Type dokument
Voordracht
Nummer Gemeenteblad
431
Titel
Nota van het raadslid Molleman, getiteld: Amsterdam-Noord =
Noord = Amsterdam.
Datum voordracht
19910426
Tekst
Nr. 431. Nota van het raadslid Molleman, getiteld: Amsterdam-Noord = Noord =
Amsterdam *).
Amsterdam, 26 april 1991.
Aan de Gemeenteraad
I. Inleiding.
In juni 1991 wordt het Structuurplan voor het grondgebied van de gemeente
Amsterdam vastgesteld in de centrale stad. Dit plan is voor de stadsdeelraden
kaderstellend wat betreft de toekomstige ontwikkelingen. De ruimtelijke (on)
mogelijkheden worden daarin vastgelegd.
In de stadsdeelraad Amsterdam-Noord zijn inmiddels de inspraakreacties op "
Het IJ naderbij" beschikbaar. Waarschijnlijk zal nog vóór het zomerreces de
eerste besluitvorming plaatsvinden.
De ruimtelijke problematiek en de positie van Amsterdam-Noord geven de
CDA-fracties van de centrale stad en de stadsdeelraad Amsterdam-Noord
aanleiding gezamenlijk deze notitie te schrijven. Daartoe bestond te meer
aanleiding, omdat de visie op Amsterdam-Noord, zoals in het Structuurplan en
in het geheel van plannen die in Amsterdam-Noord tot op heden zijn ontwikkeld,
niet voldoet aan de politieke en bestuurlijke wensen zoals die bij het CDA
leven.
Het is noodzakelijk nu een goede basis te leggen voor ontwikkelingen op de
lange termijn. Op korte termijn moeten acties in gang worden gezet om de
mogelijkheden van Amsterdam-Noord maximaal te benutten.
De fracties beschouwen de inbreng op de planvorming zoals nu nog op
structuurplanniveau mogelijk is, als de laatste kans om van dit stadsdeel ook
op langere termijn een gebied te maken dat in ruimtelijke kwaliteit, relaties,
functies en bebouwing wezenlijk tot de stad behoort.
Conclusie:
- de doelstelling voor planontwikkeling in Amsterdam-Noord is dat, in een
duurzame structuur, het bedrijfsleven voldoende ontwikkelingsruimte wordt
geboden en dat woningbouw kan worden gerealiseerd die een tegenwicht vormt
tegen de bestaande eenzijdige voorraad.
II. Hoofdstructuur en opbouw.
Met uitzondering van de westflank van het verstedelijkt gebied beperkt het
CDA, ook voor de lange termijn, de verstedelijking van Amsterdam-Noord tot
het gebied dat omsloten wordt door de A10/Ringweg. In het landelijk gebied
kan een beperkt aantal recreatieve functies worden ondergebracht, mits deze
zich met het karakter van het gebied verdragen.
*) Deze nota is tot stand gekomen in samenwerking met de heer M. Ziegler,
lid van de stadsdeelraad Amsterdam-Noord, en tevens aangeboden aan het
dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord en aan de
maatschappelijke organisaties en instellingen die deelnemen aan de discussie
over het Structuurplan.
Voor de ruimtelijke opbouw zijn de water- en groenstructuren in het gebied
van groot belang. Deze zijn op meerdere plaatsen onderontwikkeld en hebben in
de huidige structuur onvoldoende betekenis. Goede plannen voor deze zones
kunnen de kwaliteit van de ruimte en de stedelijke opbouw van Amsterdam-Noord
aanzienlijk versterken. Voor het Zijkanaal I geldt daarbij dat een
nadrukkelijke relatie naar de Wilmkebreekpolder zou moeten worden gelegd.
Conclusie:
- voor de structurerende waterlopen in Amsterdam-Noord worden ruimtelijke
kwaliteitsplannen opgesteld. Voor het Zijkanaal I wordt daarbij een
nadrukkelijke ruimtelijke relatie naar de Wilmkebreekpolder gelegd.
III. Infrastructuur.
IIIa. Algemeen.
Voor de opbouw van het gebied binnen de A10 en zijn toekomstige
ontwikkelingsmogelijkheden is de aanwezige en toekomstige infrastructuur van
groot belang. Enerzijds om de bereikbaarheid binnen het gebied te verbeteren,
anderzijds voor een goede verbinding van en naar het stadshart en het
zuidelijke deel van de stad. De CDA-fracties gaan uit van de komst van een
Noord-Zuidlijn waarvan ten minste het tracé Damrak-Sixhaven als vaststaand
wordt beschouwd. Deze lijn heeft vooral een betekenis voor het
forensenverkeer en zal voor de ontsluiting van Amsterdam-Noord, in verhouding
tot andere onderdelen van de stad, slechts relatief bijdragen tot een grotere
functionele en grootstedelijke betrokkenheid van Amsterdam-Noord bij de stad
en de ontwikkeling tot een volwaardig onderdeel van de stad.
In "Het IJ naderbij" wordt met het oog op de ontwikkeling van
Amsterdam-Noord gesuggereerd een auto-ontsluiting op de binnenring te creëren.
Tegen de achtergrond van het structuurschema Verkeer en Vervoer en het NMP+
is dit volgens de CDA-fracties geen antwoord op het voorliggende vraagstuk.
Zij menen dat een dergelijke verbinding, die gebruik maakt van de Johan van
Hasseltweg, onvoldoende betekenis voor Amsterdam-Noord heeft.
Het antwoord van het CDA stond al in het verkiezingsprogram: een
kruisingsvrije railverbinding onder de Singelgracht doorgetrokken naar
Amsterdam-Noord. Het tracé kan langs het Zijkanaal I, de Buiksloterdijk, de
Purmerweg en het Zijkanaal naar Nieuwendam lopen. In het zuidelijke deel van
het Sportpark Elzenhagen kruist de ringlijn de Noord-Zuidlijn. Op die plaats
kunnen dan tevens een busterminal en eventueel ook een parkeer- en
reisvoorziening (P+R) worden gerealiseerd. De ringlijn heeft wel een
stedelijke functie. De lijn is bedoeld als aanvulling op de Noord-Zuidlijn en
het radiaal stelsel van het tramnet. In prioriteit komt de ringlijn dan ook
nadrukkelijk n… de Noord-Zuidlijn. Op den duur is de lijn noodzakelijk om de
druk op het railstelsel in de stad op te vangen, deze te verdelen Šn een
structurele vervoersrelatie tussen Amsterdam-Noord en het zuidelijke deel van
de stad tot stand te brengen. Met het oog hierop zou de vervoerswaarde, de
techniek en de haltering nader moeten worden bestudeerd, zodat bij verdere
ruimtelijke ontwikkelingen met de resultaten daarvan rekening kan worden
gehouden.
Conclusie:
- het Structuurplan dient, als aanvulling op de agglomeratieve
Noord-Zuidlijn, te voorzien in een reservering voor een stedelijke ringlijn
onder de Singelgracht doorgetrokken naar Amsterdam-Noord;
- bij het knooppunt van de Noord-Zuidlijn en de ringlijn wordt tevens een
busterminal en mogelijk een parkeer- en reisvoorziening gerealiseerd.
IIIb. Openbaar-vervoervarianten.
Voorlopig wordt ervan uitgegaan dat de Noord-Zuidlijn volgens een gestrekt
tracé wordt doorgetrokken naar Purmerend (variant 1). De vervoerswaarde
hiervan is de CDA-fracties niet zonder meer duidelijk. Deze dient nader te
worden onderbouwd.
Een andere optie is de Noord-Zuidlijn na Station Elzenhagen in westelijke
richting, langs de IJdoornlaan en de Oostzanerdijk, af te buigen naar de
oostflank van het stedelijk gebied van Zaanstad en dan verder naar Purmerend (
variant 2).
Een derde mogelijkheid is een tracé dat bij Station Elzenhagen naar het
Zijkanaal I afbuigt en zich daar voegt in het tracé van de stedelijke
ringlijn, om vervolgens via de Meteorenweg naar Zaanstad en Purmerend verder
te gaan. Dit tracé levert mogelijk voordeel in infrastructuur op (variant 3).
Tegen de varianten 2 en 3 kan worden ingebracht dat het
tracé-vakZaanstad-Purmerend een geringe vervoerswaarde heeft, want dezelfde
afstand wordt ook door de Nederlandse Spoorwegen (NS) gereden. Bovendien
wordt de reisafstand Purmerend-Amsterdam in vergelijking tot variant 1 (te?)
groot. Niettemin is het naar oordeel van de CDA-fracties de moeite waard om
deze alternatieven serieus te bestuderen, omdat:
- dit de enige manier lijkt om het oostelijke deel van Zaanstad van
hoogwaardig openbaar vervoer te voorzien. Dit draagt bij aan de idee van de
compacte stad, namelijk waar het gaat om het stedelijk lichaam op
agglomeratieniveau;
- deze traceringen niet zouden hoeven samenvallen met het NS-railtracé maar,
mogelijk gesplitst, door de Wijde Wormer zouden kunnen lopen. Achter de
horizon van de Vinex ligt immers de ontwikkeling van de Wijde Wormer als
woningbouwlocatie*). Bij investeringen in de strategische versterking van de
rail-infrastructuur moet met dergelijke ontwikkelingen rekening worden
gehouden. Daardoor lijkt deze tracering te rechtvaardigen.
Conclusie:
- het Structuurplan dient te voorzien in varianten voor het tracé van de
Noord-Zuidlijn die het oostelijke deel van Zaanstad en Purmerend ontsluiten.
IIIc. Weginfrastructuur.
De CDA-fracties zien geen noodzaak tot verdere aanvulling van de
weginfrastructuur binnen het stedelijk gebied van Amsterdam-Noord. Wel dienen
*) Zie het rapport van prof. H.S. Yap, getiteld: De Grenzen Verkend.
op verschillende plaatsen aanpassingen te gebeuren, bij voorbeeld bij de
Papaverhoek/Kamperfoelieweg. Vanzelfsprekend wordt er wel rekening gehouden
met de ontsluiting van de bedrijfsterreinen waarover al overeenstemming
bestaat. Voor aanpassingen als deze geldt dat zij wezenlijk moeten bijdragen
aan verheldering van de ruimtelijke structuur, ook in relatie met de verdere
omgeving.
De tweede Coentunnel is niet direct van belang voor het vervoer in
Amsterdam-Noord. De tunnel heeft echter wel een belangrijke regionale
betekenis, vooral voor het wegtransport en het werkverkeer van en naar de kop
van Noord-Holland.
Conclusie:
- op dit moment is er geen noodzaak, de weginfrastructuur in
Amsterdam-Noord uit te breiden;
- de tweede Coentunnel dient, primair ten behoeve van het (inter)regionaal
wegtransport en werkverkeer, ten spoedigste te worden aangelegd.
IIId. Fietsinfrastructuur.
Hoewel Amsterdam-Noord een fietsnet van behoorlijk niveau heeft, lijkt het
raadzaam in overleg met de Echte Nederlandse Fietsersbond (ENFB) een
actieprogramma op de stellen, dat erin voorziet dat:
- het fietsnet, meer dan nu, wordt verweven met de feitelijke woongebieden;
- ook de werkgebieden voor de fiets goed worden ontsloten;
- ten minste geïnventariseerd is waar knelpunten voorkomen in het fietsnet
en waar aanvullende voorzieningen*) het gebruik van de fiets verder kunnen
stimuleren.
Ook moet worden bekeken, hoe de fietsverbindingen naar Amsterdam bezuiden
het IJ kunnen worden verbeterd. Wellicht kan een korte tunnel met
wandeltapijt van de kop van de Sixhaven of de Buiksloterweg naar het centrale
deel van de IJ-oever/het Centraal Station, daaraan bijdragen. Langs het
water aan de IJ-oever wordt, waar mogelijk, een wandel- en fietsboulevard
aangelegd, voorzien van recreatieve accommodaties en goede aansluitingen op
het achterliggende gebied. Op deze manier ontstaat geen gestrekte boulevard,
zoals nu in de plannen staat, maar een meander met telkens nieuwe en
verrassende uitzichtpunten over het IJ, die functioneel met het achterland en
de stedelijke kwaliteiten daarvan verbonden is.
Conclusie:
- ter bevordering van het fietsgebruik wordt met de ENFB overleg gepleegd
over verbetering van het fietsnet en de fietsaccommodaties;
- een wandel- en fietsboulevard langs de IJ-oever moet als een meander
worden aangelegd en het bestaande achterliggende gebied met de IJ-oever
verbinden.
*) Hierbij kan worden gedacht aan bij voorbeeld bewaakte fietsenstallingen/
-parkeerplaatsen.
IV. Werkgebieden.
De werkgebieden van Amsterdam-Noord zijn bijna allemaal langs de oever van
het IJ gelegen. Kantoorfuncties komen in Amsterdam-Noord slechts sporadisch
voor en concentreren zich in hoofdzaak rond het Buikslotermeerplein.
IVa. Wat niet ter discussie kan staan.
In het kader van "Het IJ naderbij" is de gehele noordelijke IJ-oever ter
discussie gesteld. De CDA-fracties menen dat dit niet terecht is. Het areaal
bedrijfsterreinen moet in de toekomst ten minste gelijk zijn aan het huidige.
De volgende zaken kunnen ook niet ter discussie staan:
- de terreinen die in het kader van het Reneval-project al zijn aangewezen
als bedrijfsterreinen 1);
- de bedrijfslocaties van AKZO 2) en Shell 3).
Conclusie:
- het areaal bedrijfsterreinen blijft in de toekomst ten minste gelijk aan
het huidige;
- de in het kader van het Reneval-project aangewezen bedrijfsterreinen en
de locaties van AKZO en Shell komen niet in aanmerking voor
bestemmingswijziging;
- het gebied Buiksloterham, inclusief AGA, blijft industrieterrein.
IVb. Wat wel ter discussie kan staan.
Wat wel ter discussie kan staan, zal, naar mening van de CDA-fracties, in
ontwikkeling en uitvoering een lange adem vragen. Het gaat dan om de
ontwikkeling van de Noorder IJplas, het gehele Cornelis Douwesgebied en het
werkgebied Nieuwendam.
Gelet op de ligging van de Noorder IJplas, in het stadsgewest ingeklemd
tussen het industriegebied van Zaanstad, het Coentunnelcomplex en, iets
verderop, het Cornelis Douwesterrein, ligt het niet in de rede, daaraan een
recreatieve functie te geven. Een dergelijke functie zou ook de ontwikkeling
van de in de omgeving gelegen bedrijfsterreinen negatief kunnen beïnvloeden.
De nabijheid van het recreatiegebied 't Twiske moet bij deze afweging worden
betrokken.
1) Wordt dit niet gedaan, dan leidt dat tot grote onzekerheid bij het
bedrijfsleven en een aanzienlijke kapitaalvernietiging.
2) De vestiging van AKZO is van wezenlijk belang voor de industriële
ontwikkelingsmogelijkheden in de regio. De vestiging is moeilijk
verplaatsbaar, omdat zij zowel direct als indirect van grote betekenis is
voor de werkgelegenheid in Amsterdam-Noord en Amsterdam als geheel. Wordt
toch tot verplaatsing besloten, dan levert dat een zodanig vervuild terrein
op dat er moeilijk een andere bestemming zal zijn te vinden.
3) Deze vestiging is van evengrote betekenis als de AKZO-vestiging, mede
omdat deze bijdraagt aan Amsterdam als Kennisstad.
Het gebied leent zich goed voor een werkgebied met de Vinex-C-status 1).
Daartoe moet de plas echter worden gedempt. Het lijkt de CDA-fracties een
uitdaging, te onderzoeken, of het mogelijk is het gebied voor zodanige
werkfuncties geschikt te maken door het te gebruiken als gecontroleerde
stortplaats voor vervuilde grond en/of slib. De aanleg van een
verwerkingsinstallatie kan een dergelijke keus versterken. Als de Noorder
IJplas op deze manier wordt ontwikkeld, kan deze worden betrokken bij verdere
ontwikkeling van de werkgebieden langs de IJ-oever.
Door de extra ruimte zou het mogelijk moeten zijn om, in overleg met de
bedrijven in de nu bestaande werkgebieden en met actieve participatie van de
stadsdeelraad, te komen tot een (her)vestigingsbeleid. Te denken is aan een
systeem vergelijkbaar met ruilverkaveling. Dat ligt min of meer in de lijn
van wat ooit bedacht is met het begrip "operationele gebiedsaanwijzing".
Indien dit slaagt, kan het streven uitlopen op een functieverandering voor
het Cornelis Douwesgebied-oost en het oostelijke deel van het Cornelis
Douwesgebied-midden. De CDA-fracties denken dan aan de hoofdfunctie wonen,
met enige noodzakelijke voorzieningen, en recreatieve voorzieningen die
gezien de ligging ook een (groot)stedelijke functie kunnen hebben. Daarbij
realiseren zij zich dat rekening moet worden gehouden met het feit dat de
grond in dit gebied ernstig vervuild kan zijn en dus multifunctioneel zal
moeten worden gesaneerd 2). De financiële consequenties daarvan zijn op dit
moment nog niet te overzien.
De woonfunctie zou hoogwaardig moeten zijn en moet aansluiten bij de
ontwikkelingen van de IJ-oevers-zuid en de woonfuncties op het Hoge Land.
Uiteindelijk heeft deze locatie via de stedelijke ringlijn een directe
aansluiting met het stedelijk gebied Šn het "achterland".
Voor (enkele van) de in dit gebied aanwezige scheepshellingen behoeft niet
per se aan sloop te worden gedacht. Een idee is daarmee een imposant schip op
het droge te leggen dat een hotelfunctie c.q. functie voor buurtvoorzieningen
kan krijgen.
Conclusie:
- het Structuurplan dient erin te voorzien dat de Noorder IJplas wordt
ingericht als bedrijfsterrein met de Vinex-C-status. Onderzocht wordt, of dit
mogelijk is met gebruikmaking van de plas als stortplaats met
verwerkingsinstallatie voor vervuilde grond;
- in samenwerking met het bedrijfsleven komt een "operationele
gebiedsaanwijzing" tot stand voor het gebied Cornelis Douwesterrein-oost tot
en met de Noorder IJplas en het werkgebied Nieuwendam. Deze moet ertoe leiden
dat het zwaartepunt van industriële activiteiten aan de westzijde langs de
IJ-oevers komt te liggen en dat er een aanmerkelijke intensivering van het
grondgebruik plaatsvindt.
1) Dit houdt in relatief laagwaardige werkfuncties met een grote
afhankelijkheid van weginfrastructuur.
2) Dit betekent dat de grond zodanig wordt schoongemaakt dat het voor alle
functies, te weten: wonen, werken en recreëren, geschikt is.
V. Wonen.
Wat betreft woningbouw lijkt Amsterdam-Noord "vol". Naast de aangewezen
stadsvernieuwingsgebieden lijkt weinig bouwactiviteit mogelijk te zijn. De
CDA-fracties vragen zich af, of met verplaatsing van het volkstuinencomplex
te Schellingwoude naar het gebied buiten de Ringweg, in aansluiting op de
daar al aanwezige sport- en volkstuinenvoorzieningen, er mogelijkheden worden
geschapen, op die plaats tot woningbouw te komen. Daarnaast is het een
goedelocatie voor recreatieve voorzieningen.
De inrichting en landschappelijke inpassing van deze volkstuinen buiten de
A10 zou dan wel tot stand moeten komen in tijdig en goed overleg met de (
verenigde) gebruikers van het complex en de Dorpenraad.
Ook zou nader kunnen worden onderzocht welke mogelijkheden het
buitendijkse gebied bij Nieuwendam nog biedt, rekening houdend met de externe
veiligheidszone van AKZO. Een combinatie van wonen met (zee)zeilsport en
pleziervaart ligt voor de hand.
Misschien kan ook worden gedacht aan een uitbreiding van de camping in het
W.H. Vliegenbos, die met capaciteitsproblemen kampt.
Behalve de in het Structuurplan en deze notitie aangegeven bouwlocaties
zal er in Amsterdam-Noord nagenoeg geen woningbouw van de grond kunnen komen.
Zeker niet als daarvoor groenvoorzieningen moeten wijken.
Een andere optie is, te overwegen de vooroorlogse wijken ten noorden van
de Johan van Hasseltweg voor stadsvernieuwing dan wel herstructurering in
aanmerking te laten komen. Overige vooroorlogse buurten, met name het
Purmerplein, het Blauwe Zand, de Vogel- en de Van der Pekstraatbuurt worden
op historisch bouwkundige gronden met de grootste omzichtheid behandeld en
komen in principe in aanmerking voor de status van beschermd stadsgezicht.
Conclusie:
- het Structuurplan maakt op het volkstuinencomplex bij Schellingwoude
eventueel een woonbestemming mogelijk. De verplaatsing komt uiteraard tot
stand in goed overleg met de gebruikers en de Dorpenraad;
- onderzocht moet worden welke woon- en recreatieve functies in het
buitendijkse gebied en het werkgebied bij Nieuwendam mogelijk zijn. Het
Structuurplan sluit dergelijke functies, met inachtneming van de externe
veiligheidszone van AKZO, niet uit.
VI. Het centrum.
Voor de CDA-fracties blijft het Buikslotermeerplein het centrumgebied van
Amsterdam-Noord. Het terrein van het Sportpark Elzenhagen kan daaraan worden
toegevoegd. Dit centrum moet een functionele en stedebouwkundige relatie met
het centrum van de stad krijgen. De Noord-Zuidlijn en de stedelijke ringlijn
bieden daartoe goede mogelijkheden. Deze relatie kan ruimtelijk ook worden
vertaald wanneer het gebied rond de Sixhaven wordt opgewaardeerd. De Sixhaven
zelf blijft een passantenhaven. De opwaardering, met accenten woningbouw, op
scheepvaart gebonden zaken, recreatie en cultuur, moet aansluiten bij de
ontwikkelingen aan de zuidoever van het IJ. Dit draagt bij aan de versterking
van het verblijfsklimaat van het gebied IJ-centraal.
Bij deze ontwikkeling krijgt het gebied tussen de Sixhaven en het
Sportpark Elzenhagen een geheel andere betekenis. Deze is op verschillende
plaatsen van hoge kwaliteit en kwetsbaar. Op andere punten is er sprake van
verwaarlozing en is verbetering op zijn plaats. De aanwezigheid van het
Noordhollandsch Kanaal en de Nieuwe Leeuwarderweg hebben, hoewel
beeldbepalend voor dit gebied, een grote barrièrewerking. Creatieve geesten
moeten daarvoor oplossingen kunnen aandragen. Een internationale prijsvraag
is daarvoor een oplossing. In de opdracht moet als basisidee staan dat er één
urbane lijn ontstaat tussen Muntplein/Dam en Sportpark Elzenhagen/
Buikslotermeerplein. De financiering van deze prijsvraag kan, vanaf 1992,
worden gevonden in het Stimuleringsfonds voor de Architectuur.
Conclusie:
- het Structuurplan voorziet in de ontwikkeling van de Sixhaven, met een
nadrukkelijke relatie naar de IJ-oevers zuid. Het accent ligt daarbij op
woningbouw, nautica, recreatie en cultuur;
- voor de ontwikkeling van de corridor Sixhaven-Sportpark Elzenhagen/
Buikslotermeerplein wordt een internationale prijsvraaguitgeschreven. Het
Structuurplan merkt dit gebied als uitwerkingsgebied aan.
VII. Samenvatting en conclusies.
Het CDA heeft in het kader van het Structuurplan een visie op het gebied
van Amsterdam-Noord. Doelstelling van deze nota is, te komen tot een duurzame
structuur die het bedrijfsleven voldoende ontwikkelingsruimte biedt en
woningbouw te realiseren die een tegenwicht kan vormen tegen de bestaande
eenzijdige woningvoorraad.
1. Voor de structurerende waterlopen in het gebied worden ruimtelijke
kwaliteitsplannen opgesteld. Voor het Zijkanaal I wordt daarbij een
nadrukkelijke relatie naar de Wilmkebreekpolder gelegd.
2. Het Structuurplan dient, aanvullend op de agglomeratieve
Noord-Zuidlijn, te voorzien in een reservering voor een stedelijke ringlijn
onder de Singelgracht doorgetrokken naar Amsterdam-Noord.
3. Bij het knooppunt van de Noord-Zuid- en de ringlijn wordt tevens een
busterminal en mogelijk een parkeer- en reisvoorziening gerealiseerd.
4. Het Structuurplan dient te voorzien in varianten voor het tracé van
de Noord-Zuidlijn die het oostelijke deel van Zaanstad en Purmerend
ontsluiten.
5. Op dit moment is er geen noodzaak, de weginfrastructuur in
Amsterdam-Noord uit te breiden.
6. De tweede Coentunnel dient, primair ten behoeve van het (inter)
regionaal wegtransport en werkverkeer, zo spoedig mogelijk te worden
aangelegd.
7. Ter bevordering van het fietsgebruik wordt met de ENFB overleg
gepleegd over mogelijke verbeteringen van het fietsnet en de
fietsaccommodaties.
8. Een wandel- en fietsboulevard langs de IJ-oever moet als een meander
worden aangelegd en de bestaande achterliggende gebieden met de IJ-oever
verbinden.
9. De in het kader van het Reneval-project aangewezen bedrijfsterreinen
en de locaties van AKZO en Shell komen niet in aanmerking voor
bestemmingswijziging.
10. Het gebied Buiksloterham, inclusief AGA, blijft industrieterrein.
11. Het Structuurplan dient erin te voorzien dat de Noorder IJplas wordt
ingericht als bedrijfsterrein met Vinex-C-status. Onderzocht wordt, of dit
mogelijk is met gebruikmaking van de plas als stortplaats met
verwerkingsinstallatie voor vervuilde grond.
12. In samenwerking met het bedrijfsleven komt een "operationele
gebiedsaanwijzing" tot stand voor het gebied Cornelis Douwesterrein-oost tot
en met de Noorder IJplas en het werkgebied Nieuwendam. Deze moet ertoe leiden
dat het zwaartepunt van industriële activiteiten aan de westzijde langs de
IJ-oevers komt te liggen en dat er een aanmerkelijke intensivering van het
grondgebruik plaatsvindt.
13. Het Structuurplan maakt op het volkstuinencomplex bij Schellingwoude
eventueel een woonbestemming mogelijk. De verplaatsing komt tot stand in goed
overleg met de gebruikers en de Dorpenraad.
14. Onderzocht moet worden welke woon- en recreatieve functies in het
buitendijkse gebied en het werkgebied bij Nieuwendam mogelijk zijn. Het
Structuurplan sluit dergelijke functies, met inachtneming van de externe
veiligheidszone van AKZO, niet uit.
15. Het Structuurplan voorziet in de ontwikkeling van de Sixhaven, met
een nadrukkelijke relatie naar de IJ-oevers-zuid. Het accent ligt daarbij op
woningbouw, nautica, recreatie en cultuur.
16. Voor de ontwikkeling van de corridor Sixhaven-Sportpark Elzenhagen/
Buikslotermeerplein wordt een internationale prijsvraag uitgeschreven. Het
Structuurplan merkt dit gebied als uitwerkingsgebied aan.
Ondergetekende legt deze notitie aan u voor en vraagt:- het dagelijks
bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord ter zake preadvies uit te brengen;
- Burgemeester en Wethouders deze te betrekken bij de voordracht tot
vaststelling van het Structuurplan 1991;
- de overige geadresseerden hun commentaar aan beide CDA-fracties, het
bestuur van de stadsdeelraad Amsterdam-Noord en het gemeentebestuur kenbaar
te maken.
Het lid van de Gemeenteraad,
J.A.B.M.
Molleman
|