Avondzitting op woensdag 24 november 2004.
 
Voorzitter: het raadslid mevrouw Codrington , plaatsvervangend voorzitter.
 Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
 Verslaglegging: de heer T. van Ginkel (Notuleerservice Nederland).
 
Het presidium werd overgedragen aan mevrouw Codrington.
 
 
 De VOORZITTER heropent om 19.30 uur de des middags geschorste vergadering en stelt aan de orde de voortzetting van de behandeling van:    
 
6
Algemene en financiële beschouwingen over de gemeentebegroting voor 2005.
 
De VOORZITTER : Het woord is aan de heer H.H.G. Bakker van Leefbaar Amsterdam.
 
De heer H.H.G. BAKKER: Dank u.
Mevrouw de Voorzitter. Voor ons ligt de gemeentebegroting 2005 van het College. Het College constateert daarin dat het economisch moeilijke tijden zijn, maar dat de gemeente voorlopig op koers ligt. Pijnlijke bezuinigingen schrijft het College toe aan enkele economische tegenvallers, en aan het feit dat er minder geld uit Den Haag komt. Maar is het niet hetzelfde College dat het geld juist over de balk gooit?
Het College wil de stadsdelen ontzien bij de bezuinigingen, terwijl daar juist veel geld te halen valt. Gezamenlijke inkoop van goederen en diensten kan Amsterdam vele miljoenen euro’s besparen. Maar de stadsdelen geven aan dat ze een concernbrede samenwerking met de centrale stad op dit gebied totaal niet zien zitten. Dat blijkt uit de nota Inkoop en aanbesteden. Volgens die nota van Economische Zaken kan Amsterdam op het gebied van aanbestedingen 200 miljoen euro besparen. Door een gebrek aan openheid is moeilijk te controleren of er sprake is van vriendjespolitiek of fraude. Veel zaken heeft men al op de zogenaamde parkeerrol geplaatst. De bouwfraude toont een en ander aan. Er is op dit moment over één zaak een proefproces gestart. De gemeenteadvocaat voert de onderhandelingen. Als een fraudeur fraudeert, wordt hem een schikking aangeboden. Dat is makkelijk: je fraudeert voor 10 miljoen euro en je hoeft maar 1 miljoen euro terug te betalen. Als de fraudeur dan vervolgens ook nog de schikking weigert, stelt de gemeenteadvocaat dat de fraudeur dan misschien later een schikking wil treffen. “Maar we zetten thans geen stappen, want dat zou de onderlinge betrekking te veel verstoren.” Hoe naïef kan je zijn?
Het programakkoord stelt dat Amsterdam veilig moet zijn. Er wordt een hele rij verbeterpunten voorgesteld. De eigen buurt moet als een veilige plaats beleefd kunnen worden. Agressie aanpakken en vooral voorkomen. Het is duidelijk dat we op dit punt niet op koers liggen. Zelfs de vrijheid van meningsuiting is door de in- en intrieste dood van Theo van Gogh onder zware druk komen te staan. En ook de onderlinge verdraagzaamheid is niet gegroeid. Wanneer worden we eens wakker in Amsterdam door te stellen dat het zo niet langer kan? De maat is voor veel Amsterdammers vol. Hoeveel stille tochten willen we nog lopen? Hoeveel lieveheersbeestjestegels moeten er nog geplaatst worden? Amsterdam wordt op dit moment gezien als een bananenrepubliek, en de Amsterdammers willen een Burgemeester die dat niet tolereert. Veel Amsterdammers voelen zich onveilig in hun eigen buurt. Groepen jongeren die de boel verzieken, moeten daarom keihard worden aangepakt.
Een van de pijlers van het dualisme is het contact met de buurten. Raad en College moeten de buurten in om te zien wat er leeft. De Amsterdammer moet het gevoel hebben dat de politiek hem serieus neemt, en niet alleen in de buurten komt als er een probleem is. De politiek zou maandelijks bijeen moeten komen met buurtbewoners, de buurtregisseur en de stadsdeelraad. Op die manier kunnen problemen in een vroeg stadium ontdekt worden, en kan men in actie komen. Bij wangedrag bijvoorbeeld, zou de buurtregisseur een gesprek kunnen gaan voeren met de ouders. Op die manier worden de buurtbewoners mede verantwoordelijk voor de buurt, en wordt de sociale controle verhoogd.
Leefbaar Amsterdam is blij met de komst van de metrowachter. Het gevoel van onveiligheid in de metro neemt daardoor af.
Het College stelt, veel waarde te hechten aan het armoedebeleid. Inmiddels is duidelijk geworden dat de situatie in Amsterdam-Noord alleen maar slechter is geworden. De Keerkring in Noord stelde het al: het geld moet bij de mensen komen die het nodig hebben, en niet eerst naar de instellingen toe gaan. Bovendien kan je geld dat je niet hebt, ook niet verkeerd uitgeven. Het College vindt dat er niemand aan de kant mag staan. Maar inmiddels voelen vele bewoners van Amsterdam-Noord zich wel aan de kant staan.
Ook hecht het College veel waarde aan de ouderen in de stad. Er komt meer geld voor mobiliteit. Het College stelt voor de Opstapper op te heffen, en de Distelweg-veerverbinding. “En ach, die noorderlingen aan de overkant.” Die veerverbinding is voor veel mensen uit Amsterdam-Noord belangrijk. En hoe gaat het vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden?
Ook aan sport hecht het College veel waarde. Men noemt het mooie woord “intensivering”, wat inhoudt dat de jeugd straks bij Utrecht moet gaan sporten. Sport hoort in de buurt en is goed voor de opbouw van sociale contacten.
Ook aan de jeugd heeft het College gedacht. Blijkbaar moet iedereen gaan lezen, want het geld gaat voor een groot deel naar de nieuwbouw van een bibliotheek. Het College heeft de mond vol van de problemen rond de zogenaamde “hangjongeren”. Maar het is een feit dat in veel stadsdelen er weinig te doen is voor de jeugd. Vroeger zorgden de buurthuizen voor sociale controle op de jongeren. Waar zijn die buurthuizen gebleven? Voetballen op staat geeft steeds meer overlast, maar voetbalvelden in de buurt worden opgeheven en worden verplaatst naar de rand van de stad.
Woningbouw, daar trekt het College geld voor uit, om de productie vlot te trekken. Leefbaar Amsterdam stelde voor studenten te gaan huisvesten in de voormalige asielcentra. “Nee”, antwoordde wethouder Stadig, “dat kan niet”. Minister Dekker dacht er gelukkig anders over, met als gevolg dat Amsterdam nu in ieder geval tweeduizend extra studentenwoningen heeft. Leefbaar Amsterdam heeft ook een notitie geschreven over het ombouwen van leegstaande kantoorpanden tot woningen. Ook dat past volgens de wethouder niet in zijn beleid. Veel kantoorgebouwen voldoen niet aan de eisen van deze tijd. Bovendien zijn ze moeilijk te verhuren omdat ze zo slecht bereikbaar zijn. Mevrouw Dekker heeft wederom interesse voor de plannen van Leefbaar Amsterdam. Zij wil de wethouder mogelijk zelfs steunen in de uitvoer van die plannen. Er staan veel kantoorpanden leeg, en ik wil de wethouder nogmaals verzoeken te onderzoeken welke panden geschikt te maken zijn voor bewoning.
Het taxibeleid is nu pas echt een chaos. De marktwerking begint nu pas echt haar vruchten af te werpen. We krijgen nu een A-taxi en een B-taxi in Amsterdam. De A-taxi staat voor kwaliteit, kortom een taxi met uitstraling. De B-taxi wordt Amsterdams nieuwe topattractie. Je weet immers niet wat je mag verwachten. Een rondrit tegen een lage prijs? Welke talen moet je spreken buiten betalen? Ik loop op een taxi af en zeg “goedemiddag” tegen de chauffeur. “Not chappot” antwoordde hij. Tsja, wat zal de goede man bedoelen? Goedemiddag? Of “de taxi is verrot en de motor is kapot”? Het gedeelte om uiteindelijk je bestemming te bereiken, zal ik u besparen.
Een strikte handhaving van de regels zal volgens vele chauffeurs het kaf van het koren scheiden. Leefbaar Amsterdam denkt dat het opheffen van het zogenaamde stopverbod eerder vruchten zal afwerpen. Daarmee zijn wantoestanden bij standplaatsen te voorkomen. Door het opheffen van een stopverbod is het niet langer noodzakelijk een standplaats aan te doen. Niet alleen de taxibranche loopt door dit gebrekkige beleid schade op, maar ook de toeristensector wordt geschaad door het slechte imago van de Amsterdamse taxi’s.
Tot slot een waardeoordeel over de geleverde prestaties van de raspaardjes van het College. De belangrijkste pijler van Leefbaar Amsterdam is veiligheid. De fractie constateert dat het gevoel van onveiligheid in Amsterdam fors is toegenomen. Wat dat betreft liggen we duidelijk niet op koers, eerder op de verkeerde koers. Maar eerlijk is eerlijk: het is ook moeilijk sturen met vijftien kapiteins aan het roer. Dat we op de verkeerde koers liggen, blijkt ook uit het feit dat ons raspaardje wethouder Huffnagel zich voor decentralisatie uitspreekt. Je vraagt je dan af wat zo’n Collegestoel met je doet. Mevrouw Maij exploiteert een achtbaan in Amsterdam. Ze ziet die baan als een ideaal middel voor integratie. Tijdens het remmen of optrekken zit je immers gegarandeerd bij iemand op schoot. Mevrouw Maij is ook nog wethouder Sport, en ze maakt er op dit moment een sport van om samen met wethouder Stadig zoveel mogelijk sportvelden te bebouwen. Mevrouw Belliot, die de kabel heeft verkwanseld, waar nu ook Salto de dupe van wordt. Mijnheer Van der Horst ziet zich geconfronteerd met vele debacles, zoals de Noord-Zuidlijn, het Ceresproject, het falende taxibeleid, en een debacle dat op komst is: de exploitatie van het glasvezelnet. Zo’n net is in Almere al op een groot drama uitgelopen . De Burgemeester zou in een verhelderend gesprek zeggen: “Ik weet het niet, misschien, maar laten we de boel bij elkaar houden. Desnoods met een kopje thee erbij.” Dames en heren van het College, de theepauze is voorbij, laten we eens aan de slag gaan. Dank u.
Mevrouw de Voorzitter, ik heb gezien dat alle leden van het College een cadeautje hebben gekregen, behalve mevrouw Maij. Daarom wil ik mevrouw Maij de documentaire over de Combino overhandigen. Ik hoop dat u die elke dag leest, zodat u weet wat er op dit moment bij veel Amsterdammers leeft. Eigenlijk is het een grote miskoop, en ik hoop dat u er vlot iets aan gaat doen.
 
 
De VOORZITTER: Dank u wel. Het woord is aan de heer Haffmans van Amsterdam Anders/De Groenen.
 
De heer HAFFMANS : Beste collega's, geacht College. Politici zijn eigenlijk voortdurend bezig met de ellende van de stad. De woningnood, het vervoersinfarct, luchtvervuiling, burenruzies, hondenpoep, noem alles maar op. Niet de leukste zaken om je mee bezig te houden. Wel heel erg nodig, en daar zijn we voor. Amsterdam Anders/De Groenen vindt dat politici vooruit moeten kijken, en voorkómen dat we afdrijven naar incidentenpolitiek, brandjes blussen. In plaats daarvan is het de taak van de politiek dat er duurzame oplossingen worden gevonden. Duurzaamheid is wat Amsterdam Anders/De Groenen betreft het belangrijkste uitgangspunt in de politiek.
Daarnaast mag ook opgemerkt worden dat Amsterdam nog steeds één van de rijkste steden van de wereld is. Als je door de stad loopt, en ook hier om je heen kijkt, is dat duidelijk te zien. Als het gaat om de noden van de armsten en het beschermen van de rechten, ook van geïllegaliseerde Amsterdammers, is er dus geld zat en ruimte genoeg.
Nu deze begroting van dit College van PvdA, VVD en CDA. Ik mag wel zeggen: een rechts verbond.  Amsterdam Anders/De Groenen wil een stad waar mensen uitgedaagd worden elkaar te ontmoeten en van elkaar te leren. Een veilige omgeving waar mensen zeker kunnen zijn van de bescherming van hun persoonlijke integriteit is daarvoor een voorwaarde. Daarom stellen wij in onze motie voor een integraal privacybeleid te formuleren.
Wij willen niet dat mensen met de laagste inkomens door een enorme overheidsorganisatie worden gecontroleerd op van alles en nog wat. Bijvoorbeeld met hoeveel mensen ze wonen, hoe vaak ze buiten de deur eten, en bij wie dan wel. Daarvoor worden tandenborstels geteld en onderbroeken gepast.
Amsterdam Anders/De Groenen is voor een basisinkomen voor iedereen: arm en rijk. Zodat mensen in vrijheid kunnen kiezen voor werk, en de intimiderende controle op de levenswijze afgeschaft kan worden. Privacy en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en integriteit, lijken voor dit College iets uit een héél verre tijd. Bovendien worden onschuldige mensen steeds vaker behandeld alsof het verdachten zijn, criminelen zelfs. Vanwege de angst voor onveiligheid verschijnen er steeds meer camera’s in de straten van Amsterdam. Wat die camera’s precies registreren, en wie die beelden bekijkt, en wat men ermee doet, is vooralsnog de vraag. Welk perspectief geeft het stadsbestuur hier? Dat als er gefraudeerd wordt, dat we dan de armste mensen moeten controleren. Zij zijn bij voorbaat verdacht. De sociale dienst mag bij ze binnen komen. Als dat als gevolg heeft dat mensen geen beroep meer durven te doen op een uitkering, claimt de sociale dienst dat meteen als een succes. Dat als we ons onveilig voelen, dat dat ligt aan mensen die afwijkend gedrag vertonen, de sloebers, de rafelranden van de stad? Dat we dus waakzaam moeten zijn voor alles wat afwijkt? Dat we niet meer met elkaar hoeven te praten, want we kunnen de buurman nu ook anoniem aangeven? Bovendien geeft het College het perspectief dat als we zo doorgaan, er overal camera’s zullen zijn. Daarmee loert de overheid over ieders schouder mee. Amsterdam Anders/De Groenen wil geen klikmaatschappij! Wij verdedigen het recht om af te wijken.
In dit verband is het van belang op te merken dat ook de moord op Theo van Gogh met de voorgestelde repressieve maatregelen niet te voorkomen zou zijn geweest. Geen identificatieplicht, geen cameratoezicht, geen taalcursus of preventief fouilleren. Het enige wat we kunnen doen om de kans op zo’n moord te verkleinen, is de voedingsbodem ervoor wegnemen. Die voedingsbodem ligt in de ongelijkheid aan kansen, aan het perspectief om je eigen leven en dat van anderen te verbeteren. Die voedingsbodem ligt ook in discriminatie. Die voedingsbodem ligt niet in conservatisme. Conservatisme is geen moord. Conservatisme is niet strafbaar, anders zouden we het CDA hier ook moeten straffen. Amsterdam Anders/De Groenen tolereert het CDA wel.
Amsterdam Anders/De Groenen wil een goed bereikbare, veilige en gezonde stad. Dat wil iedereen, hoor ik u zeggen. Dit College echter niet. De tweede Coentunnel en de Westrandweg worden aangelegd, alsof er niet genoeg geasfalteerd is. En dan bovendien een afslag van de Lelylaan, door het Rembrandtpark heen (900 bomen gaat dat kosten, en een uniek stuk natuur uit de Hoofdgroenstructuur). En dat allemaal om te voorkomen dat de stad dichtslibt. Dat is niét goed. Er is al vaker aangetoond dat meer asfalt meer automobiliteit tot gevolg heeft.
Op het gebied van vervoer heeft de stad twee problemen, zo schreef het College eerder. Ten eerste zal het op termijn moeilijker worden de stad binnen te komen of te passeren, voornamelijk op de route van Almere naar de Zuidas en Schiphol. Het tweede probleem, zo erkent ook het stadsbestuur, is dat de luchtkwaliteit slecht is, en nu al niet meer voldoet aan de Europese normen. Dat betekent dat Amsterdam ongezond is om in te wonen. Dat grote groepen Amsterdammers eerder dood gaan omdat er teveel auto’s rijden. Ook de geluidsoverlast maakt mensen ziek. Dat wisten we al lang.
Amsterdam Anders/De Groenen heeft al eerder opgeroepen hier beleid op te maken. Wij stelden een tolsysteem zoals in Londen voor, maar wij staan nog steeds open voor andere plannen die het autoverkeer terugdringen. Het College probeert het ene probleem met zinloze maatregelen krampachtig op te lossen, en negeert het tweede probleem, dat van de luchtvervuiling en geluidsoverlast, totaal.
Fietsen stimuleren denkt het College te doen door te laten betalen voor fietsparkeerplaatsen. Betalen om je fiets neer te mogen zetten: dat doet natuurlijk niemand. Maar daar is aan gedacht: buiten die betaalde parkeerplaatsen zal op sommige plaatsen je fiets gewoon geknipt worden. Dit College kiest helaas voor de auto. Amsterdam Anders/De Groenen kiest voor de fiets en wil dat fietsers hun fiets kosteloos mogen blijven neerzetten, zonder het gevaar je fiets te verliezen. We bepleiten dit ook in een motie. Amsterdam Anders/De Groenen wil minder auto’s in de stad: alleen het noodzakelijk verkeer voor een goede bedrijfsvoering en voor mensen die slecht ter been zijn. Bovendien moeten die auto’s die wel door de stad rijden, schoner en stiller worden, om te beginnen met de auto’s die de gemeente zelf rond laat rijden. Hierover hebben we ook een motie ingediend. Hierdoor zal Amsterdam als fietsstad veel aantrekkelijker worden en zal de stad gezonder worden om in te leven.
Voor mensen die niet met de fiets kunnen, moet er een fijnmazig en betrouwbaar netwerk van openbaar vervoer zijn. Gratis ook. Om te beginnen stellen wij voor 65-plussers in de daluren gratis te laten reizen. De trams rijden toch al, en in die daluren is er plaats zat.
Om nu al een beeld te geven hoe zo’n stad kan zijn, willen we af en toe de straat teruggeven aan de autolozen, toch de meerderheid van de Amsterdammers. Opdat we soms kunnen ervaren hoe het is in Amsterdam te leven zonder de stank, het lawaai en de onveiligheid van alle auto’s en in alle rust en ruimte te kunnen genieten van de stad. Ook hierover dienen we een motie in.
Het tekort op de woningmarkt is enorm. Het College kiest ervoor om duizenden sociale huurwoningen te slopen, en er veel minder voor terug te bouwen. Bovendien worden er veel meer duurdere woningen dan woningen in de sociale sector gebouwd. Hierdoor is de wachttijd voor een woning inmiddels opgelopen van 7 tot 12 jaar. Terwijl het er om te doen was mensen te laten doorstromen. Ook de mensen die met een hoog inkomen in een sociale huurwoning zitten, zullen niet verhuizen.
Amsterdam Anders/De Groenen stelde daarom al eerder voor het systeem van inkomenshuren in te stellen. De huur van sociale woningen zou dan stijgen met het inkomen. Hiermee wordt geld verdiend, waar woningen van kunnen worden gebouwd én opgeknapt. Bovendien blijven deze woningen, na verhuizen van de meerverdiener, behouden voor de doelgroep.
Amsterdam Anders/De Groenen wil dat er gemengd gebouwd wordt: dus dat er duur gebouwd wordt in de stadsdelen waar veel sociale huurwoningen zijn. En vooral ook andersom. Maar dat doet dit College niet, terwijl dat wel zo eerlijk zou zijn. Amsterdam Anders/De Groenen wil ook goedkope woningen in dure wijken.
Het perspectief dat dit College ons geeft, is dat er over een tijd veel minder sociale huurwoningen zijn. En ze staan allemaal buiten de ring. Bínnen de ring en in Buitenveldert en Zuideramstel zullen de woningen voor grote groepen mensen niet meer te betalen zijn. De mensen met een lager inkomen wonen aan de rand. Een binnenstad voor de rijken: de economische segregatie is compleet. Om de plannen van minister Dekker, die deze ontwikkeling in rap tempo versnellen, af te keuren, dienen we graag een motie in met de titel ‘huurontploffing’.
Cultuur maakt de stad spannend, geeft ons zelfreflectie en kan ons leren anderen beter te begrijpen. Dat hoeft dus niet per se groots en meeslepend te zijn. Qua cultuur kiest het College liever voor grote gebaren, samen in zee met de commerciële instanties. Culturele instellingen worden de komende jaren met het Kunstenplan zwaar gekort of simpelweg de nek omgedraaid. En bovendien plukt de wethouder ook nog eens een paar miljoen uit het Kunstenplan om daarmee haar eigen culturele projecten te financieren. Zo heeft zij alleen nog zeggenschap over dat geld. Zo gaat de politiek bepalen wat kunstenaars moeten doen! Amsterdam Anders/De Groenen vindt dat kunst vrij moet zijn. Ook heeft diezelfde wethouder zonder toestemming van de Volksvertegenwoordiging 20 miljoen euro aan Carré uitgegeven. We zouden daarom graag zien dat ze een fulltime cursus democratie gaat volgen.
Buurttheaters worden uit het Kunstenplan gehouden, en vallen zo tussen wal en schip. Buurttheaters hebben een economische, een culturele, een werkgelegenheids- en een sociale functie in een buurt. Allemaal onderwerpen waar verschillende wethouders over gaan en waarover die verschillende wethouders de koppen bij elkaar zouden moeten steken, om de noden van buurttheaters te erkennen. Ook hierover hebben we een motie ingediend.
De afgelopen jaren zijn veel theaters gebouwd. Dat is goed. Maar Amsterdam Anders/De Groenen wil ook geld, zodat in die mooi verbouwde theaters ook gespeeld kan worden.
Nee, het College geeft liever 1,2 miljoen euro uit aan een feestje voor één van de rijkste Nederlanders. Dat het ineens ook wel voor 500.000 euro minder blijkt te kunnen, tekent het cynisme van het College. Voor Amsterdam Anders/De Groenen is 700.000 euro nog te veel. Laat mensen zelf een feest organiseren, dan kan die 700.000 euro naar culturele instellingen waar nu op gekort wordt.
Met deze begroting raken we juist verder verwijderd van onze ideale stad. Amsterdam Anders/De Groenen ziet mogelijkheden een beter rendement te halen. Mijn conclusie is dat dit College bestaat uit cynische technocraten, die op korte termijn projecten willen uitvoeren die op korte termijn resultaat leveren. Daarbij lijkt het niet uit te maken op welke manier dat gebeurt. Alleen het resultaat telt.
Amsterdam Anders/De Groenen roept het College op niet meer bang te zijn en te durven investeren. Anticyclisch, als aanjager voor de economie. Bovendien roepen we het College op te investeren in Amsterdam. In fietsen en bomen. In onderwijs en buurtgebouwen. Buurttheaters, kleinschalige voorzieningen die de zelfredzaamheid en samenhang bevorderen.
Op deze manier bouwen we aan een stad waarin mensen contact hebben met elkaar, mensen die om elkaar én hun stad geven. Duurzaamheid voor alles. Daar hebben we op de lange termijn het meest aan.
 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen:
 
35o   Motie van 24 november 2004 van de raadsleden Haffmans, Olij, Van Poelgeest, J.L. Bakker, De Graaf, H. H. G. Bakker, H. Bakker en G. van Oudenallen inzake het voorgenomen huurbeleid, getiteld: Huurontploffing (Gemeenteblad afd. 1, nr. 793).
 
 
 
De VOORZITTER : Dan is nu het woord aan het College voor de beantwoording in de eerste termijn. Burgemeester Cohen heeft daar het woord voor gevraagd.
 
Burgemeester COHEN : Dank u. Leden van de Raad. De bespreking van de begroting 2005 vindt plaats tegen de achtergrond van een roerig maatschappelijk klimaat. Vanzelfsprekend hebt u allemaal verwezen naar de terroristische moord op Theo van Gogh. Die moord heeft ons allemaal diep geschokt, en heeft de spanningen tussen bevolkingsgroepen vergroot. De klap dreunt na, ook omdat de terroristische dreiging niet voorbij lijkt te zijn. Integendeel: wij zijn aan het aanvaarden dat een dergelijke dreiging ook deel van de Nederlandse en de Amsterdamse samenleving uitmaakt.
Er is veel maatschappelijke verontwaardiging en er is veel verwarring. Veel Amsterdammers, en dus ook de politiek en het bestuur, worstelen met de vraag hoe dit kon gebeuren, wat de moord op Theo van Gogh betekent voor de onderlinge verhoudingen in de stad, en wat wij kunnen doen om ons te wapenen tegen mensen die onze vrijheid bedreigen. Wij komen elkaar als Amsterdammers deze weken flink tegen. En dat geeft botsingen, in woorden, en zo hoort dat ook in Amsterdam. Maar het leidt ook tot een gedeeld gevoel waar de grens van het toelaatbare ligt, en tot nieuwe maatschappelijke coalities. Wij zien de afgelopen weken talloze initiatieven van mensen en organisaties die uitdrukking willen geven aan hun woede en zorg naar aanleiding van die moord. De groep van mensen die krachtig afstand neemt van het gebruik van geweld als strijdmiddel in een democratie, is bijzonder groot. En dat is hoopgevend voor de verdediging van onze democratie en onze rechtsstaat. Dat is de nieuwe “wij-groep”. Wij Amsterdammers, die geweld en extremisme verafschuwen.
Maar er zijn ook mensen onder ons die onze democratische rechtsstaat willen vernietigen. Groepen die plannen maken voor terroristische aanslagen. Dat zijn “zij”, en “zij” moeten met alle mogelijke middelen worden bestreden. Dat doen politie, justitie en veiligheidsdiensten, en de gemeente zal daar naar vermogen aan bijdragen. Tegelijkertijd moeten we waken voor te veel angst, en onderling wantrouwen. Dat is het gif waar wethouder Aboutaleb op doelde daags na de moord. Wij moeten tegengif mobiliseren om de tolerantie te bewaken en polarisering te voorkomen. We moeten antwoord geven op de vraag hoe wij de rechtsstaat verdedigen, zonder die rechtsstaat overboord te gooien. Daarvoor moeten we beginnen met heel veel discussiëren over al die verschillende elementen die deel van die rechtsstaat uitmaken: onze grondrechten zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, en hun reikwijdte. Dat is een discussie die eigenlijk nooit moet ophouden.
Juist daar heeft de politiek bij uitstek een rol, een rol die de Amsterdamse politiek de afgelopen weken ook heel nadrukkelijk op zich heeft genomen. Dat geldt voor de stadsdelen, die wat mij betreft in die weken van heel groot belang zijn gebleken. Dat moet, naast de kritiek die zo vaak ook gespuid wordt, hier hardop gezegd worden. Toen ze nodig waren, die stadsdelen, toen waren ze er. De stadsdelen zaten, samen met buurtregisseurs van de politie, in de haarvaten van onze Amsterdamse samenleving.
Dat geldt ook voor uw Raad, die het hoofd koel en het hart warm heeft gehouden. Ook dat heeft in hoge mate bijgedragen aan deëscalatie. In het algemeen wil ik, ook namens het College, mijn grote waardering uitspreken voor uw bijdragen van vanmiddag en vanavond. Het ging over de hoofdzaken die ons op dit ogenblik bezighouden, en u deed dat vanuit de verschillende gezichtspunten die de politieke overtuigingen met zich meebrengen.
Wij moeten effectief zijn in de bestrijding van extremisme, zonder precies die waarden overboord te gooien die het waard zijn om verdedigd te worden. Veel is in dat opzicht landelijk beleid. Maar wij hebben in Amsterdam ook uitdrukkelijk een eigenstandige rol. Het College van B en W heeft zich beraden over de instrumenten die ter beschikking staan en die het College ter beschikking zouden moeten staan, om de spanning in de stad te verminderen en mogelijke en manifeste dreigingen het hoofd te bieden. De hoofdlijn van de benadering is: terreur bestrijden, radicalisering tegengaan, polarisatie voorkomen en positieve krachten in de samenleving mobiliseren. Wij willen dus uitdrukkelijk niet alleen de terreurbestrijding aanscherpen, maar ook het vertrouwen van Amsterdammers in elkaar bevorderen. “Wij” zijn allemaal Amsterdammers die geweld afwijzen en de basisregels van onze samenleving onderschrijven. Wij moeten er ons voor inspannen die groep zo groot mogelijk te maken en te houden. Het actieplan dat het College de Raad gisteren heeft toegestuurd, met de maatregelen die het College wil treffen, beschrijft de hoofdrichting. De uitwerking daarvan volgt, natuurlijk in overleg met uw Raad, en in nauwe, voortgaande samenwerking met de stadsdelen.
Het gaat hier in de eerste plaats om het gemeentelijk aandeel in de terreurbestrijding, dus naast, en complementair aan de inzet van politie en justitie op dit punt. Wij gaan de gemeentelijke informatiehuishouding toepasbaar maken voor terreurbestrijding. Bestaande bestanden van instellingen, en informatie bij medewerkers bundelen, burgers stimuleren om verdachte zaken te melden. Wij willen nagaan in hoeverre de methode Van Traa toegepast kan worden. Bestuurlijke follow-up bij criminele bewoning, aanpak van belhuizen, onderzoek naar misbruik van subsidies. Er zal permanent onderzoek nodig zijn naar broedplaatsen van terrorisme in onze stad.
Extremisme wil het College tegengaan langs twee lijnen. We willen de ontvankelijkheid voor extremisme verminderen, en de beschikbaarheid van propaganda tegengaan. De ontvankelijkheid voor radicalisering van vooral jonge moslims is met nog te veel onduidelijkheid omgeven.
(De heer H. BAKKER : Burgemeester, als u denkt dat u met dat plan iets uitgevonden hebt, dan zouden de maatregelen die u nu voorstelt in Israël en in Irak ook resultaat moeten hebben. Als u denkt dat u nu een uitvinding hebt gedaan, de Columbus van Nederland bent, zou ik uw plannen, als ik u was, snel doorgeven aan Israël en Irak.)
Inderdaad, de heer H.H.G. Bakker zei net ook al in zijn inleiding dat dit niet alleen maar een Amsterdams probleem is, maar vooral een internationaal probleem. Natuurlijk probeert het College daar naar vermogen iets aan te doen. Maar we realiseren ons dat we daar de zaak niet mee oplossen. Als we niets zouden doen, zou u de eerste zijn die ons zou verwijten dat we niets zouden doen. U vindt het goed als ik nu weer doorga?
De ontvankelijkheid voor radicalisering bij vooral jonge moslims is met nog veel te veel onduidelijkheid omgeven. Wij weten dat sociaal-economische integratie niet afdoende beschermt tegen verspreiding van extremistisch gedachtegoed. We hebben hier te maken met een ingewikkeld complex van sociaal-psychologische en religieuze factoren. Daar willen wij, al dan niet samen met anderen, een scherper beeld van krijgen, om daar vervolgens iets aan te kunnen doen. Denk aan maatregelen op het terrein van de preventieve jeugdgezondheidszorg. Zeker is in ieder geval dat bij jonge moslims veel onvrede leeft over de mate waarin ze in ons land en in onze stad de mogelijkheid krijgen om er bij te horen. Wij horen te veel verhalen over discriminatie en uitsluiting in het uitgaansleven en op de arbeidsmarkt. Dat aanpakken is cruciaal om de voedingsbodem van frustratie tegen te gaan. Daarnaast willen wij activiteiten ontplooien om de verspreiding van extremistisch materiaal, waar mogelijk, te voorkomen.
Dan het voorkomen van polarisatie en het mobiliseren van positieve krachten. “Amsterdam intolerant voor intolerantie”. Onder dat motto willen we intolerant gedrag in de publieke ruimte krachtig bestrijden, onverschillig of het nu gaat om bejegening van meisjes in zwembaden, of joden met een keppeltje, of homo’s in de publieke ruimte. Wij waren daar al mee begonnen. Een jaar geleden heeft de Driehoek de Politie opdracht gegeven om bestrijding van discriminatie tot prioriteit te maken. En in meer positieve termen: het is een grote uitdaging om het wij-gevoel van Amsterdammers onderling te versterken, en de succesvolle onderdelen van het integratiebeleid te versnellen.
Ik kom nu weer dichter bij de begroting voor het komende jaar. Een aantal leden van uw Raad heeft verwezen naar een recent rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau. De recente gebeurtenissen in onze stad zullen hun invloed hebben op de in het rapport geuite sombere verwachtingen van onze burgers. Er is bezorgdheid over een verhardende samenleving, de afbraak van zorgvoorzieningen en toenemende werkdruk en concurrentie. Toch is de Nederlandse burger niet alleen maar negatief. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat mensen over hun persoonlijk leven juist heel positief oordelen. Maar liefst 80% van de mensen is tevreden tot buitengewoon tevreden over het eigen leven. Er is in Nederland relatief veel individueel geluk en veel collectieve onvrede. Het Sociaal en Cultureel Planbureau, directeur Schnabel, verwoordt het mechanisme dat daarachter schuilgaat kernachtig. Hij schrijft: “De burger schrijft zijn persoonlijke welvaart, zijn persoonlijk welzijn en zijn gezondheid toe aan zijn eigen kwaliteiten, zijn eigen inzet en wellicht wat geluk, en veel minder aan de effecten van politieke keuzen uit het verleden. Politiek wordt veel eerder gezien als de plaats waar over de verslechtering van de positie van de individuele burger besloten wordt. Het wordt in de ogen van veel burgers dus niet slechter door de loop der dingen of door de economie, maar door toedoen van de politiek en de overheid zelf.” Einde citaat.
De kwaliteit van de collectieve voorzieningen, en de overheid in het bijzonder, is dus focus van nogal wat onbehagen. Er zijn natuurlijk kanttekeningen te plaatsen bij de onbalans in het oordeel van veel mensen, tussen wat men in positieve zin aan zichzelf toeschrijft, en wat men in negatieve zin aan de overheid toeschrijft. Toch is het onmiskenbaar dat het negatieve oordeel over de rol van de overheid, reden is tot grote zorg. Volgens mij is die zorg om het vertrouwen in de overheid ook een belangrijke rode draad in de bijdragen die uw Raad vanmiddag heeft geleverd. De heer Van der Burg sprak zelfs over de noodzaak van een nieuw sociaal contract tussen overheid en burger. Wij moeten dus stelselmatig blijven werken aan een beter functionerende overheid. Het functioneren van de overheid moet aan de hoogste en strengste normen voldoen. Niet alleen omdat dat is wat burgers eisen, maar ook omdat wij zelf het beste voorbeeld moeten geven. Want pas dan is de overheid geloofwaardig, en kan ze van burgers medewerking vragen.
Ik zie drie terreinen waar de overheid dat vertrouwen moet zien terug te winnen en moet zien vast te houden. Dat is in de eerste plaats het terrein van de veiligheid, in de tweede plaats het terrein van de (efficiënte) dienstverlening aan burgers, en op de derde plaats het terrein van het burgerschap. Die drie terreinen wil ik met u langslopen.
Het is goed een onderscheid te maken tussen de aanpak van het terrorisme en de reguliere veiligheid. Voor de bestrijding van het terrorisme verwijs ik naar de ruim een maand geleden gepresenteerde Terreurnota, en naar de recente notitie waarover ik het net al uitvoeriger heb gehad.
In dit verband wil ik een opmerking maken over de eventuele sluiting van moskeeën, een punt dat door de heer Van der Burg is genoemd. Ik heb al lang een afspraak met de AIVD. Zodra die dienst informatie over een moskee heeft waardoor ik stappen moet zetten, zal de dienst ervoor zorgen dat de Burgemeester die informatie krijgt. Ik heb in de afgelopen maand die oude afspraak onder de aandacht gebracht van de AIVD. De dienst heeft nog eens bevestigd dat, zodra er over een moskee belastende informatie is, ik die informatie krijg, zodat ik kan optreden. De AIVD zal mij dan rechtstreeks informeren via een ambtsbericht.
(De heer VAN POELGEEST : Kan ik, uit het feit dat er tot nu toe nog geen moskee gesloten is, afleiden dat de noodzaak daartoe niet bestaat?)
Ik heb u precies gezegd hoe mijn contact met de AIVD is, welke rol ik daarin aan de AIVD toeken, op grond van de expertise van de dienst, en welke stappen ik zonodig zal zetten.
(De heer VAN POELGEEST : Hoe oordeelt u dan over de roep om moskeeën wél te sluiten?)
Ik heb u precies gezegd wat ik daarvan vind.
Het reguliere veiligheidsbeeld ontwikkelt zich positief als het gaat over de objectieve veiligheid. De hoeveelheid aangiftes daalt voortdurend. Gemeten vanaf het jaar 2000 is er een daling met 20.000. Actuele cijfers over de eerste negen maanden van dit jaar ten opzichte van vorig jaar, bevestigen die trend. Het aantal aangiftes daalde met 12%. Die trend is onmiskenbaar, ook als daarbij de aangiftebereidheid in aanmerking wordt genomen. Die aangiftebereidheid wordt voortdurend gemeten en getoetst. De aangiftebereidheid is in Amsterdam niet hoog, moet wat mij betreft hoger worden. Ik heb de Politie daar ook op aangesproken. Maar zelfs als die lage aangiftebereidheid in aanmerking wordt genomen, is het onmiskenbaar dat het aantal aangiftes daalt. Overigens is die aangiftebereidheid nog een stukje lager dan mevrouw Van Oudenallen het vanmiddag schetste.
In het afgelopen jaar zijn veel harde-kernjongeren opgepakt, en we hebben een forse beperking van de instroom in die harde kern bewerkstelligd. Maar dat betekent niet dat we er zijn. Zo hebben we, mede door de brede aanpak die we gekozen hebben, zo’n tachtig overlastgevende groepen in de stad in beeld en op de korrel. En die groepen, die pakken we aan. Die aanpak heeft succes gehad in West, en uiteindelijk ook in de Diamantbuurt. Die buurt stond enige weken geleden in de belangstelling. We hebben daar in de commissie uitvoerig over gesproken. Ik waardeer de steun van de commissie voor de aanpak waarvoor het College heeft gekozen. Ik wijs u op de uitvoerige brief die ik u daarover gestuurd heb, en die over heel wat meer ging dan over het oprichten van een buurthuis.
Het tweede punt is de dienstverlening, en de efficiency. Een aantal elementen in het beleid van het College komen naar voren. Vanmiddag is al uitvoerig het multi-contactcentrum aan de orde gekomen. Dat multi-contactcentrum komt uitvoerig in de voorstellen van het College voor, en is belangrijk voor de dienstverlening aan Amsterdammers. Het College heeft hierbij gekeken naar hoe een en ander functioneert in New York. Het College wil dat gaan invoeren en daar haast mee maken. Dat moet inderdaad voor de hele stad gaan gelden. Vanzelfsprekend spelen stadsdelen daar ook een rol in. De stadsdelen zijn niet een soort van backoffice, maar maken deel uit van het hele systeem. Het College vindt dat er niet pas met de multi-contactcentra begonnen moet worden als het laatste stadsdeel medewerking heeft toegezegd. Het College is ervan overtuigd dat wanneer er een aanvang met de multi-contactcentra is gemaakt, en een aantal stadsdelen bereid is om mee te werken – en die stadsdelen zijn er – de andere stadsdelen zullen volgen. Ook als die laatste stadsdelen op dit moment nog niet bereid zijn mee te gaan. De voordelen zullen namelijk al snel duidelijk worden.
(Mevr. BRUINES : Ik waardeer het dat de Burgemeester zo positief is, en ik ga er ook van uit dat uiteindelijk iedereen zal aanhaken. Maar stel dat er een of twee stadsdelen zijn die toch niet meedoen, wat zal dat dan betekenen voor het multi-contactcentrum, en wat het wel of niet te bieden heeft aan de Amsterdamse burgers?)
U stelt een stel-nou-eens-dat-vraag.
(Mevr. BRUINES : U stelt eenzelfde soort “stel-dat”, want u gaat ervan uit dat iedereen uiteindelijk mee gaat doen, en u begint gewoon zonder dat u dat zeker weet. Daar maken wij ons zorgen over.)
Ja. Er zijn op dit moment ook stadsdelen die graag mee willen doen. Ik ben er echt van overtuigd dat er een zwaan-kleef-aan-effect zal zijn. Maar als het zo zou zijn dat er op een gegeven ogenblik een stadsdeel toch niet meedoet, dan betekent dat dat de informatie die betrekking heeft op dat stadsdeel, moeilijker toegankelijk zal zijn. Het betekent niet dat de inwoners van dat stadsdeel geen gebruik zouden kunnen maken van datgene wat het contactcentrum aan antwoorden op vragen kan bieden. Want die antwoorden op vragen zijn er gewoon. Maar het kan dus inderdaad betekenen dat je specifieke vragen uit die stadsdelen niet op dezelfde manier zal kunnen beantwoorden.
(Mevr. BRUINES: En wat vindt u daar dan van?)
Natuurlijk ben ik daarop tegen. Maar laten we nu maar eerst eens kijken hoe dat gaat. Ook hiervoor geldt dat ik eerst moet zien dat die stadsdelen niet mee gaan doen. Als we eenmaal zover zijn, dan kunnen we altijd nog zien hoe we daar verder in handelen.
(De heer H.H.G. BAKKER : Ik wil de Burgemeester herinneren aan het Sportakkoord van mevrouw Maij, waar in het begin geen stadsdeel voor wilde tekenen.)
(Wethouder MAIJ : Voor het eerst sinds acht jaar is het Sportakkoord nu wel getekend, door alle stadsdelen op één na.)
(De heer H.H.G. BAKKER : Nou ja, daar hebt u dan acht jaar over gedaan. )
(Wethouder MAIJ : Anderhalf jaar.)
(De heer H.H.G. BAKKER : Ik vind dat de Burgemeester bevoegdheid en gezag heeft over heel Amsterdam, en daarom ook over de hele stad moet kunnen beslissen. Ik vind het zot dat een stadsdeel het beleid van de Burgemeester gaat bepalen. Ik kan het wat dat betreft niet mooier zeggen dat uw collega, mijnheer Aboutaleb: “tot 80% van de tijd gaat op aan geneuzel met de stadsdelen”. Het is te gek dat over kwesties van veiligheid de Burgemeester veertien stadsdelen af moet om alsjeblieft, dankjewel een zak geld op tafel te leggen. Ik snap niet dat u dat met die stadsdelen iedere keer overeind probeert te houden.)
En ik snap niet dat u iedere keer begint te zeuren over die stadsdelen.
(De heer H.H.G. BAKKER : Omdat het niet functioneert, dat geeft u zelf toe.)
Nee, ik geef helemaal niets toe.
(De heer H.H.G. BAKKER : Nee, dat is me inmiddels wel duidelijk. Hoe wil de Burgemeester dat met die stadsdelen nu eens gaan regelen? En wordt hij er zo langzamerhand niet een beetje moe van?)
Ik word moe van al die vragen van u die voortdurend hetzelfde zijn, en waar ik voortdurend dezelfde antwoorden op moet geven.
(De heer H.H.G. BAKKER : Dan moet u niet iedere keer ontwijkende antwoorden geven, en uw paradepaardje eens ter discussie durven stellen. Als u vandaag goed geluisterd hebt, hebt u kunnen horen dat er zes partijen gesproken hebben over het disfunctioneren van de stadsdelen.)
(De heer VAN POELGEEST : Mijnheer Bakker, dan moet u een voorstel doen.)
(De heer H.H.G. BAKKER : Ja, dat doe ik. Ik zou graag eens een evaluatie zien van die stadsdelen. Ook Economische Zaken schrijft dat er veel geld te besparen is. Ik snap dat het ook uw paradepaardje is, mijnheer Van Poelgeest. Toch vind ik het zo langzamerhand tijd dat het de Amsterdammers duidelijk wordt waarvoor ze betalen.)
Het lijkt mij het handigst als de heer Bakker een motie indient, waarin hij voorstelt de stadsdelen te evalueren.
(De heer H.H.G. BAKKER : Maar dat wilt u niet, dus waarom zou ik dan een onzinnige vraag stellen?)
Burgemeester COHEN (geïrriteerd) : Mag ik u nu nog een antwoord geven, of niet?
(De heer H.H.G. BAKKER : Rustig aan, rustig aan, denk aan uw bloeddruk.)
Mijnheer Bakker, het gaat er niet om of ik het wil, maar het gaat er om of de Raad het wil.
(De heer H.H.G. BAKKER: Dan hebt u slecht geluisterd.)
(De heer MARRES : Voorzitter, als het mag wil ik hier iets over zeggen. Leefbaar Amsterdam is twee jaar geleden mede-ondertekenaar geweest van een dienstverleningsmotie waarin de stadsdelen participeren. Ik begrijp dus uw hele punt niet.)
(De VOORZITTER : Ik stel voor dat de Burgemeester doorgaat met de beantwoording van de vragen. Mijnheer Bakker, ik zou u willen vragen op te houden met uw interrupties. Als u zo doorgaat, moet ik u het woord ontnemen.)
Mijnheer Bakker, ik stel u nogmaals voor een motie in te dienen. Het gaat er niet om of ik zo’n evaluatie wel of niet leuk vind, het gaat erom of u voor uw motie een meerderheid in de Raad krijgt. Als de Raad zegt dat er zo’n evaluatie moet komen, dan komt die er. Maar ik stel ook voor dat als de Raad zegt “dat gaan we niet doen”, dat u er ook even een tijdje over ophoudt.
(De heer H.H.G. BAKKER : Ik heb juist van mijn collega, mevrouw Van Oudenallen begrepen dat ze zes jaar bezig geweest is om er iets door te krijgen. Als ik nu zie dat twee of drie leden van het College inmiddels tegen de stadsdelen zijn, dan denk ik dat het College op dit punt niet meer dezelfde lijn heeft.)
(De VOORZITTER : Ik stel voor dat de Burgemeester verder gaat met zijn betoog.)
Mevrouw de Voorzitter, ik ga verder met mijn tweede onderdeel, dat ging over de gemeentelijke dienstverlening. Ik heb daarbij het multi-contactcentrum besproken. Vanmiddag is ook al De grote vereenvoudiging , het project van wethouder Stadig besproken. Ik wijs u ook op de wijzigingen die rond de Sociale Dienst zijn ingevoerd door het vorige kabinet; een enorme vereenvoudiging, uitstekend werk van dat kabinet. Die vereenvoudiging maakt het ons mogelijk om straks een Dienst Werk en Inkomen te maken, waarbij we de efficiëntie en de kwaliteit van de dienstverlening aanzienlijk kunnen verbeteren. Daardoor zal op dit gebied ook fors wat geld bespaard kunnen worden.
In de laatste plaats is er op het gebied van dienstverlening en efficiencyverbetering nog de ombuigingsoperatie van 30 miljoen euro, waar de Raad het College opdracht toe heeft gegeven. Daarvan is inmiddels wat het College betreft 20 miljoen euro gerealiseerd. Over die ombuigingsoperatie heeft de Raad ook een notitie gehad. De operatie staat in het teken van “meer met minder”. Met minder geld, met minder personeel, met minder kosten voor het ambtelijk apparaat meer realiseren. Ik ga daar op dit moment niet verder op in, maar ongetwijfeld zullen we het daar in de volgende vergadering uitvoeriger over hebben.
Tenslotte het laatste onderdeel, het onderwerp “burgerschap”. Het onderwerp is al verschillende malen in de Raad aan de orde geweest. Bij de laatste nieuwjaarsontvangst ben ik daar ook in mijn toespraak uitvoerig op ingegaan, onder de kop “Mijn Amsterdam”. Ik denk dat datgene wat we de afgelopen weken hebben meegemaakt, het belang van dat burgerschap nog eens extra onderstreept. Ook in de Commissie Algemene Zaken hebben we het over dit onderwerp al uitvoeriger gehad. Het College is op dit moment bezig een en ander nader uit te werken. Ik hoop daarover binnenkort met nadere voorstellen te komen.
Dat vertrouwen in de overheid is ontzettend belangrijk. Ik sluit hiermee af. De trits van veiligheid, dienstverlening en het bevorderen van burgerschap is van groot belang. Het bevorderen van burgerschap is overigens zeker niet alleen maar een taak van de overheid. Maar de lokale overheid kan er wel aan bijdragen. Ze zal daarbij vooral ook gebruik moeten maken van alle initiatieven die er in de stad zijn, zoals zeker ook in de afgelopen weken weer duidelijk geworden is. Dank u wel.
(De heer VAN POELGEEST : U noemt drie punten als het gaat over het vertrouwen in de overheid. Het verbaast mij dat u een vierde punt niet noemt: sociale onrechtvaardigheid. Mensen zien een toename van private rijkdom en publieke armoede. U zou dat als sociaal-democraat moeten kunnen aanvoelen. Waarom vindt u zo’n punt niet belangrijk?)
Ik heb niet gezegd dat dat punt onbelangrijk is, maar het gaat over vertrouwen in de overheid. Het punt dat u hier noemt, daar kan je van alles over vinden, en daar vind ik ook van alles over, maar dat gaat over politieke keuzes. Bij de drie kwesties die ik noem, gaat het om essentiële taken van de overheid. Mevrouw Krikke zei bij haar installatie als burgemeester van Arnhem: “Veiligheid is niet links en veiligheid is niet rechts, maar het is een zaak die georganiseerd en geregeld moet worden”. Efficiëntie en goede dienstverlening zijn ook zaken waarvoor de overheid alleen haar uiterste best kan doen dat dat goed georganiseerd wordt. Bij het bevorderen van burgerschap is de overheid faciliterend. Ik begrijp het punt dat u noemt, en ga daarin een eind met u mee, maar het is wel een onderwerp waar je in politiek opzicht verschillend over kunt denken. Daarom heb ik dat niet genoemd.
(De heer VAN POELGEEST : Ik had verwacht van een sociaal-democraat dat hij de verdelende rechtvaardigheid zou noemen, een van de grondbeginselen van de verzorgingsstraat. Het dalende vertrouwen in de overheid wordt ook veroorzaakt door het feit dat mensen er minder vertrouwen in hebben dat de overheid zorgt voor een verdelende rechtvaardigheid. Ik had verwacht dat u dat punt erbij zou betrekken.)
Mijnheer Van Poelgeest, met u ben ik voor een gekozen burgemeester.
 
 
De VOORZITTER : Het woord is aan de wethouder voor Financiën, de heer Huffnagel.
 
Wethouder HUFFNAGEL : Dank u. Deze wethouder is overigens ook voor een gekozen burgemeester, als het maar door de bevolking is.
Allereerst dank ik diegenen die complimenten hebben gegeven voor de begroting die op tafel ligt, voor die complimenten. Die complimenten zijn niet alleen voor het College bedoeld, maar zeker ook voor alle ambtenaren die daaraan hebben gewerkt. Ik wil niet onvermeld laten dat de gemeente Amsterdam een eervolle vermelding heeft gekregen in het kader van de Kordes-trofee. Ik citeer uit het juryverslag. “Amsterdam kiest doelbewust voor een zeer uitgebreid jaarverslag, specifiek opgesteld voor de Gemeenteraad. Op deze wijze heeft de Raad in één document alle relevante informatie voorhanden op een zeer gedetailleerd niveau.” Ja mijnheer Van Poelgeest, dat is waar; dat is ook direct een beetje de kritiek van de jury; het is allemaal wel erg gericht op de Raad. Maar ik neem aan dat ú daar niet zoveel bezwaren tegen hebt.
Toen wij elkaar spraken over de Voorjaarsnota, kondigde ik sombere tijden aan. Dat is nog steeds zo als we kijken naar de financiële situatie van de gemeente. Maar het College vindt dat de begroting zoals die nu voorligt, die somberheid gelukkig niet uitstraalt. Er zullen maar weinig gemeenten zijn die op dit moment niet alleen een structureel sluitende begroting kunnen presenteren, maar ook nog eens forse financiële ruimte hebben. Structureel is die ruimte 10 miljoen euro, structureel 113 miljoen euro . Dat is allemaal te danken aan eerdere besluitvorming in de Raad. Daardoor kan de gemeente deze economisch moeilijker tijden makkelijker aan. Een en ander komt niet zomaar uit de lucht vallen. Er zijn een aantal factoren aan te geven waarom het geheel in Amsterdam een wat minder somber beeld geeft. Daar is op de eerste plaats de bestuurscultuur binnen deze gemeente. Van oudsher is hier een stevige financiële discipline. Moties of bestedingsvoorstellen zonder stevige financiële dekking zijn hier “not done”. Wij in Amsterdam vinden het bijna vanzelfsprekend dat zulke voorstellen worden afgewezen, maar dat is echter lang niet overal vanzelfsprekend. Als wethouder Financiën vind ik het prettig dat ik in de Commissie Financiën bondgenoten vind om die koers vast te houden. Verder is er de begrotingsmethodiek; “geen camelnoses”, zal ik maar zeggen in goed Nederlands, en het principe van “boter bij de vis”. Dat alles zorgt er voor dat de huidige Raad geen onvermijdelijke rekeningen gepresenteerd krijgt uit het verleden op het moment dat het financieel wat tegenzit.
(De heer REUTEN : Ik heb mezelf al vaker de vraag horen stellen of wij als Raad daar dan nog van af kunnen? Die vraag geldt nu bijvoorbeeld ook weer voor het call center: ook dat is geen camelnose die leidt tot een onvermijdelijke uitgave voor volgend jaar?)
Ik zit nog in mijn inleiding, en ik stel voor dat ik daar nog even mee doorga. Het is overigens wel zo dat er bij mega-projecten als bijvoorbeeld de Noord-Zuidlijn van die beleidslijn nogal eens wordt afgeweken. Laten we hopen dat dat uitzonderingen blijven.
De bezuinigingsoperatie. Vorig jaar is er besloten over een meerjarige ombuigingsoperatie van in totaal 127 miljoen euro structureel, en zo’n 20 miljoen euro incidenteel. In 2005 is hiervan, geheel conform de planning 23,3 miljoen euro structureel verwerkt. Bovendien is er in deze begroting daarbovenop nog eens 16 miljoen euro aan bezuinigingen verwerkt. Uiteraard is het doel daarvan niet bezuinigen om het bezuinigen. Het doel is vooral om nog een kritisch te kijken naar bestaande posten, om een verantwoorde afweging te maken, met een door de Raad en het College gewenst nieuw beleid. Dat is terug te vinden in de genoemde financiële ruimte.
Verder heeft het College het principe gehanteerd van “samen de trap op en samen de trap af”. Dan heb ik het met name over de verhouding met de stadsdelen. Ik heb net al begrepen dat de heer Bakker het daar niet helemaal mee eens is.
(De heer H. BAKKER : Mijnheer Huffnagel, dan is uw mening wel veranderd de laatste tijd. U praat nu ineens heel anders over die stadsdelen. U haalt de deelraden er nu ook bij, en ik heb u hiervoor altijd horen ageren tegen die deelraden. Mevrouw Maij, die naast u zit, durft er af en toe nog voor uit te komen, ondanks dat ze een vrouw is.)
Zolang die stadsdelen er zijn, lijkt het me in ieder geval verstandig het principe te hanteren van “samen de trap op en samen de trap af”. Dat kunt u ook terugvinden in deze begroting. Hetzelfde is gebeurd met de verdeling van de meevaller van de UNA-gelden (Utrecht, Noord-Holland, Amsterdam) van 67 miljoen euro. Dat is wel een incidentele meevaller, maar ook daar heeft het College ervoor gekozen om de stadsdelen ervan mee te laten profiteren, wat bepaald niet verplicht was. Verder heeft het College ervoor gekozen om de lasten niet af te wentelen op de Amsterdammer, via OZB en rioolrecht. De OZB zit natuurlijk ook in het programakkoord, maar zelfs al had het daar niet in gestaan, dan nog waren de voorstellen geweest zoals ze nu ook zijn.
(De heer DE GRAAF : Los van het argument dat er over de OZB het een en ander in het programakkoord staat, wat zijn de argumenten van het College op dit punt geweest?)
Het argument van het College is, dat het in het programakkoord staat. U hebt de heer Van Straaten vanmiddag horen zeggen dat, op het moment dat er over het programakkoord opnieuw wordt onderhandeld, alles open is voor bespreking. Het College heeft dat gelukkig niet hoeven doen. Het is aan de fractievoorzitters om dat punt eventueel weer ter discussie te stellen.
(De heer DE GRAAF : Voorzitter, de heer Huffnagel zei eerst iets anders, namelijk dat het feit dat het in het programakkoord staat, niet de reden geweest is voor het College om dat over te nemen. Maar ook als het niet in het programakkoord had gestaan, dan was het College niet met dit voorstel gekomen.)
Nee, nee, ik ben bang dat u mij verkeerd begrijpt, al dan niet bewust.
(De heer DE GRAAF: Dus ik ben horende doof, of u bent ziende blind?)
Over verhoging van de OZB staat iets in het programakkoord, dat is sowieso reden om de OZB niet te verhogen. Het staat ook niet voor niets in het programakkoord; dat is één van de redenen waarom de VVD in dit College zit. Maar als het er niet in had gestaan, dan had het College toch de redenering volgehouden dat de lasten niet bij de Amsterdammers neergelegd zouden moeten worden, en dus de OZB niet verhoogd zou moeten worden.
Verder heeft het College ernaar gestreefd niet te veel nieuwe plannen te maken, niet te hoge ambities te hebben. Het College wil eerst de plannen uitvoeren die er nog liggen en eerst het geld opmaken dat is gereserveerd. In de tussentijd gebeurt er veel. Denk aan Artis, denk aan het Amsterdamse Bos, denk aan de sportaccommodaties en de cultuurgebouwen, denk aan het groen in de stad en aan de schoolgebouwen. Voor die schoolgebouwen is vorig jaar nog in een motie veel geld gereserveerd.
Ik ben het helemaal met de heer Asscher eens dat een stad veilig moet zijn, wil die ook tolerant kunnen zijn. Ook haalde de heer Asscher J.F. Kennedy aan. Daar heeft hij de wethouder een heel groot plezier mee gedaan. In deze tijden kunnen we ook een variatie maken op een nog veel bekendere uitspraak van Kennedy. Burgers zouden niet alleen na moeten denken over wat de gemeente voor jou kan doen, maar ook wat jij voor Amsterdam kunt doen.
De heer Reuten vroeg of het nog wel leuk is om wethouder te zijn. Er zijn mooiere weken in de stad geweest dan de afgelopen weken, maar ik kan de heer Reuten verzekeren dat in ieder geval de wethouder Financiën nog steeds met zeer veel plezier zijn werk doet.
Met moties die zijn aangenomen bij de behandeling van de Voorjaarsnota was geld gemoeid waarvan 16 miljoen euro niet gehonoreerd is. En inderdaad zijn er na de behandeling van de Voorjaarsnota prioriteiten boven komen drijven en ingediend die wel zijn gehonoreerd. Dat klopt, en elke keer is geprobeerd daarin een goede afweging te maken, maar u hebt er op zich volstrekt gelijk in dat dat zo is.
(De heer REUTEN : Het lukt mij maar niet om ook op dit soort punten een beetje op een aardige manier in discussie te komen met de wethouder. Elke keer zegt de wethouder dat ik ergens wel een beetje gelijk heb. Het gaat mij hierom: zeg het dan niet !!. Zeg niet bij de behandeling van de Voorjaarsnota dat nu alle grote klappen geweest zijn, om vlak daarna weer met 4,5 miljoen euro voor een call center op de proppen te komen. Zeg het dan niet dat er geen grote klappen meer komen. Hetzelfde geldt voor mijn vragen waar de wethouder niet op wilde antwoorden. U roept dat het call center geen camelnose zal worden, terwijl u dat niet kunt garanderen. Zeg het dan niet!)
Ik deel niet helemaal uw weergave van het debat dat we hebben gehad. Bovendien beweert u dat wij niet zouden hebben aangekondigd dat er grote klappen aan zaten te komen, en dat is niet waar. In de Commissie Financiën van juni heb ik al op basis van de signalen verteld, dat er forse kortingen op het Gemeentefonds aan zaten te komen. Ik heb dat herhaald bij het debat over de Voorjaarsnota.
(De heer REUTEN : Wethouder, wij zijn het eens. Ik heb u ook gesteund op dit punt. Ik zeg ook niet dat u in de commissie Financiën niet zou hebben aangekondigd dat er grote tegenvallers zouden gaan komen. Waar het mij om gaat is dat u op vragen, die ik meermaals herhaald heb, of we nu echt de grote klappen gehad hebben, antwoordt dat dat zo is. En dan verbaast het mij dat er nu voor 24 miljoen euro aan incidentele prioriteiten wordt ingediend, waar kleine zaken tussen zitten, maar waar ook een aantal “grote klappen” tussen zitten.)
Mijnheer Reuten, de Tweede Kamer beslist in de allerlaatste vergadering voor het zomerreces, nadat wij de Voorjaarsnota hadden besproken, het bedrag voor de Wet werk en bijstand te veranderen van 44 miljoen naar 8 miljoen. Dat is een tegenvaller van 36 miljoen euro. Dat had ik toch onmogelijk kunnen zien aankomen?
(De heer REUTEN : Voorzitter, ik probeer mijn punt nog één keer uit te leggen, en ik zal andere woorden gebruiken. Het gaat mij hier niet om de bezuinigingen uit Den Haag. Het gaat mij om de na de Voorjaarsnota door het College opgevoerde prioriteiten van 24 miljoen euro. Daar heeft uw onmacht om de bezuinigingen uit Den Haag allemaal in te schatten, niets mee te maken. Ik hoor bij de behandeling van de Voorjaarsnota dat we alle grote klappen gehad hebben. Zo’n call center is waarschijnlijk heel mooi, maar ik wil na zo’n mededeling bij de behandeling van de Voorjaarsnota niet verrast worden met ineens weer 4,5 miljoen euro extra.)
Nee, mijnheer Reuten, waar het om gaat is dat een besluit van de Tweede Kamer om van 44 miljoen euro 8 miljoen euro te maken, consequenties heeft voor de financiën van het College. Het College had dat geld al bestemd, voor het armoedebeleid bijvoorbeeld. Daarvoor moeten we op zoek naar 14,5 miljoen euro extra waarvan we dachten dat die al waren afgedekt. Dat kunt u mij toch niet verwijten.
(Mevr. BRUINES : Het lijkt wel of we hier te maken hebben met een Babylonische spraakverwarring. Wil de wethouder de heer Reuten niet begrijpen? Ik begrijp hem wel en steun zijn vraag.)
(De heer REUTEN : Ik kan het nog zestien keer uitleggen…)
(De heer VAN DER MEER : Laat ik het nog eens proberen. De heer Reuten heeft het over nieuwe keuzes van het College, het zijn geen handelingen op basis van bezuinigingen van het Rijk. Het gaat hier over prioriteiten die na de behandeling van de Voorjaarsnota boven zijn komen drijven. De wethouder zou dat ook moeten kunnen begrijpen. Hij moet niet steeds terugkomen op die bezuinigingen uit Den Haag.)
Maar dat was toch het eerste dat ik zei? Ik zal proberen nóg duidelijker te zijn. Ik heb mijnheer Reuten direct gelijk gegeven toen hij zei dat er 16 miljoen euro niet is toegekend, en ja, er zijn prioriteiten daarna wel toegekend. Ja, dat klopt. Daar zitten verschillende elementen in, namelijk ook het feit dat het College dacht een bedrag al gedekt te hebben uit een pot geld uit Den Haag die niet bleek te komen. En daar zit ook het call center in.
(De heer REUTEN : Juist, en om dat laatste gaat het mij. U kunt toch niet volhouden dat 4,5 miljoen euro voor zo’n call center, hoe fantastisch zo’n centrum misschien ook is, financieel geen grote klap is? Waarom geeft u niet gewoon toe dat u bij de behandeling van de Voorjaarsnota gezegd hebt dat alle grote klappen geweest waren, terwijl er nu toch nog 24 miljoen euro aan nieuwe prioriteiten komen? U zegt nu dat alle grote klappen zijn geweest “maakt u zich geen zorgen”, om vervolgens doodleuk een lijstje van 24 miljoen euro in te dienen. Ik begrijp het niet!)
Nogmaals, u verwijt het mij, terwijl ik u de hele tijd gelijk geef. Ja, het zijn nieuwe prioriteiten. Maar de Voorjaarsnota wordt gemaakt met de informatie die voorhanden is rond 1 april. U denkt toch niet dat daarna alles stilstaat en we ophouden met denken? Als we uw redenering volgen, zouden we na de behandeling van de Voorjaarsnota nooit meer nieuwe prioriteiten kunnen stellen.
(De heer REUTEN : Kiest het College er dan voor om in het vervolg niet meer zulke grote uitspraken te doen over “geen grote klappen meer”? Of kiest het College ervoor om op deze voet door te gaan? Ik wil weten waar ik aan toe ben, in juni bij de behandeling van de Voorjaarsnota, en in het najaar bij de behandeling van de begroting.)
Wij zullen voor volgend jaar met de informatie die we dan voorhanden hebben, opnieuw een Voorjaarsnota opstellen. En u kunt ervan uitgaan dat we de situatie op dat moment zo goed mogelijk proberen in te schatten. Uiteraard nemen we dan ook alle prioriteiten weer mee die sinds de behandeling van de begroting boven zijn komen drijven. Het gaat dan om het wensenlijstje van de Raad, maar ongetwijfeld zullen daar ook wensenlijstjes van de verschillende Collegeleden bij zitten.
(De heer REUTEN : Voorzitter, de metrowachter, het call center, over het feest van de koningin hoeven we het niet te hebben, het leerlingenadministratiesysteem, extra topsport, 1,4 miljoen euro voor onderhoud stadhuis, andere grote dingen, dat zijn toch geen zaken die u in de zomer tijdens uw vakantie even bedenkt? Dat dat soort zaken eraan zitten te komen, dat weet u toch in juni bij de behandeling van de Voorjaarsnota? U kunt niet volhouden dat u in juni in alle eerlijkheid tegen de Gemeenteraad hebt gezegd dat er geen grote klappen meer aan zouden komen. Anders hadden we de moties niet hoeven indienen, niet eens hoeven schrijven.)
Dat is niet waar. U zei nota bene zelf aan het einde van de behandeling van de Voorjaarsnota dat u snapte dat het allemaal niet door kon gaan als er geen geld zou zijn. “Maar als er wel geld is, zijn dit onze wensen.” Dat multi-contactcentrum is boven komen drijven onder andere omdat we dat in New York hebben gezien, dat was in mei. De plannen voor een feest van de koningin waren nog niet bekend toen we de Voorjaarsnota aan het schrijven waren. Natuurlijk komen er nieuwe prioriteiten, dat is toch elk jaar zo? Ik snap niet waarom dat ineens zo’n groot probleem is.
(De heer REUTEN : Voorzitter, het gaat erom dat wij zo’n Voorjaarsnota hebben om…)
(De VOORZITTER : Mijnheer Reuten, volgens mij hebt u die vraag nu drie keer gesteld. Ik roep de wethouder op om de vragen uit de Raad te beantwoorden.)
Ik doe niet anders.
(De heer REUTEN : Mevrouw de Voorzitter, dit is een wezenlijk punt in de verhouding tussen het College en de Raad. Als wij met elkaar een Voorjaarsnotasystematiek afspreken, waarbij gezegd wordt dat alle grote klappen geweest zijn, dan vind ik het erg vreemd dat er in de zomer nieuwe prioriteiten worden bedacht die 24 miljoen euro moeten gaan kosten. Bovendien zijn het zaken die je volgens mij niet ineens na behandeling van de Voorjaarsnota bedenkt, zonder dat je daarvoor al een vermoeden had dat ze eraan zaten te komen. Van het geld voor de wensen van de Raad wordt 16 miljoen euro gebruikt voor de invulling van deze nieuwe prioriteiten van het College. Ik heb al gezegd dat het er niet om gaat dat we dat allemaal slechte prioriteiten vinden die maar weer afgevoerd moeten worden. Maar zeg dan niet bij de behandeling van de Voorjaarsnota dat alle grote klappen zijn geweest. Want dan houden wij daar rekening mee, en dan kunnen wij ons de moeite van een ISV-motie besparen.)
De heer Reuten herhaalt zichzelf. Misschien dat de Burgemeester nog iets kan toevoegen, die doet dit al langer dan ik.
(Burgemeester COHEN : Ik heb goed zitten luisteren. Ik denk dat ik begrijp wat het punt van de heer Reuten is. Het volgende moet het College misschien beter doen, zeker in het komende jaar. Het College moet zich, op het moment dat de Voorjaarsnota er is, goed realiseren hoe het zit met mogelijke prioriteiten die in de systematiek van het College pas later aan de orde gaan komen. Het College moet kijken of die prioriteiten naar voren gehaald kunnen worden. Of, als dat niet lukt vanwege die systematiek, moet het College een optie openhouden: “Raad, denk er om, we zijn nog bezig met die prioriteit”.)
(De heer VAN POELGEEST : Burgemeester, dat moet u niét doen. Dat is namelijk in tegenspraak met de voorstellen van de PvdA van vijf jaar geleden. In de Voorjaarsnota worden globale bestedingsrichtingen aangegeven. Er is toen met nadruk op gewezen dat de behandeling van de Voorjaarsnota geen extra begrotingsbehandeling mocht worden. Als we gaan afdalen naar het niveau van projectjes, wordt het een extra begrotingsbehandeling. Het lijkt erop dat de PvdA nu over details wil gaan praten. De fractie zou de notitie die ze ooit (in 1996?) zelf heeft geschreven, er nog eens op na moeten lezen.)
(Burgemeester COHEN : Zeker, maar ik begrijp het punt van de heer Reuten ook, dat het totaal aan prioriteiten na de behandeling van de Voorjaarsnota, ingeschat en genoemd moet worden.)
In de Voorjaarsnota wordt er altijd al ruimte vrijgehouden voor nieuwe prioriteiten, zowel incidenteel als structureel. Alleen zaten er dit jaar al zulke negatieve berichten aan te komen vanuit Den Haag, dat ik daarover toen al heb gezegd dat die vrije ruimte, gereserveerd voor nieuwe prioriteiten, waarschijnlijk voor een groot deel weg gaat vallen door de tegenvallers uit Den Haag. Maar die systematiek zit er wel in, en dat gaat hier al jaren zo.
(De heer ZAFER YURDAKUL : De voorstellen van de Burgemeester lijken mij niet zinnig. Alle voorstellen die worden voorgelegd aan de Gemeenteraad komen immers van het College. Nog eens extra ruimte creëren, lijkt me overbodig. Alles wat het College aan ideeën heeft, moet in de Voorjaarsnota worden verwerkt.)
Nee, nee. Nee mijnheer Yurdakul, zo werkt het echt niet, en dat is ook niet zoals we het hier hebben afgesproken.
(De heer REUTEN : Dat is ook niet mijn pleidooi geweest.)
(De VOORZITTER : Ik stel voor dat wethouder Huffnagel doorgaat met zijn betoog.)
De heer Reuten vroeg ook nog naar het artikel in de Volkskrant. De gemeente is de afgelopen jaren geregeld geconfronteerd met nogal ernstig klinkende beschuldigingen. Het ging daarbij altijd om de gemeenterekeningen, en de beschuldigingen kwamen altijd van ene mijnheer Verhoef. Ik weet niet of deze mijnheer ook de bron is van het artikel in de Volkskrant waar het hier om gaat. In dat artikel gaat het om iemand die niet met name wordt genoemd. De heer Verhoef noemt de gemeenterekeningen geregeld misleidend. Al die verhalen zijn in ieder geval door de tuchtcommissie van het NIVRA (Nederlands Instituut van Registeraccountants) naar het rijk der fabelen verwezen. Maar mijnheer Verhoef heeft in het verleden ook nog wel eens een voet tussen de deur gekregen bij de landelijke pers. In de Volkskrant staat dan nu in ieder geval weer een fabeltje over de begroting van deze gemeente. Ik denk dat we dat kunnen betitelen als een canard. In deze begroting wordt voorgesteld om de UNA-gelden van 67 miljoen euro te gebruiken. Dan daalt dus de reservepositie met dat bedrag. In de krant staat dat dat eigenlijk een tekort zou zijn, en dat is het dus in ieder geval niet. Het komt eerder neer op het verantwoord gebruiken van je spaarbankboekje. Ik zou niet te veel aandacht besteden aan dit artikel in de Volkskrant. Ik hoop dat ik u daarmee gerust heb kunnen stellen.
De heer Reuten zei ook nog iets over de budgetneutrale oplossingen. Een van de uitgangspunten bij de voorbereiding van elke begroting, is om stelselmatig bij elke aanvraag te kijken of die inpasbaar is in beschikbare budgetten en reserves. Het is natuurlijk wel zo dat in economisch krappe tijden de creativiteit wat toeneemt, en ik hoop eigenlijk dat u daar tevreden over bent.
De heer Van Straaten heeft een vraag over de openbare ruimte en de leefbaarheidsinitiatieven. Tot mijn spijt moet ik zeggen dat die in de afwegingen zijn afgevallen. Ik deel die spijt met u.
De daadwerkelijke afslanking van het ambtelijk apparaat: ik wil u erop wijzen dat de Raad het College opgedragen heeft te bezuinigen voor een bedrag in euro’s. In de taakstelling wordt niet gesproken over een hoeveelheid ambtenaren. Het College probeert nu de bezuiniging ook in euro’s te realiseren. Uiteraard leiden minder regels, minder bureaucratie en minder nota’s ertoe dat er ook minder ambtenaren nodig zullen zijn.
Verder is de VVD van mening dat er binnen de voorliggende begroting een oplossing moet worden gevonden voor het feit dat er te weinig middelen beschikbaar worden gesteld voor de rekenkamer. Ik heb daar in de Commissie Financiën ook al over gezegd dat vorig jaar een bedrag van 600.000 euro is afgesproken. Dat geld is nu opgenomen in de begroting. Pas lang na de behandeling van de Voorjaarsnota, zelf pas na de Baak-besprekingen, heb ik een brief gekregen van de voorzitter van de Rekeningencommissie dat er 900.000 euro in plaats van 600.000 euro nodig is. Dat kon ik dus echt niet weten, en ik vraag me af of het erg verstandig is als de Raad het budget direct met 50% gaat verhogen. Waarom laat u de rekenkamer niet alvast van start gaan met de 600.000 euro, en matigt u de uitgaven niet? Een overschrijding van het budget van 50% vanaf het eerste moment is niet direct het mooiste signaal om af te geven.
(De heer VAN STRAATEN : Ik verwijt u niet dat u die gewenste verhoging van het budget niet hebt voorzien. Maar ik heb aandacht gevraagd voor het probleem, en er ligt al een amendement in die richting, dus dit zal nog terugkomen.)
Ja, maar om eerlijk te zijn, adviseer ik u ernstig om dat amendement in te trekken. Want volgens mij levert dat geen fraai beeld op voor de gemeente Amsterdam. Een gemeentelijke rekenkamer die direct begint met een overschrijding van 50% van het budget. We hebben daar vorig jaar toch heel bewust 600.000 euro voor uitgetrokken?
(De heer DE GRAAF : Het gaat hier niet om een overschrijding van het budget, want de rekenkamer moet nog beginnen, wordt opgezet. Het ambitieplan, het werkplan van de rekenkamer, opgesteld op grond van wat de Raad van de rekenkamer verwacht, leidt tot de 900.000 euro. Het is wat misleidend als u nu over een overschrijding spreekt, want er is nog niets in de begroting ingeboekt.)
Er is vorig jaar bewust voor 600.000 euro gekozen door de Raad. Men dacht toen dat dat een juist bedrag was. Nu blijkt dat het ambitieniveau een stuk hoger komt te liggen. Het College probeert het ambitieniveau ook wat aan te passen, het lijkt me verstandig als de Raad zich daarbij aansluit.
(De heer DE GRAAF : U was er zelf vorig jaar als raadslid bij. We hebben dat bedrag toen met een natte vinger vastgesteld. Daarna is er een businessplan opgesteld, en op basis van die ambities is er nu een definitief prijskaartje bekend geworden. Vorig jaar was er nog geen blauwdruk en werkplan van de rekenkamer.)
U doet nu net alsof die 600.000 euro vorig jaar niet onderbouwd was, en uit de lucht is komen vallen, maar zo was het natuurlijk niet. Het ambitieniveau is nu anders dan vorig jaar is afgesproken, en dat betekent dus 50% meer aan kosten. Ik geef het u maar mee.
(De heer DE GRAAF : Ja, maar de Raad stelt het ambitieniveau vast, en er is hier geen sprake van een overschrijding.)
(De heer DE WOLF : Er wordt nu net gedaan alsof er in het verleden een bewuste beslissing genomen is over die rekenkamer. Dat is niet zo. De 600.000 euro is het bedrag steeds geweest waar het over ging, en staat zo al enige tijd in de begroting. Er is gewoon een stelpost opgenomen voor de rekenkamer op een moment dat dat onderwerp nog nauwelijks besproken was en nog in de grondverf stond. Het is onzin om nu te doen alsof in het verleden willens en wetens besloten is om het bedrag te beperken tot 600.000 euro.)
Ook het College werkt met bepaalde bedragen om bepaalde ambities te halen. En wij kunnen ook niet iedere keer bij u terugkomen om meer geld omdat het ambitieniveau veranderd is. Ik geef het u maar mee.
(De heer DE WOLF : Ik verwijt u niet dat u de ontwikkelingen van de ideeën over dat ambitieniveau in de tijd niet zo makkelijk hebt kunnen volgen, maar u kunt de Raad niet een ambitieniveau ontzeggen.)
Ik ontzeg u helemaal niets, ik geef het u alleen maar mee. Persoonlijk lijkt het me niet handig om direct met 50% meer kosten aan te komen.
(De heer DE WOLF : U geeft nu een onjuiste beoordeling. Het gaat niet over fraaie beelden. Het ambitieniveau kon de Raad pas vaststellen op een moment dat de begroting al was opgesteld. U schept hier een beeld dat onjuist is. Onzin!)
Dat mag u vinden. Het College is het niet met u eens.
(De heer H.H.G. BAKKER : Vreemd dat u dat zegt. De Noord-Zuidlijn hadden we natuurlijk ook voor een bepaald bedrag ingeboekt. Daar is ook niet “naar een hoger ambitieniveau getild”. Daar gaat het om bijkomende kosten. Als we nu de rekenkamer gaan inrichten, moeten we dat in één keer goed doen. De rekenkamer krijgt een heel belangrijke functie. Er moet voldoende geld zijn voor de nodige onderzoeken. Als u een nieuw kantoor krijgt, wilt u ook dat dat netjes ingericht wordt.)
Over de Noord-Zuidlijn sprak u in het verleden anders dan nu, maar goed.
Mevrouw Van Oudenallen stelt voor om toeristen te verspreiden over de stad. Daar ben ik het mee eens.
Over Europese aanbestedingen is recent een rapport verschenen van MKB-Nederland. Binnenkort komt dat rapport aan de orde in het overleg gemeente-bedrijfsleven.
GroenLinks stelt de junicirculaire aan de orde. Het College stelt de Voorjaarsnota op aan de hand van informatie die op dat moment bekend en keihard is. En dat proberen we naar beste kunnen te doen. Maar in de junicirculaire van het kabinet stond al dat er nog tegenvallers aan zaten te komen. Het ging hier niet om harde cijfers, maar wel om een duidelijke waarschuwing. De “winstwaarschuwing” van Remkes. Daar probeerden we mee te werken, en dat hebben we zo goed mogelijk ingeschat. Uiteindelijk viel het, gelukkig, in dit geval mee.
(De heer VAN DER MEER : Ik ga ook nog één keer proberen van de wethouder duidelijkheid te krijgen. In de junicirculaire werd een korting van 10 miljoen euro aangekondigd. Dat was een op dat moment vaststaand cijfer. Vervolgens is er alleen maar een waarschuwing gegeven dat het meer kán worden in de septembercirculaire, maar daar is nooit een bedrag bij genoemd. Op basis van die geluiden hebt u zelf een extra bedrag van 10 miljoen euro in de ombuigingen meegenomen; noem het een gok. Tussentijds hebt u daar 5 miljoen euro afgehaald omdat u toen al wist dat het geen 10 miljoen zou worden. Als u uit gaat van harde cijfers, zoals u zegt en wat ook logisch is, had u als basis de oorspronkelijke aangekondigde 10 miljoen euro moeten nemen. Als het Rijk had aangegeven dat er in september zeker nog 10 miljoen euro bij zou komen, dan had u een punt gehad, maar dat is niet wat het Rijk heeft aangegeven. De waarschuwing die is afgegeven, had ook kunnen gaan over 500.000 euro of 100.000 euro of 30 miljoen, in plaats van over 10 miljoen of 5 miljoen euro. U hebt maar een bedrag genomen. U baseert deze begroting vervolgens alleen maar op het woord “waarschuwing” en niet op een vaststaand bedrag.)
Uiteraard proberen we zo goed mogelijk ons oor te luisteren te leggen in Den Haag. Het is niet zo dat, als er ergens een winstwaarschuwing gegeven wordt, dat het College daar dan automatisch zelf een bedrag bij invult. We hebben zo goed mogelijk zaken tegen elkaar afgewogen, en dachten dat we met dit bedrag juist zouden zitten. Op het moment dat we doorkregen dat we te hoog zaten, is het bedrag aangepast. Ik mag toch aannemen dat u het daarmee eens bent? En nog steeds zijn er enkele onzekerheden, dat heb ik u in oktober ook al in een brief gemeld.
(De heer VAN DER MEER : Het gaat mij er niet om uw redenatie in twijfel te trekken. Uw redenatie is net zo zinnig als de mijne. Ik wil alleen maar duidelijk maken dat er voor beide redenaties iets te zeggen valt. In de commissie hebt u dat namelijk min of meer ontkend. Je kunt op beide manieren kijken naar deze begroting, zonder de systematiek aan te passen. Klopt dat? Een antwoord op die vraag wil ik graag van de wethouder horen.)
Ja, dat klopt. Nou, ik kan natuurlijk niet ontkennen dat je het langs twee wegen kan doen. Maar uw methode lijkt mij een onwenselijke methode. Volgens mij is de methode die ik voorsta ook de gebruikelijke hier in dit huis. Als er een waarschuwing komt dat er nog een tegenvaller aan zit te komen, probeert het College er achter te komen hoe hoog die tegenvaller vermoedelijk ongeveer zal uitvallen, om dat bedrag daarna alvast mee te nemen. Als ik alleen maar met harde cijfers zou werken, terwijl ik al een waarschuwing heb gehad dat er nog meer aan zit te komen, dan is er later weer een tegenvaller te verwerken. En op zo’n moment gaat de Raad terecht vragen waarom daar niets voor gereserveerd is.
(De heer VAN DER MEER : Het antwoord op mijn vraag is dus “ja”?)
Ja, het kan, maar het is niet wenselijk, en het is ook niet gebruikelijk.
(De heer VAN POELGEEST : U weet dat uw voorganger, de heer Harry Groen, hier anders over dacht?)
Mijn directe voorganger dacht er in ieder geval niet anders over.
Ik ben het helemaal met de SP eens dat de term product een rotwoord is. Het woord is in de begroting terechtgekomen omdat dat woord in de Wet dualisme ook wordt gebruikt. Daar heeft men het over de productbegroting. Maar natuurlijk gaat het om mensen, om Amsterdammers.
(De heer DE GRAAF : U zei al iets over de kosten van het gemeentelijk apparaat bij de beantwoording van vragen van de heer Van Straaten, maar dat was niet heel duidelijk. Ik wil daar nog even op terugkomen. Kan, naast het terugdringen van de kosten voor het apparaat, ook het aantal ambtenaren nog omlaag volgens de wethouder? In de commissie was u daar duidelijk over. Daar zei u bijvoorbeeld dat de bestuursdienst met minder ambtenaren toe zou kunnen.)
Alles kan, maar het gaat om het maken van keuzes. De taakstelling die de Gemeenteraad het College heeft opgelegd, was in euro’s. Laat de wethouder personeel en organisatie er anders nog iets over zeggen.
(Burgemeester COHEN : Misschien is het goed als ik u binnenkort nog eens een staatje stuur, waarin ik u laat zien wat er bezuinigd is aan formatieplaatsen binnen het relevante deel. Ik zal u dat vóór december toesturen.)
 
De VOORZITTER : Ik constateer dat dit het einde van de bijdrage van wethouder Huffnagel is. Het woord is aan wethouder mevrouw Maij.
 
 
Wethouder MAIJ : De heer Reuten citeerde het interview niet correct. Jammer, leuk grapje. Een ander punt dat de heer Reuten aankaartte, was de verlaging van het watertarief. Ik moet u melden dat ik vanochtend van het waterleidingbedrijf heb begrepen dat er goed en slecht nieuws is. Het goede nieuws is dat er minder water wordt gebruikt in Amsterdam, onder andere door de komst van meer meters. Dat betekent tegelijkertijd dat het slechte nieuws is dat er daardoor ook minder inkomsten zijn. Er wordt op dit moment uitgerekend of het überhaupt wel mogelijk is om het tarief met 2 cent te verlagen, een verlaging die in de begroting is opgenomen. Ik hoop dat ik volgende week de uitkomst met argumentatie in de commissie kan neerleggen, zodat u er gebruik van kunt maken tijdens de behandeling in de Raad in december.
Verder had de heer Reuten het over een honden-Hilton. Ik heb me steeds afgevraagd waar die term toch vandaan komt, maar nu weet ik dat die van u komt. Het gaat hier niet om een Hilton-hotel voor honden, maar om een dierenasiel waarbij de gemeente niet meer en niet minder financiert dan wat de wet voorschrijft dat de gemeente moet financieren. Geen flauwekul hier dus, maar financiering van een wettelijke taak van de gemeente. Dat lijkt me niet meer dan redelijk.
(De heer REUTEN : Kunt u mij dan nog eens, voor eens en voor altijd uitleggen waarom het College in de Voorjaarsnota heeft aangegeven dat voor de financiering van die wettelijke taak op dit gebied 2 miljoen euro voldoende is, terwijl er nu ineens 2 miljoen euro bij blijkt te moeten. U hebt het zelf bovendien gehad over een mooi en groot dierenasiel. Ik zou eerder spreken over sober en doelmatig.)
Het dierenasiel is sober en doelmatig, eerder dan mooi en groot. De gemeente betaalt dat deel waar de wetgever haar toe verplicht. Dat is altijd 4 miljoen euro geweest, maar omdat er bij de behandeling van de Voorjaarsnota nog geen zicht was op extra geld, is het destijds alvast op 2 miljoen gezet. Immers, de bouw zou niet in één jaar zijn afgerond. Nu is er toch 4 miljoen beschikbaar, waardoor we het in één keer hartstikke goed kunnen regelen.
(De heer REUTEN : Zegt u nu dat die 4 miljoen euro de enige gemeentelijke bijdrage is aan het dierenasiel?)
Ja, voor de bouw van het asiel, ja. Het gaat dan om dat deel wat de gemeente volgens de wetgever hoort te verzorgen.
(De heer REUTEN : En de, uit mijn hoofd gezegd 3,6 miljoen euro uit de grondexploitatie van het Polderweggebied, hoe zit het daarmee?)
Dat is het bedrag dat het dierenasiel zelf uittrekt voor de nieuwbouw. Dat is eigen geld van het asiel. Het asiel betaalt zelf ook zo ongeveer dat bedrag. De 3,6 miljoen euro is geld dat het asiel toch al zou krijgen. Bovendien heeft men sponsorgeld geworven. Een en ander loopt volgens schema. Ik kan het niet mooier maken mijnheer Reuten, maar dat is het verhaal.
De SP had een vraag over de jaarlijkse winstafdracht van het Gemeentevervoersbedrijf (GVB). Daar zijn erg goede afspraken over gemaakt in de Gemeenteraad. Zodra de reserve vol is, gaat de rest van de winst naar de algemene middelen. Dat is precies de afspraak waar het College zich aan houdt, en dat is ook wat de Raad, inclusief de SP, het College heeft opgedragen.
Dat was het, mevrouw de Voorzitter.
 
De VOORZITTER : Het woord is aan wethouder Aboutaleb.
 
Wethouder ABOUTALEB : Dank. De heer Reuten vraagt of het College invulling geeft aan de gevraagde 200.000 euro voor vrouwen- en homo-organisaties. Ik geef toe dat dat wat ongelukkig in de begroting staat, maar het streven is inderdaad om daar 200.000 euro als stelpost voor op te nemen. Ik ben in gesprek met de vrouwen- en homo-organisaties. Dat gesprek gaat over die 200.000 euro. Daartegenover staat het schrappen van structurele subsidies, maar die discussie is al eerder gevoerd.
De heer Van Poelgeest heeft een vraag gesteld over armoedebeleid. Het College heeft de motie van de heer Jamari, die gesteund werd door een meerderheid in de Raad, gewikt en gewogen. We hebben met bloedend hart moeten vaststellen dat we niet over structurele middelen beschikken om de uitspraak van de Raad in die zin uit te voeren. Het College heeft besloten om de hoogte van het gevraagde bedrag wel aan te houden, en er invulling aan te geven binnen de beschikbare incidentele middelen voor 2005. Het spreekt voor zich dat het College goed begrepen heeft wat de Raad wil. Ook voor de begroting 2006 zal het College opnieuw de afweging maken hoe op dit punt om te gaan met de wens van de Raad.
(De heer VAN POELGEEST : U zou het toejuichen als de Raad de middelen hier direct structureel zou maken?)
Niet ik, maar de Raad beschikt over budgettaire bevoegdheden. Als u zo besluit, zullen we daar eens naar kijken. Het College heeft gewikt en gewogen, en vastgesteld dat er binnen de budgettaire ruimte structureel geen ruimte is om de motie uit te voeren. U gaat erover de budgettaire ruimte aan te passen.
(De heer VAN POELGEEST : Als de Raad het dit jaar wel structureel weet te regelen, hebt u dus volgend jaar een probleem minder. Begrijp ik dat goed?)
Voor 2006 en verder is dat juist ja. Voor volgend jaar is het al geregeld.
De heer Van Poelgeest heeft ook nog wat opmerkingen over gesubsidieerde arbeid. Is het mogelijk om 5 miljoen euro extra uit te trekken op grond van de junicirculaire? Ik zou niet de discussie over willen doen over de vraag welke circulaire er moet worden aangehouden. Ik verwijs naar de discussie van zojuist met de wethouder Financiën.
Over de motie van de heer Weenink over bijstand in natura heeft het College een brief geschreven, maar die hebt u waarschijnlijk nog niet ontvangen, want die maakt onderdeel uit van de stukken van 18 november. In de commissie zal worden gesproken over uw motie en mijn brief. Wat mij betreft is een en ander binnen de kaders mogelijk.
Volgens de SP zou het College zich blindstaren op de Cito-toets. Die toets zou uitgangspunt zijn voor van alles en nog wat. Daarover is in de commissie al gesproken, en ik vrees dat we die discussie nu aan het overdoen zijn. Maar dat geeft niets, want herhaling kan af en toe geen kwaad, want ik heb geleerd dat daardoor ook de boodschap beter blijft hangen. Ik herhaal: de Cito-toets is slechts een middel. Er zijn ook nog heel veel andere middelen om tot een goede indicatie te komen voor het niveau van een kind als de stap naar het middelbaar onderwijs gezet moet gaan worden. In alle gevallen blijft het advies van het schoolhoofd doorslaggevend. U suggereert dat met de Cito-toets wordt gesjoemeld. Ik heb dat al eens eerder gehoord van de SP, en toch is het niet zo. Waarom niet? Omdat de manier waarop de Cito-toets afgenomen wordt, volledig transparant is. U kunt lezen wat er gemeten wordt, wat er niet gemeten wordt, waarom dat wel of niet gebeurt. Alles staat klip en klaar in de voetnoten geformuleerd. Het proces is volledig transparant. Er is een vergelijk mogelijk met de manier waarop de werkloosheid in Nederland wordt gemeten. Dat gebeurt op vijf of zes manieren. De ene manier wordt algemeen geaccepteerd, de andere manier wordt minder algemeen geaccepteerd. Maar ook daarbij kunt u precies nagaan welke methode gehanteerd wordt en waarom er wat gemeten wordt. Als er één cijfer als algemeen geaccepteerde waarheid gepresenteerd zou worden, dan zou er veel eerder sprake kunnen zijn van gesjoemel. U zou dan informatie onthouden worden over wat er niet gemeten wordt. Op de manier waarop de Cito-toets op dit moment gebruikt wordt, is er sprake van volledige transparantie. Appels zijn niet met peren te vergelijken. Er is geen sprake van gesjoemel, en ik zou het plezierig vinden als u dat woord in dit verband ook niet meer in de mond neemt.
(Mevr. ALBERTS : Met alle respect wethouder, maar u gaat niet in op de voorbeelden die wij gegeven hebben. Ik heb overigens niet gesproken over gesjoemel, maar over gerotzooi. Maar dat zit in elkaars verlengde. Ik noemde het voorbeeld van een klas die volledig moest doubleren. Dat is voorgekomen. Dat lijkt me toch beïnvloeden van de cijfers, want kinderen doen dan een jaar nog eens over, met het gevolg, lijkt mij, dat ze uiteindelijk veel betere resultaten halen en bij de Cito-toets hoger scoren. Gaat u eens in op die voorbeelden.)
Dat is precies mijn kritiek op uw veronderstelling. U hebt het over “het lijkt mij”. We hebben het hier over een subjectief oordeel van u.
(Mevr. ALBERTS : Dus het is volgens u subjectief om te constateren dat een kind dat een jaar over doet, gemiddeld hogere cijfers zal halen? Het lijkt mij toch duidelijk dat de resultaten het tweede jaar beter zullen zijn. Daar mogen we toch met z’n allen wel vanuit gaan? Dat lijkt mij toch duidelijk, wat is dat nou?)
Nee, u kunt er ook vanuit gaan dat een kind een klas overdoet omdat hij nog niet rijp is om over te gaan naar een volgende klas. Dat kan ook een conclusie zijn, en ik hecht eerlijk gezegd meer waarde aan deze conclusie dan aan uw impliciete veronderstelling dat een school bewust een kind laat doubleren opdat de cijfers van de Cito-toets beter uit de verf zouden kunnen komen. Ik zou dat de hardwerkende leerkrachten niet in de schoenen willen schuiven.
(Mevr. ALBERTS : Nog een keer, wethouder. Vindt u het niet erg opvallend als alle leerlingen uit één klas tegelijkertijd moeten doubleren? Wij kennen een geval waar heel groep 7 moest doubleren. Je kunt ook groep 8 laten doubleren, maar dan heeft dat wel gevolgen voor de uitkomsten van de Cito-toets.)
Ik beschik niet over die gegevens en ik heb geen enkele indicatie die deze richting uitgaat. Als mevrouw Alberts hier waarde aan hecht, ben ik bereid de discussie in de commissie nog eens over te doen. Het lijkt me niet verstandig om dat hier vanavond te doen. Maar ik wil nogmaals benadrukken dat ik geen enkel bewijs heb voor de veronderstelling die u hier vanavond doet.
(Mevr. ALBERTS : Legt u nu de vraag bij ons neer, of wij de gegevens kunnen overleggen?)
U kunt niet bewijzen dat kinderen moeten doubleren om de Cito-score te verbeteren. Daar hebt u geen bewijs voor.
(Mevr. ALBERTS : U vindt het ook niet verdacht dat zo’n school, waar dat gebeurd is, tegelijkertijd een negatief inspectierapport heeft?)
Nee, ook dan hebt u daar nog geen bewijs voor geleverd.
Mevrouw Alberts heeft ook nog een vraag over bestrijding van segregatie. Op dat gebied gebeurt wel degelijk het een en ander. Maar het gebeurt altijd wel binnen de marges die het College heeft. Ik heb meerdere malen in de commissie mogen uitleggen dat wij als gemeentebestuur nauwelijks over instrumenten beschikken om bepaald gedrag bij de onderwijsinstellingen af te dwingen. We kunnen alleen maar op basis van overleg en overreding schoolbesturen bewegen bepaald gedrag te vertonen. Het gemeentebestuur kan weinig zaken dwingend opleggen. Toch hebben we met overleg en overreding een aantal zaken kunnen regelen. Het postcodebeleid is soms omstreden, maar draagt wel bij aan spreiding. In veel wijken zijn er initiatieven van ouders. Ik wijs op Zeeburg en de Baarsjes. Die initiatieven zijn gericht op spreiding. Die initiatieven worden door mij en door de stadsdelen van harte ondersteund. Collega Duco Stadig probeert, binnen de kaders die hem ter beschikking staan, slim te slopen en te bouwen, en op die fysieke manier te zorgen voor menging. Uit onderzoek blijkt dat allochtone ouders vaak te laat zijn met het aanmelden van hun kind, waardoor ze vrijwel altijd op de wachtlijsten terechtkomen en niet de eerste keuze hebben. Daarom heeft het College een campagne opgestart, in overleg met de commissie. We weten dat tv goed werkt bij deze doelgroep, vandaar dat er nu gewerkt wordt aan een tv-campagne om kinderen snel aan te melden. Al met al doen we dus een en ander binnen de mogelijkheden die er zijn.
(Mevr. ALBERTS : Ik ga u een gewetensvraag stellen. Zou u meer invloed willen hebben?)
Ja, ik zou meer invloed willen hebben. Dat weet de minister overigens, en vandaar dat ze 20 december deze kant uit komt.
U wilt wat meer eisen gaan stellen aan scholen als ze gesticht gaan worden. Dat kan ik niet overnemen omdat de eisen voor stichting van scholen bij wet geregeld zijn. Het is niet aan het lokale gezag om daar lokale eisen bij te voegen. Dat lijkt me ook onwenselijk, want een en ander zou tot een botsing met de wet kunnen leiden.
(Mevr. ALBERTS : Dan raad ik u toch aan om nog eens even naar de notitie te kijken. U weet nog niet wat er in de notitie staat. “Dat moet je effe afwachten.” Misschien staat er toch nog iets heel interessants in.)
U hebt gelijk. Ik ben altijd bereid om naar goede argumenten te luisteren en daar met u over van gedachten te wisselen. Als u gelijk hebt, krijgt u dat van mij ook. Maar u kunt mij niet vragen dingen te doen die wettelijk niet kunnen. Een reeks maatregelen die in uw motie nr. 772 aan de orde zijn, zijn niet te passen binnen de kaders van het lokale bestuur. Vandaar dat ik de neiging heb, op grond daarvan, de Gemeenteraad die motie te ontraden.
Dat was het, mevrouw de Voorzitter.
 
De VOORZITTER : Dank. Het woord is aan wethouder Belliot.
 
Wethouder BELLIOT : De heer Reuten sprak over de loverboys. Ik heb eerder al aangegeven dat er op dit moment onderzoek wordt gedaan over dat onderwerp bij Openbare orde en veiligheid (OOV). Het College wacht de resultaten van dat onderzoek af om het beleid voor slachtoffers van loverboys scherp te krijgen. Naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek komt het College naar de Raad met voorstellen.
Dit onderwerp heeft verband met het volgende; de tienermeisjes. Ik ga met de heer Aboutaleb dat beleid evalueren naar aanleiding van de discussie in zijn commissie. Ik ben er blij mee dat er vijf plaatsen voor tienermoeders in de accommodaties bij gaan komen. Dat scheelt, want er is krapte op die markt. Ik ben er ook blij mee dat er in de nieuwe accommodatie voor vrouwenopvang rekening wordt gehouden met tienermoeders. De nieuwe accommodatie is twee weken geleden geopend. Ik mocht daar bij zijn.
Samenvattend, ik wacht ook de resultaten van het onderzoek naar tienermoeders af. Aanscherping van het beleid. Wethouder Aboutaleb en ik komen naar u toe met voorstellen.
Ik bedank de heer Van der Burg voor zijn complimenten over de verslavingszorg. We gaan iedere keer weer een kleine stap vooruit. Zeker op het gebied van overlast en zorg zijn die stappen op dit moment heel redelijk. Ik hoop dat we over anderhalf jaar een behoorlijke klap hebben kunnen maken. De overlast in de openbare ruimte moet dan aanzienlijk zijn afgenomen.
Mevrouw Van Oudenallen stelde wat korte vragen. In de omgeving van het Stedelijk Museum gaat in de komende tijd veel op de schop. De bereikbaarheid vanaf het Centraal Station is echter goed georganiseerd. Verder gaf de bewegwijzering nogal eens problemen. Ook daar wordt extra aandacht aan besteed. Ik zal nog eens gaan vragen of er inderdaad verder nog problemen zijn met de bereikbaarheid van het museum.
Dank voor het compliment van mevrouw Van Oudenallen voor mijn inzet voor cultuur. Een compliment kan een wethouder altijd gebruiken.
Mevrouw Spee-Rouppe van der Voort had het over psychiatrie en daklozen. Mentrum is op dit moment bezig met een uitgebreide studie daarover. Ik hecht erg aan de resultaten die uit dat onderzoek gaan komen en wil daarover graag met u in gesprek gaan. Vergeef mij de woorden, maar ik heb wel eens geroepen dat er weer “gekkenhuizen” moeten komen in de stad. Ik doel daarmee natuurlijk op een nette vorm van intramurale zorg voor psychiatrische patiënten. Met die mensen hebben we in Amsterdam nogal wat problemen. U hebt deze zomer in de kranten kunnen lezen dat er nogal wat slachtoffers vallen onder deze categorie psychiatrische patiënten.
Dat brengt ons ook op de financiering en de Algemene Wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) en de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning. Daarover hebben we afgelopen dinsdag de basisnotitie in het College vastgesteld. We zullen een en ander zo snel mogelijk in de commissie brengen. Er zal hierover in de Raad een flink debat over gevoerd moeten gaan worden, want een en ander gaat een enorme aardverschuiving geven. De gemeente gaat op het gebied van de gezondheidszorg nogal wat taken krijgen. Ik hoop dat de gemeente ook de bevoegdheden gaat krijgen die daarbij horen.
Dat was het Voorzitter.
 
De VOORZITTER: Dank u. Het woord is aan wethouder Stadig.
 
Wethouder STADIG : Dank u. De heer Reuten had, naar aanleiding van een ingekomen adres, vragen over de huisvesting van de ombudsman. Ik kan u geruststellen, het College heeft deze kwestie onder controle. Er zal daar een goede oplossing voor komen. Maar ik wil deze kwestie wel gebruiken als aanleiding om u wat in te voeren in de problemen die er zijn rond de huisvesting. U weet dat er een ombuigingsoperatie is, er zijn daarnaast businesscases. Een van die businesscases is de businesscase Huisvesting, en die trek ik. Er zit een enorm aantal ambtenaren in een enorm aantal gebouwen. Kleine gebouwen, grote gebouwen, dure gebouwen en goedkope gebouwen. De een zit veel ruimer dan de ander. Als je door je oogharen daar naar kijkt, kom je tot de conclusie “dat dat toch wel wat simpeler moet kunnen”. Dat is de operatie waar ik mee bezig ben. In pogingen dat van de grond te krijgen, word ik voortdurend geconfronteerd met mensen die zeggen dat het niet kan wat ik verzin. De een wil alleen maar in een gebouw met een portier, de ander wil alleen maar een eigen gebouw, en geen pand delen. Weer een ander is het niet eens met de concernbrede normen voor het aantal vierkante meters per medewerker. “Die normen gelden voor mij niet, want ik ben een bijzondere organisatie. Ik val niet onder u, ik val onder de Gemeenteraad.” Al met al zijn er dus nogal wat uitzonderingen die je kunt verzinnen op een simpel principe. Ik houd vol. Blijft u hierin vooral achter mij staan, want anders wordt het helemaal niks. De weg naar de Gemeenteraad als je je gelijk niet krijgt, ligt voor de hand en is breed geplaveid…
De heer De Graaf wijst op het belang van de middeninkomens. Ja mijnheer De Graaf, die middeninkomens houden wij in Amsterdam vast. Ik heb u pas geleden cijfers gegeven waaruit blijkt dat in de afgelopen twintig jaar het aandeel van de middengroepen in het totaal van de bevolking van Amsterdam vrij constant is gebleven op zo’n 40%. Aan de onderkant is er ingeleverd; er zijn minder arme mensen in Amsterdam dan twintig jaar geleden, gelukkig. Aan de bovenkant zijn er evenzoveel rijke mensen bijgekomen, en daar is ook helemaal niets tegen. De middeninkomens zijn dus vrij constant, wat uiteraard niet betekent dat het alsmaar dezelfde mensen blijven. Er zijn mensen met een gemiddeld inkomen die naar de groep daarboven doorstromen, en er zijn mensen met een gemiddeld inkomen die naar Almere vertrekken omdat ze het daar leuker vinden. Al die dingen die gebeuren. Maar gelukkig maakt iedere generatie weer nieuwe mensen met een gemiddeld inkomen aan. Dat zijn al die creatieve kenniswerkers die afstuderen van onze universiteiten en andere instellingen. Dus dat gaat heel goed, en we hebben het geheel onder controle.
Dat geldt iets minder voor het ISV. Was het niet beter geweest om 10 miljoen voor het ISV uit te trekken? Ik had dat wel gewild, en ik had ook wel geweten wat ik er mee zou gaan doen. Daar niet van. Maar het totaal van alles wat we zouden willen in het College was groter dan het totaal van alles wat er te verdelen was, dus dan ga je prioriteiten stellen, en dan probeer je in te schatten waar de grootste noden zitten. En je probeert in te schatten hoe zaken politiek in uw Raad liggen. Daar zijn moties bij de behandeling van de Voorjaarsnota natuurlijk een belangrijk signaal voor. Al met al hebben we geprobeerd een eerlijke en integere integrale afweging te maken. Als u vindt dat die afweging niet goed is, dan moet u dat door middel van een motie corrigeren.
Hetzelfde verhaal geldt een beetje over Van koop naar huur. Deze wethouder van het bouwen en het wonen zou best meer geld willen hebben voor dat omzetten van koop naar huur. Daar niet van. Maar ook daarvoor geldt dat we te weinig geld hadden voor alles wat we wilden.
De heer Bakker wil tweeduizend studenten huisvesten in tijdelijke woningen. Mijnheer Bakker, zoveel zijn het er nog niet, maar volgend jaar gaan we dat aantal wel halen. Maar u praat erover alsof het de verdienste van Leefbaar Amsterdam is dat we dat gaan halen. Dat moet u even uitleggen, want ik dacht dat ik dat gedaan had eerlijk gezegd.
(De heer H.H.G. BAKKER : Het maakt mij eerlijk gezegd niet uit wie de eer toekomt, als die woningen maar gerealiseerd worden.)
Wij zijn vrienden, wij zijn vrienden. Die kantoren liggen moeilijker. Inderdaad, er is een rapportje aangeboden aan minister Dekker. Ik heb, net als u, heel erg goed opgelet wat daar allemaal over gezegd werd die dag door verschillende mensen. De schrijvers van het rapport beweerden dat het verbouwen van kantoren kan, “maar er moet wel geld bij, want het is een beetje duur”. Vervolgens sprak mevrouw Dekker van “een prachtidee” maar gaf ze direct daarna aan er geen geld voor te hebben. En vervolgens zei de Nederlandse Organisatie van Projectontwikkelaars (NEPRON) dat het dan niets zou worden, omdat het de projectontwikkelaars dan veel te duur wordt. Daarmee was het hele idee volgens mij in één dag afgehandeld. Ik heb mij er maar niet in gemengd.
(De heer H.H.G. BAKKER : Natuurlijk kunnen we vrij makkelijk zeggen dat het niet kan. Maar als kantoorpanden lange tijd leeg staan, worden ze hier in Amsterdam gekraakt. Meestal is de gemeente dan weer erg veel geld kwijt om die panden weer vrij te maken voor de eigenaars. Misschien is het dan toch slimmer om dat geld maar direct te besteden aan het bewoonbaar maken van de panden. Zo snijdt het mes aan twee kanten.)
Nee hoor. De Burgemeester ontruimt panden alleen maar als er aansluitend gebruik is. Als iemand een leegstaand kantoorpand heeft, en hij wil de krakers er alleen maar uithebben omdat dat niet netjes staat, ontruimt de Burgemeester niet. Zo zit dat.
(De heer H.H.G. BAKKER : U begrijpt niet wat ik bedoel. Aan het kraken van panden zijn ook voor de gemeente allerlei kosten verbonden, zoals bijvoorbeeld de inzet van politie. Dat geld kan beter direct geïnvesteerd worden in het bewoonbaar maken van die panden voor studenten. U weet net zo goed als ik dat de kantoorpanden die leeg staan, niet voldoen aan de eisen van de tijd. Of ze staan leeg omdat ze slecht bereikbaar zijn. Het lijkt me dat u daarvoor een plan moet maken. Als u dat niet doet, krijgt u dat plan van ons. Het is toch ook in uw belang om de productie van woningen vlot te trekken? U hebt problemen genoeg, bijvoorbeeld met IJburg. U zou dit soort initiatieven met beide handen aan moeten grijpen.)
We hebben deze discussie al vaker gevoerd. Mijn plan in deze zaak is dus vooral, om niets te doen. Soms wordt er dan een pand gekraakt, maar meestal gaat er een kraakwacht in. En dan zie je van die visnetten verschijnen, en tl-buizen met crêpepapier. Het voldoet dan niet aan de eisen van Bouw- en woningtoezicht, enzovoort enzovoort, maar er wordt wel prettig gewoond en de gebouwen worden gebruikt. Als wij ons er niet mee bemoeien, gaat het allemaal best. Zodra wij er ons mee gaan bemoeien, komen er inspecteurs, en die stellen eisen, en dan wordt het allemaal onbetaalbaar. Dus laten we dat allemaal maar een beetje laten lopen, dan zijn er een heleboel mensen heel gelukkig onder dak.
De heer Haffmans heeft een motie Huurontploffing (nr. 793). Ik loop een aantal punten langs.
“Een bijzonder negatief effect op de woningmarkt.” Ik begrijp dat er door dit beleid inderdaad niet onaanzienlijk minder betaalbare woningen op de markt zullen gaan verschijnen. Dat is een groot probleem in de periode die voor ons ligt, waarin we veel behoefte hebben aan woningen om stadsvernieuwingsurgenten te kunnen huisvesten. Dus ja, dat effect zit er in. Het is verder ook waar dat het hele bouwwerk van afspraken dat we met corporaties gemaakt hebben over slopen, herstructureren, splitsen, aantallen, opnieuw tegen het licht gehouden zal moeten worden. Er is een overmaat aan goedkope woningen, en die overmaat wilde de gemeente gaan afbouwen. Als die overmaat langs een andere weg wordt afgebouwd, hoeft dat inderdaad langs de ene weg niet meer.
Overweging vier dringt erop aan de liberalisatiegrens omhoog te brengen. Dat lijkt me verstandig omdat er dan minder heftig wordt geliberaliseerd. Ik zou erbij willen zeggen om bij die liberalisering het puntenstelsel als grondslag te nemen, en niet de Waardering onroerende zaken (WOZ). Dat is een aanvulling van mijn kant.
Als de Raad deze motie aanneemt, zal het College die uiteraard ter kennis brengen van de belanghebbenden. Het College ziet geen reden om u deze motie te ontraden.
Daarmee ben ik door mijn blokje heen.
 
De VOORZITTER: Dank u. Het woord is aan wethouder Van der Horst.
 
Wethouder VAN DER HORST : Voorzitter, u mag zelf uitmaken of u het fijn of niet fijn vindt dat er niet veel opmerkingen over mijn portefeuille zijn gemaakt. Voor zover er wel opmerkingen zijn gemaakt, zullen die morgen tijdens de raadsvergadering uitgebreid aan de orde komen als het gaat over parkeren en het Regionaal verkeers- en vervoersplan.
(De heer H. BAKKER : Mijnheer Van der Horst, wilt u dan die mop van die taxichauffeurs nog eens vertellen, want die vond ik zo leuk.)
 (De VOORZITTER : Ik geloof niet dat de wethouder nu een mop gaat vertellen.)
 
De VOORZITTER : Ik wil de vergadering schorsen tot 21.50 uur. Ik zal voor u inventariseren hoeveel spreektijd er nog is en welke agendapunten er nog behandeld kunnen gaan worden.
 
De VOORZITTER schorst de vergadering.
 
 
 
De VOORZITTER heropent de vergadering.
 
De VOORZITTER : Mijnheer Haffmans wil zijn motie (nr. 793) in stemming brengen naar aanleiding van de Algemene Beschouwingen zoals die zojuist in eerste termijn zijn gehouden. Ik stel u voor de behandeling van de begroting tot één termijn te beperken, en nu de moties in stemming te brengen.
Ik stel voor, als afsluiting van de behandeling van de begroting eerste termijn de motie-Haffmans c.s. (nr. 793) in stemming te brengen.
 
Aan de orde is de stemming over motie nr. 793.
 
Mevr. BRUINES (stemverklaring): De motie gaat uit van een brief die net uit is en verder nog niet of nauwelijks besproken is in de Kamer of in deze Raad. De fractie van D66 maakt zich zorgen over de ontwikkeling en zal daarom de motie steunen vanwege de signaalwerking. De fractie heeft de motie niet ondertekend omdat er een aantal concrete zaken, verzoeken en voorstellen in staan waar we de consequenties op dit moment niet van kunnen overzien.
 
De motie-Haffmans c.s. (nr. 793) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 
De VOORZITTER constateert dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden van de fractie van de VVD zich tegen de motie hebben verklaard.
.......................................................
....................................................................................
.......................................................................
..........................................................................

 
De VOORZITTER schorst de vergadering om 22.55 uur tot donderdagmiddag 25 november 2004, 13.00 uur.