Verslag van de openbare vergadering van de Commissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en Communicatietechnologie op donderdag 12 december 2002 in zaal 0239 van het stadhuis van 20.03 tot 23.16 uur 

Aanwezig:   dhr. Jamari (PvdA ) voorzitter, dhr. Van der Horst (wethouder), mw. Spee
(CDA), dhr. Haffmans (AA/DG), dhr. Flos, dhr. Isik en mw. Van de Wieken (VVD), dhr. Bijlsma en dhr. Marres (PvdA), mw. Dalm en mw. Van Pinxteren (GrLi), mw. Bruines (D66), mw. Meijer (SP), dhr. Van Brug (MM)
Afwezig:   dhr. De Graaf (CDA), mw. Van Oudenallen (MM), dhr. Manuel (D66), dhr. Bakker (LA)
Ambtenaren:     mw. Westera (secretariaat commissie/ROIB), dhr. Van Eendenburg
      (coör. secretaris), dhr. Van Rijnberk (dIVV), dhr. Kuijpers (Grondbedrijf)
Verslag:    Verslagbureau Amsterdam (VBA), mw. Van Kuyk
Vastgesteld d.d.:  9 januari 2003 
 



Blok  ALGEMEEN 



A1  Opening 

De voorzitter opent de vergadering om 20.03 uur en heet allen welkom.
Hij deelt mee dat de vergadertijd wordt verlengd tot ongeveer 23.00 uur, gezien het grote aantal insprekers: twee insprekers bij agendapunt A.4 (half uur publiek) en zeven insprekers bij de agendapunten V.2 en V.3 (Spuistraat).  



A2  Mededelingen 

De voorzitter herinnert aan het werkbezoek aan ROVER op vrijdag 13 december, vanaf 13.30 uur, in het Informatiecentrum Stationseiland.
Hij meldt dat het werkbezoek aan Rijkswaterstaat plaats zal vinden op 14 februari 2003, van 13.00 uur tot 18.00 uur. De uitnodiging en het definitieve programma volgen.
De voorzitter maakt de resultaten bekend van de peiling van de voorkeursdag/-tijd van de vergaderingen in 2003. Het is woensdagmiddag geworden, met 9 tegen 6 stemmen. Het nieuwe vergaderschema wordt uitgedeeld. De eerste reguliere vergadering vindt plaats op 22 januari a.s. van 13.00 uur tot 17.00 uur. Een extra vergadering wordt gehouden op donderdag 9 januari 2003, vanaf 19.30 uur. Verschillende commissieleden maken erop attent dat op 22 januari 2003 de verkiezingen worden gehouden, zodat dit geen gelukkige dag is om een reguliere vergadering te houden. De voorzitter antwoordt dat hij zich daarvan bewust is, maar dat desondanks gekozen is voor deze datum. Hij  deelt mee dat de agendapunten V2 en V3 gezamenlijk worden behandeld, waarbij ook het ter kennisnamestuk nr. 103 wordt meegenomen. Een geactualiseerd overzicht van de werkbezoeken wordt uitgedeeld.
De voorzitter verzoekt de leden om hun prioriteiten aan het geven in de lege kolom, en het overzicht vervolgens terug te sturen aan het secretariaat. De gewijzigde moties worden uitgedeeld, waarbij erop wordt gewezen dat deze ook per e-mail zijn verzonden. 

Dhr. Marres vraagt de voorzitter om het nieuwe commissielid mevrouw Van der Wieken welkom te heten. 

Dhr. Isik deelt mee dat de heer Flos op tijd zal zijn voor zijn presentatie bij de agendapunten V.1 en V.2.
Mw. Spee meldt voor de zekerheid nogmaals dat zij niet kan deelnemen aan het werkbezoek aan ROVER.
Dhr. Bijlsma heeft afgelopen week een brief van de ROA ontvangen met de mededeling dat ROA morgenmiddag ook een informatiemiddag houdt. Deze valt dus helaas samen met het werkbezoek aan ROVER. Hij betreurt de gebrekkige afstemming van de kant van ROA.
Dhr. Van Brug excuseert de afwezigheid van mevrouw Van Oudenallen, en deelt mee dat hij haar vanavond vervangt. 



A3  Vaststelling agenda heden  

Het naar deze vergadering doorgeschoven agendapunt “preadvies op de notitie van raadslid Paquay van 21-6-02 “(korte – met grote gevolgen)” is heden geagendeerd onder punt V.1.
De agendapunten V.2 en V.3 worden gezamenlijk behandeld.
De voorzitter meldt dat de agendapunten V.5 en V.6 nog niet door het college zijn goedgekeurd. Hij stelt voor om de behandeling ervan uit te stellen, en het ter kennisnamestuk nr. 102 bij de brainstormsessie te betrekken.
Dhr. Bijlsma deelt mee dat de ROA ook een notitie over het onderwerp exploitatie openbaar vervoer heeft gepubliceerd, dat ook bij de beschouwingen zou kunnen worden betrokken.
Mw. Dalm geeft te kennen dat het zinloos is om dit onderwerp te bespreken zolang het college haar goedkeuring nog niet gegeven heeft, en sluit zich aan bij het voorstel van de voorzitter.
Dhr. Bijlsma pleit voor de organisatie van een informatiemiddag over dit onderwerp, omdat het dermate complex en specialistisch is dat er niet uit te komen is bij een gewone behandeling.
Besloten wordt dat deze agendapunten heden niet behandeld worden.
Agendapunt V.4 wordt gehamerd.
Agendapunten V.5 en V.6 worden verschoven naar een nader te bepalen datum.
Agendapunten V.7, V.8 en V.9 worden verschoven naar de vergadering van 9 januari 2003. 

Dhr. Marres heeft twee vragen aan de wethouder op het gebied van Blok zeehaven.
De eerste vraag betreft berichten over de nieuwe klant van Ceres. In het bijzonder wil hij van de wethouder weten welke hoeveelheden containers de nieuwe klant binnenbrengt, en wat de containers bevatten. De tweede vraag gaat over berichten van de afgelopen week uit de media over een diepgaande betrokkenheid van de gemeente Amsterdam bij de ontwikkeling van een nieuwe verdeelterminal in Coevorden. Als deze berichten op waarheid berusten, wil hij weten of een haalbaarheidsstudie naar dit project is gedaan, wat de vooruitzichten zijn, en of er een kosten-batenanalyse beschikbaar is, zodat de voor- en nadelen van dit project inzichtelijk kunnen worden.
De wethouder deelt mee dat het bericht over een nieuwe klant van Ceres een canard is. De foutieve berichtgeving bleek het gevolg van een onduidelijke mededeling van de minister, die volgens de wethouder de nieuwe eigenaar van Ceres verwarde met een klant. Het bericht over Coevorden is door de media buiten proporties opgeblazen. De waarheid is dat Amsterdam een intentieverklaring heeft ondertekend met het gemeentebestuur van Coevorden, waarin slechts het helpen mee-ontwikkelen van het bedrijventerrein is opgenomen. Amsterdam heeft hier geen grote investeringen in gedaan: het gaat om een symbolische bijdrage, binnen een gebruikelijke strategische alliantie.
Dhr. Marres geeft aan dat hij graag door de wethouder op de hoogte gehouden wil worden van eventuele toekomstige ontwikkelingen op het gebied van het project-Coevorden.
De wethouder bericht kort over de samenwerking tussen het Havenbedrijf en de gemeente Coevorden. In de intentieverklaring zijn voorbehouden opgenomen met betrekking tot de goedkeuring van het bestuur. Binnenkort zal hij een notitie indienen bij het college. 



A4  Vragen half uur publiek 

Inspreker:
Dhr. Hageman namens de Vereniging Stadsvervoerbelang over opheffen tramlijn 6 op de Overtoom per 15 december 2002.
Hij deelt mee dat hij ook lid is van de Reizigersadviesraad. De Reizigersadviesraad werd ervan in kennis gesteld dat al dit jaar de route van tramlijn 6 niet meer door de Overtoom loopt, en voelt zich daardoor overvallen. Kennelijk gaat het om een voldongen feit. Indertijd heeft inspreker aan de commissie voorgesteld om tramlijn 6 in plaats van lijn 16 te verlengen naar de VU, zodat lijn 6 wellicht zou kunnen blijven bestaan. Door de veranderde bevolkingssamenstelling is het nu geen optie meer om de tram via de Overtoom naar de Amstelveenseweg te laten gaan. Vroeger reden de streekbussen vanuit Aalsmeer op dit traject, maar deze rijden nu via de De Lairessestraat in verband met de werkzaamheden aan de Overtoom. Inspreker geeft aan dat als deze bussen terugkomen, er alsnog een verbinding tussen de Amstelveenseweg en het Overtoomgebied zou bestaan. Deze oplossing is eenvoudig en kost geen extra geld. Inspreker verzoekt de commissie om dit te bevorderen. De mooiste oplossing is om niet alleen de bussen uit Aalsmeer, maar ook die uit Uithoorn te laten terugkomen naar het Overtoomgebied. Dit met het oog op de frequentie.  

Dhr. Bijlsma erkent de deskundigheid van de inspreker, en is er zeker van dat zijn voorstel goed doordacht is. Hij vraagt of de Reizigersadviesraad zelf advies uit heeft kunnen brengen, dan wel niet om advies is gevraagd. Het is hem niet duidelijk hoe het voorstel van de inspreker gerealiseerd zou kunnen worden.
De inspreker weet niet of de Reizigersadviesraad om advies is gevraagd, maar dat er wel advies is uitgebracht. Vanwege de tijdsdruk is dit echter overhaast gedaan. De uitvoering kan naar zijn mening worden bewerkstelligd door de gebruikelijke goedkeuringsprocedure te volgen.
Dhr. Bijlsma weet niet of de commissie kan bewerkstelligen dat de lijn wordt verplaatst, of dat dit via het Dagelijks Bestuur moet worden ingebracht.
Dhr. Hageman antwoordt dat hij zich op advies van ambtenaren van de gemeente Amsterdam gewend heeft tot het Dagelijks Bestuur van het Regionaal Orgaan Amsterdam. Hij vermoedt dat dit een formeel-procedurele aanmelding is, en dat de uitvoering wordt bepaald door het gemeentebestuur.
Mw. Van der Wieken vraagt de inspreker of de omlegging van de route van de regionale bussen indertijd is aangekondigd als een tijdelijke maatregel, of dat het gaat om een tijdelijke maatregel die blijvend is geworden.
Dhr. Hageman heeft de indruk dat de maatregel is aangekondigd als tijdelijk, en geheel ingegeven was door de werkzaamheden aan de Overtoom. In die tijd reed tram 6 wel over de Overtoom.
Mw. Van der Wieken deelt de zorg van de inspreker dat kennelijk binnen een wel heel korte termijn een tramroute kan worden opgeheven, en spreekt haar verbazing hierover uit.  

Inspreker:
Dhr. Van Lamoen namens Platform Metro Amsterdam over verdwijnen fietsenstalling in zijstraat
F. Bolstraat door aanleg NZL.
Alvorens te beginnen aan het eigenlijke onderwerp wijst hij erop dat hij tijdens de vorige vergadering de fracties MM en SP heeft verzocht om een aantal vragen van Platform Metro te beantwoorden. Dit is nog niet gebeurd. Hij vraagt de wethouder om er bij de fracties op aan te dringen om de vragen in ieder geval voor het Kerstreces te beantwoorden.
Vervolgens gaat inspreker in op de problemen die rijzen bij een fietsenstalling in een zijstraat van de Ferdinand Bolstraat, als gevolg van noodzakelijk funderingsherstel in verband met de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Op last van de Directie Noord-Zuidlijn worden bij een groot aantal panden langs het tracé funderingswerkzaamheden doorgevoerd. Uitgangspunt is geweest dat als bewoners en ondernemers worden uitgeplaatst, voor vervangende tijdelijke woon- of bedrijfsruimte wordt gezorgd. Bij een fietsenstalling in de Eerste Jan van der Heijdestraat 111 worden herstelwerkzaamheden uitgevoerd in de maanden januari t/m maart 2003. Naar het zich nu laat aanzien, zal deze fietsenstalling in deze periode niet meer bereikbaar zijn. Ruim 100 mensen die hun fiets hier gestald hebben kunnen door deze onbereikbaarheid in feite geen gebruik meer maken van de stallingsruimte. Het pand is eigendom van het Woningbedrijf Amsterdam. Navraag van de inspreker bij alle actoren in het proces leerde hem dat de Directie Noord-Zuidlijn geen enkele maatregel heeft getroffen om ervoor te zorgen dat degenen die hun fiets hier gestald hebben in de genoemde periode kunnen beschikken over de vorengenoemde stallingsruimte. Inspreker vraagt de commissie om de wethouder hierop aan te spreken. Het is niet aanvaardbaar dat de gebruikers van de stalling op deze wijze gedupeerd worden door de Noord-Zuidlijn. Het is tevens in strijd met de gemaakte afspraken dat voor vervangende ruimte zal worden gezorgd. De beste oplossing lijkt dat de commissie besluit dat het funderingsherstel in dit pand niet mag plaatsvinden totdat vervangende stalruimte door de Directie Noord-Zuidlijn is gerealiseerd.  

Dhr. Bijlsma geeft aan dat voor zover hij weet de stallingsruimtes primair onder de verantwoordelijkheid van de stadsdelen vallen.
Dhr. Van Lamoen beaamt dat dit in het algemeen juist is, maar in deze situatie anders ligt. De funderingsherstelwerkzaamheden worden uitgevoerd op last van de Directie Noord-Zuidlijn, en wanneer een stalling als gevolg daarvan tijdelijk niet te gebruiken is, het de opdrachtgever is die voor de vervangende ruimte moet zorgen. Hij heeft ook contact gehad met Stadsdeel Oud-Zuid, en van de verantwoordelijke ambtenaar, de heer Hagema, vernomen dat het stadsdeel geen oplossing kan bieden, en hier ook geen financiële middelen heeft. Ook hij meent dat in dit geval de Directie Noord-Zuidlijn verantwoordelijk is voor de vervangende ruimte.
Mw. Meijer richt zich tot de wethouder. Zij memoreert dat pas geleden in de commissie is gesproken over fietsenbergruimte, en dat de wethouder bij die gelegenheid te kennen heeft gegeven dat hij fietsenstallingen heel belangrijk vindt. Zij vraagt of de heer Hagema van het stadsdeel gelijk heeft of niet wanneer deze de verantwoordelijkheid legt bij de Directie Noord-Zuidlijn. Ook wil zij weten of hij de verantwoordelijke aan wil spreken op de verplichting om te ervoor zorgen dat de gebruikers van de stalling hun fietsen kunnen blijven stallen.
De wethouder erkent dat de inspreker gelijk heeft. Het geval was hem niet bekend. Hij zal de zaak onderzoeken en bezien wat eraan kan worden gedaan. 



A5  Vaststelling agenda januari 2003 

De voorzitter wijst erop dat de beschikbaar gestelde agenda betrekking heeft op de vergadering van donderdag 9 januari 2003.
Dhr. Bijlsma vraagt zich af wat precies wordt bedoeld met de onder punt V.5 geagendeerde taxi informatie overdracht.
Dhr. Van Eendenburg (secr.) geeft een toelichting. Naar aanleiding van de bijeenkomst van 19 november j.l. heeft de politie gemeend dat het wenselijk is dat vanuit hun kant de informatie over de taxi’s wordt aangeboden aan de nieuwe commissieleden.
Gesuggereerd wordt om dit te behandelen samen met de nota die de wethouder in februari 2003 over dit onderwerp zal presenteren.
Dhr. Van Burg herhaalt dat 22 januari a.s. als datum van de eerste reguliere vergadering heel ongeschikt is vanwege de op die dag plaatsvindende verkiezingen, en spreekt zijn voorkeur uit voor een andere datum.
Dhr. Isik sluit zich bij de mening van de heer Van Burg aan. 

A6   Concept-verslag van de openbare vergadering Cie. VVI d.d. 14 november 2002   

Akkoord 

N.A.V.:
pagina 9, 3e alinea (Ceres / NYK):
Dhr. Flos komt terug op de uitspraak van mevrouw Dalm dat zij de indruk heeft dat er afspraken zijn gemaakt die in deze raadscommissie niet worden gemeld. Op pagina 11, regel 6 vraagt hij mevrouw Dalm of zij deze mening nog steeds is toegedaan, waarop mevrouw Dalm op regel 8 antwoordt dat zij nog eens goed zal nadenken over wat de wethouder heeft gezegd, en de commissie daarover nader zal berichten. Hij vraagt of zij heeft nagedacht, en als zij tot een oordeel gekomen is, wat dit oordeel is.
Mw. Dalm antwoordt dat zij nog steeds nadenkt. 

pagina 11, laatste zin (Ceres):
Dhr. Marres verwijst naar de conclusie van de voorzitter dat de wethouder vóór 18 december a.s. een notitie zal sturen over 8 miljoen euro en de berekeningen, en wijst erop dat hij dat op pagina 9 wat ruimer heeft gesteld. 



A7  Uitkomst vergaderdata Raadscie. VVI 2003  

Reeds behandeld bij agendapunt A.2. 



A8   Concept-verslag van de openbare vergadering Cie. VVI d.d. 19 november 2002  

Akkoord 

N.A.V.:
pagina 18, punt V.2 (voordracht aan de gemeenteraad inzake openbaar vervoer, gebiedsspecifieke uitwerking A’dam Centrum/Oost behorend bij het PvE Exploitatie Openbaar Vervoer)
Dhr. Flos spreekt zijn waardering uit voor het stuk dat de commissie ter informatie heeft gekregen over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de verschillende besturen, maar geeft aan dat hij het wil aanvullen met informatie uit andere bronnen: zijn beschouwingen van gisteren in de Commissie Bedrijven waar het ging om het GVB, wat de gemeenteraad eraan toevoegt, en met informatie over organisaties op het gebied van informatie aan en inspraak voor burgers. Hij wijst nadrukkelijk op het belang van duidelijke informatie aan de burger over waar zij terecht kunnen, in het bijzonder voor welke zaken zij terecht kunnen bij de raad, respectievelijk zich moeten wenden tot de consumentenorganisaties.
Dhr. Bijlsma geeft er de voorkeur aan om dit punt mee te nemen in de door hem voorgestane discussiemiddag over de exploitatie van het openbaar vervoer. 



A9   Concept-verslag van de openbare vergadering Cie. VVI d.d. 28 november 2002  

pagina 5, punt A.7 (vergaderdata raadscommissie VVI 2003):
Mw. Van Pinxteren mist de weergave in het verslag van haar uitdrukkelijke uitspraak dat zij het niet eens was met de optie om op donderdagavond te vergaderen. Pagina 6, laatste alinea: mw. Meijer: moet zijn: mw. Van Pinxteren. 

De commissie heeft het conceptverslag goedgekeurd, met inbegrip van de wijzigingen van mevrouw Van Pinxteren. 

N.A.V.:
pagina 3, 1 e en 2e alinea (punt A.4, toezeggingen wethouder over verzekeren schade Noord/Zuidlijn):
Dhr. Flos heeft het raadsverslag van 9 oktober 2002 j.l. nagelezen op de vraag of wethouder Dales heeft toegezegd dat alle schade verzekerd kan worden of dat hij heeft gezegd dat bepaalde schades niet verzekerbaar zijn. In het raadsverslag wordt in eerste instantie gemeld dat het project verzekerbaar is, maar in latere passage is terug te vinden dat de wethouder heeft toegegeven dat bepaalde schades niet te verzekeren zijn. De heer Flos concludeert hieruit dat hij gelijk heeft met zijn stelling dat wethouder Dales voorbehouden heeft gemaakt. 

A99  Rondvraag (+ tkn

Dhr. Bijlsma heeft een vraag over ter kennisnamestuk nr. 101. De wethouder deelt daarin mee dat bijna een half miljoen euro over is van het budget ‘autovrije dagen 2002’ en geeft kennis van zijn beslissing om dit bedrag te besteden aan de overhead van de taxi’s. In de begroting staat dat €35.000,- aanvulling voor Dienst IVV genoemd, benodigd voor regietaken. Maar er staat niets vermeld over de beschikbaarheid van een budget voor autovrije dagen. Het vrijgevallen b edrag moet bij de begrotingsbehandeling van volgende week kunnen worden betrokken, of de kwestie moet worden geagendeerd voor bespreking. Hij stelt voor om het bedrag te betrekken bij de begrotingsbespreking, mede gezien de omstandigheid dat er nog enige moties van GroenLinks en de SP liggen.
De wethouder wijst erop dat het niet gaat over het jaar 2003, maar over het jaar 2002. Het gaat om een begrotingswijziging. Het is ook geen gebruik om financiële dekking voor moties te zoeken uit budgetten van het voorafgaande jaar.
Dhr. Bijlsma spreekt dit tegen. Bij de totstandkoming van de begroting kan alle informatie worden betrokken bij de begroting van 2003, tot 1 oktober 2002, zijnde het moment van samenstelling van de begroting. Aangezien de informatie over deze vrijval vrijwel zeker al vóór 1 oktober j.l. bekend was, bestaat er geen belemmering.
De wethouder erkent dat dit laatste klopt. Het college heeft echter pas onlangs gemeend om ook een stukje van de begroting van Verkeer voor dit doel te gebruiken, ook omdat het ambitieniveau hoog is. Als het onmogelijk blijkt, zullen de ambities moeten worden bijgesteld. Hij heeft geen prioriteit ingediend voor de begrotingen-2002 en 2003 voor het taxidossier, maar wordt wel geacht om deze kwestie aan te pakken.
Dhr. Bijlsma meent dat het netjes zou zijn geweest als gemeld was dat binnen de begroting van 2002 vrijval zou optreden, en dat deze betrokken zou worden bij de discussies over de aanwending van het Mobiliteitsfonds. Hoe de beslissing van de raad uitvalt zal later blijken, maar over het bedrag van de vrijval moet wel gediscussieerd kunnen worden.
Mw. Meijer begrijpt uit de positie die de wethouder inneemt dat wie het geld “gevonden” heeft het mag inzetten. In dit geval was het de wethouder, maar het had ook de commissie kunnen zijn. Zij vraagt de wethouder of zij dit juist begrepen heeft.
De wethouder legt uit dat het pas op 31 december 2002 duidelijk is wat de vrijval van de rekening is, omdat pas na sluiting van het jaar bekend is of er mee- of tegenvallers zijn. Daarom wordt dekking ook altijd gezocht in het lopende begrotingsjaar. In dit geval is dan ook alleen een uitzondering op de regel gemaakt om de lopende kosten van dit jaar te kunnen dekken. Hij heeft binnen de begroting naar ruimte gezocht om een tegenvaller te dekken. Hij heeft dit vervolgens gemeld. Overheveling van vrijval uit 2002 naar 2003 betekent dat het geld al wordt ingezet voor 2003, en dat wordt pas gedaan als de volledige rekening is opgemaakt.
Dhr. Bijlsma beaamt dat laatste, maar herhaalt dat dit niet geldt voor bedragen waarvan bij de totstandkoming van de begroting al bekend is dat ze niet in 2002 worden uitgegeven. Weliswaar heeft de wethouder het gemeld, maar het had in de begroting gemeld moeten worden.
Mw. Meijer verklaart dat ze het eens is met de heer Bijlsma.
Mw. Van Wieken vindt het ongebruikelijk dat formeel nog niet vrijgevallen geld al wordt ingezet voor besteding, maar vindt de inzet die de wethouder voorstelt zinnig. Eigenlijk zou met de besteding van vrijval gewacht moeten worden op de Voorjaarsnota. Zij vraagt zich af of de heer Bijlsma zich verzet tegen het bestedingsdoel of tegen de manier waarop deze voorgenomen besteding is gemeld.
Dhr. Bijlsma verzekert dat dit laatste het geval is. Hij heeft niet bij voorbaat een oordeel over de precieze besteding, en wacht het resultaat van de discussie in de raad af.
De voorzitter geeft aan dat een fonds onderhevig is aan andere bestedingsregels.
Mw. Van Wieken weet dat, maar brengt naar voren dat ook bij een fonds een voorgenomen besteding moet worden aangegeven.
Mw. Van Pinxteren geeft de wethouder gelijk uit formeel oogpunt. Zij vraagt zich af waaruit het taxiplatform zou moeten worden gefinancierd als de vrijval van 4,5 ton er niet was geweest.
De wethouder antwoordt dat in dat geval uit alle hoeken geld bijeen geschraapt zou moeten worden. Het probleem was altijd dat het taxiproject door moest gaan, maar dat er geen geld voor was gereserveerd.
Dhr. Bijlsma meent dat hoe dan ook dekking gevonden moet worden voor het al uitgegeven geld, maar herhaalt dat de vrijval onderwerp van discussie en prioriteitsstelling zou moeten zijn.
Mw. Van der Wieken vindt het wel heel toevallig dat als alles wat nodig is wordt opgeteld, dit precies uitkomt op € 455.000,-, het exacte bedrag van de vrijval.
De wethouder meldt dat dit geenszins toevallig is; hij wilde op gelijke bedragen uitkomen. Alle kosten zijn opgeteld totdat het bedrag van 4,5 ton was bereikt. Dit geldt als het beschikbare budget.
De voorzitter stelt de afsluitende vraag of dit bedrag wel of niet moet worden betrokken bij de begrotingsbesprekingen van volgende week.
De wethouder geeft aan dat het voorstel niet binnen de commissie in stemming gebracht hoeft te worden. 

Dhr. Marres heeft twee vragen over de dodehoekspiegel. In een brief van de burgemeester van
9 oktober 2002 wordt de stand van zaken beschreven, naar aanleiding van een motie van mevrouw Van Pinxteren. Op 14 november j.l. heeft de commissie een brief gekregen van de wethouder met de mededeling dat er een verslag is van de stadsdelen en diensten. De PvdA heeft met verplichtstelling van de dodehoekspiegel voor vrachtwagens en bussen gewacht tot 1 januari 2003, om ruim tijd voor de uitvoering te geven. De motie van de raad is geheel duidelijk. De heer Marres benadrukt het grote belang van de uitrusting van de stadsbussen met een dodehoekspiegel, en stelt vast dat het GVB nog geen actie heeft ondernomen. De chauffeurs klagen, terwijl de directie zegt mee te werken om moeilijkheden met de raad te voorkomen. Ondertussen is niets gebeurd. Hij vraagt de wethouder ten eerste om mee te delen hoe hij ervoor zorgt dat de motie wordt gevolgd en de bussen ook de dodehoekspiegel krijgen, en ten tweede hoe de handhaving wordt geregeld. In de brief van de burgemeester wordt gewag gemaakt van een informatiecampagne.
Tenslotte wordt in de brief van de burgemeester gesteld dat buitenlandse bussen geen dodehoekspiegel zouden hoeven te hebben. Volgens de heer Marres heeft de gemeente de openbare ruimte in eigen beheer, en kan de dodehoekspiegel dus wel worden afgedwongen. Dit is zeker het geval als een APV wordt ingesteld. Hij vestigt de aandacht op dit punt omdat hij het voor mogelijk houdt dat na 1 januari 2003 iedere buitenlandse ondernemer via de rechter de rechtsgeldigheid van de verplichting tot dodehoekspiegel kan aanvechten.
De wethouder meldt dat in de subdriehoek afspraken zijn gemaakt over de handhaving. Vanaf
1 januari 2003 wordt extra toegezien op uitrusting van bussen en vrachtwagens met de dodehoekspiegel. Hij beschikt over informatie dat de bussen van het GVB voldoen aan de wettelijke norm, en dat bovendien het GVB besloten heeft om extra spiegels te plaatsen. Dit wordt aangegeven in een bericht van 16/10/02. De eigenlijke handhaving wordt gedaan door de politie, op basis van de wettelijke norm.
Dhr. Marres komt terug op de gewenste instelling van een APV.
De wethouder meent dat tijdens een eerdere discussie hierover en een daarop volgend onderzoek is aangetoond dat dit onmogelijk is. Mocht het toch mogelijk zijn, dan wil hij de informatie hierover graag ontvangen, en zal hij het met de burgemeester opnemen.
Dhr. Haffmans vraagt of hij goed begrepen heeft dat als de bussen aan de norm voldoen, deze geen dode hoek hebben, en dus ook geen spiegel behoeven.  

Mw. Meijer brengt een artikel in H et Parool van gisteren ter sprake. In deze krant verscheen een artikel over de staat van de metro’s. De stad beboet het GVB voor vieze metro’s. Het gaat om
€ 188.000, te betalen door de verantwoordelijke wethouder.
De voorzitter onderbreekt en stelt voor om dit punt te behandelen bij agendapunt V.4/V.5.
Mw. Meijer wijst erop dat deze agendapunten misschien niet tijdens deze vergadering besproken worden. Zij gaat akkoord met het voorstel, op voorwaarde dat zij alsnog de gelegenheid krijgt om dit punt te bespreken als de agendapunten V.4/V.5 worden doorgeschoven naar een volgende vergadering. 

Mw. Meijer heeft uit de pers vernomen dat het GVB een boete krijgt van € 188.000,- vanwege de vieze en onveilige metrostellen. Dit lijkt de voorstanders van de verzelfstandiging van het GVB in de kaart te spelen, maar dat zou zij een overhaaste conclusie vinden. Ze houdt rekening met de mogelijkheid dat het GVB de metrostellen met opzet verwaarloost, om indirect de discussie over de zaak van de verzelfstandiging opnieuw te starten. Ook is het mogelijk dat het GVB goed functioneert, maar de directie incompetent is. De SP vraagt de wethouder om onderzoek door een extern bureau te laten verrichten hoe dit soort dingen kunnen gebeuren en of de directie van het GVB wel goed functioneert.
De wethouder weigert het verzoek, op grond van de overweging dat de gemeente opdrachtgever is, en opdrachtgevers geen bemoeienis hebben met directies en dergelijke. De gemeente heeft een contract met het GVB afgesloten, waarin prestatie-eisen overeengekomen zijn. Voldoet het GVB niet aan de prestatie-eisen, dan krijgt het bedrijf een boete. Lukt het beter, dan krijgt het bedrijf een bonus. De bemoeienis van de gemeente betreft niet de bedrijfsvoering, maar alleen de resultaten.
Mw. Meijer wijst erop dat wethouder Maij de boete betaalt, en vraagt wie de bonus int.
De wethouder deelt mee dat de opdrachtnemer de bonus ontvangt.
Mw. Meijer concludeert dat als het GVB zijn werk naar behoren doet, het bedrijf beloond wordt, terwijl in geval van wanprestatie van het bedrijf de boete betaald wordt door middel van een “vestzak-broekzak”-constructie, dus door de gemeentelijke overheid.
De wethouder antwoordt dat dit precies de reden is waarom de centrale stad zo’n groot voorstander is van verzelfstandiging van het GVB.
Mw. Meijer herhaalt dat de SP grondig wil laten uitzoeken wat er mis is bij het GVB.  

Mw. Dalm meldt dat zij een raadsadres van Milieudefensie heeft ontvangen over de maximumsnelheid op de ringweg. Zij vraagt om agendering van dit punt voor bespreking in de vergadering van 22 januari 2003.
De voorzitter deelt mee dat dit mogelijk is.
Dhr. Flos stelt voor om dit punt te betrekken bij de discussie over van het rapport “Doorstroom op de rondwegen langs de A10”, en vraagt mevrouw Dalm om de bespreking uit te stellen tot de afsluiting van deze discussie.
Mw. Dalm wil weten of dit punt al dan niet besproken kan worden tijdens de vergadering van
22 januari a.s.
De voorzitter stelt voor om dit te koppelen aan het bezoek aan de Rijkswaterstaat op 14 februari a.s.
Mw. Dalm antwoordt dat zij tegenstandster is van de koppeling van agendapunten aan werkbezoeken. Er zijn maar twee mogelijke antwoorden op haar verzoek: het kan wel of het kan niet. Als behandeling op 22 januari a.s. niet opportuun is, dan kan het punt ook worden besproken tijdens de daaropvolgende vergadering in februari.
De voorzitter wil niet nu al de agenda’s voor januari volgend jaar specifiek invullen.
Dhr. Bijlsma merkt op dat het daar niet om gaat.
De voorzitte r wijst erop dat de commissie nog onvoldoende ingrediënten heeft voor de discussie en oordeelsvorming op dit gebied, en meent dat tijdens het bezoek aan Rijkswaterstaat van 14 februari a.s. relevante informatie kan worden verkregen. Tijdens de daaropvolgende commissievergadering kan het punt zinvol gesproken worden.
Aldus wordt besloten. 

Dhr. Haffmans stelt de spreektijdregeling aan de orde. Voor de zomer kreeg hij een overzicht met de spreektijdverdeling. Hij verbaast zich erover dat er veel fracties zijn die gemakkelijk in iedere commissie kunnen zitten. Voor hem is dat niet mogelijk, wat voor meer partijen geldt. Daarbij zijn de grootste partijen meestal vertegenwoordigd in het college. Toen hij dit indertijd ter sprake bracht, werd hem verzekerd dat na de zomer een beargumenteerd voorstel zou komen. Hij wacht hier nog steeds op. Aangezien de heer Bijlsma hem een belofte heeft gedaan, vraagt hij aan hem specifiek wanneer het voorstel er komt. Als hem niet nu een concrete datum wordt gegeven, wil hij het punt agenderen voor de vergadering van 22 januari a.s.
Dhr. Bijlsma geeft aan dat deze discussie thuis hoort in de Commissie Werkwijze. Tijdens deze commissie is al besloten dat dit punt eens uitvoerig en principieel aan de orde zal worden gesteld.
Dhr. Haffmans wil weten wanneer het wordt behandeld in de Commissie Werkwijze.
De voorzitter geeft aan dat dit punt niet iedere keer tijdens de commissievergaderingen VVI ter sprake gebracht moet worden. Het is een probleem dat alle kleine partijen kennen. Hij stelt voor dat de heer Haffmans een notitie schrijft en deze indient bij de Commissie Werkwijze.
Dhr. Haffmans wil dit doen, maar vraagt zich af waarom hij dit nu pas te horen krijgt in plaats van voor de zomer.
Mw. Van der Wieken vindt dat dit soort discussies thuishoren bij de Commissie Werkwijze, waarin Amsterdam Anders/de Groenen voor zover zij weet vertegenwoordigd is. Als de heer Haffmans klachten heeft, dan dient hij deze in te dienen bij zijn vertegenwoordiger in de Commissie Werkwijze.
Dhr. Haffmans had nooit begrepen dat het punt niet meer terugkomt in deze commissie. 

Dhr. Flos vraagt om schriftelijk antwoord van de wethouder op zijn vraag over de liften in de stations van de Noord-Zuidlijn. Hij wil weten of er al contact geweest met het liftinstituut, en zo nee, wanneer dit gebeurt. Ook vraagt hij de wethouder om aan te geven welke gedachten hij heeft over de manier waarop deze aan de eisen van het liftinstituut tegemoet kan komen. Hij wijst erop dat het belangrijk is om dit aspect in een zo vroeg mogelijk stadium in de plannen te betrekken, en dit niet pas te doen in de fase van de aanbesteding. 
 



Blok  VERKEER (INCL. REGIO), VERVOER, INFRASTRUCTUUR  

V1   Preadvies op de notitie van raadslid Paquay van 21-6-02, “(korte – met grote gevolgen)”
 inzake NZL
 

Dhr. Paquay memoreert dat de notitie dateert van vóór de verkiezingen, en betrekking heeft op een bewonersavond in de buurt van het Weteringplantsoen. In de eerste plaats ging het om de mandatering van de omgevingsmanager. Men had twijfels over de zwaarte van dat mandaat. Zo was het onduidelijk of de omgevingsmanager in geval van ernstige risico’s de bevoegdheid heeft om het werk stil te leggen tot het gevaar is geweken. In de tweede plaats werd gesproken over de bijdrageregeling. In de derde plaats kwam de vraag aan de orde wie de kosten draagt van de contra-expertise. Dit laatste punt is opgelost. Als een particulier het niet eens is met wat de gemeente heeft vastgesteld ten aanzien van de fundering van zijn pand, dan kan hij een contra-expertise laten uitvoeren. Als blijkt dat hij gelijk heeft, dan betaalt de gemeente. Wat betreft het punt van schadevergoedingen aan bedrijven en particulieren is gebleken dat beide groepen ongeveer gelijk worden behandeld, hoewel bij bedrijfsruimten sprake is van veel meer kosten en problemen dan bij particuliere panden. De bedoeling is om de vergoedingspercentages voor bedrijven te verhogen t.o.v. de particulieren.
Resteert nog één punt. Voor ongeveer twintig panden die het eigendom zijn van niet-welgestelde eigenaren-bewoners is een aanschrijving opgelegd van twee ton (uitgedrukt in guldens) voor verbetering van de funderingen. De waarde van de panden is in de loop van de jaren inderdaad sterk gestegen, maar dit is voor de bewoners een gegeven zonder betekenis, omdat het niet gaat om besteedbare liquide middelen. In het algemeen zijn eigenaren-bewoners verantwoordelijk voor de conditie van hun panden, maar het is niet redelijk om te verwachten dat zij grote bedragen moeten opbrengen als gevolg van de beslissing van de gemeentelijke overheid om vlakbij hun panden een Noord-Zuidlijn aan te leggen. Zij krijgen nu 33,3% van de investering vergoed, wat neerkomt op o ngeveer fl. 70.000 per woning. Tijdens de bewonersbijeenkomst is besloten om een verzoek in te dienen om de 33,3% te verhogen naar 48%. Dit zou de gemeente ongeveer €140.000 (plm.
fl. 300.000) kosten aan onrendabele investering. Op het totaal van de kosten ad 47miljoen gulden aan onrendabele investering zijn deze extra kosten te verwaarlozen.
Hij stelt de wethouder voor om hierop te reageren, bij voorkeur in positieve zin.
Vervolgens verwoordt hij een vraag naar aanleiding van het preadvies, die te maken heeft met de nota “Bereikbaarheid, leefbaarheid, veiligheid en communicatie”, gedateerd 30 september 2002. In het preadvies staat dat er afstemming moet plaatsvinden met alle belanghebbende diensten, bedrijven, besturen, stadsdelen en het Bureau Stadsregie. In het de nota worden de belanghebbende organisaties in de omgeving hieraan toegevoegd. Hij vraagt of de gesprekken met de laatstgenoemde groep inmiddels hebben plaatsgevonden, en zo ja, tot welke resultaten deze hebben geleid. 

Mw. Spee kan het genoemde totaal van 47,5 miljoen gulden aan onrendabele investering niet plaatsen, en vraagt om uitleg.
Dhr. Paquay verwijst naar een berekening waarin in eerste instantie werd uitgekomen op een geschat bedrag van 45 miljoen gulden aan onrendabele kosten, later bijgesteld tot 47 miljoen gulden. Op een dergelijk bedrag betekent een verhoging van fl. 300.000 niets, terwijl het voor de eigenaren-bewoners veel betekent.
Mw. Spee begrijpt dit, maar wijst erop dat als over het hele traject van de Noord-Zuidlijn gemeten wordt, waarschijnlijk veel meer dan ongeveer twintig eigenaren-bewoners in deze positie zullen blijken te verkeren. Met als gevolg dat de kosten op een veel hoger bedrag uitkomen dan de genoemde
fl. 300.000.
Dhr. Paquay vraagt de wethouder om in te gaan op deze vraag. Zelf heeft hij begrepen dat de genoemde twintig mensen het totale aantal betrokkenen langs het hele traject vormt.
Mw. Dalm gaat in op twee punten. Ten eerste beoordeelt zij het preadvies op het punt van de verantwoordelijkheden van de omgevingsmanager als onvoldoende. In het preadvies wordt verwezen naar een notitie die nog verschijnen moet. De vraag is wat de zwaarte is van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de omgevingsmanager. Het tweede punt betreft de financiën. Zij vindt de beantwoording van de financiële onderdelen voldoende, maar acht het onwaarschijnlijk dat het maar om twintig mensen zou gaan op het hele traject, en vraagt om meer informatie daarover.
De wethouder vindt dat het punt van de eigenaren-bewoners terecht wordt ingebracht. Hij moet dit eerst bespreken met wethouder Stadig, omdat het om zijn budget gaat. Het gaat maximaal om €143.000,-, wat een gering bedrag is. Er speelt echter een principieel punt mee. De gestegen waarde van het pand blijft ten goede komen aan de eigenaar-bewoner, en neemt zelfs nog toe als de fundering wordt versterkt. Men kan zich dus afvragen of het dan n og wel rechtvaardig is om de kosten te vergoeden, terwijl ook gesteld zou kunnen worden dat de meerwaarde van het pand wordt geïnvesteerd in het funderingsherstel. Als portefeuillehouder Noord-Zuidlijn neemt hij het standpunt in dat er geen problemen moeten worden gemaakt over de 143.000 euro. Hij vraagt zich wel of toekenning niet leidt tot rechtsongelijkheid, en dus een risico inhoudt.
Dhr. Kuijpers (Grondbedrijf) licht het laatste punt toe. Dit kan het geval zijn met eigenaren-verhuurders, die zich ongelijk behandeld zouden kunnen voelen ten opzichte van de eigenaren-bewoners. Wanneer wordt gedacht aan een verhoging van de vergoeding van 33,3% naar 48% voor de eigenaren-bewoners, zou juridisch onderzocht moeten worden of eigenaren-verhuurders deze verhoging ook kunnen claimen, in het kader van het gelijkheidsbeginsel. Een juridisch advies is zeer wenselijk, omdat de consequenties in geval van claimmogelijkheid van eigenaren-verhuurders veel groter zullen zijn.
De wethouder meldt dat hij dit punt nog wil bespreken met het college, als onderdeel van de juridische aspecten. Wat betreft de afstemming is de concept BLVC notitie intussen in wijde kring verspreid, en besproken met een aantal belanghebbende organisaties. Naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen wordt het plan bijgesteld. Het definitieve plan komt binnenkort terug in de commissie. De onduidelijkheden rond de zwaarte van de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de omgevingsmanager staan geagendeerd onder punt V.8 van deze vergadering.
Dhr. Paquay erkent dat de waarde van panden in de loop van de tijd is gestegen, maar wijst erop dat een bewoner daar niet tijdens zijn leven van kan profiteren. Het punt van het gelijkheidsbeginsel vindt hij belangrijk. Hij vraagt de wethouder dan ook om een eventuele afwijzing van zijn verzoek op deze grond te voorzien van een juridische onderbouwing. Het is hem niet duidelijk geworden of het BLVC-plan besproken is met allerlei bewonersverenigingen langs het tracé. Hij hecht er belang aan om precies te weten met wie gesproken is, en wat de reacties waren.
Mw. Dalm komt terug op de zwaarte van de functie van de omgevingsmanager. De vraag of het werk in geval van nood kan worden stilgelegd, is nog niet beantwoord.
De wethouder geeft aan dat het preadvies wordt ingebracht in het college. Het BLVC-plan wordt binnenkort ter beschikking gesteld.
De voorzitter deelt mee dat het punt terugkomt, wanneer de wethouder de gevraagde aanvullende informatie kan verstrekken. 



V2   Voordracht aan de gemeenteraad inzake kredietbesluit Spuistraat +
V3   Voordracht aan de gemeenteraad inzake preadvies op de notitie van raadslid R. Flos
 “Heroverweging besluit over de westelijke stadshartlus
” 

Inspreker:
Dhr. Voss namens het Comité Leefbare Spuistraat.
Inspreker heeft zijn bijdrage op schrift gesteld en leest deze voor. Hij wijst de plannen van het college af om de stadshartlus door de Spuistraat en de Nieuwezijds Voorburgwal autoluw te maken. Dit omdat de Spuistraat niet geschikt is als doorgaande route voor vrachtwagens en touringcars. Zwaar verkeer met bestemming Raadhuisstraat richting west vanaf de Y-splitsing kan beter via de bredere Nieuwezijds Voorburgwal geleid worden. Ook vraagt hij aandacht voor een duidelijke bewegwijzering op de Y-splitsing, mede met het oog op de bereikbaarheid, de zichtbaarheid en de herkenbaarheid van de parkeergarage de Kolk, zodat het parkeerplaatszoekende verkeer niet nodeloos hoeft te zoeken. Tenslotte gaat hij in op de maximumsnelheid in de Spuistraat, en pleit hij voor de toekenning van de status 30-km-gebied voor de straat. De Spuistraat kruist het Hoofdnet Fiets, waardoor het gemotoriseerde verkeer hinder ondervindt van vele kruisende fietsers. Hij wijst erop dat het laatste stuk van het Singel al 30-km-gebied is, zodat een afwijking van de randstedelijke voorwaarden in dit geval geen probleem hoeft te zijn. 

Dhr. Haffmans vraagt of de heer Voss wel eens navraag heeft gedaan naar de luchtgesteldheid van de Spuistraat sinds deze is opengesteld voor vrachtverkeer.
Dhr. Voss antwoordt dat al sinds zeer lange tijd vrachtverkeer door de Spuistraat rijdt, en hij geen verschil kan waarnemen tussen de huidige situatie en die van tien jaar geleden. Hij betwijfelt of tien jaar geleden luchtvervuilingsmetingen werden verricht.
Dhr. Van Brug vraagt zich af of hij uit het betoog goed begrijpt dat de heer Voss pleit voor verbreding van de Spuistraat.
Dhr. Voss legt uit dat de Spuistraat vroeger een gracht was. Na demping is deze nooit verbouwd en geschikt gemaakt als doorgaande route voor zwaar verkeer. 

Inspreker:
Mw. Tingen namens het Comité Leefbare Spuistraat.
Inspreekster heeft haar bijdrage op schrift gesteld en leest deze voor.
Zij brengt in herinnering dat het Comité Leefbare Spuistraat op 18 september j.l. aan de wethouder handtekeningen heeft overhandigd van buurtbewoners, ondernemers en belanghebbenden. De ondertekenaars vroegen hiermee om toekenning achteraf van de status van Hoofdnet Auto aan de Nieuwezijds Voorburgwal, in plaats van deze status te verlenen aan de smalle Spuistraat. Zij citeert drie reacties van de wethouder. Inmiddels is besloten tot enige belangrijke verbeteringen. Aan het zuidelijke deel van de Spuistraat verandert echter te weinig in positieve zin. Grote verbeteringen zijn niet te verwachten als de plannen van de gemeente toestaat dat zwaar autoverkeer met een maximum snelheid van 50 km per uur over de Spuistraat rijdt. Omleiding van het zware verkeer richting Munt over de brede Nieuwezijds Voorburgwal ligt veel meer voor de hand. Zij verklaart dat ze zich geheel kan vinden in de notitie van de heer Flos. Evenals de vorige inspreker meent zij dat de Spuistraat 30-km-gebied moet worden. 

Inspreker:
Mw. Willems namens Buurt 7.
Evenals de vorige insprekers pleit zij voor de toekenning van de status van 30-km-gebied voor de Spuistraat. Zij benoemt de argumenten van het Dagelijks Bestuur, om deze vervolgens te bekritiseren. Het DB meent dat een maximumsnelheid van 40 km of 50 km per uur de doorstroming zou bevorderen. Inspreekster geeft aan dat het vanuit verkeerskundig opzicht beter is als permanent
30 km wordt gereden, omdat de continuïteit van de verkeersstroom meer gediend is bij permanente verkeersstromen dan bij schoksgewijze voortgang ervan. Het argument van het DB dat het omliggend gebied ontlast moet worden is in dit geval niet van toepassing, omdat de directe omgeving bestaat uit afgesloten steegjes. De vaststelling van het DB dat zwaar verkeer over het Hoofdnet moet rijden vormt juist het probleem: als dit verkeer via de Spuistraat rijdt, moet een limiet van 30 km gehanteerd worden, omdat anders extreme extra last wordt veroorzaakt, met name voor de bewoners en bedrijven in de straat. Het door het DB genoemde probleem dat verkeersdeelnemers die van rechts komen last zouden hebben omdat ze niet zouden weten dat ze geen voorrang hebben bestaat niet, eveneens omdat alle stegen al afgesloten zijn, met uitzondering van de Paleisstraat, die binnenkort wordt afgesloten.
De angst van het DB voor een keuze van het zware verkeer voor de Nieuwezijds Voorburgwal als in deze straat een snelheidslimiet van 50 km zou gelden kan de inspreekster niet delen. Het eventuele probleem zou echter kunnen worden ondervangen door de instelling van een 30-km-grens aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Het feit dat de Nieuwezijds Voorburgwal deel uitmaakt van het Hoofdnet Openbaar vervoer hoeft geen reden te zijn voor een snelheidsbegrenzing, omdat de trams in de praktijk toch niet harder blijken te rijden dan 30 km per uur.
Tenslotte geeft zij aan dat het Buurt 7 al tien jaar bezig is met de Stadshartlus en veel inconsistent beleid heeft meegemaakt. Zij spreekt grote waardering uit voor het functioneren en de betrokkenheid van de stadsdeelraad, die bij verschillende gelegenheden zelf het initiatief heeft genomen om te overleggen met het Buurt 7. Het stadsdeel heeft na intensief overleg met ambtelijke en particuliere betrokkenen deelraadsbreed besloten dat de Spuistraat een 30-km-grens krijgt. De inspreekster zou het heel erg vinden als de Centrale stad dit besluit zou herroepen. Als dat zou gebeuren, zou het geloof van de buurt in democratische inspraak ernstig verminderen. 

Mw. Bruines vraagt of het in de bedoeling van mevrouw Willems ligt om de 30-km-grens te combineren met verkeersdrempels.
Mw. Willems deelt mee dat zij niet pleit voor verkeersdrempels, om het zware bestemmingsverkeer niet te hinderen.
Mw. Bruines vraagt hoe zij zich de handhaving voorstelt als afgezien wordt van verkeersdrempels.
Mw. Willems antwoordt dat de buurtregisseur graag wil handhaven. Ook zou de bocht wat duidelijker aangegeven kunnen worden. De meeste problemen zullen zich waarschijnlijk ’s avonds voordoen, omdat overdag het verkeersaanbod grote snelheden onmogelijk maakt. Zij erkent dat toezicht door personen onvermijdelijk is. 

Inspreker:
Mw. Pareau Dumont verklaart dat zij verdrietig is. De meningen zijn al bepaald in de fractieoverleggen. Zij verwacht dat velen niet meer zullen stemmen bij de eerstvolgende verkiezingen, omdat ze niet meer geloven in de politiek. Met uitzondering van de SP horen politici alleen wat ze willen horen. De meermalen gedane belofte van een mooie straat betekent weinig, omdat de bewoners vooral behoefte hebben aan handhaving, en juist dat krijgen ze niet.
Alle bestuurspartijen hebben veelvuldig gesproken over interactieve beleidsvorming, stadsgesprekken en draagvlak. De praktijk is dat de bewoners al twee jaar last hebben van de gevolgen van een herprofilering van de straat die ongewenst is. Zij beschouwt dit als arrogantie van de macht.
Tenslotte vraagt zij zich af of er wethouders zijn die de consequenties trekken als blijkt dat de aangegeven termijn van acht maanden niet wordt gehaald, en de beloftes niet kunnen worden nagekomen. 

Inspreker:
Mw. Coelho namens Comité Leefbare Spuistraat.
Inspreekster heeft haar bijdrage op schrift gesteld. De meeste punten waarop zij de aandacht wilde vestigen zijn al besproken, zodat zij alleen wil spreken over de beschadigingen die het zware verkeer aan de huizen veroorzaakt. Ook om deze reden pleit zij voor een 30-km-limiet voor de Spuistraat.
Zij maakt erop attent dat aan het Hoofdnet Auto onvermijdelijk een begrenzing van 50 km per uur verbonden is, maar dat de Dam, Spui en Singel t/o de bloemenmarkt een begrenzing hebben van
30 km per uur, en desondanks deel uitmaken van Hoofdnet Auto. Zodat niet ingezien kan worden waarom een begrenzing van de maximumsnelheid van 30 uur voor de Spuistraat onmogelijk zou zijn, omdat de straat ook deel uitmaakt van dit Hoofdnet. Het argument dat een snelheidslimiet van 50 km per uur acceptabel is omdat men toch niet harder rijdt dan 40 km per uur, gaat niet op omdat ’s nachts wel degelijk 50 km per uur en harder wordt gereden. Tenslotte komt zij terug op de vraag van de heer Haffmans over metingen van luchtvervuiling. Het vorige college heeft wel een geluidsmeting laten uitvoeren, die tot gevolg had dat de norm werd verhoogd. Wat aangeeft dat dergelijke metingen voor de bewoners een averechts effect kunnen hebben. 

Dhr. Van Brug vraagt om toelichting op de genoemde schade aan funderingen en huizen.
Mw. Coelho beschrijft dat drie jaar geleden een restauratie van een pand in het zuidelijke deel van de buurt plaatsvond, waarbij op advies van de gemeente toen al een zwaardere fundering werd aangelegd. Drie jaar later bleek de fundering aangetast. Momenteel hebben vier panden aanwijsbare schade opgelopen. 

Inspreker:
Dhr. Hoolsema, deelraadslid SDR Centrum
Inspreker is niet aanwezig. 

Inspreker:
Mw. Gaarthuis, namens Vereniging A’dam City
Inspreker is niet aanwezig. 

Een van de aanwezigen (mw. Van Nierop) meldt dat zij zich volgens de voorgeschreven procedure heeft aangemeld als inspreker, maar niet op de lijst staat. Zij verlangt gehoord te worden. Na enige discussie wordt op voorstel van mw. Van der Wieken besloten tot een compromis. Slechts de helft van de spreektijd wordt toegestaan, zodat deze beperkt blijft tot 1,5 minuut. 

Inspreekster heeft een pamflet uitgereikt met informatie.
Zij wijst op het veiligheidsaspect. Brandweer en ambulances kunnen het gebied vaak niet bereiken. Zij bepleit dat het doorgaande verkeer over de Nieuwezijds Voorburgwal in het zuidelijke deel omgekeerd wordt. Uit eigen ervaring weet zij dat op de Nieuwezijds Voorburgwal ’s avonds heel hard gereden wordt. Sommige delen van de straat zijn bovendien sociaal onveilig, zodat fietsers eerder kiezen voor de route door de Spuistraat. Als de Spuistraat-Zuid de enige uitgang naar het Spui blijft, zal de verkeersdruk zo groot blijven dat de monumenten in de Rozemarijnsteeg beschadigd worden. Zij bepleit een “fuik met twee uitgangen”. 

Dhr. Van Brug vraagt opheldering over de betekenis van de door inspreekster gebezigde term “fuik met twee uitgangen”.
De inspreekster legt uit dat bij deze opzet het verkeer van noord naar zuid in de richting van de Munt bij het zuidelijk deel na de postzegelmarkt in zuidelijke richting blijft rijden, in plaats van door de Rozemarijnsteeg. In dat geval bestaan twee parallel lopende straten waardoor het verkeer in dezelfde richting gaat. In de Spuistraat komt dan alleen nog bestemmingsverkeer. Het overige verkeer gaat dan via de Nieuwezijds Voorburgwal.
Mw. Bruines constateert dat de door de inspreekster voorgestelde oplossing inhoudt dat het verkeer op enigerlei plaats de trambaan moet kruisen. Zij vraagt de inspreekster hoe zij zich voorstelt de veiligheid op dit punt te regelen.
De inspreekster wijst erop dat de straat bij de postzegelmarkt heel breed is. Als op deze plaats een kruising met de trambaan wordt aangelegd, en een snelheidslimiet van 30 km per uur wordt ingesteld, zal de veiligheid niet in het geding zijn. Het verkeer rijdt in dat geval over het stuk dat nu bestaat, maar dan in de richting noord-zuid, blijft aan dezelfde kant van de trambaan rijden, en rijdt dan langzaam naar het Singel.
Mw. Spee vraagt de inspreekster of zij op persoonlijke titel spreekt dan wel als vertegenwoordiger van een belangenorganisatie.
De inspreekster antwoordt dat zij wijkraadslid is voor Buurt 7, en optreedt als belangenbehartiger. 

De voorzitter stelt voor om een korte pauze te houden. Hij herinnert de leden aan het inleveren van de prioriteitenlijst voor de werkbezoeken. 

Na de pauze herinnert de voorzitter aan de uitgereikte gewijzigde moties.
Vervolgens somt hij het nog beschikbare aantal minuten spreektijd van iedere politieke partij voor deze vergadering op.
Voor alle duidelijkheid benadrukt de voorzitter het karakter van de bespreking. Het gaat om een consulterende bespreking, wat betekent dat vandaag geen besluit wordt genomen. 

punt van orde:
Dhr. Flos geeft aan dat de status van de bespreking hem niet duidelijk is. Voor het kredietbesluit geldt dat het niet nader in de raad wordt behandeld, zodat het niet zou gaan om uitsluitend consulteren.
De voorzitter bevestigt dat de bespreking consulterend is voor de raadsbehandeling. 

Eerste termijn commissie:
Dhr. Flos kondigt aan dat zijn betoog uit drie delen bestaat. Eerst behandelt hij de reacties op zijn notitie, daarna reageert hij op de voorstellen van de wethouder en tenslotte op het Hoofdnet.
Hij is ontevreden over het gebrek aan antwoord van het college op zijn notitie. Hij heeft slechts vernomen dat het college het standpunt van de deelraad onderschrijft, en negatief adviseert over zijn notitie. Een inhoudelijke reactie werd niet gegeven. De notitie is ingegeven door zwaarwegende redenen en gebaseerd op grondige informatie. Hij heeft relevante stukken gelezen, heeft zich ter plaatse op de hoogte gesteld en heeft verschillende gesprekken met omwonenden gevoerd.
Hij geeft een korte opsomming van de argumenten om het plan om het Hoofdnet door de Spuistraat te laten lopen te verlaten ten gunste van verplaatsing ervan naar de Nieuwezijds Voorburgwal. Een Hoofdnet Auto kan om ruimtelijke en verkeerskundige redenen veel beter op de Nieuwezijds Voorburgwal liggen. De verkeersveiligheid speelt hier nadrukkelijk een rol bij. Het Hoofdnet Fiets zou veel beter in de Spuistraat kunnen liggen, omdat het daarmee gescheiden wordt van het Hoofdnet Auto. Het aspect leefbaarheid is beter gediend bij ligging van het Hoofdnet Auto in de brede Nieuwezijds Voorburgwal dan in de smalle Spuistraat. Hierbij merkt hij nog op dat de Spuistraat in de eerste plaats een woon- en werkgebied is, terwijl de Nieuwezijds Voorburgwal volgens melding van de buurtregisseur wel extra drukte kan gebruiken ter vergroting van de sociale veiligheid. De bereikbaarheid van nood- en hulpdiensten wordt ernstig bemoeilijkt als de Spuistraat deel gaat uitmaken van het Hoofdnet Auto. Nu al signaleren de brandweer en de Vereniging van Ziekenhuizen Amsterdam problemen met vaststaand verkeer in de Spuistraat, waardoor brandweerwagens en ambulances geen kant opkunnen. De Thuiszorg heeft aangegeven dat niet gegarandeerd kan worden dat de medewerkers op tijd in de Spuistraat aanwezig kunnen zijn in geval van bevallingen. Vanuit het parkeerbeleid gezien ligt het voor de hand om de verkeersstromen door de Nieuwezijds Voorburgwal te leiden, omdat daar al een parkeergarage is. In alle opzichten vormt de Nieuwezijds Voorburgwal een veel logischer route dan de Spuistraat. Dit geldt ook voor het fietsverkeer.
Het draagvlak voor het plan, dat al gering was, is nog verder afgebrokkeld. Instanties die voorheen neutraal waren, zijn nu tegenstander. Hiertoe behoren Vereniging Amsterdam City, Magna Plaza en de Kamer van Koophandel. Ook hebben 800 bewoners door middel van ingediende handtekeningen hun bezwaren te kennen gegeven. Sommige hiervan zijn vanavond door de insprekers tijdens deze vergadering toegelicht.
Bovengenoemde overwegingen hebben ingegeven tot herbezinning. Hij pleit voor de verplaatsing van het Hoofdnet Auto naar de Nieuwezijds Voorburgwal, desnoods met een 30-km-zone vanaf Magna Plaza, en het Hoofdnet Fiets in twee richtingen door de Spuistraat te laten gaan. Mocht een volledige verplaatsing niet haalbaar zijn, dan zou in ieder geval het zuidelijk deel verplaatst moeten worden.
Hij spreekt hij de hoop uit op steun voor zijn standpunt vanuit de commissie.
Vervolgens gaat hij in op de argumenten van de wethouder op het besluit van de deelraad. De VVD is verbaasd over zijn reactie, omdat hij in eerste instantie tegemoet leek te komen aan de indieners van de handtekeningen, en later een advies geeft dat geen recht doet aan hun bezwaren. Mocht blijken dat de meerderheid van de commissie zich niet kan verenigen met zijn standpunt, dan zou dat in ieder geval niet moeten zijn omdat de argumentatie van de wethouder volledig wordt overgenomen. In dat geval zou de Spuistraat formeel Hoofdnet Auto moeten zijn, maar in de praktijk zou het verkeer zoveel mogelijk worden gespreid over de Nieuwezijds Voorburgwal en de Spuistraat, afhankelijk van het soort verkeer en de bestemming ervan. Hij geeft verschillende mogelijke invullingen hiervan, en vraagt aan de wethouder of de parkeergarage aan de Nieuwezijds Voorburgwal geschikt zou kunnen worden gemaakt voor touringcars. Een aantal argumenten van de wethouder om af te wijken van het voorstel van het Stadsdeel Centrum klopt niet. Een overzicht:
De afwijzing van de snelheidsbeperking tot 30 km per uur. Voor het gebied Koningsplein – Singel – Muntplein geldt deze snelheidsbeperking al, dus het valt niet in te zien waarom dit niet ook voor de aangrenzende Spuistraat zou kunnen gelden. De door de wethouder voorgestane doorstroming van het verkeer wordt juist gerealiseerd door een continue stroom verkeer, die bereikt kan worden met een snelheidslimiet van 30 km per uur. De wethouder zegt dat het Hoofdnet het omliggende gebied moet omvatten. Dit klopt niet, omdat in de praktijk het verkeer juist wordt weggeleid van de Spuistraat. Alleen de Raadhuisstraat voert werkelijk verkeer naar de Spuistraat toe.
In tegenstelling tot wat de wethouder voorstaat, moeten de touringcars en de vrachtwagens juist niet door de Spuistraat geleid worden. De door de wethouder opgevoerde mogelijke verwarring van van rechts komende verkeersdeelnemers bestaat niet, omdat er geen verkeer van rechts naar de Spuistraat voert. De verbreding van het fietspad is belangrijk, maar niet essentieel. Handhaving van de bestaande situatie in dit opzicht is acceptabel.
Wat betreft de financiën wijst hij de commissie erop dat hij specifiek hierover een motie heeft ingediend. Hij raadt aan om deze motie te steunen, die het mogelijk maakt om fondsen uit het budget voor de openbare ruimte beschikbaar stelt voor de Nieuwezijds Voorburgwal.
Het laatste deel van het betoog bestaat uit een dringend verzoek aan de wethouder om op korte termijn een notitie te presenteren over de hoofdnetten. Er wordt al jaren gediscussieerd over het thema. De notitie zou inzicht moeten geven in de regie over de hoofdnetten, de verhouding tussen de centrale stad en de stadsdelen, de ermee gemoeide tijdsspanne en eenduidige verantwoordelijkheidstoewijzing voor het hele traject, hetzij aan de centrale stad, hetzij aan de stadsdeelraad. Ook vraagt hij om informatie over de exacte locatie van de hoofdnetten. In het structuurplan wordt hierover wel iets aangegeven, maar een discussie hierover zoals het zou moeten is nog niet gevoerd. Hij verzoekt om uitstel van het definitieve preadvies totdat de gevraagde notitie van de wethouder is verschenen. 

Dhr. Bijlsma gaat op drie punten in. In de eerste plaats beschouwt hij de afweging met betrekking tot het hoofdnet zelf. Vervolgens behandelt hij de vraag of de bestaande situatie gehandhaafd moet blijven, of dat de voorstellen een verbetering daarvan inhouden. Tenslotte besteedt hij aandacht aan de kwestie van de snelheidsbeperking tot 30 km per uur.
Wat betreft het eerste punt verklaart hij zich oneens met de heer Flos. Tijdens de besprekingen rond de vast te stellen route voor het hoofdnet waren de voor- en nadelen van beide varianten al duidelijk. De doorslag werd gegeven door de overweging in de optie Nieuwezijds Voorburgwal in het zuidelijk deel hiervan het Hoofdnet Auto, het Hoofdnet Fiets en het Hoofdnet Rail samenkomen, wat om veiligheidsredenen onaanvaardbaar is. De PvdA kan zich vinden in de voorstellen van B&W en van de stadsdeelraad. Hij erkent dat de voorstellen niet ideaal zijn, zodat ontevredenheid bij alle partijen blijft bestaan, maar meent dat de nu gepresenteerde voorstellen het optimaal haalbare vormen.
De mogelijkheid tot handhaving van de bestaande situatie beschouwt hij niet als een verbetering. Eventuele afwijzing van het project stadshartlus betekent jaren vertraging en de aanvraag van nieuwe kredieten. Dit leidt in feite tot jarenlang voorbestaan van de huidige situatie. In de notitie van de wethouder wordt duidelijk aangegeven waar uitvoering van de plannen tot effectieve verbetering leiden. Hij geeft enige voorbeelden hiervan en pleit voor snelle uitvoering van de verbeteringen, in het belang van alle bewoners, zowel die van de Spuistraat als die van de Nieuwezijds Voorburgwal.
Als inleiding op de kwestie van de 30-km-zone verklaart hij eerst dat hij de heer Flos gelijk geeft met diens opmerking dat in het preadvies wel heel summier is ingegaan op zijn notitie. Ook verklaart hij zich voorstander van een algemene en principiële discussie over het hoofdnet, ter verduidelijking waarvan hij verwijst naar de manier waarop de bewoners werden behandeld in de zaak van de herprofilering van de Overtoom. Hij meent echter dat de uitvoering van het besluit over stadshartlus hier niet op moet wachten.
Tenslotte besteedt hij aandacht aan de mededeling van de heer Flos dat in de praktijk al voldaan wordt aan een van moties waarin een 30-km-gebied wordt bepleit, en de omgeving alleen nog moet worden voorzien van bebording om de bestaande situatie te formaliseren. Hij vraagt of de gemeente verantwoordelijk kan worden gesteld voor de gevolgen in geval van verongelukkende fietsers die van rechts komen, wanneer er een bord geplaatst is. In dat geval zou de fietser namelijk officieel voorrang hebben. Als geen borden geplaatst worden, kan de Spuistraat met voorrangskruising ingericht worden, zodat dit probleem kan worden vermeden. In verband hiermee vraagt hij om aanvulling van zijn kennis over de verkeerssituatie van het zuidelijk deel van de Nieuwezijds Voorburgwal. Hij vraagt of de 50-km-maximumsnelheid, die in dit gebied is ingesteld vanwege Hoofdnet Rail, automatisch ook geldt voor de inrichting van de delen waar de auto’s rijden. Als dat niet het geval is, valt het gebied onder verantwoordelijkheid van het stadsdeel, dat geen 30-km-gebied kan instellen.
Het voorstel tot verbreding van het fietspad is tweemaal getoetst door de Centrale verkeerscommissie op verkeersveiligheid. Hij sluit zich aan bij de conclusie van de commissie dat in geval van verbreding verkeersonveilige situaties zouden kunnen ontstaan bij het openen van de portiers door automobilisten.
Dhr. Flos vraagt de heer Bijlsma om opheldering omtrent diens standpunt over de 30-km-zone. Het is hem niet duidelijk of laatstgenoemde wel of niet in principe een voorstander is van de instelling van een 30-km-limiet in de Spuistraat.
Dhr. Bijlsma antwoordt dat hij daarover enige vragen aan de wethouder wil stellen. Zijn definitieve standpuntbepaling inzake de 30-km-limiet zal afhangen van diens antwoorden. 

Mw. Van Pinxteren sluit zich aan bij de visie van de heer Bijlsma op het punt van de locatie van de stadshartlus. Zij laat het besluit van het stadsdeel tot handhaving van de Spuistraat als onderdeel ervan zwaar meewegen in haar oordeelsvorming. Het besluit van het stadsdeel is genomen met zeer grote meerderheid. Ook zij is van mening dat het belangrijk is om binnen afzienbare tijd een discussie te voeren over het hoofdnet. De instelling van een 30-km-zone is bijzonder wenselijk, gezien de talrijke argumenten van de insprekers, en het unanieme keuze van het stadsdeel ten gunste van een 30-km-zone. De verbreding van het fietspad is belangrijk. De landelijke norm voor fietspaden met vergelijkbare fietsersaantallen schrijft een breedte van 2,5 meter voor. In vergelijking hiermee is de breedte van 1,80 m van het fietspad aan de Spuistraat aan de zeer magere kant. In samenhang hiermee wijst zij erop dat als in de Spuistraat een 30-km-begrenzing wordt ingesteld, een heel brede parkeerstrook niet meer noodzakelijk is. De huidige parkeerstrook van 2,30 m is bijzonder breed, en kan versmald worden tot 1,80 m. GroenLinks kan akkoord gaan met het kredietvoorstel, op voorwaarde dat de gewenste 30 km zone wordt ingesteld, en dat het fietspad wordt verbreed. 

Dhr. Van Brug meldt dat Mokum Mobiel de notitie van de heer Flos aandachtig heeft bestudeerd. Hij complimenteert hem met de uitvoerigheid en de diepgang ervan. Ook hij meent dat het preadvies van B&W te beknopt is. Hij sluit zich aan bij alle punten die de heer Flos heeft genoemd. De 30-km-zone moet spoedig worden ingesteld. Hij steunt de notitie van harte. 

Mw. Bruines complimenteert de heer Flos eveneens met zijn degelijke notitie. Ook zij beschouwt het als belangrijk om na jarenlange discussie de argumenten nog eens te inventariseren, en na te gaan of de gemeente zich misschien heeft vergist. Aangezien het stadsdeel de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid heeft voor de besluitvorming op dit gebied, beschouwt zij de rol van de centrale stad als marginaal-toetsend. Zij is er geen voorstander van om de discussie opnieuw te gaan voeren en het besluit van het stadsdeel te herroepen. Zij heeft de discussie bij stadsdeel centrum goed gevolgd, en heeft de indruk dat alles zeer goed en grondig bestudeerd is alvorens de beslissing genomen werd. Zij vraagt de wethouder om in het bijzonder in te gaan op de argumenten vóór en tegen het besluit van het stadsdeel om een 30-km-zone in te stellen voor de Spuistraat. Zij stelt vast dat de argumenten tegen het besluit niet bijzonder sterk zijn. D66 is op zich niet tegen de invoering van een 30-km-gebied. De informatie over de veiligheid van het zuidelijk deel van de Nieuwzijds Voorburgwal is tegenstrijdig. Zij vraagt de wethouder om opheldering.
De problemen rond het zware verkeer en de touringcars in de Spuistraat zouden gedeeltelijk kunnen worden opgelost door gedeeltelijke omleiding ervan naar de Nieuwezijds Voorburgwal. Het ligt voor de hand om dat te doen met zwaar verkeer dat niet absoluut in de Spuistraat hoeft te zijn. Zwaar verkeer tot de Rozemarijnsteeg ziet zij niet als problematisch, maar daarachter komt het verkeer inderdaad in een fuik terecht. Nu te besluiten tot omdraaiing van de rijrichting gaat echter te ver. De mogelijke consequenties ervan zijn niet direct te overzien. Zij vraagt de wethouder om nader in te gaan op dit idee. Misschien kan een spreiding van het verkeer tussen de Spuistraat en de Nieuwezijds Voorburgwal plaatsvinden.
Zij ondersteunt het voorstel zoals het nu gepresenteerd is, met een voorbehoud voor de instelling van een 30-km-zone in de Spuistraat. 

Mw. Spee verbaast zich over de beknoptheid waarmee het college het voorstel van het stadsdeel centrum heeft overgenomen en de eveneens zeer beknopte manier waarop de notitie van de heer Flos is afgedaan. Zij vindt het onbegrijpelijk dat de smalle Spuistraat is gekozen als zwaartepunt voor het hoofdnet auto, en vraagt de wethouder om aan te geven of de theorie dan wel de praktijk bepaalt of een straat deel kan uitmaken van een hoofdnet auto. Als de voorgestane scheiding van verkeerssoorten in de praktijk niet werkt, dan is zij het eens met de heer Flos dat een goede verkeersgeleiding de voorkeur verdient boven het afdwingen van onlogische routes.
Als het argument dat een hoofdnet auto en een 50-km begrenzing onverbrekelijk bij elkaar horen, dan kan in twijfel worden getrokken of de Spuistraat geschikt is om betrokken te worden bij het Hoofdnet auto. Zij is van mening dat de discussie over de snelheidslimiet gevoerd moet worden.
Afsluitend schetst zij het bestaande dilemma. Enerzijds deelt zij het standpunt van mevrouw Bruines dat nu er een stadsdeel bestaat, de rol van de centrale stad beperkt blijft tot marginale toetsing en ziet zij grote problemen met uitstel van de uitvoering, anderzijds wijst zij op de onherroepelijkheid van een misschien onverstandige keuze voor de Spuistraat. Zij heeft waardering voor het nu gepresenteerde voorstel, maar vraagt zich bijvoorbeeld af hoe de handhaving van de voorgestelde servicestroken kunnen zal plaatsvinden. De invoering van een 30-km-zone in de Spuistraat lijkt haar onvermijdelijk. De belangrijkste vraagt blijft echter welke aspecten bepalend zijn voor de keuze voor wat tot het hoofdnet behoort en wat niet. 

Mw. Meijer weet uit persoonlijke ervaring dat verkeersstromen in de Spuistraat grote problemen met zich meebrengen. Doorstroming is onmogelijk, omdat er constant filevorming plaatsvindt. Zij heeft navraag gedaan bij de ambulancedienst en de brandweer over hun routekeuze en hun toegang tot de Spuistraat, en kreeg tot antwoord dat beide diensten kiezen voor de Nieuwezijds Voorburgwal. De SP was nooit een voorstander van de keuze voor de Spuistraat als onderdeel van een hoofdnet auto, en zal dat ook niet worden. 

Dhr. Haffmans meldt dat Amsterdam Anders ten principale geen voorstander is van een hoofdnet auto, maar met het oog op de lange-termijnvisie gelukkig is met de notitie van de heer Flos. Hij deelt het negatieve oordeel van de commissieleden over de te beknopte manier waarop het college een negatief preadvies op de notitie heeft gegeven. Als toevoeging aan de al besproken punten geeft hij aan dat hij het idee heeft dat binnen het stadsdeel centrum veel steun bestaat voor de mogelijkheid om de stadshartlus te verplaatsen naar de Nieuwezijds Voorburgwal, maar zich gebonden weet aan een eerdere beslissing van de centrale stad om te kiezen voor de Spuistraat. Hij spreekt zijn mening uit dat het moment nu gekomen is om terug te komen op het nu gepresenteerde besluit over de Spuistraat. 

Beantwoording:
De wethouder geeft een algemene toelichting. Hij verklaart waarom zijn reactie en die van het college op de notitie van de heer Flos bijzonder kort en zelfs bot scheen, en waarom hij heeft gekozen voor een voornamelijk bestuurlijke benadering.
Het college heeft wel degelijk de mogelijkheid overwogen om de zaken opnieuw te bezien. Er was echter geen overeenstemming over de vraag of hiervoor nog gelegenheid bestond. In het verleden zijn door de commissie en door de raad besluiten genomen die als richtlijn gelden voor het college. Veranderingen kunnen door de commissie worden aangegeven, maar het college kan alleen handelen als de commissie een richtlijn kan geven. Ook nu is de commissie verdeeld, zodat het voor het college niet duidelijk is welke kant zij moet opgaan. De reacties van de bewoners zijn helder. Het stadsdeel heeft veel tijd besteed aan de besluitvorming. Alvorens de beslissing te nemen, heeft zij eerst weer metingen laten verrichten. De Raad heeft in het verleden twee besluiten genomen die nu de richting van de besluitvorming bepalen. De eerste is het besluit dat de Spuistraat hoofdader van de stadshartlus wordt, onder beperkende voorwaarden, en het tweede betreft de richting van hoofdnetten. Bestuurlijk liggen er drie besluiten die feitelijk de beslissing bepalen: het besluit van het stadsdeel centrum, het oorspronkelijke raadsbesluit over de Spuistraat en het besluit over de omgang met hoofdnetten. Het college baseert zich daarop. Aanpassingen zijn slechts mogelijk als deze binnen deze drie besluiten vallen. Een nieuwe richting kan niet worden ingeslagen, op grond van het ontbreken van een eenduidige richtlijn van de commissie. De continuïteit van de besluitvorming is in het geding als het hele project opnieuw vormgegeven moet worden, waar nog bijkomt dat in dat geval een deel van de financiering zal ontbreken.
Resteert de vraag wat nog kan worden gedaan. Inhoudelijk heeft het college niet zoveel moeite met het voorstel van het stadsdeel, maar over de omstreden snelheidsbeperking in de Spuistraat kan nog gesproken worden. Hoofdnetten kennen in het algemeen een snelheidsbeperking van 50 km per uur, omdat deze zijn bedoeld om snelle verplaatsingen binnen de stadsdelen mogelijk te maken. Vaak is dit theoretisch. In de praktijk kan dikwijls toch niet sneller dan 30 km per uur worden gereden. Daar staat tegenover dat op wegen die tot het hoofdnet worden snelheden worden toegestaan die 50 km per uur overschrijden, terwijl voor de eromheen gelegen buurten een snelheidsbeperking geldt van
30 km per uur. Het is mogelijk om blauwe borden te plaatsen met de tekst 30 km. Dit wil zeggen dat de geadviseerde snelheid 30 km per uur is. Het eventuele tegenargument dat geadviseerde snelheden niet te handhaven zijn geldt ook voor een maximumsnelheid van 50 km.
Dhr. Flos interrumpeert. Voor de stadsdeelraad is de snelheidsbeperking van 30 km per uur een cruciaal punt. Hij vraagt of de wethouder bedoelt dat hij gegeven de eerder genomen besluiten niet anders kan doen dan pleiten voor een adviessnelheid, of dat het mogelijk is dat de wethouder een uitzondering maakt op zijn eigen beleid.
De wethouder komt nog terug op dit punt. Hij geeft alvast aan dat één van de nadelen om een
30-km-gebied te maken van de Spuistraat bestaat uit de verplichting om in dat geval wegdrempels aan te leggen. Hij erkent dat plaatsing van een blauw bord hoogstens een psychologisch sturend effect heeft op de automobilisten, maar zeker geen ideale situatie creëert.
Dit geldt ook voor het fietspad. Verbreding ervan zou heel mooi zijn als het mogelijk was, maar dat is niet het geval. In de Spuistraat moeten heel veel functies een plaats krijgen: autoverkeer, fietsverkeer, voetgangersverkeer, parkeren, laden/lossen. Er is dus weinig ruimte voor ieder van de functies. Iedere verbreding van de strook voor de ene functie gaat ten koste van de ruimte voor een andere strook.
De sturing van het verkeer naar de Nieuwezijds Voorburgwal over het noordelijke deel is mogelijk. In een aantal gevallen gebeurt dit al. Met behulp van het parkeerverwijzingssysteem wordt aangegeven dat op de Nieuwezijds Voorburgwal een parkeergarage is.
Dit brengt hem op de vraag naar de status van een hoofdnet. De verkeersgebruiker hoeft een hoofdnet helemaal niet te herkennen, en kiest meestal voor de route die op dat moment het aantrekkelijkste lijkt.
Dhr. Flos komt terug op de opmerking van de wethouder over het voortraject dat heeft geleid tot de huidige beslissing. Hij spreekt de hoop uit dat het aantal pagina’s van stukken en notities niet bepalend is voor de besluitvorming.
De wethouder verzekert dat dit niet het geval is. Bij de besprekingen is alleen verwezen naar de onderliggende stukken en besluiten. De vraag of de garage aan de Nieuwezijds Voorburgwal geschikt gemaakt kan worden voor bussen wordt ontkennend beantwoord. De bouw van de garage laat dit niet toe. Over de notitie over de hoofdnetten zijn al afspraken gemaakt. De ervaringen met de Overtoom zijn al geïnventariseerd en geanalyseerd, en de resultaten geven duidelijke aanwijzingen voor toekomstige projecten.
Op de vraag wie of wat bepaalt wat een hoofdnet is geeft de wethouder aan dat dit ooit is vastgesteld, wat niet betekent dat het nu nog klopt. Er zijn wegen die officieel geen hoofdnet zijn maar waarop intensief autoverkeer plaatsvindt, terwijl omgekeerd wegen die officieel tot het hoofdnet horen niet door de weggebruiker als zodanig herkend worden. Hij en het college zijn van mening dat dit opnieuw moet worden bezien. Uiteindelijk bepaalt de commissie, samen met de stadsdelen, wat het nieuwe hoofdnetbeleid wordt. De wethouder vindt het niet verstandig om te wachten op de behandeling van de notitie van de heer Flos, en geeft er de voorkeur aan om te doen wat binnen de bestaande beleidsmarges mogelijk is.
Hij bevestigt dat bij het hoofdnet rail een 50-km-grens gold en geldt.
Dhr. Bijlsma interrumpeert. Hij brengt opnieuw onder de aandacht dat bij plaatsing van een 30-km-bord problemen zullen ontstaan, omdat de voorrangsregeling verwarrend wordt voor van rechts komende fietsers. Weer wijst hij op het risico dat de gemeente in geval van een ongeluk aansprakelijk zal worden gesteld.
De wethouder legt uit dat bij plaatsing van een blauw bord dit probleem wordt ondervangen.
Mw. Bruines vraagt om een reactie van de wethouder op het aspect veiligheid.
De wethouder antwoordt dat de problemen met doorgangsmogelijkheden van ambulances en brandweer blijven bestaan in een 30-km-zone in verband met de in dat geval verplichte verkeersdrempels. Ambulances en brandweer kunnen ook eenvoudigweg over de Nieuwezijds Voorburgwal rijden.
Mw. Bruines vraagt of dit standpunt houdbaar is, als de brandweer een formeel negatief advies zou geven.
De wethouder plaatst deze vragen in een bredere en oudere discussie over de redenen voor een hoofdnet door de binnenstad, in het licht van de omstandigheid dat de historische binnenstad te enen male niet geschikt is voor autoverkeer. 

De voorzitter wijst er met klem op dat hij geen tweede termijn wil.
Dhr. Haffmans wil weten of hij goed heeft begrepen dat er in het college wel discussie heeft plaatsgevonden over de vraag of verplaatsing van het hoofdnet naar de Nieuwezijds Voorburgwal mogelijk is, en de wethouder vasthoudt aan het eerder genomen besluit vanwege de verdeeldheid van deze commissie. Hij vraagt zich af of de situatie anders zou zijn als de commissie zich unaniem voorstander zou verklaren van verplaatsing naar de Nieuwezijds Voorburgwal.
De wethouder deelt mee dat er in het college niet lang over is gesproken. Het is mogelijk dat het anders zou zijn gelopen als de commissie een eenduidige richtlijn zou hebben meegegeven. 

Concluderend stelt de voorzitter voor om de tweede termijn in de raad te behandelen op
15 januari 2003. 

Dhr. Bijlsma stelt voor om unaniem te besluiten dat de plaatsing van blauwe 30-km-borden wenselijk is, ten behoeve van de raadsbehandeling. Het hoofdnet zou dan gehandhaafd kunnen worden en het verkeersveiligheidsprobleem is opgelost.
Dhr. Haffmans vraagt de wethouder om de wettelijke regeling op dit punt in een korte notitie weer te geven, en hierbij onderscheid te maken tussen wettelijke verplichtingen en consequenties die voortvloeien uit beleid.
De wethouder zegt dit toe.
Mw. Bruines brengt onder de aandacht dat in de motie van het stadsdeel besloten is om geen verkeersdrempels aan te brengen in de 30-km-zone van de Spuistraat, en vraagt zich af hoe dit te rijmen is met de door de wethouder beschreven verplichting daartoe.
De voorzitter geeft aan dat dit punt niet speelt nu gekozen wordt voor plaatsing van een blauw bord.
Hij concludeert dat het preadvies zal worden aangepast.
De tweede termijn vindt plaats op 15 januari a.s. 

V4   Voordracht aan de gemeenteraad inzake preadvies op notitie “Fietsparkeerlessen uit Nijmegen en Tilburg van voormalig raadslid Frankfurther d.d. 26-10-02 

Mw. Bruines heeft slechts één opmerking hierover, die zij in de Raad kenbaar zal maken.
Commissie akkoord. 

V5   Stand van zaken opdrachtgevers-opdrachtnemersrelatie exploitatie openbaar vervoer 

Wordt verschoven naar de vergadering van 9 januari 2003.
De motivatie wordt omschreven bij agendapunt A.5.
Dhr. Bijlsma herhaalt zijn pleidooi om dit punt, samen met agendapunt V.6, tijdens een afzonderlijke
informatiemiddag te behandelen, en daarbij ook het tkn-stuk 102 te betrekken. Het onderwerp is te ingewikkeld en te belangrijk om tijdens een reguliere vergadering te bespreken. Hij denkt aan een datum aan het eind van januari 2003. 



V6   Plan van aanpak monitoring exploitatie openbaar vervoer 

Wordt verschoven naar de vergadering van 9 januari 2003.
De motivatie wordt omschreven bij agendapunt A5.
Het pleidooi van dhr. Bijlsma voor een afzonderlijke informatiemiddag geldt ook voor dit agendapunt. 

V7   Voordracht aan de gemeenteraad inzake voltooiing ruim baan programma (incl. voortgangsrapportage tot 1-7-2002) 

Wordt verschoven naar de vergadering van 9 januari 2003. 



V8  Notitie definitie omgevingsmanagement 

Wordt verschoven naar de vergadering van 9 januari 2003. 



V9  Eindpunt en keerlus tramlijn 7 Geuzenveld 

Wordt verschoven naar de vergadering van 9 januari 2003. 



Blok  ZEEHAVEN 

Twee vragen van dhr. Marres over Ceres resp. de ontwikkeling van een verdeelterminal in Coevorden
zijn behandeld onder agendapunt A.3. 



Blok  LUCHTHAVEN 

Geen bespreekpunten.  



Blok  INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE 

Geen bespreekpunten. 

De voorzitter sluit de vergadering om 23.16 uur. 

Ter kennisname:
Blok Verkeer
100: Persbericht d.d. 19-11-02 Tweede Kamer inzake bezuiniging OV.
101: Taxi’s: besteding vrijval uit het Mobiliteitsfonds 2002.
102: Verdeling bestuurlijke verantwoordelijkheden en operationele taken inzake het GVB.
*   Wordt besproken tijdens een nog te organiseren informatiebijeenkomst.
103: Profielbesluit reconstructie Spuistraat.
104. Brf. ROA d.d. 29-11-02 aan de Adviescommissie. Voor de concessies Amstelland-Meerlanden
inzake bezuinigingen OV.
105. Stand van zaken De Opstapper.
106. Agenda ROA raadsvergadering 17 december 2002.
107. Brf. College B&W d.d. 6-12-02 aan ROA inzake tariefsysteem decentrale overheden.
108. Brf. d.d. 25-9-02 Bureau BTW-compensatiefonds A’dam inzake BCF 2 e monitor.
109. Beantwoording d.d. 17-10-02 van raadsadres 25-7-02 van ROVER, dhr. Vonk inzake
vertraging aanleg tramlijn 10.
Blok Luchthaven
7. Bezoek Raadscommissie Luchthaven aan de luchtverkeersleiding Nederland d.d. 15-11-02.
Blok Zeehaven
5. Beantwoording schriftelijke vragen SP d.d. 7-11-02.
6. Actualiteit B&W d.d. 26-11-02 inzake het sloopschip Sandrien. 

De commissie heeft kennisgenomen van deze stukken.