Avondzitting op woensdag 7 juli 2004.
 
 Voorzitter: mr. M.J. Cohen, burgemeester , alsmede de raadsleden dhr. Bijlsma en mevr. Bruines, plaatsvervangend voorzitters.
 
 Raadsgriffier : mevr. mr. M. Pe.
 
 
 De VOORZITTER heropent om 19.30 uur de des middags geschorste vergadering.
...............................................................................
...........................................................................................
.................................................................................
..........................................................................

 Aan de orde zijn thans opnieuw:
 
 7
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 25 mei 2004 inzake de Voorjaarsnota 2004 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 388). Hierbij worden betrokken:
–   de notitie van het raadslid de heer Van der Meer van 10 mei 2004, getiteld: Een alternatieve keuze voor de toekomst van Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 293);
–   de uitkomst van de financiële prognoses tot 2012 van het project Noord-Zuidlijn (zie Gemeenteblad 2004, afd. 1, nr. 282).
 
 8
  Voordracht van het College van Burgemeester en Wethouders van 17 juni 2004 inzake de Midterm Review (Gemeenteblad afd. 1, nr. 389).
 
  Wethouder HUFFNAGEL: De behandeling van de Voorjaarsnota. De Voorjaarsnota, het is door verschillende van u gezegd, is de behandeling van het begrotingsbeleid op hoofdlijnen. Meerdere malen heb ik namens het College aangegeven, dat de financiële tijden waarin de gemeente Amsterdam verkeert minder florissant zijn dan vroeger, sterker nog; het is allemaal somber. Toch hebben we weer 41 moties liggen, waarvan een groot deel met financiële consequenties. Ik kan u vertellen: dit is een heel mooi vak, maar de financiële tijden zijn niet zo mooi. Meerdere malen heb ik dan ook – in de Voorjaarsnota zelf en in de commissievergadering – aangegeven, dat er weinig tot geen geld is. Het is allemaal niet veel beter geworden sinds we de Voorjaarsnota hebben opgesteld. In essentie kan ik mijn verhaal in drie woorden samenvatten: somber, somber en nog eens somber. Graag wil ik het financieel deugdelijke beleid, zoals dat ook is gevoed door mijn voorgangers, voortzetten. Vandaar dat wij ook naar aanleiding van de Jaarrekening hebben voorgesteld om het tekort op de Noord-Zuidlijn, in één keer te nemen. Daarmee is de Raad niet akkoord gegaan. Dat is dan zo. Daardoor is er weer 12 miljoen euro toegevoegd aan de vrije ruimte, de zogenaamd vrije ruimte, want de Raad schuift de rekening gewoon een jaar voor zich uit en dat terwijl we weten dat het er volgend jaar zeker niet be ter zal voorstaan, dan dit jaar. In vergelijking met de Voorjaarsnota is dat allemaal weer minder geworden. Ik heb u dat eerder gemeld, in de commissie met name. Als we kijken naar de kortingen op het Gemeentefonds, dan is er – ten opzichte van het Meerjarenperspectief – een extra korting voor dit jaar te verwachten van 34 miljoen euro. Dat is bijna 75 miljoen gulden. Dat is dus geld dat we zullen moeten dekken. Dat krijgt u volgend jaar samen met die vooruitgeschoven rekeningen. Structureel werkt dat door in 2005 met nog eens 23 miljoen euro. Ja, meer dan 50 miljoen gulden. Het betekent dat die extra 23 miljoen euro, zullen moeten worden gedekt en dat die nog niet bekend waren bij het opstellen van de Voorjaarsnota. Vandaar ook dat ik heb aangegeven, dat er weinig tot geen geld is. Toch die 41 moties. Dan heb ik het nog niet eens over de septembercirculaire, die ook nog eraan zit te komen vanuit Den Haag, waarvan volgens mij niemand hier het vermoeden heeft, dat daar geld wordt gevonden dat naar Amsterdam zal komen.
 (Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter, mag ik één vraag stellen aan de wethouder. Ik hoop dat u het me niet kwalijk neemt dat ik opheldering vraag. Wij werken hier met een stuk dat we van het College hebben gekregen, waarin een financiële ruimte staat aangegeven. Als nu sinds weken of dagen duidelijk is dat dit er misschien nu wel is, maar ook weer niet, had u dat wat eerder kunnen melden. Wij hebben gewerkt – ik hoop dat u het ermee eens bent – met de gegevens die het College ons heeft meegegeven.)
  Dan herhaal ik nog maar eens dat ik dat in de Commissie nadrukkelijk heb aangegeven, omdat toen ook deze extra kortingen vanuit het Gemeentefonds bekend waren, dat het niet voor niets is dat dit College – bij het opstellen van de Voorjaarsnota – expres ruimte heeft gehouden. Dat is niet nieuw, voor mogelijke ontwikkelingen, zoals die na het opstellen van de Voorjaarsnota nog komen. Ik constateer dat deze 41 moties, die de Raad heeft ingediend, de vrije ruimte die het College nog had gereserveerd voor mogelijke tegenvallers, heeft opgesoupeerd en dat voor de extra tegenvallers die ik heb aangekondigd, geen enkele dekking wordt gevonden.
 (De heer REUTEN: Mijnheer de Voorzitter, het is waar dat u in de commissievergadering   heeft gesproken over de ontwikkelingen in het Gemeentefonds. U wordt nu geconfronteerd met een Raad, waarbij bijna alle fracties, ook bijvoorbeeld die van de VVD, veel voorstellen indienen om de vrije ruimte die er is, een bestedingsruimte mee te geven. U kunt niet zeggen dat die 25 miljoen euro stelpost, incidenteel was bedoeld voor het opvangen van tegenvallers, want u heeft daarvan zelf in de Voorjaarsnota gezegd dat die was bedoeld voor collegeprioriteiten. Nu neemt u het de Raad kwalijk dat wij een voorschot nemen op die prioriteiten. Dan had u moeten zeggen dat die was bedoeld voor tegenvallers en niet voor voorstellen van het College. Want dan ga ik er nu bij deze   vanuit, dat het College voor nul euro, extra voorstellen in september meeneemt.)
  Nee, mijnheer Reuten, u interpreteert mijn woorden verkeerd. Of u verdraait ze bewust, dat zal ik in het midden laten. Waarover het gaat is dat ik tegenvallers heb aangekondigd en dat het er toch verdacht op lijkt dat de Raad horende doof is, wat het College u aankondigt.
 (De heer VAN DER MEER: Mijnheer Reuten maakt een terechte opmerking. U heeft iets   anders gezegd in de commissievergaderingen. U komt nu met een heel ander verhaal.   Mijnheer Reuten heeft gelijk, want het is altijd gemeld als zijnde ruimte voor  collegeprioriteiten.)

  U zegt nu weer iets anders dan mijnheer Reuten. Goed. Die kortingen op het Gemeentefonds hebben we.
 (De heer DE GRAAF: Als we even kijken naar het verleden, wethouder, ten aanzien van   de PM-post van het College, zien wij dat de afgelopen jaren gemiddeld rond de 12,5 à 13 miljoen euro is ingevuld als PM-post. En nu 25 miljoen euro. Wat dat betreft zou je kunnen concluderen dat daarin ruimte zit.)
  Nee, het enige wat we kunnen constateren is dat dit College zeer voorzichtig is bij het opstellen van deze Voorjaarsnota. Wat u terecht mag constateren, is dat het College de Raad zo snel mogelijk heeft geïnformeerd over aanvullende tegenvallers. Ik constateer dat tot nu toe het weinig tot de Raad is doorgedrongen, als ik deze 41 moties bezie. Los van de kortingen op het Gemeentefonds, hebben we nog dreigende en deels niet te kwantificeren kortingen op de specifieke uitkeringen. We hebben de tegenvallende ontwikkelingen in de grondexploitaties en er zijn nog twee aanvullende bedreigingen, waarover ik u al eerder heb gemeld. Namelijk dat we nog niet goed kunnen overzien wat het BTW compensatiefonds voor narigheid over ons uit zal storten en - dat heeft u allemaal in de krant kunnen volgen - de discussie over het EMU-saldo, waarbij de minister van Financiën heeft aangegeven dat hij overweegt om een investeringsstop op te leggen aan gemeenten. Het zal hier duidelijk zijn dat wij als College daar absoluut niet voor zijn, maar het hangt wel in de lucht.
   (De heer VAN POELGEEST: Het is wel een goede zaak dat de VVD landelijk regeert?)
  Het is prima dat de VVD landelijk regeert, anders was het vast nog veel erger. In allerlei stukken hebben we daarvoor gewaarschuwd.
  Oproepen tot terughoudendheid. Die heb ik ook bij de collega’s gedaan en die hebben dat ook gedaan. We hebben ons zoveel mogelijk proberen te beperken tot de programmaprioriteiten en niet om nieuw geld te vragen, maar eerst eens te kijken wat er is en dat geld op te maken. Het gaat nu om uitvoering, uitvoering, uitvoering.
 (De heer H.H.G. BAKKER: Mijnheer Huffnagel, begrijp ik uit uw betoog dat u de moties   met een financieel kader ontraadt?)
  Ik kom zo op de moties. Wat in ieder geval onwenselijk is in de huidige situatie, is dat wanneer er een meevaller wordt gevonden, die dan direct op te pakken en te herbestemmen en om tegenvallers te laten lopen. Op zich is dat een deugdelijk financieel beleid, zoals we dat altijd willen voeren, maar in deze tijden is dat extra nodig. Een aantal van u heeft het ook al aangegeven: de Voorjaarsnota is richtinggevend. Het betekent dus dat we eerst 23 miljoen euro te dekken hebben, voordat we weer kunnen gaan kijken naar nieuwe plannen. In ieder geval betekent optelling van de moties, dat kan ik de heer Bakker wel alvast zeggen, een schromelijke overschrijding van de ruimte. U begrijpt dat ik niet enthousiast ben over de financiële situatie, dit jaar. Maar ik wilde dat enthousiasme niet nog kleiner maken, door uitgaven te gaan doen die onverantwoord zouden zijn. Mevr. Spee had het over de Vier Seizoenen van Vivaldi en vroeg zich af in welk jaargetij we zitten. Als het gaat over de financiële toestand en de vooruitzichten, dan is de winter al een tijdje gaande en is de brandstof bijna op, maar weten we niet hoe koud het nog gaat worden. Ik zal niet alle moties met u doornemen.
  Mijnheer Bakker voorspelde het al met zijn vraag, want u zult begrijpen dat een aantal moties, dat niet over de hoofdlijnen gaat, wat het College betreft niet thuishoort bij de Voorjaarsnota. Moties die eventueel wel zullen worden aangenomen, door het College zullen worden meegenomen, omdat daar een bestedingsrichting wordt gesuggereerd. Mocht er nog sprake zijn van een bestedingsrichting, dan zullen we die betrekken bij het opstellen van de begroting.
 (De heer REUTEN: Kan de wethouder aangeven hoe hij een hoofdlijn definieert? Is dat hoger dan een bepaald bedrag of gaat het bijvoorbeeld over iets wat een groot deel van de Raad belangrijk vindt of een prioriteit van het College, die de Raad misschien helemaal niet belangrijk vindt? Hoe moet ik zien wat een hoofdlijn is en wat niet?)
   Om het financieel in te vullen denk ik dat het bij de Voorjaarsnota zaken betreft die gaan over 100.000 euro die hier niet thuishoren. Laat ik positief beginnen. Motie H, een amendement van de heren Reuten, Van Straaten en De Graaf. De post ICT structureel te vervangen door een incidenteel bedrag, die motie kunnen wij overnemen. Dat blijkt ook uit de uitleg en de dekking. Het gaat niet om structureel geld, maar om incidentele ruimte. Overigens staat wel in het besluit “incidentele en structurele ruimte bij 2005 dienovereenkomstig te verlagen”. Dat is dan annex verhogen, neem ik aan. Die zullen we overnemen.
 (Mevr. BRUINES: Waarom heeft u dit in uw eigen stukken als structurele post   opgenomen, als dat zo gemakkelijk gaat?)
  Daarin heeft u gelijk, het is gewoon fout.
   (Mevr. BRUINES: Verkeerd opgeschreven?)
  Het is verkeerd opgeschreven. Zelfs het College maakt wel eens fouten, mevr. Bruines. Gelukkig is voor dit 500.000 euro beraad.
  Motie nr. 445: tien miljoen euro extra voor het ISV (Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing). Dat betekent dat we een extra bijdrage zouden leveren en mijnheer Reuten heeft het daarover in zijn bijdrage al gehad, namelijk de financiële situatie van de stadsdelen. Is het nu wel of niet wenselijk om dit te doen? Ik denk dat dat niet wenselijk is. Ik denk dat wij de stadsdelen, ook in deze moeilijke tijd, meer dan netjes behandelen. Meer dan zeer netjes zelfs. Als we kijken naar de derde tranche van de UNA-gelden, delen we die met de stadsdelen volgens het 60/40-principe, waardoor de stadsdelen 27 miljoen euro extra krijgen, waarop ze niet kunnen hebben gerekend. Het is namelijk uitonderhandeld door de Centrale Stad. De tweede tranche, zoals dat is afgesproken in het programakkoord, gaat gewoon door naar de stadsdelen, ondanks het feit dat de Centrale Stad zelf in slechtere, financiële omstandigheden verkeert.
   (De VOORZITTER: Wethouder, denkt u een beetje aan de tijd?)
  Ik zal proberen wat tempo aan te brengen.
   (De VOORZITTER: Niet proberen, gewoon doen.)
 (De heer REUTEN: Mijnheer de Voorzitter, de wethouder zegt dat het ISV is om de   stadsdelen te ontlasten. Ik moet eerlijk zeggen dat het mij niet gaat om de stadsdelen, het gaat ons – de indieners van de motie – om het aanpakken van die wijk. U heeft het erover dat de winter is aangebroken. In sommige wijken is de winter al een tijdje aangebroken, als het gaat om de toestand waarin die wijken verkeren. Daarom willen wij iets extra’s doen. U zegt dat die bezuiniging nu eenmaal zo is. Wij zeggen: Amsterdam moet een andere lijn kiezen, dan de bezuiniging zo maar te accepteren.)
  Dat noemen we: samen de trap op en samen af. Maar in uw geval begrijp ik dat de stadsdelen wel samen de trap op moeten, maar op het moment dat het minder wordt niet mee terug hoeven te lopen, althans niet in hetzelfde tempo. Overigens is er nog een voordeel voor de stadsdelen; door het laten vrijvallen van egalisatie leningfonds, is er al een compensatie van 11,8 miljoen euro, terwijl het nadeel van de stadsdelen ongeveer 16 miljoen euro is.
  (De heer REUTEN: Mijn vraag is niet om de voordelen van de stadsdelen op te sommen. Het gaat om het opknappen van de wijken en de voortgang van de stedelijke vernieuwing. Daarover gaat het. Niet of het naar de stadsdelen gaat of dat de Centrale Stad het doet. Het is nu eenmaal zo dat de stedelijke vernieuwing voor een groot deel in de stadsdelen plaatsvindt, dat klopt. Maar het gaat hier om de wijken en niet om wie het geld krijgt.)
  Waarover het hier gaat, is dat er minder geld is en dat er dan keuzes moeten worden gemaakt. Dat er dan niet kan worden gedaan alsof er niets aan de hand is, en dat er zeker niet kan worden gedaan alsof het vanuit de Centrale Stad gemakkelijk is om nadelen te compenseren. Dat kan dus niet.
  Motie nr. 446: de cijfers hoeveel geld er beschikbaar is voor het omzetten van koop naar huur, zijn nog niet bekend. Dat wil zeggen, daarover doen verschillende verhalen de ronde. Er schijnen verplichtingen te zijn aangegaan, dus het lijkt me handig om dit signaal mee te nemen en te bekijken hoe het nu zit met de hoeveelheid geld die daarvoor beschikbaar is en daarop bij de begroting terug te komen.
  Motie nr. 447: daar gaat het onder andere over de VMBO-scholen (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs). Daarover komt nog het één en ander aan informatie, omdat we dat in het College hebben behandeld. Maar ook in het programakkoord staat daarvoor nog bijna 2 miljoen euro. Het lijkt me dus niet verstandig om daaraan nog eens extra geld toe te voegen. Nogmaals, laten we nu eerst eens het geld opmaken dat er nog ligt. Laten we gaan uitvoeren.

  Als het gaat om FIOS, dat is niet geregeld, maar het wordt betrokken bij het grootstedelijke beleid. Dus ook daarbij zou ik zeggen: laten we nu niet daarop vooruit lopen. Laten we eerst kijken waar plannen liggen die we echt kunnen uitvoeren en het geld daar inzetten.
  Motie nr. 448 gaat over de subsidies. Volgens mij is het zo dat de invulling voor 2005 wel wordt gemaakt door deze Raad, maar de invulling van 2006 nog niet. Volgens mij is dat geen juist beleid. Volgens mij moeten we er dan voor zorgen, dat de plannen er in ieder geval bij de begrotingsbehandeling – aan het eind van het jaar – moeten liggen. Dat lijkt me verantwoord, omdat je namelijk vóór 1 januari moet aangeven aan organisaties of ze hun subsidie wel of niet behouden.
  Motie nr. 449: 0,4 miljoen euro extra voor AT5. Dat wordt dan gedekt uit kabelgelden. De bijna
2 miljoen euro die de gemeente krijgt voor de kabelgelden, ging vroeger via UPC en dat gaat nu rechtstreeks. Het wil dus zeggen dat u dan 400.000 euro verschuift. Daarvan worden dan AT5, SALTO (Stichting Amsterdamse Lokale Televisie en Radio Omroep) en de Amsterdamse Programmaraad betaald. Dan schuift u dus met geld. Het is geen extra geld, ik maak u maar even erop attent.
 (De heer ASSCHER: Stond dat dan in de ruimte van de Voorjaarsnota? Nee, toch. Op   welke plank lag het dan nu?)
  Het is de twee miljoen die vroeger via UPC ging en nu via de gemeente, dus die zijn al verwerkt. Als we meer aan AT5 geven, betekent het dat er wat minder naar SALTO en de Amsterdamse Programmaraad kan. Die Amsterdamse Programmaraad is maar een heel klein bedrag, dus dan zal het van SALTO afmoeten. Daarmee is het niet een onmogelijke motie, maar ik wijs u alleen maar even erop.
  Motie nr. 458: Dat oogt wel aantrekkelijk, maar is praktisch niet uitvoerbaar voor dit jaar. Laat ik zeggen dat het signaal helder is.
  Motie nr. 462: Dit wordt een beetje een jojobeleid. Het Stimuleringsfonds Toegankelijkheid Openbare Gebouwen voor Gehandicapten was een driejarig fonds. Dat is Gemeentefondsgeld. Vorig jaar was er een incidentele prioriteit, omdat dit het laatste jaar was. Ik vraag me wel af – het is dan ook weer geld dat uit het Gemeentefonds komt – hoe het uit te leggen is aan de stadsdelen.
  Motie nr. 465: Ik denk dat ook hier geldt, dat we vooral moeten kijken naar uitgewerkte en uit te voeren plannen en dan met name die nodig zijn. De discussie dat het een taak van de stadsdelen is, hebben wij volgens mij meerdere malen gevoerd in deze Raad.
  Motie nr. 474: Incidenteel twee miljoen euro extra investeren in de nieuwbouw van het dierenasiel. Als College hebben we voorgesteld om er twee miljoen euro voor te reserveren, omdat het volgens ons mogelijk moet zijn om via koopfinanciering, aan fondsenwerving te doen. Daarvan is de uitslag nog niet bekend en toch voegt u al twee miljoen euro eraan toe. Het gaat overigens om een totaalbedrag van 4,8 miljoen euro. Je kunt je ook afvragen of die honden misschien in een iets minder luxe dierenasiel zouden kunnen worden opgevangen. Het gaat om de plannen.
  Motie nr. 483: Daarin staat dat de doorlichting van de subsidierelaties niet adequaat is gebeurd. Wij hadden de indruk dat we ons huiswerk hadden gemaakt. Huiswerk dat we vorig jaar hadden opgekregen door de Raad. Als u vindt dat we daarvoor niet het plaatje in het plakboek verdienen, pakken we dat signaal op. Maar ik vind wel dat de Raad nu ook keuzes moet gaan maken en niet elk jaar opnieuw deze beslissing vooruit kan schuiven. Dat is en niet eerlijk naar de organisaties die subsidies krijgen, maar het is financieel natuurlijk ook niet deugdelijk.
  Motie nr. 486: Subsidie aan het Zeemanshuis. Dat is geen hoofdlijn, maar wel sympathiek. Als u een mooie dekking ervoor hebt, zullen we er waarschijnlijk verder naar kijken.
 (De heer VAN DER BURG: Gaat het niet om een bezuiniging die pas in 2006 ingaat?   Dan is het niet aan de orde binnen het kader van 2005.)
  Dan merken we volgend jaar wel wat uw voorgestelde dekking is. Dan kan ik nog tegen mevr. Kalt zeggen dat ik zo graag tijdens uw laatste behandeling van de Voorjaarsnota, een motie van u positief zou willen adviseren, aangezien de dekking steeds mis is.
 (Mevr. KALT: Ik heb ook gevraagd of u mij wilde helpen met de dekking, weet u nog   wel?)
 

  Ik ben bang dat het probleem is dat de Raad het in feite elke keer doet. Terwijl wij nu juist de plannen naar voren hebben gebracht die nu liggen.
  Dan heel kort nog even de discussie over het weerstandsvermogen. Dit heeft mijnheer Van Straaten weer aangevoerd. Het zou beter zijn wanneer het weerstandsvermogen wat hoger zou zijn in deze stad. Maar gegeven de tijden waarin we leven, denken wij dat het niet verstandig is om het weerstandsvermogen te vergroten. Overigens, de opmerkingen van de heren Van der Meer en Asscher over het anticyclische beleid. Ik moet zeggen dat ik uitkijk naar de moties van deze partijen, zodra het economisch wat beter gaat, om dat weerstandsvermogen dan te vergroten. Ik kan me niet herinneren dat – in de tijd dat ik in de Raad zat – van die kant dat geluid ooit kwam. De heer Van der Meer heeft gezegd dat er te weinig aan cultuur staat. U kunt het zich niet herinneren?
   (De heer VAN DER MEER: Ik ben één van de partijen die een motie heeft   ingediend.)
  Voor cultuur, omdat u vindt dat er te weinig in staat. Dan wil ik u toch herinneren aan de nieuwe bibliotheek, de uitbreiding en vernieuwing van het Stedelijk Museum, de vlakke vloer van de Stadsschouwburg, het Designmuseum op de Zuidas. En dat allemaal in deze tijden.
(Mevr. BRUINES: Dit bevestigt maar weer eens wat een cultuurbarbaar u bent, want daarover gaat het natuurlijk niet.)
  Die titel laat ik mij niet afnemen. Ik begrijp in ieder geval hieruit, dat we de uitbreiding en vernieuwing van het Stedelijk Museum niet onder cultuur hoeven te rekenen. Ik ben benieuwd wat het dan wel wordt. Dat wat betreft de reactie van het College op de inbreng van de Raad.
 (De heer ASSCHER: Somber, somber, somber en ook een beetje zuinig, zuinig, zuinig. Ik heb een vraag. Uw voorganger was toch chiquer daarin. De Raad doet misschien niet wat u wilt, maar uw voorganger bedankte de Raad wel voor het feit dat de Raad doet wat zij moet doen, namelijk richting geven in de Voorjaarsnota en het College aangeven wat de bestedingsrichtingen zijn. U zou deze Raad heel hard moeten bedanken. U heeft een duidelijke richting. Natuurlijk moet het financiële kader in orde zijn. Misschien dat u het toch nog in orde kunt maken.)
  Mijnheer Asscher, laat ik dan in ieder geval uw dank aan het College hebben gemist voor het opstellen van de Voorjaarsnota. Maar als u zo graag naar een complimentje hengelt, hartelijk dank.
 
 De heer REUTEN: Mijnheer de Voorzitter, ik vind dat de wethouder zich te gemakkelijk hiervan afmaakt. De Raad geeft bestedingsrichtingen hieraan. De begroting moet worden opgesteld en de Voorjaarsnota is de voorbereiding daarvan. Wij, de Raad, geven een aantal bestedingsrichtingen aan. Bij een groot aantal moties wordt gevraagd om een uitvoeringsplan van het College. Er worden geen concrete bedragen aan bepaalde doelen gekoppeld, omdat wij niet kunnen inschatten of er gisteren in het College nog iets is besloten. En of er in september nog een circulaire komt, waarin iets staat over de GOA (Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid). Dus daarom geeft de vrijheid om die bestedingsrichtingen van de Raad in te vullen bij de begroting, op een manier waarvan u denkt dat het verantwoord is. Waarom dan zo, om met de woorden van mijnheer Asscher te spreken, zuinigjes, zuinigjes, zuinigjes? U moet niet zeggen dat de Raad naar een complimentje zit te vissen. Wij hebben u en al uw medewerkers gecomplimenteerd tijdens de commissievergadering. We hebben ook aan het eind van de bijdrage, u succes gewenst met het opstellen van de begroting. Ik zou dus een glimlach willen hebben van de wethouder voor de creativiteit van deze Raad.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: Laat ik heel helder daarin zijn; ik heb van tevoren aangegeven, dat de Voorjaarsnota over de hoofdlijnen gaat en dat we de moties die worden aangenomen zullen meenemen, maar dat ik er weinig verwachtingen van heb. Waarom zuinig, zuinig, zuinig? Als je geen geld hebt, moet je zuinig zijn.
 
 
 
 De heer REUTEN: Ik wil nog één keer terugkomen op die stelpost van 25 miljoen euro incidenteel. Kunt u mij aanwijzen in uw tekst over die stelpost, waar staat dat die is bedoeld voor tegenvallers in september? Het staat niet in die tekst.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: Nee, natuurlijk staat dat niet in die tekst. Die 23 miljoen euro is pas daarna bekend geworden.
 
 De heer REUTEN: Dan moet u ons nu niet verwijten dat wij voor die 25 miljoen euro bestedingsrichtingen geven, waarvan u bij de begrotingsbehandeling kunt zeggen op welke manier u denkt dat die het beste kunnen worden ingepast. We komen dan weer erover te spreken met de gehele Raad.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: Ik heb het u verteld in de commissie.
 
  De heer VAN POELGEEST: Als het allemaal zo somber is en u weet het al maanden, heeft het College dan overwogen om deze Voorjaarsnota in te trekken, een nieuw stuk aan de Raad te sturen en daarin al die gegevens te verwerken? Want dat lijkt me een betere omgang tussen Raad en College dan wanneer u hier, op een naar mijn mening vrij badinerende toon, ons de mantel begint uit te vegen met een pathetiek die af en toe over de top is. Volgens mij moet het College dit stuk intrekken. Dat is helderder.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: Zo werkt het niet. Ik heb wel degelijk – ook naar de collega’s toe – aangegeven dat er een extra korting aankomt vanuit het Gemeentefonds en dat wanneer geen dekking daarvoor wordt gevonden, de Voorjaarsnota deels op de helling zal moeten, omdat er dan ook geen geld is voor de plannen, zoals die er nu instaan. Ik probeer de Raad niet de mantel uit te vegen. Ik probeer u hier deelgenoot te maken van wat ik al eerder heb gezegd, wat nu blijkbaar wel aankomt en daarvoor nog niet.
 
 De heer VAN POELGEEST: De zwaarheid van uw toon moet volgens mij niet alleen a zeggen en b doen. U moet zeggen dat het stuk niet meer actueel is en dat u het intrekt als College. In september kunt u komen met een nieuw stuk, waarin ook alle tegenvallers zijn verwerkt.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: U zou toch beter moeten weten. Dit is de voorbereiding op de begroting. Dat stuk is gemaakt met als sluitingsdatum april. We weten allemaal dat er daarna nog andere ontwikkelingen kunnen komen. Ik heb die zo goed als ik kan, elke keer zo snel mogelijk gedeeld met de Raad. U kunt mij nu niet vertellen dat ik dat onvoldoende heb aangegeven.
 
 De heer VAN POELGEEST: Als het echt zo somber is, zoals u net deed voorstellen, kunnen er goede redenen zijn om van de gangbare procedure af te wijken en u had dat kunnen voorstellen. Ik vind dat uw woorden niet in verhouding staan tot wat u doet als College. Als het zo somber is, trek dat stuk dan in.
 
  Wethouder HUFFNAGEL: Dat delen we dus niet.
 
  De heer REUTEN: Mijnheer de Voorzitter, de wethouder heeft gelijk. Dit is de voorbereiding op de begroting. De Raad doet haar werk in voorbereiding op de begroting. Ik geef u op een briefje dat we aan het eind van de avond een aantal moties hebben aangenomen, daarvan ga ik tenminste uit, die passen binnen het kader dat de Raad zichzelf heeft gesteld. Ik heb diverse mensen hier horen zeggen dat wij incidenteel en structureel een bedrag zullen overhouden voor het College. We zullen niet over dat bedrag heengaan. Laat u dan gewoon aan de slag gaan – over de zomer – met de aangenomen moties en de bestedingsrichtingen. En kom met een beetje glimlach op uw gezicht terug naar de Raad, met een begrotingsvoorstel.
 

 Wethouder HUFFNAGEL: Dat is precies wat ik heb gezegd. Ik heb over die moties gezegd dat ze zullen worden meegenomen in de begroting. Ik ben somber over de financiële toestand en het is mij tegengevallen dat de signalen die het College eerder hierover heeft afgegeven, nauwelijks zijn opgepikt door de Raad. Ik heb het idee dat het nu wel is doorgekomen.
 
 De heer REUTEN: Dan constateer ik dat we kunnen overgaan tot de stemming. Want het enige punt waarop de wethouder het begin van een debat over één van de raadsvoorstellen is aangegaan, is de ISV. Daarover hebben we net wat dingen uitgewisseld. Over een aantal andere, toch interessante voorstellen
 
van diverse partijen, is hij op geen enkele manier ingegaan, met de bedoeling de Raad te overtuigen. U heeft alleen maar gezegd: zuinig, zuinig, zuinig. Het geld is op.
 
 Wethouder HUFFNAGEL: Het was mijn bedoeling om de Raad daarmee te overtuigen. Of dat is gelukt zullen we merken aan de stemmingen.
 
 De heer H.H.G. BAKKER: Ik wil kort ingaan op wat mijnheer Huffnagel zegt. Wij voelen ons eerlijk gezegd niet de mantel uitgeveegd. Wij zijn blij met een wethouder die op de centjes let. Als we eventueel een motie daarover moeten indienen in zwaar weer, dan doen we dat. Wat dat betreft zijn wij dan ook bereid om onze motie in te trekken. Niet alleen vanwege het geld, maar ook omdat het pas voor 2006 geldt. Ik vind wel dat de heer Huffnagel een punt heeft. Ook wij hebben in diverse voorgaande dingen gezegd dat Amsterdam zwaar weer kan verwachten en dat het financieel en economisch, slecht gaat in Amsterdam. Als we hier zitten – we blijven allemaal zonneschijn spelen en we proberen het geld met bakken de deur uit te gooien zonder dat de centjes in huis zijn – ben ik blij dat we een wethouder hebben die de Raad ter verantwoording roept, over de besteding van gelden. We hebben zeven vette jaren gehad, maar ik kan u ook vertellen dat we zeven magere jaren tegemoet gaan. Ik ben blij met deze wethouder.
 
 De VOORZITTER: Ik wilde even met u gaan kijken hoe wij de orde van de vergadering verder gaan organiseren. Het lijkt mij na dit debat misschien, als ik zie hoe dat gelopen is, dat er te constateren valt dat er van de zijde van het College is gezegd dat de situatie somber is. Hij is somberder dan op het moment dat de Voorjaarsnota uitkwam. Dat is gemeld ook in de richting van de Raad in de commissie.
 
 Mevr. BRUINES: Mondelinge mededelingen in de commissie, mijnheer de Voorzitter, zijn iets anders dan een brief aan de Raad.
 
 De VOORZITTER: Ik ben nu even bezig met de orde. Tegelijkertijd is er ook vanuit de Raad gezegd dat de moties die er liggen, richtinggevend zijn uit de Raad voor het opstellen van de begroting. Ik kan mij voorstellen dat – gehoord hebbende de woorden van de wethouder Financiën – het goed zou zijn als de Raad die woorden op zich laat inwerken, zodat we morgen daarmee verder gaan. Het is nu ook vijf voor elf. Het lijkt me ook in ieder geval verstandig om dat te doen. Het is uiteraard aan u om te kijken of en op welke manier u dat op u wilt laten inwerken. Ik zou mij daar zelf iets bij kunnen voorstellen. Maar dat is vanzelfsprekend aan u. Ik stel voor om de vergadering te schorsen tot morgen. Morgen beginnen wij dan om één uur met agendapunt 40 over het Burgerinitiatief. Dan gaan wij daarna door met de Voorjaarsnota met de tweede termijn van de Raad.
 
 Mevr. BUURMA-HAITSMA: Blijft het dan wel bij een middagraad?
 
 De VOORZITTER: Ik denk dat het heel goed een middagraad kan blijven. Dat hebben we ook afgesproken. Er is nog een aantal kleinere punten. Ik denk dat als iedereen zich verder daarop instelt, we dat goed kunnen realiseren. Dan schors ik nu de vergadering tot morgenmiddag één uur.
 
  Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter, kunnen wij onze spullen hier laten liggen?
 
 De VOORZITTER: Ja.
 
  De vergadering wordt geschorst van 23.00 uur tot 8 juli 2004 om 13.00 uur.