Aanhangsel tot het Verslag van de Handelingen der Tweede Kamer Zitting 1974-1975

VRAGEN
door de leden der Kamer gesteld overeenkomstig artikel 107
van het Reglement van Orde, en de daarop door de Regering
schriftelijk gegeven antwoorden


925

Vragen van het lid Van der Spek (P.S.P.) over een bestuurscrisis te Amsterdam, fingezonden 27 maart 1975)

1
Weet de Minister, dat het beleid van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam inzake het afbouwen van de Oostlijn van de metro scherp veroordeeld is in talrijke verklaringen van politieke partijen, andere organisaties, groepen personen en individuele personen en zelfs geleid heeft tot een gerechtelijke veroordeling?

2
Erkent de Minister, dat door dit optreden, culminerend in de gewelddadige gebeurtenissen van maandag 24 maart 1975, in brede kring geen enkel vertrouwen meer bestaat in dit college van burgemeester en wethouders en er dus sprake is van een ernstige bestuurscrisis in Amsterdam?

3
Beseft de Minister, dat er geen tekenen zijn, die de verwachting wettigen dat de gemeenteraad van Amsterdam in de huidige samenstelling bereid en in staat is tot een zo ingrijpende wijziging van de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders dat een herstel van vertrouwen mogelijk wordt?

4
Is de Minister in deze uitzonderlijke situatie bereid om stappen te doen, die kunnen uitmonden in een zodanige wijziging van de personele samenstelling van dit college, dat de Amsterdamse bevolking zich daarin wél vertegenwoordigd zal weten?

5
Wil de Minister daarom het onmiddellijke ontslag van de burgemeester van Amsterdam bevorderen, onder gebruikmaking van artikel 66, 1ste lid, van de gemeentewet?

6
Wil de Minister voorts met spoed de indiening van een wetsontwerp voorbereiden, dat, in afwijking van artikel C 3 van de Kieswet, het houden van nieuwe verkiezingen voor de raad van Amsterdam, op zo kort mogelijke termijn en in elk geval nog in 1975, voorschrijft?

Antwoord

Antwoord van Minister De Gaay Fortman (Binnenlandse Zaken). (Ontvangen 3 april 1975)

1 en 2
Het is mij uiteraard niet onbekend, dat het metrobeleid van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam voor- en tegenstanders heeft. Relevant in dezen is echter alleen het feit, dat burgemeester en wethouders voor het ter zake gevoerde beleid verantwoording schuldig zijn aan de gemeenteraad. Voor het uitspreken van een oordeel mijnerzijds over de vraag, in hoeverre er vertrouwen bestaat in het beleid van het college, is naar het Nederlandse gemeenterecht geen plaats.

3
Indien er geen tekenen zijn die er op wijzen dat de gemeenteraad van Amsterdam een ingrijpende wijziging van de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders voorstaat, zal daaruit naar mijn mening slechts zijn af te leiden, dat de gemeenteraad het vertrouwen in het college niet verloren heeft.

4
Neen.

5
Neen; er is geen enkele grond voor het bevorderen van ontslag van de burgemeester.

6
Neen.