Gemeenteblad afd. 2



Middagzitting op donderdag 8 juli 2004
 
 Afwezig: geen der raadsleden.
 
  Afwezig: geen der wethouders.
 

  Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede de raadsleden Bruines en Bijlsma, plaatsvervangend voorzitter.
 

 Raadsgriffier: mevr. mr. M. Pe.
 
 De VOORZITTER heropent om 13.00 uur de de vorige avond geschorste vergadering en stelt aan de orde de behandeling van:
...........................................................................
..............................................................................................
...................................................................................
.............................................................................

Aan de orde zijn thans opnieuw:
 
 7
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 25 mei 2004 inzake de Voorjaarsnota 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 388).
  Hierbij worden betrokken:
–   de notitie van het raadslid de heer Van der Meer van 10 mei 2004, getiteld: Een alternatieve keuze voor de toekomst van Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 293);
–   de uitkomst van de financiële prognoses tot 2012 van het project Noord-Zuidlijn (zie Gemeenteblad 2004, afd. 1, nr. 282).
 
 8
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 17 juni 2004 inzake de Midterm Review (Gemeenteblad afd. 1, nr. 389).
 
  De heer REUTEN: Zoals u gisteravond even memoreerde, is het wat lastig om op basis van de inbreng van het College, nu een inhoudelijke discussie over de voorstellen die de Raad heeft ingediend te voeren, want die discussie is vrijwel onmogelijk. Wij herhalen nog maar eens dat wij voor Amsterdam willen blijven investeren. Ondanks het feit – dat realiseren we ons goed en hebben we ook gezegd gisteren – dat er weinig geld is. We willen investeren in het aanpakken van de wijken, het opknappen en de voortgang van de stedelijke vernieuwing en in jeugd en onderwijs. Het is de drijfveer geweest waarom wij een aantal voorstellen hebben ingediend, die soms concrete bestedingsrichtingen bevatten, maar ook waarom wij nu zeggen: College, vervul deze bestedingsrichting in de richting zoals wij die nu voorstellen bij uw begrotingsvoorbereiding. Ik zal het verder kort houden.
  Wij hebben ook – de wethouder is alleen op de motie van de subsidies ingegaan – voorgesteld om een aantal dingen niet te doen. Dat zou het College in ieder geval moeten aanspreken, zeker gezien het feit dat we daarover een aardige argumentatie hebben. Als het zo erg is als de wethouder Financiën deed voorkomen, denken wij – los van het feit dat de Raad haar werk doet en het College die bestedingsrichtingen kan aangeven, – dat zij mogelijk met voorstellen bij de begroting komt van bijvoorbeeld vacaturestops. Als het echt zo erg is als u nu zegt, dan wachten we die voorstellen niet met vreugde, maar wel met interesse af. Daarbij wil ik het even laten, omdat – nogmaals – het moeilijk is om te discussiëren bij eenrichtingsverkeer.
 
  De heer VAN DER BURG: Graag weer in tweeën als het mag, mijnheer de Voorzitter. Ik zal in eerste instantie ingaan op twee punten. Het eerste is de 12 miljoen-motie, waarover wij hebben gesproken in de Commissie, die wij zouden willen uittrekken voor het opknappen van de openbare ruimte in relatie tot de Noord-Zuidlijn. Daarop kwam gisteren wat kritiek van onze vrienden van GroenLinks, dus ik zal aangeven waarom wij die motie uiteindelijk niet in de Raad hebben ingediend. Daarvoor heb ik een aantal argumenten. Ten eerste, de commissieleden hebben de VVD in de Commissie ervan overtuigd dat wat de VVD nogmaals wilde vragen via deze motie, niets anders was dan een goede uitvoering van de motie-Bijlsma van oktober 2002.
  Ten tweede heeft men ons ook ervan weten te overtuigen, dat de uitgave niet kan worden gedaan in 2005. Als je dan kijkt naar de financiële terughoudendheid die we moeten betrachten, is het een belangrijk argument voor ons om te zeggen dat we die motie nu niet indienen. Wij vinden het echter uitermate belangrijk dat er wel veel gebeurt op het gebied van openbare ruimte. Ook als je kijkt naar de Burgermonitor en naar andere onderzoeken, dan blijkt het beheer van openbare ruimte belangrijk te zijn.   We zijn blij met de motie van GroenLinks op dit punt. Wij hopen ook steun te krijgen voor onze motie van 4,8 miljoen euro, daar die nog verder gaat dan de 1,88 miljoen euro van GroenLinks. Wij vinden het uitermate belangrijk dat er veel geld wordt uitgetrokken om de openbare ruimte in deze stad nog verder te verbeteren.
  Een ander punt is het ‘Schoon door de poort’-verhaal. Die reikt terug op motie nr. 455 van de PvdA, die voorstelt om 3,15 miljoen euro die nu in het collegevoorstel zit, vooralsnog te reserveren voor de Beurs van Berlage. Dat vinden wij op zich een wat rare stellingname. Er is nu sprake van een Voorjaarsnota, dus wat we doen, is alleen richting geven aan het College waar naartoe we willen gaan. Maar het College zal in ieder geval, voordat de begroting is vastgesteld, niet tot uitgaven komen. Wij vinden het wel uitermate belangrijk dat de ‘Schoon door de poort’-discussie – volgens mij zijn wij het daarin eens met de PvdA, als ik de motie goed lees – voor eens en altijd goed wordt gevoerd en afgesloten, en daarmee schoon schip wordt gemaakt. De 3,15 miljoen euro waarvoor hier een voorstel ligt, is een punt waarop wij als Gemeenteraad een besluit hebben genomen en de gevolgen van dit besluit worden door de rechtsopvolgers, namelijk het stadsdeel Amsterdam-Centrum, neergelegd. Dat zou zo niet moeten zijn. Verder constateren wij – één van de belangrijkste redenen van de VVD overigens om tegen een stadsdeel Centrum te zijn – dat er zoveel grootstedelijke zaken spelen die niet vergelijkbaar zijn met andere stadsdelen, dat we hier voor eens en voor altijd duidelijkheid over moeten krijgen en de zaken ook afronden. Anders houd je die discussie. Die twee moties, zowel de twaalf miljoen als deze, raken elkaar. Ik vind het belangrijk om dat nog eens te benadrukken en het College ook opdracht te geven daarmee aan de gang te gaan, zodat we bij de begroting voor 2005 duidelijkheid hebben.
 
 De heer VAN STRAATEN: Het is uiteraard de rol van de wethouder Financiën om kritisch te zijn ten aanzien van extra uitgaven. Vanuit die optiek heeft de VVD veel waardering voor het standpunt van de wethouder, zoals hij die in zijn eerste termijn onder woorden bracht. Deze wethouder is daarin een waardige opvolger van zijn voorganger, en trouw aan één van zijn en mijn politieke leidsmannen in Den Haag. De VVD-fractie heeft in de eerste termijn ook betoogd dat terughoudendheid is geboden, vanwege een aantal onzekerheden en tegenvallers. Het is dan ook om die reden dat wij een deel van de beschikbare ruimte, zoals die blijkt uit de Voorjaarsnota, oningevuld willen laten. Ik gaf dit al eerder aan. Wat betreft de terughoudendheid die de wethouder heeft gevraagd in zijn betoog, vindt de wethouder ons aan zijn zijde. Bij de inbreng van de wethouder heb ik enkele opmerkingen. Allereerst de lage ontvangst vanuit het Gemeentefonds. De wethouder geeft voor het jaar 2005 aan, dat het om 23 miljoen euro gaat. Voor 60% leidt dit tot minder bestedingsruimte voor de Centrale Stad. Ik denk dat we dat bedrag dan ook als uitgangspunt moeten nemen voor dit soort discussies. Het resterende deel resulteert immers in een lagere storting in het Stadsdeelfonds. Daarover gaan wij niet. Het is overeenkomstig het samen de trap op samen af principe. Ten tweede het BTW Compensatiefonds. Dat noemt de wethouder een groot gevaar voor de financiële positie van de gemeente. Tijdens de laatste commissievergadering was de conclusie, dat niet goed valt aan te geven of hierop per saldo wordt verdiend of verloren. Daarvoor zijn de cijfers te ongewis. Dat we hier een risico lopen is uiteraard juist, maar het is een risico en per definitie geen tegenvaller.
  De wethouder noemde in zijn betoog de investeringsstop. Het lijkt mij dat de conclusie moet zijn dat dit juist zal leiden tot lagere uitgaven. Ik kan dat niet goed plaatsen in het betoog van de wethouder. Uiteraard kunnen bij een investeringsstop – afhankelijk van de aard van de maatregel – ook andere effecten optreden, maar dat hoor ik dan graag alsnog van de wethouder.
  Wat betreft de grondexploitatie, bij het door hem genoemde vierde element is wel degelijk sprake van grote risico’s, zij het nog niet bekende tegenvallers. Ten slotte merk ik op dat mijn fractie een tweetal ingediende moties, niet in stemming gebracht wil zien. Het gaat om de moties nr. 456 en nr. 459, respectievelijk handelend over de ondertitelingmachine van SALTO (Stichting Amsterdamse Lokale Televisie en Radio Omroep) en over het grondprijzenbeleid met name daar waar het gaat om huisvesting voor studenten.
  Bij de ondertitelingmachine merkt mijn fractie op, dat hieraan bij de organisaties die wij hebben gesproken, wel degelijk veel behoefte is. Wij vragen het College dan ook aandacht hiervoor.
 (Mevr. VAN OUDENALLEN: Waarom trekt u hem in, als u weet dat behoefte hieraan is?)
  Omdat we de indruk kregen dat hiervoor geen raadsmeerderheid zal zijn, althans niet op dit moment. Daarom heeft het weinig zin om de motie te handhaven. Wat betreft het grondprijzenbeleid wil mijn fractie hierover op korte termijn een notitie voorbereiden. Het is een nogal technisch onderwerp en het lijkt ons niet verantwoord om daarover al een besluit te nemen. Het moet wat grondiger worden voorbereid en wij zullen daarvoor een notitie aanleveren ter behandeling in de commissie. Dank u wel.
 
 De heer VAN DER MEER: Vanwege de tijd zullen wij het kort houden en alleen op de eigen moties en op wijzigingen daarin ingaan. Ten faveure van de motie-Schaapman c.s. trekken wij de motie nr. 466, Compensatie Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid (GOA), in. Motie-Schaapman c.s. is motie nr. 447. Op een andere motie, namelijk nr. 468, komen wij met een motie nr. 469. Wij trekken het gedeelte cultuur- en sportdag, nu in. Dat houden we wel aan bij behandeling van de begroting of een latere termijn. Het Fonds Gevolgen Vreemdelingenwet (FGV) willen wij nu financieren vanuit de incidentele ruimte.
 
 De VOORZITTER deelt mee dat is ingekomen:
 
79° Motie van 8 juli 2004 van het raadslid Van der Meer inzake de Voorjaarsnota (Fonds gevolgen Vreemdelingenwet) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 469).
 
 De motie wordt terstond in behandeling genomen.
 
 Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Mijnheer Huffnagel refereerde gisteren nog even aan mijn Vier Jaargetijden en dat er sprake was van een heel strenge winter. Dit hoeft geen dodenmars te zijn, mijnheer Huffnagel. Na regen komt zonneschijn en na de winter komt ook weer het voorjaar. Maar ook wij hebben gezegd dat voorzichtigheid geboden is. Ik zal nog op één motie ingaan, waarop u een reactie heeft gegeven, namelijk die van het dierenasiel. U ontraadt die motie, omdat u twee miljoen euro voldoende acht, terwijl de totale begroting voor het asiel 8,7 miljoen euro is. U zegt zelf dat we verliezen moeten nemen als we zeker weten dat ze zich gaan voordoen. U weet net zo goed weet als ik, dat die twee miljoen euro vroeg of laat door de gemeente op tafel moet komen en dat we geen zin hebben in losse einden. Dat wilde ik nog even onder uw aandacht brengen. Wij blijven bij ons standpunt, dat die twee miljoen euro op dit moment nodig is.
 
 De heer DE GRAAF: Ik houd het ook kort. De somberheid van de wethouder is in ieder geval duidelijk geworden. Het was misschien aardig geweest, als die somberheid wat eerder duidelijk was geworden, los van een summiere opmerking bij de behandeling van de rekening en een opmerking in de Commissie. Dan hadden we misschien met elkaar, het één en ander kunnen meenemen. Nu is het jammer dat de beantwoording van de wethouder in eerste termijn, zo somber en summier was. Er is een aantal vragen gesteld richting College. Daarop is niet of nauwelijks antwoord gegeven. Ik permitteer mij, mijnheer de Voorzitter, om de gestelde vragen namens de CDA-fractie, nog even in uw midden te leggen. De eerste vraag was of de wethouder en het College willen reageren op het feit dat wij – ten aanzien van de Wibo- woningen (Wonen in beschermde omgeving) – ontdekten dat er een verschil was met wat in de rekening stond. In ieder geval zou daarop misschien nog een antwoord kunnen komen van wethouder Stadig. Tweede punt is de vraag over de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Wij zouden graag een reactie willen van het College op onze vraag, om met een notitie te komen voor de Raad vóór de begrotingsbehandeling, zodat wij als Raad inzicht hebben in de gevolgen zowel sociaal als financieel, voordat wij met de Begroting 2005 komen. Ik zou graag een toezegging van het College willen hebben. Het derde punt was een toezegging over de Seniorenraad, dat het College die ook zou willen inzetten en dat deze wordt omgebouwd tot een nieuwe, complete zorgadviesraad. Inhoudelijk verwijs ik naar mijn inbreng van gisteren.
 
 Mevr. ALBERTS: Zo aardig als mijnheer De Graaf ben ik niet, want ik moet eerlijk zeggen dat het verhaal van de wethouder over hoe wij met de vrij besteedbare ruimte willen omgaan, waarvan mijnheer De Graaf zegt dat u wat aan de late kant was, mij niet bevalt. U heeft dat niet officieel per brief gedaan, of zoals de heer Van Poelgeest voorstelde om de Voorjaarsnota in te trekken en met een nieuw plan komen. Dat heeft u allemaal niet gedaan. Dus voor ons bestaat het hele verhaal niet. Als het niet op papier staat, is dat zo.
 (De heer VAN DER BURG: Wat betekent dat voor uw bijdrage, mevr. Alberts? Of staat die ook op papier?)
  Die staat op papier en die kunt u zo van me krijgen. Het gaat erom of er een mededeling is gedaan in de commissie. Als het zo ernstig is, doe je dat officieel per brief en niet even uit de losse pols bij de Rekeningencommissie. Ik begrijp dat u uw wethouder wil verdedigen, maar doet u nu eens gewoon een keer duaal!
 (De heer VAN DER BURG: Mijn wethouder hoeft niet te worden verdedigd, want dat kan mijn wethouder zelf. Ik zou het een achteruitgang vinden voor de Raad als zij het standpunt inneemt, dat wat het College mondeling meedeelt, niet bestaat en alleen datgene wat het College ons schriftelijk meedeelt wel bestaat. Dat zou ik een achteruitgang vinden voor het debat tussen Raad en College.)
  Het is iets anders dan als er bijvoorbeeld gezegd wordt dat de vergadering een halfuur later zal beginnen. Dat soort mededelingen zijn absoluut niet van wereldschokkende aard, maar het gaat hier om miljoenen die ineens niet mogen besteden. Daaraan had een brief mogen worden besteed, dat lijkt me duidelijk.
  Verder vind ik het buitengewoon teleurstellend dat de wethouder alleen maar in een klein interruptiedebat iets heeft gezegd over de onnodige reserveringen, waarvan wij een punt hebben gemaakt. Ik wil het nog een keer onderstrepen, dat zowel de Verzekeringskamer als de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zegt, dat wanneer Amsterdam een reserve van drie keer het minimumbedrag hanteert, het een Amsterdamse regeling is. Anderhalf is meer dan genoeg en dan wil ik u nog tegemoet komen, door op twee keer die reserve te gaan zitten. Dan hebben we nog steeds geld te besteden en dat zullen we dan ook doen. Die twee zaken wil ik nog aan de orde brengen.
  Ik ga nu niet zeggen welke moties ik wel en niet ga steunen. Dat zien we straks wel bij het zitten en opstaan, wanneer de gymnastiekoefening gaat beginnen. Dank u wel.
  Ik sla iets over. Ik heb een nieuwe motie waarin uitsluitend geld van het Verzekeringsbedrijf wordt aangewend en die wil ik bij deze, alsnog indienen. De bestemmingen kunt allemaal nalezen, hij is niet lang. Dank u wel.
 
 De VOORZITTER deelt mee dat is ingekomen:
 
80° Amendement van 8 juli 2004 van de raadsleden Paquay, Alberts, J.L. Bakker en Meijer inzake de Voorjaarsnota 2004 (subsidierelaties) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 507).
 
  Het amendement wordt terstond in behandeling genomen.
 
 Mevr. BRUINES: Ook wij hebben niet zoveel tijd meer. Ik wil graag één opmerking kwijt over de reactie van het College gisteren, in de eerste termijn. Die heeft ons zeer teleurgesteld. Ik vond het niet zoals het behoort te gaan. Wij hebben ons allen gerealiseerd – en hebben we ook genoemd in onze bijdrage - in welke moeilijke economische, financiële omstandigheden wij op dit moment verkeren. Mijn fractie heeft in ieder geval proberen aan te geven, op welke manier wij denken daarmee om te gaan, hoe wij zouden moeten investeren om in de toekomst ook een verdienende stad te kunnen blijven. Daarover hebben wij verschillende ideeën en gedachten naar voren gebracht. Het valt mij tegen dat daarop niet meer dan een algemene reactie komt en dat de Raad alleen maar bezig is met geld uitgeven en verder nergens over nadenkt. Dat wil ik gezegd hebben, mijnheer de Voorzitter. Het betekent ook dat wat onze voorstellen betreft, wij die handhaven op één na: motie nr. 480. Die trekken wij in ten faveure van motie nr. 447. Die gaat over het taalachterstandenbeleid. Daarvoor komen wij nog met een notitie, ook omdat motie nr. 447 voor een deel hierover gaat. Wij gaan ervan uit dat er genoeg ruimte is bij de overige partijen, dat we het eens kunnen worden wat daarmee moet gebeuren.
  Wat betreft onze voorstellen over het ruimte houden voor de kunst en cultuur, die houden wij overeind. U moet dan ook niet te veel naar precieze bedragen kijken.
Wij hebben geprobeerd het aan te geven, zoals wij denken dat het zou moeten. Bij de begroting nemen we een definitief besluit, maar het onderwerp wil ik u nog onder de aandacht brengen. Wethouder Huffnagel kan dan wel zeggen dat we veel hebben geïnvesteerd in de Stadsschouwburg, in het Fotografiemuseum enzovoorts. Dat is allemaal waar, maar als er niets kan gebeuren, zijn we met zijn allen alleen maar geld aan het weggooien. Vandaar dat ik “cultuurbarbaar” zei, waarover ik het gisteren had, omdat ik het niet snap. Bij de begroting komen we daarop terug.
  Nog een punt wat betreft de subsidies op de maatschappelijke instellingen, de reactie van het College heeft ons niet overtuigd. Natuurlijk is het niet goed om mensen langer aan het lijntje te houden, maar u kunt niet hardmaken dat u op grond van wat hier nu ligt, op een goede manier tot een afweging kunt komen. De PvdA heeft nog een aantal criteria toegevoegd, wij ook. Maar wat wij graag wilden was dat er overeenstemming zou zijn met al die instellingen over hoe het kan, hoe ze kunnen samenwerken, hoe je ze misschien kunt samenvoegen. Er wordt nu genoemd dat een andere subsidiegrondslag in de toekomst nodig is, dat kan allemaal prima. Mogelijk willen we dat eerst weten, voordat we kunnen instemmen met deze bezuinigingen.
  Hoe vervelend we het zelf ook vinden, er rest ons geen andere keus dan deze motie overeind te houden en niet in te stemmen met de bezuiniging voor die instellingen voor 2005. Dank u wel.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Ook wij hebben goed geluisterd, met name ook naar het verhaal van mijnheer Reuten. De achterstandswijken en wat we willen doen aan de werkeloosheid. De schuld wordt momenteel bij Den Haag gelegd voor het feit dat we het geld niet krijgen. Ik heb gisteren al aangegeven, dat een ondernemer in goede tijden, geld reserveert voor slechte. Het feit dat we op bepaalde gebieden achterstand hebben, wil zeggen dat in het verleden is verzaakt om in die gebieden te investeren. Als je dan nu gaat roepen dat je daarin wilt investeren, terwijl er geen geld is, vind ik dat gemakkelijk scoren. De wethouder gaf gisteren aan dat er weinig of geen geld is en dat we mogelijk nog veel problemen op onze weg zullen vinden. Ik vind het een goede zaak dat de wethouder enigszins probeert hiermee rekening te houden om eventuele verliezen – met name zoals misschien met de Noord-Zuidlijn als er weer geld bijmoet – en dit vooraf probeert op te vangen en geld wil reserveren voor eventuele problemen. Wat ons ook gisteren te horen werd gegeven door de wethouder, is dat in deze bezuinigingsronde de Centrale Stad wil bezuinigen, maar de deelraden niet. Samen wel de trap op, maar niet af. Wij denken dat juist op het gebied van de deelraden, veel valt te bezuinigen. Als je bijvoorbeeld mijnheer Stadig hoort over de grondexploitatie, ziet het er niet rooskleurig uit. Dat komt omdat de ambtelijke kennis verspreid en versnipperd is over de stad, waardoor je te maken krijgt met een knowhow op verschillende deelraden, die niet up-to-date is en mogelijk veel kosten met zich meebrengt. Als we momenteel geld willen besparen - de discussie loopt inmiddels – is het door al dan niet vrijwillig samenvoegen van deelraden verplicht, of niet. Maar het is wel een feit dat elke deelraad een nieuw kantoor wil. Als we over een paar jaar gaan samenvoegen, blijkt het dat we geld hebben uitgegeven aan deelraden, terwijl dat nutteloos was. Als we deelraden, zoals in Oud-West, gaan samenvoegen met Bos en Lommer en De Baarsjes, hebben we geen drie nieuwe deelraadgebouwen nodig, maar is één voldoende.
 (Wethouder STADIG: Mag ik wat vragen? U bent tegen deelraden, maar dan moet je ook logischerwijs tegen samenvoeging van deelraden zijn? Je bent ervóór of ertegen.)
  Dan heeft u ons niet gevolgd. We zijn niet tegen deelraden, maar tegen de autonomie van deelraden. Mijnheer Stadig, u gaat zelf ook die kant op, want u heeft in de commissie aangegeven, dat u grote projecten van meer dan honderd woningen, onder uw eigen regie wilt laten vallen en kleinere projecten aan de deelraden wilt overlaten. Daarbij zult u vast een doel hebben. Ik denk met name aan de grondexploitaties. Ik zou graag zien dat als we zuinig moeten zijn, dat aan het beschikbaar stellen van geld aan de deelraden, een taak en resultaatverplichting wordt gekoppeld. Het kan niet zo zijn dat we steeds meer in deelraden moeten investeren en daarvan geen resultaat terugzien. Om bij de voorzitter te blijven; de voorzitter heeft altijd tegen ons gezegd dat hij de bureaucratie wil terugdringen. Wat we momenteel signaleren is dat de deelraden veel gedetacheerd personeel aannemen, uitdijen, wat pakken met geld kost. Ik denk dat als we ergens willen bezuinigen, we dat daar moeten doen. Dank u wel.
 
 Mevr. KALT: Ik zal het over mijn eigen moties hebben. De wethouder is niet daarop ingegaan. Een discussie over moties is er überhaupt niet geweest. Ik vind dat slecht en wil ze eigenlijk bewaren tot december, maar dan is de tijd veranderd en maak ik er wel weer wat anders van. Ik laat ze allemaal staan en wie het hiermee niet eens is, moet maar tegen stemmen.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: In het verleden had deze wethouder fantastische teksten. Toen ik hem gisteren hoorde dacht ik dat hij een tekstschrijver had ingehuurd en achteraf ontevreden daarover was. Wij, als Mokum Mobiel, vonden de tekst een beetje badinerend, onsympathiek. Ik moet u zeggen toen iemand zei dat u dezelfde teksten had als uw voormalige collega Dales, hij in ieder geval goede discussies uitlokte. Bij u denk ik: zo kan ik het ook wel. Ik dacht dat het wat moeilijker was om wethouder Financiën te zijn. Ik hoef alleen maar te zeggen: somber, somber, somber. Toen u hier vanmiddag niet op tijd was, dacht ik: Dagobert Duck, Huffnagel, zit in de kluis en de kluisdeur is dichtgevallen. Daarom zien wij hem niet. Nu u toch bent binnengekomen en iemand waarschijnlijk nog net het muntje wist waarmee u uit het kastje kon komen …
   (De VOORZITTER: Het allerlaatste muntje.)
  Ik wil u het volgende vragen. Wij verwachten natuurlijk dat de wethouder die dit tegen ons zegt, nu aan het werk gaat. Wij willen van u weten – onder andere vanwege de ontwikkelingen in de OZB (Onroerende Zaakbelasting) en het weerstandsvermogen, de niet binnengehaalde ESF gelden (Europees Sociaal Fonds) – wat daaruit gaat komen. Oftewel, wij verwachten dat als u zegt dat wij geen geld kunnen uitgeven, u met een idee komt hoe wij als gemeente Amsterdam op een positieve manier meer geld kunnen binnenhalen. Ik zou zeggen: doe uw best het komende jaar. Dit soort zwakke acties verwachten wij niet van een wethouder Financiën.
 
 De VOORZITTER: Wethouder Huffnagel, doe uw best.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: Haalt u me er anders nooit meer met het laatste muntje uit? Ik zal het in volgorde van bijdrage beantwoorden.
  Mijnheer Reuten, het College heeft u goed verstaan als het gaat om de prioriteiten die u heeft aangegeven. Het opknappen van de wijken, jeugd en onderwijs. Uiteraard zullen we dat betrekken bij het opstellen van de definitieve begroting. U zegt dat de Raad haar werk heeft gedaan. Dat klopt, namelijk het aangeven waarnaar toe we willen. U zegt dat u die voorstellen graag tegemoet ziet. Het mag helder zijn dat wij als College ons best zullen doen om, waar mogelijk, zoveel mogelijk van de wensen van de Raad in de definitieve begroting neer te leggen. Dat hebben wij ook gedaan bij de Voorjaarsnota. Bijna alle moties die eerder door de Raad zijn aangenomen, worden daarin tot uitvoering gebracht. Ik heb in ieder geval gisteravond geprobeerd om de verwachtingen daarvoor wat te temperen, omdat er weinig geld is. Daarin heeft u gelijk.
  Mijnheer Van der Burg, de openbare ruimte rond de Noord-Zuidlijn is niet van volgend jaar. De ‘Schoon door de poort’-discussie moeten we voeren en afsluiten. Ik denk dat het goed is als we dat gaan doen, want elke keer komt de discussie in deze vergadering terug. Is er überhaupt sprake geweest van Schoon door de poort? Moet dat nog gebeuren? Ik denk dat we van die discussie afmoeten. Ik wil u een voorstel voorleggen, om een einde aan die discussie te maken. Ik hoor graag van u wat u daarvan vindt.   Als het gaat om de Beurs van Berlage, dat zit in de plannen van de Voorjaarsnota en is wel een discussiepunt waarvoor inderdaad geldt dat het plan hier in de Gemeenteraad is gemaakt voordat het stadsdeel Amsterdam-Centrum er was en dat het nu wordt uitgevoerd. Vandaar dat het nu al hierbij zit. Daarvan zou ik willen zeggen dat we niet moeten wachten tot we de gehele discussie hebben gevoerd.
 (De heer REUTEN: Ik ben blij dat de wethouder zegt dat hij bij de begroting een plan voor die discussie wil presenteren, om de discussie nu definitief uit de wereld te helpen. Maar de Beurs van Berlage heeft wel degelijk ermee te maken, omdat u Schoon door de poort erbij haalt in de Voorjaarsnota. Dat hebben wij niet bedacht. Nu duikt die discussie weer op. Wij hebben het daarom gekoppeld. Het lijkt ons een ordelijke procedure als u met een voorstel komt bij de begroting, en in ieder geval daarbij de 3,15 miljoen euro van de Beurs van Berlage betrekt. Misschien dat er nog meer geld nodig is, maar daarop ga ik nu geen voorschot nemen, want dan lijkt het me lastig onderhandelen voor u. Dat is de achtergrond van die motie.)
  Dat begrijp ik, maar ik denk dat bij de Beurs van Berlage het een helder punt is omdat u als Gemeenteraad indertijd dat plan heeft gemaakt, wat nu tot uitvoering komt en dat dan de rekening bij Centrum terechtkomt. Dat we daaraan meebetalen als Centrale Stad lijkt me logisch, maar ik wil omdraaien wat u zegt. Die Beurs van Berlage doen we in ieder geval, maar dat brengen we dan in als we die discussie hebben gevoerd.
 (De heer REUTEN: Ik herhaal mijn vraag uit de commissievergadering, waarom dan 3,15 miljoen euro? U weet net zo goed als wij, dat het niet het gehele bedrag is wat daarmee is gemoeid. Ik ben voor helderheid. Het gaat erom dat als de Beurs van Berlage deel uitmaakt van een erfenis, waaraan de Centrale Stad nog een schuld heeft, die Beurs ofwel van de stad is – dan is het onze verantwoordelijkheid en doen we het netjes – ofwel we doen het niet. U doet nu aan een klein bedrag, waarmee het stadsdeel niet het gehele probleem oplost, dat 9 miljoen euro groot is.)
  Volgens mij is hier sprake van de helft van het bedrag. Dat wil ik geen klein bedrag noemen. Het lijkt me een eerlijke verdeling tussen Centrum en de Centrale Stad. Mocht u bij de opstelling van de begroting vinden dat het bedrag nog niet groot genoeg is, laten we dan de discussie voeren of nog meer geld ernaartoe moet. Wat u nu zegt, is dat we dit bedrag niet moeten reserveren.
 (De heer REUTEN: Ik zal erover ophouden. Ik zal nog één opmerking erover maken. Ik wil niet de suggestie en indruk hier hebben gewekt, dat als u nu zegt dat we de helft doen – omdat het redelijk is in het kader van Schoon door de poort – dat we bij het volgende gebouw ook weer op dat soort bedragen komen. Dat lijkt me niet verstandig. Het is verstandiger om die discussie in één keer goed af te ronden, de Beurs van Berlage daarbij te betrekken, 3,15 miljoen euro in de portefeuille te houden en die natuurlijk aan het stadsdeel te geven.)
  Die 3,15 miljoen euro wordt niet dit jaar, maar pas volgend jaar uitgegeven. We weten dat dit eraan komt. Ons voorstel is, dat dit in ieder geval het basisbedrag is en dat we dan wel zien of er nog wat bijkomt en of dat überhaupt mogelijk is.
  Mijnheer Van Straaten, de lagere ontvangsten uit het Gemeentefonds – 23 miljoen euro – , daarvan zegt u dat dat niet geheel voor de Centrale Stad is, een deel daarvan is van het stadsdeelfonds. Nee, die 23 miljoen euro die ik u noemde is al gecorrigeerd. Het is de 23 miljoen euro die de Centrale Stad raakt.
  Het BTW-Compensatiefondsgevaar is nog geen tegenvaller, maar wel een risico. Vandaar dat ik dat heb aangegeven.
  Een investeringsstop leidt tot lagere uitgaven, daarin heeft u gelijk. Het betekent wel dat veel plannen die we nu hebben – zeker als we kijken naar de prioriteiten die de Raad zelf aangeeft, voor het opknappen van wijken – niet kunnen worden uitgevoerd. Het lijkt me niet wenselijk dat alles komt stil te liggen.
  De heer Van der Meer heeft een motie ingetrokken en er één aangepast. Volgens mij blijft de dekking van uw motie hetzelfde. Klopt dat?
   (De heer VAN DER MEER: Nee, incidentele vrije ruimte in plaats van de keerlus.)
  Dan moet ik hem even zien.
  Mevr. Spee, het klopt dat het een strenge winter is. We weten nog niet hoe koud het wordt, vandaar dat ik heb gezegd dat we in ieder geval ervoor moeten zorgen dat we de brandstof niet verstoken, nu we weten dat die beperkt aanwezig is. Over het dierenasiel heb ik gezegd dat er nog alternatieve dekkingsbronnen mogelijk zijn. Dat is ook gevraagd. Inmiddels is er bij andere organisaties gevraagd om daaraan bij te dragen. De onderhandelingspositie van de gemeente wordt natuurlijk heel zwak als we zelf aangeven dat we geld vragen, maar zelf ook al hebben gereserveerd. Dat zou ik niet doen. Nogmaals, een dierenasiel van 8,7 miljoen euro. Als je kijkt naar het gemiddelde oppervlak per dier. Er zit hier een wethouder die het alleen maar belangrijk vindt dat het dierenasiel er komt. Het is allemaal leuk en aardig, maar het kan iets goedkoper. We slapen niet allemaal in het Hilton, dus waarom zouden dieren dat wel doen?
 (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Wethouder, een interruptie hierop. U weet dat de gemeente heeft veroorzaakt dat het dierenasiel moet worden verplaatst en dat dit het enige dierenasiel is dat we straks in Amsterdam hebben. Laten we het goed doen, ook gezien de wettelijke taken.)
  Ja, het is een wettelijke taak, maar als we voor het geld van de Stichting Doen tot de Stichting Help De Hond De Winter Door vragen bij te dragen aan een dergelijk dierenasiel, waarom dan allemaal zelf? Laten we het eerst even afwachten.
 (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Allemaal zelf? Vier miljoen op 8,7 miljoen euro lijkt me een normale bijdrage van de gemeente.)
 Ik vind het een fors bedrag.
 (Mevr. MEIJER: Ik zou een toevoeging hierop willen doen. We gaan van twee asiels naar één. Het is de gemeentelijke taak om voor zwerfdieren en afstandsdieren te zorgen. Laten wij het dan regelen dat degene die wij daarvoor aanstellen, hun taak kunnen uitvoeren. Ik heb het nog eens nagevraagd, maar die honden en katten hebben geen Canal Plus abonnement, geen bontstola’s, sofa’s en dat soort dingen. Het moet gewoon worden geregeld.)
  Ik ben het met u eens dat het moet worden geregeld, maar volgens mij kan het wel een tandje minder. Zeker in deze tijden.
  Mijnheer De Graaf, de somberheid van het College is u duidelijk, daarom ik ben blij.
  De Wibo-woningen; daarvoor is deze week door wethouder Stadig een brief gestuurd aan de Commissie. Die ligt nu in uw postvak, of binnenkort.
  De nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning, of er een notitie kan komen van het College. Die komt er, wethouder Belliot heeft die al toegezegd.
 De Seniorenraad komt zo aan de orde.
  Mevr. Alberts, u zegt dat er geen brief is verstuurd en dat alles wat het College mondeling vertelt, door u wordt beschouwd als niet bestaand. De junicirculaire vanuit Den Haag is op 14 juni verschenen en de Voorjaarsnota verschijnt april. Als op 14 juni die circulaire komt, moet er nog worden doorgerekend. Dat is allemaal niet zo simpel. Natuurlijk vind ook ik het jammer dat dit soort informatie niet eerder bekend is. Rekent u maar dat het voor de Dienst Financiën een stuk gemakkelijker zou zijn, als wij al in januari zouden weten waarmee Den Haag komt. Voordat die junicirculaire uitkwam, hebben we informeel al een paar signalen gekregen vanuit Den Haag dat het minder zou worden. Vandaar dat ik dat zo snel mogelijk heb doorgegeven aan de Raad. Het meest voor de hand liggende podium daarvoor, is dan de Commissie Financiën en Economische Zaken, waar ik dat heel duidelijk heb aangegeven. Ik heb daar mijn somberheid kenbaar gemaakt, maar blijkbaar komen dat soort boodschappen beter aan als je er een sombere stem bij gebruikt. In de Voorjaarsnota staan ook teksten, waarin ik duidelijk heb gemaakt weinig optimistisch te zijn over wat er nog komt. Dan druk ik me mild uit. Overigens staat jaarlijks in de Voorjaarsnota dat we niet altijd weten wat er nog komt.
 (De heer PAQUAY: Mijnheer de Voorzitter, mag ik twee vragen stellen aan de wethouder? De eerste vraag luidt: komt de junicirculaire elk jaar in juni? De tweede: kunt u in het verslag van de laatste Commissie aanwijzen waar u die mededeling gedaan heeft? Ik zal u bij de tweede vraag helpen met het antwoord. Ik heb het stuk in concept gelezen, maar kom het er
 
niet in tegen. Of ik kan niet lezen, of het was een dermate onbelangrijke mededeling, dat de notulist heeft besloten hem niet op te nemen.)
 De junicurculaire komt altijd in juni uit.
 (De heer PAQUAY: Vorig jaar en het jaar ervoor zat u met hetzelfde probleem, hetzij positief, hetzij negatief?)
  Ja, natuurlijk. Je zit altijd met het probleem dat als je de Voorjaarsnota opstelt, er een sluitingsdatum aan informatie is.
 (De heer PAQUAY: Ik heb nooit eerder gehoord dat we geen enkele ruimte hebben om uit te geven. Dit is de eerste keer.)
  We hebben nog nooit zulk slecht nieuws gehad uit Den Haag. Tenminste niet zolang ik in de Raad zat.
  De tweede vraag: ik heb dat wel degelijk in de commissie gezegd.
  Als het nog niet in de notulen staat, moet het er zo snel mogelijk in. Ik begrijp dat de notulen een beetje gevoelig onderwerp is deze dagen. Als dat is gemist, dan spijt me dat zeer, maar ik kan me bijna niet voorstellen dat het de financiële woordvoerders is ontgaan.
 (De heer VAN POELGEEST: Volgens mij was er gisteren iets anders aan de hand, want u deed voorkomen dat de Raad een stel spilzieke kinderen was. Het kan zijn dat er ernstige dingen aan de hand zijn, maar dan geeft het toch geen pas aan een Raad die op een Voorjaarsnota anticipeert, dit verwijt te maken en dat het nog niet erin staat? De toon die u aanslaat. In die zin heeft de SP gelijk, dat het in een brief anders overkomt. Vindt u niet - terugkijkend - dat het van uw kant anders had gemoeten?)
  Ik zal in ieder geval kennis ervan nemen, dat deze Raad pas informatie serieus opvat, als het op schrift wordt aangeboden.
   (Mevr. BRUINES: Ik vind dat u nu te ver gaat.)
  Dat zegt mevr. Alberts.
 (Mevr. BRUINES: Ik ben het geheel eens met mevr. Alberts. Als er zulk slecht nieuws is, vind ik het terecht dat u dat snel meldt in de Commissie. Wij spreken hier met de gehele Raad en elk raadslid hoort dezelfde informatie te hebben. Als er dermate slecht nieuws is dat het inbreuk maakt op het stuk dat wij hebben gekregen - ook al twee maanden oud - is het wat mij betreft normaal dat het College een brief aan de Raad stuurt, met de mededeling dat er iets aan de hand is, zoals in de Commissie al is gemeld. Dan moet u niet doen alsof het een idioot voorstel of een vreemde gedachte is, om dat te willen. U kunt ook zeggen dat we misschien een punt hebben en dat we het de volgende keer anders zullen doen.)
  Ik zeg niet dat het een idioot voorstel is. Sterker nog, horende wat hier wordt gezegd, zal ik dat de volgende keer doen. Ik zal in ieder geval zoveel mogelijk schriftelijk aankondigen, maar daarnaast zal ik het zo snel mogelijk aan de Commissie melden.
 (Mevr. SPEE-ROUPPE VAN DER VOORT: Wethouder Huffnagel, ik heb nog een vraag aan u. Is het achteraf ook zo dat wethouder Van der Horst het met een mondelinge mededeling af had kunnen doen, dat de Noord-Zuidlijn met 92 miljoen euro werd overschreden en dat de Raad daarmee genoegen had moeten nemen?)
 Nee.
 (Mevr. VAN OUDENALLEN: Begrijp ik nu dat u zegt dat u volgend jaar – zodra de junicirculaire er is – een brief uitstuurt, omdat wij anders mooie moties maken en ze wel of niet mogelijk zijn? Onze vraag is: doet u deze toezegging?)
  Ik hoop uiteraard dat mijn verwachting niet te groot is, maar dat er volgend jaar in ieder geval beter nieuws kan worden gemeld. Het is natuurlijk heel slecht nieuws. De informatie die we nu hebben uit de junicirculaire – nogmaals, er moet eerst worden verrekend wat het voor ons betekent – zal ik zo snel mogelijk –   schriftelijk – aan de Raad doen toekomen.
  Mevr. Alberts vroeg verder naar de reserve van het Verzekeringsbedrijf en stelde dat die aan de hoge kant zou zijn. Ik zal controleren wat de Verzekeringskamer precies daarvan vindt, maar ik heb u daarover een brief doen toekomen dat – gegeven de aanstaande ontwikkelingen – het zou betekenen dat we nu wat extra geld zouden hebben, maar later weer erbij moeten leggen. Dat lijkt me niet verstandig.
 (De heer PAQUAY: Ik vind het prima dat u het navraagt, dat hebben wij ook gedaan. Maar zelfs van de ontwikkelingen die u beschrijft in uw brief, zeggen de Verzekeringskamer en de VNG dat het intern beleid is. Dat mag natuurlijk, maar het betekent dat wij als Gemeenteraad een ander besluit erover kunnen nemen. Het heeft niets te maken met regels of voorschriften die er bestaan op dit terrein.)
  Nogmaals, ik zal het navragen en als het zo is, dan moet een beslissing daarover worden genomen. Dit is in ieder geval de door het College voorgestelde lijn.
 (De heer PAQUAY: Er is één probleem. U had dat onderzoek al eerder moeten doen, vóór vandaag, want wij gaan straks dat geld uitgeven.)
  We zullen zien, het komt zeker terug bij de definitieve behandeling.
  Mevr. Bruines is teleurgesteld in het besef dat het moeilijke tijden zijn. Het laatste wat ik in het leven wil, is u teleurstellen, maar er is geen beter nieuws.
 (Mevr. BRUINES: Mijn nieuws was ongeveer hetzelfde als dat van u. Alleen gaat u niet erop in dat verschillende raadsleden daarover ook gedachten aan het College meegeven hoe daarmee om te gaan.)
  Het is precies waarvoor de Voorjaarsnota is bedoeld. Het is de taak van de Raad om richting te geven, waarnaar u wilt dat wij als College – bij de definitieve opstelling – kijken en er prioriteit aan geven. Nogmaals, dat zullen we uiteraard doen.
  Mijnheer Bakker had het over de stadsdelen en of er bezuinigingen te halen zijn als het er minder worden. Theoretisch gesproken kan dat natuurlijk, maar ik denk niet dat het voor de verkiezingen van 2006 zal gebeuren. Voor de begroting van volgend jaar heeft dat nog weinig effect.
 (De heer H.H.G. BAKKER: De vraag die ik u stelde was, of u het als wethouder Financiën – bij de samenvoeging van Oud-West, De Baarsjes en Bos en Lommer – niet een beetje onzinnig vond om aan drie gebouwen geld te gaan spenderen, terwijl we later misschien maar één gebouw nodig hebben?)
  Vanuit financieel oogpunt heeft u daarin gelijk.
  Mevr. Kalt, ik zou niet zijn ingegaan op uw moties. Ik dacht dat u de enige was van wie ik alle moties heb behandeld en had er graag één positief willen preadviseren. Echter, de dekking leidt ertoe dat ik het niet kan doen. U heeft mij gevraagd te bekijken of er een alternatieve dekking te vinden is. Uiteraard gaan we op zoek naar zoveel mogelijk dekking voor de begroting van volgend jaar. Dat kunnen we nog bekijken.
 (Mevr. KALT: Mag ik doorvragen? Het gaat mij ook om de ideeën die in mijn moties staan, dat je bijvoorbeeld bij die kleine, maatschappelijke organisaties het middenveld gaat kapotmaken, voor een kleine bezuiniging. Het is een principiële discussie. Het gaat niet over welk geld, maar waarnaar toe het geld wel of niet gaat. Het is één van de vreselijke dingen waarmee u nu bezig bent. U sloopt gewoon het hele middenveld. De schade is zoveel groter dan de bezuiniging die het oplevert.)
  Wij zullen de uitspraken van de Raad daarin meenemen. Als het wordt gesteund door een merendeel van de Raad, kunnen we altijd bij de opstelling van de begroting bekijken wat daarmee te doen.
   (Mevr. KALT: Die discussie komt terug bij de begroting in december?)
 Afhankelijk van wat de Raad vandaag uitspreekt.
   (Mevr. KALT: Het gaat om de gedachte erachter.)
  Praktisch gezien, als uw gedachtegoed niet wordt gedeeld door het merendeel van de Raad, dan gaan wij niet verder daarnaar kijken.
  Tot slot mevr. Van Oudenallen: u dacht dat ik in de kluis zat en de deur was dichtgevallen. Ik was in de kluis, de deur was gelukkig niet dichtgevallen. Ik heb het nog een keer gecheckt, hij is leeg.
 
 De heer REUTEN: Mijnheer de Voorzitter, dit kan dus niet. Want we gaan zo stemmen over die moties en ik zou het zeer op prijs stellen als de wethouder Financiën of de wethouder Zorg, helderheid geeft over de vraag die door mijnheer De Graaf is gesteld. Is er een toezegging gedaan dat u de Seniorenraad – qua expertise – wilt meenemen bij de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning)? Er moet een overbrugging zijn en het kost ook geld als je die overbrugging nog één jaar wilt maken. Daarvoor ligt een aantal voorstellen op tafel. Wij moeten weten in hoeverre u, uit eigen begroting, geld daarvoor heeft, want anders moeten wij wel of niet voor die moties stemmen.
 
 Wethouder BELLIOT: Ik zal het meenemen in mijn totaaloverzicht bij de advisering van mijn moties. Als u dat nu wilt hebben verteld, dan doe ik dat.
 
  De heer VAN DER BURG: Maar wanneer gaat u die moties dan adviseren? Na de stemming?
 
 Wethouder BELLIOT: Het verhaal van de Seniorenraad is als volgt. We hebben het uitgebreid besproken in de commissie. De Wet maatschappelijke ondersteuning komt eraan en draagt ons op een adviesraad in te stellen, gedurende het traject van ontwikkeling en daarna. Ik weet niet precies waaraan de adviesraad moet voldoen, wie er in een dergelijke raad zitting moeten nemen. Dat moeten we nog gaan uitzoeken. Wij gaan er in ieder geval vanuit dat de Seniorenraad per 1 januari wordt opgeheven en dat die raad dan niet meer bestaat. Als ik anticipeer op wat er kan komen binnen die nieuwe wet, is het moment pas in 2005, wanneer ik absoluut zeker ben, ook qua financiering. De Contourennota hebben we binnen, die wordt in september in de Kamer besproken, maar de financiën zijn nog een groot vraagteken. Ik zou willen voorstellen: maak duidelijk dat die Seniorenraad niet meer bestaat, wacht af totdat ik meer uit Den Haag weet, met betrekking tot de financiën. Dan kom ik hierop terug, en mocht het noodzakelijk zijn om begin 2005 al wat te gaan doen, ben ik bereid in het College om een voorfinanciering te vragen. Dan kan het achteraf worden afgeboekt. Het is nu een kwestie van afwachten, niet toezeggen. Zeg tegen de Seniorenraad dat ze zijn opgeheven. Je kunt de Seniorenraad niet overhevelen naar een Wmo, waarvan ik op dit moment niet kan zeggen wie er in die raad moet zitten. Hier en daar de expertise van de Seniorenraad: prima, maar ik weet niet of het die raad moet zijn die in een verkapte vorm moet doorgaan.
  (Mevr. CODRINGTON: Dit ondersteunt eens te meer dat de motie die ik heb ingediend, op dit onderdeel overeind wordt gehouden. Wat in uw brief staat en uw antwoord over een denktank, waarin de Seniorenraad kan worden meegenomen, is reden te meer om een overbruggingsjaar in te stellen, zodat u aan de gang kunt. U geeft nu een ander bericht dan in de commissie. Ik heb de brief hier.)
  Nee, de denktank was een discussie die de heer Van der Burg aan de orde stelde. We hebben het nu over de Seniorenraad. Dat zijn twee verschillende dingen. De Seniorenraad is opgeheven, daarmee bent u zelf akkoord gegaan. De heer Van der Burg kwam met een idee voor een denktank, waarin verschillende expertises zouden gaan zitten. Dat is iets anders dan de Seniorenraad.
 
 Mevr. CODRINGTON: Het is een besluit van een motie die voorligt. Daarom heb ik het ook zo genoemd.
 
 De VOORZITTER: Ik geloof dat de standpunten nu helder zijn. U weet wat het College ervan vindt en u heeft uw motie liggen.
 
 Mevr. ALBERTS: Daaraan moet nog iets anders worden toegevoegd, want de wethouder spreekt over het bekijken van de Wmo. Misschien kan er voorgefinancierd worden. Maar dan komen we in ieder geval in de problemen. Of die Wmo er komt is één punt, of hij er op het geplande moment komt, is nog een groot vraagteken. Het kan zeker nog anderhalf jaar vooruit worden geschoven. Het betekent wachten, waarbij voorfinancieren uit de Wmo, ook niet kan. Bij het vorige debat heb ik de vorige motie ingetrokken, omdat er een fatsoenlijke toezegging zou komen, die drie keer niets was. Het was een buitengewoon onverstandige manier om daarmee verder te gaan; het zou zijn alsof je een huis op ijs bouwt. Het ijs is gesmolten voordat er vasteland in zicht was.
  Het betekent dat er een motie van GroenLinks en van mij ligt, om te besluiten de Seniorenraad niet op te heffen. Het is een herhaling van een motie die ik eerder op een toezegging heb ingetrokken. Dat was een vage toezegging, dus kom ik opnieuw met een motie. Daarover gaan we stemmen. Bovendien kunnen we het geld halen dat wij eerder bij wethouder Huffnagel hebben gevonden.
 
 Wethouder BELLIOT: Als u als Raad besluit om de Seniorenraad te continueren, moet u dat vooral doen. Ik verwijs terug naar wat de heer Van der Burg heeft voorgesteld: een denktank. Dat is iets anders dan de Seniorenraad. Het zijn twee verschillende kwesties.
 
 De heer REUTEN: We zijn het volgens mij met de wethouder eens dat deze Raad een besluit heeft genomen om de Seniorenraad op te heffen. Voor mijn fractie is van groot belang, of uw positieve reactie op het voorstel van de heer Van der Burg, zal worden gesteund vanaf januari 2005, als blijkt dat voor het behoud van de expertise die we eventueel willen meenemen naar een mogelijk nieuwe vorm binnen de WMO – of voor dat behoud daarvan, als daarvoor financiële middelen nodig zijn – u dan bereid bent en nu toezegt om uit eigen begroting geld daarvoor vrij te maken, zodat de expertise die nu in de op te heffen Seniorenraad zit, in ieder geval niet verloren gaat op het moment dat er een definitieve vorm is voor die nieuwe advisering.
 
  Wethouder BELLIOT: Ik ben bereid om positief daarop te reageren, onder voorbehoud dat u er niet vanuit gaat dat de Seniorenraad wordt gecontinueerd.
 
 De heer REUTEN: Meer helder dan dit kan ik het niet zeggen. Ik heb u een vraag gesteld of u iets kunt toezeggen. Als u dat doet, is het voor mijn fractie een reden om daarmee akkoord te gaan en die motie nu niet te steunen. Ik heb ook gezegd dat wij het met u eens zijn dat deze Raad heeft besloten om die Seniorenraad op te heffen. Als u nu zegt: ‘ja, dat zeg ik toe’, zijn we klaar.
 
 Wethouder BELLIOT: Ja, dat zeg ik toe. Maar u gebruikt de Seniorenraad weer.
 
 De heer VAN DER BURG: Mevr. Belliot, op de SP na, staat niet ter discussie dat we hebben besloten de Seniorenraad op te heffen. Dat staat niet ter discussie, tenzij we het over de motie van de SP gaan hebben. U zegt dat u die toezegging doet. Daarmee verliest GroenLinks de steun van de PvdA voor die motie. Waarom adviseert u nu niet positief over de motie van GroenLinks, wat alleen maar betekent dat tussen nu en de besprekingen die u gaat voeren – waarbij u de begroting voor 2005 gaat voorbereiden – de reservering van die 164.000 euro erop zit. Op het moment dat uw verhaal geheel gereed is, kunt u daarop anticiperen. Als u bij de begroting aan de Raad meldt die 164.000 euro niet nodig te hebben, dan zal de Raad niet roepen dat u het gehele bedrag eraan moet uitgeven. Dan heeft u wel de zekerheid dat het geld er – wat ons betreft – die richting opgaat gedurende één jaar dat de Seniorenraad is opgeheven.
 
 Wethouder BELLIOT: Het is een uitbreiding van de zekerheid dat er een denktank komt, waarbij de financiën ook exclusief worden aangegeven. Dat is het verschil.
 
 De heer REUTEN: Dus u preadviseert nu de motie waarin u mij net een toezegging heeft gedaan, zodat ik die motie niet positief ga steunen? Begrijp ik dat nu goed?
 
 Wethouder BELLIOT: U moet ervoor stemmen, ja.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: Nog een antwoord aan de heer Paquay. Die vroeg namelijk waar in het raadsverslag van de Commissie Financiën en Economische Zaken, het verhaal van de tegenvallers, staat. Het staat op pagina 14 in het eerste tekstblok van Huffnagel.
 
 De VOORZITTER: Goed, dan stel ik u nu voor dat wij overgaan tot de besluitvorming over de Voorjaarsnota. Wij gaan wij stemmen over de door u ingediende moties en amendementen.
 
 Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter, er is een aantal moties over bijvoorbeeld de cultuursector, dat af- of oploopt in vergaandheid. Ik zou u willen verzoeken om die zodanig in stemming te brengen, zodat de meest ingrijpende, eerst in stemming komt. Misschien moeten we even schorsen, zodat goed ernaar kan worden gekeken.
 
 De heer VAN DER BURG: Mag ik nog een paar moties intrekken om het gemakkelijker te maken?
 
 De VOORZITTER: Daarvoor krijgt u alle ruimte.
 
 De heer VAN DER BURG: Dan zijn de moties nr. 457 en nr. 463 bij dezen ingetrokken. Die laten we terugkomen bij de begroting voor 2005.
 
 De VOORZITTER: Nog anderen? Ik volg het advies van mevr. Bruines en schors de vergadering, zodat we even kunnen kijken naar de volgorde van de moties.
 
(De vergadering wordt voor enkele ogenblikken geschorst).
 
 De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Een drietal onderwerpen, waarover verschillende moties zijn ingediend.
  Subsidies: motie nr. 449 van mijnheer Reuten c.s., motie nr. 507 van de SP en de motie nr. 483 van mevr. Bruines. Ik denk dat de motie van mevr. Bruines het eerst in stemming wordt gebracht, daarna motie nr. 507 van de SP en dan de motie van de heer Reuten c.s.
  Kunsten: de motie nr. 488 van mevr. Kalt zal ik als eerste in stemming brengen, daarna motie nr. 484 van mevr. Bruines en dan de motie nr. 472 van mijnheer Van der Meer.
  Seniorenraad: twee moties nr. 478 en nr. 473. Ik breng eerst nr. 478 in stemming en dan nr. 473. Ik hoop dat het verder allemaal goed gaat en beginnen we bovenaan. Zodra één van de onderwerpen aan de orde is waarover er meerdere meningen zijn, doe ik het in de volgorde zoals ik u net heb gezegd.
 
  Aan de orde is de stemming over de ingediende moties en amendementen.
 
  Het amendement nr. 445 wordt bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
 
  Het amendement nr. 446 wordt bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
 
  Het amendement nr. 447 wordt bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
 
  Het amendement nr. 483 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat D66, GroenLinks, SP, Leefbaar Amsterdam en Amsterdam Anders/De Groenen zich vóór het amendement hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 507 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat D66, GroenLinks, SP en Leefbaar Amsterdam zich vóór het amendement hebben verklaard.
 
 Het amendement nr. 449 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat D66 en GroenLinks zich tegen het amendement hebben verklaard.
 Aan de orde is stemming over amendement nr. 450.
 
 De heer VAN DER MEER (stemverklaring): Wij zullen vóór dit amendement stemmen, met dien verstande dat wij ervan uitgaan dat het bedrag niet van SALTO afgaat.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: Dan klopt de dekking niet, mijnheer de Voorzitter.
 
 De VOORZITTER: Dat is uw stemverklaring, u moet het verder zelf weten, wat u stemt. Het amendement luidt zoals dat is.
 
 De heer VAN DER MEER: Ik weet niet wat de indieners voor ogen hebben. Als zij het bij SALTO willen weghalen, dan stemmen wij tegen.
 
 De heer VAN POELGEEST: We hebben dat gisteren al een paar keer uitgelegd, dus we merken wel hoe de wethouder het verder invult. Niet bij SALTO, geen sprake van.
 
 Mevr. KALT (stemverklaring): Ik heb dezelfde stemverklaring. Het gaat niet van SALTO af. Als het wel van SALTO afgaat, zijn wij tegen.
 
 De VOORZITTER: Maar wij gaan zo stemmen. Dit is geen stemverklaring.
 
 Mevr. KALT: Het is onder voorwaarde dat het niet van SALTO afgaat.
 
  Het amendement nr. 450 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat Mokum Mobiel zich tegen het amendement heeft verklaard.
 
  Het amendement nr. 451 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat VVD, D66, CDA en Mokum Mobiel zich tegen het amendement hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 452 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat D66, VVD, Mokum Mobiel en Leefbaar Amsterdam zich tegen het amendement hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 453 wordt bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
 
  Het amendement nr. 454 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat VVD, CDA, Mokum Mobiel en Leefbaar Amsterdam zich tegen het amendement hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 455 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat VVD, Leefbaar Amsterdam en D66 zich tegen de motie hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 458 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat VVD, GroenLinks en CDA zich vóór het amendement hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 461 wordt bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
  Het amendement nr. 462 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat GroenLinks en D66 zich tegen het amendement hebben verklaard.
 
 Aan de orde is de stemming over motie nr. 464.
 De heer DE GRAAF (stemverklaring): Ondanks een toezegging van de wethouder in de commissie dat het zal worden betrokken in de Woonvisie, zal de CDA vóór stemmen.
 
  De motie nr. 464 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat SP, PvdA en Leefbaar Amsterdam zich tegen de motie hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 465 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat SP, GroenLinks, Amsterdam Anders/De Groenen en D66 zich tegen het amendement hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 469 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat Leefbaar Amsterdam, Mokum Mobiel en D66 zich tegen het amendement hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 471 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat GroenLinks, Amsterdam Anders/De Groenen en SP zich vóór het amendement hebben verklaard.
 
 De motie nr. 488 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat Amsterdam Anders/De Groenen zich vóór de motie heeft verklaard.
 
  De motie nr. 489 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat SP, Amsterdam Anders/De Groenen en D66 zich vóór de motie hebben verklaard.
 
  Het amendement nr. 472 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat GroenLinks, SP, Amsterdam Anders/De Groenen en D66 zich vóór de motie hebben verklaard.
 
  De motie nr. 478 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat SP en Amsterdam Anders/De Groenen zich vóór de motie hebben verklaard.
 
  Aan de orde is stemming over het amendement nr. 473.
 
 De heer VAN DER BURG (stemverklaring): Wij hebben vorige keer besloten de Seniorenraad op te heffen. Dat staat voor de VVD buiten kijf. We hebben besloten in de Raad en in de discussie in de commissie, dat de expertise van het bureau van de Seniorenraad niet verloren mag gaan en dat het ongevormd zou moeten worden tot een denktank. Dat beoogt dit amendement en daarom zullen wij vóór dit amendement stemmen.

  De heer REUTEN (stemverklaring): Mijnheer de Voorzitter, de Seniorenraad is opgeheven. Wij willen dat de expertise wordt betrokken bij de Wmo, zoals we het de wethouder hebben uitgelegd. Wij zullen het amendement steunen.
 
  Het amendement nr. 473 wordt bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
 
  Aan de orde is stemming over het amendement nr. 474.
 De heer REUTEN (stemverklaring): Wij stemmen tegen dit amendement, omdat wij het eens zijn met het College dat er twee miljoen euro wordt vrijgemaakt. Daar zijn wij vóór, want wij vinden dat de dieren goed moeten worden gehuisvest. Maar laten we eerst de definitieve plannen afwachten.
 
  Het amendement nr. 474 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat PvdA zich tegen het amendement heeft verklaard.
 
  Het amendement nr. 475 wordt bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
 
  Het amendement nr. 476 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat GroenLinks, SP, Amsterdam Anders/De Groenen, D66 en Mokum Mobiel zich tegen het amendement hebben verklaard.
 
  De motie nr. 477 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat SP en Amsterdam Anders/De Groenen zich vóór de motie hebben verklaard.
 
  De motie nr. 479 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat SP, GroenLinks en Amsterdam Anders/De Groenen zich vóór de motie hebben verklaard.
 
  De motie nr. 481 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat D66 zich vóór de motie heeft verklaard.
 
 De motie nr. 482 wordt bij zitten en opstaan aangenomen.
 De VOORZITTER constateert dat PvdA, CDA en Mokum Mobiel zich tegen de motie hebben verklaard.
 
  Aan de orde is stemming over motie nr. 485.
  De motie nr. 485 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat D66, GroenLinks, SP en Amsterdam Anders/De Groenen zich vóór de motie hebben verklaard.
 
  De motie nr. 487 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat GroenLinks, SP en Amsterdam Anders/De Groenen zich vóór de motie hebben verklaard.
 
  De motie nr. 489 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat Amsterdam Anders/De Groenen en SP zich vóór de motie hebben verklaard.
 
  De motie nr. 490 wordt bij zitten en opstaan verworpen.
 De VOORZITTER constateert dat Amsterdam Anders/De Groenen zich vóór de motie heeft verklaard.
 
  Aan de orde is de stemming over de Voorjaarsnota.
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN (stemverklaring): Mokum Mobiel hoopt dat de wethouder volgend jaar veel geld voor de Gemeenteraad heeft gevonden.
 
 De VOORZITTER: Een stemverklaring, mevr. Van Oudenallen. Gaat u vóór of tegen stemmen?
 
 Mevr. VAN OUDENALLEN: Dat ziet u zo.
 
 Mevr. KALT: Ik ga tegen de voordracht stemmen, omdat ik vind dat de bezuinigingen zoals nu voorgesteld, meer kapotmaken dan opleveren.
 
 De VOORZITTER constateert dat Amsterdam Anders/De Groenen zich tegen de voordracht heeft verklaard.
  De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit vermeld onder nr. 388 van afd. 1 van het Gemeenteblad, zoals gewijzigd door voormelde aangenomen amendementen, met inachtneming van de door het raadslid Kalt gemaakte aantekening.
 
  De voordracht inzake de Midterm Review wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit vermeld onder nr. 389 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
...................................................................................
...............................................................................................
.............................................................................................
..........................................................................................

31
  Preadvies van het College van Burgemeester en Wethouders van 27 mei 2004 op de notitie van het raadslid de heer Paquay, nr. 417 van 2002, inzake de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd.1, nr. 337).
 
 Mevr. MEIJER : Ik begrijp dat het nu niet samengevoegd wordt behandeld met de voordracht Bijlsma? Het lijkt me ook niets met elkaar te maken te hebben.
 
 De VOORZITTER: Nee, dat doen we niet.
 
 Mevr. MEIJER : Wij zijn blij dat er een aantal dingen is geregeld en gaan dan ook akkoord met het preadvies. Ik hoop dat de overige kwesties ook worden geregeld. Ik verwijs nogmaals – als voorbeeld – naar de bewoners rondom de Ferdinand Bolstraat, die zelf moesten vragen om een aantal voorzieningen. Ik hoop dat wij als gemeente nu zo wijs gaan worden, om die mensen actief te benaderen en hun te wijzen op de mogelijkheden, om de overlast zo veel mogelijk te ontlopen. Dank u.
 
 Wethouder VAN DER HORST: Naar mijn mening heeft dat niet veel met het preadvies op de notitie te maken, maar – zoals besproken in de commissie – is wat u vraagt, gebeurd. Wij leveren maatwerk voor bewoners, hetzij dubbel glas, of hotelovernachtingen waaraan mensen behoefte hebben om het leed zoveel mogelijk te verzachten. Er gebeurt wat u wilt.
 
  Het preadvies wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit vermeld onder nr. 337 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
 31A
  Voordracht van het raadslid de heer Bijlsma c.s. van 2 juli 2004 inzake het project Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 438).
 
  De heer BIJLSMA: Heel kort. Als er vragen zijn, wil ik ze graag beantwoorden, maar de reden dat we dit nu op de agenda hebben gezet is tweeledig en staat erin. Ten eerste: omdat we nog geen onderzoeksprotocol hebben, dat we uit de kast kunnen trekken bij onderzoeksvoorstellen van de Raad. De tweede reden is dat als we nu niet een aantal besluiten nemen, de zaak drie maanden stilligt. Dat lijkt niet in het belang van het onderzoek, ook vanwege de tijdstermijn. Vandaar dat wij deze voordracht hebben gemaakt, om in ieder geval – tijdens het reces – te kunnen doorwerken. Wat wordt gevraagd is het volgende: het maken van een brede Voorbereidingscommissie en die te mandateren om de onderzoeksvoordracht, zoals die in de motie die in de Raad is aangenomen en verwoord, nader uit te werken. Het derde punt is om onafhankelijke deskundigen te zoeken. Je moet het met zijn allen erover eens zijn welke mensen je daarvoor vraagt, zodat je daarover achteraf, geen discussie krijgt. Dat is de reden dat de zaak nu aan de orde is.
 
 Mevr. MEIJER: De SP had liever een ander onderzoek gewild. Wij hadden ernaar willen kijken of mensen bijvoorbeeld van tevoren op de hoogte waren van de overschrijding. Wij hadden willen weten of de toevoeging van 92 miljoen euro realistisch is tot het einde van het project en hoe reëel de risico’s en de kosten ervan zijn. Dat terzijde, want men heeft nu eenmaal tot dit onderzoek besloten. Het roept nog een aantal vragen op. Bijvoorbeeld: waarom alleen vertegenwoordigers van de fracties die hebben ondertekend zijn uitgenodigd om in de Voorbereidingscommissie plaats te nemen. Ik vraag me af wat tegenwoordig onafhankelijke deskundigen zijn op het dossier Noord-Zuidlijn. Ik wil de Raad nog meegeven, dat de SP gaarne bereid is om deskundigen te leveren.
 
 De heer VAN DER BURG: Zoals gezegd vinden wij dat bij punt A, instelling van de Voorbereidingscommissie, het stukje dat het alleen gaat om mensen die de motie mede ondertekend hebben, eruit had gemoeten. Ieder raadslid zou in deze Voorbereidingscommissie moeten kunnen zitten.
 
 De heer BIJLSMA: In antwoord op mevr. Meijer, u had vorige keer tegen de motie gestemd, omdat u het onderzoek niet nodig vond. Toen ik vorige week hard bezig was om anderen voor deze voordracht te formuleren en iedereen afbelde of er nog commentaar was op de stukken, heb ik niet in eerste instantie aan de SP gedacht, omdat zij geen behoefte had aan het onderzoek. Dat is de verklaring voor het feit dat de SP niet is geraadpleegd.
  Wat de opmerking van de heer Van der Burg betreft, het volgende. Wij hebben niet gepoogd om het in te perken, maar in eerste instantie gezegd: we moeten een aantal mensen hebben dat van de hoed en de rand weet. Dat hebben we ook met de mensen op werkbezoek besproken, zoals we dat twee weken geleden in Londen en Parijs hebben gehad. Op zichzelf hechten we eraan dat het zo breed mogelijk wordt gedragen. Ik denk dat ik een oplossing heb om aan uw bezwaar tegemoet te komen. Punt A: ‘instelling van de Voorbereidingscommissie, bestaande uit de vertegenwoordigers van de fracties die de motie hebben ondertekend, alsmede de voorzitter van de Rekeningencommissie. Als u nu achter de Voorbereidingscommissie het woord ‘tenminste’ invoegt, dus: ‘tenminste bestaande uit’ en het woordje ‘de’ doorstreept, dan kan iedere fractie zich melden om deel te nemen aan de Voorbereidingscommissie. Dat lijkt mij zowel aan de bezwaren van de SP als die van de VVD tegemoetkomen.
 
 De heer VAN DER BURG: Ik zal verder niet moeilijk hierover doen, maar in beginsel hoort het zo te zijn dat een raadsbesluit door de gehele Raad wordt gedragen en uitgevoerd. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen vóór of tegenstemmers, evenmin als ondertekenaars.
 
 De heer BIJLSMA: Dat ben ik met u eens.
 
 De VOORZITTER: De Raad gaat akkoord met de aldus aangepaste voordracht? Dat is het geval.
  De voordracht wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit vermeld onder nr. 438 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de gemaakte opmerkingen.
...........................................................................
....................................................................................................
.............................................................
...................................................................................

 De vergadering wordt om 16.25 uur gesloten.