No. 430.     Interpellatie-aanvrage raadslid mevr. Agtsteribbe inzake het onevenredig gebruik van middelen bij de uitvoering van het raadsbesluit tot aanleg van de oostlijn van de metro volgens het Lastagetracé.

Amsterdam, 15 april 1975.

      Aan de Gemeenteraad

      Ondergetekende verzoekt U toestemming te verlenen tot het stellen van de volgende vragen aan het College van Burgemeester en Wethouders:

      1.     Zijn Burgemeester en Wethouders niet van mening, dat het politieoptreden op 24 maart en 2 april 1975 in de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt en daarbuiten beschouwd dient te worden als een heftig en nu afgesloten incident en dat het geen usance is, dat bij de uitvoering van raadsbesluiten een dergelijk politieel machtsvertoon c.q. optreden plaatsvindt?

      2.     Zijn Burgemeester en Wethouders van mening, dat dergelijke grote aantallen agenten nodig waren om de ontruiming en de sloop mogelijk te maken en om degenen die dat werk verrichten te beschermen?

      3.     Kunnen Burgemeester en Wethouders toelichten, op grond van welke overwegingen de Burgemeester in zijn verklaring van 2 april 1975 stelt, dat het achterwege laten van een raadsdebat onmiddellijk na de eerste fase van ontruiming en sloop in de Nieuwmarktbuurt "het belang van alle betrokkenen en het belang van de stad het beste zou dienen"?

      4.     Erkennen Burgemeester en Wethouders, dat de wijze van uitvoering van raadsbesluiten altijd in overeenstemming dient te zijn met de algemeen geldende rechtsnormen, en dat derhalve een redelijke verhouding dient te bestaan tussen de nagestreefde doeleinden en de gebruikte middelen?

      5.     Delen Burgemeester en Wethouders de mening van vragenstelster, dat de actievoerders in de Nieuwmarktbuurt door hun jarenlange werkwijze, die bestond uit het uitwerken van alternatieven in rapporten en het zich met adressen wenden tot de Gemeenteraad, voortdurend de democratie hebben gediend, en daarmee hebben aangetoond, hun doeleinden niet langs gewelddadige weg te willen bewerkstelligen en dat derhalve elk gewelddadig politie-optreden tegen de betrokkenen ten onrechte is?

      6.     Erkennen Burgemeester en Wethouders, dat het eventueel doen toepassen van gewelddadige middelen hunnerzijds in ieder geval niet onevenredig mag zijn aan de gestelde doelen?

      7.     Kunnen Burgemeester en Wethouders hun zienswijze geven naar aanleiding van de vraag, of de op 24 maart en 2 april jl. toegepaste mate van geweld in en rondom de Nieuwmarktbuurt evenredig was aan de mate waarin de betrokken bewoners en betogers eventueel in overtreding waren, mede aan de hand van de volgende gebeurtenissen?

a  In de ochtend van 2 april werd op de Lastageweg niet op de voorgeschreven wijze gesommeerd, dat men zich diende te verwijderen. alvorens de Politie op de aanwezigen inknuppelde.
bPersonen die passief verzet pleegden door deel uit te maken van een "menselijke muur" rondom de bedreigde panden, werden niet rustig weggedragen, maar weggeknuppeld.
cMet een politie-auto is op dezelfde datum in volle vaart ingereden op een groep stilstaande betogers, die een demonstratie hielden op de Munt.
dBij herhaling is op beide data personen belet om naar hun werk te gaan of te gaan boodschappen doen vanuit het afgezette gebied of binnen het afgezette gebied. Meermalen is gebleken, dat men zijn woning niet kon bereiken.
      
      8.     Beoordelen Burgemeester en Wethouders hun oproep van 7 april 1975 om de vrijheid van betoging niet te gebruiken, omdat deze gewelddadigheden in de hand zou kunnen werken, niet als een aantasting van de in de Algemene Politieverordening (art. 101) gegarandeerde vrijheid van demonstratie?

      9.     Zijn Burgemeester en Wethouders van oordeel, dat bij de ontruiming van de woningen de vereiste zorgvuldigheid voor de bezittingen van de betrokkenen in acht is genomen? Hoe denken zij voor het door grove, laakbare, onzorgvuldigheid vernielde huisraad schadevergoeding toe te kennen?

      10.     Dragen Burgemeester en Wethouders kennis van het feit, dat tijdens de ontruiming de verzorging van de gewonden werd gehinderd, doordat de Politie hun, in strijd met eerder gedane belofte, de doorgang via de kortste weg ontzegde naar e.h.b.o.-hulpposten, terwijl tevens alleen de Politie het recht bleek te bezitten om auto's van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst op te roepen?

      11.     Zijn Burgemeester en Wethouders op de hoogte van de overlast, die tijdens de ontruimingen aan de bewoners van de Nieuwmarktbuurt zijn aangedaan:

anachtelijke overlast door lawaai en schijnwerpers bij de sloop,
bontoegankelijkheid van een aantal woonstraten,
chet uitvallen van elektriciteit en waterleiding,
dhet, ondanks nadrukkelijke verzoeken om het tegendeel, wel toelaten van spelende kinderen op die terreinen, waar door de - overhaaste - sloop gevaar voor hun leven was te verwachten, terwijl volwassenen hier geen toegang hadden,
ede onbereikbaarheid van winkels en bedrijven voor klanten, personeel en leveranciers?
      Hoe beoordelen Burgemeester en Wethouders vorengenoemde overlast en hoe denken zij de hierdoor ontstane schade aan de betrokkenen te compenseren?
      12.     Kunnen Burgemeester en Wethouders mededelen, hoe zij de behandeling van de arrestanten door de Politie in de betrokken panden, op straat, in de politie-auto's tijdens het verhoor en in de cellen op het politiebureau beoordelen? Zijn zij met vragenstelster van oordeel, dat in deze aanpak dringend wijzigingen noodzakelijk zijn?

      13.     Zijn Burgemeester en Wethouders bereid om bij het eventueel inzetten van de Politie tegen de bevolking in de toekomst het gebruik van middelen als buiten de controle van de geleider geraakte honden, traangasgranaten, geschoten in woningen, waarin kleine kinderen verblijven, achterwege te laten?

      14.     Welke maatregelen denken Burgemeester en Wethouders te treffen na het ten onrechte beschadigen van de bovenste etage van het op de Monumentenlijst voorkomende en rechtmatig bewoonde pand Oude Waal 4?

      15.     Kunnen Burgemeester en Wethouders verklaren, hoe het mogelijk is, dat slopers op vrijdag 11 april 1975 om of omstreeks 16.45 uur, met ijzeren staven en stukken hout op burgers inslaan, terwijl de ter plaatse aanwezige Politie niet optrad om deze burgers te beschermen?

      16.     Kunnen Burgemeester en Wethouders mededeling verschaffen, wie opdracht heeft gegeven om een bouwkoepel en bouwketen, bedoeld voor tijdelijke herhuisvesting van de dakloos geworden bewoners van de gesloopte panden, zich bevindend op het terrein tussen Keizersstraat 15 en 29, waaraan men op dat moment nog aan het werk was, zonder de bij een dergelijke bestuursdaad gebruikelijke voorgeschreven voorafgaande waarschuwing te vernielen?

      17.     Zijn Burgemeester en Wethouders, mede naar aanleiding van de hiervoren gestelde vragen, bereid te bevorderen, dat voor de volgende fasen van ontruiming en sloop in een raadsdebat wordt bezien, hoe de in de eerste twee fasen gemaakte fouten kunnen worden voorkomen?

Het lid van de Gemeenteraad,

E. Agtsteribbe          

(Toegestaan in de middagzitting op woensdag 16 april 1975).