Handelingen Tweede Kamer 1974-1975 (534 - 535)
Aan de orde is de stemming over de motie-Van der Lek c.s. betreffende een beslissing over een rijksbijdrage in de kosten van de oostlijn van de Amsterdamse metro (12 978, nr. 5).
De Voorzitter: Ik geef thans gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen.
De heer Cornelissen (K.V.P.): Mijnheer de Voorzitter! Ik leg deze stemverklaring af namens de drie christen-democratische fracties. Wij zijn van mening dat een beslissing over de verdere bouw van de oostlijn van de Amsterdamse metro allereerst een zaak is voor de Amsterdamse gemeenteraad. De Minister heeft meegedeeld dat op korte termijn weinig heil is te verwachten van een kosten-batenanalyse en dat een verder uitstel van de beslissing over het al dan niet verder bouwen aan de oostlijn ernstige gevolgen zal hebben.
Om deze redenen willen wij de Regering steunen in haar beleid om op korte termijn het Amsterdamse gemeentebestuur het financiële kader mee te delen, waarbinnen de door de Amsterdamse bevolking zo pas gekozen gemeenteraad zelf kan beslissen over het al dan niet verder bouwen van de oostlijn volgens het vastgestelde of een ander tracé. Om deze redenen zullen wij aan de onderhavige motie onze stem niet geven.
Mevrouw Smit-Kroes (V.V.D.): Mijnheer de Voorzitter! De nogal geïrriteerde wijze van beantwoording van de bewindsman om de emotionele benadering van een wijziging van het kabinetsstandpunt te verklaren, namelijk terug te komen op de uitspraken van september 1974, wordt door ons afgewezen. Wij zien in zakelijke argumenten de mogelijkheid om op grond van gegevens ons politieke standpunt te bepalen en zodoende een keuze te doen. Wij menen dat wij zelf kunnen uitmaken wat het heil van een kosten-batenanalvse is. Daarom zullen wii voor de motie van de heer Van der Lek stemmen.
De heer Honig van den Bossche (B.P.): Mijnheer de Voorzitter! De fractie van de Boerenpartij zal voor de motie-Van der Lek stemmen, omdat zij het weinig zakelijk acht alvorens een kosten-batenanalyse is gegeven een beslissing in deze Kamer te forceren. Wij achten dit ook niet verantwoord.
De heer Drees (DS'70): Mijnheer de Voorzitter! Uitvoerig is gisteren gesproken over de verantwoordelijkheid van Rijk en gemeente. Ik meen dat niet ontkend kan worden dat het Rijk hier vanaf 1969 een belangrijke verantwoordelijkheid heeft gehad, naast de vrijheid die de gemeenteraad van Amsterdam moet hebben. Het is te betreuren dat die kosten-batenanalyse niet gereed is gekomen. Er zijn echter belangrijke argumenten om spoedig tot een beslissing te komen. Het is ook te betreuren dat het onduidelijk is in hoeverre de 50%, die Amsterdam zelf in eerste instantie moet betalen, ten laste van Amsterdam zullen blijven. Dat is, gezien de oorspronkelijke afspraken een heel vreemd element. Ik meen ook dat het te betreuren is dat het totale beleid inzake de verdere verbindingen in en om Amsterdam zo weinig vordert. Als geheel blijft echter het feit bestaan dat Rijk en gemeente besloten hebben tot deze lijn, dat het werk reeds ver gevorderd is en dat deze lijn een essentiële verbinding is van bepaalde buitengebieden van Amsterdam met het centrale hart van de stad. Wij menen dat deze lijn inderdaad voltooid moet worden. Daarom zullen wij onze stem aan deze motie niet geven.
De heer Knot (P.v.d.A.): Mijnheer de Voorzitter! Mijn fractie betreurt het dat de kosten-batenanalyse niet gekomen is. Wij staan op het standpunt dat de gemeenteraad van Amsterdam nu moet bepalen wat hij met deze oostlijn gaat doen. Wij vinden het niet verantwoord dat wij de aanleiding zouden kunnen zijn van vertraging. Daarover moet niet hier besloten worden. Om die reden zullen wij onze stem aan deze motie niet geven.
De motie-Van der Lek c.s. wordt bij zitten en opstaan verworpen.
De Voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de P.S.P., de P.P.R., de V.V.D. en de B.P. vóór deze motie hebben gestemd.
|