Type dokument
Notulen
Titel
Raadsvergadering 16-05-90
Datum behandeling Raad
19900516
Tekst
PROGRAMAKKOORD 1990-1994.

   Preambule.

   Amsterdam staat in de jaren negentig voor een groot aantal uitdagingen. 
Enerzijds ziet de stad zich geconfronteerd met grote werkloosheidsproblemen 
en de benarde positie waarin de laagste inkomensgroepen verkeren. Anderzijds 
is de regio Amsterdam een van de kernen van de Nederlandse economie, een 
positie die Amsterdam zeker zal moeten vasthouden en versterken. 
   De akkoordpartijen zien het als de taak van het stadsbestuur de twee 
hiervoren vermelde zaken niet uit elkaar te laten lopen en een tweedeling in 
de Amsterdamse samenleving tegen te gaan.
   De akkoordpartijen zullen niet accepteren dat grote groepen in de 
Amsterdamse samenleving buiten de boot dreigen te vallen en in een isolement 
terecht komen. Dat betekent dat de komende jaren grote aandacht zal worden 
geschonken aan de werkloosheid en de oplossing hiervan, onder andere middels 
projecten die in het kader van de sociale vernieuwing van start zullen gaan. 
Het is daarnaast van belang dat programma's worden ontwikkeld voor die mensen 
van wie als vaststaand gegeven kan worden beschouwd dat die niet kunnen 
herintreden in het arbeidsproces.
   Voor het slagen van het beleid van sociale vernieuwing is het onder andere 
noodzakelijk dat de stedelijke vernieuwing met kracht wordt voortgezet. 
Echter meer dan voorheen zal het beleid van stedelijke vernieuwing worden 
afgewogen ten opzichte van het milieubeleid.

   In de komende bestuursperiode staan centraal:
-   sociale vernieuwing;
-   solidariteit en onderlinge verantwoordelijkheid;
-   inkomensbeleid;
-   relatie stad/stadsdelen;
-   milieubeleid;
-   versterken van de economische positie van Amsterdam

   Sociale vernieuwing.

   De komende bestuursperiode kan door een herschikking van rijksmiddelen een 
beleid van sociale vernieuwing worden gevoerd. De door de Regering 
gepresenteerde mogelijkheid om uitkeringsgelden te gebruiken voor het creëren 
van banen in de kwartaire sector betekent dat Amsterdam een eigen inspanning 
kan gaan leveren op het gebied van sociale vernieuwing. Een en ander zal zich 
moeten vertalen in concrete eigen programma's van de centrale stad. Tevens 
zal de centrale stad de voorwaarden scheppen om de stadsdelen een eigen 
beleid van sociale vernieuwing te laten voeren.
   In de programma's van sociale vernieuwing zal de aandacht van de 
akkoordpartijen in het bijzonder uitgaan naar het vergroten van de 
betrokkenheid van de etnische groepen. Alle Amsterdammers zullen in de 
komende jaren hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor het samenleven in 
Amsterdam. Hiertoe zal het stadsbestuur de voorwaarden moeten leveren. Het 
kan niet zo zijn dat groepen onvrijwillig geïsoleerd in de Amsterdamse 
samenleving komen te staan. Een open oor voor de belangen van minderheden 
blijft essentieel. Pas dan kan het stadsbestuur een beleid voeren waar 
rechten en plichten centraal staan.

   Solidariteit en onderlinge verantwoordelijkheid.

   Tegelijkertijd zien de akkoordpartijen het als hun taak, de betrokkenheid 
van de gehele Amsterdamse bevolking bij de eigen omgeving te vergroten. De 
politiek neemt de komende jaren haar verantwoordelijkheid, maar 
tegelijkertijd dient te worden opgemerkt dat de politiek het niet alleen kan. 
In de huidige samenleving lijkt bij het benutten van mogelijkheden welke 
overheidsvoorzieningen bieden, maar ook ten aanzien van de spelregelsin het 
samenleven, te veel te worden uitgegaan van eigen belang. Het is de taak van 
het stadsbestuur verschillende bevolkingsgroepen met elkaar in gesprek te 
brengen en aldus te komen tot nieuwe verantwoordelijkheden en nieuwe 
solidariteit waarbij kansrijke en kansarme Amsterdammers samen aan 
oplossingen werken. Een solidaire samenleving waarin burgers zich betrokken 
voelen bij hun leefomgeving en bereid zijn samen te leven en samen te werken 
vereist van zowel de politiek als de burgers een eigen verantwoordelijkheid. 
Dat betekent voor het stadsbestuur dat bij de beleidsontwikkeling wordt 
aangesloten op dat wat in de stad leeft. De burgers kunnen via deelraden, 
eigen verenigingen en stadsgesprekken vroegtijdig bij de beleidsontwikkeling 
worden betrokken. Daarnaast zal, waar het stadsbestuur de burgers vraagt 
eigen verantwoordelijkheid te nemen voor de leefomgeving, het stadsbestuur de 
handhavingsinstrumenten moeten leveren. Een solidaire samenleving vraagt van 
een stadsbestuur een actieve opstelling waar het gaat om maatregelen van 
toezicht en controle. Van de burgers mag worden geëist dat zij hun rechten en 
plichten nakomen. De overheid op haar beurt dient na te gaan of deze 
verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ook worden nageleefd. 

   Inkomensbeleid.

   Het vergroten van de betrokkenheid van de Amsterdamse burgers kan alleen 
slagen als de inkomens van de verschillende bevolkingsgroepen niet scherper 
uit elkaar groeien. Bij het rijk zal dan ook steeds worden aangedrongen op 
een eerlijke inkomenspolitiek. Amsterdam zal met kracht verdere uitvoering 
geven aan het beleid rond Minima zonder marge en de stadspas. 

   Relatie stad/stadsdelen.

   Naast de verantwoordelijkheid van burger en overheid blijft het 
stadsbestuur verantwoordelijk voor een goede dienstverlening. 
   Nu de grote bestuurlijke reorganisatie zo ver is, mag van het bestuur van 
Amsterdam worden verwacht dat de dienstverlening naar de burger de komende 
jaren optimaal wordt. Een belangrijke taak hierin is natuurlijk weggelegd 
voor de stadsdelen. De centrale stad zal voldoende financiële middelen aan de 
stadsdelen ter beschikking stellen om hun taken en bevoegdheden goed uit te 
kunnen voeren.

   Met de bestuurlijke reorganisatie en daarmee met het bestaan van zestien 
stadsdeelraden, heeft het centrale stadsbestuur een verantwoordelijkheid om 
de samenhang in de stad als geheel te bewaken. Uiteraard is een goede 
samenwerking met de stadsdelen een vereiste. De bestuurlijke reorganisatie 
heeft eveneens met zich gebracht dat regionale samenwerking van groot belang 
is geworden. De constructieve samenwerking die zo langzamerhand is ontstaan 
in de regio dient de komende jaren verder te worden versterkt om regionale 
vraagstukken op het gebied van woningbouw, milieu, openbaar vervoer aan te 
pakken.
   Nu de ambtelijke reorganisatie vrijwel achter de rug is, moet alles in het 
werk worden gesteld om de betrokkenheid van de eigen ambtenaren bij de nieuwe 
ambtelijke organisatie zo groot mogelijk te doen zijn. Alleen dan kunnen de 
dienstverlening en doelmatigheid in het functioneren van het gemeentelijk 
apparaat optimaal zijn.

   Milieubeleid.

   Intensivering van het milieubeleid is de komende jaren onontkoombaar, 
vanuit de leefbaarheid van het grootstedelijk gebied en ter voorkoming van 
een verslechtering van de ecologische kwaliteit van Nederland als geheel. 
Amsterdam zal zelf de komende jaren de verantwoordelijkheid moeten nemen waar 
het gaat om het voeren van een actief milieubeleid, naast en in samenspraak 
met regiogemeenten en de provincie. Ontwikkelingen op het gebied van 
economische groei, verkeer en vervoer zullen de komende jaren duidelijkaan 
milieucriteria moeten worden getoetst. Daarnaast zal de komende jaren waar 
het gaat om andere zaken veel meer dan voorheen worden uitgegaan van een 
milieuvriendelijke aanpak of gebruik van milieuvriendelijke materialen. 

   Financiën.

   Bij het rijk zal erop worden aangedrongen Amsterdam van voldoende 
financiële middelen te voorzien. Alleen dan kan Amsterdam het reeds 
succesvolle beleid op het gebied van woningbouw, infrastructuur, onderwijs en 
investeringen de komende jaren voortzetten. De noodzaak van nieuw beleid ( 
minimabeleid en sociale-vernieuwingsbeleid) dwingt de gemeentelijke overheid 
tot doelmatigheid en een voortdurende herijking van het bestaande beleid. 
Amsterdam zal er bij het rijk op aandringen dat de afspraak die in het 
regeerakkoord is gemaakt met betrekking tot de jaarlijkse verhoging van het 
gemeentefonds met 1%, ook wordt nagekomen. Bovendien is in het regeerakkoord 
afgesproken dat er een decentralisatie van taken naar de gemeenten 
plaatsvindt. Amsterdam zal er bij het rijk op aandringen dat het de gemeente 
ook mogelijk wordt gemaakt een zwaarder takenpakket uit te voeren. In de 
gemeentebegroting blijven claims op het rijk opgenomen. Met name behoort het 
rijk de oude toezegging van een oplossing voor de financiële problematiek van 
de Amsterdamse stadsvernieuwing na te komen. Bij het begrotingsbeleid van 
Amsterdam blijft een sluitende begroting onmisbaar ter bescherming van de 
gemeentelijke autonomie.

   Werkwijze Raad en College.

   De akkoordpartijen stellen zich ten doel, samen met andere democratische 
partijen en samen met zo veel mogelijk democratisch gezinde Amsterdammers, 
hun organisaties en instellingen het racisme en de politieke uitingen ervan 
actief te bestrijden. Voorkomen zal worden, dat de Gemeenteraad als platform 
voor racistische politieke uitingen wordt misbruikt. Ook hiertoe staat de 
samenwerking van de democratische partijen in de Raad voorop. 
   De internationale contacten van het gemeentebestuur richten zich op de 
versterking van Amsterdam en de internationale positie van de hoofdstad en 
staan in het teken van de Amsterdamse traditie van vrede, democratie en 
solidariteit. De stedenbanden worden intensief benut om de solidariteit 
gestalte te geven.
   De akkoordpartijen weten zich boven hun eigen program aan dit akkoord 
gebonden. Een nieuwe werkwijze van Raad en College, zoals voorgesteld door de 
Commissie-Van Thijn, zal met voortvarendheid worden vormgegeven en zal naar 
verwachting leiden tot een meer open werkwijze van de Raad. Voor zaken, niet 
geregeld in dit akkoord, geldt voor elke akkoordpartij het eigen program. 
Iedere collegepartij is aanspreekbaar op steun voor het realiseren en 
uitdragen van het in dit programakkoord geformuleerde beleid. 
   De akkoordpartijen zullen bij Regering, Parlement en het provinciaal 
bestuur alles in het werk stellen om de uitvoering van dit akkoord mogelijk 
te maken.
   De deelname aan dit College van de akkoordpartijen als gelijkwaardige 
partners en met een gelijkwaardige bijdrage aan de realisering van het in dit 
akkoord overeengekomen beleid is mogelijk mede doordat de akkoordpartijen een 
gezamelijke en gelijke verantwoordelijkheid hebben voor de bestuur van de 
stad.
   Indien tussentijds bijstellingen van dit akkoord naar het oordeel van de 
akkoordpartijen op een bepaald onderdeel noodzakelijk blijken, kunnen de 
akkoordpartijen in gezamelijk overleg een gewijzigde tekst ter zake aan de 
Gemeenteraad voorleggen.
   De akkoordpartijen vinden het van groot belang dat voor het draagvlak van 
de lokale Amsterdamse politiek het opkomstpercentage bij de 
gemeenteraadsverkiezingen hoog behoort te zijn. Een nieuwe werkwijze van Raad 
en College kan het zwaartepunt van de Amsterdamse politiekterugbrengen in de 
Raad. Dit gekoppeld aan een beleid dat opkomt voor de laagste inkomensgroepen 
in de stad en aan een actief werkgelegenheidsbeleid en aan het versterken van 
de internationale positie van Amsterdam, verschaft Amsterdam de beste 
papieren voor een krachtige politieke, sociale en economische positie in het 
Europa van de jaren negentig.

   RUIMTELIJKE EN ECONOMISCHE ONTWIKKELING.

   Conpacte stad

   Kern van het ruimtelijk beleid blijft de "compacte stad". Een stad waar op 
een betrekkelijk klein oppervlak veel mensen wonen, werken en zich ontspannen. 
 De stad biedt mede door haar veelzijdigheid en door concentratie van mensen 
en functies een breed aanbod van voorzieningen die goed bereikbaar zijn voor 
de Amsterdammers en voor mensen uit andere steden en dorpen in de Amsterdamse 
regio.
   Uitgangspunt van de ruimtelijke verschijningsvorm van de compacte stad is 
de structuur van lobben met de stedelijke bebouwing, aansluitend bij de 
centrale stad waarvan de binnenstad het beeldbepalende hart dient te blijven. 
   Tussen de lobben bevinden zich de groene zones. Deze structuur reikt 
verder dan de gemeentegrenzen. Buiten de ringweg in Noord vindt geen 
stedelijke bebouwing plaats.
   Uitdrukkelijk wordt gekozen voor vergroting van de kwaliteit van het 
ruimtelijk milieu. Met inachtneming van deze keuze moet het zoeken naar 
plaatsen in de stad waar verantwoord kan worden gebouwd, worden gecontinueerd. 
 De nieuwbouw moet bijdragen aan een zo toereikend mogelijk en gevarieerd 
aanbod dat tegemoet komt aan de woningbehoefte en de verschillende woonwensen 
van zowel de huidige bevolking als de mensen die in de stad (gaan) werken. 
   Bij nieuwe en te vernieuwen bebouwing wordt gestreefd naar hoge dichtheden, 
 menging van functies en zuinig ruimtegebruik, waarbij één van de 
kwaliteitscriteria zal zijn de beschikbaarheid van
openlucht-recreatiemogelijkheden in de directe woonomgeving. 
   In het algemeen zal de kwaliteit van de openbare ruimte, met name ten 
aanzien van sociale veiligheid en het leefmilieu, een grotere rol spelen in 
het afwegingsproces.
   Voor de periode 1990-2000 worden alle inspanningen erop gericht om in 
Amsterdam 7000 woningen per jaar te bouwen. Nieuw Oost vormt hierin een 
essentiële schakel. Deze locatie zal ook na 2000 een belangrijke rol blijven 
vervullen om in de woningbehoefte te voorzien. De locatie Zeeburg/Nieuw Oost 
zal ten minste 25.000 woningen bevatten. Er vindt onderzoek plaats naar een 
mogelijke uitbreiding tot een nieuwe stadslob van circa 40.000 woningen. De 
milieu- en kostenaspecten zullen hierbij een belangrijke rol spelen. Almere 
zal zeker in de negentiger jaren een substantiële bijdrage in het 
woningaanbod in de regio blijven leveren.

   IJ-Oevers.

   De Nota van Uitgangspunten blijft uitgangspunt. Wel dient er in de verdere 
planuitwerking ruimte te zijn voor nadere overweging. De drie elementen die 
daarbij met name aandacht verdienen zijn:

*   het sociale aspect van de IJ-oevers

*   de kwaliteitsbewaking

*   het zakelijk belang van de gemeente



   Het zakelijk belang van de gemeente dient te worden gewaarborgd door 
fasering van het project, pilotprojecten en gelijktijdigheid met de 
infrastructuur, afscherming van het Stadsvernieuwingsfonds en concretisering 
van de onrendabele functies.

   Tegelijk met de ondertekening van een intentieverklaring met 
privatepartners dienen afspraken met hen te worden gemaakt over gezamenlijke 
inspanningen gericht op het bestrijden van de werkloosheid. 
   Een door de projecten heen lopende kwaliteit betreft de menging van 
sociale woningbouw en vrije sector. Stedebouwkundige kwaliteit en 
architectuur gaan boven volume; de supervisor heeft een zwaarwegende stem in 
het bewaken van de kwaliteit.

   Daarnaast dient de ambtelijke organisatie nader aan de orde te worden 
gesteld. Dit heeft een directe relatie met de opzet van een 
project-management poot. De projectwethouder IJ-oevers zal voor het 
zomerreces rapporteren over de vormgeving van de ambtelijke organisatie. 
Daarin dienen de drie bovenstaande elementen meegenomen te zijn. 
   De positie van de Gemeenteraad in het samenspel met bevolking, 
belanghebbenden en private partners moet worden vastgelegd in heldere 
procedures, waarin de publiekrechtelijke bevoegdheden van de Raad ten volle 
tot hun recht komen. De projectorganisatie zal hierop worden afgestemd. 
   Het maatschappelijk overleg wordt actief voortgezet. Projecten zoals de 
Buurtontwikkelingsmaatschappij in de Spaarndammerbuurt verdienen steun. In 
het Centrum, Oost en Noord kunnen soortgelijke initiatieven worden 
gestimuleerd, die zorgdragen voor het inventariseren van voor de buurt 
belangrijke en noodzakelijke ontwikkelingen en de mogelijkheden aangeven deze 
ten behoeve van de buurt te realiseren. Daardoor kan in de uitvoering van het 
project het maatschappelijk draagvlak worden getoetst en verbreed. 


   IJ-boulevard.



   Voor de bereikbaarheid en het leefmilieu van de binnenstad en de te 
realiseren projecten langs de IJ-oevers moeten de IJ-boulevard, een 
uitgebouwd regionaal railstelsel van de NS en het (snel)tramwegstelsel een 
belangrijke rol vervullen. Voor een goede bereikbaarheid en ter beperking van 
de verkeers- en milieu-overlast in de woonbuurten en in de stad als geheel, 
wordt gekozen voor een 2 x 2-strooksweg deze wordt uitgevoerd als een 
stadsstraat met stoplichten en zonder invoegstroken anders dan nodig voor 
verkeersveiligheid. Op twee banen zal mogelijk voorrang worden gegeven aan 
categorie-verkeer, zoals spitsbussen, shuttlebussen, carpooling, vrije 
busbaan en dergelijke.

   De westelijke IJ-boulevard dient ter ontsluiting van de binnenstad, de te 
realiseren bestemmingen in het kader van het IJ-oeverproject en om de 
overlast in de woonbuurten te verminderen.

   Vanuit het milieubelang dient, in overleg met de beleggers en in samenhang 
met de ontwikkeling van het stadshart, een strengere parkeernorm te worden 
nagestreefd. Hierbij moet het belang van het werven en behoud van 
bedrijvigheid en werkgelegenheid in de binnenstad en aan de IJ-oevers worden 
gewogen. Verschuiving van functies naar plaatsen waar de OV-bereikbaarheid 
slechter is, is ongewenst. De samenhang tussen het milieubelang op 
macroniveau en de versterking van de binnenstad zal in het VVP worden 
uitgewerkt. Daarbij zal worden onderzocht wat de implicaties zijn van een 
beleid, gericht op nulgroei van de vervuiling door het autoverkeer. 


   Economische ontwikkeling.



   Duurzaamheid dient voorop te staan bij de ontwikkeling van de Amsterdamse 
economie. Economische groei is geen doel op zichzelf, maar een middel om meer 
werkgelegenheid, welvaart en welzijn te creëren. Voorkomen moet worden dat 
bestaande bedrijven onnodig wegtrekken. Bijzondere aandacht verdienen 
bedrijven in de stadsvernieuwingsgebieden en startende bedrijven. De 
veelzijdigheid en versterking van het midden- en kleinbedrijf is hierbij van 
grote betekenis.

   Dit streven naar veelzijdigheid, een zo breed mogelijk pakket van 
bedrijven, infrastructuur en voorzieningen, moet hand in hand gaan met een 
profilering op een aantal strategische functies. Daarbij valt te denken aande 
luchthaven, informatica en (tele)communicatie, financieel centrum, onderwijs 
en wetenschappelijke kenniscentra, hoogwaardige dienstverlening, cultuur en 
toerisme.

   Het erfpachtsysteem wordt gehandhaafd. Regelmatig zullen de modaliteiten 
van het erfpachtsysteem voor bedrijfsvestiging worden geëvalueerd op 
concurrentiepositie en indien noodzakelijk worden bijgesteld, zodat er sprake 
zal zijn van een eigentijds systeem van erfpacht.

   Het aantrekken van nieuwe bedrijven van buiten Amsterdam is primair een 
taak van de centrale stad.

   Uitbreidings- en verbouwingsplannen van bestaande bedrijven zijn de 
verantwoordelijkheid van de deelraad.

   Teneinde bij bedrijfsverplaatsing het bedrijf voor Amsterdam of de regio 
te behouden, berust de coördinatie bij de centrale stad.

   De centrale stad blijft (mede-)verantwoordelijk voor de grotere 
bedrijfsterreinen, op de navolgende wijze:



1.  De terreinen ten noorden van de Haarlemmerweg ressorteren onder de 
centrale stad (Westhaven, Sloterdijk, Teleport).

2.  De terreinen Riekerpolder/Haagseweg en Amstel III worden grootstedelijk 
project. Het beheer wordt per contract met de stadsdelen geregeld. 
3.  De terreinen Amstel I/II, Weespertrekvaart en Noordoever IJ vallen onder 
de stadsdelen, waarbij economische tripartite ontwikkelingsgroepen zich op 
convenantbasis verplichten tot herstructurering/ontwikkeling en onderhoud/ 
beheer.



   Naar gelang de vraag van bedrijven, kan de overheid zelfstandig voorzien 
in de levering van goederen en diensten die het basispakket te boven of te 
buiten gaan. Deze levering vindt plaats in vrije concurrentie op de markt en 
geeft afnemers optimale "inspraak".

   Er komt een onderzoek naar de mogelijkheden van instelling van een 
Economische Dienst.

   Er komt een Oosterse markt.



   Informaticastimulering.



   Het in de periode 1986-1990 gestarte informaticastimuleringsbeleid wordt 
mede in het kader van Europa '92 voortgezet. De aanbevelingen uit het 
Manheim-rapport krijgen bij voorrang aandacht.



   RAI.



   Toekomstige, nog vast te stellen uitbreidingen van de RAI zullen niet ten 
koste gaan van het Beatrixpark. Voor een eventuele lange-termijnuitbreiding 
is in het Ontwerp-Structuurplan de locatie "kop Rijksweg 3" gereserveerd, 
waarbij onderzocht zal moeten worden in hoeverre de ruimte kan worden benut 
op of onder het tracé van Rijksweg 10, daarna Zuidoost en Teleport. 


   Schiphol.



   Schiphol moet kunnen groeien als belangrijk internationaal knooppunt voor 
reizigers uit de hele wereld en als Europees distributiecentrum van formaat. 
Een absolute randvoorwaarde daarbij is dat de milieu-overlast niet toeneemt. 
   Hierbij zal met name aandacht zijn voor de geluidshinder en de gevolgen 
van de luchtverontreiniging. Onderzoeken naar de effecten van vliegverkeer op 
de gezondheid van omwonenden worden bij de afweging betrokken. 
   Voor geluidshinder worden de huidige contouren uit het Structuurschema 
Burgerluchtvaart gehanteerd. Aan de beperking van de geluidshinder kan de 
draaiing van de vierde baan een belangrijke bijdrage leveren. Daarnaast dient 
de vijfde baan planologisch niet onmogelijk gemaakt te worden. De TGV dient 
zo snel als mogelijk te worden aangelegd zodat zo veel mogelijkcontinentaal ( 
passagiers)verkeer per trein kan worden afgewikkeld. Voor de afwikkeling van 
goederen dient er op Schiphol een Railport te worden aangelegd. 
   Voor het verkeer rond Schiphol geldt, dat dit zo veel als mogelijk met het 
openbaar vervoer dient te gebeuren. Dit betekent naast het doortrekken van de 
Amstelveenlijn en de sneltram MAP/Sloten naar Schiphol ook de aanleg van de 
Hemboog en op termijn de Utrechtboog.

   Om tot een zorgvuldige afweging te komen zal een integrale MER worden 
uitgevoerd zodat de diverse projecten in hun samenhang kunnen worden 
beoordeeld.



   Volkshuisvesting.



   Op het gebied van de Ruimtelijke Ordening zal het beleid zich richten op 
een menging van functies. Door zuinig ruimte gebruik zal dientengevolge in 
hoge dichtheden worden gebouwd.

   Het compacte-stadsbeleid zal worden gecontinueerd.

   In samenspraak met de stadsdelen wordt een meerjarenprogramma 
woningbouwlocaties opgesteld. Na overleg worden de verschillende 
financieringscategorieën vastgesteld, alsook de differentiatie in kwaliteit. 
Op deze wijze kunnen de stadsdelen aan hun taakstelling vanuit het 
structuurplan voldoen. Beslissend voor het compacte-stadsbeleid is de 
realisering van Nieuw Oost. Er wordt extra inspanning verricht om deze 
locatie voor de periode na 1995 gereed te hebben.

   Tot 1995 moeten 35.000 nieuwbouwwoningen worden gebouwd (streefcijfers). 
Op basis van de taakstelling die in het structuurplan wordt gegeven zullen de 
deelraden hun meerjarenbouwprogramma's invullen. Ter realisering van de 
bouwprogramma's zal de gemeente samen met de stadsdeelraden nadere 
inspanningen moeten verrichten om steeds voldoende bouwlocaties te verkrijgen. 
 In de komende jaren zal samen met de stadsdeelraden moeten worden bezien in 
hoeverre het door hen ontwikkelde behoud en herstel c.q. sloop- en 
nieuwbouwprogramma zou moeten worden beïnvloed om onze streefcijfers te halen. 
 Of deze streefcijfers gehaald worden, wordt mee bepaald door het behoud- en 
herstel c.q. sloop/nieuwbouwprogramma van de deelraden.

   Wij streven er naar om in samenwerking met omliggende gemeenten een 
regionaal volkshuisvestings- en distributiebeleid te ontwikkelen en afspraken 
over de in de regio te ontwikkelen woningbouwlocaties te maken. 
   Het volkshuisvestingsbeleid heeft als uitgangspunt differentiatie in 
woonmilieus. Er zal worden gebouwd naar de behoefte van de in Amsterdam 
wonende en/of werkende burgers. Alle woonmilieus moeten toegankelijk zijn 
voor alle inkomensgroepen. Dit houdt onder andere in dat in 
uitbreidingswijken, met name het voormalige tuinbouwgebied Sloten, naast dure 
woningen ook woningen met lagere huren worden gerealiseerd, zodat urgent 
woningzoekenden die bij de GDH zijn ingeschreven c.q. etnische minderheden 
ook kansen krijgen op een laagbouwwoning. Daarvoor zal waar nodig de gemeente 
een bijdrage leveren. Daarnaast bepleit Amsterdam bij het rijk dat het 
contingent sociale woningbouw wordt verhoogd.

   In stadsvernieuwingsgebieden zal plusminus 20% koopwoningen, rekening 
houdend met doorschuifrechten van zittende bewoners, worden gerealiseerd. In 
uitbreidingsgebieden ligt het percentage duidelijk hoger.

   In de stadsvernieuwingsgebieden en de gordel 20 - 40 blijft het behoud en 
herstelbeleid uitgangspunt.

   Ten behoeve van de instandhouding van de gordel 20 - 40 is een maximale 
inspanning gewenst. Het gericht aankoop- en verbeteringsbeleid van 
particuliere woningen zal worden voortgezet.

   In situaties dat de Raad vindt dat er sprake is van beschermde 
stadsgezichten zal een serieuze afweging tussen mogelijk kwalitatief 
hoogwaardige nieuwe ontwikkelingen, die juist de historische waarde van de 
stad kunnen accentueren en versterken, en behoud moeten plaatsvinden. Ditmoet 
zich niet beperken tot de grachtengordel, maar ook de ring 20 - 40 verdient 
grote aandacht. In bestemmingsplannen wordt een stedebouwkundig kader 
opgenomen dat kan dienen als een toetsingskader voor het welstandstoezicht. 
Het advies, uit het rapport "Openbare ruimte en kwaliteit", van de Raad voor 
de Stedebouw, de Raad voor de Monumentenzorg en de Kunstraad zal verder 
worden uitgewerkt.



   Woonlasten.



   Handhaving en verbetering van een adequate individuele huursubsidie is van 
essentieel belang. Bij de rijksoverheid wordt de invoering bepleit van een 
landelijk systeem dat de woonlasten in de huur- en eigen woningsector 
evenwichtig verdeelt en de doorstroming bevordert. De mogelijkheden voor een 
gemeentelijk woonlastenfonds naar Rotterdams model worden onderzocht. 
   Er komt een nota jongerenhuisvesting. Het ouderenbeleid wordt met 
voortvarendheid voortgezet.



   Woonruimteverdeling.



   De Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting blijft onmisbaar voor een 
rechtvaardige verdeling van het woningbestand. Met woningbouwcorporaties moet 
een convenant worden afgesloten. Binnen één jaar zal worden gerapporteerd in 
hoeverre door een grotere rol van corporaties in de woningtoewijzing 
besparingen kunnen worden behaald. Bij de particuliere verhuurders mag het 
autoclaimsysteem en autokeuzesysteem niet leiden tot het uitsluiten van de 
zwakken op de woningmarkt voor dit deel daarvan. Het autoclaimsysteem en 
autokeuzesysteem in de particuliere sector wordt jaarlijks geëvalueerd en zo 
nodig bijgesteld, met name gelet op de positie van de zwakken op de 
woningmarkt.

   Het Woningbedrijf is een waardevol instrument in het

volkshuisvestingsbeleid en dient als zodanig een redelijk deel nieuwbouw te 
blijven leveren.

   Het beleid om de kansen op goede huisvesting gelijk te maken wordt met 
kracht voortgezet. Daarvoor is een centrale registratie van woningzoekenden 
nodig in Amsterdam, net als in vele steden al het geval is. 


   Hoogbouw Bijlmermeer.



   De problematiek van de hoogbouw Bijlmermeer is niet alleen een 
stedebouwkundig vraagstuk. De sociale problematiek vraagt ook om oplossingen. 
De instrumenten van sociale vernieuwing moeten in versterkte mate worden 
toegepast. Ter oplossing van de hoogbouwproblematiek Bijlmermeer zijn 
stedebouwkundige ingrepen mogelijk binnen de volgende uitgangspunten: 
-   functiemenging;

-   verhoging dichtheid;

-   verbetering sociale veiligheid;

-   geen vermindering van het aantal woningen in de sociale huursector; 
-   differentiatie.

   Kortom, een aanpak vergelijkbaar met die in de stadsvernieuwing waarbij in 
het kader van een gefaseerde uitvoering sloop van bepaalde delen niet is 
uitgesloten.

   Samen met de deelraad Zuidoost wordt de uitwerking ter hand genomen. 
Uitwerking en fasering zullen, rekening houdend met de belangen van de 
huidige bewoners, op een zorgvuldige wijze plaatsvinden.



   Woonomgeving en sociale vernieuwing.



   De sociale veiligheid van bewoners dient hoge prioriteit te krijgen, ook 
voor de Binnenstad. Gemeentelijke diensten en burgers dienen hun 
verantwoordelijkheid voor de woonomgeving te nemen. De mogelijkhedenhiertoe 
dienen nader te worden uitgewerkt. Er kunnen verbanden worden gelegd met 
werkgelegenheidsprojecten in het kader van sociale vernieuwing. 
   Kleinschalige gebouwde parkeervoorzieningen ten behoeve van bewoners zijn 
een belangrijke bijdrage voor het leefmilieu in de binnenstad. 


   Beheer openbare ruimte.



   De leefbaarheid in buurten is gebaat bij goed ingerichte en onderhouden 
openbare ruimte.

   Het wegwerken van onderhoudsachterstanden is daarom noodzakelijk. 
Zelfbeheer door buurtbewoners wordt gestimuleerd. Medebeheer van bewoners en 
bedrijven vergroot de betrokkenheid bij de openbare ruimte. 


   MILIEU.



   De aangekondigde aanvullende maatregelen van het nieuwe kabinet (het 
NMP-plus) zullen ook tot een verscherping van het Amsterdamse milieu- en 
verkeersbeleid moeten leiden. Voor de stedelijke omgeving, in samenhang met 
de regio, geldt dat het beleid moet worden gericht op een aanzienlijke 
terugdringing van de milieubelasting. Voor nieuwe grootstedelijke projecten 
moet een stedelijke milieu-effectrapportage worden gemaakt. Pas na het 
uitbrengen van deze rapportage wordt een beslissing genomen. Ter verhoging 
van het welvaartsniveau in Amsterdam dient te worden gestreefd naar een 
duurzaam ontwikkelingsscenario en zal een geïntegreerd en samenhangend 
milieubeleid moeten worden gevoerd. Als basis van het Structuurplan zal het 
milieubeleid een randvoorwaarde moeten scheppen voor nieuwe ontwikkelingen. 
Een stuurgroep milieu zal een bijdrage moeten gaan leveren bij de fasering en 
uitwerking van milieubeleid, in goed overleg met alle betrokkenen. De komende 
vier jaren zal met voortvarendheid moeten worden overgegaan tot de verdere 
uitvoering van het Amsterdams Milieu-actieplan.

   Als leidraad bij de uitvoering hiervan zullen de volgende prioriteiten 
moeten gelden:

1.  het terugdringen van het autoverkeer en de bevordering van openbaar 
vervoer, taxi en fiets;

2.  het terugdringen van het energieverbruik;

3.  het indammen van de afvalstromen;

4.  bodemsanering en vasthouden aan het compacte-stadprincipe. 
   Het beleid ten aanzien van het energieverbruik dient gericht te zijn op 
een vermindering van het grondstofgebruik. Dit begint bij een optimale 
energie-opwekking. Investeringen welke leiden tot energiebesparing worden 
gestimuleerd. Op korte termijn zullen prioriteiten worden gesteld en een 
financiële vertaling worden gegeven. De uitvoering van deze hoofdlijnen vergt 
een verdere intensivering van het Amsterdamse milieubeleid. De taak van de 
Milieudienst zal hierbij coördinerend en initiërend van karakter moeten zijn. 
Door de verinnerlijking van het milieubeleid in de diverse lijnportefeuilles 
zal de milieudienst daarnaast ook een controlerende en adviserende taak 
moeten hebben. Door verdere ontwikkeling en toepassing van sancties dient ook 
een goed handhavingsbeleid een grotere rol te gaan spelen. 
   Bij de bodemsanering zal de leeflaagsanering geen algemeen uitgangspunt 
mogen zijn. Als vervuilde grond binnen de financiële randvoorwaarden 
gereinigd kan worden verdient dat uit milieuhygiënisch oogpunt de voorkeur. 
Om hergebruik te bevorderen en de kosten te drukken, dient een grondbank te 
worden opgericht.

   Het storten van bagger in de Nieuwe Meer is niet toegestaan. 
   De grote groengebieden rond Amsterdam (Spaarnwoude, Twiske, Amstelland en 
Waterland) zijn voor de dagrecreatie van de Amsterdamse bevolking van zeer 
grote betekenis en moeten de financiële steun van Amsterdam behouden. De nog 
ongerepte poldergebieden buiten de stad, die we als zodanig willen behouden, 
mogen niet worden aangetast door stedelijke functies of doornegatieve 
randverschijnselen (crossterreinen, autosloperijen e.d.).



   VERKEER.



   Vanuit het milieubelang dient de keuze van het vervoermiddel te worden 
beïnvloed. De gewenste volgorde is achtereenvolgens lopen/fietsen, openbaar 
vervoer, taxi, auto.

   De Amsterdamse binnenstad dient bereikbaar te blijven voor bewoners-, 
zakelijk- en in mindere mate bezoekersautoverkeer. Daar staat tegenover dat 
door een hoog parkeertarief deze groepen een financiële stimulans krijgen om 
een andere vervoermiddelkeuze te maken. Daartoe wordt tevens de kwaliteit van 
het openbaar vervoer verbeterd.

   Het woon/werk-verkeer dient te worden geweerd. Hierbij zijn het 
parkeerbeleid en het woningbouwbeleid een belangrijk instrument. 
   Vanuit de wens om het autovolume in Amsterdam te beperken zal in het kader 
van het Verkeers- en Vervoersplan een studie met de materiële intentie tot 
uitvoering worden gedaan naar de vraag welke verkeersradialen 
eenrichtingsverkeer kunnen worden. In dat kader zullen ook studies met de 
materiële intentie tot uitvoering worden gedaan voor een flexibel gebruik van 
rijstroken op de radialen, met name door voorrang te verlenen aan het 
categorie-verkeer, openbaar vervoer, carpooling e.d. in de spitsuren. 
   Ter verbetering van de bereikbaarheid van de binnenstad per openbaar 
vervoer zullen ook vrije trambanen (eventueel alleen tijdens de spits) worden 
onderzocht met de materiële intentie tot uitvoering.

   Er zal een studie met de materiële intentie tot uitvoering worden verricht 
hoe het aantal fietsroutes kan worden uitgebreid en verbeterd. 
   De veiligheid in het verkeer en openbaar vervoer dient te worden verbeterd 
via infrastructurele, beheers- en toezichtmaatregelen en voorlichting/ 
preventie.

   Er komen meer bewaakte fietsenstallingen.



   Parkeren.



   Uitgangspunt is dat parkeerbeleid als geheel (exploitatie van 
parkeervoorzieningen + bijbehorende handhaving) budgettair neutraal dient te 
zijn.

   Het parkeerbeleid richt zich met name op het terugdringen van het 
woon-werkverkeer. Door de hoge tarieven wordt ook het niet-essentieel 
zakelijk en bezoekersverkeer geremd. Binnen het invloedsgebied van 
parkeergarages in het Stadshart werkt de parkeermeter of automaat niet alleen 
van 9-18 uur, maar het gehele etmaal. Cruciaal voor het slagen van het beleid 
is de handhaving.

   Het parkeren dient zo veel mogelijk van straat te verdwijnen. Van de 
straat verdwijnen de plaatsen die ondergronds (of elders) worden gebouwd op 
zijn minst in de verhouding 1:1. Ter wille van de leefbaarheid heeft het 
beperken van het parkeren in de smalle straten in de binnenstad prioriteit. 
Daarna volgen het stadshart en de overige delen van de binnenstad. Voor de 
bewoners zal de mogelijkheid bestaan om een plaats te huren in een 
parkeergarage. Als alternatief kunnen bewoners tegen het normale tarief een 
parkeervergunning krijgen voor een naastliggende binnenstadsdistrict. 
   Het aantal park- & ride-voorzieningen dient te worden uitgebreid. Daarbij 
hoort een aanvullend pakket van maatregelen, zoals spitstaxi's en dergelijke. 


   Openbaar vervoer.



   Het ondergrondse openbaar-vervoersnet wordt uitgebreid mits het rijk 
daarvoor de benodigde middelen ter beschikking stelt. Ten aanzien van de 
uitbreiding van het ondergrondse openbaar vervoer dient speculatie te worden 
voorkomen door middel van maatregelen in het bestemmingsplan. Een van de 
belangrijkste uitgangspunten bij de tracékeuze en de locatie van stations 
is het vermijden van sloop.

   Naast de reeds in het kader van het Bereikbaarheidsplan Randstad 
geselecteerde openbaar-vervoerprojecten (o.a. ringsneltram 
CS-Sloterdijk-Zuidoost, sneltram MAP/Sloten) zijn meerdere (deels 
ondergrondse) railverbindingen noodzakelijk om de verdubbeling van het 
openbaar vervoer mogelijk te maken. De Noord-Zuid-verbinding heeft daarbij 
prioriteit. Deze projecten mogen niet ten koste gaan van de kwaliteit van het 
bestaande net.

   Daarnaast vraagt de verbetering van het bestaande net de nodige aandacht. 
Daarbij valt te denken aan verhoging van snelheid en frequentie, verbetering 
van de regelmaat en zo min mogelijk overstappen. Het Gemeentevervoerbedrijf 
zal efficiënter moeten werken. Een en ander zal onderwerp van onderzoek zijn. 
Verder moet het tarievenstelsel overzichtelijker worden.



   Regio.



   Meer nog dan in het verleden dient het verkeer en vervoer te worden bezien 
vanuit de regionale samenhang. De scheiding tussen financiering van openbaar 
vervoer- en auto-infrastructuur dient te worden opgeheven door de instelling 
van een Infrastructuurfonds per vervoersregio. Amsterdam streeft daarbij naar 
een vervoersregio voor de ROA-gemeenten.



   Westrandweg.



   De Westrandweg dient te worden aangelegd als rijksweg voor 
werk-werk-verkeer tussen Schiphol en het westelijk havengebied, dat wil 
zeggen tweebaans, zonder afslagen of directe verbinding met de tweede 
Coentunnel.



   SOCIALE EN CULTURELE ONTWIKKELING.



   Werkloosheidsbestrijding.



   Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de werkloosheid in Amsterdam, 
bijna twee keer zo hoog als het landelijk gemiddelde en verder gekenmerkt 
door een sterke oververtegenwoordiging van etnische groepen en (herintredende) 
 vrouwen in het werklozenbestand, kiest als belangrijkste doelstellingen de 
werkloosheid in Amsterdam terug te brengen tot het landelijk gemiddelde en 
tegelijkertijd een eind te maken aan de ongelijke verdeling van de 
werkloosheid over de verschillende groepen.

   Daarbij zijn de komende jaren twee sporen van doorslaggevend belang. 
   Aan de ene kant moet de versnippering op het gebied van scholings-, 
werkervarings- en bemiddelingstrajecten worden tegengegaan. Mogelijkheden 
kunnen wat dat betreft vooral worden gezocht in de nieuwe structuur voor de 
arbeidsvoorziening (CBA/RBA). Een van de hoofdonderdelen van deze aanpak kan 
worden gevormd door het instellen van zogenaamde task-forces die een 
werkwijze zullen realiseren, gericht op het voorkomen van (langdurige) 
werkloosheid.

   Met de reguliere onderwijsorganisaties en met het GAB worden afspraken 
gemaakt om het opleidingsaanbod te laten aansluiten bij het 
arbeidsvoorzieningenbeleid. De gemeente maakt van zijn invloed in het RBA 
gebruik om gerichte scholings- en werkgelegenheidsprojecten te helpen creëren. 


   Binnen het RBA maken de sociale partners en de gemeente, die voortaan een 
gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het arbeidsvoorzieningsbeleid dragen, 
bovendien afspraken over een effectief doelgroepenbeleid, gebaseerd op 
streefgetallen per periode.

   De gemeentelijke vertegenwoordigers in het RBA zijn daarbij verantwoording 
schuldig aan de Raad.

   Getracht wordt vertegenwoordigers van bedoelde doelgroepen bij het beleid 
van het RBA te betrekken.

   De gemeente blijft proberen het bereik van het Amsterdamse RBA zodanigin 
te richten dat daarmee ook de werkgelegenheid rond Schiphol wordt omvat. 
   Aan de andere kant biedt het beleid rond sociale vernieuwing de gemeente 
zelf de komende jaren meer mogelijkheden, additionele werkgelegenheid te 
creëren voor langdurig werklozen middels het terugploegen van 
uitkeringsgelden. Die werkgelegenheid wordt vooral gezocht in een aantal 
maatschappelijk wenselijke sectoren als het openbaar vervoer, de kinderopvang, 
 de zorgsector, de sociale veiligheid, het milieubeheer e.d., waarbij 
bovendien geldt dat de traditionele beroepssegregatie tussen mannen en 
vrouwen wordt doorbroken.

   Daarbij gaat het niet alleen om de opzet van banenpools op gemeentelijk, 
bedrijfstaks- en vooral stadsdeelniveau, maar ook om al of niet buurtgebonden 
eigen initiatieven van langdurig werklozen voor het creëren van kleinschalige 
en op eigen ondernemerschap of zelfbeheer gerichte activiteiten. 
   Bedrijfstakken kunnen aan het succes van deze banenpools bijdragen door 
financieel bij te dragen aan de fondsen ten behoeve van sociale vernieuwing, 
het afnemen van diensten en afspraken over de doorstroming van deelnemers aan 
de banenpools naar de reguliere arbeidsmarkt.

   Omdat er na aanwending van de nu beschikbare vergoedingen per poolplaats 
nog steeds sprake zal zijn van een tekort, zal er een inleenvergoeding per 
poolplaats worden gevraagd. In gevallen waar een dergelijke inleenvergoeding 
niet in rede kan worden gevraagd, zullen gemeente en sociale partners, al of 
niet binnen het RBA, gelden moeten vrijmaken.

   Voor beide sporen geldt dat de betrokken werkloze mannen en vrouwen 
middels scholing en doorstromingsafspraken uitzicht moet worden geboden op 
een duurzame en qua arbeidsvoorwaarden volwaardige arbeidsplaats. Deelnemers 
voor wie dat perspectief op de reguliere arbeidsmarkt niet wordt gerealiseerd, 
 wordt getracht een zodanige beloning te bieden dat zij beter af zijn dan in 
de uitkeringssituatie.

   De gemeente dringt er bij bedrijven waarmee zij zaken doet en bedrijven 
die zich in Amsterdam willen vestigen op aan, een positief actieplan op te 
stellen. In dit plan geven bedrijven aan, welke maatregelen zij nemen of 
zullen nemen om meer Amsterdamse vrouwen, migranten en langdurig werklozen in 
dienst te nemen.

   Binnen het RBA zal de gemeente, in overleg met de andere partners, 
bevorderen dat arbeidsorganisaties jaarlijks rapporteren over hun 
inspanningen om meer leden van de doelgroepen in hun personeelsbestand op te 
nemen.

   De gemeente geeft bij verlening van opdrachten de voorkeur aan 
opdrachtnemers die al voldoende leden van voorkeursgroepen in dienst hebben 
dan wel een positief actieplan (gaan) uitvoeren.

   Bij het rijk wordt aangedrongen op een spoedige totstandkoming van een 
wettelijke regeling met betrekking tot contract-compliance. 


   Profijt van de overheid.



   Het project Profijt van de overheid heeft op zeer diverse terreinen 
activiteiten ontplooid:

-   profijtprojecten gericht op verbetering van effectiviteit. 
-   experimenten met kwaliteitscontracten.

-   het stadspas-project.

-   sociale vernieuwing.



   De voortgang van de onder de noemer profijt tot stand gekomen projecten 
rechtvaardigt een herschikking van de plaats en de organisatie van de 
werkzaamheden van het bureau Profijt van de overheid.

   Het profijtbeleid van de afgelopen periode is in zijn intentie (het 
verbeteren van het aanbod en de toegankelijkheid van voorzieningen voor de 
lagere inkomensgroepen) en in zijn uitwerking (herschikking, ontkokering en 
deregulering) te beschouwen als een van de pijlers van wat onder 
socialevernieuwing wordt verstaan. In de ambtelijke organisatie wordt aan de 
sociale vernieuwing vormgegeven door het instellen van een projectbureau 
sociale vernieuwing waarin tevens de werkzaamheden met betrekking tot de 
profijtprojecten plaatsvinden.

   Aan het experiment met kwaliteitscontracten zal in de looptijd van het 
experiment een plaats worden gegeven in het op te zetten systeem van Planning 
en Control. Binnen de kwaliteitscontracten, waarin criteria worden opgenomen, 
zal een opzet worden gerealiseerd waardoor het mogelijk wordt dat de 
Amsterdamse bevolking een oordeel geeft over de door de gemeente geleverde 
diensten en produkten.

   Voor het bureau Stadspas zal een meer zelfstandige plaats binnen de 
gemeentelijke organisatie worden gerealiseerd. In de komende periode zal het 
aanbod in de Stadspas worden uitgebreid, met name voor wat betreft de 
toegankelijkheid van het openbaar vervoer en sportvoorzieningen. 


   Minima zonder marge.



   Het beleid rond Minima zonder marge wordt voortgezet.

   Omdat nog steeds onvoldoende gebruik wordt gemaakt van bestaande subsidie- 
en kwijtscheldingsregelingen zijn extra inspanningen nodig om daarin 
verandering te brengen. Naast betere voorlichting zal worden nagegaan of het 
mogelijk is gebruik te maken van meerdere regelingen via een centrale aanpak. 
   Ten behoeve van een meer effectieve schuldsanering zullen, naast 
verbetering van de activiteiten in de eerste lijn, de nu in verschillende 
diensten plaatsvindende activiteiten worden geconcentreerd in een centrale 
organisatie.



   Gemeentelijke Sociale Dienst.



   Voor de cliënten van de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) is het van 
essentieel belang dat deze zijn taak als uitkerende instantie efficiënt 
uitvoert en volgens de geldende normen uitkeringsgerechtigden controleert. 
   De dienstverlening van het GAB (onder regie van het CBA/RBA) en de GSD 
dienen wederzijds aanvullend te zijn. Het GAB (RBA) is primair 
verantwoordelijk voor de taken in het kader van de werkloosheidsbestrijding ( 
task forces, banenpools, scholing en bemiddeling). De GSD is verantwoordelijk 
voor het doen van inkomensvervangende uitkeringen. Ook moet de GSD cliënten 
gericht voorlichten en wijzen op mogelijkheden van arbeidsbemiddeling etc. 
zonder zich te belasten met het bemiddelen zelf.

   Op basis van de door de GSD opgestelde kwaliteitsnota zal een 
kwaliteitscontract worden opgesteld waarbij ook het oordeel van de cliënten 
wordt betrokken.

   Het beleid gericht op een grotere bekendheid en ruimer gebruik van de 
bijzondere bijstand zal worden geïntensiveerd.

   Na rayonering wordt de GSD gedecentraliseerd als vaststaat dat dit niet 
leidt tot overlast voor de cliënten en het de doelmatigheid bevordert. 


   Anti-discriminatie en emancipatie.



   De Amsterdamse samenleving zal zich blijvend kenmerken door een grote 
verscheidenheid aan bevolkingsgroepen en leefwijzen. Deze verscheidenheid 
waarderen wij positief. Daarmee is de pluriforme samenleving, waarin iedereen 
gelijke kansen, rechten, vrijheden en verantwoordelijkheden heeft, nog geen 
feit.

   Te veel nog pakken wet- en regelgeving ongelijk uit voor een aantal 
groepen. Teveel nog worden individuen en groepen geconfronteerd met 
ongerechtvaardigd onderscheid.

   Uitgangspunten voor het gemeentelijk beleid zijn het actief bestrijden van 
discriminatie en het bevorderen van emancipatie van achtergesteldegroepen, 
met name op de terreinen wonen, werken, weten en participatie. Het 
gemeentebestuur ondersteunt hierbij niet alleen initiatieven vanuit de 
bevolking, maar zal zelf een actief beleid voeren om discriminatie, 
achterstelling en achterstand op te heffen. Erkenning van gelijke rechten is 
daarbij het uitgangspunt.

   Op naleving van de anti-discriminatiebepaling in de Subsidieverordening 
zal strikt worden toegezien.

   De diverse anti-discriminatie-initiatieven vanuit de bevolking zullen 
worden betrokken bij de uitvoering van het beleid.

   Het recent opgerichte Anti-discriminatiebureau is een belangrijk 
instrument ter bestrijding van racisme en discriminatie.

   Gemeentelijke instellingen moeten een voorbeeldfunctie vervullen 
in de behandeling van klachten over discriminerend gedrag. 
   De Politie zal voorrang geven aan het bestrijden van discriminatie en 
aangifte hiervan behandelen en registreren.

   Vrouwenemancipatie, homo-emancipatie en emancipatie van allochtone mannen 
en vrouwen zijn een logisch vervolg op anti-discriminatiebeleid. Emancipatie 
richt zich, net als sociale vernieuwing, op het opheffen van achterstanden. 
Sociale vernieuwing is tegelijkertijd een noodzakelijke voorwaarde voor een 
goed emancipatiebeleid. Amsterdam heeft een voorhoedepositie waar het gaat om 
emancipatiebeleid. In deze periode zal ernaar worden gestreefd, deze 
voorhoedepositie te behouden en te versterken. Het emancipatiebeleid wordt 
daarom door alle gemeentelijke portefeuilles als facetbeleid uitgevoerd. 
Emancipatie-initiatieven vanuit de bevolking zullen worden betrokken bij de 
uitvoering van het beleid.

   De Raamnota Minderhedenbeleid, het Beleidsplan Vrouwen en Meisjes, en de 
nota's Homo-emancipatie en Lesbisch Zichtbaar zullen verder worden uitgevoerd, 
 voorzover het grootstedelijke taken betreft.

   De betrokken afdelingen hebben hierin een initiërende, stimulerende en 
adviserende rol. Aan de stadsdelen zal desgevraagd informatie en/of advies 
worden verstrekt.

   Het subsidiëren van grootstedelijke en experimentele

emancipatie-activiteiten zal worden voortgezet.

   De gemeente stelt eisen aan de aandacht die door instellingen - binnen hun 
algemene basisaanbod - aan de activiteiten voor verschillende groepen wordt 
besteed.



   Onderwijs.



   Onderwijs is een onlosmakelijke component van sociale vernieuwing. Goede 
scholing is een belangrijke basis voor individuele ontplooiing en voor een 
maatschappelijke loopbaan. Dit geldt voor iedereen en voor alle vormen van 
onderwijs.

   De betrokkenheid en participatie van ouders bij het onderwijs moet worden 
versterkt.

   In de komende jaren zal de kwaliteitsverbetering van het Amsterdamse 
onderwijs op grote schaal gestalte moeten krijgen. Er zijn reeds belangrijke 
initiatieven op dit punt genomen, zoals de EGAA-benadering en de experimenten 
met taalonderwijs en magneetscholen. Voorstellen, waaronder de verlengde 
schooldag gekoppeld aan de school en met gebruik van het schoolgebouw, 
peuterspeelzalen gekoppeld aan de school, zullen na een uitgebreide periode 
van discussie en inspraak worden vastgesteld door de Raad. 
   Deze voorstellen vergen financiële impulsen. De typisch grootstedelijke 
situatie waarin Amsterdamse scholen moeten werken, mag niet uitsluitend voor 
rekening van de gemeente komen. Er worden extra bijdragen van de 
rijksoverheid gevraagd. De doelmatigheid van het onderwijs wordt vergroot. De 
inzet van financiële middelen moet daartoe aan toetsbare criteria worden 
gebonden. Op deze wijze worden schoolbesturen in staat gesteld door 
herschikking binnen het bestaande budget hun bijdrage te leveren aan 
denoodzakelijke kwaliteitsverbetering.

   Het volwassenenonderwijs neemt nog steeds in belang toe. Enerzijds moeten 
grote groepen worden geschoold met het oog op betaald werk, ook in de vaktaal. 
 Anderzijds zijn er grote aantallen burgers voor wie allereerst primaire 
scholing van belang is, met name het leren van de Nederlandse taal. 
   De beroepsgerichte scholing dient te worden betaald uit RBA-gelden. In de 
basiseducatie dient het accent te liggen op het leren van Nederlands aan met 
name allochtonen. De capaciteit moet aanzienlijk worden uitgebreid waarbij 
het doel is op zo kort mogelijke termijn de wachtlijsten weg te werken. 
Cursisten moeten in staat worden gesteld de Nederlandse taal te leren. 
   Daarnaast is aanzienlijk meer aandacht nodig voor de vele analfabeten. 
Mogelijk zullen extra gemeentelijke middelen nodig zijn om de 
capaciteitsuitbreiding in de beroepseducatie waar te kunnen maken. Dit is 
echter afhankelijk van de hoogte van het bedrag dat van de zijde van het rijk 
extra verwacht mag worden in de komende jaren.

   Er zullen voor het openbaar onderwijs op alle niveaus middelen beschikbaar 
zijn voor lesmateriaal en specifieke projecten, gericht op een positieve 
benadering van homoseksualiteit.



   Gezondheid.



   Het gemeentelijk gezondheidsbeleid moet erop gericht zijn, voorwaarden 
voor de Amsterdammers te creëren die zij nodig hebben om zolang mogelijk 
zelfstandig en volwaardig te kunnen functioneren en deel te nemen aan het 
maatschappelijk leven.

   Waar dat nodig is, moet de gemeente voorzieningen aanbieden, voor kortere 
of langere tijd, op het gebied van de verzorging, (materiële en immateriële) 
hulpverlening, emancipatie en recreatie. Niet alleen het

gezondheidszorgbeleid is hiervoor verantwoordelijk, ook vanuit andere 
sectoren, onder andere volkshuisvesting, verkeer, werkgelegenheid en milieu 
zal een beleid moeten worden gevoerd dat de gezondheidsproblemen van mensen 
kan voorkomen (zogenaamd facetbeleid).

   De GG en GD zal hierin een adviserende taak hebben en het 
gezondheidsbeleid (de preventie) bevorderen.

   De werkzaamheden van de GG en GD zullen met name worden gericht op die 
bevolkingsgroepen die de meeste gezondheidsrisico's lopen. Er komen 
experimenten met projecten die beogen de gezondheidsrisico' te verkleinen. 
Tevens vervult de GG en GD een belangrijke vangnetfunctie voor die mensen die 
tussen de wal en het schip dreigen te vallen, zoals dak- en thuislozen, 
druggebruikers etc.

   De inbreng van gebruikers van de zorg is van groot belang. Patiëntenrecht, 
participatie en patiëntenplatforms worden versterkt.

   De noodzaak van een samenhangende gezondheidszorg is de laatste jaren 
groter geworden. De gemeente zal haar invloed en overtuigingskracht inzetten 
om samen met de ziektekostenverzekeraars (onder meer het Ziekenfonds 
Amsterdam en omstreken), de Ziekenfondsraad, de rijksoverheid en de 
stadsdeelraden te komen tot een gezamenlijke planning (het opstellen van een 
strategisch plan).

   Uitgangspunt hierbij is een goede afstemming tussen huisarts, kruiszorg en 
(maatschappelijk) buurtwerk aan de ene kant en verpleegtehuizen, 
verzorgingstehuizen en ziekenhuizen aan de andere kant. Accent wordt gelegd 
op substitutie van zorg.

   De thuiszorg zal de komende jaren worden uitgebreid, onder meer in 
banenpools.

   Mensen die psychische problemen hebben moeten zoveel mogelijk steun en 
hulp kunnen vinden in de eigen omgeving (onder andere de RIAGG). 
   De uitgangspunten van het Amsterdamse Model in de geestelijke 
gezondheidszorg blijven gehandhaafd.

   Is er toch voor kortere of langere tijd opvang nodig, dan moeten er 
voldoende mogelijkheden in Amsterdam zijn. De capaciteit van beschermde 
woonvormen en dagbestedingsactiviteiten moet worden uitgebreid. Ook voor 
geestelijk gehandicapten moeten er voldoende mogelijkheden voor begeleid 
wonen en dagactiviteiten zijn.



   Ouderen.



   Het beleid ten aanzien van ouderen is erop gericht de zelfstandigheid daar 
waar nodig te bevorderen. De Seniorenraad en ouderenbonden moeten bij de 
totstandkoming van dit beleid actief worden betrokken. Uitbreiding van de 
mogelijkheden van vrijetijdsbesteding. De zelfstandige woonsituatie van 
ouderen zal verder worden gestimuleerd door aanpassingen aan woningen en het 
alarmbeleid. Instellingen voor thuiszorg moeten hun aanbod beter afstemmen op 
de wensen van ouderen.

   Verzorgingstehuizen en verpleegtehuizen worden wijkgericht opgezet en bij 
de planning vindt onderlinge afstemming plaats. Er komen experimenten die de 
samenwerking tussen verpleegtehuizen en verzorgingstehuizen bevorderen. 
   Vrouwen.



   De crisisopvang voor vrouwen die te maken hebben (gehad) met seksueel 
geweld is nog steeds noodzakelijk.

   Algemene instellingen, onder andere het maatschappelijk werk, zijn 
hiervoor verantwoordelijk. Deze instellingen moeten werken aan een betere 
integratie van de hulpverlening. Extra uitbreiding voor de crisisopvang in de 
avond en nacht is noodzakelijk.

   Categoriale voorzieningen zoals Tegen Haar Wil, Blijf van m'n Lijf en het 
vrouwengezondheidscentrum vervullen een belangrijke aanvullende rol zolang de 
integratie in de algemene instellingen nog niet voldoende is gerealiseerd. 
Voor zover onmisbare uitvoerende hulpverleningstaken van Tegen Haar Wil, 
zoals de 24 uurs telefonische hulpverlening, als gevolg van onvoldoende 
integratie dreigen te verdwijnen, dienen hiervoor extra middelen ter 
beschikking te komen.



   Gehandicapten.



   Het gemeentelijk beleid dient gericht te zijn op een volledige integratie 
van mensen met een lichamelijke handicap.

   Het in de vorige raadsperiode aangenomen actieprogramma dient deze periode 
verder te worden gerealiseerd in overleg met de Stichting Gehandicapten 
Overleg Amsterdam.

   Bekeken wordt in hoeverre het sociaal vervoer van ouderen kan worden 
gekoppeld aan het gehandicaptenvervoer.



   Dak- en thuislozen.



   Er moeten meer ambulante voorzieningen voor dak- en thuislozen komen: het 
aantal slaapplaatsen voor dak- en thuislozen moet worden uitgebreid, 
maaltijdvoorziening, beheer van uitkeringen en lichamelijke en psychiatrische 
zorg. Daarnaast worden kostendekkende maatschappelijke initiatieven 
gestimuleerd.

   De GG en GD dient een actieve rol te spelen in het signaleren van 
verspreiding van ziekte onder dak- en thuislozen.



   AIDS.



   De activiteiten met betrekking tot preventie en voorlichting zullen worden 
voortgezet. De hoogste prioriteit zal worden gegeven aan preventie en 
voorlichtingsactiviteiten voor prostituanten.

   Spuitenomruil wordt 24 uur per dag mogelijk gemaakt. Uitgangspunt is dat 
de psycho-sociale hulpverlening aan HIV-seropositieven en AIDS-patiënten via 
de bestaande hulpverleningsorganisaties verloopt. Belangenorganisaties voor 
slachtoffers van AIDS worden ondersteund. De landelijke toedeling van extra 
middelen dient beter in overeenstemming te worden gebracht met de verhouding 
van het aantal patiënten in Amsterdam.



   Prostitutie.



   Als het bordeelverbod wordt opgeheven, wordt een vergunningenstelsel 
ingevoerd waardoor de werksituatie van prostituées kan worden verbeterd. Het 
vergunningenstelsel mag niet betekenen dat alleen de prostitutie die onder 
het stelsel valt wordt toegelaten en dat andere vormen worden opgejaagd of 
vervolgd.

   Vrouwenhandel en gedwongen prostitutie moeten worden bestreden. De 
vertrouwensvrouw voor (allochtone) prostituées kan slachtoffers van 
vrouwenhandel steunen bij het doen van aangifte.

   Aandacht dient te worden besteed aan de hulpverlening aan verslaafde 
prostituées en aan de problematiek van de jongensprostitutie. 
   Drugs.



   Het Amsterdamse drugbeleid krijgt gelukkig steeds meer navolging. 
   De hoofdelementen van dat beleid (scheiding soft en hard drugs, 
bestrijding van grootschalige handel, spuitenomruil, methadonverstrekking, 
ontmoediging van het gebruik van harddrugs, straatjunkenproject) worden 
voortgezet.

   Internationale druk om hierin verandering te brengen zal worden weerstaan. 
Hulpverlening gericht op het tegengaan van de ontmenselijking van de 
gebruiker moet zoveel mogelijk binnen de reguliere hulpverlening plaatsvinden. 


   Meer ondersteuning is nodig voor een succesvolle vrijwillige afkick, 
gericht op resocialisatie en betaald werk.



   Jeugdbeleid.



   Dit beleid moet zich de komende jaren concentreren op het wegwerken van 
achterstanden waar veel (allochtonen) jongeren mee worden geconfronteerd. Het 
voorkomen van problemen als het niet afmaken van opleidingen, een slechte 
huisvestingssituatie, werkloosheid, sociaal isolement en racisme vraagt een 
integrale aanpak op alle beleidsterreinen. De nadruk moet hierbij liggen op 
het uitvoerend werk.

   In samenwerking met de stadsdeelraden wordt een integraal preventief 
jeugdbeleidsplan opgesteld.

   Prioriteit zal worden gelegd bij uitbreiding van ambulante hulp, bij 
zwerfjongeren, bij jonge kinderen en bij crisisopvang.



   Kinderopvang.



   Verdere uitbreiding van de kinderopvang. Uitgangspunt voor de komende 
periode is dat in ieder stadsdeel voor 10% van de kinderen van 0 tot 4 jaar 
full-time kinderopvang beschikbaar is.

   Uitbreiding wordt gerealiseerd door naast het inzetten van eigen middelen 
een beleid te voeren dat bedrijven stimuleert kindplaatsen te huren in de 
gesubsidieerde kinderopvang. Verhuur van kindplaatsen leidt niet tot 
vermindering van gesubsidieerde kindplaatsen.

   Voor de non-profit-sector komt een stimuleringsregeling. 
   De 24-uurs kinderopvang moet worden gerealiseerd.

   De arbeidsvoorwaarden in de kinderopvang moeten worden verbeterd. 


   Migranten.



   Het hulpverleningsaanbod in de gezondheidszorg en de maatschappelijke 
dienstverlening zal zich moeten richten op de groep allochtone cliënten door 
het ontwikkelen van gerichte methodieken die mede geënt zijn op de 
verschillende achtergrond van deze groepen.



   Asielzoekers.



   De sterke toename van asielzoekers in Amsterdam en enkele andere grote 
steden in 1985 en 1986 heeft ertoe geleid dat in april 1987 de Regeling 
Opvang Asielzoekers (ROA) werd ingesteld. De gemeente Amsterdam heeft zich in 
dat kader verplicht 1360 asielzoekers huisvesting te bieden. 
   Omdat de ROA-regeling een aanzienlijke verbetering van de positie van de 
asielzoekers inhoudt en tevens betekent, dat het asielzoekersprobleem zich 
niet alleen in de grote steden voordoet, zal Amsterdam loyaal meewerken als 
er sprake zal zijn van een uitbreiding van het landelijk ROA-quotum. 
   Nieuwkomersbeleid.



   In het kader van de gezinshereniging en de gezinsvorming komen jaarlijks 
grote aantallen nieuwe immigranten naar Amsterdam.

   Extra inspanningen zowel van het rijk als de gemeente zijn noodzakelijk 
teneinde een snelle inburgering van deze nieuwkomers in Amsterdam mogelijk te 
maken. Samenwerking met de betreffende organisaties van minderheden is 
hierbij van belang. Nederlandse-taalonderwijs, inpassing in het onderwijs en 
een gerichte bemiddeling binnen de RBA-structuur naar arbeid en scholing zijn 
instrumenten om de inburgering te realiseren.

   Specifieke aandacht dient te worden gegeven aan vrouwen binnen deze groep. 
De nieuwkomers moeten voor hulp en informatie op één plek terecht kunnen (één 
loket voor nieuwkomers).



   Sport.



   De toenemende vrije tijd en het groeiende besef van het nut van sport voor 
het welzijn zullen de behoefte aan mogelijkheden voor sport en recreatie doen 
groeien.

   De gemeentelijke aandacht zal hiermee gelijke tred dienen te houden. 
Enerzijds door het stimuleren van breedtesport met name in de amateursector 
in verenigingsverband of via laagdrempelige activiteiten van het 
sportbuurtwerk. Anderzijds via de professionele en topsportbeoefening, een 
goede stimulans voor de amateur- en recreatiesector. Dit biedt bovendien een 
goede gelegenheid tot passieve recreatie voor veel Amsterdammers. 
   Mede ten behoeve van internationale sportevenementen bevordert de gemeente 
de bouw van een nieuw multi-functioneel stadion. Dit draagt bij aan de 
sociaal-culturele, toeristische en economische ontwikkeling van onze stad en 
haar inwoners. Door overkapping en/of toevoeging van een evenementenhal 
krijgt het multi-functionele karakter van het stadion vorm. 
   Ook andere investeringen in de sport-infrastructuur zijn noodzakelijk. Dit 
kan geschieden in samenwerking met het bedrijfsleven in de vorm van 
publiek-private samenwerking (sport-accommodatiefonds). Dit vooral ook omdat 
het aanbod verscheiden en toegankelijk moet zijn voor de verschillende 
bevolkingsgroepen tegen betaalbare prijzen.

   Ook recreatiesporters behoren gebruik te kunnen maken van 
sportaccommodaties en -velden.

   Zelfbeheer en onderhoud en exploitatie worden bevorderd. 


   Kunst en cultuur.



1.  Er wordt een bedrijfstak-analyse gemaakt: een balans van achterstanden en 
groeimogelijkheden. Er komt een meerjareninvesteringsprogramma met lijnen 
voor financiering door overheden (lokaal, nationaal, Europees) en door 
fondsen en sponsors.

2.  De Gemeenteraad stelt een globaal kunstenplan op voor een periode van een 
aantal jaren waarin de verdeling over de verschillende subsidiestromen wordt 
vastgelegd. Kunstinstellingen krijgen voor periodes van meerdere jaren 
budgetzekerheid en -vrijheid binnen een systeem van budgetfinanciering. Naast 
financiële verantwoording toetst de gemeente de instellingen op uitvoering 
van de eigen doelstelling.

    In het kunstenplan geeft de gemeente haar doelstellingen weer naar 
produktie, distributie, conservering en participatie in de kunstsector. Er 
wordt een stimulerend beleid gevoerd ten behoeve van innoverende 
kunstinitiatieven.

3.  Advisering door een van de politiek en kunstinstellingen onafhankelijk 
orgaan blijft nodig. De huidige vorm wordt heroverwogen. De gemeente neemt 
initiatieven om te komen tot herstel en verbetering van de (overleg)relatie 
met de kunstwereld.

4.  De participatie van verschillende bevolkingsgroepen is onvoldoende. 
Sociale vernieuwing betekent in de sector cultuur dat uitsluitingsprocessen 
moeten worden doorbroken. Dit is geen verantwoordelijkheid voor de 
kunstinstellingen alleen. Het gemeentebestuur maakt, zowel centraal als op 
stadsdeelniveau, participatie-projecten mogelijk.

    Lokale radio en televisie kan een krachtig instrument zijn voor het 
realiseren van de participatie-doelstelling.

5.  Er wordt ingespeeld op internationale, Europese ontwikkelingen in de 
kunstwereld. Amsterdam profileert zich internationaal meer als interessante 
vestigingsplaats voor kunstbedrijvigheid.

    Het onderzoek naar een Europees centrum voor kunst en cultuur wordt mede 
door de gemeente mogelijk gemaakt. Uitgegaan wordt van het plan, ingediend 
bij het ministerie van WVC.

    De kunstensector zoekt aansluiting bij grootstedelijke, ruimtelijke 
vernieuwingsprocessen. Kunst wordt onderdeel van voorbeeldprojecten aan het 
IJ, bij voorbeeld op het CS-eiland of bij het Stenen Hoofd. 


   Lokale radio en televisie.



   Het onderzoek naar lokale professionele radio en televisie in Amsterdam 
wordt versneld voortgezet. Het onderzoek wordt uitgevoerd door iemand die 
geen belanghebbende is. Er wordt gebruik gemaakt van deskundigheid bij de 
huidige zendgemachtigde (SALTO), de huidige professionele aanbieders, de 
dagbladpers en deskundigen uit het reclame- en adviesbedrijf. 
   In november wordt een voorstel aan de Raad voorgelegd waarvan het 
uitgangspunt moet zijn financiering op basis van reclame-inkomsten, bijdragen 
van derden en een start-investering uit het "potje van Etty". Er moet worden 
gekomen tot een pluriform, multi-cultureel aanbod, waaraan vele groepen in 
Amsterdam kunnen bijdragen, en onder verantwoordelijkheid van een 
redactiestatuut.

   Uitvoering van het voorstel moet passen binnen de mogelijkheden van de 
nieuwe mediawet en de Europese regelgeving.



   BESTUUR EN FINANCIN.



   Regiosamenwerking.



   In overleg met omringende gemeenten en in samenhang met 
binnengemeentelijke decentralisatie moet Amsterdam pleiten voor een 
agglomeratiebestuur dat via directe verkiezingen wordt gekozen. Op korte 
termijn wordt door Amsterdam, mede op basis van het advies van de 
commissie-Van der Louw, gewerkt aan verdieping van de reeds gegroeide 
bestuurlijke samenwerking in ROA-verband.



   Structuurplan.



   Een structuurplan-Nieuwe-Stijl speelt een belangrijke rol bij het behoud 
van de samenhang en de structuur van de stad. De inbreng van de stadsdelen is 
bij de totstandkoming van een structuurplan essentieel. Daarnaast wordt ook 
de regiogemeenten om commentaar gevraagd.

   De in het structuurplan vastgelegde structuur wordt vertaald in programma' 
s voor de stadsdelen. Deze taakstellende programma's leggen met name het 
minimaal aantal te realiseren woningen en de maximaal te realiseren 
vloeroppervlakte voor kantoren en bedrijven binnen het stadsdeel vast. 
   De centrale stad moet de stadsdelen in staat stellen om waar nodig risico' 
s in de grondexploitatie verantwoord te kunnen nemen. De centrale stad en de 
stadsdelen met een positieve grondexploitatierekening dragen door 
herverdeling van de opbrengsten hieruit bij aan de stadsdelen met tekorten op 
de grondexploitatierekening. Dit stelsel van verevening gaat uit van globaal 
werkende instrumenten en stimuleert stadsdelen om doelmatig enefficiënt te 
werken.

   Het is wenselijk dat ook de samenhang en structuur op het terrein van de 
sociale en welzijnsvoorzieningen door middel van een "structuurplan" een 
kader krijgen. In deze raadsperiode zal daartoe een aanzet worden gegeven op 
het terrein van de onderwijsvoorzieningen.



   Deelraad Binnenstad.



   De binnenstad krijgt in 1994 een deelraad. In de komende jaren zal worden 
gewerkt aan versterking van het maatschappelijk draagvlak voor het 
instellingsbesluit onder bewoners, bedrijfsleven en andere gebruikers van de 
binnenstad.

   Zo spoedig mogelijk na de gemeenteraadsverkiezingen dient in overleg met 
bewoners en bedrijfsleven de Gemeenteraad te besluiten over de uitwerking van 
de verdeling van de lokale en grootstedelijke taken in de binnenstad. Op 
basis van dit besluit worden in 1991 de bestuursmiddelen vastgesteld, volgens 
de bestaande systematiek van budgetafsplitsing naar de deelraden. De 
begroting voor de lokale taken in de binnenstad dient in de resterende 
begroting als aparte bijlage te worden vermeld.

   Teneinde in de komende bestuursperiode de gemeentelijke besluitvorming met 
betrekking tot de binnenstad beter toegankelijk te maken voor inspraak en 
participatie door bewoners en gebruikers van de binnenstad, wordt een 
commissie van advies en bijstand voor de binnenstad ingesteld. 


   Uitgangspunten Financiën.



1.  een sluitende begroting;



2.  door het rijk bekostigde voorzieningen:

   Uitgangspunt voor de door het rijk bekostigde voorzieningen is, dat de 
rijksvergoeding toereikend behoort te zijn. Eventuele gemeentelijke extra 
uitgaven daarvoor moeten specifiek worden gemotiveerd en periodiek 
geëvalueerd op hun doelmatigheid. De gemeente ijvert voor toereikende 
bekostiging door het rijk.



3.  Gemeentelijke belastingen en tarieven:

   Er wordt gestreefd naar een zo gematigd mogelijke ontwikkeling van de 
gemeentelijke belastingen en tarieven. Huishoudens met een minimuminkomen of 
-uitkering wordt - waar mogelijk - kwijtschelding verleend van gemeentelijke 
tarieven en belastingen. Het gebruik van de kwijtscheldingsmogelijkheden zal 
verder worden gestimuleerd. In haar totaliteit mag het aandeel van de 
gemeentelijke belastingen en tarieven in het budget van mensen met een 
minimuminkomen niet toenemen.

   Heffingen in het kader van de bestrijding van de milieuvervuiling vallen 
in principe niet onder deze norm. Gelet op de inkomenseffecten hiervan zal 
worden getracht de lastenstijging te beperken.



   Stadsdeelfonds.



   Het stadsdeelfonds wordt met ingang van 1991 in werking gezet, dit met 
inbegrip van de hierbij behorende herverdeling tussen de stadsdelen. De 
voeding van het stadsdeelfonds verloopt conform de nota ontwikkeling 
stadsdeelfonds en de daarin aangegeven elementen voor een

meerjarenperspectief. Dit betekent dat de stadsdelen meedelen in de 
financiële ontwikkeling van de stad als geheel. Aan het stadsdeelfonds zullen 
bedragen worden toegevoegd die de stadsdelen in staat stellen om het voortouw 
te nemen bij de sociale vernieuwing.

   Ter ondersteuning van de sociale vernieuwing kan de gemeente een fonds 
Sociale Vernieuwing instellen, waarop door de stadsdelen een beroep kan 
worden gedaan. Behalve met eigen gemeentelijke middelen zal dit fondsmoeten 
worden gevuld met extra bijdragen van het RBA, van het bedrijfsleven en van 
het rijk.



   PERSONEELSZAKEN.



   Kaderstellend ARA.



   Voor hoogwaardige, doelmatige en doeltreffende dienstverlening is goed 
gemotiveerd en goed toegerust personeel nodig. Een modern personeelsbeleid 
moet daarvoor de mogelijkheden scheppen. Naast een goed werkklimaat en 
adequate arbeidsomstandigheden moet dit beleid het personeel voldoende 
ontplooiingsmogelijkheden en medezeggenschap bieden.

   Het vinden van het juiste evenwicht tussen produktiviteitseisen en de zorg 
voor het personeel vergt voor elke gemeentelijke diensttak of onderdelen 
daarvan specifieke maatregelen. Dit betekent dat er een verschuiving moet 
plaatsvinden van de verantwoordelijkheid voor het personeels- en 
organisatiebeleid naar het lijnmanagement.

   Het Ambtenarenreglement Amsterdam wordt aan die nieuwe eisen aangepast en 
wordt meer kaderstellend, waarbij naast basispakket arbeidsvoorwaarden per 
dienst/bedrijf en stadsdeel kan worden gedifferentieerd, zodat er ruimte komt 
om voor specifieke situaties oplossingen op maat te vinden. Deze aanpassingen 
vinden plaats in goed overleg met de vakbonden.



   Overlegstelsel.



   De Verordening Medezeggenschap Gemeentepersoneel wordt herzien. 
   Daarbij zullen de verhouding tussen Medezeggenschapscommissie, 
Vrouwenoverleg en Allochtonenoverleg worden vastgelegd en zal Georganiseerd 
Overleg per diensttak mogelijk worden gemaakt als uitvloeisel van een 
kaderstellend ARA. Overwogen zal worden om een gekozen

Medezeggenschapscommissie voor de gehele gemeentelijke organisatie in te 
stellen. Er zal, in afwachting van een nieuw overlegstelsel voor 
arbeidsvoorwaarden voor alle gemeenten, worden geëxperimenteerd met een meer 
gelijkwaardig overlegstelsel met de bonden van overheidspersoneel. Daarbij 
zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij een systeem van een CAO, waarbij 
één pakket afspraken wordt vastgelegd voor een bepaalde periode. Indien het 
kaderstellend ARA is gerealiseerd kan het pakket per diensttak/stadsdeel 
verschillend zijn. Uiteraard dient over het pakket overeenstemming te zijn 
tussen de werkgever en de bonden.

   Een vetorecht voor iedere wijziging in het ARA voor de CCGO wordt 
afgewezen.



   Positieve actie.



   Het beleid van positieve actie voor voorkeursgroepen (vrouwen en 
allochtonen) wordt voortgezet. Doel daarvan is te komen tot een afspiegeling 
van de bevolking bij het gemeentepersoneel, die geldt voor alle functies. Het 
slagen van dit beleid hangt in belangrijke mate af van het ontwikkelen van 
een werkklimaat waarin deze voorkeursgroepen, maar ook andere minderheden 
zoals lesbische vrouwen en homoseksuele mannen, tot hun recht komen. Aan de 
ontwikkeling van dit werkklimaat zal hoge prioriteit worden gegeven, onder 
meer door deskundigheidsbevordering van leidinggevend personeel. Amsterdam 
moet met spoed voldoen aan de eisen van de Wet Arbeid Gehandicapte Werknemers. 
 Voor wat betreft de voorkeursgroepen worden streefcijfers vastgelegd in een " 
meerjarenplan evenredigheid". Halfjaarlijks wordt over de voortgang van de 
plandoelstellingen en de bijstellingen daarvoor door bevolkingsontwikkelingen 
enz. aan de Gemeenteraad bericht. Er komt een stelsel van positieve en 
negatieve sancties, zowel voor individuen als voor de organisaties als geheel. 
 Bij de invulling daarvan wordt onder andere gedacht aan extra faciliteiten. 
Een en ander wordt nader vormgegevenin het kader van contractmanagement. 
Zoveel mogelijk wordt gebruik gemaakt van onder andere hiervoor bestemde 
rijksmiddelen, zoals het Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds.  Waar het beleid 
van positieve actie tot toename van de arbeidskosten leidt, wordt dit 
geaccepteerd.



   Loopbaanbeleid.



   De voorzieningen voor een actieve bemiddeling voor en scholing van 
personeel dat, door bezuinigingen en reorganisaties, van werk moet veranderen 
wordt uitgebreid. De gemeentelijke inspanningen om talentvolle medewerkers 
voor de gemeente te behouden worden verbeterd. Voor alle medewerkers wordt 
een loopbaanbeleid gemaakt en periodiek geactualiseerd. Job-rotatie tussen 
verschillende diensttakken zal worden gestimuleerd.



   Woonplaats ambtenaren.



   Met kracht wordt bevorderd dat Amsterdamse ambtenaren in Amsterdam wonen. 


   Arbeidsduurverkorting.



   Zodra het landelijke arbeidsvoorwaardenbeleid daarvoor de mogelijkheid 
biedt wordt de arbeidsduurverkorting in Amsterdam voortvarend doorgevoerd met 
volledige herbezetting. De ADV mag niet tot verminderde bedrijfstijd en/of 
dienstverlening leiden.



   Planning en control.



   Het management van de overheidsorganisatie staat voor nieuwe uitdagingen. 
Nieuwe eisen vanuit de samenleving, bestuurlijke reorganisaties of 
noodzakelijke verbetering van de produktie en dienstverlening nopen nog 
steeds tot ingrijpende veranderingen in het apparaat. Dit alles blijft het 
uiterste vergen van de flexibiliteit van organisaties en werknemers. 
   In de afgelopen raadsperiode is hard gewerkt aan verbetering van de 
doelmatigheid van de overheid. Dit beleid wordt in de komende periode met 
kracht en over de hele linie voortgezet. Uitgangspunt blijft normering van 
kosten en kwaliteit, onder andere door middel van standaarden voor de 
kwaliteit en kwantiteit in relatie tot de in te zetten middelen. 
Contractmanagement speelt daarbij een belangrijke rol. Voor elk gemeentelijk 
bedrijf wordt een bedrijfsplan vastgesteld met het gewenste dienstenpakket en 
het beoogde bedrijfsresultaat. De mogelijkheden van werknemers om te kunnen 
participeren in de resultaten worden vergroot.

   De gedwongen winkelnering wordt per 1 januari 1992 afgeschaft onder 
handhaving van de afspraken met betrekking tot de NV Verzekeringsbedrijf en 
de NV SGA/WSBZ.

   ALGEMENE ZAKEN.



   Veiligheid en leefbaarheid.



   Leefbaarheid in de stad wordt mede bepaald door degenen die er wonen, 
werken en verblijven. Niet iedereen echter houdt zich aan de democratische 
regels die beogen de kwaliteit van de leefbaarheid te vergroten. 
   De komende jaren moet de inzet worden gericht op handhaving van de 
gestelde regels. Samenwerking tussen burgers, bedrijven en politie dient te 
worden bevorderd.

   Zoals lokale politiezorg onder lokale democratische controle dient te 
blijven, dient regionale politiezorg onder regionale democratische controle 
te staan.

   Nu het reorganisatieproces in 1990 vrijwel is afgerond dient de inzet 
teworden gericht op doelmatigheid en doeltreffendheid van werken. 
   De te verwachten uitbreiding op basis van het Project Kwantificering 
Politiewerk zal voor ten minste 90% worden besteed aan uitbreiding van 
zichtbaar personeel op straat en voor ten hoogste 10% aan middelen. 
   In de komende raadsperiode zal worden gewerkt aan verandering van het 
dienstrooster, zodanig dat de beschikbaarheid van personeel beter aansluit 
bij de werkdruk.

   De niet-particulier opgezette veiligheidsfuncties (stadswachten, 
ondersteuningsteam, parkeerwachter en dergelijke) vallen onder de 
verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur. De bevoegdheden van de Raad 
inzake beleid en budget blijven onverkort overeind.

   Er wordt een operationeel beleidsplan per gebied opgesteld dat in de 
Gemeenteraad wordt besproken. Hierdoor kan afstemming plaatsvinden tussen 
bestuur, justitie en politie inzake het handhavingsbeleid. 
   Voor zover de niet-particulier opgezette veiligheidsfuncties de 
beschikking hebben over geweldsmiddelen vallen zij onder de door de 
burgemeester vastgestelde geweldsinstructie.

   Onderzocht zal worden of de bij de niet-particulier opgezette 
veiligheidsfuncties werkzaam zijnde functionarissen een aanvullende opleiding 
kunnen krijgen waarmee het mogelijk is om door te stromen naar een functie 
binnen de reguliere politie. Het positieve-actiebeleid krijgt op deze wijze 
meer gestalte.

   De Raad stelt het politiebeleidsplan vast.

   Verhoging van de pakkans en het handhavingsbeleid krijgen een centrale 
plaats naast beleid gericht op preventie.

   In 1994 dient het positieve-actiebeleid controleerbaar te hebben 
bijgedragen tot een betere afspiegeling van de Amsterdamse 
bevolkingssamenstelling bij de politie.

   Getracht wordt de vestiging Europol naar Amsterdam te halen. 
   Gezien de grote vluchtelingenstroom naar Amsterdam dient de rijksoverheid 
een grotere financiële bijdrage te leveren aan de opvang van vluchtelingen 
door de vreemdelingenpolitie.



   Prostitutie.



   Bekeken dient te worden of het beperken van de straatprostitutie tot een 
aantal gebieden tot de mogelijkheden behoort.



   Internationale contacten.



   Hoewel de rijksoverheid de eerstverantwoordelijke is voor het buitenlands 
beleid, draagt Amsterdam als hoofdstad van het land en als stad met vele 
internationale contacten een bijzondere verantwoordelijkheid. Daarbij past 
voortzetting van het vastgestelde beleid ter bestrijding van apartheid in 
Zuid-Afrika. Daarnaast zal Amsterdam binnen LOTA-verband blijven streven naar 
intensivering van dit beleid. Van de momenteel in Zuid-Afrika plaatsvindende 
veranderingen zal gebruik worden gemaakt om meer contacten te leggen met 
Zuid-Afrikaanse anti-apartheidsorganisaties.

   Bij het aangaan van nieuwe stedenbanden of het continueren van bestaande 
zal de nadruk liggen op de uitvoering van praktische projecten die ten goede 
komen aan de bevolkingsgroepen die daaraan het meeste behoefte hebben. 
   De ontwikkelingen in Oost-Europa bieden mogelijkheden om nieuwe relaties 
aan te gaan. Waar mogelijk verleent Amsterdam steun aan het welslagen van 
hervormingsprocessen in oost-Europa, bij voorbeeld door steun aan projecten 
op lokaal niveau.

   Nadrukkelijk rekent Amsterdam het tot zijn taak een bijdrage te leveren 
aan voorlichting en bewustwording op het gebied van de

ontwikkelingssamenwerking.



   BEOOGDE PORTEFEUILLEVERDELING.

  I PvdA: Volkshuisvesting, Stadsvernieuwing, Grondzaken, Herhuisvesting, 
Sport en Recreatie;



 II D66: Verkeer, Beheer Openbare Ruimte, Milieu;



III Groen Links: Ruimtelijke Ontwikkeling (incl. Federatie), projectwethouder 
IJ-oevers, Binnenstad, coördinatie Homo-emancipatiebeleid;



 IV VVD: Financiën, Bestuursinformatie, Nutsbedrijven, Staf- en Steundiensten, 
 LRTV, loco-burgemeester;



  V PvdA: Sociale Zaken, Werkloosheidsbestrijding, Maatschappelijke en 
Gezondheidszorg, projectwethouder Sociale Vernieuwing, Coördinatie 
Minderhedenbeleid;



 VI D66: Cultuur en Educatie, Bestuurlijke Organisatie, Stadsdelen; 


VII PvdA: Economische Zaken, Havenaangelegenheden, Personeelszaken. 


   Als portefeuilles voor de Burgemeester worden voorgesteld: Politie, 
Algemene Bestuurlijke en Juridische Zaken, Voorlichting, Externe betrekkingen, 
 Internationale Contacten, Brandweer.



P.M.     Coördinatie Vrouwenemancipatie



FINANCILE VERTALING PROGRAMAKKOORD 1990-1994.



BN= Budgettair neutraal

OP= Onderzoekspot



              A-prioriteit   B-prioriteit

              Structureel    Structureel    Incidenteel

              x ƒ1.000       x ƒ1.000  x ƒ1.000



I   Wonen en werken



1.  Verdere voorbereiding Nieuw-Oost                       1.000 
    dekking voorbereidingskosten in de jaren

    1991 en 1992:



2.  Betaalbare huurwoningen in uitbreidingsgebieden        BN 
    in principe ten laste van het rijk,

    grondkosten kunnen tot een bedrag van

    1,5 miljoen gulden structureel ten laste van

    de grondexploitatie worden gebracht



3.  Gordel 20-40 in stand houden       BN



4.  Volkshuisvesting/Herhuisvesting

    a    geleidelijke besparing van circa   -/-  2.000

         2 miljoen gulden op de bijdrage aan het

         Gemeentelijk Woningbedrijf

    b    Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting,    -/-  p.m. 
         afhankelijk van discussie over taken



5.  Hoogbouw Bijlmermeer          p.m.

    Gezien de stand van zaken in de onder-

    handelingen met onder andere het rijk

6.  Kleinschalige parkeervoorzieningen      BN



7.  Acquisitie          250



8.  Dienstverlenend bureau regio-Europa 1992          500       500 
    (mits bedrijfsleven zelf meebetaalt)

              ----------          ---  -----

Subtotaal I:  -/-  1.250          500  1.000



II  Verkeer en Milieu



1.  Studie naar eenrichtingsverkeer binnenstads-

    radialen       OP



              A-prioriteit   B-prioriteit

              Structureel    Structureel    Incidenteel

              x ƒ1.000       x ƒ1.000  x ƒ1.000



2.  Verkeersveiligheid en fietsbeleid

    (kapitaallasten)         1.000          500



3.  Stedelijke milieueffectrapportages nieuwe

    grootstedelijke projecten          OP



4.  Uitvoering Milieuprioriteiten      2.000          1.500     5.000 
    inclusief diverse posten MAP en initiatieven

    programakkoord



5.  Milieuhandhavingsbeleid       BN

    dekking door middel van zogenaamde Nijpels-gelden



6.  Grote groengebieden      BN



7.  Baggerstort (in tarieven rioolrecht)         BN

                   ------         -----     -----

Subtotaal II:      3.000          2.000     5.000



III Sociale vernieuwing



 1. Coördinatiebureau Sociale Vernieuwing        500



 2. Task-forces gericht op het voorkomen langdurige   5.000          1.500 
    werkloosheid, aandeel gemeente 80 formatie-

    eenheden



 3. Terugploegen plus additionele middelen

    inleenvergoeding         6.000

    (inclusief stadswachten)



 4. Ouderenwoningen (kapitaallasten)        400



 5. Stelpost uitvoering diverse nota's emancipatie    100



 6. Doelmatigheid onderwijs  -/-  5.000



 7. Nieuwkomersbeleid plus taalonderwijs         5.000



 8. Loket nieuwkomers        250

    (personeel en materiaal)

 9. Experimenten verkleining gezondheidsrisico's      100



10. Banenpools gezondheidszorg         BN

    (uit reguliere geldstromen gezondheidszorg)



11. Ouderen        100

    vrijetijdsbesteding voor het gedeelte binnenstad

    inclusief ouderenvervoer



12. Vrouwenopvang       250



13. Lichamelijk gehandicapten

    *    versneld realiseren aanpassingen openbare

         voorzieningen       200       200

    *    vervoersuitbreidingen         p.m.



14. Dak- en thuislozen       250

    (naast herschikkingen)



15. Jeugdbeleid         BN



16. Kinderopvang                  3.000

    Met behulp van extra kinderopvanggelden uit het

    regeerakkoord is realisering van de 10% norm

    mogelijk.

    Indien de middelen uit het regeerakkoord niet

    of in onvoldoende mate beschikbaar komen wordt

    dit een A-prioriteit.



17. Sociaal-cultureel Structuurplan         OP



18. Vrije ruimte stadsdeelraden                  5.000



19. Voorstellen commissie bestuurlijke vernieuwing    250            1.000 
    extra faciliteiten en middelen voor een proef

    met een referendum

                   ------         -----     -----

Subtotaal III:          13.400         9.700     1.000



IV  Inkomen



1.  Uitbreiding voorzieningen stadspas      2.500



2.  Minima zonder marge/SOB       2.000               10.000 
    kwijtschelding      1.700     1)



Gemeenteblad afd. 2



              A-prioriteit   B-prioriteit

              Structureel    Structureel    Incidenteel              x ƒ1.000 
      x ƒ1.000  x ƒ1.000

3.  Tariefeffect        p.m.

    kwijtschelding

    milieuaftopping



         ------         ----

Subtotaal IV:      6.200+ p.m.              10.000



V   Overigen



 1. Positieve actie gemeente      100



 2. Loopbaanbeleid + woonplaats ambtenaren       3.000          2.000 


 3. Taakstelling ziekteverzuim    -/-  6.000               2.000 


 4. Meewerken uitbreiding asielzoekersregeling.       BN

    Rijk dient middelen ter beschikking te stellen



 5. Advisering Gemeentelijke Geneeskundige en

    Gezondheidsdienst        BN

    budgettair neutraal uit de gelden Wet

    Collectieve Preventie



 6. Patiëntenrechten en participatie        BN

    (uit hiervoor gereserveerde rijksgelden en de

    bestaande beheerskosten van de gezondheidszorg)



 7. Diverse vormen van dagbestedingsactiviteiten      BN

    (uit reguliere gezondheidszorg geldstromen)



 8. AIDS      BN

    spuitenomruil; ten laste van het rijk



 9. Drugs          BN

    uitbreiding hulpverleningscapaciteit via

    rijksmiddelen



10. Activiteiten op het vlak consumenten en

    dienstverlening overheid      OP



11. Informaticastimulering        p.m.



Subtotaal V:  -/-  2.900          2.000     2.000

              ----------          ------    ------

Totaal:       18.450         14.200    19.000

Stelposten nog niet verwerkt:

Grote infrastructurele projecten:      22.000

Onderzoekspot                             5.000

                   ------              ------



Totaal benodigde akkoordruimte:        40.450         14.200    24.000 
ruimte algemeen kader:       34.500

                   ------

te financieren:         5.950     + p.m.



   Restant financiering ter realisering van de A-prioriteiten zal 
plaatsvinden

door een oud voor nieuw operatie van ½-procent.



1)  De tariefverhoging voor de afvalstoffenreiniging in verband met onder 
andere de AVI-west resulteert bij een gelijkblijvend gebruik van de 
kwijtscheldingsmogelijkheden in een extra kwijtschelding van 1,7 miljoen 
gulden.



   Financieel kader.



   Mutaties ten opzichte van begroting voor 1990 in het jaar 1994. 


         Bedragen in

         miljoenen           guldens

A   Rompmatige ontwikkelingen:

 1. algemene uitkering Gemeentefonds        +36

 2. aanpassing onroerend-goedbelasting aan

    verhouding 1:1,25 (a)         -63

 3. areaaleffecten onroerend-goedbelasting

    (verhouding 1:1,25)      +15

 4. afschrijving negatieve reserve          -9,5

 5. incidentele loonsomstijging        -24

 6. effect vrijval afschrijvingen      +16

 7. saldo bedrijvensector         + 8

 8. actieve grondexploitatie      +19

 9. saldo sociale werkplaatsen         -2

10. onvoorzien          -20

              ------

Subtotaal:         -24,5



B   Efficiencyvoordelen:

11. normering Gemeentelijke Sociale Dienst       +20

    (op basis van KBH-normen)

12. idem Secretarie          +3,6

13. idem reinigingstaak (b)       +13

14. Noord/Osdorp (b)         +12

15. WSBZ      +5,8

16. Centrale werkplaatsen         p.m.

17. Normering Groen en Wegen (b)       +5

              ------

Subtotaal:         +59,4

              ------

Totaal:       + 34,9



   Ad a.   Aanpassing onroerend-goedbelasting.

   De verplichting om 1994 aan de wettelijke tariefsverhouding 1:1,25( 
gebruikersdeel:eigenarendeel) te voldoen, vooralsnog uitgaande van een 
gelijkblijvend tarief voor gebruikers, resulteert in een daling van de 
inkomsten met 89 miljoen gulden. Voor 20 miljoen gulden kan compensatie 
worden gevonden in het verder optrekken van het rioolrecht naar kostendekkend 
niveau. Tevens is 6 miljoen gulden additionele dekking mogelijk door de 
tarieven jaarlijks te verhogen met de reële inkomensstijging. 
   Ad b.   Moeten nog worden vastgesteld.



         Bedragen in

         miljoenen

         guldens



Effect stadsdelen:

 1. algemene uitkering Gemeentefonds        +19,9

 2. aanpassing onroerend-goedbelasting aan

    verhouding 1:1,25 (a)         -31,5

 3. areaaleffecten onroerend-goedbelasting

    (verhouding 1:1,25)      +7,5

 4. afschrijving negatieve reserve          -3,2

 5. incidentele loonsomstijging        -

 6. effect vrijval afschrijvingen      -

 7. saldo bedrijvensector         +2,7

 8. actieve grondexploitatie      +5,0

 9. saldo sociale werkplaatsen         -

10. onvoorzien          -

              ------

Totaal:       +  0,4



   Efficiencyvoordelen blijven buiten beschouwing.



TARIEFEFFECTEN NIVEAU 1994.



Meerpersoonshuishouden:

-   watergeld (huishouden met vier eenheden)          +3,88 
-   waterzuiveringskosten (bekend tot en met 1993)         +22,32 
Afvalstoffenheffing:         +127,16

              --------

Totaal:       +153,36



Eenpersoonshuishouden:

-   watergeld (huishouden met drie eenheden):         +2,91 
-   waterzuiveringskosten (bekend tot en met 1993):        +11,16 
Afvalstoffenheffing:         +63,63

              --------

Totaal:       +77,60



INDEX


Preambule								01
Ruimtelijke en economische ontwikkeling				05
Compacte stad							05
IJ-oevers								05
IJ-boulevard								06
Economische ontwikkeling						07
Informaticastimulering						08
RAI									08
Schiphol								08
Volkshuisvesting							08
Woonlasten								09
Woonruimteverdeling							10
Hoogbouw Bijlmer							10
Woonomgeving en sociale vernieuwing				10
Beheer openbare ruimte						11
Milieu									12
Verkeer								13
Parkeren								13
Openbaar vervoer							14
Regio									14
Westrandweg								14
Sociale en culturele ontwikkeling					15
Werkloosheidsbestrijding						15
Profijt van de overheid						16
Minima zonder marge							17
Gemeentelijke Sociale dienst						17
Anti-discriminatie en emancipatie					17
Onderwijs								18
Gezondheid								19
Ouderen								20
Vrouwen								20
Gehandicapten							21
Dak- en thuislozen							21
AIDS									21
Prostitutie								21
Drugs									22
Jeugdbeleid								22
Kinderopvang								22
Migranten								23
Asielzoekers								23
Nieuwkomersbeleid							23
Sport									23
Kunst en cultuur							24
Lokale radio en televisie						25
Bestuur en financiën							26
Regiosamenwerking							26
Structuurplan								26
Deelraad Binnenstad							26
Uitgangspunten financiën						27

Stadsdeelfonds							27
Personeelszaken							28
Kaderstellend ARA							28
Overlegstelsel								28
Positieve actie								28
Loopbaanbeleid							29
Woonplaats ambtenaren						29
Arbeidsduurverkorting						29
Planning en control							29
Algemene zaken							31
Veiligheid en leefbaarheid						31
Prostitutie								32
Internationale contacten						32
Beoogde portefeuilleverdeling					33
Financiële vertaling programakkoord 1990-1994			34
Tariefeffecten niveau 1994						41