Type dokument
Notulen
Titel
Raadsvergadering 16-05-90
Datum behandeling Raad
19900516
Tekst
PROGRAMAKKOORD 1990-1994.
Preambule.
Amsterdam staat in de jaren negentig voor een groot aantal uitdagingen.
Enerzijds ziet de stad zich geconfronteerd met grote werkloosheidsproblemen
en de benarde positie waarin de laagste inkomensgroepen verkeren. Anderzijds
is de regio Amsterdam een van de kernen van de Nederlandse economie, een
positie die Amsterdam zeker zal moeten vasthouden en versterken.
De akkoordpartijen zien het als de taak van het stadsbestuur de twee
hiervoren vermelde zaken niet uit elkaar te laten lopen en een tweedeling in
de Amsterdamse samenleving tegen te gaan.
De akkoordpartijen zullen niet accepteren dat grote groepen in de
Amsterdamse samenleving buiten de boot dreigen te vallen en in een isolement
terecht komen. Dat betekent dat de komende jaren grote aandacht zal worden
geschonken aan de werkloosheid en de oplossing hiervan, onder andere middels
projecten die in het kader van de sociale vernieuwing van start zullen gaan.
Het is daarnaast van belang dat programma's worden ontwikkeld voor die mensen
van wie als vaststaand gegeven kan worden beschouwd dat die niet kunnen
herintreden in het arbeidsproces.
Voor het slagen van het beleid van sociale vernieuwing is het onder andere
noodzakelijk dat de stedelijke vernieuwing met kracht wordt voortgezet.
Echter meer dan voorheen zal het beleid van stedelijke vernieuwing worden
afgewogen ten opzichte van het milieubeleid.
In de komende bestuursperiode staan centraal:
- sociale vernieuwing;
- solidariteit en onderlinge verantwoordelijkheid;
- inkomensbeleid;
- relatie stad/stadsdelen;
- milieubeleid;
- versterken van de economische positie van Amsterdam
Sociale vernieuwing.
De komende bestuursperiode kan door een herschikking van rijksmiddelen een
beleid van sociale vernieuwing worden gevoerd. De door de Regering
gepresenteerde mogelijkheid om uitkeringsgelden te gebruiken voor het creëren
van banen in de kwartaire sector betekent dat Amsterdam een eigen inspanning
kan gaan leveren op het gebied van sociale vernieuwing. Een en ander zal zich
moeten vertalen in concrete eigen programma's van de centrale stad. Tevens
zal de centrale stad de voorwaarden scheppen om de stadsdelen een eigen
beleid van sociale vernieuwing te laten voeren.
In de programma's van sociale vernieuwing zal de aandacht van de
akkoordpartijen in het bijzonder uitgaan naar het vergroten van de
betrokkenheid van de etnische groepen. Alle Amsterdammers zullen in de
komende jaren hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor het samenleven in
Amsterdam. Hiertoe zal het stadsbestuur de voorwaarden moeten leveren. Het
kan niet zo zijn dat groepen onvrijwillig geïsoleerd in de Amsterdamse
samenleving komen te staan. Een open oor voor de belangen van minderheden
blijft essentieel. Pas dan kan het stadsbestuur een beleid voeren waar
rechten en plichten centraal staan.
Solidariteit en onderlinge verantwoordelijkheid.
Tegelijkertijd zien de akkoordpartijen het als hun taak, de betrokkenheid
van de gehele Amsterdamse bevolking bij de eigen omgeving te vergroten. De
politiek neemt de komende jaren haar verantwoordelijkheid, maar
tegelijkertijd dient te worden opgemerkt dat de politiek het niet alleen kan.
In de huidige samenleving lijkt bij het benutten van mogelijkheden welke
overheidsvoorzieningen bieden, maar ook ten aanzien van de spelregelsin het
samenleven, te veel te worden uitgegaan van eigen belang. Het is de taak van
het stadsbestuur verschillende bevolkingsgroepen met elkaar in gesprek te
brengen en aldus te komen tot nieuwe verantwoordelijkheden en nieuwe
solidariteit waarbij kansrijke en kansarme Amsterdammers samen aan
oplossingen werken. Een solidaire samenleving waarin burgers zich betrokken
voelen bij hun leefomgeving en bereid zijn samen te leven en samen te werken
vereist van zowel de politiek als de burgers een eigen verantwoordelijkheid.
Dat betekent voor het stadsbestuur dat bij de beleidsontwikkeling wordt
aangesloten op dat wat in de stad leeft. De burgers kunnen via deelraden,
eigen verenigingen en stadsgesprekken vroegtijdig bij de beleidsontwikkeling
worden betrokken. Daarnaast zal, waar het stadsbestuur de burgers vraagt
eigen verantwoordelijkheid te nemen voor de leefomgeving, het stadsbestuur de
handhavingsinstrumenten moeten leveren. Een solidaire samenleving vraagt van
een stadsbestuur een actieve opstelling waar het gaat om maatregelen van
toezicht en controle. Van de burgers mag worden geëist dat zij hun rechten en
plichten nakomen. De overheid op haar beurt dient na te gaan of deze
verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ook worden nageleefd.
Inkomensbeleid.
Het vergroten van de betrokkenheid van de Amsterdamse burgers kan alleen
slagen als de inkomens van de verschillende bevolkingsgroepen niet scherper
uit elkaar groeien. Bij het rijk zal dan ook steeds worden aangedrongen op
een eerlijke inkomenspolitiek. Amsterdam zal met kracht verdere uitvoering
geven aan het beleid rond Minima zonder marge en de stadspas.
Relatie stad/stadsdelen.
Naast de verantwoordelijkheid van burger en overheid blijft het
stadsbestuur verantwoordelijk voor een goede dienstverlening.
Nu de grote bestuurlijke reorganisatie zo ver is, mag van het bestuur van
Amsterdam worden verwacht dat de dienstverlening naar de burger de komende
jaren optimaal wordt. Een belangrijke taak hierin is natuurlijk weggelegd
voor de stadsdelen. De centrale stad zal voldoende financiële middelen aan de
stadsdelen ter beschikking stellen om hun taken en bevoegdheden goed uit te
kunnen voeren.
Met de bestuurlijke reorganisatie en daarmee met het bestaan van zestien
stadsdeelraden, heeft het centrale stadsbestuur een verantwoordelijkheid om
de samenhang in de stad als geheel te bewaken. Uiteraard is een goede
samenwerking met de stadsdelen een vereiste. De bestuurlijke reorganisatie
heeft eveneens met zich gebracht dat regionale samenwerking van groot belang
is geworden. De constructieve samenwerking die zo langzamerhand is ontstaan
in de regio dient de komende jaren verder te worden versterkt om regionale
vraagstukken op het gebied van woningbouw, milieu, openbaar vervoer aan te
pakken.
Nu de ambtelijke reorganisatie vrijwel achter de rug is, moet alles in het
werk worden gesteld om de betrokkenheid van de eigen ambtenaren bij de nieuwe
ambtelijke organisatie zo groot mogelijk te doen zijn. Alleen dan kunnen de
dienstverlening en doelmatigheid in het functioneren van het gemeentelijk
apparaat optimaal zijn.
Milieubeleid.
Intensivering van het milieubeleid is de komende jaren onontkoombaar,
vanuit de leefbaarheid van het grootstedelijk gebied en ter voorkoming van
een verslechtering van de ecologische kwaliteit van Nederland als geheel.
Amsterdam zal zelf de komende jaren de verantwoordelijkheid moeten nemen waar
het gaat om het voeren van een actief milieubeleid, naast en in samenspraak
met regiogemeenten en de provincie. Ontwikkelingen op het gebied van
economische groei, verkeer en vervoer zullen de komende jaren duidelijkaan
milieucriteria moeten worden getoetst. Daarnaast zal de komende jaren waar
het gaat om andere zaken veel meer dan voorheen worden uitgegaan van een
milieuvriendelijke aanpak of gebruik van milieuvriendelijke materialen.
Financiën.
Bij het rijk zal erop worden aangedrongen Amsterdam van voldoende
financiële middelen te voorzien. Alleen dan kan Amsterdam het reeds
succesvolle beleid op het gebied van woningbouw, infrastructuur, onderwijs en
investeringen de komende jaren voortzetten. De noodzaak van nieuw beleid (
minimabeleid en sociale-vernieuwingsbeleid) dwingt de gemeentelijke overheid
tot doelmatigheid en een voortdurende herijking van het bestaande beleid.
Amsterdam zal er bij het rijk op aandringen dat de afspraak die in het
regeerakkoord is gemaakt met betrekking tot de jaarlijkse verhoging van het
gemeentefonds met 1%, ook wordt nagekomen. Bovendien is in het regeerakkoord
afgesproken dat er een decentralisatie van taken naar de gemeenten
plaatsvindt. Amsterdam zal er bij het rijk op aandringen dat het de gemeente
ook mogelijk wordt gemaakt een zwaarder takenpakket uit te voeren. In de
gemeentebegroting blijven claims op het rijk opgenomen. Met name behoort het
rijk de oude toezegging van een oplossing voor de financiële problematiek van
de Amsterdamse stadsvernieuwing na te komen. Bij het begrotingsbeleid van
Amsterdam blijft een sluitende begroting onmisbaar ter bescherming van de
gemeentelijke autonomie.
Werkwijze Raad en College.
De akkoordpartijen stellen zich ten doel, samen met andere democratische
partijen en samen met zo veel mogelijk democratisch gezinde Amsterdammers,
hun organisaties en instellingen het racisme en de politieke uitingen ervan
actief te bestrijden. Voorkomen zal worden, dat de Gemeenteraad als platform
voor racistische politieke uitingen wordt misbruikt. Ook hiertoe staat de
samenwerking van de democratische partijen in de Raad voorop.
De internationale contacten van het gemeentebestuur richten zich op de
versterking van Amsterdam en de internationale positie van de hoofdstad en
staan in het teken van de Amsterdamse traditie van vrede, democratie en
solidariteit. De stedenbanden worden intensief benut om de solidariteit
gestalte te geven.
De akkoordpartijen weten zich boven hun eigen program aan dit akkoord
gebonden. Een nieuwe werkwijze van Raad en College, zoals voorgesteld door de
Commissie-Van Thijn, zal met voortvarendheid worden vormgegeven en zal naar
verwachting leiden tot een meer open werkwijze van de Raad. Voor zaken, niet
geregeld in dit akkoord, geldt voor elke akkoordpartij het eigen program.
Iedere collegepartij is aanspreekbaar op steun voor het realiseren en
uitdragen van het in dit programakkoord geformuleerde beleid.
De akkoordpartijen zullen bij Regering, Parlement en het provinciaal
bestuur alles in het werk stellen om de uitvoering van dit akkoord mogelijk
te maken.
De deelname aan dit College van de akkoordpartijen als gelijkwaardige
partners en met een gelijkwaardige bijdrage aan de realisering van het in dit
akkoord overeengekomen beleid is mogelijk mede doordat de akkoordpartijen een
gezamelijke en gelijke verantwoordelijkheid hebben voor de bestuur van de
stad.
Indien tussentijds bijstellingen van dit akkoord naar het oordeel van de
akkoordpartijen op een bepaald onderdeel noodzakelijk blijken, kunnen de
akkoordpartijen in gezamelijk overleg een gewijzigde tekst ter zake aan de
Gemeenteraad voorleggen.
De akkoordpartijen vinden het van groot belang dat voor het draagvlak van
de lokale Amsterdamse politiek het opkomstpercentage bij de
gemeenteraadsverkiezingen hoog behoort te zijn. Een nieuwe werkwijze van Raad
en College kan het zwaartepunt van de Amsterdamse politiekterugbrengen in de
Raad. Dit gekoppeld aan een beleid dat opkomt voor de laagste inkomensgroepen
in de stad en aan een actief werkgelegenheidsbeleid en aan het versterken van
de internationale positie van Amsterdam, verschaft Amsterdam de beste
papieren voor een krachtige politieke, sociale en economische positie in het
Europa van de jaren negentig.
RUIMTELIJKE EN ECONOMISCHE ONTWIKKELING.
Conpacte stad
Kern van het ruimtelijk beleid blijft de "compacte stad". Een stad waar op
een betrekkelijk klein oppervlak veel mensen wonen, werken en zich ontspannen.
De stad biedt mede door haar veelzijdigheid en door concentratie van mensen
en functies een breed aanbod van voorzieningen die goed bereikbaar zijn voor
de Amsterdammers en voor mensen uit andere steden en dorpen in de Amsterdamse
regio.
Uitgangspunt van de ruimtelijke verschijningsvorm van de compacte stad is
de structuur van lobben met de stedelijke bebouwing, aansluitend bij de
centrale stad waarvan de binnenstad het beeldbepalende hart dient te blijven.
Tussen de lobben bevinden zich de groene zones. Deze structuur reikt
verder dan de gemeentegrenzen. Buiten de ringweg in Noord vindt geen
stedelijke bebouwing plaats.
Uitdrukkelijk wordt gekozen voor vergroting van de kwaliteit van het
ruimtelijk milieu. Met inachtneming van deze keuze moet het zoeken naar
plaatsen in de stad waar verantwoord kan worden gebouwd, worden gecontinueerd.
De nieuwbouw moet bijdragen aan een zo toereikend mogelijk en gevarieerd
aanbod dat tegemoet komt aan de woningbehoefte en de verschillende woonwensen
van zowel de huidige bevolking als de mensen die in de stad (gaan) werken.
Bij nieuwe en te vernieuwen bebouwing wordt gestreefd naar hoge dichtheden,
menging van functies en zuinig ruimtegebruik, waarbij één van de
kwaliteitscriteria zal zijn de beschikbaarheid van
openlucht-recreatiemogelijkheden in de directe woonomgeving.
In het algemeen zal de kwaliteit van de openbare ruimte, met name ten
aanzien van sociale veiligheid en het leefmilieu, een grotere rol spelen in
het afwegingsproces.
Voor de periode 1990-2000 worden alle inspanningen erop gericht om in
Amsterdam 7000 woningen per jaar te bouwen. Nieuw Oost vormt hierin een
essentiële schakel. Deze locatie zal ook na 2000 een belangrijke rol blijven
vervullen om in de woningbehoefte te voorzien. De locatie Zeeburg/Nieuw Oost
zal ten minste 25.000 woningen bevatten. Er vindt onderzoek plaats naar een
mogelijke uitbreiding tot een nieuwe stadslob van circa 40.000 woningen. De
milieu- en kostenaspecten zullen hierbij een belangrijke rol spelen. Almere
zal zeker in de negentiger jaren een substantiële bijdrage in het
woningaanbod in de regio blijven leveren.
IJ-Oevers.
De Nota van Uitgangspunten blijft uitgangspunt. Wel dient er in de verdere
planuitwerking ruimte te zijn voor nadere overweging. De drie elementen die
daarbij met name aandacht verdienen zijn:
* het sociale aspect van de IJ-oevers
* de kwaliteitsbewaking
* het zakelijk belang van de gemeente
Het zakelijk belang van de gemeente dient te worden gewaarborgd door
fasering van het project, pilotprojecten en gelijktijdigheid met de
infrastructuur, afscherming van het Stadsvernieuwingsfonds en concretisering
van de onrendabele functies.
Tegelijk met de ondertekening van een intentieverklaring met
privatepartners dienen afspraken met hen te worden gemaakt over gezamenlijke
inspanningen gericht op het bestrijden van de werkloosheid.
Een door de projecten heen lopende kwaliteit betreft de menging van
sociale woningbouw en vrije sector. Stedebouwkundige kwaliteit en
architectuur gaan boven volume; de supervisor heeft een zwaarwegende stem in
het bewaken van de kwaliteit.
Daarnaast dient de ambtelijke organisatie nader aan de orde te worden
gesteld. Dit heeft een directe relatie met de opzet van een
project-management poot. De projectwethouder IJ-oevers zal voor het
zomerreces rapporteren over de vormgeving van de ambtelijke organisatie.
Daarin dienen de drie bovenstaande elementen meegenomen te zijn.
De positie van de Gemeenteraad in het samenspel met bevolking,
belanghebbenden en private partners moet worden vastgelegd in heldere
procedures, waarin de publiekrechtelijke bevoegdheden van de Raad ten volle
tot hun recht komen. De projectorganisatie zal hierop worden afgestemd.
Het maatschappelijk overleg wordt actief voortgezet. Projecten zoals de
Buurtontwikkelingsmaatschappij in de Spaarndammerbuurt verdienen steun. In
het Centrum, Oost en Noord kunnen soortgelijke initiatieven worden
gestimuleerd, die zorgdragen voor het inventariseren van voor de buurt
belangrijke en noodzakelijke ontwikkelingen en de mogelijkheden aangeven deze
ten behoeve van de buurt te realiseren. Daardoor kan in de uitvoering van het
project het maatschappelijk draagvlak worden getoetst en verbreed.
IJ-boulevard.
Voor de bereikbaarheid en het leefmilieu van de binnenstad en de te
realiseren projecten langs de IJ-oevers moeten de IJ-boulevard, een
uitgebouwd regionaal railstelsel van de NS en het (snel)tramwegstelsel een
belangrijke rol vervullen. Voor een goede bereikbaarheid en ter beperking van
de verkeers- en milieu-overlast in de woonbuurten en in de stad als geheel,
wordt gekozen voor een 2 x 2-strooksweg deze wordt uitgevoerd als een
stadsstraat met stoplichten en zonder invoegstroken anders dan nodig voor
verkeersveiligheid. Op twee banen zal mogelijk voorrang worden gegeven aan
categorie-verkeer, zoals spitsbussen, shuttlebussen, carpooling, vrije
busbaan en dergelijke.
De westelijke IJ-boulevard dient ter ontsluiting van de binnenstad, de te
realiseren bestemmingen in het kader van het IJ-oeverproject en om de
overlast in de woonbuurten te verminderen.
Vanuit het milieubelang dient, in overleg met de beleggers en in samenhang
met de ontwikkeling van het stadshart, een strengere parkeernorm te worden
nagestreefd. Hierbij moet het belang van het werven en behoud van
bedrijvigheid en werkgelegenheid in de binnenstad en aan de IJ-oevers worden
gewogen. Verschuiving van functies naar plaatsen waar de OV-bereikbaarheid
slechter is, is ongewenst. De samenhang tussen het milieubelang op
macroniveau en de versterking van de binnenstad zal in het VVP worden
uitgewerkt. Daarbij zal worden onderzocht wat de implicaties zijn van een
beleid, gericht op nulgroei van de vervuiling door het autoverkeer.
Economische ontwikkeling.
Duurzaamheid dient voorop te staan bij de ontwikkeling van de Amsterdamse
economie. Economische groei is geen doel op zichzelf, maar een middel om meer
werkgelegenheid, welvaart en welzijn te creëren. Voorkomen moet worden dat
bestaande bedrijven onnodig wegtrekken. Bijzondere aandacht verdienen
bedrijven in de stadsvernieuwingsgebieden en startende bedrijven. De
veelzijdigheid en versterking van het midden- en kleinbedrijf is hierbij van
grote betekenis.
Dit streven naar veelzijdigheid, een zo breed mogelijk pakket van
bedrijven, infrastructuur en voorzieningen, moet hand in hand gaan met een
profilering op een aantal strategische functies. Daarbij valt te denken aande
luchthaven, informatica en (tele)communicatie, financieel centrum, onderwijs
en wetenschappelijke kenniscentra, hoogwaardige dienstverlening, cultuur en
toerisme.
Het erfpachtsysteem wordt gehandhaafd. Regelmatig zullen de modaliteiten
van het erfpachtsysteem voor bedrijfsvestiging worden geëvalueerd op
concurrentiepositie en indien noodzakelijk worden bijgesteld, zodat er sprake
zal zijn van een eigentijds systeem van erfpacht.
Het aantrekken van nieuwe bedrijven van buiten Amsterdam is primair een
taak van de centrale stad.
Uitbreidings- en verbouwingsplannen van bestaande bedrijven zijn de
verantwoordelijkheid van de deelraad.
Teneinde bij bedrijfsverplaatsing het bedrijf voor Amsterdam of de regio
te behouden, berust de coördinatie bij de centrale stad.
De centrale stad blijft (mede-)verantwoordelijk voor de grotere
bedrijfsterreinen, op de navolgende wijze:
1. De terreinen ten noorden van de Haarlemmerweg ressorteren onder de
centrale stad (Westhaven, Sloterdijk, Teleport).
2. De terreinen Riekerpolder/Haagseweg en Amstel III worden grootstedelijk
project. Het beheer wordt per contract met de stadsdelen geregeld.
3. De terreinen Amstel I/II, Weespertrekvaart en Noordoever IJ vallen onder
de stadsdelen, waarbij economische tripartite ontwikkelingsgroepen zich op
convenantbasis verplichten tot herstructurering/ontwikkeling en onderhoud/
beheer.
Naar gelang de vraag van bedrijven, kan de overheid zelfstandig voorzien
in de levering van goederen en diensten die het basispakket te boven of te
buiten gaan. Deze levering vindt plaats in vrije concurrentie op de markt en
geeft afnemers optimale "inspraak".
Er komt een onderzoek naar de mogelijkheden van instelling van een
Economische Dienst.
Er komt een Oosterse markt.
Informaticastimulering.
Het in de periode 1986-1990 gestarte informaticastimuleringsbeleid wordt
mede in het kader van Europa '92 voortgezet. De aanbevelingen uit het
Manheim-rapport krijgen bij voorrang aandacht.
RAI.
Toekomstige, nog vast te stellen uitbreidingen van de RAI zullen niet ten
koste gaan van het Beatrixpark. Voor een eventuele lange-termijnuitbreiding
is in het Ontwerp-Structuurplan de locatie "kop Rijksweg 3" gereserveerd,
waarbij onderzocht zal moeten worden in hoeverre de ruimte kan worden benut
op of onder het tracé van Rijksweg 10, daarna Zuidoost en Teleport.
Schiphol.
Schiphol moet kunnen groeien als belangrijk internationaal knooppunt voor
reizigers uit de hele wereld en als Europees distributiecentrum van formaat.
Een absolute randvoorwaarde daarbij is dat de milieu-overlast niet toeneemt.
Hierbij zal met name aandacht zijn voor de geluidshinder en de gevolgen
van de luchtverontreiniging. Onderzoeken naar de effecten van vliegverkeer op
de gezondheid van omwonenden worden bij de afweging betrokken.
Voor geluidshinder worden de huidige contouren uit het Structuurschema
Burgerluchtvaart gehanteerd. Aan de beperking van de geluidshinder kan de
draaiing van de vierde baan een belangrijke bijdrage leveren. Daarnaast dient
de vijfde baan planologisch niet onmogelijk gemaakt te worden. De TGV dient
zo snel als mogelijk te worden aangelegd zodat zo veel mogelijkcontinentaal (
passagiers)verkeer per trein kan worden afgewikkeld. Voor de afwikkeling van
goederen dient er op Schiphol een Railport te worden aangelegd.
Voor het verkeer rond Schiphol geldt, dat dit zo veel als mogelijk met het
openbaar vervoer dient te gebeuren. Dit betekent naast het doortrekken van de
Amstelveenlijn en de sneltram MAP/Sloten naar Schiphol ook de aanleg van de
Hemboog en op termijn de Utrechtboog.
Om tot een zorgvuldige afweging te komen zal een integrale MER worden
uitgevoerd zodat de diverse projecten in hun samenhang kunnen worden
beoordeeld.
Volkshuisvesting.
Op het gebied van de Ruimtelijke Ordening zal het beleid zich richten op
een menging van functies. Door zuinig ruimte gebruik zal dientengevolge in
hoge dichtheden worden gebouwd.
Het compacte-stadsbeleid zal worden gecontinueerd.
In samenspraak met de stadsdelen wordt een meerjarenprogramma
woningbouwlocaties opgesteld. Na overleg worden de verschillende
financieringscategorieën vastgesteld, alsook de differentiatie in kwaliteit.
Op deze wijze kunnen de stadsdelen aan hun taakstelling vanuit het
structuurplan voldoen. Beslissend voor het compacte-stadsbeleid is de
realisering van Nieuw Oost. Er wordt extra inspanning verricht om deze
locatie voor de periode na 1995 gereed te hebben.
Tot 1995 moeten 35.000 nieuwbouwwoningen worden gebouwd (streefcijfers).
Op basis van de taakstelling die in het structuurplan wordt gegeven zullen de
deelraden hun meerjarenbouwprogramma's invullen. Ter realisering van de
bouwprogramma's zal de gemeente samen met de stadsdeelraden nadere
inspanningen moeten verrichten om steeds voldoende bouwlocaties te verkrijgen.
In de komende jaren zal samen met de stadsdeelraden moeten worden bezien in
hoeverre het door hen ontwikkelde behoud en herstel c.q. sloop- en
nieuwbouwprogramma zou moeten worden beïnvloed om onze streefcijfers te halen.
Of deze streefcijfers gehaald worden, wordt mee bepaald door het behoud- en
herstel c.q. sloop/nieuwbouwprogramma van de deelraden.
Wij streven er naar om in samenwerking met omliggende gemeenten een
regionaal volkshuisvestings- en distributiebeleid te ontwikkelen en afspraken
over de in de regio te ontwikkelen woningbouwlocaties te maken.
Het volkshuisvestingsbeleid heeft als uitgangspunt differentiatie in
woonmilieus. Er zal worden gebouwd naar de behoefte van de in Amsterdam
wonende en/of werkende burgers. Alle woonmilieus moeten toegankelijk zijn
voor alle inkomensgroepen. Dit houdt onder andere in dat in
uitbreidingswijken, met name het voormalige tuinbouwgebied Sloten, naast dure
woningen ook woningen met lagere huren worden gerealiseerd, zodat urgent
woningzoekenden die bij de GDH zijn ingeschreven c.q. etnische minderheden
ook kansen krijgen op een laagbouwwoning. Daarvoor zal waar nodig de gemeente
een bijdrage leveren. Daarnaast bepleit Amsterdam bij het rijk dat het
contingent sociale woningbouw wordt verhoogd.
In stadsvernieuwingsgebieden zal plusminus 20% koopwoningen, rekening
houdend met doorschuifrechten van zittende bewoners, worden gerealiseerd. In
uitbreidingsgebieden ligt het percentage duidelijk hoger.
In de stadsvernieuwingsgebieden en de gordel 20 - 40 blijft het behoud en
herstelbeleid uitgangspunt.
Ten behoeve van de instandhouding van de gordel 20 - 40 is een maximale
inspanning gewenst. Het gericht aankoop- en verbeteringsbeleid van
particuliere woningen zal worden voortgezet.
In situaties dat de Raad vindt dat er sprake is van beschermde
stadsgezichten zal een serieuze afweging tussen mogelijk kwalitatief
hoogwaardige nieuwe ontwikkelingen, die juist de historische waarde van de
stad kunnen accentueren en versterken, en behoud moeten plaatsvinden. Ditmoet
zich niet beperken tot de grachtengordel, maar ook de ring 20 - 40 verdient
grote aandacht. In bestemmingsplannen wordt een stedebouwkundig kader
opgenomen dat kan dienen als een toetsingskader voor het welstandstoezicht.
Het advies, uit het rapport "Openbare ruimte en kwaliteit", van de Raad voor
de Stedebouw, de Raad voor de Monumentenzorg en de Kunstraad zal verder
worden uitgewerkt.
Woonlasten.
Handhaving en verbetering van een adequate individuele huursubsidie is van
essentieel belang. Bij de rijksoverheid wordt de invoering bepleit van een
landelijk systeem dat de woonlasten in de huur- en eigen woningsector
evenwichtig verdeelt en de doorstroming bevordert. De mogelijkheden voor een
gemeentelijk woonlastenfonds naar Rotterdams model worden onderzocht.
Er komt een nota jongerenhuisvesting. Het ouderenbeleid wordt met
voortvarendheid voortgezet.
Woonruimteverdeling.
De Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting blijft onmisbaar voor een
rechtvaardige verdeling van het woningbestand. Met woningbouwcorporaties moet
een convenant worden afgesloten. Binnen één jaar zal worden gerapporteerd in
hoeverre door een grotere rol van corporaties in de woningtoewijzing
besparingen kunnen worden behaald. Bij de particuliere verhuurders mag het
autoclaimsysteem en autokeuzesysteem niet leiden tot het uitsluiten van de
zwakken op de woningmarkt voor dit deel daarvan. Het autoclaimsysteem en
autokeuzesysteem in de particuliere sector wordt jaarlijks geëvalueerd en zo
nodig bijgesteld, met name gelet op de positie van de zwakken op de
woningmarkt.
Het Woningbedrijf is een waardevol instrument in het
volkshuisvestingsbeleid en dient als zodanig een redelijk deel nieuwbouw te
blijven leveren.
Het beleid om de kansen op goede huisvesting gelijk te maken wordt met
kracht voortgezet. Daarvoor is een centrale registratie van woningzoekenden
nodig in Amsterdam, net als in vele steden al het geval is.
Hoogbouw Bijlmermeer.
De problematiek van de hoogbouw Bijlmermeer is niet alleen een
stedebouwkundig vraagstuk. De sociale problematiek vraagt ook om oplossingen.
De instrumenten van sociale vernieuwing moeten in versterkte mate worden
toegepast. Ter oplossing van de hoogbouwproblematiek Bijlmermeer zijn
stedebouwkundige ingrepen mogelijk binnen de volgende uitgangspunten:
- functiemenging;
- verhoging dichtheid;
- verbetering sociale veiligheid;
- geen vermindering van het aantal woningen in de sociale huursector;
- differentiatie.
Kortom, een aanpak vergelijkbaar met die in de stadsvernieuwing waarbij in
het kader van een gefaseerde uitvoering sloop van bepaalde delen niet is
uitgesloten.
Samen met de deelraad Zuidoost wordt de uitwerking ter hand genomen.
Uitwerking en fasering zullen, rekening houdend met de belangen van de
huidige bewoners, op een zorgvuldige wijze plaatsvinden.
Woonomgeving en sociale vernieuwing.
De sociale veiligheid van bewoners dient hoge prioriteit te krijgen, ook
voor de Binnenstad. Gemeentelijke diensten en burgers dienen hun
verantwoordelijkheid voor de woonomgeving te nemen. De mogelijkhedenhiertoe
dienen nader te worden uitgewerkt. Er kunnen verbanden worden gelegd met
werkgelegenheidsprojecten in het kader van sociale vernieuwing.
Kleinschalige gebouwde parkeervoorzieningen ten behoeve van bewoners zijn
een belangrijke bijdrage voor het leefmilieu in de binnenstad.
Beheer openbare ruimte.
De leefbaarheid in buurten is gebaat bij goed ingerichte en onderhouden
openbare ruimte.
Het wegwerken van onderhoudsachterstanden is daarom noodzakelijk.
Zelfbeheer door buurtbewoners wordt gestimuleerd. Medebeheer van bewoners en
bedrijven vergroot de betrokkenheid bij de openbare ruimte.
MILIEU.
De aangekondigde aanvullende maatregelen van het nieuwe kabinet (het
NMP-plus) zullen ook tot een verscherping van het Amsterdamse milieu- en
verkeersbeleid moeten leiden. Voor de stedelijke omgeving, in samenhang met
de regio, geldt dat het beleid moet worden gericht op een aanzienlijke
terugdringing van de milieubelasting. Voor nieuwe grootstedelijke projecten
moet een stedelijke milieu-effectrapportage worden gemaakt. Pas na het
uitbrengen van deze rapportage wordt een beslissing genomen. Ter verhoging
van het welvaartsniveau in Amsterdam dient te worden gestreefd naar een
duurzaam ontwikkelingsscenario en zal een geïntegreerd en samenhangend
milieubeleid moeten worden gevoerd. Als basis van het Structuurplan zal het
milieubeleid een randvoorwaarde moeten scheppen voor nieuwe ontwikkelingen.
Een stuurgroep milieu zal een bijdrage moeten gaan leveren bij de fasering en
uitwerking van milieubeleid, in goed overleg met alle betrokkenen. De komende
vier jaren zal met voortvarendheid moeten worden overgegaan tot de verdere
uitvoering van het Amsterdams Milieu-actieplan.
Als leidraad bij de uitvoering hiervan zullen de volgende prioriteiten
moeten gelden:
1. het terugdringen van het autoverkeer en de bevordering van openbaar
vervoer, taxi en fiets;
2. het terugdringen van het energieverbruik;
3. het indammen van de afvalstromen;
4. bodemsanering en vasthouden aan het compacte-stadprincipe.
Het beleid ten aanzien van het energieverbruik dient gericht te zijn op
een vermindering van het grondstofgebruik. Dit begint bij een optimale
energie-opwekking. Investeringen welke leiden tot energiebesparing worden
gestimuleerd. Op korte termijn zullen prioriteiten worden gesteld en een
financiële vertaling worden gegeven. De uitvoering van deze hoofdlijnen vergt
een verdere intensivering van het Amsterdamse milieubeleid. De taak van de
Milieudienst zal hierbij coördinerend en initiërend van karakter moeten zijn.
Door de verinnerlijking van het milieubeleid in de diverse lijnportefeuilles
zal de milieudienst daarnaast ook een controlerende en adviserende taak
moeten hebben. Door verdere ontwikkeling en toepassing van sancties dient ook
een goed handhavingsbeleid een grotere rol te gaan spelen.
Bij de bodemsanering zal de leeflaagsanering geen algemeen uitgangspunt
mogen zijn. Als vervuilde grond binnen de financiële randvoorwaarden
gereinigd kan worden verdient dat uit milieuhygiënisch oogpunt de voorkeur.
Om hergebruik te bevorderen en de kosten te drukken, dient een grondbank te
worden opgericht.
Het storten van bagger in de Nieuwe Meer is niet toegestaan.
De grote groengebieden rond Amsterdam (Spaarnwoude, Twiske, Amstelland en
Waterland) zijn voor de dagrecreatie van de Amsterdamse bevolking van zeer
grote betekenis en moeten de financiële steun van Amsterdam behouden. De nog
ongerepte poldergebieden buiten de stad, die we als zodanig willen behouden,
mogen niet worden aangetast door stedelijke functies of doornegatieve
randverschijnselen (crossterreinen, autosloperijen e.d.).
VERKEER.
Vanuit het milieubelang dient de keuze van het vervoermiddel te worden
beïnvloed. De gewenste volgorde is achtereenvolgens lopen/fietsen, openbaar
vervoer, taxi, auto.
De Amsterdamse binnenstad dient bereikbaar te blijven voor bewoners-,
zakelijk- en in mindere mate bezoekersautoverkeer. Daar staat tegenover dat
door een hoog parkeertarief deze groepen een financiële stimulans krijgen om
een andere vervoermiddelkeuze te maken. Daartoe wordt tevens de kwaliteit van
het openbaar vervoer verbeterd.
Het woon/werk-verkeer dient te worden geweerd. Hierbij zijn het
parkeerbeleid en het woningbouwbeleid een belangrijk instrument.
Vanuit de wens om het autovolume in Amsterdam te beperken zal in het kader
van het Verkeers- en Vervoersplan een studie met de materiële intentie tot
uitvoering worden gedaan naar de vraag welke verkeersradialen
eenrichtingsverkeer kunnen worden. In dat kader zullen ook studies met de
materiële intentie tot uitvoering worden gedaan voor een flexibel gebruik van
rijstroken op de radialen, met name door voorrang te verlenen aan het
categorie-verkeer, openbaar vervoer, carpooling e.d. in de spitsuren.
Ter verbetering van de bereikbaarheid van de binnenstad per openbaar
vervoer zullen ook vrije trambanen (eventueel alleen tijdens de spits) worden
onderzocht met de materiële intentie tot uitvoering.
Er zal een studie met de materiële intentie tot uitvoering worden verricht
hoe het aantal fietsroutes kan worden uitgebreid en verbeterd.
De veiligheid in het verkeer en openbaar vervoer dient te worden verbeterd
via infrastructurele, beheers- en toezichtmaatregelen en voorlichting/
preventie.
Er komen meer bewaakte fietsenstallingen.
Parkeren.
Uitgangspunt is dat parkeerbeleid als geheel (exploitatie van
parkeervoorzieningen + bijbehorende handhaving) budgettair neutraal dient te
zijn.
Het parkeerbeleid richt zich met name op het terugdringen van het
woon-werkverkeer. Door de hoge tarieven wordt ook het niet-essentieel
zakelijk en bezoekersverkeer geremd. Binnen het invloedsgebied van
parkeergarages in het Stadshart werkt de parkeermeter of automaat niet alleen
van 9-18 uur, maar het gehele etmaal. Cruciaal voor het slagen van het beleid
is de handhaving.
Het parkeren dient zo veel mogelijk van straat te verdwijnen. Van de
straat verdwijnen de plaatsen die ondergronds (of elders) worden gebouwd op
zijn minst in de verhouding 1:1. Ter wille van de leefbaarheid heeft het
beperken van het parkeren in de smalle straten in de binnenstad prioriteit.
Daarna volgen het stadshart en de overige delen van de binnenstad. Voor de
bewoners zal de mogelijkheid bestaan om een plaats te huren in een
parkeergarage. Als alternatief kunnen bewoners tegen het normale tarief een
parkeervergunning krijgen voor een naastliggende binnenstadsdistrict.
Het aantal park- & ride-voorzieningen dient te worden uitgebreid. Daarbij
hoort een aanvullend pakket van maatregelen, zoals spitstaxi's en dergelijke.
Openbaar vervoer.
Het ondergrondse openbaar-vervoersnet wordt uitgebreid mits het rijk
daarvoor de benodigde middelen ter beschikking stelt. Ten aanzien van de
uitbreiding van het ondergrondse openbaar vervoer dient speculatie te worden
voorkomen door middel van maatregelen in het bestemmingsplan. Een van de
belangrijkste uitgangspunten bij de tracékeuze en de locatie van stations
is het vermijden van sloop.
Naast de reeds in het kader van het Bereikbaarheidsplan Randstad
geselecteerde openbaar-vervoerprojecten (o.a. ringsneltram
CS-Sloterdijk-Zuidoost, sneltram MAP/Sloten) zijn meerdere (deels
ondergrondse) railverbindingen noodzakelijk om de verdubbeling van het
openbaar vervoer mogelijk te maken. De Noord-Zuid-verbinding heeft daarbij
prioriteit. Deze projecten mogen niet ten koste gaan van de kwaliteit van het
bestaande net.
Daarnaast vraagt de verbetering van het bestaande net de nodige aandacht.
Daarbij valt te denken aan verhoging van snelheid en frequentie, verbetering
van de regelmaat en zo min mogelijk overstappen. Het Gemeentevervoerbedrijf
zal efficiënter moeten werken. Een en ander zal onderwerp van onderzoek zijn.
Verder moet het tarievenstelsel overzichtelijker worden.
Regio.
Meer nog dan in het verleden dient het verkeer en vervoer te worden bezien
vanuit de regionale samenhang. De scheiding tussen financiering van openbaar
vervoer- en auto-infrastructuur dient te worden opgeheven door de instelling
van een Infrastructuurfonds per vervoersregio. Amsterdam streeft daarbij naar
een vervoersregio voor de ROA-gemeenten.
Westrandweg.
De Westrandweg dient te worden aangelegd als rijksweg voor
werk-werk-verkeer tussen Schiphol en het westelijk havengebied, dat wil
zeggen tweebaans, zonder afslagen of directe verbinding met de tweede
Coentunnel.
SOCIALE EN CULTURELE ONTWIKKELING.
Werkloosheidsbestrijding.
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de werkloosheid in Amsterdam,
bijna twee keer zo hoog als het landelijk gemiddelde en verder gekenmerkt
door een sterke oververtegenwoordiging van etnische groepen en (herintredende)
vrouwen in het werklozenbestand, kiest als belangrijkste doelstellingen de
werkloosheid in Amsterdam terug te brengen tot het landelijk gemiddelde en
tegelijkertijd een eind te maken aan de ongelijke verdeling van de
werkloosheid over de verschillende groepen.
Daarbij zijn de komende jaren twee sporen van doorslaggevend belang.
Aan de ene kant moet de versnippering op het gebied van scholings-,
werkervarings- en bemiddelingstrajecten worden tegengegaan. Mogelijkheden
kunnen wat dat betreft vooral worden gezocht in de nieuwe structuur voor de
arbeidsvoorziening (CBA/RBA). Een van de hoofdonderdelen van deze aanpak kan
worden gevormd door het instellen van zogenaamde task-forces die een
werkwijze zullen realiseren, gericht op het voorkomen van (langdurige)
werkloosheid.
Met de reguliere onderwijsorganisaties en met het GAB worden afspraken
gemaakt om het opleidingsaanbod te laten aansluiten bij het
arbeidsvoorzieningenbeleid. De gemeente maakt van zijn invloed in het RBA
gebruik om gerichte scholings- en werkgelegenheidsprojecten te helpen creëren.
Binnen het RBA maken de sociale partners en de gemeente, die voortaan een
gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het arbeidsvoorzieningsbeleid dragen,
bovendien afspraken over een effectief doelgroepenbeleid, gebaseerd op
streefgetallen per periode.
De gemeentelijke vertegenwoordigers in het RBA zijn daarbij verantwoording
schuldig aan de Raad.
Getracht wordt vertegenwoordigers van bedoelde doelgroepen bij het beleid
van het RBA te betrekken.
De gemeente blijft proberen het bereik van het Amsterdamse RBA zodanigin
te richten dat daarmee ook de werkgelegenheid rond Schiphol wordt omvat.
Aan de andere kant biedt het beleid rond sociale vernieuwing de gemeente
zelf de komende jaren meer mogelijkheden, additionele werkgelegenheid te
creëren voor langdurig werklozen middels het terugploegen van
uitkeringsgelden. Die werkgelegenheid wordt vooral gezocht in een aantal
maatschappelijk wenselijke sectoren als het openbaar vervoer, de kinderopvang,
de zorgsector, de sociale veiligheid, het milieubeheer e.d., waarbij
bovendien geldt dat de traditionele beroepssegregatie tussen mannen en
vrouwen wordt doorbroken.
Daarbij gaat het niet alleen om de opzet van banenpools op gemeentelijk,
bedrijfstaks- en vooral stadsdeelniveau, maar ook om al of niet buurtgebonden
eigen initiatieven van langdurig werklozen voor het creëren van kleinschalige
en op eigen ondernemerschap of zelfbeheer gerichte activiteiten.
Bedrijfstakken kunnen aan het succes van deze banenpools bijdragen door
financieel bij te dragen aan de fondsen ten behoeve van sociale vernieuwing,
het afnemen van diensten en afspraken over de doorstroming van deelnemers aan
de banenpools naar de reguliere arbeidsmarkt.
Omdat er na aanwending van de nu beschikbare vergoedingen per poolplaats
nog steeds sprake zal zijn van een tekort, zal er een inleenvergoeding per
poolplaats worden gevraagd. In gevallen waar een dergelijke inleenvergoeding
niet in rede kan worden gevraagd, zullen gemeente en sociale partners, al of
niet binnen het RBA, gelden moeten vrijmaken.
Voor beide sporen geldt dat de betrokken werkloze mannen en vrouwen
middels scholing en doorstromingsafspraken uitzicht moet worden geboden op
een duurzame en qua arbeidsvoorwaarden volwaardige arbeidsplaats. Deelnemers
voor wie dat perspectief op de reguliere arbeidsmarkt niet wordt gerealiseerd,
wordt getracht een zodanige beloning te bieden dat zij beter af zijn dan in
de uitkeringssituatie.
De gemeente dringt er bij bedrijven waarmee zij zaken doet en bedrijven
die zich in Amsterdam willen vestigen op aan, een positief actieplan op te
stellen. In dit plan geven bedrijven aan, welke maatregelen zij nemen of
zullen nemen om meer Amsterdamse vrouwen, migranten en langdurig werklozen in
dienst te nemen.
Binnen het RBA zal de gemeente, in overleg met de andere partners,
bevorderen dat arbeidsorganisaties jaarlijks rapporteren over hun
inspanningen om meer leden van de doelgroepen in hun personeelsbestand op te
nemen.
De gemeente geeft bij verlening van opdrachten de voorkeur aan
opdrachtnemers die al voldoende leden van voorkeursgroepen in dienst hebben
dan wel een positief actieplan (gaan) uitvoeren.
Bij het rijk wordt aangedrongen op een spoedige totstandkoming van een
wettelijke regeling met betrekking tot contract-compliance.
Profijt van de overheid.
Het project Profijt van de overheid heeft op zeer diverse terreinen
activiteiten ontplooid:
- profijtprojecten gericht op verbetering van effectiviteit.
- experimenten met kwaliteitscontracten.
- het stadspas-project.
- sociale vernieuwing.
De voortgang van de onder de noemer profijt tot stand gekomen projecten
rechtvaardigt een herschikking van de plaats en de organisatie van de
werkzaamheden van het bureau Profijt van de overheid.
Het profijtbeleid van de afgelopen periode is in zijn intentie (het
verbeteren van het aanbod en de toegankelijkheid van voorzieningen voor de
lagere inkomensgroepen) en in zijn uitwerking (herschikking, ontkokering en
deregulering) te beschouwen als een van de pijlers van wat onder
socialevernieuwing wordt verstaan. In de ambtelijke organisatie wordt aan de
sociale vernieuwing vormgegeven door het instellen van een projectbureau
sociale vernieuwing waarin tevens de werkzaamheden met betrekking tot de
profijtprojecten plaatsvinden.
Aan het experiment met kwaliteitscontracten zal in de looptijd van het
experiment een plaats worden gegeven in het op te zetten systeem van Planning
en Control. Binnen de kwaliteitscontracten, waarin criteria worden opgenomen,
zal een opzet worden gerealiseerd waardoor het mogelijk wordt dat de
Amsterdamse bevolking een oordeel geeft over de door de gemeente geleverde
diensten en produkten.
Voor het bureau Stadspas zal een meer zelfstandige plaats binnen de
gemeentelijke organisatie worden gerealiseerd. In de komende periode zal het
aanbod in de Stadspas worden uitgebreid, met name voor wat betreft de
toegankelijkheid van het openbaar vervoer en sportvoorzieningen.
Minima zonder marge.
Het beleid rond Minima zonder marge wordt voortgezet.
Omdat nog steeds onvoldoende gebruik wordt gemaakt van bestaande subsidie-
en kwijtscheldingsregelingen zijn extra inspanningen nodig om daarin
verandering te brengen. Naast betere voorlichting zal worden nagegaan of het
mogelijk is gebruik te maken van meerdere regelingen via een centrale aanpak.
Ten behoeve van een meer effectieve schuldsanering zullen, naast
verbetering van de activiteiten in de eerste lijn, de nu in verschillende
diensten plaatsvindende activiteiten worden geconcentreerd in een centrale
organisatie.
Gemeentelijke Sociale Dienst.
Voor de cliënten van de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) is het van
essentieel belang dat deze zijn taak als uitkerende instantie efficiënt
uitvoert en volgens de geldende normen uitkeringsgerechtigden controleert.
De dienstverlening van het GAB (onder regie van het CBA/RBA) en de GSD
dienen wederzijds aanvullend te zijn. Het GAB (RBA) is primair
verantwoordelijk voor de taken in het kader van de werkloosheidsbestrijding (
task forces, banenpools, scholing en bemiddeling). De GSD is verantwoordelijk
voor het doen van inkomensvervangende uitkeringen. Ook moet de GSD cliënten
gericht voorlichten en wijzen op mogelijkheden van arbeidsbemiddeling etc.
zonder zich te belasten met het bemiddelen zelf.
Op basis van de door de GSD opgestelde kwaliteitsnota zal een
kwaliteitscontract worden opgesteld waarbij ook het oordeel van de cliënten
wordt betrokken.
Het beleid gericht op een grotere bekendheid en ruimer gebruik van de
bijzondere bijstand zal worden geïntensiveerd.
Na rayonering wordt de GSD gedecentraliseerd als vaststaat dat dit niet
leidt tot overlast voor de cliënten en het de doelmatigheid bevordert.
Anti-discriminatie en emancipatie.
De Amsterdamse samenleving zal zich blijvend kenmerken door een grote
verscheidenheid aan bevolkingsgroepen en leefwijzen. Deze verscheidenheid
waarderen wij positief. Daarmee is de pluriforme samenleving, waarin iedereen
gelijke kansen, rechten, vrijheden en verantwoordelijkheden heeft, nog geen
feit.
Te veel nog pakken wet- en regelgeving ongelijk uit voor een aantal
groepen. Teveel nog worden individuen en groepen geconfronteerd met
ongerechtvaardigd onderscheid.
Uitgangspunten voor het gemeentelijk beleid zijn het actief bestrijden van
discriminatie en het bevorderen van emancipatie van achtergesteldegroepen,
met name op de terreinen wonen, werken, weten en participatie. Het
gemeentebestuur ondersteunt hierbij niet alleen initiatieven vanuit de
bevolking, maar zal zelf een actief beleid voeren om discriminatie,
achterstelling en achterstand op te heffen. Erkenning van gelijke rechten is
daarbij het uitgangspunt.
Op naleving van de anti-discriminatiebepaling in de Subsidieverordening
zal strikt worden toegezien.
De diverse anti-discriminatie-initiatieven vanuit de bevolking zullen
worden betrokken bij de uitvoering van het beleid.
Het recent opgerichte Anti-discriminatiebureau is een belangrijk
instrument ter bestrijding van racisme en discriminatie.
Gemeentelijke instellingen moeten een voorbeeldfunctie vervullen
in de behandeling van klachten over discriminerend gedrag.
De Politie zal voorrang geven aan het bestrijden van discriminatie en
aangifte hiervan behandelen en registreren.
Vrouwenemancipatie, homo-emancipatie en emancipatie van allochtone mannen
en vrouwen zijn een logisch vervolg op anti-discriminatiebeleid. Emancipatie
richt zich, net als sociale vernieuwing, op het opheffen van achterstanden.
Sociale vernieuwing is tegelijkertijd een noodzakelijke voorwaarde voor een
goed emancipatiebeleid. Amsterdam heeft een voorhoedepositie waar het gaat om
emancipatiebeleid. In deze periode zal ernaar worden gestreefd, deze
voorhoedepositie te behouden en te versterken. Het emancipatiebeleid wordt
daarom door alle gemeentelijke portefeuilles als facetbeleid uitgevoerd.
Emancipatie-initiatieven vanuit de bevolking zullen worden betrokken bij de
uitvoering van het beleid.
De Raamnota Minderhedenbeleid, het Beleidsplan Vrouwen en Meisjes, en de
nota's Homo-emancipatie en Lesbisch Zichtbaar zullen verder worden uitgevoerd,
voorzover het grootstedelijke taken betreft.
De betrokken afdelingen hebben hierin een initiërende, stimulerende en
adviserende rol. Aan de stadsdelen zal desgevraagd informatie en/of advies
worden verstrekt.
Het subsidiëren van grootstedelijke en experimentele
emancipatie-activiteiten zal worden voortgezet.
De gemeente stelt eisen aan de aandacht die door instellingen - binnen hun
algemene basisaanbod - aan de activiteiten voor verschillende groepen wordt
besteed.
Onderwijs.
Onderwijs is een onlosmakelijke component van sociale vernieuwing. Goede
scholing is een belangrijke basis voor individuele ontplooiing en voor een
maatschappelijke loopbaan. Dit geldt voor iedereen en voor alle vormen van
onderwijs.
De betrokkenheid en participatie van ouders bij het onderwijs moet worden
versterkt.
In de komende jaren zal de kwaliteitsverbetering van het Amsterdamse
onderwijs op grote schaal gestalte moeten krijgen. Er zijn reeds belangrijke
initiatieven op dit punt genomen, zoals de EGAA-benadering en de experimenten
met taalonderwijs en magneetscholen. Voorstellen, waaronder de verlengde
schooldag gekoppeld aan de school en met gebruik van het schoolgebouw,
peuterspeelzalen gekoppeld aan de school, zullen na een uitgebreide periode
van discussie en inspraak worden vastgesteld door de Raad.
Deze voorstellen vergen financiële impulsen. De typisch grootstedelijke
situatie waarin Amsterdamse scholen moeten werken, mag niet uitsluitend voor
rekening van de gemeente komen. Er worden extra bijdragen van de
rijksoverheid gevraagd. De doelmatigheid van het onderwijs wordt vergroot. De
inzet van financiële middelen moet daartoe aan toetsbare criteria worden
gebonden. Op deze wijze worden schoolbesturen in staat gesteld door
herschikking binnen het bestaande budget hun bijdrage te leveren aan
denoodzakelijke kwaliteitsverbetering.
Het volwassenenonderwijs neemt nog steeds in belang toe. Enerzijds moeten
grote groepen worden geschoold met het oog op betaald werk, ook in de vaktaal.
Anderzijds zijn er grote aantallen burgers voor wie allereerst primaire
scholing van belang is, met name het leren van de Nederlandse taal.
De beroepsgerichte scholing dient te worden betaald uit RBA-gelden. In de
basiseducatie dient het accent te liggen op het leren van Nederlands aan met
name allochtonen. De capaciteit moet aanzienlijk worden uitgebreid waarbij
het doel is op zo kort mogelijke termijn de wachtlijsten weg te werken.
Cursisten moeten in staat worden gesteld de Nederlandse taal te leren.
Daarnaast is aanzienlijk meer aandacht nodig voor de vele analfabeten.
Mogelijk zullen extra gemeentelijke middelen nodig zijn om de
capaciteitsuitbreiding in de beroepseducatie waar te kunnen maken. Dit is
echter afhankelijk van de hoogte van het bedrag dat van de zijde van het rijk
extra verwacht mag worden in de komende jaren.
Er zullen voor het openbaar onderwijs op alle niveaus middelen beschikbaar
zijn voor lesmateriaal en specifieke projecten, gericht op een positieve
benadering van homoseksualiteit.
Gezondheid.
Het gemeentelijk gezondheidsbeleid moet erop gericht zijn, voorwaarden
voor de Amsterdammers te creëren die zij nodig hebben om zolang mogelijk
zelfstandig en volwaardig te kunnen functioneren en deel te nemen aan het
maatschappelijk leven.
Waar dat nodig is, moet de gemeente voorzieningen aanbieden, voor kortere
of langere tijd, op het gebied van de verzorging, (materiële en immateriële)
hulpverlening, emancipatie en recreatie. Niet alleen het
gezondheidszorgbeleid is hiervoor verantwoordelijk, ook vanuit andere
sectoren, onder andere volkshuisvesting, verkeer, werkgelegenheid en milieu
zal een beleid moeten worden gevoerd dat de gezondheidsproblemen van mensen
kan voorkomen (zogenaamd facetbeleid).
De GG en GD zal hierin een adviserende taak hebben en het
gezondheidsbeleid (de preventie) bevorderen.
De werkzaamheden van de GG en GD zullen met name worden gericht op die
bevolkingsgroepen die de meeste gezondheidsrisico's lopen. Er komen
experimenten met projecten die beogen de gezondheidsrisico' te verkleinen.
Tevens vervult de GG en GD een belangrijke vangnetfunctie voor die mensen die
tussen de wal en het schip dreigen te vallen, zoals dak- en thuislozen,
druggebruikers etc.
De inbreng van gebruikers van de zorg is van groot belang. Patiëntenrecht,
participatie en patiëntenplatforms worden versterkt.
De noodzaak van een samenhangende gezondheidszorg is de laatste jaren
groter geworden. De gemeente zal haar invloed en overtuigingskracht inzetten
om samen met de ziektekostenverzekeraars (onder meer het Ziekenfonds
Amsterdam en omstreken), de Ziekenfondsraad, de rijksoverheid en de
stadsdeelraden te komen tot een gezamenlijke planning (het opstellen van een
strategisch plan).
Uitgangspunt hierbij is een goede afstemming tussen huisarts, kruiszorg en
(maatschappelijk) buurtwerk aan de ene kant en verpleegtehuizen,
verzorgingstehuizen en ziekenhuizen aan de andere kant. Accent wordt gelegd
op substitutie van zorg.
De thuiszorg zal de komende jaren worden uitgebreid, onder meer in
banenpools.
Mensen die psychische problemen hebben moeten zoveel mogelijk steun en
hulp kunnen vinden in de eigen omgeving (onder andere de RIAGG).
De uitgangspunten van het Amsterdamse Model in de geestelijke
gezondheidszorg blijven gehandhaafd.
Is er toch voor kortere of langere tijd opvang nodig, dan moeten er
voldoende mogelijkheden in Amsterdam zijn. De capaciteit van beschermde
woonvormen en dagbestedingsactiviteiten moet worden uitgebreid. Ook voor
geestelijk gehandicapten moeten er voldoende mogelijkheden voor begeleid
wonen en dagactiviteiten zijn.
Ouderen.
Het beleid ten aanzien van ouderen is erop gericht de zelfstandigheid daar
waar nodig te bevorderen. De Seniorenraad en ouderenbonden moeten bij de
totstandkoming van dit beleid actief worden betrokken. Uitbreiding van de
mogelijkheden van vrijetijdsbesteding. De zelfstandige woonsituatie van
ouderen zal verder worden gestimuleerd door aanpassingen aan woningen en het
alarmbeleid. Instellingen voor thuiszorg moeten hun aanbod beter afstemmen op
de wensen van ouderen.
Verzorgingstehuizen en verpleegtehuizen worden wijkgericht opgezet en bij
de planning vindt onderlinge afstemming plaats. Er komen experimenten die de
samenwerking tussen verpleegtehuizen en verzorgingstehuizen bevorderen.
Vrouwen.
De crisisopvang voor vrouwen die te maken hebben (gehad) met seksueel
geweld is nog steeds noodzakelijk.
Algemene instellingen, onder andere het maatschappelijk werk, zijn
hiervoor verantwoordelijk. Deze instellingen moeten werken aan een betere
integratie van de hulpverlening. Extra uitbreiding voor de crisisopvang in de
avond en nacht is noodzakelijk.
Categoriale voorzieningen zoals Tegen Haar Wil, Blijf van m'n Lijf en het
vrouwengezondheidscentrum vervullen een belangrijke aanvullende rol zolang de
integratie in de algemene instellingen nog niet voldoende is gerealiseerd.
Voor zover onmisbare uitvoerende hulpverleningstaken van Tegen Haar Wil,
zoals de 24 uurs telefonische hulpverlening, als gevolg van onvoldoende
integratie dreigen te verdwijnen, dienen hiervoor extra middelen ter
beschikking te komen.
Gehandicapten.
Het gemeentelijk beleid dient gericht te zijn op een volledige integratie
van mensen met een lichamelijke handicap.
Het in de vorige raadsperiode aangenomen actieprogramma dient deze periode
verder te worden gerealiseerd in overleg met de Stichting Gehandicapten
Overleg Amsterdam.
Bekeken wordt in hoeverre het sociaal vervoer van ouderen kan worden
gekoppeld aan het gehandicaptenvervoer.
Dak- en thuislozen.
Er moeten meer ambulante voorzieningen voor dak- en thuislozen komen: het
aantal slaapplaatsen voor dak- en thuislozen moet worden uitgebreid,
maaltijdvoorziening, beheer van uitkeringen en lichamelijke en psychiatrische
zorg. Daarnaast worden kostendekkende maatschappelijke initiatieven
gestimuleerd.
De GG en GD dient een actieve rol te spelen in het signaleren van
verspreiding van ziekte onder dak- en thuislozen.
AIDS.
De activiteiten met betrekking tot preventie en voorlichting zullen worden
voortgezet. De hoogste prioriteit zal worden gegeven aan preventie en
voorlichtingsactiviteiten voor prostituanten.
Spuitenomruil wordt 24 uur per dag mogelijk gemaakt. Uitgangspunt is dat
de psycho-sociale hulpverlening aan HIV-seropositieven en AIDS-patiënten via
de bestaande hulpverleningsorganisaties verloopt. Belangenorganisaties voor
slachtoffers van AIDS worden ondersteund. De landelijke toedeling van extra
middelen dient beter in overeenstemming te worden gebracht met de verhouding
van het aantal patiënten in Amsterdam.
Prostitutie.
Als het bordeelverbod wordt opgeheven, wordt een vergunningenstelsel
ingevoerd waardoor de werksituatie van prostituées kan worden verbeterd. Het
vergunningenstelsel mag niet betekenen dat alleen de prostitutie die onder
het stelsel valt wordt toegelaten en dat andere vormen worden opgejaagd of
vervolgd.
Vrouwenhandel en gedwongen prostitutie moeten worden bestreden. De
vertrouwensvrouw voor (allochtone) prostituées kan slachtoffers van
vrouwenhandel steunen bij het doen van aangifte.
Aandacht dient te worden besteed aan de hulpverlening aan verslaafde
prostituées en aan de problematiek van de jongensprostitutie.
Drugs.
Het Amsterdamse drugbeleid krijgt gelukkig steeds meer navolging.
De hoofdelementen van dat beleid (scheiding soft en hard drugs,
bestrijding van grootschalige handel, spuitenomruil, methadonverstrekking,
ontmoediging van het gebruik van harddrugs, straatjunkenproject) worden
voortgezet.
Internationale druk om hierin verandering te brengen zal worden weerstaan.
Hulpverlening gericht op het tegengaan van de ontmenselijking van de
gebruiker moet zoveel mogelijk binnen de reguliere hulpverlening plaatsvinden.
Meer ondersteuning is nodig voor een succesvolle vrijwillige afkick,
gericht op resocialisatie en betaald werk.
Jeugdbeleid.
Dit beleid moet zich de komende jaren concentreren op het wegwerken van
achterstanden waar veel (allochtonen) jongeren mee worden geconfronteerd. Het
voorkomen van problemen als het niet afmaken van opleidingen, een slechte
huisvestingssituatie, werkloosheid, sociaal isolement en racisme vraagt een
integrale aanpak op alle beleidsterreinen. De nadruk moet hierbij liggen op
het uitvoerend werk.
In samenwerking met de stadsdeelraden wordt een integraal preventief
jeugdbeleidsplan opgesteld.
Prioriteit zal worden gelegd bij uitbreiding van ambulante hulp, bij
zwerfjongeren, bij jonge kinderen en bij crisisopvang.
Kinderopvang.
Verdere uitbreiding van de kinderopvang. Uitgangspunt voor de komende
periode is dat in ieder stadsdeel voor 10% van de kinderen van 0 tot 4 jaar
full-time kinderopvang beschikbaar is.
Uitbreiding wordt gerealiseerd door naast het inzetten van eigen middelen
een beleid te voeren dat bedrijven stimuleert kindplaatsen te huren in de
gesubsidieerde kinderopvang. Verhuur van kindplaatsen leidt niet tot
vermindering van gesubsidieerde kindplaatsen.
Voor de non-profit-sector komt een stimuleringsregeling.
De 24-uurs kinderopvang moet worden gerealiseerd.
De arbeidsvoorwaarden in de kinderopvang moeten worden verbeterd.
Migranten.
Het hulpverleningsaanbod in de gezondheidszorg en de maatschappelijke
dienstverlening zal zich moeten richten op de groep allochtone cliënten door
het ontwikkelen van gerichte methodieken die mede geënt zijn op de
verschillende achtergrond van deze groepen.
Asielzoekers.
De sterke toename van asielzoekers in Amsterdam en enkele andere grote
steden in 1985 en 1986 heeft ertoe geleid dat in april 1987 de Regeling
Opvang Asielzoekers (ROA) werd ingesteld. De gemeente Amsterdam heeft zich in
dat kader verplicht 1360 asielzoekers huisvesting te bieden.
Omdat de ROA-regeling een aanzienlijke verbetering van de positie van de
asielzoekers inhoudt en tevens betekent, dat het asielzoekersprobleem zich
niet alleen in de grote steden voordoet, zal Amsterdam loyaal meewerken als
er sprake zal zijn van een uitbreiding van het landelijk ROA-quotum.
Nieuwkomersbeleid.
In het kader van de gezinshereniging en de gezinsvorming komen jaarlijks
grote aantallen nieuwe immigranten naar Amsterdam.
Extra inspanningen zowel van het rijk als de gemeente zijn noodzakelijk
teneinde een snelle inburgering van deze nieuwkomers in Amsterdam mogelijk te
maken. Samenwerking met de betreffende organisaties van minderheden is
hierbij van belang. Nederlandse-taalonderwijs, inpassing in het onderwijs en
een gerichte bemiddeling binnen de RBA-structuur naar arbeid en scholing zijn
instrumenten om de inburgering te realiseren.
Specifieke aandacht dient te worden gegeven aan vrouwen binnen deze groep.
De nieuwkomers moeten voor hulp en informatie op één plek terecht kunnen (één
loket voor nieuwkomers).
Sport.
De toenemende vrije tijd en het groeiende besef van het nut van sport voor
het welzijn zullen de behoefte aan mogelijkheden voor sport en recreatie doen
groeien.
De gemeentelijke aandacht zal hiermee gelijke tred dienen te houden.
Enerzijds door het stimuleren van breedtesport met name in de amateursector
in verenigingsverband of via laagdrempelige activiteiten van het
sportbuurtwerk. Anderzijds via de professionele en topsportbeoefening, een
goede stimulans voor de amateur- en recreatiesector. Dit biedt bovendien een
goede gelegenheid tot passieve recreatie voor veel Amsterdammers.
Mede ten behoeve van internationale sportevenementen bevordert de gemeente
de bouw van een nieuw multi-functioneel stadion. Dit draagt bij aan de
sociaal-culturele, toeristische en economische ontwikkeling van onze stad en
haar inwoners. Door overkapping en/of toevoeging van een evenementenhal
krijgt het multi-functionele karakter van het stadion vorm.
Ook andere investeringen in de sport-infrastructuur zijn noodzakelijk. Dit
kan geschieden in samenwerking met het bedrijfsleven in de vorm van
publiek-private samenwerking (sport-accommodatiefonds). Dit vooral ook omdat
het aanbod verscheiden en toegankelijk moet zijn voor de verschillende
bevolkingsgroepen tegen betaalbare prijzen.
Ook recreatiesporters behoren gebruik te kunnen maken van
sportaccommodaties en -velden.
Zelfbeheer en onderhoud en exploitatie worden bevorderd.
Kunst en cultuur.
1. Er wordt een bedrijfstak-analyse gemaakt: een balans van achterstanden en
groeimogelijkheden. Er komt een meerjareninvesteringsprogramma met lijnen
voor financiering door overheden (lokaal, nationaal, Europees) en door
fondsen en sponsors.
2. De Gemeenteraad stelt een globaal kunstenplan op voor een periode van een
aantal jaren waarin de verdeling over de verschillende subsidiestromen wordt
vastgelegd. Kunstinstellingen krijgen voor periodes van meerdere jaren
budgetzekerheid en -vrijheid binnen een systeem van budgetfinanciering. Naast
financiële verantwoording toetst de gemeente de instellingen op uitvoering
van de eigen doelstelling.
In het kunstenplan geeft de gemeente haar doelstellingen weer naar
produktie, distributie, conservering en participatie in de kunstsector. Er
wordt een stimulerend beleid gevoerd ten behoeve van innoverende
kunstinitiatieven.
3. Advisering door een van de politiek en kunstinstellingen onafhankelijk
orgaan blijft nodig. De huidige vorm wordt heroverwogen. De gemeente neemt
initiatieven om te komen tot herstel en verbetering van de (overleg)relatie
met de kunstwereld.
4. De participatie van verschillende bevolkingsgroepen is onvoldoende.
Sociale vernieuwing betekent in de sector cultuur dat uitsluitingsprocessen
moeten worden doorbroken. Dit is geen verantwoordelijkheid voor de
kunstinstellingen alleen. Het gemeentebestuur maakt, zowel centraal als op
stadsdeelniveau, participatie-projecten mogelijk.
Lokale radio en televisie kan een krachtig instrument zijn voor het
realiseren van de participatie-doelstelling.
5. Er wordt ingespeeld op internationale, Europese ontwikkelingen in de
kunstwereld. Amsterdam profileert zich internationaal meer als interessante
vestigingsplaats voor kunstbedrijvigheid.
Het onderzoek naar een Europees centrum voor kunst en cultuur wordt mede
door de gemeente mogelijk gemaakt. Uitgegaan wordt van het plan, ingediend
bij het ministerie van WVC.
De kunstensector zoekt aansluiting bij grootstedelijke, ruimtelijke
vernieuwingsprocessen. Kunst wordt onderdeel van voorbeeldprojecten aan het
IJ, bij voorbeeld op het CS-eiland of bij het Stenen Hoofd.
Lokale radio en televisie.
Het onderzoek naar lokale professionele radio en televisie in Amsterdam
wordt versneld voortgezet. Het onderzoek wordt uitgevoerd door iemand die
geen belanghebbende is. Er wordt gebruik gemaakt van deskundigheid bij de
huidige zendgemachtigde (SALTO), de huidige professionele aanbieders, de
dagbladpers en deskundigen uit het reclame- en adviesbedrijf.
In november wordt een voorstel aan de Raad voorgelegd waarvan het
uitgangspunt moet zijn financiering op basis van reclame-inkomsten, bijdragen
van derden en een start-investering uit het "potje van Etty". Er moet worden
gekomen tot een pluriform, multi-cultureel aanbod, waaraan vele groepen in
Amsterdam kunnen bijdragen, en onder verantwoordelijkheid van een
redactiestatuut.
Uitvoering van het voorstel moet passen binnen de mogelijkheden van de
nieuwe mediawet en de Europese regelgeving.
BESTUUR EN FINANCIN.
Regiosamenwerking.
In overleg met omringende gemeenten en in samenhang met
binnengemeentelijke decentralisatie moet Amsterdam pleiten voor een
agglomeratiebestuur dat via directe verkiezingen wordt gekozen. Op korte
termijn wordt door Amsterdam, mede op basis van het advies van de
commissie-Van der Louw, gewerkt aan verdieping van de reeds gegroeide
bestuurlijke samenwerking in ROA-verband.
Structuurplan.
Een structuurplan-Nieuwe-Stijl speelt een belangrijke rol bij het behoud
van de samenhang en de structuur van de stad. De inbreng van de stadsdelen is
bij de totstandkoming van een structuurplan essentieel. Daarnaast wordt ook
de regiogemeenten om commentaar gevraagd.
De in het structuurplan vastgelegde structuur wordt vertaald in programma'
s voor de stadsdelen. Deze taakstellende programma's leggen met name het
minimaal aantal te realiseren woningen en de maximaal te realiseren
vloeroppervlakte voor kantoren en bedrijven binnen het stadsdeel vast.
De centrale stad moet de stadsdelen in staat stellen om waar nodig risico'
s in de grondexploitatie verantwoord te kunnen nemen. De centrale stad en de
stadsdelen met een positieve grondexploitatierekening dragen door
herverdeling van de opbrengsten hieruit bij aan de stadsdelen met tekorten op
de grondexploitatierekening. Dit stelsel van verevening gaat uit van globaal
werkende instrumenten en stimuleert stadsdelen om doelmatig enefficiënt te
werken.
Het is wenselijk dat ook de samenhang en structuur op het terrein van de
sociale en welzijnsvoorzieningen door middel van een "structuurplan" een
kader krijgen. In deze raadsperiode zal daartoe een aanzet worden gegeven op
het terrein van de onderwijsvoorzieningen.
Deelraad Binnenstad.
De binnenstad krijgt in 1994 een deelraad. In de komende jaren zal worden
gewerkt aan versterking van het maatschappelijk draagvlak voor het
instellingsbesluit onder bewoners, bedrijfsleven en andere gebruikers van de
binnenstad.
Zo spoedig mogelijk na de gemeenteraadsverkiezingen dient in overleg met
bewoners en bedrijfsleven de Gemeenteraad te besluiten over de uitwerking van
de verdeling van de lokale en grootstedelijke taken in de binnenstad. Op
basis van dit besluit worden in 1991 de bestuursmiddelen vastgesteld, volgens
de bestaande systematiek van budgetafsplitsing naar de deelraden. De
begroting voor de lokale taken in de binnenstad dient in de resterende
begroting als aparte bijlage te worden vermeld.
Teneinde in de komende bestuursperiode de gemeentelijke besluitvorming met
betrekking tot de binnenstad beter toegankelijk te maken voor inspraak en
participatie door bewoners en gebruikers van de binnenstad, wordt een
commissie van advies en bijstand voor de binnenstad ingesteld.
Uitgangspunten Financiën.
1. een sluitende begroting;
2. door het rijk bekostigde voorzieningen:
Uitgangspunt voor de door het rijk bekostigde voorzieningen is, dat de
rijksvergoeding toereikend behoort te zijn. Eventuele gemeentelijke extra
uitgaven daarvoor moeten specifiek worden gemotiveerd en periodiek
geëvalueerd op hun doelmatigheid. De gemeente ijvert voor toereikende
bekostiging door het rijk.
3. Gemeentelijke belastingen en tarieven:
Er wordt gestreefd naar een zo gematigd mogelijke ontwikkeling van de
gemeentelijke belastingen en tarieven. Huishoudens met een minimuminkomen of
-uitkering wordt - waar mogelijk - kwijtschelding verleend van gemeentelijke
tarieven en belastingen. Het gebruik van de kwijtscheldingsmogelijkheden zal
verder worden gestimuleerd. In haar totaliteit mag het aandeel van de
gemeentelijke belastingen en tarieven in het budget van mensen met een
minimuminkomen niet toenemen.
Heffingen in het kader van de bestrijding van de milieuvervuiling vallen
in principe niet onder deze norm. Gelet op de inkomenseffecten hiervan zal
worden getracht de lastenstijging te beperken.
Stadsdeelfonds.
Het stadsdeelfonds wordt met ingang van 1991 in werking gezet, dit met
inbegrip van de hierbij behorende herverdeling tussen de stadsdelen. De
voeding van het stadsdeelfonds verloopt conform de nota ontwikkeling
stadsdeelfonds en de daarin aangegeven elementen voor een
meerjarenperspectief. Dit betekent dat de stadsdelen meedelen in de
financiële ontwikkeling van de stad als geheel. Aan het stadsdeelfonds zullen
bedragen worden toegevoegd die de stadsdelen in staat stellen om het voortouw
te nemen bij de sociale vernieuwing.
Ter ondersteuning van de sociale vernieuwing kan de gemeente een fonds
Sociale Vernieuwing instellen, waarop door de stadsdelen een beroep kan
worden gedaan. Behalve met eigen gemeentelijke middelen zal dit fondsmoeten
worden gevuld met extra bijdragen van het RBA, van het bedrijfsleven en van
het rijk.
PERSONEELSZAKEN.
Kaderstellend ARA.
Voor hoogwaardige, doelmatige en doeltreffende dienstverlening is goed
gemotiveerd en goed toegerust personeel nodig. Een modern personeelsbeleid
moet daarvoor de mogelijkheden scheppen. Naast een goed werkklimaat en
adequate arbeidsomstandigheden moet dit beleid het personeel voldoende
ontplooiingsmogelijkheden en medezeggenschap bieden.
Het vinden van het juiste evenwicht tussen produktiviteitseisen en de zorg
voor het personeel vergt voor elke gemeentelijke diensttak of onderdelen
daarvan specifieke maatregelen. Dit betekent dat er een verschuiving moet
plaatsvinden van de verantwoordelijkheid voor het personeels- en
organisatiebeleid naar het lijnmanagement.
Het Ambtenarenreglement Amsterdam wordt aan die nieuwe eisen aangepast en
wordt meer kaderstellend, waarbij naast basispakket arbeidsvoorwaarden per
dienst/bedrijf en stadsdeel kan worden gedifferentieerd, zodat er ruimte komt
om voor specifieke situaties oplossingen op maat te vinden. Deze aanpassingen
vinden plaats in goed overleg met de vakbonden.
Overlegstelsel.
De Verordening Medezeggenschap Gemeentepersoneel wordt herzien.
Daarbij zullen de verhouding tussen Medezeggenschapscommissie,
Vrouwenoverleg en Allochtonenoverleg worden vastgelegd en zal Georganiseerd
Overleg per diensttak mogelijk worden gemaakt als uitvloeisel van een
kaderstellend ARA. Overwogen zal worden om een gekozen
Medezeggenschapscommissie voor de gehele gemeentelijke organisatie in te
stellen. Er zal, in afwachting van een nieuw overlegstelsel voor
arbeidsvoorwaarden voor alle gemeenten, worden geëxperimenteerd met een meer
gelijkwaardig overlegstelsel met de bonden van overheidspersoneel. Daarbij
zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij een systeem van een CAO, waarbij
één pakket afspraken wordt vastgelegd voor een bepaalde periode. Indien het
kaderstellend ARA is gerealiseerd kan het pakket per diensttak/stadsdeel
verschillend zijn. Uiteraard dient over het pakket overeenstemming te zijn
tussen de werkgever en de bonden.
Een vetorecht voor iedere wijziging in het ARA voor de CCGO wordt
afgewezen.
Positieve actie.
Het beleid van positieve actie voor voorkeursgroepen (vrouwen en
allochtonen) wordt voortgezet. Doel daarvan is te komen tot een afspiegeling
van de bevolking bij het gemeentepersoneel, die geldt voor alle functies. Het
slagen van dit beleid hangt in belangrijke mate af van het ontwikkelen van
een werkklimaat waarin deze voorkeursgroepen, maar ook andere minderheden
zoals lesbische vrouwen en homoseksuele mannen, tot hun recht komen. Aan de
ontwikkeling van dit werkklimaat zal hoge prioriteit worden gegeven, onder
meer door deskundigheidsbevordering van leidinggevend personeel. Amsterdam
moet met spoed voldoen aan de eisen van de Wet Arbeid Gehandicapte Werknemers.
Voor wat betreft de voorkeursgroepen worden streefcijfers vastgelegd in een "
meerjarenplan evenredigheid". Halfjaarlijks wordt over de voortgang van de
plandoelstellingen en de bijstellingen daarvoor door bevolkingsontwikkelingen
enz. aan de Gemeenteraad bericht. Er komt een stelsel van positieve en
negatieve sancties, zowel voor individuen als voor de organisaties als geheel.
Bij de invulling daarvan wordt onder andere gedacht aan extra faciliteiten.
Een en ander wordt nader vormgegevenin het kader van contractmanagement.
Zoveel mogelijk wordt gebruik gemaakt van onder andere hiervoor bestemde
rijksmiddelen, zoals het Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds. Waar het beleid
van positieve actie tot toename van de arbeidskosten leidt, wordt dit
geaccepteerd.
Loopbaanbeleid.
De voorzieningen voor een actieve bemiddeling voor en scholing van
personeel dat, door bezuinigingen en reorganisaties, van werk moet veranderen
wordt uitgebreid. De gemeentelijke inspanningen om talentvolle medewerkers
voor de gemeente te behouden worden verbeterd. Voor alle medewerkers wordt
een loopbaanbeleid gemaakt en periodiek geactualiseerd. Job-rotatie tussen
verschillende diensttakken zal worden gestimuleerd.
Woonplaats ambtenaren.
Met kracht wordt bevorderd dat Amsterdamse ambtenaren in Amsterdam wonen.
Arbeidsduurverkorting.
Zodra het landelijke arbeidsvoorwaardenbeleid daarvoor de mogelijkheid
biedt wordt de arbeidsduurverkorting in Amsterdam voortvarend doorgevoerd met
volledige herbezetting. De ADV mag niet tot verminderde bedrijfstijd en/of
dienstverlening leiden.
Planning en control.
Het management van de overheidsorganisatie staat voor nieuwe uitdagingen.
Nieuwe eisen vanuit de samenleving, bestuurlijke reorganisaties of
noodzakelijke verbetering van de produktie en dienstverlening nopen nog
steeds tot ingrijpende veranderingen in het apparaat. Dit alles blijft het
uiterste vergen van de flexibiliteit van organisaties en werknemers.
In de afgelopen raadsperiode is hard gewerkt aan verbetering van de
doelmatigheid van de overheid. Dit beleid wordt in de komende periode met
kracht en over de hele linie voortgezet. Uitgangspunt blijft normering van
kosten en kwaliteit, onder andere door middel van standaarden voor de
kwaliteit en kwantiteit in relatie tot de in te zetten middelen.
Contractmanagement speelt daarbij een belangrijke rol. Voor elk gemeentelijk
bedrijf wordt een bedrijfsplan vastgesteld met het gewenste dienstenpakket en
het beoogde bedrijfsresultaat. De mogelijkheden van werknemers om te kunnen
participeren in de resultaten worden vergroot.
De gedwongen winkelnering wordt per 1 januari 1992 afgeschaft onder
handhaving van de afspraken met betrekking tot de NV Verzekeringsbedrijf en
de NV SGA/WSBZ.
ALGEMENE ZAKEN.
Veiligheid en leefbaarheid.
Leefbaarheid in de stad wordt mede bepaald door degenen die er wonen,
werken en verblijven. Niet iedereen echter houdt zich aan de democratische
regels die beogen de kwaliteit van de leefbaarheid te vergroten.
De komende jaren moet de inzet worden gericht op handhaving van de
gestelde regels. Samenwerking tussen burgers, bedrijven en politie dient te
worden bevorderd.
Zoals lokale politiezorg onder lokale democratische controle dient te
blijven, dient regionale politiezorg onder regionale democratische controle
te staan.
Nu het reorganisatieproces in 1990 vrijwel is afgerond dient de inzet
teworden gericht op doelmatigheid en doeltreffendheid van werken.
De te verwachten uitbreiding op basis van het Project Kwantificering
Politiewerk zal voor ten minste 90% worden besteed aan uitbreiding van
zichtbaar personeel op straat en voor ten hoogste 10% aan middelen.
In de komende raadsperiode zal worden gewerkt aan verandering van het
dienstrooster, zodanig dat de beschikbaarheid van personeel beter aansluit
bij de werkdruk.
De niet-particulier opgezette veiligheidsfuncties (stadswachten,
ondersteuningsteam, parkeerwachter en dergelijke) vallen onder de
verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur. De bevoegdheden van de Raad
inzake beleid en budget blijven onverkort overeind.
Er wordt een operationeel beleidsplan per gebied opgesteld dat in de
Gemeenteraad wordt besproken. Hierdoor kan afstemming plaatsvinden tussen
bestuur, justitie en politie inzake het handhavingsbeleid.
Voor zover de niet-particulier opgezette veiligheidsfuncties de
beschikking hebben over geweldsmiddelen vallen zij onder de door de
burgemeester vastgestelde geweldsinstructie.
Onderzocht zal worden of de bij de niet-particulier opgezette
veiligheidsfuncties werkzaam zijnde functionarissen een aanvullende opleiding
kunnen krijgen waarmee het mogelijk is om door te stromen naar een functie
binnen de reguliere politie. Het positieve-actiebeleid krijgt op deze wijze
meer gestalte.
De Raad stelt het politiebeleidsplan vast.
Verhoging van de pakkans en het handhavingsbeleid krijgen een centrale
plaats naast beleid gericht op preventie.
In 1994 dient het positieve-actiebeleid controleerbaar te hebben
bijgedragen tot een betere afspiegeling van de Amsterdamse
bevolkingssamenstelling bij de politie.
Getracht wordt de vestiging Europol naar Amsterdam te halen.
Gezien de grote vluchtelingenstroom naar Amsterdam dient de rijksoverheid
een grotere financiële bijdrage te leveren aan de opvang van vluchtelingen
door de vreemdelingenpolitie.
Prostitutie.
Bekeken dient te worden of het beperken van de straatprostitutie tot een
aantal gebieden tot de mogelijkheden behoort.
Internationale contacten.
Hoewel de rijksoverheid de eerstverantwoordelijke is voor het buitenlands
beleid, draagt Amsterdam als hoofdstad van het land en als stad met vele
internationale contacten een bijzondere verantwoordelijkheid. Daarbij past
voortzetting van het vastgestelde beleid ter bestrijding van apartheid in
Zuid-Afrika. Daarnaast zal Amsterdam binnen LOTA-verband blijven streven naar
intensivering van dit beleid. Van de momenteel in Zuid-Afrika plaatsvindende
veranderingen zal gebruik worden gemaakt om meer contacten te leggen met
Zuid-Afrikaanse anti-apartheidsorganisaties.
Bij het aangaan van nieuwe stedenbanden of het continueren van bestaande
zal de nadruk liggen op de uitvoering van praktische projecten die ten goede
komen aan de bevolkingsgroepen die daaraan het meeste behoefte hebben.
De ontwikkelingen in Oost-Europa bieden mogelijkheden om nieuwe relaties
aan te gaan. Waar mogelijk verleent Amsterdam steun aan het welslagen van
hervormingsprocessen in oost-Europa, bij voorbeeld door steun aan projecten
op lokaal niveau.
Nadrukkelijk rekent Amsterdam het tot zijn taak een bijdrage te leveren
aan voorlichting en bewustwording op het gebied van de
ontwikkelingssamenwerking.
BEOOGDE PORTEFEUILLEVERDELING.
I PvdA: Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Grondzaken, Herhuisvesting,
Sport en Recreatie;
II D66: Verkeer, Beheer Openbare Ruimte, Milieu;
III Groen Links: Ruimtelijke Ontwikkeling (incl. Federatie), projectwethouder
IJ-oevers, Binnenstad, coördinatie Homo-emancipatiebeleid;
IV VVD: Financiën, Bestuursinformatie, Nutsbedrijven, Staf- en Steundiensten,
LRTV, loco-burgemeester;
V PvdA: Sociale Zaken, Werkloosheidsbestrijding, Maatschappelijke en
Gezondheidszorg, projectwethouder Sociale Vernieuwing, Coördinatie
Minderhedenbeleid;
VI D66: Cultuur en Educatie, Bestuurlijke Organisatie, Stadsdelen;
VII PvdA: Economische Zaken, Havenaangelegenheden, Personeelszaken.
Als portefeuilles voor de Burgemeester worden voorgesteld: Politie,
Algemene Bestuurlijke en Juridische Zaken, Voorlichting, Externe betrekkingen,
Internationale Contacten, Brandweer.
P.M. Coördinatie Vrouwenemancipatie
FINANCILE VERTALING PROGRAMAKKOORD 1990-1994.
BN= Budgettair neutraal
OP= Onderzoekspot
A-prioriteit B-prioriteit
Structureel Structureel Incidenteel
x ƒ1.000 x ƒ1.000 x ƒ1.000
I Wonen en werken
1. Verdere voorbereiding Nieuw-Oost 1.000
dekking voorbereidingskosten in de jaren
1991 en 1992:
2. Betaalbare huurwoningen in uitbreidingsgebieden BN
in principe ten laste van het rijk,
grondkosten kunnen tot een bedrag van
1,5 miljoen gulden structureel ten laste van
de grondexploitatie worden gebracht
3. Gordel 20-40 in stand houden BN
4. Volkshuisvesting/Herhuisvesting
a geleidelijke besparing van circa -/- 2.000
2 miljoen gulden op de bijdrage aan het
Gemeentelijk Woningbedrijf
b Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting, -/- p.m.
afhankelijk van discussie over taken
5. Hoogbouw Bijlmermeer p.m.
Gezien de stand van zaken in de onder-
handelingen met onder andere het rijk
6. Kleinschalige parkeervoorzieningen BN
7. Acquisitie 250
8. Dienstverlenend bureau regio-Europa 1992 500 500
(mits bedrijfsleven zelf meebetaalt)
---------- --- -----
Subtotaal I: -/- 1.250 500 1.000
II Verkeer en Milieu
1. Studie naar eenrichtingsverkeer binnenstads-
radialen OP
A-prioriteit B-prioriteit
Structureel Structureel Incidenteel
x ƒ1.000 x ƒ1.000 x ƒ1.000
2. Verkeersveiligheid en fietsbeleid
(kapitaallasten) 1.000 500
3. Stedelijke milieueffectrapportages nieuwe
grootstedelijke projecten OP
4. Uitvoering Milieuprioriteiten 2.000 1.500 5.000
inclusief diverse posten MAP en initiatieven
programakkoord
5. Milieuhandhavingsbeleid BN
dekking door middel van zogenaamde Nijpels-gelden
6. Grote groengebieden BN
7. Baggerstort (in tarieven rioolrecht) BN
------ ----- -----
Subtotaal II: 3.000 2.000 5.000
III Sociale vernieuwing
1. Coördinatiebureau Sociale Vernieuwing 500
2. Task-forces gericht op het voorkomen langdurige 5.000 1.500
werkloosheid, aandeel gemeente 80 formatie-
eenheden
3. Terugploegen plus additionele middelen
inleenvergoeding 6.000
(inclusief stadswachten)
4. Ouderenwoningen (kapitaallasten) 400
5. Stelpost uitvoering diverse nota's emancipatie 100
6. Doelmatigheid onderwijs -/- 5.000
7. Nieuwkomersbeleid plus taalonderwijs 5.000
8. Loket nieuwkomers 250
(personeel en materiaal)
9. Experimenten verkleining gezondheidsrisico's 100
10. Banenpools gezondheidszorg BN
(uit reguliere geldstromen gezondheidszorg)
11. Ouderen 100
vrijetijdsbesteding voor het gedeelte binnenstad
inclusief ouderenvervoer
12. Vrouwenopvang 250
13. Lichamelijk gehandicapten
* versneld realiseren aanpassingen openbare
voorzieningen 200 200
* vervoersuitbreidingen p.m.
14. Dak- en thuislozen 250
(naast herschikkingen)
15. Jeugdbeleid BN
16. Kinderopvang 3.000
Met behulp van extra kinderopvanggelden uit het
regeerakkoord is realisering van de 10% norm
mogelijk.
Indien de middelen uit het regeerakkoord niet
of in onvoldoende mate beschikbaar komen wordt
dit een A-prioriteit.
17. Sociaal-cultureel Structuurplan OP
18. Vrije ruimte stadsdeelraden 5.000
19. Voorstellen commissie bestuurlijke vernieuwing 250 1.000
extra faciliteiten en middelen voor een proef
met een referendum
------ ----- -----
Subtotaal III: 13.400 9.700 1.000
IV Inkomen
1. Uitbreiding voorzieningen stadspas 2.500
2. Minima zonder marge/SOB 2.000 10.000
kwijtschelding 1.700 1)
Gemeenteblad afd. 2
A-prioriteit B-prioriteit
Structureel Structureel Incidenteel x ƒ1.000
x ƒ1.000 x ƒ1.000
3. Tariefeffect p.m.
kwijtschelding
milieuaftopping
------ ----
Subtotaal IV: 6.200+ p.m. 10.000
V Overigen
1. Positieve actie gemeente 100
2. Loopbaanbeleid + woonplaats ambtenaren 3.000 2.000
3. Taakstelling ziekteverzuim -/- 6.000 2.000
4. Meewerken uitbreiding asielzoekersregeling. BN
Rijk dient middelen ter beschikking te stellen
5. Advisering Gemeentelijke Geneeskundige en
Gezondheidsdienst BN
budgettair neutraal uit de gelden Wet
Collectieve Preventie
6. Patiëntenrechten en participatie BN
(uit hiervoor gereserveerde rijksgelden en de
bestaande beheerskosten van de gezondheidszorg)
7. Diverse vormen van dagbestedingsactiviteiten BN
(uit reguliere gezondheidszorg geldstromen)
8. AIDS BN
spuitenomruil; ten laste van het rijk
9. Drugs BN
uitbreiding hulpverleningscapaciteit via
rijksmiddelen
10. Activiteiten op het vlak consumenten en
dienstverlening overheid OP
11. Informaticastimulering p.m.
Subtotaal V: -/- 2.900 2.000 2.000
---------- ------ ------
Totaal: 18.450 14.200 19.000
Stelposten nog niet verwerkt:
Grote infrastructurele projecten: 22.000
Onderzoekspot 5.000
------ ------
Totaal benodigde akkoordruimte: 40.450 14.200 24.000
ruimte algemeen kader: 34.500
------
te financieren: 5.950 + p.m.
Restant financiering ter realisering van de A-prioriteiten zal
plaatsvinden
door een oud voor nieuw operatie van ½-procent.
1) De tariefverhoging voor de afvalstoffenreiniging in verband met onder
andere de AVI-west resulteert bij een gelijkblijvend gebruik van de
kwijtscheldingsmogelijkheden in een extra kwijtschelding van 1,7 miljoen
gulden.
Financieel kader.
Mutaties ten opzichte van begroting voor 1990 in het jaar 1994.
Bedragen in
miljoenen guldens
A Rompmatige ontwikkelingen:
1. algemene uitkering Gemeentefonds +36
2. aanpassing onroerend-goedbelasting aan
verhouding 1:1,25 (a) -63
3. areaaleffecten onroerend-goedbelasting
(verhouding 1:1,25) +15
4. afschrijving negatieve reserve -9,5
5. incidentele loonsomstijging -24
6. effect vrijval afschrijvingen +16
7. saldo bedrijvensector + 8
8. actieve grondexploitatie +19
9. saldo sociale werkplaatsen -2
10. onvoorzien -20
------
Subtotaal: -24,5
B Efficiencyvoordelen:
11. normering Gemeentelijke Sociale Dienst +20
(op basis van KBH-normen)
12. idem Secretarie +3,6
13. idem reinigingstaak (b) +13
14. Noord/Osdorp (b) +12
15. WSBZ +5,8
16. Centrale werkplaatsen p.m.
17. Normering Groen en Wegen (b) +5
------
Subtotaal: +59,4
------
Totaal: + 34,9
Ad a. Aanpassing onroerend-goedbelasting.
De verplichting om 1994 aan de wettelijke tariefsverhouding 1:1,25(
gebruikersdeel:eigenarendeel) te voldoen, vooralsnog uitgaande van een
gelijkblijvend tarief voor gebruikers, resulteert in een daling van de
inkomsten met 89 miljoen gulden. Voor 20 miljoen gulden kan compensatie
worden gevonden in het verder optrekken van het rioolrecht naar kostendekkend
niveau. Tevens is 6 miljoen gulden additionele dekking mogelijk door de
tarieven jaarlijks te verhogen met de reële inkomensstijging.
Ad b. Moeten nog worden vastgesteld.
Bedragen in
miljoenen
guldens
Effect stadsdelen:
1. algemene uitkering Gemeentefonds +19,9
2. aanpassing onroerend-goedbelasting aan
verhouding 1:1,25 (a) -31,5
3. areaaleffecten onroerend-goedbelasting
(verhouding 1:1,25) +7,5
4. afschrijving negatieve reserve -3,2
5. incidentele loonsomstijging -
6. effect vrijval afschrijvingen -
7. saldo bedrijvensector +2,7
8. actieve grondexploitatie +5,0
9. saldo sociale werkplaatsen -
10. onvoorzien -
------
Totaal: + 0,4
Efficiencyvoordelen blijven buiten beschouwing.
TARIEFEFFECTEN NIVEAU 1994.
Meerpersoonshuishouden:
- watergeld (huishouden met vier eenheden) +3,88
- waterzuiveringskosten (bekend tot en met 1993) +22,32
Afvalstoffenheffing: +127,16
--------
Totaal: +153,36
Eenpersoonshuishouden:
- watergeld (huishouden met drie eenheden): +2,91
- waterzuiveringskosten (bekend tot en met 1993): +11,16
Afvalstoffenheffing: +63,63
--------
Totaal: +77,60
INDEX
Preambule 01
Ruimtelijke en economische ontwikkeling 05
Compacte stad 05
IJ-oevers 05
IJ-boulevard 06
Economische ontwikkeling 07
Informaticastimulering 08
RAI 08
Schiphol 08
Volkshuisvesting 08
Woonlasten 09
Woonruimteverdeling 10
Hoogbouw Bijlmer 10
Woonomgeving en sociale vernieuwing 10
Beheer openbare ruimte 11
Milieu 12
Verkeer 13
Parkeren 13
Openbaar vervoer 14
Regio 14
Westrandweg 14
Sociale en culturele ontwikkeling 15
Werkloosheidsbestrijding 15
Profijt van de overheid 16
Minima zonder marge 17
Gemeentelijke Sociale dienst 17
Anti-discriminatie en emancipatie 17
Onderwijs 18
Gezondheid 19
Ouderen 20
Vrouwen 20
Gehandicapten 21
Dak- en thuislozen 21
AIDS 21
Prostitutie 21
Drugs 22
Jeugdbeleid 22
Kinderopvang 22
Migranten 23
Asielzoekers 23
Nieuwkomersbeleid 23
Sport 23
Kunst en cultuur 24
Lokale radio en televisie 25
Bestuur en financiën 26
Regiosamenwerking 26
Structuurplan 26
Deelraad Binnenstad 26
Uitgangspunten financiën 27
Stadsdeelfonds 27
Personeelszaken 28
Kaderstellend ARA 28
Overlegstelsel 28
Positieve actie 28
Loopbaanbeleid 29
Woonplaats ambtenaren 29
Arbeidsduurverkorting 29
Planning en control 29
Algemene zaken 31
Veiligheid en leefbaarheid 31
Prostitutie 32
Internationale contacten 32
Beoogde portefeuilleverdeling 33
Financiële vertaling programakkoord 1990-1994 34
Tariefeffecten niveau 1994 41
|