Type dokument
Voordracht
Nummer Gemeenteblad
427
Titel
Beantwoording schriftelijke vragen raadslid Holvast inzake
besluitvorming ten aanzien van uitbreiding spoor-/tram-/metronet.
Datum voordracht
19910426
Tekst
Nr. 427.  Beantwoording schriftelijke vragen raadslid Holvast inzake
besluitvorming ten aanzien van uitbreiding spoor-/tram-/metronet.

Amsterdam, 26 april 1991.

   Aan de Gemeenteraad

   Het raadslid A.J. Holvast heeft op 25 februari 1991, op grond van art. 17
van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Gemeenteraad, de
volgende schriftelijke vragen tot het College van Burgemeester en Wethouders
gericht:

   1.   Is het College van Burgemeester en Wethouders op de hoogte van de
toezegging aan de Commissie voor Verkeer, Beheer Openbare Ruimte en Milieu
dat, voordat er besluiten worden genomen door de Gemeenteraad over
uitbreiding van het stedelijk spoor-/tram-/metronet, er een heroverweging
plaatsvindt van het sneltram-concept en dat er een vergelijking wordt
gepresenteerd tussen de metro en de sneltram, beoordeeld vanuit de
vervoerskundige waarde van beide vervoerssystemen?

   2.   Kan het College van Burgemeester en Wethouders mededelen, hoe deze
vergelijking en heroverweging worden voorbereid, in concreto:
-   welke (onderzoeks)opdracht aan wie is verstrekt?
-   wanneer de resultaten beschikbaar komen voor openbare discussie en
politieke besluitvorming?

   3.   Is het juist, dat de uitkomst van deze vergelijking kan zijn dat de
sneltramverbinding naar Amstelveen de eerste en de laatste sneltramverbinding
is die in Amsterdam wordt aangelegd?

   4.   Wordt er bij de voorbereiding van de aanleg van het ringspoor van het
Gemeentevervoerbedrijf rekening gehouden met de mogelijkheid van exploitatie
met metromateriaal?
   Zo neen:
-   waarom niet?
-   welke aanpassingen zijn nodig en tegen welke kosten, als de Gemeenteraad
tot de conclusie komt dat er geen sneltram maar metro op de ringspoorlijn
gaat rijden?

   5.   Heeft het College van Burgemeester en Wethouders kennis genomen van
het artikel in Het Parool van 23 februari 1991 onder de kop: Sneltram:
Toverwoord werd Ramp, waarin verslag wordt gedaan van een gesprek met de heer
Otto Daams, ex-werknemer van het Gemeentevervoerbedrijf?

   6.   In hoeverre zijn de uitspraken van de heer Daams een juiste weergave,
als hij stelt dat bij de aanleg van de Amstelveenlijn door de politiek is
verhinderd dat binnen het Gemeentevervoerbedrijf vrijelijk kon worden
gesproken over de voor- en nadelen van het sneltram-concept versus het
metro-concept?
   Kan het College van Burgemeester en Wethouders bevestigen dat bij de
komende heroverweging sneltram - metro elke relevante werkeenheid c.q.
werknemer binnen het Gemeentevervoerbedrijf vrijelijk kan spreken over de
voor- en nadelen van het sneltram-concept versus het metro-concept?

   7.   Kan het College van Burgemeester en Wethouders mededelen waar de
uitkomsten blijven van het onderzoek naar onder meer de gevolgen van een
sneltramverbinding door de (tweede) Coentunnel naar Zaanstad? (Het College
van Burgemeester en Wethouders heeft verscheidene malen toegezegd dat deze
onderzoeksresultaten medio januari voor de Gemeenteraad beschikbaar zouden
komen.)
   8.   Is het juist dat de voorlopige resultaten van het onderzoek zijn, dat
er een sneltram door de Coentunnel:
a   vooral concurrerend zal zijn voor de railverbindingen van de Nederlandse
Spoorwegen (NS) tussen Zaanstad en Amsterdam,
b   geen invloed van betekenis zal hebben op het gebruik van de auto tussen
Zaanstad en Amsterdam,
c   en zodoende geen substantiële bijdrage levert aan de uitvoering van het
Amsterdamse milieubeleid op het gebied van verkeer en vervoer, dat gericht is
op het terugdringen van autogebruik en milieuoverlast?

   9.   Heeft het College van Burgemeester en Wethouders kennis genomen van
de uitspraak van een woordvoerder van de NS, opgetekend in Het Parool van 22
februari 1991: "De NS betreuren het dat ondanks herhaald verzoek aan de
rijksoverheid nog steeds geen onderzoek wordt gedaan naar de haalbaarheid van
een vervoersbeleid voor de Zaanstreek zonder Tweede Coentunnel"?
   Zo ja, wordt deze teleurstelling door het College van Burgemeester en
Wethouders gedeeld?

   10.   Kan het College van Burgemeester en Wethouders toezeggen dat de
besluitvorming in de Gemeenteraad over de uitbreiding van het hoofdnet
openbaar vervoer kan plaatsvinden in het kader van de vaststelling van het
Structuurplan Amsterdam, conform de afspraak, gemaakt in de Commissie voor
Verkeer, Beheer Openbare Ruimte en Milieu op 25 oktober 1990, en dat bij deze
besluitvorming de uitkomsten van relevante onderzoeken beschikbaar zijn voor
de Gemeenteraad?

   Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende medegedeeld.

   1.  Ja.

   2.  Op 22 november 1990 is de Commissie voor Verkeer, Beheer Openbare
Ruimte en Milieu geïnformeerd door middel van een notitie van 18 oktober 1990
over het onderzoek naar het ondergronds openbaar vervoer, sneltram/metro.
Deze notitie werd voor kennisgeving aangenomen. De commissie wilde nog geen
besluit nemen over de keuze tussen sneltram en metro. Bij de behandeling van
de Noord-Zuidlijn zal dit onderwerp worden besproken, waarbij tevens de
vervoerswaarde en de exploitatiekosten zullen worden betrokken. In de
commissievergadering van 11 april 1991 heeft de directeur van het
Gemeentevervoerbedrijf de commissieleden hierover geïnformeerd en toegezegd
zijn informatie op schrift te zullen zetten en toe te zenden. Op 23 mei 1991
zal in de commissie de Noord-Zuidlijn aan de orde worden gesteld, voorzien
van voldoende informatie om daarover een standpunt te kunnen bepalen.

   3.   Neen.

   4.   Aan de hiervoor aangehaalde notitie, de mondelinge toelichting door
de directeur van het Gemeentevervoerbedrijf en de Nota van Beantwoording (blz.
 6) zijn de argumenten te ontlenen, waarom wat betreft het materieel op de
ringspoorbaan wordt gekozen voor het sneltram-concept (light rail).
   Het zal duidelijk zijn dat het achteraf geschikt maken van het gehele
traject voor gebruik door metrorijtuigen, zoals nu (als tussenoplossing)
alleen ten behoeve van de Amstelveenlijn tussen de Spaklerweg en Station Zuid
is gebeurd, kostbaar is. Er is geen onderzoek gedaan naar de omvang van de
hiermee samenhangende kosten.

   5.   Het College van Burgemeester en Wethouders heeft hiervan kennis
genomen.
   6.   De door de heer Daams gedane uitspraken zijn niet juist. Het College
van Burgemeester en Wethouders heeft geen behoefte om welke discussie dan ook
de mond te snoeren. Voor hem staat de discussie van de Gemeenteraad over de
rapportage Noord-Zuidlijn en het daarin te exploiteren materieel centraal.

   7.   Het College van Burgemeester en Wethouders is voor de uitkomsten van
het onderzoek afhankelijk van Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland.
Volgens door Rijkswaterstaat gedane toezeggingen zal de nota op zeer korte
termijn beschikbaar zijn.

   8.   De concept-rapportages die het College van Burgemeester en Wethouders
tot nu toe bekend zijn, wijzen in de richting die de vragensteller aangeeft.
Nadat de rapportage van Rijkswaterstaat beschikbaar is, zullen, samen met de
betrokken, van het Regionaal Orgaan Amsterdam deel uitmakende gemeenten de
uitkomsten worden beoordeeld. Tegelijkertijd zullen deze worden getoetst aan
het voorbehoud dat in het bestemmingsplan wordt gemaakt.

   9.   Uit de concept-rapportages blijkt het College van Burgemeester en
Wethouders, dat verschillende varianten zonder en met een tweede Coentunnel
zijn onderzocht. Daarbij worden soms vergaande aannamen gedaan wat betreft
toekomstig verkeersbeleid (kosten autorijden, parkeren enz.).
   Hoewel het onderzoek niet voldoet aan de door de NV Nederlandse Spoorwegen
gestelde eisen, is er toch een beeld aan te ontlenen voor de situatie zonder
tweede Coentunnel en m‚t het beleid in het kader van het Structuurschema
Verkeer en Vervoer. Voorts wordt erop gewezen, dat de Gemeenteraad bij de
discussie over het bestemmingsplan tweede Coentunnel niet voor een dergelijk
onderzoek heeft gekozen.

   10.   Ja.

Burgemeester en Wethouders van Amsterdam,