwikkeling Zuid *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
Het aantal arbeidsplaatsen in Zuid dat sinds enige jaren rond de 35.000
lag, is licht gedaald tot circa 32.300 in 1990. Recente toename van het
aantal m2 vloeroppervlak en de verwachte toename in de nabije toekomst
compenseren het verlies aan arbeidsplaatsen elders in het stadsdeel,
waardoor een redelijk stabiel beeld blijft bestaan. Een stijging naar circa
37.000 arbeidsplaatsen in 2000, ligt in de lijn der verwachtingen (zie
grafiek 5.19). Stedelijke samenhang
De bijdrage die het stadsdeel kan leveren aan de stedelijke woningproduktie
voor de periode 1990Ä1994, bedraagt 1700 woningen. De gemiddelde
woningproduktie zal 350 woningen per jaar bedragen.
De werkgelegenheid, met name in de kantorensector, speelt in dit stadsdeel
met zijn 35.000 arbeidsplaatsen een belangrijke rol.
In het stadsdeel komt een aantal gebieden voor die een stedelijke functie
hebben, zoals het Vondelpark, het Museumplein, het Beatrixpark en nog enige
tijd het Olympisch Stadion.
Grafiek 5.19. Ontwikkeling werkgelegenheid Zuid
(zie papieren versie)
Ook de musea, hotels en onderwijsinstellingen hebben een stadsdeel
overschrijdende functie.
De Pieter Cornelisz. Hooftstraat en de Van Baerlestraat hebben door de vele
kwaliteitswinkels op modegebied een landelijke bekendheid. De
Beethovenstraat in de winkelhirarchie wijkcentrum geniet ondanks het niet
volledige maar wel het diverse aanbod en de allure grote bekendheid.
V.12. Rivierenbuurt (L) Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel heeft een totale omvang van circa 277 ha, waarvan circa 64%
onbebouwd gebied is. Van het onbebouwde gebied is ongeveer de helft verhard
en een derde groen.
In de Rivierenbuurt komen geen echte deelgebieden voor. Het enige gedeelte
dat duidelijk afwijkt, is het RAI-complex.
Figuur 5.12. Rivierenbuurt (zie papieren versie)
Bouwperioden
Het noordelijke deel van de Rivierenbuurt maakt deel uit van Plan-Zuid van
Berlage (tweede versie 1917) en is van noord naar zuid grotendeels (81%) op
particulier initiatief gebouwd. Het deel ten noorden van de
Trompenburgstraat is gebouwd in de periode 1920Ä1930, de
Uiterwaardenstraat
en omgeving tussen 1930 en 1940. Het deel ten zuiden van de President
Kennedylaan is uit de periode 1950Ä1970 (AUP).
Het stadsdeel omvat circa 14.900 woningen, waarvan 94% voor 1945 is gebouwd.
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Met uitzondering van de omgeving van de RAI, waarvoor de bestemming
Dienstverlening geldt, wordt het stadsdeel gekarakteriseerd als stedelijk
milieutype III.
De Rivierenbuurt is een redelijk op zichzelf staande buurt. Het Plan-Zuid,
waarvan het stadsdeel een onderdeel vormt, is in tegenstelling tot de
19de-eeuwse wijken, ruim van opzet met bijzondere aandacht voor de
vormgeving van straten, pleinen, bouwblokken, groenvoorzieningen en
openbare werken.
Het plan is met uitzondering van het deel ten zuiden van de President
Kennedylaan, dat zijn herkomst vindt in het AUP, in hoofdzaak volgens het
ontwerp van Berlage gerealiseerd.
Door de opkomst van de nieuwe zakelijkheid heeft het zuidelijke deel een
andere verkavelings- en bebouwingsvorm gekregen. De bouwblokken met
gemeenschappelijke binnenterreinen zijn aan de zuidzijde geopend. Deze
opzet is verder uitgewerkt in Landlust en Bos en Lommer.
De ruimtelijke structuur van de Rivierenbuurt wordt in belangrijke mate
bepaald door de brede assen in het verlengde van de Berlagebrug, met het
Victorieplein als knooppunt.
De groenstructuur ondersteunt de opzet, door een strakke laanbeplanting en
symmetrische plantsoenaanleg.
De stedebouwkundige opzet wordt versterkt door de architectuur van de
Amsterdamse School.
Een homogeen karakter wordt gecreerd door symmetrie in de straatwanden,
eenheid van schaal en materiaalgebruik en door overgangen te benadrukken.
Monumentale gebouwen zoals de wolkenkrabber, daterend uit 1932, versterken
het beeld.
De verkaveling betekende een breuk met de lineaire structuur uit de
19de-eeuwse gordel. Bij de geometrische vormgeving, opgebouwd rondom hoven
en pleinen, vormen symmetrie en axialiteit belangrijke karakteristieken.
Vooral de gesloten bouwblokken van een flink formaat versterken het
grondpatroon van de openbare ruimtes.
De noord-zuidgeorinteerde secundaire wegen, die aansluiten op de radialen
van de oude stad en tevens de belangrijkste winkelstraten zijn, zijn over
het algemeen niet recht. De straten zijn niet van laanbeplanting voorzien,
maar wel van een aantal plantsoenen op pleinvormige ruimten. Van de pleinen
in de Rivierenbuurt is het Victorieplein het meest beeldbepalend. In de
buurt komt ook een aantal kleinere pleinen voor. Bij enkele andere grotere
open ruimtes als de Lekstraat, de Winterdijkstraat/Uiterwaardenstraat en de
IJselstraat/Oude IJselstraat is geen sprake meer van symmetrie.
Het ruimtelijke beeld van de oostgrens wordt bepaald door de Amstel. Het
Martin Luther Kingpark vormt de overgang van het stedelijk gebied naar het
buitengebied. In gang gezette ontwikkelingen
In de Rivierenbuurt is een ontwikkeling gaande waarbij locaties niet meer
worden onderzocht op de mogelijkheid om er sociale woningbouw te
realiseren. Er is een toename van het aantal premie- en vrije-
sectorwoningen, met bijbehorende overdekte parkeervoorziening
(Wielingenstraat en de Waalkerk). Op diverse locaties is een commercile
invulling aan de orde (de De Mirandastrook, de Kennedylaan, het
parkeerterrein tegenover de RAI ten westen van de HTS Amsterdam). Tegenover
de RAI op het Europaplein/Scheldeplein en de Scheldestraat is het aantal
horecabedrijven toegenomen.
In de Trompenburgstraat wordt de bedrijfsruimte van de voormalige sociale
werkplaats mogelijk herbestemd voor woningen en parkeerplaatsen. Voor de
overige bedrijfsbebouwing wordt gestreefd naar handhaving van de
bedrijfsbestemming.
Op het terrein van het gesloopte weeshuis aan de Wielingenstraat worden
voornamelijk woningen gebouwd.
De RAI wordt uitgebreid met een hal van 12.000 m2 tentoonstellingsvloer ter
plekke van een deel van het Beatrixpark, gekoppeld aan het huidige complex.
In de komende jaren zullen stadsvernieuwings- en bestemmingsplannen worden
opgesteld voor die delen van de buurt waar nog geen planologische regeling
van kracht is. Bevolkingsontwikkeling
De bevolkingsomvang van de Rivierenbuurt bedraagt circa 29.000 inwoners. De
omvang bedroeg in 1980 nog circa 34.600 en in 1985 circa 30.900 inwoners.
Deze daling zal zich naar verwachting ook in de periode tot 2000
voortzetten. Het inwoneraantal zal dan circa 27.500 bedragen. De
Rivierenbuurt en Zuid zijn de stadsdelen waar het inwoneraantal het sterkst
terugloopt (zie grafiek 5.20).
Grafiek 5.20. Bevolkingsontwikkeling Rivierenbuurt *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in de Rivierenbuurt is tussen 1985 en 1990 toegenomen
van circa 5000 naar circa 5800 arbeidsplaatsen. Verwacht wordt, dat het
aantal in 2000 weer is gedaald tot circa 5000 arbeidsplaatsen (zie grafiek
5.21). Grafiek 5.21. Ontwikkeling werkgelegenheid Rivierenbuurt
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
De bijdrage die het stadsdeel kan leveren aan de stedelijke
woningproduktie, is gering en bedraagt 200-400 woningen in de periode
1990Ä1994.
De Rivierenbuurt is in een aantal opzichten een op zichzelf staand
stadsdeel, met een eigen identiteit. Belangrijke infrastructuur doorsnijdt
het stadsdeel en een aantal stedelijke functies, zoals de tramremise aan de
Lekstraat en de RAI, is in dit deel van de stad gesitueerd. Verder bevindt
zich in het deel ten zuiden van de Kennedylaan een aantal voorzieningen van
bovenwijksniveau, waaronder onderwijsinstellingen, een begraafplaats en het
De Mirandabad.
De daling van het inwoneraantal in de zuidelijke stadsdelen Rivierenbuurt,
Zuid en De Pijp heeft tot gevolg dat het draagvlak voor buurt-, wijk- en
stedelijke voorzieningen afneemt. Knelpunten
Ä De daling van het inwoneraantal betekent dat het draagvlak voor de
voorzieningen achteruit gaat. De voorzieningen komen dan ook de komende
periode onder druk te staan. Maatregelen om de daling te stoppen zijn er
niet of nauwelijks.
Ä Door de sterke toename van het aantal horecabedrijven in de directe
omgeving van de RAI neemt de overlast toe.
Ä Door het ontbreken van een juridisch- planologisch kader
(bestemmingsplan) kunnen ongewenste ontwikkelingen onvoldoende worden
tegengegaan. De Bouwverordening en erfpachtcontracten bieden in
onvoldoende mate bescherming tegen deze ontwikkelingen.
Ä Een van de grootste knelpunten in de buurt is de parkeeroverlast die
het bezoek aan de RAI van tijd tot tijd met zich meebrengt.
V.13. Watergraafsmeer (M) Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel heeft een totale omvang van circa 864 ha, waarvan circa 80%
onbebouwd gebied is. Van het onbebouwde deel is circa 20% verhard en circa
20% groen. Ongeveer 125 ha van het stadsdeel is landelijk gebied en circa
253 ha is uitgegeven voor niet-bebouwde bestemmingen.
Figuur 5.13. Watergraafsmeer (zie papieren versie)
Bouwperioden
In de Watergraafsmeer kunnen drie bouwperioden worden onderscheiden. De
eerste periode was voor de eeuwwisseling. De bebouwing uit deze tijd is
terug te vinden aan de Middenweg bij de Ringvaart. De tweede ligt tussen
het moment van annexatie (1921) en de goedkeuring van het Amsterdamse
uitbreidingsplan voor de Watergraafsmeer (1939). Bebouwing uit deze periode
staat in de omgeving van het Galileplantsoen en tuindorp Watergraafsmeer
(Betondorp). 1945Ä1960 is de derde periode.
Uit deze periode stamt het grootste deel van de bebouwing. Het is
gerealiseerd volgens het uitbreidingsplan Watergraafsmeer, goedgekeurd door
de Kroon in mei 1939. Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
In het stadsdeel worden, door de ligging aan de rand van de stad,
omvangrijke groenvoorzieningen aangetroffen. Daarnaast liggen er veel wegen
en sporen.
De Watergraafsmeer vormt in het stadsdeel het belangrijkste woongebied. Ten
westen van de Weespertrekvaart liggen de bedrijfsterreinen Amstel I en II
en de Weespertrekvaart met als sluitstuk ten westen van de A2 de zogeheten
groene staart.
De Watergraafsmeer werd in de 17de eeuw drooggelegd en verkaveld. In 1907
stelde de toen nog zelfstandige gemeente Watergraafsmeer een
uitbreidingsplan vast. In dat plan, opgezet volgens de tuinstadgedachte,
werd de droogmakerij als eenheid gezien.
Tuindorp Watergraafsmeer en de omgeving van het Galileplantsoen zijn de
enige delen die volgens die opzet zijn gerealiseerd. In 1921 werd het
gebied bij Amsterdam gevoegd. De ruimtelijke opzet van het uitbreidingsplan
sloot niet aan op de structuur van Amsterdam.
Na jarenlange bestuurlijke discussies werd in 1939 het nieuwe
uitbreidingsplan Watergraafsmeer goedgekeurd. Ten opzichte van het vorige
plan waren belangrijke wijzigingen aangebracht. Zo werd het wegenschema
aanzienlijk uitgebreid en de spoorlijnen naar Hilversum en Utrecht verhoogd
aangelegd.
De opbouw die de Watergraafsmeer nog steeds karakteriseert, vindt zijn
oorsprong in het 17de-eeuwse verkavelingspatroon, dat bestaat uit een
vierkant en een assenkruis van wegen.
Binnen de blokken van het vierkant heeft in de loop der tijd bebouwing en
beplanting plaatsgevonden. Tussen de blokken kwamen ontsluitingswegen en
ontwikkelde de Middenweg zich tot een centrale hoofdweg.
Het omhoog brengen van de spoorlijnen en het uitbreiden van de
weginfrastructuur hebben ertoe geleid dat de Watergraafsmeer wordt
opgedeeld door dijklichamen.
Een groot oppervlak wordt in beslag genomen door groen met verschillende
bestemmingen (sportvelden, een begraafplaats, een kwekerij en volkstuinen).
De wijze van bebouwing varieert per blok. Aangetroffen worden 19de-eeuwse
gesloten bouwblokken, een tuindorp, gesloten bouwblokken uit de jaren
'20-'40 en hakenverkaveling of strokenbouw.
Bij de Amstel en het Amstelstation is veel kantoorbebouwing te vinden en er
ligt het verkeersknooppunt Prins Bernhardplein.
Aan de oostzijde van het stadsdeel bevindt zich het Wetenschappelijk
Centrum Watergraafsmeer (WCW), gelegen in een open gebied.
Het ontwateringspatroon is in de verkaveling, soms als sloot, soms als
sierwater te herkennen. In gang gezette ontwikkelingen
De sterke vergrijzing van de bevolking valt op en wordt door de bestaande
regelgeving op het gebied van herhuisvesting versterkt.
De realisatie van de woningen en kantoren is in het voormalig Julianapark
in uitvoering en bijna afgerond.
Voor het gebied Frankendael, inclusief het Prins Bernhardpark, wordt een
integraal plan ontwikkeld. Frankendael zal een centrale plaats in de
groenstructuur gaan innemen.
Het stadsdeel is rijk voorzien van voetbalvelden. Optimaliseringsstudies
hebben aangetoond dat er een overschot is aan sportvelden in het stadsdeel.
Daarnaast mag worden verondersteld dat, indien er een nieuw stadion in
Amstel III wordt gebouwd, Ajax daarheen vertrekt, waardoor het bestaande
Ajax-stadion vrijkomt.
De vrijkomende ruimte in het stadsdeel wordt in principe bestemd voor
woningbouw. Het stadsdeel heeft de sportvoorzieningen langs de Middenweg
geconcentreerd, waardoor het sportpark Overamstel is vrijgekomen.
Voor het gehele groene middengebied zal, om een zorgvuldige afweging
mogelijk te maken, een integraal plan moeten worden opgesteld.
Voor een deel van Watergraafsmeer wordt een uitwerking van het
Structuurplan opgesteld.
Voor de Omval, het Wetenschappelijk Centrum Watergraafsmeer (WCW) en de
James Wattstraat en omgeving zijn bestemmingsplannen in voorbereiding. Voor
de Weespertrekvaart, Amstel I en Amstel II worden herstructureringsplannen
voorbereid. Met de vestiging van het hoofdkantoor van het Gemeente-
energiebedrijf in 1985 in Amstel I is een aanzet gegeven voor de
opwaardering van dit gebied.
Na het opheffen van de RI-Zuid zijn er mogelijkheden aanwezig voor een
verdere herinrichting, kwaliteitsverbetering en intensivering van het
terreingebruik. Het zuidelijke deel van het bedrijfsterrein
Weespertrekvaart zal de komende jaren worden geherstructureerd. Dit hangt
samen met de verbeterde bereikbaarheid sinds het in gebruik nemen van de
ringweg (A10). In het indicatieve meerjarenprogramma herstructurering heeft
de aanpassing van de weginfrastructuur prioriteit gekregen.
De ontwikkeling van het nevencentrum WCW tot Science Park wordt nagestreefd.
Het winkelconcentratiegebied Linnaeusstraat/ Middenweg functioneerde
voorheen als stadsdeelvoorziening. Niet de omvang maar branchesamenstelling
was bepalend voor deze functie. Mede door het vertrek van C & A is de
stadsdeelfunctie van het gebied aangetast. Het gebied Linnaeusstraat/
Middenweg functioneert momenteel feitelijk als wijkcentrum.
Op infrastructureel gebied zijn in het stadsdeel de realisering van de A10,
de Amstelveenlijn en de eventuele uitbreiding van de NS-railinfrastructuur,
waarvoor reserveringen worden opgenomen, aan de orde.
Bevolkingsontwikkeling
De bevolkingsomvang van Watergraafsmeer bedraagt circa 22.400 inwoners.
Verwacht wordt dat de komende jaren het inwonertal zal toenemen voor het
jaar 2000 tot circa 23.500 inwoners (zie grafiek 5.22).
Grafiek 5.22. Bevolkingsontwikkeling Watergraafsmeer *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in het stadsdeel neemt toe en bedraagt circa 18.000
arbeidsplaatsen. In de berekeningen van het Structuurplan is uitgegaan van
een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2000 tot circa 19.000. Meer
recente berekeningen verwachten een groei naar circa 25.000 arbeidsplaatsen
in 2000. Dit hangt samen met het in gebruik nemen van de kantoren op de
Omval en het Julianaplein en eventueel op het terrein van het WCW (zie
grafiek 5.23).
Grafiek 5.23. Ontwikkeling werkgelegenheid Watergraafsmeer
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
De bijdrage die Watergraafsmeer kan leveren aan de stedelijke
woningproduktie, betreft 1250 woningen in de periode 1990Ä1994. Een
gemiddelde produktie van 250 woningen per jaar is haalbaar.
De bedrijfsterreinen en het WCW hebben een stedelijke functie.
Knelpunten
Ä Het strikt hanteren van de herhuisvestingregels beperkt de
mogelijkheden
om jonge gezinnen te huisvesten. Een indirect gevolg hiervan is dat de
gemiddelde leeftijd van de bevolking hoger wordt.
Ä Het stadsdeel mist een recreatieve groenvoorziening in de vorm van een
wijkpark.
Ä Het gebruik van de voetbalvelden loopt terug. Dit heeft tot een
overschot van velden geleid.
Ä Uitgifte van terreinen op het WCW blijft achter bij de verwachtingen.
Ä De bedrijfsterreinen zijn verouderd en aan herstructurering toe.
Ä Het voortbestaan van het terrein voor kermis- en circusexploitanten aan
de H.J.E. Wenckebachweg vormt een probleem voor de omgeving.
V.14. Amsterdam-Noord (N) Figuur 5.14. Amsterdam-Noord
(zie papieren versie) Begrenzing en deelgebieden
Amsterdam-Noord heeft een totale omvang van circa 5600 ha. Het landelijke
gebied met een oppervlak van circa 3400 ha maakt deel uit van het Nationaal
Landschap Waterland.
Door de gemeentelijke herindeling valt een deel van het gebied ten noorden
van de ringweg bij Landsmeer buiten het grondgebied van Amsterdam-Noord.
Bouwperioden
Amsterdam ten noorden van het IJ is vanaf het begin van deze eeuw
uitgegroeid tot het grootste stadsdeel. In de periode 1900Ä1940 werden de
verschillende tuindorpen gebouwd. De grootste uitbreidingen kwamen tot
stand tussen 1960 en 1980.
De bouwperiode rond 1990 concentreert zich in Kadoelen en Oostzanerwerf.
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Amsterdam-Noord ligt door het IJ ruimtelijk gescheiden van de rest van
Amsterdam. Het water is voorwaarde en aanleiding geweest voor de vestiging
van industrie en scheepsbouw en was daarmee de belangrijkste bron van
economische activiteit. Deze activiteit en het beperkt aantal vaste
oeververbindingen hebben de ruimtelijke scheiding van het water versterkt.
Deze scheiding is van invloed op het functioneren van het stadsdeel.
Amsterdam-Noord heeft zich in zijn verdere ontwikkeling van het IJ en zijn
oever afgekeerd. Er is een meer naar binnen gericht en op zichzelf staand
functionerende eenheid ontstaan. Dit vindt zijn weerslag in de ruimtelijke
opbouw. Het Buikslotermeerplein en omgeving neemt als stadsdeelcentrum de
centrale positie in.
Amsterdam-Noord is opgebouwd uit een aantal, in ruimtelijk opzicht bezien,
zelfstandige woonkernen, veelal met een dorpsachtig karakter, onderling
gescheiden door groensingels, die samen met de dijkbebouwing langs de
voormalige Waterlandse Zeedijk en de oude lintbebouwing gezichtsbepalend
zijn voor Amsterdam-Noord.
Karakteristiek zijn de tuindorpen Oostzaan, Buiksloot, Nieuwendam en de
dijkdorpen Buiksloot en Nieuwendam.
De verschillende bouwperioden hebben een grote verscheidenheid opgeleverd
aan stedebouwkundige uitwerkingen en architectonische objecten.
In het verleden zijn verschillende pogingen ondernomen om de ruimtelijke
opbouw te structureren, met name door het verbeteren van de infrastructuur.
Op veel plaatsen zijn aanzetten hiervan te zien. De meest opvallende zijn:
het Johan van Hasseltkanaal, het Boogkanaal, de verlengde Purmerweg en de
Zuiderzeeweg.
Het verstedelijkt gebied wordt door de ringweg (A10) abrupt gescheiden van
het open veenweidegebied. Het Noordhollandsch Kanaal als drager van het
omliggende groengebied en de Nieuwe Leeuwarderweg trekken een scheidslijn
door het stadsdeel. Hetzelfde geldt voor de open ruimtes in de Nieuwe
Gouwlob/Zijkanaal I en langs de dijk van de Buikslotermeer.
Amsterdam-Noord is te verdelen in drie milieutypen. Het oudste deel,
inclusief de tuindorpen, wordt gekarakteriseerd als stedelijk milieutype
III. Het recentere deel, de tuinsteden, behoort tot het stedelijk
milieutype IV. In het landelijk gebied met een overwegend agrarisch
karakter liggen enkele dorpen met een suburbaan milieutype.
In gang gezette ontwikkelingen
Op het gebied van de woningbouw liggen de uitbreidingsmogelijkheden voor de
korte termijn hoofdzakelijk in Kadoelen en Oostzanerwerf. Extra aanvullende
woningbouwmogelijkheden voor de periode 1990Ä1995 worden op hun
realiseerbaarheid onderzocht. Het betreft hier herbestemming van gebieden
binnen het stedelijk gebied.
Om de werkfunctie te versterken is herstructurering van de verouderde
bedrijfsterreinen langs het IJ in gang gezet. Tevens worden de
mogelijkheden onderzocht om in het centrale middengebied, in samenhang met
de aanvullende woningbouw en een hoogwaardige stadsgewestelijke
railverbinding naar Purmerend, kantoorbebouwing te realiseren. De
centrumfunctie van het Buikslotermeerplein zal verder worden uitgebouwd
door onder andere het aantrekken van zakelijke dienstverlening.
In samenhang met de zuidoever van het IJ is voor de noordoever een
structuurvisie ontwikkeld die verder zal worden uitgewerkt. Het gebied
rondom de Sixhaven speelt daarin een belangrijke rol. Voor de gehele
noordelijke IJ-oever wordt een uitwerking van het Structuurplan gemaakt.
Verder zijn er plannen om de barrirewerking die van het IJ uitgaat, te
verminderen. Zo wordt bij de plannen voor het centrale deel van de IJ-oever
rekening gehouden met een tunnel voor een stadsgewestelijke railverbinding
via Noord naar Purmerend en mogelijk naar Zaanstad. Mogelijkheden voor het
aanleggen van bruggen voor langzaam verkeer worden onderzocht.
Met betrekking tot AKZO zijn acties ondernomen om te onderzoeken op welke
wijze de milieubelasting op de omgeving kan worden teruggebracht.
Bevolkingsontwikkeling
Amsterdam-Noord heeft circa 81.000 inwoners. De daling van het aantal
inwoners welke zich inzette na het topjaar 1977 is tot staan gebracht.
Verwacht wordt dat het bevolkingsaantal tot 2000 zal oplopen tot 80.000
(zie grafiek 5.24).
Grafiek 5.24. Bevolkingsontwikkeling Amsterdam-Noord *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
Amsterdam-Noord heeft niet geprofiteerd van het herstel van de stedelijke
werkgelegenheid. De werkgelegenheid is hier gedaald van 24.000 in 1978 naar
circa 18.000 in 1990. Vooral in de industrile sector is de klap hard
aangekomen. Zonder stimulerend beleid zal in de toekomst de
werkgelegenheidsontwikkeling belangrijk achterblijven bij de Amsterdamse.
De uitwerking van het Structuurplan van de noordelijke IJ-oever zal ook op
dit onderdeel zijn gericht (zie grafiek 5.25). Stedelijke samenhang
Een produktieniveau van de woningbouw van minimaal 7000 woningen per jaar
is doelstelling van het beleid. Amsterdam-Noord zal daarin een aandeel
moeten leveren. Gezien de ruimtelijke mogelijkheden kan dit aandeel circa
480-540 woningen per jaar bedragen.
Ongeveer de helft van de bouwmogelijkheden is gevonden in Kadoelen en
Oostzanerwerf. De andere helft moet worden gezocht in het middengebied van
Amsterdam-Noord en op enkele verspreid liggende locaties.
Het karakter van landelijk Noord wordt, in de geest van het streekplan voor
Waterland, in stand gehouden.
Grafiek 5.25. Ontwikkeling werkgelegenheid Amsterdam-Noord
(zie papieren versie)
De werkgelegenheid in Amsterdam-Noord is de laatste tien jaar met meer dan
een kwart teruggelopen. De daling van het aantal arbeidsplaatsen is het
sterkst van de gehele stad en vond met name plaats in de industrie, bouw-
en transportbedrijven. De zakelijke dienstverlening is in vergelijking tot
de totale stad sterk ondervertegenwoordigd.
De stedelijke projectie geeft voor Amsterdam een groei te zien in de
dienstverlenende sector. Binnen deze projectie wordt voor Amsterdam-Noord
verwacht dat de werkgelegenheidsomvang zich op het huidige niveau kan
handhaven.
Vernieuwing van werkgelegenheid wordt nagestreefd. Stimulering van de
werkgelegenheid in de industrile sector sluit aan op de aanwezige
bedrijven en het opleidingsniveau van de bevolking.
Een toename in de tertiaire sector is gewenst. Deze is in Amsterdam-Noord
ondervertegenwoordigd. Werkgelegenheid in de tertiaire sector biedt
perspectief voor de grote groep jonge vrouwen die werkloos is.
Nog meer dan voorheen zal voor Amsterdam-Noord de nadruk moeten worden
gelegd op het vestigen van bedrijven in de zakelijke dienstverlening in de
omgeving van het Buikslotermeerplein. Opvallend hoog is het percentage
mensen dat van het openbaar vervoer gebruik maakt om naar de binnenstad te
komen. Slechts een heel klein percentage maakt gebruik van de fiets. Het
intern openbaar-vervoergebruik is laag. De verwachte toename van het
autobezit/ -gebruik zal de IJ-oeververbindingen zwaarder belasten.
Verbeteringen van de IJ-oeververbindingen voor openbaar vervoer en fietsers
zullen deze toename in belangrijke mate moeten opvangen.
De orintatie op de voorzieningen in het eigen stadsdeel is minder
geworden. Een sterkere orintatie op de binnenstad voor duurzame en
overige
goederen en op Purmerend voor voedings- en genotmiddelen speelt hierin mee.
De orintatie van de andere stadsdelen op de voorzieningen in het
noordelijke stadsdeel neemt toe. De binnenstad levert hierin het grootste
aandeel, waarbij het accent ligt op de aankoop van voedings- en
genotmiddelen.
Het westelijke deel van Amsterdam-Noord ligt voor een belangrijk deel
binnen de 50-dB(A)-zone van de Westpoort. Ook de luchtkwaliteit wordt daar
verslechterd door de Westpoort. De bedrijfsterreinen aan de noordoever
werpen hun 50-dB(A)-contouren over de Houthaven en het Westerdokseiland.
De 50-dB(A)-contour van AKZO loopt door het oostelijk havengebied (met name
Java-eiland). Het Kompaseiland valt binnen de 55-dB(A)- contour, waardoor
woningbouw daar uitgesloten is. Knelpunten
Ä De relatie met de rest van Amsterdam wordt beperkt door de barri
re die het IJ vormt.
Ä De oost-westrelatie in het stadsdeel en met name in het westelijke deel
laat te wensen over.
Ä Het Noordhollandsch Kanaal, de Nieuwe Leeuwarderweg en het Zijkanaal I
vormen barrires.
Ä De dorpsachtige opbouw met veel kleine buurtvoorzieningen maakt de
winkelstructuur kwetsbaar.
Ä In de buurten waar geen aanvullende woningbouw wordt gerealiseerd, met
name in het oostelijke deel, zal het inwoneraantal dalen. Dit heeft
gevolgen voor de voorzieningenstructuur.
Ä De werkgelegenheid in Amsterdam-Noord is eenzijdig en hoofdzakelijk
gericht op de industrile sector.
Ä De werkloosheid onder vrouwen is hoog.
Ä De positie van de scheepsbouw en -reparatie is zwak.
Ä De bedrijfsterreinen zijn verouderd en over het algemeen gericht op
ontsluiting via het water.
Ä De industrile vestigingen aan het IJ, die in de nabijheid van
woonbuurten liggen, zorgen voor verkeersoverlast en milieuhinder.
Ä In het westelijke deel van Amsterdam-Noord wordt milieuoverlast
ondervonden van de Westpoort.
Ä Er is een overcapaciteit aan sportvelden.
V.15. Geuzenveld/Slotermeer (P) Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer heeft een totale omvang van circa 1000
ha, waarvan circa 87% onbebouwd gebied is. Van het onbebouwde gebied is
circa 18% verhard en 21% ingericht als groen. In het stadsdeel is nog circa
135 ha aan landelijk gebied en ongeveer 335 ha moet nog worden ingericht.
Figuur 5.15. Geuzenveld/Slotermeer (zie papieren versie)
Bouwperioden
Het stadsdeel omvat anno 1990 circa 15.700 woningen.
Geuzenveld en Slotermeer zijn in een zeer korte tijd gerealiseerd.
Slotermeer werd gebouwd in de periode 1952 tot 1955 en Geuzenveld tussen
1954 en 1958.
Het stadsdeel bestaat overwegend uit sociale woningbouw (84%) waaronder
relatief veel eengezinshuizen (21%). Het eigen-woningbezit is zeer laag
(7%). Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
De westelijke tuinsteden vertonen een grote onderlinge samenhang. Zij
vormen n lobvormige uitbreiding aan de vooroorlogse stad, die aan
drie
zijden is omgeven door groengebied: de Brettenzone, sportpark De Eendracht
en het Sloterpark, dat aansluit op de groene scheg tussen
Geuzenveld/Slotermeer en Osdorp.
De Brettenzone is een radiale geledingszone. Deze zone vormt de toegang van
de vooroorlogse stad tot het buitengebied in de vorm van een 450-500 meter
brede groene route tussen het Westerpark en het recreatiegebied Spaarnwoude.
De zone, die alleen rondom het station Sloterdijk wordt onderbroken, vormt
tevens een circa 8 km lange buffer tussen de Westpoort en de woongebieden
in de westelijke tuinsteden. Rondom het toekomstige station Geuzenveld is
sprake van een tweede stedelijke invulling in de Brettenzone, met behoud
van de route langs bestaande sportvelden en volkstuinen.
De structuur van het woongebied wordt gekenmerkt door een buurtgewijze
opbouw. De verschijningsvorm wordt in belangrijke mate bepaald door een
open verkavelingsstructuur, waarin zowel laag- als middelhoogbouw is
opgenomen. Middelhoogbouw bepaalt het beeld in het middengebied. Hoge
gebouwen markeren de grote, open plekken zoals de Sloterplas en de
stadsrand. De overwegend voorkomende haken- en strokenverkavelingen hebben
geleid tot een stelsel van groene in elkaar overlopende ruimten. Bepalend
voor de structuur van de openbare ruimte is het stelsel van parken en
groenstroken. Het Eendrachtspark, de groenstrook tussen de Haarlemmerweg en
de Sloterplas, het Gerbrandypark en de groenstrook in het verlengde van dit
park in westelijke richting bepalen de ruimtelijke continuteit.
Het wegennet is onderverdeeld in hoofd- en wijkwegen en in buurtstraten,
gevormd in een raster met enkele hoekverdraaiingen. De Burgemeester De
Vlugtlaan is een belangrijke winkelstraat; de overige winkels zijn
gegroepeerd op enkele pleinen en aansluitende straten. De voorzieningen
zijn verspreid over de buurten, op korte loopafstanden van een halteplaats
van het openbaar vervoer. In gang gezette ontwikkelingen
Met betrekking tot de woningbouw in het stadsdeel zijn er twee
ontwikkelingen gaande, te weten: een uitbreiding in westelijke richting en
een verdichtingsproces.
De lob Geuzenveld/Slotermeer is verlengd in westelijke richting, ten koste
van een deel van sportpark De Eendracht. Deze uitbreiding is gebouwd in
hetzelfde milieutype als de overige delen, het stedelijk milieutype IV.
Voor de uitbreiding Geuzenveld-west I (Eendracht-oost) is de realisering al
in een vergevorderd stadium. Voor Geuzenveld-west II (Eendracht-west) heeft
het gemeentebestuur een garantie gegeven dat daar v¢¢r 2000 geen
woningen zullen worden gebouwd.
Over een eventuele uitbreiding van het woongebied op de akkergronden ten
westen van de Eendracht is nog geen uitsluitsel te geven. Tracering van de
Westrandweg, de reservering voor een raillijn en ontwikkelingen met
betrekking tot de 35 KE-zone van Schiphol bemoeilijken herbestemming voor
woningbouw op de korte termijn.
Voor het onderzoeken van de mogelijkheden om het woongebied te verdichten,
is door het stadsdeel de Nota Woningbouw vastgesteld. Woningbouwlocaties
zijn Plein '40-'45, kop Eendrachtspark, Sam van Houtenstraat, Lambertus
Zijlplein en Noordzijde/Slotermeerlaan.
In het landelijk gebied van het stadsdeel is het trac van de Westrandweg
geprojecteerd. De Amsterdamse voorkeur gaat uit naar de meest westelijke
variant trac l. De NS wil dat er een reservering wordt opgenomen voor een
raillijn voor onder andere een hoge snelheidstrein. Onderzocht wordt, of
een combinatie mogelijk is.
In samenhang met de aanleg van de Westrandweg worden langs deze weg in de
Osdorperbinnenpolder en in Geuzenveld-noord hoogwaardige bedrijfsterreinen
tot ontwikkeling gebracht. Voor het westelijke deel van het stadsdeel wordt
een uitwerking van het Structuurplan gemaakt als onderdeel van de
uitwerking van het Structuurplan voor de westrand van Amsterdam.
Het Plein '40-'-45 heeft als verzorgingsgebied de stadsdelen
Geuzenveld/Slotermeer en Bos en Lommer. Het is een versterkt wijkcentrum.
De voorzieningen langs de Burgemeester De Vlugtlaan behoren feitelijk ook
tot dit centrum.
Wil de wijkfunctie in de toekomst gehandhaafd blijven, dan zal
herinrichting en concentratie van winkels rondom het plein nodig zijn.
Hiervoor is door het stadsdeel een nota van uitgangspunten vastgesteld voor
het Plein '40-'45 en omgeving. Bevolkingsontwikkeling
De bevolkingsomvang van het stadsdeel bedraagt circa 335.300 inwoners. De
sterke daling van het inwonersaantal lijkt rond 1985 haar dieptepunt te
hebben bereikt. Sinds 1985 blijft de omvang constant. Naar verwachting zal
het inwonersaantal in 2000 weer zijn gestegen tot circa 37.900 inwoners
(zie grafiek 5.26).
De massale oplevering van de woningen rond 1955 heeft geleid tot een
bevolkingsopbouw met als kenmerk een oververtegenwoordiging van jonge
gezinnen. De woningen worden over het algemeen positief gewaardeerd en de
doorstroming is niet groot.
De eenzijdigheid in bevolkingsopbouw verandert slechts weinig, waardoor nu
35 jaar na oplevering de oververtegenwoordiging van jonge gezinnen is
omgezet in een oververtegenwoordiging van ouderen.
De instroom van jongere gezinnen zorgt voor het constant blijven van de
bevolkingsomvang.
Grafiek 5.26. Bevolkingsontwikkeling Geuzenveld/ Slotermeer *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in het stadsdeel is tussen 1978 en 1985 gedaald. Na 1985
heeft de daling zich niet doorgezet. Het aantal arbeidsplaatsen bleef
constant op een niveau van circa 5000. Naar verwachting zal het aantal in
2000 weer toenemen tot circa 7000 (zie grafiek 5.27). Deze stijging wordt
veroorzaakt door de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsterreinen langs de
Westrandweg en in Geuzenveld-noord.
Grafiek 5.27. Ontwikkeling werkgelegenheid Geuzenveld/ Slotermeer
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Het aandeel dat het stadsdeel zal leveren in de stedelijke woningproduktie,
is 460-500 woningen per jaar, inclusief Geuzenveld-west, hetgeen neerkomt
op een totale produktie tot 1995 van 2300-2500 woningen.
Ten aanzien van de werkgelegenheid biedt het stadsdeel mogelijkheden om een
nieuw type bedrijfsterrein toe te voegen aan de bedrijfsterreinen die
Amsterdam al kent. Het gaat hierbij om hoogwaardige bedrijfsterreinen in
een parkachtige omgeving.
Het Plein '40-'45 heeft een verzorgingsgebied dat groter is dan het
stadsdeel. Het is n van de grootste wijkcentra in de stad. Deze
functie kan in de toekomst gehandhaafd blijven door een herinrichting en
concentratie van winkels op en rondom het Plein '40-'45. Knelpunten
Ä Beperking voor de woningbouw door een besluit omtrent de 30 KE-contour.
Ä Ernstige bodemverontreiniging in Geuzenveld-noord.
V.16. Osdorp (Q) Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel Osdorp heeft een totale omvang van circa 1128 ha, waarvan
circa 90% onbebouwd gebied is. Ongeveer de helft circa 570 ha bestaat nog
uit landelijk gebied. Figuur 5.16. Osdorp
(zie papieren versie) Bouwperioden
De totale woningvoorraad anno 1990 is circa 15.300 woningen.
De oudste bebouwing is te vinden in de twee historische dorpskernen die tot
het stadsdeel behoren, de dorpen Sloten en Osdorp en de lintbebouwing langs
de Osdorperweg en in de Middelveldsche Akerpolder. De eerste paal voor de
tuinstad Osdorp ging in 1957 de grond in. De meeste woningen zijn
opgeleverd in de periode 1959Ä1963. Slechts 12% van het aantal woningen is
gebouwd na 1970. Driekwart bestaat uit sociale-huurwoningen en het
percentage eigen-woningbezit is relatief hoog (14%). Circa 15% is gebouwd
als eengezinshuis. Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Deze westelijke tuinstad vertoont een grote onderlinge samenhang. Dit
gebied vormt, in samenhang met Slotervaart/Overtoomse Veld, n
lobvormige uitbreiding aan de vooroorlogse stad.
In tegenstelling tot de ligging van de centra in de andere tuinsteden die
als regel centraal in de wijk zijn gesitueerd, ligt het centrum van Osdorp
excentrisch nabij de oever van de Sloterplas. Dit centrum heeft als
stadsdeelcentrum een functie voor de aangrenzende stadsdelen.
De structuur van het woongebied wordt gekenmerkt door een buurtgewijze
opbouw. De verschijningsvorm wordt in belangrijke mate bepaald door een
open verkavelingsstructuur, waarin zowel laag- als middelhoogbouw is
opgenomen. De overwegend voorkomende haken- en strokenverkaveling heeft
geleid tot een stelsel van groene en in elkaar overlopende ruimten.
Laagbouw komt als dominant beeld voor in de west- en zuidranden.
Middelhoogbouw bepaalt het beeld in het middengebied en van de noordrand
dat grenst aan de groene scheg. Hoogbouw komt meer voor dan in de andere
tuinsteden, overwegend gesitueerd langs de hoofdwegen en als markering van
de stedelijk ingerichte rand van de Sloterplas.
Het wegennet is opgebouwd uit hoofd-wijkwegen en buurtstraten.
De Middelveldsche Akerpolder wordt ontwikkeld tot een woongebied, in
hetzelfde milieutype als de overige delen, namelijk stedelijk milieutype IV.
De rest van het stadsdeel bestaat uit agrarisch gebied. De Osdorperweg is
een oude verbinding tussen Sloten en Halfweg langs de lintbebouwing van het
oorspronkelijke dorp. Dit lint heeft een suburbaan milieu. Het enige
industrieterrein (Osdorp F) is gesitueerd bij het kruispunt van de
Osdorperweg met de Ookmeerweg. In gang gezette ontwikkelingen
De woningbouw in de Middelveldsche Akerpolder I (MAP I) is afgerond.
Voorbereidingen om de MAP II in 1995 in produktie te nemen, worden
genomen.
De komende periode is het sportpark De Aker aan de beurt om herbestemd te
worden tot woongebied. Woningbouwmogelijkheden op het Osdorpplein wordt
onderzocht. De mogelijkheid om in de Lutkemeerpolder een woongebied te
ontwikkelen, wordt onderzocht. Het zuidoostelijke deel van de
Lutkemeerpolder ligt in de belangstelling om eventueel te ontwikkelen tot
bedrijfsterrein.
Het westelijke deel van het stadsdeel maakt deel uit van de uitwerking van
het Structuurplan Westrand van Amsterdam.
Herbestemming van de MAP II voor woningbouw brengt verplaatsing van
tuinbouwbedrijven met zich mee. In de uitwerking van het Structuurplan
wordt hieraan aandacht besteed.
In de Osdorperbovenpolder is een trac opgenomen voor de Westrandweg.
Het Osdorpplein en een deel van Tussenmeer functioneren als
stadsdeelcentrum voor de westelijke tuinsteden. De woonfunctie zal zowel in
als buiten het centrum worden versterkt door aanvullende woningbouw. Door
de aanvullende woningbouw in het voormalige tuinbouwgebied Sloten en de
Middelveldsche Akerpolder wordt het draagvlak in belangrijke mate
ondersteund.
De Osdorperbinnenpolder-zuid en de Osdorperbovenpolder hebben ten opzichte
van het Structuurplan 1985 een bestemmingswijziging ondergaan. Zoals al
aangegeven in de Structuurschets Westrand, is het de bedoeling hier een
groengebied tot ontwikkeling te brengen. Dit gebied vormt de
verbindingszone tussen het stedelijke groengebied rondom de Sloterplas en
het recreatiegebied Spaarnwoude. Bevolkingsontwikkeling
De bevolkingsomvang van het stadsdeel bedraagt circa 36.800 inwoners. De
sterke daling van het inwoneraantal lijkt rond 1984 haar dieptepunt te
hebben bereikt. Sinds 1984 blijft de omvang constant. Naar verwachting zal
het inwoneraantal in 2000 weer iets zijn gestegen tot circa 38.100 inwoners.
De massale oplevering van de woningen rond 1960 heeft destijds geleid tot
een bevolkingsopbouw, welke zich kenmerkte door een oververtegenwoordiging
van jonge gezinnen. De woningen worden over het algemeen positief
gewaardeerd, waardoor de migratie beperkt is. Als gevolg hiervan vergrijst
het stadsdeel en blijft een eenzijdigheid in de leeftijdsopbouw bestaan
(zie grafiek 5.28). Grafiek 5.28. Bevolkingsontwikkeling Osdorp
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in het stadsdeel is tussen 1978 en 1985 iets gedaald. Na
1985 is het aantal arbeidsplaatsen constant gebleven op circa 6000. Naar
verwachting zal dit aantal in 2000 weer zijn opgelopen tot circa 7000
8000 arbeidsplaatsen (zie grafiek 5.29).
De toename van het aantal arbeidsplaatsen is een gevolg van het mogelijk
aantrekken van nieuwe bedrijfsvestigingen op het terrein ten zuiden van
Westgaarde. Grafiek 5.29. Ontwikkeling werkgelegenheid Osdorp
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Het aandeel dat het stadsdeel zal leveren in de stedelijke woningproduktie,
is voor de periode 1990Ä1994 relatief laag, namelijk 1000 woningen. De
gemiddelde woningproduktie per jaar zal circa 200 woningen bedragen. Dit is
exclusief de woningproduktie op de locaties MAP I en II. Deze zijn niet in
de cijferopstelling betrokken, omdat de woningen in de MAP I in het
contingent 1989 vallen en in 1990 worden opgeleverd en MAP II na 1995 aan
de orde komt. Het betreft hier dus uitsluitend de bebouwing van het
sportpark De Aker en de verdichtingsbouw aan de Osdorperweg. Ook de
woningen langs de Osdorperweg komen pas na 1995 aan de orde.
Ten aanzien van de werkgelegenheid biedt het stadsdeel wellicht
mogelijkheden om een nieuw type hoogwaardig bedrijfsterrein toe te voegen
aan de bedrijfsterreinen in Amsterdam.
Het Osdorpplein en een deel van Tussen Meer functioneert als
stadsdeelcentrum voor de westelijke tuinsteden.
Ook het sportpark Ookmeer vervult een functie die het stadsdeel
overschrijdt. Hetzelfde geldt voor het Cultureel Centrum De Meervaart, het
Calandlyceum en de begraafplaats Westgaarde. Knelpunten
Ä Het tekort aan ruimtelijke mogelijkheden om bedrijven binnen het
stadsdeel te verplaatsen. Ä Vertraging in de aanleg van de T106.
Ä De beperkende invloed die uitgaat van de geluidszones als gevolg van
het vliegverkeer. V.17. Slotervaart/Overtoomse Veld (R)
Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel heeft een totale omvang van circa 1100 ha, waarvan circa 88%
onbebouwd is. Ongeveer 190 ha bestaat nog uit landelijk gebied,
circa 250 ha terrein is nog niet ingericht en circa 220 ha is ingericht als
groengebied. Bouwperiode
De woningvoorraad in het stadsdeel is 11.900.
De oudste bebouwing is te vinden langs de Sloterweg. Het grootste deel
(85%) van de woningen werd gebouwd in de periode 1956Ä1960, slechts 13%
na
1970. Tweederde bestaat uit sociale-huurwoningen en het percentage eigen
woningbezit is laag (4%). In het stadsdeel komen relatief veel
eengezinshuizen (15%) en veel grote woningen (60%) voor.
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Het stadsdeel behoort tot het stedelijk milieutype IV.
Uitzondering hierop vormen het dorp Sloten en de lintbebouwing langs de
Sloterweg; in beide is het milieu suburbaan.
Van de vier tuinsteden rondom de Sloterplas heeft Slotervaart de
aantrekkelijkste ligging: dicht bij de vooroorlogse stad, grenzend aan de
Sloterplas en over het algemeen goed ontsloten door openbaar vervoer. Het
zuidelijke deel van het stadsdeel is door het openbaar vervoer nog matig
ontsloten. Met de aanleg van de lijn MAP/Sloten komt daarin verandering. De
onderlinge verbindingen van de diverse delen van het stadsdeel zijn niet
optimaal en het station Cornelis Lelylaan wordt onvoldoende benut.
Slotervaart heeft een zeer duidelijke structuur. De Johan Huizingalaan, een
belangrijke winkelstraat die de delen van de wijk verbindt, doorsnijdt
Slotervaart van noord naar zuid. Deze straat wordt gekruist door
verschillende van oost naar west lopende straten, die een verbinding geven
met de vooroorlogse stad. De belangrijkste van deze dwarswegen is de
Cornelis Lelylaan. In de middenberm van deze stadsautoweg, die
kruisingsvrij is uitgevoerd, is een baan opgenomen voor een
sneltramverbinding.
Het stadsdeel kent drie winkelcentra: het August Allebplein, het
Delflandplein en het Sierplein. Een vierde, in het voormalig tuinbouwgebied
Sloten, is in ontwikkeling. Het Sierplein, onderdeel van de Johan
Huizingalaan, ligt centraal in de wijk. Enkele grote vestigingen bevinden
zich aan de zuidzijde van het stadsdeel, zoals IBM, het Centraal
Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst en twee ziekenhuizen.
Ten westen van deze concentratie van dienstverlening is in het voormalig
tuinbouwgebied Sloten een nieuw woongebied in aanbouw. Met dit nieuwe
woongebied wordt de lobvormige uitbreiding aan de vooroorlogse stad
verbreed.
Het Christoffel Plantijnpad draagt bij aan de ruimtelijke continuteit
tussen de Sloterplas en de Oeverlanden van het Nieuwe Meer. In dit laatste
gebied is de strook tussen de A4 en de Oude Haagseweg bestemd voor
aanvullende bedrijfs- en kantoorbebouwing.
Overtoomse Veld ligt tegen de oudere stadsdelen aan. Door deze ligging
tussen de oudere wijken en de nieuwe stadsuitbreiding is vooral in
Overtoomse Veld veel ruimte gereserveerd voor bebouwing, waarvoor in de
bestaande stad geen plaats meer was, waaronder het centrum van de
Nederlandse Confectie-industrie op het Koningin Wilhelminaplein. Hoge
kantoren en woontorens zijn vooral gesitueerd langs de A10. De overige
bebouwing is, zoals in Slotervaart, een combinatie van middelhoog- en
laagbouw.
Het Rembrandtpark ligt op de scheiding tussen de gesloten bebouwing van de
gordel 20-40 en de open verkaveling van Nieuw-West. Door de geheel
verschillende randen ontstaat een interessant ruimtelijk contrast. Aan de
westzijde wordt het park begrensd door vrijstaande hoge gebouwen en aan de
oostzijde door gesloten bouwblokken. De ontsluiting van het park is in alle
richtingen bijzonder goed. In gang gezette ontwikkelingen
In gang gezette ontwikkelingen worden uitgevoerd op het voormalige
tuinbouwgebied Sloten, het Koningin Wilhelminaplein en op het sportpark
Haagseweg. Voor het terrein van de rioolwaterzuiveringsinrichting West zijn
plannen in voorbereiding.
In het voormalige tuinbouwgebied Sloten zullen langs de Geer Ban en in het
centrumgebied kleinschalige kantoorgebouwen worden gesitueerd.
Figuur 5.17. Slotervaart/Overtoomse Veld (zie papieren versie)
Op het Koningin Wilhelminaplein worden tevens plannen ontwikkeld ten
behoeve van uitbreiding en intensivering van de aanwezige bedrijfstakken.
De Riekerpolder is ondergebracht in het Schipholconvenant en bestemd voor
Schiphol-georinteerde bedrijven. De strook tussen de A4 en de Oude
Haagseweg is in aanvulling op de capaciteit van de Riekerpolder bestemd
voor de opvang van de op Schiphol-georinteerde kantoren en bedrijven. Dit
gebied zal worden ontwikkeld in samenhang met de aanleg van het groengebied
langs de oever van het Nieuwe Meer.
Onderzocht wordt, of de Oude Haagseweg via de brug over de vaart in de
richting van Schiphol kan worden doorgetrokken.
Het recent ontwikkelde bedrijfsterrein aan de Henk Sneevlietweg is in korte
tijd uitgegeven. De verbreding van de A4 is ten koste gegaan van een aantal
sportvelden op het sportpark Sloten-oost.
Met betrekking tot de railverbindingen zijn er diverse ontwikkelingen in
het stadsdeel gaande. De NS-lijn van Schiphol naar Almere, de zogeheten
zuidtak, is in aanleg. De aanleg van een stedelijke openbaar-vervoerlijn op
de spoorbaan tussen Sloterdijk en Zuidoost is in voorbereiding, evenals een
sneltramverbinding van de binnenstad naar de nieuwe woongebieden in het
voormalig tuinbouwgebied Sloten en de Middelveldsche Akerpolder. Op het
toekomstige NS-station aan de Henk Sneevlietweg (met een uitgang aan de
Aletta Jacobslaan) zal voor reizigers een overstap op de sneltramlijn naar
de Middelveldsche Akerpolder en op de stedelijke raillijn over de spoorbaan
mogelijk worden. Onderzocht wordt, of een NS-station in de Riekerpolder op
de Schiphollijn mogelijk is.
In het stadsdeel zijn verscheidene ziekenhuizen gesitueerd. Het
terugbrengen van het aantal ziekenhuisbedden kan op stedelijk niveau leiden
tot opheffen (c.q. samenvoegen) van een ziekenhuis in dit stadsdeel.
Bevolkingsontwikkeling
Het inwonertal van het stadsdeel bedraagt circa 26.700. De sterke daling
van het inwoneraantal in de periode 1980Ä1985 is in Slotervaart/Overtoomse
Veld iets minder snel gegaan dan in de rest van de westelijke tuinsteden.
De daling heeft zich nadien voortgezet. Naar verwachting zal het
inwoneraantal in 2000, door de grote uitbreiding van de woningvoorraad,
weer zijn gestegen tot circa 39.600 (zie grafiek 5.30).
Grafiek 5.30. Bevolkingsontwikkeling Slotervaart/ Overtoomse Veld *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in het stadsdeel neemt na een daling weer in omvang toe.
In 1978 waren er circa 21.500 arbeidsplaatsen en in 1990 circa 20.700. Naar
verwachting zal dit aantal in 2000 verder zijn toegenomen tot circa 27.000
(zie grafiek 5.31).
Recente berekeningen laten zelfs een groei zien naar circa 30.000.
Grafiek 5.31. Ontwikkeling werkgelegenheid Slotervaart/Overtoomse Veld
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Het aandeel dat het stadsdeel zal leveren in de stedelijke woningproduktie,
is de komende periode relatief hoog (circa 20%). De gemiddelde
woningproduktie per jaar bedraagt 1300 woningen en in totaal in de periode
1990Ä1994 6500 woningen (exclusief tweede fase RI-West). Het betreft
locaties als het voormalige tuinbouwgebied Sloten, Koningin
Wilhelminaplein, sportpark Haagseweg en de RI-West.
Ook ten aanzien van de werkgelegenheids-ontwikkeling speelt het stadsdeel
een belangrijke rol. De ligging in het zuidwesten van Amsterdam, in de
nabijheid van Schiphol, maakt het stadsdeel interessant als
vestigingsplaats voor bedrijven. Figuur 5.18. Buitenveldert
(zie papieren versie) V.18. Buitenveldert (S)
Begrenzing en deelgebieden
Het stadsdeel Buitenveldert heeft een totale omvang van circa 625 ha,
waarvan circa 80% onbebouwd gebied is. Ongeveer 200 ha is ingericht als
groengebied en nog circa 70 ha ligt braak. Het stadsdeel kent geen
deelgebieden. Bouwperioden
De woningvoorraad bedraagt circa 10.000 woningen. De eerste paal ging in
1958 de grond in. Tussen 1959 en 1965 is in Buitenveldert de
woningproduktie het grootst geweest.
Circa 12% van de woningen is na 1970 gebouwd.
Een derde van de woningen bestaat uit huurwoningen in de sociale sector.
Het eigen woningbezit is met 28% relatief hoog.
Ongeveer 55% van de woningvoorraad bestaat uit grote woningen.
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Buitenveldert kan worden getypeerd als stedelijk milieutype IV. De
rechthoekige structuur van de wijk wordt doorsneden door een aantal
belangrijke noord-zuidlopende wegen.
Het Gijsbrecht van Aemstelpark deelt de wijk in twee delen. Dit park
verbindt het Amsterdamse Bos met het Amstelpark en de oever van de rivier
de Amstel. Langs de gehele zuidrand van het stadsdeel vormt de parkstrook
't Kleine Loopveld de overgang naar Amstelveen. De noordrand van
Buitenveldert wordt grotendeels gevormd door een brede zone met sportvelden
en het dijklichaam van de weg en de spoorbaan. Door het geringe aantal
doorgangen in de sportveldenzone en het dijklichaam is de afgrenzende
werking die van deze zone uitgaat groot.
De welstand van de wijk komt in de kwaliteit van de bouw tot uiting. De
middelhoogbouw is de meest voorkomende bouwhoogte, met als verkavelingsvorm
de haken- en strokenverkaveling. De laagbouw is geconcentreerd in
aaneengesloten zones aan de west- en zuidrand. Hoge bebouwing begeleidt de
hoofdverkeersroutes, met name langs de zuidrand van het al genoemde park
tussen het Amsterdamse Bos en de Amstel en langs de Europaboulevard aan de
westzijde.
In de noordwesthoek van het stadsdeel ligt het complex van de Vrije
Universiteit en het bijbehorende Academisch Ziekenhuis. Dit complex is de
belangrijkste bovenwijkse voorziening. In de noordoosthoek is een
concentratie van bedrijven, kantoren en hotels.
Het winkelcentrum Gelderlandplein ligt centraal in de wijk; de overige
winkels zijn geconcentreerd in kleine buurtcentra.
In gang gezette ontwikkelingen
Het beleid van het stadsdeel is gericht op het zoveel mogelijk behouden van
de open stedebouwkundige structuur met haar sterke groene geleding.
Aantasting van dit ruimtelijke concept moet worden voorkomen en nieuwe
ontwikkelingen worden zoveel mogelijk geconcentreerd aan de randen van het
stadsdeel. Voor het gebouw van het voormalige Schippersinternaat aan de
Amstelveenseweg geldt dat men voornemens is, het gebouw te handhaven en om
te vormen tot woningen gecombineerd met kantoren. Voor het gebied ten
noorden van het Schippersinternaat geldt dezelfde combinatiemogelijkheid
voor wonen met kantoren en mogelijk bedrijven. De planvorming voor het
Jollenpad en omgeving is in een vergevorderd stadium. Het gebied zal v¢
¢r 1995 worden ontwikkeld als (kleine) kantoren- en woningbouwlocatie.
Het wijkcentrum Gelderlandplein is aan modernisering toe.
Ondanks dat de ontwikkelingen in het draagvlak geen aanleiding geven tot
uitbreiding van de winkelvoorzieningen, zal (een beperkte uitbreiding)
plaatsvinden.
Ten behoeve van de uitbreiding van de RAI loopt een procedure voor de bouw
van een hal van 12.000 m2 tentoonstellingsvloer. Besloten is dat voor een
eventuele verdere uitbreiding van de RAI het AFC-terrein, gelegen ten
zuiden van de weg, wordt bestemd. Bij het vaststellen van het Structuurplan
1991, deel I, heeft uw Vergadering het mogelijk gemaakt mee te werken aan
de vestiging van het hoofdkantoor van de ABN-AMRO aan de zuidkant van de
A10, nabij de Van Leijenberghlaan.
Het zuidoostelijke deel van Buitenveldert is slecht ontsloten door het
openbaar vervoer. Centraal Nederland en het Gemeentevervoerbedrijf
onderzoeken de mogelijkheden om dit gebied beter per openbaar vervoer
bereikbaar te maken. Bevolkingsontwikkeling
Het inwonertal van Buitenveldert bedraagt circa 19.800. Naar verwachting
zal dit aantal in 2000 circa 19.500 bedragen (zie grafiek 5.32).
Grafiek 5.32. Bevolkingsontwikkeling Buitenveldert *
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
De werkgelegenheid in het stadsdeel neemt toe. Van 1985 naar 1990 is het
aantal arbeidsplaatsen gestegen van 16.000 tot 16.700. Naar verwachting zal
het aantal in 2000 verder zal kunnen toenemen tot circa 20.000
arbeidsplaatsen (zie grafiek 5.33). Recente berekeningen laten een groei
zien tot circa 23.000.
Grafiek 5.33. Ontwikkeling werkgelegenheid Buitenveldert
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
Het aandeel dat het stadsdeel kan leveren in de stedelijke woningproduktie,
is relatief laag, namelijk in totaal 350 woningen in de periode 1990Ä1994.
De samenstelling van de woningvoorraad wijkt af van dat in de andere
uitbreidingsgebieden. Het percentage grote woningen is hoog; dit geldt
eveneens voor het aandeel eengezinswoningen (28%) en het percentage
ongesubsidieerde woningen (34%).
In het stadsdeel ligt een aantal stedelijke voorzieningen, zoals de Vrije
Universiteit met bijbehorend Academisch Ziekenhuis en het
sportveldencomplex ten zuiden van de A10. Knelpunten
Ä Het draagvlak voor de voorzieningen neemt af. Herstructureren en
moderniseren van het voorzieningenpakket is noodzakelijk.
Ä De bereikbaarheid met het openbaar vervoer van het zuidoostelijke deel
van Buitenveldert is relatief slecht.
Ä De verkeersafwikkeling naar Amstelveen is in het zuidoostelijke deel
problematisch. De mogelijkheden voor de aanleg van een derde
autoverbinding en de aanleg van een railverbinding in de richting van
AmstelveenÄKronenburg worden opengehouden.
Ä De parkeeroverlast in het noordelijke deel van Buitenveldert, nabij het
complex van de Vrije Universiteit, is groot.
V.19. Zuidoost (T) Begrenzing en deelgebieden
Het zuidoostelijke stadsdeel ligt van de rest van Amsterdam gescheiden door
de gemeenten Ouder Amstel en Diemen. Tot het stadsdeel behoren de
woongebieden Venserpolder, Bijlmermeer, Gaasperdam, Driemond, het
werkgebied Amstel III en een deel van het landelijk gebied de
Gemeenschapspolder. Figuur 5.18. Zuidoost
(zie papieren versie) Bouwperioden
De bebouwing in Zuidoost is, enkele boerderijen en het dorp Driemond
uitgezonderd, gerealiseerd na 1965.
Op basis van de Intergemeentelijke Structuurschets 1959 is het
stedebouwkundig concept voor de Zuidoostlob opgesteld.
In de Bijlmermeer is de hoogbouw en een groot deel van de laagbouw in de
periode 1965-1980 gerealiseerd. Na 1980 is het gebied plaatselijk verdicht
en is de woonwijk Venserpolder gebouwd. Gaasperdam is, met uitzondering van
de wijken Holendrecht en Nellestein, na 1980 tot stand gekomen.
Ruimtelijke karakteristieken en milieutypen
Het stadsdeel heeft, met uitzondering van het werkgebied Amstel III, het
dorp Driemond en de Bijlmerstrip de kenmerken van milieutype IV. Het dorp
Driemond heeft een suburbaan milieu. In hoofdopzet is Zuidoost n
grote
lobvormige uitbreiding, aansluitend op de vorm van de vooroorlogse stad.
Tussen de Bijlmermeer en Gaasperdam ligt de Gaasperplas (circa 60 ha), met
zijn recreatievoorzieningen. De groenvoorzieningen binnen het stedelijk
gebied zijn zodanig gesitueerd dat een gelijkmatige overgang met het
landelijk gebied wordt bereikt. Het verstedelijkte gebied wordt aan de
zuid- en oostzijde begrensd door het polderlandschap rondom het Gein en de
Gaasp. Aan de westzijde grenst het woongebied aan het werkgebied Amstel III.
Als gevolg van de verhoogd aangelegde infrastructuur is het gebied
ruimtelijk gecompartimenteerd. Dominant in dezen zijn de Gaasperdammerweg,
de Gooiseweg en de spoorbaan AmsterdamÄUtrecht.
De planopzet voor het gehele gebied is hirarchisch van opbouw, gebaseerd
op het door de CIAM gepropageerde ordeningsprincipe. Functies die elkaar in
het ruimtegebruik niet ondersteunen, zijn gescheiden gesitueerd.
De Bijlmermeer bestaat voor 75% uit hoogbouw. Het maaiveld is volledig
afgestemd op de voetganger en fietser. De bewegingsvrijheid van de auto is
ingeperkt door een beperkt stelsel van wegen. Dit maakt de verhoogde
ligging van deze infrastructuur mogelijk. De buurt- en wijkvoorzieningen
bevinden zich onder de garages en de viaducten. Het traditionele stelsel
van buurtwegen is in dit deel van de stad vervangen door een stelsel van
loopstraten, opgenomen in de hoogbouw, die de verbinding tussen de woningen
en de garages vormt. Om dit mogelijk te maken, is een honingraatpatroon
gentroduceerd met hofmaten van circa 180 meter. De laagbouw ligt aan de
rand van het hoogbouwgebied.
In tegenstelling tot de Bijlmermeer is in Gaasperdam voornamelijk in
middelhoog- en laagbouw gebouwd. De straat doet weer haar intrede,
varirend van een "harde hof" als onderdeel van een
meanderverkaveling tot
de "echte" straat. Het parkeren is ondergebracht in zones langs de
wijkwegen.
Omvangrijke laagbouwwijken zijn gesitueerd aan de rand van het stedelijk
gebied. In gang gezette ontwikkelingen
De nieuwbouw van woningen zal zich na 1990 concentreren in het gebied
rondom de Bijlmerdreef en op enkele verspreid liggende woningbouwlocaties.
De uitbreidingsmogelijkheden voor de korte termijn zijn: Dubbelink,
Millingenhof, Duiflijkpad en Gulden Kruis. Tevens wordt woningbouw in het
Bijlmerpark en op de Bijlmerweide en langs de zuidoever van de Gaasperplas
overwogen. Alvorens tot bebouwing van de Bijlmerweide over te gaan, zal een
afweging plaatsvinden waarbij de ecologische betekenis van deze locatie zal
worden betrokken.
De uitbreidingsmogelijkheden voor woningbouw op de korte termijn zijn
aangegeven in het woningproduktieplan stadsdeel Zuidoost.
Herstructurering van het subcentrum Ganzenhoef, te zamen met de bouw van
circa 100 woningen, is in een gevorderd stadium van planvorming. De start
van de bouw is gepland in 1994.
De huidige verkeersinfrastructuur wordt verbeterd door verbreding en
reconstructie van de aansluiting op de A2 (Burgemeester Stramanweg), de
aanleg van een aansluiting van de Tafelbergweg/Meibergdreef op de A2/A9.
Bevolkingsontwikkeling
Het inwonertal van Zuidoost bedraagt circa 89.400 In de trendvariant van de
bevolkingsprojectie voor het jaar 2000 telt Zuidoost naar verwachting
87.600 inwoners, een daling ten opzichte van het huidige aantal. Ondanks
aanvullende woningbouw zal het aantal inwoners dalen door de lagere
gemiddelde woningbezetting (zie grafiek 5.34).
Grafiek 5.34. Bevolkingsontwikkeling Zuidoost
(zie papieren versie) Werkgelegenheid
Amstel III speelt een belangrijke rol in de Amsterdamse
werkgelegenheidsontwikkeling. Telde Zuidoost in 1990 nog 37.200
arbeidsplaatsen; naar verwachting zal dit aantal in het jaar 2000 gestegen
zijn tot 47.000 (zie grafiek 5.35).
Recentere berekeningen geven zelfs een groei aan naar circa 54.000
arbeidsplaatsen.
In Amstel III en rondom de Amsterdamse Poort heeft een stormachtige
werkgelegenheidsontwikkeling plaatsgevonden. Desondanks is de hoge
werkloosheid in Zuidoost niet afgenomen. Door deze tegengestelde
ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de werkgelegenheid wordt de
sociaal-economische scheiding tussen Amstel III en Bijlmermeer versterkt.
Om de leefbaarheid en het imago van de Bijlmermeer te verbeteren, is door
de stadsdeelraad besloten om het gebied tussen de stations Ganzenhoef en
Bijlmer te ontwikkelen tot een centrumgebied.
Het gemeentebestuur ondersteunt de beoogde verdichting. Dit heeft geleid
tot een nuance op de Plankaart, door de toekomstige invulling van het
gebied te typeren met milieutype II.
Het aandeel van de niet-woonfuncties ten opzichte van het aangrenzende
gebied kan flink worden uitgebreid. Het accent moet echter blijven liggen
op de woonfunctie.
Binnen de stadsdeelraad vindt discussie en herbezinning plaats ten aanzien
van het functioneren, de inrichting en het toekomstig gebruik van het
stedelijk groen in Zuidoost.
Grafiek 5.35. Ontwikkeling werkgelegenheid Zuidoost
(zie papieren versie) Stedelijke samenhang
In de periode 1990Ä1994 zal Zuidoost 1500 woningen bouwen, hetgeen
neerkomt
op een gemiddelde jaarproduktie van 350 woningen. Behalve ter verbetering
van de interne stedebouwkundige structuur en samenhang van het stedelijk
gebied van Zuidoost, worden plannen gemaakt om de positie van Zuidoost op
de regionale woningmarkt te versterken.
In de huidige situatie vervult het stadsdeel op de huurwoningmarkt van
Amsterdam voornamelijk de rol van expansievat (opvangfunctie). Voor de
samenstelling van de woningvoorraad is het van belang dat aan het grote
aantal flats in de sociale-huursector laagbouw in de koopsector wordt
toegevoegd.
Doelstelling van het stedelijk beleid is, dat de ontwikkeling van het
werkgebied Amstel III wordt afgestemd op de ontwikkelingen in de binnenstad.
Met het realiseren van de Amsterdamse Poort heeft het stadsdeel een centrum
gekregen dat niet alleen aantrekkingskracht uitoefent op de inwoners van
Zuidoost, maar ook van daarbuiten. De Amsterdamse Poort kan een eerste
aanzet zijn tot de verdere ontwikkeling van de omgeving van de Bijlmerdreef.
De gunstige ligging van het stadsdeel ten opzichte van hoogwaardige auto-
en openbaar-vervoerverbindingen zal in de komende periode nog worden
versterkt door het gereedkomen van de weg, de ingebruikneming van de
zuidtak van de spoorbaan met de NS-stations Duivendrecht en Diemen-Zuid en
de aanleg van het stedelijk openbaar vervoer op de spoorbaan
(SloterdijkÄZuidoost). De relatie van het stadsdeel met de binnenstad van
Amsterdam is gewaarborgd door de aanwezigheid van de bestaande metrolijnen.
Het Groengebied Amstelland heeft voor de recreatie een regionale betekenis
en heeft voor Zuidoost dezelfde recreatieve functie als het Amsterdamse Bos
voor andere delen van Amsterdam.
Belangrijke projecten in het Groengebied zijn: het Gemeenschapspolderbos,
de Gaasperzoom, de Ouderkerkerplas en de Hoge Dijk. Goede en directe
fietsverbindingen met deze gebieden vanuit Zuidoost en de regio zijn dan
ook gewenst. Knelpunten
Ä De samenstelling van de woningvoorraad in Zuidoost is eenzijdig. Er
zijn
naar verhouding zeer veel woningen in middelhoog- en hoogbouw, terwijl
de vraag zich voornamelijk richt op eengezinshuizen.
Ä Zowel de woningen als de woonomgeving in de hoogbouwgedeelten van de
Bijlmermeer worden in het algemeen matig tot slecht gewaardeerd. Een
grote doorstroming is hiervan het gevolg.
Ä Verbetering van de sociale veiligheid vraagt extra aandacht.
Ä De hoge verhuisfrequentie in met name de Bijlmerhoogbouw leidt tot een
instabiel draagvlak voor allerlei activiteiten.
Ä De werkloosheid onder de bewoners van de Bijlmermeer is groot. Er is
sprake van een opeenstapeling van achterstandssituaties.
Ä Er is een discrepantie tussen het opleidingsniveau van werkzoekenden en
het aanbod aan werkgelegenheid in Zuidoost.
Ä De kleine buurtwinkelcentra, zoals Ganzenhoef en Holendrecht, behoeven
revitalisering en herstructurering.
Ä Een cultureel centrum op stadsdeelniveau ontbreekt en
uitgaansvoorzieningen, zoals discotheken, een bioscoop, restaurants en
dergelijke zijn vrijwel afwezig;
Ä Een hotel met vergaderaccommodatie, georinteerd op de kantoren en
bedrijven van Amstel III en de omgeving van het hoofdcentrum, ontbreekt.
Ä De bereikbaarheid per auto van Amstel III en het AMC is onvoldoende.
Ä De openbaar-vervoerverbinding met Schiphol is onvoldoende.
Ä De openbaar-vervoerverbinding tussen Weesp en Amstel III is
onvoldoende. Ä Driemond is slecht aangesloten op het openbaar vervoer.
Bijlage Begrippenlijst
Agglomeratie: het aaneengesloten stedelijk gebied, bestaande uit de
gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Ouder-Amstel en Diemen, alsmede de
gebieden Badhoevedorp en Schiphol.
Alleenstaande: persoon die geen hoofd van een huishouden, geen echtgenoot
of -note of kind is (hoofd: man samenwonend met wettige echtgenote, man
en/of vrouw samenwonend met wettige ongehuwde kinderen).
Allochtonen: personen met een niet-Nederlandse nationaliteit, en personen
waarvoor geldt dat zij, of een van hun ouders, in Suriname of de Antillen
geboren zijn.
Bedrijfsterrein: terrein van enige omvang (minimaal 2 ha) waarop industrie,
groothandel, volumineuze detailhandel, garages, vervoerbedrijven zijn
gevestigd.
Hoogwaardig bedrijfsterrein: terrein met een hoogwaardige inrichting
(groen, openbare ruimte), waar kleinschalige moderne industrie,
bedrijfspaviljoens, distributiebedrijven, kantoren in lage dichtheid en/of
laboratoria zijn gevestigd (voorbeelden: Koninging Wilhelminaplein, high-
techstrook van Teleport, science park WCW).
Beroepsbevolking: werkzame beroepsbevolking: bevolking in de leeftijdsgroep
van 15-64 jaar, woonachtig in Amsterdam, die betaalde beroepsarbeid
verricht;
niet-werkzame beroepsbevolking: personen die een werkloosheidsuitkering
ontvangen en/of personen die naar betaald werk zoeken.
Bevolkingsprojectie: taakstellende variant: waarbij voor de vaststelling
van de omvang van de bevolking is uitgegaan van het taakstellend
nieuwbouwprogramma van 7000 woningen per jaar (750.000 inwoners in 2000);
trendvariant: variant waarbij voor de bevolkingsomvang is gebaseerd op de
doorberekening van trendmatige ontwikkelingen uit het verleden (vestiging,
vertrek, geboorte, sterfte, woningbouwproduktie) (720.000 inwoners in 2000);
bijgestelde trendvariant: bij het vervaardigen van de bevolkingsprojectie
Migranten (voorjaar 1991) bleek het geboortecijfer hoger uit te komen dan
het cijfer dat een half jaar eerder was gehanteerd bij de projectie voor
geheel Amsterdam; dientengevolge is de projectie voor Amsterdam aan de hand
van het hogere geboortecijfer bijgesteld (730.000 inwoners in 2000). Voor
de projectie van de stadsdelen en het totaal wordt de oude trendvariant
gebruikt.
Bovenwijks groen: verzamelnaam van alle groenvoorzieningen met een
bovenwijks karakter (parken, volkstuincomplexen, sportterreinen en
dergelijke).
Bovenwijks park: parken met een minimale oppervlakte van circa 12 ha en met
een invloedssfeer van minimaal 800 meter en maximaal 1200 meter.
Duurzame bronnen: zon, waterkracht
Duurzame ontwikkeling: ontwikkeling van de economie waarbij de activiteiten
van de huidige generaties niet de activiteiten van toekomstige generaties
in gevaar brengt.
Ecologie: de wetenschap van wederzijds relaties van de organismen (planten,
dieren en mensen) onderling en met hun milieu.
Ecologische verbindingszone: gebieden of structuren die verbreiding,
migratie of uitwisseling van soorten tussen verschillende kerngebieden
mogelijk maken (kerngebieden: grotere gebieden met belangrijke
natuurwaarden).
Economisch gebonden: werkzame personen met werkadres in Amsterdam;
huishoudens waarvan minimaal n werkende in Amsterdam een baan
heeft.
Economische vernieuwing: proces waarbij de organisatie van de produktie en
de samenstelling van de investeringen (computers, machines, gebouwen)
ingrijpend wordt gewijzigd.
Eengezinswoning: woning waar zich geen andere woning boven of onder
bevindt. Hier vallen dus ook woningen boven winkels en bedrijven onder,
mits geen appartementen.
Gezin: een huishouden, bestaande uit twee gehuwde personen met hun
eventuele kinderen, dan wel bestaande uit een ouder met kind(eren).
Hoogbouw: zes bouwlagen of meer.
Hooggeschoold: personen met een voltooide hoger-beroeps of universitaire
opleiding
Jongere/jeugdige: een moeilijk af te bakenen categorie. In de tekst wordt
steeds de bedoelde leeftijdscategorie aangegeven.
Kortverblijvers: personen die niet langer dan twee jaar in Amsterdam hebben
gewoond (dat wil zeggen: ingeschreven bij het bevolkingsregister).
Laaggeschoold: personen met ten hoogste een opleiding op MAVO of LBO-
niveau.
Locatiebeleid: beleid waarbij het aantal arbeidsplaatsen van locatie (de
arbeidsplaatsendichtheid) afgestemd wordt op de ontsluiting per openbaar
vervoer. Dit beleid krijgt in de Vinex gestalte door het voorstel om op
zogeheten A-locaties, per openbaar vervoer optimaal ontsloten, n
parkeerplaats per tien werknemers toe te staan, op B-locaties (goed
bereikbaar per auto n per openbaar vervoer) n parkeerplaats
per vijf arbeidsplaatsen.
Middelhoogbouw: twee tot en met vijf bouwlagen.
Milieukwaliteit: de hoedanigheid van het milieu; de in het milieubeleid per
milieucomponent geformuleerde maatstaven vormen uitgangspunten voor een
optimale milieukwaliteit.
Milieutypen: planmatige eenheden, veelal in eenzelfde tijdsperiode
gerealiseerd, bepalend voor de ruimtelijke en functionele geleding van
Amsterdam.
Milieuruimte: de mate waarin de milieubelasting op een bedrijfsterrein
(nog) kan toenemen (afhankelijk van de zonering, en de belasting door reeds
aanwezige bedrijven).
Modaal: huishoudens met een inkomen op de ziekenfondsgrens.
Nederlanders: personen met een Nederlandse nationaliteit, alsmede personen
waarvoor geldt dat zij, of een van hun ouders in Suriname of op de Antillen
geboren zijn.
Nevencentra: locaties buiten de binnenstad gelegen, per openbaar vervoer
goed ontsloten, waar vooral kantoren zijn gevestigd (A-strook van Amstel
III, station Zuid, enz).
Nieuwbouwproduktie: het totaal aantal nieuw te bouwen woningen; dit kan
zijn woningbouw op nieuwe locaties of vervangende nieuwbouw
(stadsvernieuwing).
Noordvleugel: het noordelijke deel van de randstad waarvoor een zogenaamde
Noordvleugelvisie voor verkeer en vervoer wordt opgesteld, zijnde een
invulling van het landelijk Structuurschema Verkeer en Vervoer II; het
gebied betreft de regio's Midden- en Zuid-Kennemerland, ROA-gebied en Gooi-
en Vechtstreek met enkele aangrenzende gemeenten in Zuid-Holland en Utrecht
(CVV). Pendel: Woon-werkverkeer dat de gemeentegrens overschrijdt.
Regio: een regio is een geografisch gebied met een relatief sterke
samenhang op de woning- en arbeidsmarkt, een verzorgingsstructuur en/of een
gemeenschappelijk bestuurlijk kader.
De regio als bedoeld in hoofdstuk IV Ä het functionele woningmarktgebied
Ä
valt slechts ten dele samen met de bestuurlijke regio ROA en het normatieve
woningmarktgebied, gehanteerd in de Tripartiete Werkgroep Verstedelijking
of de Regionale Volkshuisvestingscommissies.
ROA: het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) is een openbaar lichaam ter
behartiging van de belangen inzake ruimtelijke ordening, volkshuisvesting,
verkeer en vervoer, economische aangelegenheden en milieu, verband houdend
met een evenwichtige en harmonische ontwikkeling van de grootstedelijke
regio Amsterdam. Deelnemende gemeenten zijn Aalsmeer, Almere, Amstelveen,
Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer,
Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland (Broek in Waterland,
Ilpendam, Katwoude, Monnickendam en Marken), Wormerland (Jisp, Wormer en
Wijdewormer), Zaanstad en Zeevang.
Ruimtelijke vernieuwing: proces waarbij door merendeels grootschalige
investeringen het aanbod van woon- en werklocaties op peil wordt gehouden
en verbeterd.
Samenwonenden: huishouden van twee volwassenen waartussen geen wettige
familierelatie bestaat.
Schiphol-gebonden en Schiphol-georinteerde bedrijvigheid: bedrijvigheid
met een (duidelijke) relatie met Schiphol.
Sociale vernieuwing: een permanent proces waarin vitaliteit van relaties
tussen individuen, groepen en organisaties wordt vergroot, teneinde de
kwaliteit van het bestaan van de bewoners zo te bevorderen dat zij in
zelfstandigheid en harmonie kunnen leven; de nadruk hierbij wordt gelegd op
scholing en arbeid, middelen die de emancipatie en maatschappelijke
participatie van groepen in achterstandssituaties zouden kunnen bevorderen.
Stadsgewest: verstedelijkt gebied dat verschillende definities kent en aan
wijzigingen onderhevig is. Gewoonlijk doelt men op een sociaal-economische
samenhang, waarbij een ondergrens is genomen (bij voorbeeld 15%) voor het
aandeel van de werkzame beroepsbevolking (woonachtig in een gemeente) dat
werkzaam is in de centrumgemeente.
De Tripartiete werkgroep hanteert voor het stadsgewest Amsterdam het ROA-
gebied, exclusief de gemeente Abcoude en inclusief de gemeente Weesp.
Stedelijke levensstijl: een stijl van leven van mensen die in de stad
wonen, er werken en in het bijzonder zijn gericht op met name stedelijke
culturele en recreatieve voorzieningen.
Tripartiete Werkgroep Verstedelijking Stadsgewest Amsterdam: werkgroep
waaraan de gemeente Amsterdam, de provincie Noord-Holland en het rijk
deelnemen, en die zich bezighoudt met de verstedelijking van het
stadsgewest Amsterdam.
Tuinsteden: naoorlogse deel van Amsterdam-Noord (N), Geuzenveld/Slotermeer
(P), Osdorp (Q), Slotervaart/Overtoomse veld (R) en Buitenveldert (S).
Urgent: iemand die op grond van de Woonruimteverordening recht heeft op een
urgentieverklaring.
Vruchtbaarheidscijfer: aantal levendgeborenen per 1000 vrouwen in een
leeftijdsgroep.
Westelijke tuinsteden: Geuzenveld/Slotermeer (P), Osdorp (Q) en
Slotervaart/Overtoomseveld (R). Woningbouw:
Ä marktsector: woningbouw in de categorien premiekoop, vrije sector
met eenmalige bijdrage, premiehuur en vrije sector;
Ä vrije sector: woningbouw die zonder overheidssubsidie wordt gebouwd;
Ä sociale sector: woningwetwoningen en premiekoopwoningen;
Ä sociale huursector: woningwetwoningen.
Woonmilieu: een woongebied dat gekenmerkt wordt door een bepaalde:
Ä woningdichtheid, bebouwingsintensiteit en bouwvorm en -hoogte;
Ä mate en wijze van menging met het werken;
Ä aard, omvang en spreiding van voorzieningen;
Ä kenmerkende verkeersontsluiting;
Ä situering ten opzichte van de binnenstad en voorzieningencentra, werk-
een recreatiegebieden.
Woningvraag: betreft huishoudens die (in het Regionaal
Woningbehoeftenonderzoek) te kennen hebben gegeven al minimaal een half
jaar te zoeken en beslist binnen twee jaar te willen verhuizen naar een
(andere) woningen.
Woningtekort: het verschil tussen de woningvraag en het woningaanbod.
Woonoppervlak: Oppervlakte van kamers en keuken.
Woon-werkbalans: de verhouding tussen de werkzame beroepsbevolking en het
aantal arbeidsplaatsen.
Zelfstandige woning: woonruimte met een eigen voordeur (adres) en
voorzieningen (keuken, sanitair en dergelijke).
|