Type dokument
Notulen
Titel
Raadsvergadering 19-12-90
Datum behandeling Raad
19901219
Tekst
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 19 DECEMBER 1990.


   De VOORZITTER heropent om 19.30 uur de des middags geschorste vergadering
en stelt aan de orde:

   21
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 december 1990 met
betrekking tot hun reactie aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland inzake
de bezwaarschriften tegen het bestemmingsplan Coentunnel (Gemeenteblad afd. 1,
 nr. 1037, blz. 3060).

   De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. Aan de orde is de reactie van het
College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam op vragen van
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, aan de hand waarvan het een aantal
bezwaarschriften kan beantwoorden. Het antwoord van het College ter zake van
de reservering voor de verbinding tussen de Coentunnel en de Westrandweg zou
overigens niet het antwoord van mijn fractie zijn geweest.
   In de reactie wordt de vraag van de provincie over de gevolgen van de
tweede Coentunnel voor de A10 aan de zuidzijde niet beantwoord, maar het
belangrijkste voor mijn fractie is wel, dat wordt aangekondigd dat de
provincie nog iets essentieels te goed houdt van de gemeente Amsterdam,
namelijk de uitslag van het onderzoek naar de milieu-effecten van de
Coentunnelvarianten. Het College vermeldt, dat dit zwaarwegende informatie is
om de bezwaarschriften te kunnen beoordelen; het laat vooralsnog een groot
gat open in de reactie. Vervolgens kondigt het aan, dat half december het
resultaat van het onderzoek beschikbaar zal zijn en per koerier zal worden
nagezonden, zodat de provincie nog binnen de voorgeschreven termijn van zes
maanden een besluit zal kunnen nemen. Naar mijn mening is de uitslag van dit
onderzoek er nog niet en mijn speurwerk heeft opgeleverd, dat het naar alle
waarschijnlijkheid ook nog wel enige tijd zal duren voordat die uitslag
bekend zal zijn. Het gevolg daarvan is ofwel dat Gedeputeerde Staten niet
binnen de voorgeschreven termijn van zes maanden een besluit kunnen nemen -
de afloopdatum is 9 januari 1991 - ofwel dat zij een besluit nemen over het
bestemmingsplan dat geen recht doet aan een aantal belangrijke
bezwaarschriften. Kan de wethouder voor Ruimtelijke Ordening mededelen, wat
de stand van zaken is met het onderzoek, wanneer wij iets kunnen verwachten
en of hij het met mij eens is, dat een besluit over dit bestemmingsplan
zonder die zwaarwegende milieu-informatie een wonderlijk besluit zou zijn? Er
is hoe dan ook sprake van een keuze uit twee slechte resultaten.
   Het onderzoek waarvan in de reactie sprake is, vindt zijn oorsprong in de
brief van 27 juni 1990 van het College aan Rijkswaterstaat. Mijn fractie
heeft met genoegen geconstateerd, dat in die brief staat dat een definitieve
uitspraak over de wenselijkheid van de tweede Coentunnel pas wordt gedaan als
het resultaat van het onderzoek bekend is. Belangrijker is naar mijn mening
echter, dat de politieke betekenis van die brief iets te veel onder tafel is
gebleven. In de brief staat eigenlijk, dat er voor Amsterdam aanleiding
bestaat om zijn eerder ingenomen standpunten inzake de tweede Coentunnel te
heroverwegen. Er vinden discussies plaats in de fracties en in de Raad en het
alleen maar terugvallen op een eerder voorstel van het oud-raadslid Papineau
Salm en de heer Molleman is toch eigenlijk niet het enige antwoord dat kan
worden gegeven. Elke fractie in deze Raad zal zelfstandig het probleem van de
tweede Coentunnel moeten beoordelen. Met het onderzoekwil het echter niet
vlotten. Het heeft zeer lang geduurd voordat de opdracht ergens was
ondergebracht. Vervolgens moest die toen nog worden geformuleerd, maar
niemand heeft blijkbaar haast met het onderzoek. Kunnen de fracties van de
PvdA en D66 uitleggen, wat er nu precies moet worden onderzocht om een keuze
te kunnen maken ten aanzien van de tweede Coentunnel? Kunnen zij ook
mededelen, of de bouw van een tweede Coentunnel leidt tot een vermindering of
een uitbreiding van de milieuoverlast?
   De centrale vraag blijft echter, wat er nog moet worden onderzocht.
Inmiddels is er een uiterst belangrijk onderzoek afgerond, waarvan het
resultaat vanmorgen aan het College is gepresenteerd. De wethouder voor het
Milieu noemde dit onderzoek zowel kernachtig als schokkend en verontrustend.
Ik spreek dan over de Verkeersmilieu Atlas van Amsterdam 1990. De conclusies
zijn ook schokkend en verontrustend. Als de milieuvariant die daarin staat
zou worden uitgevoerd, blijkt de emissie in Amsterdam toch nog circa 10%
hoger te zijn dan de normen van het Nationaal Milieuplan Plus (NMP+). De
milieuvariant bevat echter een aantal aannamen waarvan de uitvoerbaarheid op
zijn minst zeer twijfelachtig is. Ik wijs op de toename van het autoverkeer
met 30%. Er zal op grote schaal gebruik worden gemaakt van z.g.
fluisterasfalt en verder zal op korte termijn de uitvoering van een enorm
openbaar-vervoersnetwerk ter hand worden genomen. In het rapport wordt echter
nagelaten, conclusies te trekken ten aanzien van het aanbrengen van fysieke
belemmeringen voor het autoverkeer. Op het terrein van de ruimtelijke
ordening worden te weinig maatregelen getroffen, waardoor het probleem weer
op het bord van het rijk wordt gelegd; de oplossing wordt te weinig in eigen
huis gezocht.
   Wie het rapport leest, zal zich in arren moede afvragen wat er nog moet
worden onderzocht om de kernvraag te beantwoorden. Ik zal graag van de
wethouder voor het Milieu vernemen, of dit laatste rapport voor hem geen
aanleiding is om te stellen dat de tweede Coentunnel, in welke variant dan
ook, uit milieuoogpunt niet moet worden gerealiseerd.
   Ten aanzien van het reeds genoemde voorstel-Papineau Salm/Molleman wijs ik
erop, dat de daarin genoemde variant het effect heeft dat alle categorieën
autoverkeer meer ruimte krijgen. In het voorstel wordt ook melding gemaakt
van een sneltramvariant, die echter nergens vervoerskundig is onderbouwd en
in feite ook door niemand wordt bepleit.
   Voor de "Kremlin-watchers" is reeds lang duidelijk, dat er een verandering
van standpunten in de lucht hangt. In bij voorbeeld de PvdA vindt gelukkig
een debat plaats ...
         (De heer VAN HOEVE: Vanwaar die vergelijking met het Kremlin?)
   Er zijn tijden geweest dat men alleen aan de hand van een foto kon zien
welke streken er waren uitgehaald. Ik gebruik die term omdat men nu wel eens
moet zoeken om er achter te komen wat het standpunt van fracties in de Raad
is. Ik heb een stapel kranteknipsels enz. waarin veel tegenstrijdige
uitspraken voorkomen. Als u zich stoot aan de door mij gebezigde term, neem
ik die terug, maar ik nodig de fractie van de PvdA wel uit, aan te geven wat
de uitkomsten van het in die partij gevoerde debat zijn. Wellicht geeft dat
ons de verwachting, dat wij het eens kunnen worden over de kern van de zaak,
verkeer en milieu, en dat wij bij voorbeeld ook worden gestimuleerd door
bepaalde stellingnamen van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer.
         (De heer VAN HOEVE: Ik praat graag met u over een dergelijke
terminologie, maar het gaat hier nu om een standpunt dat aan alle partijen in
de Raad en de verschillende dagbladen bekend is gemaakt. Het is nu dus meer
een kwestie van praten over bekende standpunten dan over kernvragen.)
   Deze interruptie maakt mij zeer nieuwsgierig naar de bijdrage van de heer
Van Hoeve aan dit debat.
   Volgens mijn fractie wordt het langzamerhand echt tijd, dat wij in de Raad
in alle openbaarheid aan de hand van de recente informatie discussiëren over
de standpunten inzake de tweede Coentunnel en het milieu. Deze zaak suddert
al zeer lang; de provincie dreigt een besluit te nemen zonderessentiële
informatie uit Amsterdam, het rijk breekt zich er dagenlang het hoofd over en
het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam wordt naar onze
mening onvoldoende in staat gesteld, inzake het openbaar vervoer effectief op
te treden voor de Amsterdamse belangen. De laatste brief met betrekking tot
het Regionaal Overleg Amsterdam (ROA) is daarvan een sprekend voorbeeld. Ik
wil nu een voorstel indienen, waarin de Raad wordt uitgenodigd niet langer
uit te gaan van de wenselijkheid van een tweede Coentunnel, maar absolute
prioriteit te geven aan het versneld aanleggen van de noord-zuidlijn als
onmisbare regionale oeververbinding ten behoeve van het openbaar vervoer.
         (De heer HOUTERMAN: Ik vind, dat u eerst de argumenten van andere
partijen zou moeten afwachten alvorens tot het al of niet indienen van een
voorstel over te gaan.)
   Ook dat maakt mij hongerig; ik hoop dat ik het voorstel spijkerhard heb
ingediend.

   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:

20ø   Voorstel van 19 december 1990 van de raadsleden Holvast en mevr. Tanja
om niet langer uit te gaan van de wenselijkheid van een tweede Coentunnel enz.
 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1091, blz. 3255).

   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   De heer  J. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. De fracties van Groen Links
en het CDA hebben in de commissie van advies en bijstand gebruik gemaakt van
het z.g. pieprecht en verzocht, de brief van Gedeputeerde Staten in een
raadsvergadering aan de orde te stellen. De provincie vraagt om
duidelijkheid; daaraan wordt in de brief ook gerefereerd, maar inmiddels is
het iedereen wel bekend, dat ook het rijk om duidelijkheid vraagt. Het CDA in
Amsterdam wil ook graag duidelijkheid, zodat zij ook weet waar zij aan toe is
in het geval dat zij ook elders een bijdrage over dit onderwerp zou willen
leveren.
   In de commissievergadering is de politieke strekking van de reactie van
het College niet duidelijk geworden. De heer Holvast heeft die vanuit zijn
invalshoek ingevuld, maar mijn fractie geeft daaraan toch wel een andere
invulling. Bepaalde belangrijke punten in de reactie komen overeen met ons
standpunt, zoals het voorkomen van vertraging in de besluitvorming.
   Op blz. 3064 staat: "...dat het project tweede Coentunnel wordt gekoppeld
aan de totstandkoming van de door Amsterdam op zichzelf al noodzakelijk
geachte verbinding tussen rijksweg 10 en rijksweg 9 via de westelijke rondweg.
 Dit standpunt is ook verwoord in onze brief van..." en een paar zinnen
verder: "Blijkbaar bestaat de indruk, dat het programakkoord hiermee in
strijd zou zijn. Dat is echter niet het geval." Hoe moet ik dit nu lezen? Is
dit een herbevestiging van het standpunt? Wij zouden het daarmee eens kunnen
zijn, maar wij worden vervolgens in twijfel gebracht door de rest van het
verhaal. Er staat onder meer, dat het College voorstander is van het zo snel
mogelijk aanleggen van de Westrandweg. Vervolgens wordt er een passage uit
het programakkoord aangehaald, maar dat houdt slechts de halve waarheid in.
Aangezien de provincie ter zake duidelijkheid vraagt, zou naar onze mening de
gehele passage moeten worden gelezen. Er ontbreekt namelijk, dat de
Westrandweg zonder afslagen of een directe verbinding met de tweede
Coentunnel moet worden aangelegd. Waarom is die passage uit het
programakkoord niet in de reactie opgenomen, terwijl de provincie juist
daarnaar heeft gevraagd en waarom zijn de passages uit het programakkoord
over het ROA en de stelling dat het verkeer en vervoer vanuit de regionale
samenhang dient te worden bezien niet aangehaald?
   Vervolgens merkt het College op, dat het op dit moment ook nog geen
duidelijkheid hoeft te geven, aangezien men nog negen jaar - de
Westrandwegwordt immers pas in 2005 in gebruik genomen - de tijd heeft om
erop te studeren. Tot nu toe was het standpunt van Amsterdam steeds, dat de
Westrandweg er zo snel mogelijk zou moeten komen, vanwege de relatie tussen
het westelijk havengebied en Schiphol, in elk geval nog in de jaren '90. In
de reactie wordt er nu voetstoots van uitgegaan, dat wij ons neerleggen bij
het gegeven van het Rijkswegenplan en dat die weg er pas in 2005 kan komen.
Dat verbaast mijn fractie in hoge mate, ook omdat elders in de reactie staat,
dat er geen vertraging in de besluitvorming mag plaatsvinden. Kan de
wethouder dit nader toelichten?
   In de reactie wordt er terecht van uitgegaan, dat de tweede Coentunnel er
moet komen; daarover wordt echter onvoldoende duidelijkheid verschaft. Mijn
fractie is van mening dat, als de tweede Coentunnel er komt, dit in feit tien
jaar te laat is. Uit milieuoverwegingen vinden wij het van essentieel belang,
dat de westelijke tuinsteden geen hinder ondervinden van het doorgaande
verkeer; het is beter, dit om te leiden door het westelijk havengebied en het
gebied ten westen van Geuzenveld. Mijn fractie heeft in het verleden op grond
van deze milieu-overwegingen en ook vanwege de filevorming enz., meegewerkt
aan het indienen van het eerder genoemde voorstel-Papineau Salm/Molleman,
waarvan onder meer de strekking was, het openbaar vervoer alle ruimte te
geven. Wij zijn verheugd over het feit dat dit ook in Den Haag wordt
onderzocht. Hoe staat het overigens met dit onderzoek en wanneer kunnen wij
daarvan resultaten verwachten?
         (De heer HOLVAST: Is mijn conclusie juist, dat uitvoering van dat
voorstel zou betekenen, dat er voor alle categorieën autoverkeer meer ruimte
komt?)
   Het betekent in elk geval, dat een groot deel van het fileprobleem zal
worden opgelost, wat vervolgens ook weer een positieve invloed heeft op de
ontwikkeling van de werkgelegenheid in Zaanstad en het gebied ten noorden van
het Noordzeekanaal. De vraag van de heer Holvast moet bevestigend worden
beantwoord, met dien verstande dat de in het voorstel genoemde
randvoorwaarden ten aanzien van carpooling en het terugdringen van het
woon-werkverkeer zeer stringent zijn. Het probleem met betrekking tot het
verkeer dat niet in Amsterdam thuishoort zal dan voor een groot deel worden
opgelost.
         (De heer HOLVAST: Houdt u nu niet onnodig een slag om de arm? Ik ken
het voorstel zeer goed. Als men uit de bestaande tunnel alle auto's weert die
vallen onder de categorie bijzonder vervoer - carpoolers, taxi's, bussen - en
die gebruik laat maken van de nieuwe tunnel, komt er in de oude tunnel toch
capaciteit vrij voor het bestaande woon-werkverkeer?)
   Dat is terecht.
         (De heer HOLVAST: Dat wilde ik even horen.)
   Het betekent een bijdrage aan de oplossing van een deel van de
milieuproblematiek die onder andere door de filevorming wordt veroorzaakt.
   Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. Op 22 februari 1990 heeft de Raad
het gewijzigde bestemmingsplan Coentunnel vastgesteld, waarbij na een
uitvoerige discussie ook het voorstel-Papineau Salm/Molleman is aangenomen.
In dit voorstel zijn de gebruiksbepalingen vastgelegd die het gebruik van de
tweede Coentunnel zodanig moeten reguleren dat de gevolgen voor het milieu
beperkt blijven. In de reactie aan Gedeputeerde Staten geeft het College dit
standpunt van de Raad naar onze mening duidelijk weer. De indieners van de
bezwaarschriften hebben echter kennelijk geen vertrouwen in de verzachtende
uitwerking van genoemd voorstel en gaan op voorhand uit, evenals zoals nu
blijkt de heer Holvast, van een onaanvaardbare verslechtering van het milieu.
Deze eventuele gevolgen voor het milieu kunnen wij op dit moment niet
onderschrijven, aangezien wij de stukken waarover de heer Holvast beschikt
niet in ons bezit hebben. Ik doel onder meer op de Verkeersmilieu Atlas voor
Amsterdam 1990 en het stuk van Rijkswaterstaat inzake het onderzoek dat op 15
december 1990 had moeten worden afgerond.         (De heer HOLVAST: U
beschikt toch wel over de brief die het College circa vijf maanden geleden
heeft geschreven, waarin staat dat de gemeente Amsterdam pas tot een
definitief oordeel komt nadat enz.? Waarom verwijst u nu dan opnieuw - en dan
ten onrechte - alleen maar naar het voorstel van de heren Papineau Salm en
Molleman?)
   De gevraagde beslissing is, in te stemmen met de reactie aan Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland. Ik doe dit nu en ik vind het nu niet het moment om
over de wenselijkheid van een tweede Coentunnel te spreken.
         (De heer HOLVAST: Waarom is het daarvoor nu niet het moment?)
   Ik beschik niet over alle gegevens; het is absoluut niet aan de orde.
         (De heer HOLVAST: Is het bestemmingsplan niet aan de orde? Het
bestemmingsplan van Amsterdam wordt door de provincie besproken; Gedeputeerde
Staten staan op het punt te beslissen en in de reactie van het College staat,
dat er nog zwaarwegende informatie moet komen.)
   Het gaat er nu om, in te stemmen met een reactie van het College aan
Gedeputeerde Staten. Ik wil graag een debat met u aangaan over het al dan
niet wenselijk zijn van een tweede Coentunnel, maar dan wel op het moment dat
ik over alle gegevens beschik.
         (De heer HOLVAST: Er wordt geen instemming gevraagd, er wordt
gevraagd, kennis te nemen van genoemde reactie.)
   Ik ben dat niet met u eens. Er wordt gevraagd, in te stemmen met de
reactie aan Gedeputeerde Staten.
         (De heer HOLVAST: Die reactie is al enige tijd geleden verzonden. Er
wordt nu gesproken over het feit dat die reactie niet volledig was.)
   Ik blijf erbij, dat het bestemmingsplan nu niet aan de orde is.
   De heer VAN HOEVE: Mijnheer de Voorzitter. Voor mijn fractie was het
bespreken van deze reactie in de Raad niet nodig. De reactie is reeds
verzonden en wij wachten de verdere gang van zaken af. Wij zijn wel benieuwd,
nu er na zoveel weken toch over wordt gesproken, hoe het staat met het
genoemde onderzoek, dat half december zou worden afgerond.
   De heer Holvast toont zich een uiterst betrouwbare collega; als hij op een
gegeven moment wakker wordt, klinkt steeds hetzelfde verhaal. Het was bekend,
dat de fractie van Groen Links tot het standpunt was gekomen, niet langer uit
te gaan van de wenselijkheid van een tweede Coentunnel. Mijn fractie heeft
wat dat betreft toch wel een andere gedachte. Wij gaan er nog steeds van uit,
dat Amsterdam ook wat de Coentunnel betreft geen eiland is waar men een
discussie even met wenselijkheden kan beslechten. Wij hebben te maken met een
bereikbaarheidsconvenant; wij hebben het belang erkend van de bereikbaarheid
van de noordelijke regio. Voordat men dan van de ene ijsschots - de afspraken
over de tweede Coentunnel in het kader van het bereikbaarheidsconvenant -
afstapt en naar een andere ijsschots - de opties voor het openbaar vervoer -
overstapt, moet die tweede ijsschots er wel zijn. Het geheel overziende vindt
mijn fractie, dat die ijsschots - het alternatief voor de tweede Coentunnel -
te klein is om daarop over te stappen. Dit betekent, dat de voorbereidingen
voor de tweede Coentunnel doorgaan, want onze leus was nooit "tweede Coen
niet doen". Wij richten ons op het bereikbaarheidsconvenant en daarover is
eigenlijk niets nieuws te melden.
         (De heer HOLVAST: Is de behoefte om te springen wel aanwezig bij uw
fractie, als die andere ijsschots er maar zou zijn? Springt u dan?)
   Ik neem aan, dat de heer Holvast de brief van de PvdA-fracties in alle
gemeenten in het ROA-gebied heeft gelezen. Die brief was precies vanuit die
filosofie geschreven; er bestaan afspraken ten aanzien van de tweede
Coentunnel tussen de ROA-gemeenten en het rijk. De PvdA-fractie in de Tweede
Kamer heeft ons ook  gevraagd - dit staat ook in die brief - of wij haar niet
zouden kunnen helpen aan een alternatief voor de tweedeCoentunnel. Dat zouden
wij wel kunnen, maar dan moeten de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer en de minister van
Verkeer en Waterstaat ons wel iets aanreiken. Wellicht kan het uitstel dan op
een andere manier worden gebruikt; de optelsom van de vervoersstromen kan dan
bij voorbeeld nog eens worden gemaakt. De PvdA-fractie in de Tweede Kamer
heeft bij de minister van Verkeer en Waterstaat wel de toezegging losgeweekt,
dat bij het genoemde onderzoek ook de kritiek van de Nederlandse Spoorwegen
inhoudelijk wordt betrokken. Er gebeurt dus wel iets, maar dat wil niet
zeggen dat dit nu het moment is om, aangezien het resultaat van het onderzoek
nog niet bekend is en het onderzoek wellicht langer duurt, het oude standpunt
op staande voet te verlaten.
         (De heer J. VAN DUIJN: Ik respecteer uw standpunt over de Coentunnel
en ik ben het er ook mee eens, maar als de provincie ons expliciet vraagt, in
te gaan op de relatie tussen de tweede Coentunnel en de Westrandweg, vindt u
het antwoord dat in de reactie is gegeven, mede gelet op de passage uit het
programakkoord, dan een duidelijk antwoord? Men kan daarmee toch niet akkoord
gaan. Wij nemen de reactie nu voor kennisgeving aan, maar het is zeker geen
verduidelijking.)
   De heer Van Duijn heeft deze vraag ook aan de verantwoordelijke wethouder
gesteld. Als ik het met diens antwoord niet eens ben, zal ik dat in tweede
termijn laten blijken.
   De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. In de Raad heeft een
uitvoerige discussie plaatsgevonden over het vast te stellen bestemmingsplan.
Deze discussie heeft geleid tot een wijziging van art. 5 van de voorschriften,
 indachtig het voorstel van de raadsleden Papineau Salm en Molleman. Kortom,
het College reageert in zijn brief vanuit een juridische context en de
fractie van de VVD kan daarmee instemmen.
   Het resultaat van het desbetreffende onderzoek is er nog niet; dat moet
nog worden afgewacht, maar in de reactie staat wat er staat. Wij hebben geen
kennis van de door de heer Holvast genoemde Verkeersmilieu Atlas van
Amsterdam 1990 en als er aanleiding tot heroverwegen is, verwacht mijn
fractie voorstellen ter zake van de Raad of van het College. Op grond daarvan
kan dan een discussie plaatsvinden, maar op dit moment is dat punt niet aan
de orde.
         (De heer HOLVAST: Wat ontbreekt er aan mijn voorstel om een keuze te
kunnen maken?)
   Ik zal daarop later ingaan.
   Ik wijs erop dat, zolang er geen nieuw raadsbesluit is, het oude
raadsbesluit van toepassing is, overeenkomstig de afspraak die bij de
onderhandelingen over het programakkoord is gemaakt. Is de heer Holvast het
overigens met mij eens, dat een definitief besluit over de tweede Coentunnel
te zijner tijd in ROA-verband zal moeten worden genomen?
   Voorts merk ik aan het adres van de heer Holvast nog op, dat hij concrete
vragen aan de fracties van de PvdA en D66 heeft gesteld en vooruitlopend op
het antwoord al een voorstel heeft ingediend. Ik vind dat weinig elegant. Ik
heb die antwoorden overigens nog niet gehoord; daarna zal ik ingaan op het
voorstel.
         (De heer HOLVAST: Waarom zou ik in eerste termijn doen alsof ik geen
voorstel zal indienen en er een rollenspel van maken?)
   Wij trachten hier op basis van argumenten elkaar van iets te overtuigen.
Pas wanneer uit de discussie blijkt dat alleen een voorstel aan de Raad nog
een uitweg kan bieden, dient men een voorstel in. De heer Holvast geeft nu
eerst aan, dat veel zaken ons nog onbekend zijn en stelt vervolgens vragen,
maar hij wacht het antwoord op die vragen niet af en dient op voorhand een
voorstel in. Dat is niet de juiste manier.
   De heer Holvast stelde de heer J. Van Duijn een vraag over carpoolers enz.
Ik wil daarover ook nog iets zeggen. Meer capaciteit betekent niet meer
ruimte in de tunnels; daarmee wordt gedoeld op meer snelheid en niet op meer
auto's. Het is de heer Holvast als lid van Groen Links vast bekend dat
hetaantal auto's enorm toeneemt.
         (De heer HOLVAST: Men kan die capaciteit op twee manieren bekijken.
Men kan kijken naar het wegoppervlak - er komt inderdaad meer ruimte - maar
ook naar de doorstroomsnelheid. Het bouwen van de tweede Coentunnel betekent,
dat er meer ruimte op het asfalt komt voor meer auto's, van welke soort dan
ook.)
   Het aantal auto's zal zeer zeker toenemen en het is dus noodzakelijk,
daarvoor extra ruimte te creëren, maar dat zal zeker te weinig zijn om alles
op te vangen. De ontmoedigingspolitiek die Groen Links nastreeft wordt dan
toch bereikt.
   De reactie van het College, die ook in de commissie van advies en bijstand
aan de orde is geweest, is naar de mening van de VVD-fractie duidelijk. Als
de heer Holvast wil ingaan op onderdelen, zal hij voorstellen ter zake moeten
indienen; hij moet er niet op ingaan op het moment dat de discussie gaat over
de juridische context, want daarover praten wij nu.
         (De heer J. VAN DUIJN: Krijgt de provincie nu wel of geen antwoord
op haar vraag en vindt u het geen halve waarheid als slechts de helft van de
desbetreffende passage uit het programakkoord wordt aangehaald?)
   Naar mijn mening ben ik in de commissie daarover al zeer duidelijk geweest.

   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van GrAs is
het eens met het betoog van de heer Holvast. Ik wil er in het bijzonder de
nadruk op leggen dat het, wanneer men zich op het standpunt stelt dat er in
een tweede Coentunnel openbaar vervoer moet rijden, kennelijk de bedoeling is
de bestaande Coentunnel te ontlasten van alle vormen van openbaar vervoer,
tot en met de carpoolers, waardoor meer ruimte wordt gecreëerd voor het
autoverkeer in de bestaande Coentunnel. De heer Hooijmaijers zegt weliswaar,
dat een flinke toename van het autoverkeer te verwachten is en dat men die
moet kunnen opvangen, maar ik ben kennelijk wat meedogenlozer dan hij. Ik
stel mij op het standpunt dat men daaraan niet moet toegeven, omdat het
milieu naar de knoppen gaat. Als men een verhoging van de autokosten met bij
voorbeeld 30% verwacht, wat heel vervelend is, kan men zich daarop niet
instellen; het getuigt van een verkeerde politiek, aan dergelijke ongewenste
ontwikkelingen toe te geven door investeringen te doen die deze nog meer
aanmoedigen. Bovendien is de Zeeburgertunnel pas klaar; die schept extra
capaciteit voor het autoverkeer, dus enig soelaas is toch al geboden. Ik vind
het dan ook onjuist, dat in de brief van het College aan Gedeputeerde Staten
nogmaals wordt gewezen op de Westrandweg, die volgens het College en ook
volgens de fractie van Groen Links noodzakelijk is. Het standpunt van de
fractie van Groen Links in dezen heeft mij trouwens behoorlijk verbaasd,
omdat zij zich toch vaak op een groen standpunt wil plaatsen.
         (De heer PLATVOET: Wil plaatsen?)
   Inderdaad, wil plaatsen. Ik ben van mening dat de fractie van Groen Links
nog een beetje zou kunnen opschuiven.
   Het voorstel-Holvast c.s. nr. 1091 lijkt mij goed, hoewel daarover nog wel
iets te zeggen is, wat ik in tweede termijn dan ook zal doen.
   Wethouder SARIS: Mijnheer de Voorzitter. Het gaat hier om een
bestemmingsplan; ik zal daarom de aftrap doen, waarna de wethouder voor
Verkeer de beantwoording kan overnemen om de verkeers- en milieukant goed af
te maken.
   De vraag die de heer Holvast heeft gesteld is duidelijk, maar bij de
beantwoording rijst een probleem. Ik moet namelijk constateren, dat er op een
aantal punten onvoldoende informatie is. Op de brief van Gedeputeerde Staten,
waarin werd verzocht om nadere informatie, is naar vermogen geantwoord, voor
zover dat op dit moment kan. Ik verwijs daarin naar de besluiten die de Raad
eerder heeft genomen. Het onderzoek waarom is gevraagd in de brief van het
College aan Rijkswaterstaat is echter nog niet klaar en dat onderzoek is
noodzakelijk om een compleet antwoord op de ingediendebezwaren te kunnen
opstellen. Er is goede reden om aan te nemen, dat Gedeputeerde Staten het
ingediende bestemmingsplan zullen goedkeuren, maar ik kan moeilijk aangeven,
welke afweging Gedeputeerde Staten daarbij zullen maken. Het onderzoek is
niet op tijd klaar, maar ik verwacht dat dit in de tweede helft van januari
1991 wel het geval zal zijn en dat dan over de uitkomst van het onderzoek kan
worden gediscussieerd. Een conclusie over de te verwachten uitkomsten kan
natuurlijk nu niet worden getrokken. Ik meen, dat ik hiermee de vragen van de
heer J. van Duijn heb beantwoord.
   De heer R.H.G. van Duijn heeft ook over de Westrandweg gesproken, zoals
ook andere leden van de Raad hebben gedaan. De Westrandweg is in onze ogen
noodzakelijk, omdat er een verbinding nodig is tussen Schiphol en het
westelijk havengebied. De Westrandweg heeft altijd deel uitgemaakt van het
Rijkswegenplan; de reserveringen die daarvoor nodig zijn moeten wij handhaven.
 Er is nooit gezegd, dat de hele Westrandweg snel moet worden gerealiseerd.
In de voordracht staat, dat het gedeelte van de Westrandweg dat aansluiting
geeft op de tweede Coentunnel pas na 2005 in gebruik komt; er is dus nog tijd
om te overwegen of dat gedeelte van de Westrandweg dan nog nodig is. Over de
vragen of het nu noodzakelijk is en of wij het nu deel laten uitmaken van de
reserveringen in het Rijkswegenplan bestaat geen enkele twijfel; het lijkt
mij de enige manier om ervoor te zorgen dat die weg er komt.
         (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Daarmee geeft u wel toe aan de trend van
meer autoverkeer!)
   Deze afweging hebben wij tijdens de discussie over het programakkoord
gemaakt; die was bijzonder moeilijk, want het is zonder meer waar dat er een
nieuwe autoweg bij komt en men moet zich natuurlijk steeds opnieuw afvragen,
of het nodig is dat er weer een autoweg wordt aangelegd. In het
programakkoord is afgesproken dat de weg er moet komen, omdat die een
noordelijke ontwikkeling van de uitstraling van Schiphol op het gebied van de
werkgelegenheid mogelijk maakt. Wij moeten echter telkens opnieuw bekijken,
welke delen van die weg daarvoor per se noodzakelijk zijn.
         (De heer J. VAN DUIJN: In de brief staat als standpunt van het
College, dat de Westrandweg er zo snel mogelijk moet komen.)
   U bent een slecht lezer.
         (De heer BRUINS SLOT: Er staat: "Wij zijn voorstander van het zo
snel mogelijk aanleggen van de Westrandweg.")
         (De heer J. VAN DUIJN: Ik verwijs naar de passages halverwege blz.
3064 van het Gemeenteblad, beginnende met "Blijkbaar bestaat de indruk" enz.)
   Even daarna wordt het volgende vermeld: "In de hoofdwegenplanning van
Rijkswaterstaat komt het desbetreffende gedeelte van de Westrandweg eerst in
het jaar 2005 in gebruik." Het gaat dan om de aansluiting op de tweede
Coentunnel.
         (De heer J. VAN DUIJN: Nee!)
   Dan wordt het volgende vermeld: "Er is dus ruim tijd om de effecten van de
door ons voorgestane inrichtingsvariant van de tweede Coentunnel in relatie
tot dit gedeelte van de Westrandweg te bestuderen".
         (De heer J. VAN DUIJN: Ja, maar daarboven staat: "Wij zijn
voorstander van een zo snel mogelijk aanleggen van de Westrandweg met voor
elke richting ‚‚n rijstrook tussen Schiphol en het westelijk havengebied."
Een en ander staat ook met zoveel woorden in het programakkoord. Het was voor
Gedeputeerde Staten duidelijker geweest als hierbij was vermeld, dat er geen
afritten en geen verbinding met de Coentunnel zullen komen. Daarnaar vragen
zij wel, maar dat staat er niet. Er staat echter wel, zoals ook in het
programakkoord is aangegeven, dat het College de weg zo snel mogelijk wil
aanleggen. Weliswaar heeft het College een en ander enigszins geclausuleerd
met de stelling dat er voorlopig ‚‚n rijbaan met ‚‚n rijstrook zal worden
aangelegd, maar het stelt wel, dat de aanleg zo snel mogelijk moet worden
gerealiseerd endat niet tot 2005 moet worden gewacht om te zien of het rijk
daarvoor geld beschikbaar stelt; het College wil dus zo snel mogelijke
realisering.)
   Nee, ik merk dat u niet goed kunt lezen; het is toch een duidelijk verhaal.
 Het College vindt het gedeelte dat nodig is om Schiphol te verbinden met het
westelijk havengebied buitengewoon noodzakelijk en urgent; dat moet dan ook
zo snel mogelijk worden aangelegd. Een nadere onderbouwing van dit standpunt
kunt u vinden in de nota over bedrijfsterreinen die in de commissie van
advies en bijstand is behandeld. Het is dan ook geen verrassing, dat het
College van mening is dat het zo snel mogelijk moet.
         (De heer J. VAN DUIJN: Dus niet na 2005, zoals in de planning stond.)

   Wat het tweede gedeelte van de weg betreft is er voldoende tijd om de
noodzaak daarvan nog eens goed te bestuderen aan de hand van de te verwachten
effecten.
   De VOORZITTER: Er moet nog een tweede wethouder antwoorden.
   Wethouder SARIS: Ik meen dan ook, dat ik mijn bijdrage hiermee kan
beëindigen.
  Wethouder TEN HAVE: Mijnheer de Voorzitter. Terwille van de discipline volg
ik even het voorstel-Holvast c.s. nr. 1091. Wij moeten weliswaar niet in een
formeel rollenspel vervallen, want wij hebben het niet over een
bestemmingsplan Coentunnel, maar over een brief aan Gedeputeerde Staten; dit
echter even terzijde.
         (De heer HOLVAST: In twee commissies werd door twee fracties  aan de
hand van deze brief over de plandiscussie gevraagd...
   Nee, ik lees nu de agenda en daarin staat: "met betrekking tot hun reactie
aan Gedeputeerde Staten".
   De VOORZITTER: Dat heb ik al voorgelezen.
   Wethouder TEN HAVE: Goed. Wat de eerste overweging van het
voorstel-Holvast c.s. nr. 1091 betreft meen ik, dat op 9 januari 1991 zal
blijken of Gedeputeerde Staten een beslissing hebben kunnen nemen. Het is van
belang te constateren, dat het hier alleen maar over het zuidelijke deel gaat.
 De initiatiefnemer van de tweede Coentunnel zal op een gegeven moment hoe
dan ook de hindernis moeten nemen, de "missing link" in Noord vast te leggen
in een bestemmingsplan. De derde overweging neem ik voor kennisgeving aan;
daarmee hebben wij ook wel eens last.
   De Verkeersmilieu Atlas van Amsterdam 1990 is nog niet formeel bij de Raad
binnengekomen en kan volgens mij dan ook geen onderwerp van beraadslaging
zijn. Deze atlas bevat echter enige algemeenheden en in die zin kan ik wel
reageren. Het is inderdaad juist dat er, als er veel auto's rijden veel
luchtverontreiniging is en minder luchtverontreiniging als er minder auto's
rijden, maar toch altijd nog heel veel. Ik wijs erop, dat men in de modellen
van de Verkeersmilieu Atlas uitgaat van vastgestelde plannen en van het feit
dat het mogelijk is een tweede Coentunnel aan te leggen.
         (De heer HOLVAST: Dat is niet juist; de nota gaat niet uit van
vastgestelde plannen. Er wordt juist teruggerekend van het eventueel te
voeren beleid.)
   Ik ga daarover nu niet debatteren. Bent u het met mij eens, dat de
milieuverontreiniging positief wordt beïnvloed als men auto's vervangt door
een sneltram? Blijkbaar zijn wij het daarover wel eens. De doelstelling is
ook, de auto's te vervangen door een sneltram; ik verwijs naar het rapport -
u kent dat ongetwijfeld ook - dat in juni is besproken. U zult dan zien, dat
in de diverse scenario's met een rail in de Coentunnel, auto's worden
vervangen door openbaar vervoer. De eindconclusie is dan ook, dat met name in
scenario twee sprake is van een aanzienlijke bezetting in de Coentunnel die,
met name wat het openbaar vervoer betreft, boven de bezetting ligt die op het
drukste punt van de Amstelveenlijn wordt verwacht en u weet hoe druk het daar
op dit moment is.
         (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Denkt u werkelijk dat er, als er een
sneltram of ander openbaar vervoer door de tweede Coentunnel gaat,minder
autoverkeer door de bestaande Coentunnel zal gaan?)
   Dat heb ik niet gezegd, u moet wel goed luisteren! Ik heb alleen maar
gezegd, dat auto's worden vervangen door een sneltram.
         (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Doordat men tegelijkertijd extra
wegcapaciteit voor auto's creëert, zullen er ook meer auto's gaan rijden.)
   Dat is mogelijk, maar bent u het er wel mee eens dat er, als men de tweede
Coentunnel aanlegt en daarin alleen maar auto's laat rijden, nog meer auto's
doorheen komen?
         (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Dat weet ik niet; de mensen die met de
auto zullen er misschien van schrikken en overwegen dan maar de trein
         te nemen. Ik spoor het College dan ook aan, de Hemboog zo snel
mogelijk aan te leggen, zodat het treinverkeer van de kop van Noord-Holland
naar Schiphol...)
   Ik weet toevallig, dat de aanleg van de Hemboog inderdaad zal worden
bespoedigd, maar dat - dit is van essentieel belang voor de railcapaciteit
naar het noorden - verdubbeling van de sporen ten noorden van het
Noordzeekanaal, ook volgens de meest recente informatie, pas omstreeks 2005
zal plaatsvinden.
   Het College zal nog terugkomen op het in de tweede overweging van het
voorstel-Holvast c.s. (nr. 1091) genoemde fluisterasfalt.
   Ik ben het ermee eens, dat het autoverkeer moet worden teruggedrongen; een
sneltramvariant zal daaraan een bijdrage leveren.
   De effecten van de ingebruikname van de Zeeburgertunnel en de plannen voor
de Wijkertunnel worden op dit moment gemeten; de resultaten daarvan zijn mij

nog niet bekend.
   Ik onderschrijf de constatering, dat er door meer tunnels meer verkeer kan
rijden. Van groot belang is daarbij echter, dat het College en ook ik niet
uitgaan van de wenselijkheid van een tweede Coentunnel.
   Ik heb bezwaar tegen de laatste uitspraak in het voorstel-Holvast c.s. (nr.
 1091). Het is een aanslag op de democratische besluitvorming in de Raad. Het
is mij niet bekend, dat de Raad ooit heeft besloten, een noord-zuidlijn aan
te leggen, laat staan dat de aanleg daarvan zou kunnen worden versneld. Ik
doe mijn uiterste best, mede op aandrang van het raadslid Holvast, die dit zo'
n belangrijke beslissing vindt, uitvoerig te argumenteren of er een metro of
een sneltram doorheen moet. Ik wil eerst de besluitvorming zorgvuldig
afronden alvorens de aanleg te versnellen van een lijn waartoe wij nog niet
hebben besloten.
   De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van de VVD vroeg mij
iets over het ROA. Mijn antwoord daarop is: ja, als het even kan graag in
ROA-verband. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn echter, dat Amsterdam zelf
goed weet wat het wil, dat een ROA-afspraak geen alibi meer kan zijn om zelf
geen eigen standpunt in te nemen en dat er in de komende maanden besluiten
worden genomen om de regioraad beter te laten functioneren; hierover komen
gelukkig ook voorstellen.
         (De heer HOOIJMAIJERS: U legt zich dus wel neer bij een meerderheid
in het ROA.)
   Natuurlijk niet! Wie zich op dit moment neerlegt bij een meerderheid in
het ROA, lapt zijn eigen verkiezingsuitslag aan zijn laars; dat is nogal
simpel.
         (De heer HOOIJMAIJERS: Wij hebben het over democratisch genomen
besluiten.)
   De wethouder voor het Milieu moet in verband met de noord-zuidlijn het
programakkoord er maar eens op naslaan. Hij gaat namelijk heel ver terug,
zelfs tot voor de tekst van het programakkoord. Daarin staat heel onomwonden,
dat de noord-zuidverbinding prioriteit heeft, terwijl daarvóór mooie
voornemens staan; laat daarover geen misverstand bestaan. Ik zeg daarbij
tegelijkertijd, dat mijn fractie ook in dit debat niet alleen op oude
standpunten wil terugvallen, maar wel wat "Tweede Coen niet doen"betreft. Ook
mijn fractie zal moeten discussiëren over de noodzaak en de wenselijkheid van
de noord-zuidlijn om zeker te weten dat men het daarover moet hebben.
In het debat zijn wij niet alleen tegen een tweede Coentunnel, maar vooral
voor een betere lobby en samenwerking in deze financieel dreigende tijden, om
iets binnen te halen voor Amsterdam. Men moet dan eens ophouden, meen ik,
puzzlewensen te formuleren en een echte prioriteitsstelling achterwege te
laten.
   Vervolgens merk ik op, dat de fractie van de PvdA haar standpunt voor een
deel weer anders heeft verwoord; ik ben daarover enigszins teleurgesteld en
moet mijn blijdschap over de algemene beschouwingen dan ook inslikken. Mevr.
De Waart sprak mij toen nog bestraffend toe met de woorden, dat ik niet zo
kattig moest doen, want wij waren het toch eens over de tweede Coentunnel;
citaat uit het Gemeenteblad.
         (De heer VAN HOEVE: Dat kan ook hebben gelegen aan uw vraagstelling
op dat moment.)
   Ten slotte vraag ik de fractie van de PvdA, hoe zij staat tegenover de
wenselijkheid van een sneltram in een eventuele tweede Coentunnel.
   De heer J. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. De duidelijkheid waarom ik
in eerste termijn vroeg, heb ik helaas niet gekregen. Het is mij met name
niet duidelijk, of de vraag van Gedeputeerde Staten naar de relatie tussen de
Westrandweg en de Coentunnel nu adequaat is beantwoord. Ik heb reeds
aangegeven, dat die vraag is beantwoord met een half citaat uit het
programakkoord, waarna vervolgens wordt gezegd, dat die vraag nog niet aan de
orde is, omdat daarop nog wordt gestudeerd. Dit is een weinig adequaat
antwoord; ik hoop, dat het College bij het rijk en Gedeputeerde Staten
duidelijker standpunten naar voren brengt. De wethouder zegt nu weliswaar,
dat het zuidelijke deel van de Westrandweg zeer noodzakelijk is en dat de
reservering daarvoor moet worden gehandhaafd, maar hij zegt ook, dat hij
eigenlijk akkoord gaat met de planning van 2005, terwijl het rijk al volop
signalen geeft dat men, als het geen rijksweg is, met een begin en een einde
en met een directe aansluiting op de Coentunnel, financiering daarvan door
het rijk wel kan vergeten.
         (De heer VAN HOEVE: Waarom meent u, dat minister Maij-Weggen in een
recent debat in de tweede Kamer op vragen en moties over de uitvoeringsvorm
van de Westrandweg heeft gezegd, dat er nog een MER-studie over het trac‚
moet komen en dat op basis daarvan een weloverwogen besluit zal worden
genomen ten aanzien van de noodzaak en de eventuele uitvoeringsvorm van de
Westrandweg? Het is dus te vroeg daarover thans een uitspraak te doen.)
   Dat weet ik. De minister heeft dit geantwoord op vragen van de heer van
Gijzel, oud-voorzitter van de PvdA in Amsterdam. Het was vanuit haar optiek
een zeer adequaat antwoord, maar voor Amsterdam in een aantal opzichten zeer
onbevredigend als wij kijken naar de ROA-gemeenten, het westelijk havengebied
en Schiphol. Amsterdam zou druk op de ketel moeten zetten en een duidelijk
standpunt moeten innemen, maar dit wordt in de brief aan Gedeputeerde Staten
helaas niet gegeven. Ik zal daarover een voorstel indienen, zodat een en
ander eventueel nog duidelijk kan worden gemaakt.
   Auto's die stilstaan zijn minder milieuvervuilend dan auto's die rijden.
Ik vind het van belang - ook in het belang van de fractie van GrAs - te horen
hoe wordt omgegaan met de vraag, of het autoverkeer naar Schiphol en ander
doorgaand verkeer door de tuinsteden moeten rijden, of dat dit buitenom zal
worden geleid. Wat is uw keuze daarin?
   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:

21ø   Voorstel van 19 december 1990 van het raadslid J. van Duijn, houdende,
dat de Westrandweg zal dienen te beantwoorden aan alle voor het
rijkswegenstelsel geldende criteria, inclusief het aantal rijstroken of
-banen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1092, blz. 3257).
   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling
genomen.

   Mevr. DE JONG: Mijnheer de Voorzitter. De heer Holvast heeft er van alles
bijgehaald en in zijn voorstel vraagt hij een uitspraak over de wenselijkheid
van de noord-zuidverbinding. Natuurlijk staat dat in het programakkoord en
heeft het bij ons hoge prioriteit, maar daarover moet nog wel een besluit
worden genomen.
         (De heer HOLVAST: Is het u ook niet enigszins een doorn in het oog,
dat er nogal een dreigende wolk hangt boven de rijksfinanciering, vooral
boven de financiering van het Amsterdamse wensenpakket voor het openbaar
vervoer? Het is van belang, de lobby voor de noord-zuidverbinding goed te
laten draaien en het College een duidelijke opdracht mee te geven.)
   Natuurlijk moet de druk op de ketel worden gehouden; dat ben ik helemaal
met u eens.
         (De heer HOLVAST: Wij hoeven toch niet te wachten op nog een
aanvullend raadsbesluit?)
         (De heer HOUTERMAN: Dit had de heer Holvast toch vorige week bij de
algemene beschouwingen kunnen doen?)
         (De heer HOLVAST: Het was wat lang, dat geef ik toe.)
   De heer VAN HOEVE: Mijnheer de Voorzitter. In het programakkoord staat het
een en ander over de Westrandweg op grond waarvan verder kan worden gewerkt.
De wethouder heeft uitgelegd, hoe hij dat ziet tegen de achtergrond van de
bestemmingsplanprocedure. Ik zou de heer Holvast toch de volgende
oudejaarsoverweging willen meegeven. Als hij bij tij en ontij politiek
getuigenis wil afleggen mag dat van mij, maar ik vraag mij af, of dit voor
een serieuze partij die aan het College van Burgemeester en Wethouders
deelneemt de goede houding is voor de jaren '90. Als hij zegt dat wij niets
van doen hebben met afspraken over het bereikbaarheidsconvenant met het rijk
en de ROA-gemeenten, geeft dat mijns inziens blijk van een gedateerde
getuigenispolitiek. Het zou leuk zijn, als dit vanaf 1991 op een andere
manier kan worden gedaan.
         (De heer HOLVAST: Wat is dan uw mening over bij voorbeeld de
slotconclusie in de brief van 9 juli 1990 van het College aan het Ministerie
van Rijkswaterstaat? Daarin staat, dat de Raad pas een definitieve uitspraak
doet als een en ander bekend is. Dat is bepaald geen standpunt van het ROA en
ook geen uitvloeisel van mobiliteitsafspraken; sterker nog, dit heeft niet
voor niets geleid tot heen en weer geroep van excuses en bezwaren, waarna
Zaanstad een briefje mocht sturen enz. Is uw verwijt, als dat al van
toepassing zou zijn, dan ook een nieuwjaarswens voor het College?)
   Op de vraag van de heer Holvast over het voorstel-Papineau Salm/Molleman
antwoord ik als volgt. Als er een tweede Coentunnel komt, zal er minder
particulier autoverkeer doorheen gaan, maar meer openbaar vervoer en andere
vervoersvormen. Dat is de winst van het voorstel. Wat de verhouding tussen
een dergelijke sneltramlijn en de noord-zuidverbinding betreft geven de brief
van de ROA-gemeenten en de eerdere brief van Burgemeester en Wethouders
volstrekte duidelijkheid over de volgorde en de prioriteit daarvan.
         (De heer HOLVAST: U was zeker bang dat ik nog zou interrumperen!)
   De heer HOOIJMAIJERS: Mijnheer de Voorzitter. Ik zal heer kort zijn, want
veel zaken die nu erbij worden gesleept zijn weliswaar heel zinvol om over te
discussiëren, maar niet bij dit agendapunt.
         (De heer HOLVAST: Kunt u twee dingen noemen die ik er ten onrechte
bij sleep, slechts twee?)
   Ik heb die zojuist al aangegeven; variërend van de problemen met
betrekking tot de sneltram...
         (De heer HOLVAST: Dit bestemmingsplan gaat onder meer over
desneltram!)
   Wij hebben het niet over het bestemmingsplan; dat is het nu juist!
         (De heer HOLVAST: Hebben wij het dan over voetbaluitslagen?)
   Volgens u blijkbaar wel. Ik vind het dan ook triest te constateren, dat u
zelfs in de Raad durft uit te spreken, dat u zich niet wilt neerleggen bij
een eventueel meerderheidsbesluit van het ROA.
   Ik sluit mij aan bij de woorden van wethouder Saris, dat het College in
ieder geval de brief van Gedeputeerde Staten naar vermogen heeft beantwoord.
Tevens sluit ik mij aan bij de woorden van de wethouder voor het Milieu, die
nog eens heeft onderstreept, dat hij niet wil vooruitlopen op allerlei
onderzoeken.
   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb wethouder Saris
namens het College horen zeggen, dat de aanleg van de Westrandweg
buitengewoon noodzakelijk en urgent is. Is dit een groen standpunt? Als het
als zodanig is bedoeld, ben ik daarom wel treurig. Het is zonder meer het
aanleggen van een autoweg, waardoor het autoverkeer wordt aangemoedigd;
daarvan kan men zeker zijn. Wethouder Ten Have zegt zeer terecht, dat er met
veel auto's veel luchtverontreiniging is. Dat klopt; dat kan een kind op zijn
vingers natellen. Wij zijn wat dat betreft dan ook geen minnaar meer van
Groen Links. Wij voelden ons weliswaar een tijdje goed in die rol, maar wij
rollen er zo langzamerhand uit, dat is jammer.
         (De heer BAKKER: Deze opmerking is misschien politiek relevant voor
de verhoudingen in de Raad, maar moet ik u nu beschouwen als "Groen Rechts"?)
   Laten wij zeggen: als Groen Amsterdam; niet links, niet rechts, maar voor
een Groen Amsterdam.
         (De heer BAKKER: In ieder geval niet links!)
   Ik heb mij nooit op het standpunt gesteld, dat ik uitdrukkelijk links zou
zijn, dat is niet mijn hobby.
         (De heer BAKKER: Uw andere hobby's ken ik wel!)
   Dat is mooi.
   Het spijt mij zeer, dat wethouder Ten Have bekend maakt dat de
verdubbeling van de rails van de Hemspoorweg pas in 2005 zal plaatsvinden.
Wij moeten toch druk uitoefenen om dit te bespoedigen en naar voren te halen.
De wethouder zegt weliswaar, dat de Hemboog versneld zal worden aangelegd,
maar is dat nu wel zo? Wat is eraan gedaan om dat voor elkaar te krijgen? Wij
hebben daarover schriftelijke vragen gesteld, maar daarop hebben wij geen
duidelijke antwoorden gekregen. Hoe heeft de gemeente druk uitgeoefend om die
Hemboog versneld aan te leggen? Is dat gebeurt en is er een
voorbereidingsbesluit in de pen? Wij zien daarvan zo weinig! Kan de wethouder
iets meer vertellen over de concrete voortgang van de Hemboog?
   In antwoord op de vraag van mijn naamgenoot zeg ik, dat auto's helemaal
niet naar Schiphol moeten rijden. Zeker als men iets voelt voor het plan van
aanpak en men de toenemende luchtverontreiniging wil compenseren, moet men
het grootste gedeelte van het autoverkeer in Noord-Holland ofwel verbieden,
ofwel onmogelijk maken.
   Wethouder SARIS: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil beginnen met een korte
opmerking aan het adres van de heer Hooijmaijers. Het ROA beslist nog niet
bij meerderheid; dat moet nog worden geregeld, dus wat dat betreft zat hij er
een beetje naast.
         (De heer HOOIJMAIJERS: Vooruitlopend op democratische besluitvorming!
)
   Voorlopig is het ROA natuurlijk - dat ben ik met hem eens - een belangrijk
verband, maar het kan niet de standpunten van afzonderlijke fracties bepalen.
De heer Hooijmaijers wekte enigszins de indruk, dat met het ROA het
democratisch centralisme zou zijn ingevoerd. Dat lijkt mij niet de bedoeling.
   Wat de Westrandweg betreft heb ik geprobeerd, de heer J. van Duijn op zijn
wenken te bedienen en hem duidelijkheid te verschaffen over het standpunt van
het College. In onze opvatting, zoals die hier isgeformuleerd, voldoet de
Westrandweg, met de reserveringen die nodig zijn voor een eventuele volgende
fase, geheel aan de eisen die eraan worden gesteld als men deze deel wil
laten uitmaken van het rijkswegenstelsel.
         (De heer J. VAN DUIJN: Dat betekent dus in feite, dat u mijn
voorstel hierover positief adviseert.)
   De opvatting van het College is, dat het noodzakelijke gedeelte tussen
Schiphol en het westelijk havengebied nu moet worden aangelegd. Daarnaast
houden wij een reservering open voor het tweede gedeelte. Na aanleg daarvan
voldoet de weg aan de criteria die gelden voor een weg die deel uitmaakt van
het rijkswegenstelsel. Over de vraag of dit tweede deel zal worden aangelegd,
kunnen wij later beslissen.
         (De heer J. VAN DUIJN: Dat klopt; dat staat ook bewust niet in mijn
voorstel. Dat is dus geen probleem.)
         (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik heb de wethouder nog gevraagd, of dit
een "groen" standpunt is. Hij richtte zich wel tot een heer Van Duijn, maar
hij beperkte zich tot Jan.)
   Het is inderdaad een "groen" standpunt, want groen betekent niet, dat
alles wat nodig is voor de bevordering van de werkgelegenheid en om te
voorkomen dat het groene hart wordt volgebouwd onmogelijk wordt gemaakt. Als
wij deze weg niet aanleggen, leidt dat er onder meer toe, dat de
werkgelegenheid rond Schiphol zich zal uitbreiden naar het zuiden, waardoor
het groene hart verder wordt aangetast. Ik vraag mij af, of GrAs daarvan
voorstander is.
         (De heer R.H.G. VAN DUIJN: De conclusie is dus: meer auto's, maar
toch een groen standpunt.)
   U luistert niet!
         (De heer R.H.G. VAN DUIJN: U weet toch, dat in het plan van aanpak
staat dat het autoverkeer van en naar Schiphol moet worden teruggedrongen in
plaats van aangemoedigd om de door de vliegtuigen veroorzaakte
luchtverontreiniging te compenseren?)
   Om u ons genuanceerde standpunt over het autoverkeer duidelijk te maken
wijs ik erop, dat wij vinden dat het autoverkeer moet worden beperkt. Van
elke weg moet men zich afvragen of die er echt moet komen. Aanleg van de
Westrandweg kan voorkomen dat de ontwikkeling van de werkgelegenheid rond
Schiphol zich op het zuiden richt, wat zou leiden tot aantasting van het
groene hart. Dat is ook een milieuoverweging. Ik weet niet of die voor u ook
meetelt; voor mij in ieder geval wel. Ik kijk naar auto's, maar daarnaast
kijk ik ook naar andere dingen in de wereld.
         (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Op die manier zou u ook kunnen pleiten
voor een tweede Coentunnel voor auto's!)
   Sommigen doen dat inderdaad; ik niet.
   Wethouder TEN HAVE: Mijnheer de Voorzitter. Aan het adres van de heer R.H.
G. van Duijn deel ik mede, dat wij bezig zijn met de planologische
reservering voor de Hemboog; bij het vaststellen van de stedebouwkundige
uitgangspunten voor het gebied rond Sloterdijk zijn daarvoor plannen
ontwikkeld. De NS heeft inderdaad een brief gestuurd waarin staat, dat men
het voornemen heeft, de aanleg van de Hemboog te versnellen. Wij hebben
daarvan met vreugde kennis genomen. Wij overleggen regelmatig met de NS om
samen zo goed mogelijk in het spoor te blijven en daarbij is ons gebleken,
dat men om technische redenen vooralsnog niet versneld wil overgaan tot
verdubbeling van het aantal rails ten noorden van het Noordzeekanaal. U moet
echter bij de NS zijn om het precies te horen; ik spreek nu aan de hand van
mondelinge overlevering.
   Ik onderschrijf de stelling van de heer Van Duijn, dat veel meer auto's
veel meer luchtverontreiniging veroorzaken. Dat betekent dus, dat weinig meer
auto's niet voor substantieel meer luchtverontreiniging zullen zorgen; gezien
de huidige technische ontwikkelingen met betrekking tot katalysatoren enz.
misschien zelfs wel voor minder luchtverontreiniging. Men kan dit nalezen in
het NMP+. De bijdrage aan de vermindering van de luchtverontreiniging die wij
willen leveren, ook in absolute zin, is dus hetminimaliseren van de toename
van het aantal auto's.
   Ik ben het vervolgens niet eens met de heer J. van Duijn, dat een auto die
stilstaat meer vervuilt dan een auto die rijdt. Liefst zie ik auto's
stilstaan in een garage.
         (De heer J. VAN DUIJN: Ik had het over auto's die in de file staan!)
   Ik verwijs u naar de Verzuringsnota; dan kunt u zien, hoe zegenrijk een
vrije busbaan is voor de luchtverontreiniging.
         (De heer J. VAN DUIJN: Dat ben ik met u eens, maar het gaat mij er
nu om, dat auto's het milieu meer vervuilen als zij in de file stilstaan dan
wanneer zij gewoon kunnen doorrijden.)
   Ik stel voor, dat wij hierover verder spreken bij de discussie over de
verkeersmilieukaart.
   De prioriteitsstelling, waarnaar de heer Holvast heeft gevraagd, is een
probleem van het rijk. Wij doen namelijk niet meer dan de plannen maken
waartoe het rijk ons oproept. Het rijk komt met nota's waarin staat dat het
openbaar vervoer moet worden verdubbeld, wat in de randstad een
verdrievoudiging betekent. Voor een dergelijke uitbreiding van het openbaar
vervoer hebben wij die beide tunnels echt nodig. Bij de algemene
beschouwingen is gesproken over dialectiek en wat al niet meer. Dat gaat mij
boven mijn pet, maar ik heb wel iets van vroeger onthouden, als het ging om
prioriteitsstellingen van de vroegere partij van de heer Holvast, wat ik met
een variant wil citeren: minder straaljagers en meer tunnels voor het
openbaar vervoer!

   De discussie wordt gesloten.

   Aan de orde is de stemming over het voorstel-Holvast c.s. (nr. 1091).

   De heer HOLVAST: Mijnheer de Voorzitter. Mijn fractie geeft er de voorkeur
aan, vooral aangenomen voorstellen op te bergen in haar archief. Het lijkt
ons daarom beter, het College nog iets meer tijd te geven om alle
onderzoeksgegevens aan iedereen ter kennis te brengen. Wij hebben daarbij
slechts ‚‚n wens, namelijk dat dit "iets meer tijd" niet zo lang gaat duren
dat ons als Raad straks niets meer wordt gevraagd, omdat de besluiten elders
al zijn genomen. Ik trek het voorstel bij dezen in.

   Het voorstel-Holvast c.s. (nr. 1091), ingetrokken zijnde, maakt geen
onderwerp van behandeling meer uit.

   Aan de orde is de stemming over het voorstel-J. van Duijn (nr. 1092).

   De heer VAN HOEVE (stemmotivering): Het is een waarheid als een koe: de
Westrandweg zal moeten beantwoorden aan alle criteria die gelden voor het
rijkswegenstelsel. De wijze waarop de heer Van Duijn die nu ophangt aan deze
discussie en waarop hij de schijn wekt, de discussie rond het programakkoord
te heropenen door gebruik te maken van de term "inclusief het aantal
rijstroken of -banen", doet ons echter toch besluiten, het voorstel niet te
steunen.
   Mevr. DE JONG: Wij zullen dit voorstel niet steunen, omdat het gaat over
een zaak die helemaal niet ter discussie staat.
   De heer HOLVAST: Mijn fractie kan vooralsnog uitstekend leven met de tekst
van het programakkoord. Wij hebben dus geen behoefte aan dit voorstel en
zullen er dan ook tegen stemmen.
   De heer HOOIJMAIJERS: Wij meten niet met twee maten. Mede op grond van al
eerder door mij genoemde gronden vinden wij, dat dit voorstel niet aan de
orde is.

   Het voorstel-J. van Duijn (nr. 1092) wordt bij zitten en opstaan verworpen.

   De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden
de leden Bruins Slot, J. van Duijn, Spit en mevr. Weltevreden-van den Bos
zich voor het voorstel hebben verklaard.
   De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt
mitsdien het besluit, vermeld op blz. 3060 van afd. 1 van het Gemeenteblad.

           ....................................
 ...................................................
.............................................
              ..................................

   De vergadering wordt hierna om 22.20 uur gesloten.