Verslag van de openbare vergadering van de Commissie Verkeer, Vervoer en Infrastructuur, Zeehaven en Luchthaven en Informatie- en Communicatietechnologie op donderdag 12 september 2002 in zaal 0235 van het stadhuis van 20.00 tot 22.04 uur 
Aanwezig:     dhr. Jamari (voorzitter), dhr. Van der Horst (wethouder),
Dhr. Haffmans (AA/DG), dhr. De Graaf (CDA), dhr. Flos en dhr. Isik (VVD), mw. Van Pinxsteren en mw. Dalm (GrLi), dhr. Marres en
dhr. Bijlsma (PvdA), mw. Bruines (D66), mw. Van Oudenallen (MM),
mw. Meijer (SP)
Afwezig:     mw. Spee (CDA), dhr. Bakker Jr. (LA)
Ambtenaren:     mw. Westera (secretariaat commissie/ROIB), dhr. Van Eendenburg
(secretaris/ROIB), dhr. Van Rijnberk (dIVV), mw. Philipsen (MEC), dhr. Elderhorst (proj.bureau IJtram), dhr. Kok (dIVV).
Verslag:     Verslagbureau Amsterdam (VBA), mw. Muiser, mw. Greeuw



Goedgekeurd met volgende wijzigingen: 10 oktober 2002
Blz. 1 agendapunt A2;Dhr. Haffmans heeft bezwaar ingebracht tegen de spreektijdregeling en wil dat bezwaar in het verslag hebben vermeld. Hij is van mening dat kleine partijen net zoveel hebben in te brengen als grote partijen en dat dit niet mag worden gekoppeld aan het aantal gekozen raadsleden.
Mevr. Van Oudenallen merkt op dat ontbreekt dat zij de bezwaren van de heer Haffmans tegen de spreektijdregeling heeft ondersteund.
Dhr. Haffmans wijst op de aanduiding van zijn partij, dit moet zijn AA/DG. Als zijn partij volledig wordt aangeduid moet dit zijn: Amsterdam Anders/De Groenen, en niet AA/De Groenen. 
 

Blok ALGEMEEN    



A1:  Opening 

De voorzitter opent de vergadering om 20.06 uur en heet de aanwezigen welkom.  



A2  mededelingen
 
De voorzitter stelt voor om het stuk V5 (kabinetstuk) aan het eind van het besloten gedeelte te behandelen. De commissie gaat hiermee akkoord.
De voorzitter herinnert de commissieleden aan de uitnodiging voor de bijeenkomst van de dIVV over de taxi’s op 30 september a.s. om 13.30 in het Meeting plaza, Olympisch Stadion.
Dhr. Flos vraagt of er voortaan rekening mee kan worden gehouden dat mensen op een dergelijk tijdstip werken. Hijzelf moet uit Den Haag komen.
De voorzitter geeft aan dat de bijeenkomst door de dienst IVV is geregeld.
Dhr. Haffmans tekent bezwaar aan tegen de spreektijdregeling. Hij pleit voor 11 minuten spreektijd.
Dhr. Jamari heeft van de griffier begrepen dat de commissie zelf de spreektijd mag bepalen. Hij stelt voor om het voorstel van de heer Haffmans in stemming te brengen bij de commissie. Als er tevens andere voorstellen zijn, kunnen die schriftelijk ingediend worden zodat er op democratische wijze een uitspraak gedaan kan worden over de spreektijd.
Mw. Dalm heeft gehoord dat de Commissie Stedelijke Ontwikkeling een spreektijdregeling hanteert waarbij het evenwicht tussen de fracties anders is geregeld en dat naar tevredenheid functioneert. Haar voorstel is dat de commissieleden eerst naar de spreektijdregeling in andere commissies kijken en daarna een voorstel maken.
Dhr. Bijlsma merkt op dat in de de Commissie Werkwijze is gesproken over de spreektijdregeling, voor de Raad en de commissies, en dat is afgesproken zo snel mogelijk een voorstel op tafel te leggen, en dit niet ad hoc per commissie te regelen. De overweging van dhr. Haffmans wordt in de eerstvolgende vergadering van de Commissie Werkwijze, c.q. de Commissie Dualisering meegenomen, belooft dhr. Bijlsma, om te komen tot een eenduidige regeling.
Mw. Dalm stelt voor tot die tijd ruimhartig met elkaars spreektijd om te gaan.
De voorzitter gaat hiermee akkoord. 



A3   Vaststelling agenda 

Akkoord. 



A4   Vragen half uur publiek 

Er zijn geen insprekers. 



A5  Vaststelling agenda 26 september 2002
De voorzitter stelt voor om half acht met het besloten gedeelte te beginnen en om 8 uur met het openbare gedeelte.
Mw. Van Pinxsteren merkt op dat er geen volle agenda is, kan het niet aan het eind van de agenda?
De voorzitter brengt dit voorstel in stemming. De meerderheid wil om acht uur beginnen met het besloten gedeelte aan het eind. De voorzitter meldt dat het handig is om de agendapunten schriftelijk bij de secretaris in te leveren.
Mw. Van Oudenallen wil mondeling het punt ‘integraal parkeerverwijssysteem’ inbrengen.  



A6   Concept-verslag van de openbare verg. Cie VVI d.d. 22 augustus 2002  

Commissie akkoord.
 



A7  Termijnagenda 

De voorzitter vraagt of er op- of aanmerkingen zijn.
Dhr. Flos wil graag dat zijn naam vermeld wordt bij ‘parkeerregimevaluatie’ en dat bij ‘garagetarieven’ wordt aangegeven wanneer dat aan de orde komt.
Dhr. Bijlsma wil weten wanneer de taxi’s aan de orde komen, want daarover is een motie aangenomen. Ten tweede is voor het reces een motie aangenomen over de Opstapper, wanneer komt dat aan de orde?
De wethouder antwoordt dat de beantwoording van de motie er aankomt. Naar aanleiding van de taxiconferentie in het Olympisch Stadion komt het onderwerp Taxi nog uitgebreid aan de orde in deze commissie.
Mw. Van Oudenallen zou graag bij de moties de namen vermeld zien van de personen die ze ingediend hebben, en dat ook vermeld wordt welke motie het betreft. Ze vindt het jammer dat pas in het vierde kwartaal de motie van april 2001 wordt behandeld. Wat wordt bedoeld met parkeerregime-evaluatie? Gaat dat over het parkeerbeleid? Verder merkt ze op dat bij de blauwe zone november/december staat in plaats van januari, wat eerst afgesproken was. Dat is goed, maar dan niet de evaluatie weer uitstellen tot januari.
De wethouder licht toe dat het om de evaluatie van het parkeerbeleid gaat.
Dhr. Marres heeft schriftelijk opgave gedaan en heeft de kwestie al met de heer Van Eendenburg opgenomen. 

Commissie akkoord met termijnagenda. 



A8  Overzicht openstaande toezeggingen commissie  

Dhr. Marres heeft schriftelijke vragen gesteld aan dhr. Van Eendenburg en wil daar graag antwoord op hebben.
Mw. Dalm neemt aan dat de verschillende toezeggingen worden doorgelopen en dat er wordt afgesproken op welke termijn ze worden behandeld. Ze merkt op dat een aantal toezeggingen uit 2000 en 2001 niet in het overzicht zijn opgenomen. Het betreft toezeggingen aan de Raad die voor een deel onder wethouder Stadig vielen, maar inmiddels bij de huidige wethouder terechtgekomen zijn.
Dhr. Van Eendenburg merkt op dat het hier toezeggingen betreft die aan de commissie zijn gedaan, níét aan de Raad. Toezeggingen aan de Raad staan op een andere lijst en men is bezig die lijst te actualiseren. Binnenkort komt er één overzicht. Deze lijst is een tussenfase.
Dhr. Flos wil graag op basis van een voorstel een planning zien.
(Dat is akkoord)
Mw. Van Oudenallen vindt de aanduiding ‘na het zomerreces’ te vrijblijvend. Zij stelt voor om kwartalen te noemen.
De voorzitter antwoordt dat de opmerking wordt meegenomen. 
 



Blok  VERKEER (INCL. REGIO), VERVOER, INFRASTRUCTUUR 

V1  Rapport "Doorstromen en afwegen"              

Eerste termijn commissie:
Dhr. Haffmans heeft het rapport met interesse gelezen. Hij heeft opmerkingen en vragen aan zowel de wethouder als aan de commissie. Hij mist de link met bereikbaarheid OV naar Almere en verwijst naar de tekeningen op pag. 12. Hij onderschrijft het gestelde op pag. 11 m.b.t. de binnenstad.
Met het voorstel op pag. 15 voor minder op- en afritten op de A10, is zijn fractie het helemaal eens.
De suggestie op pag. 23 tot overkluizing zou hij graag prominenter willen terugzien in het vervolgrapport.
Zijn bezwaar is dat de gemeente zich zonder meer neerlegt bij de groei van de automobiliteit, terwijl dat volgens AA/De Groenen niet zo hoeft te zijn. Het rapport is zuiver gericht op het faciliteren van die groei. Daarbij worden niet de gevolgen meegenomen voor het leefklimaat (luchtvervuiling, geluidshinder). Wij missen voorstellen om zowel voor de ring A10 als voor de A9 zuid/west een 70/80 kilometerzone te maken, wat een vermindering zou betekenen van de luchtvervuiling en geluidshinder. Hebben de commissieleden hier een mening over?
Dhr. Flos spreekt het idee van 70 km/per uur op de A10 niet erg aan. Hij heeft weinig behoefte om daar nu over te discussiëren, mede omdat dit rapport een verkenning is. Wel is hij van mening dat op het hoofdwegennet autoverkeer absoluut noodzakelijk is. Uit gegevens van Verkeer en Waterstaat blijkt dat zelfs met heel goed openbaar vervoer het autoverkeer maar marginaal is terug te brengen. Binnenstedelijk is een ander verhaal.
Mw. Meijer vraagt of dhr. Flos hiermee bedoelt dat openbaar vervoer niet heel goed hoeft te zijn.
Dhr. Flos antwoordt dat mevrouw Meijer hem verkeerd begrijpt. Hij denkt wel dat openbaar vervoer binnenstedelijk een veel belangrijkere rol speelt dan bij verkeer dat landelijk gebied moet verbinden met stedelijk gebied. Het enige wat hij wil zeggen is dat het een illusie om te denken dat goed openbaar vervoer automobiliteit zou doen afnemen.
Mevr. Van Oudenallen gaat in op het bezoek aan Berlijn met een andere commissie. In Berlijn is men veel verder met vormen van ondertunneling en wegen over elkaar. Ze hoopt dat bij een volgende aanbeveling wordt gekeken naar dit soort oplossingen voor Amsterdam, nog afgezien van het ruimtelijke effect. Dhr. Haffmans zei net: denk aan het groen. Bij deze een opdracht aan de wethouder als hij Berlijn bezoekt, om daar heel goed naar te kijken.
Dhr. Haffmans geeft aan dat zijn betoog niet met het groen te maken had, maar met leefmilieu en gezondheid.
Mevr. Van Oudenallen veronderstelt dat AA/De Groenen meer benzinestations en prettigere patatzaken aan de snelweg wil.
Mw. Bruines geeft aan dat de fractie van D66 het rapport alleen als een verkenning ziet. Ook het college stelt dat het rapport een verkenning is, maar toch wordt het geduid als leidraad en beoordeling voor wat er verder gaat gebeuren. Kan de wethouder uitleggen hoe hij dit ziet?
Haar tweede punt is dat er inmiddels een nieuw regeerakkoord ligt waar op een aantal punten heel anders wordt omgegaan met infrastructuur en eigenlijk alles wat in Amsterdam en de regio als lijn is ingezet. Als het college dit rapport als leidraad neemt, hoe denkt zij daar dan mee om te gaan?
Dhr. De Graaf merkt op dat het kabinet bereid is om bij verkoop van aandelen van Schiphol het geld te besteden aan de infrastructuur.
Mevr. Bruines weet dat en vindt dat ook prima, maar toch heeft zij het gevoel dat een aantal dingen niet in lijn zijn met elkaar. Zij wil daarom graag een reactie van de wethouder.
Dhr. Graaf vindt de verbinding A6-A9 een punt van zorg. Zijn fractie is principieel tegen deze verbinding. Hij vraagt de wethouder naar de status van dit stuk.
Mw. Dalm is ingenomen met het feit dat de commissie een inhoudelijke discussie voert over stukken die ter kennisname zijn. Het stuk leidt tot een aantal vervolgvragen en haar fractie ondersteunt de vraag van mevrouw Bruines.
Haar tweede vraag is wat we doen met betaalstroken en kilometerheffing, die ontbreken. Hoe kunnen we het betaalprincipe wellicht op andere manier in en rond de stad gebruiken? Dit lijkt haar een zinvolle vervolgopdracht.
Ergens in een bijzin staat dat het ondertunnelen van de A6-A9 van de baan is omdat het een gevaarlijke-stoffenroute zou kunnen worden. Naar aanleiding daarvan is haar vraag of de milieudienst de gevaarlijke-stoffenroutes in Amsterdam in combinatie met de geplande infrastructuur in kaart zou kunnen brengen, zodat in een vroeg stadium duidelijk is welke ontwikkelingen om reden van veiligheid niet mogelijk zijn. Wil de wethouder de mileudienst opdracht geven tot zo’n onderzoek?  

Beantwoording:
De wethouder bevestigt het beeld dat het slecht gesteld is met de bereikbaarheid van Almere in 2010. Het hangt af van de groei van Almere, maar met name het spoor zal in 2010 ontoereikend zijn.
Is het oordeel van dit rapport dat we ons moeten neerleggen bij de groei van het autoverkeer? Nee, het onderzoek was gericht op: wat kan er en wat kan er niet. Er blijkt veel niet te kunnen.
Mw. Van Oudenallen vraagt naar aanleiding van ‘wat kan er, wat kan er niet’ of dat het beleid betreft van de gemeente. Of is dat alweer achterhaald door het regeerakkoord?
De wethouder antwoordt dat los van het beleid, sommige oplossingen technisch wel kunnen, maar verschrikkelijk duur zijn.
We komen daar uitgebreid op terug op de zogenaamde Noordvleugelconferentie (Noord Holland, ROA en Flevoland). In navolging van de portefeuillehouders R.O., zullen ook de wethouders Verkeer zich in Noordvleugelverband bezig houden met mobiliteitsvraagstukken. Als je gaat uitvoeren wat de portefeuillehouders van R.O voor ogen hebben, kun je ervan uitgaan dat de boel zal vastlopen. Los van alle principiële discussies kom je tot de conclusie dat alle verkeersmodaliteiten nodig zijn om mensen van A naar B te kunnen vervoeren. Dus je moet én in openbaar vervoer, én in auto én in fiets én in vervoer over water investeren. Er valt in die zin weinig te kiezen.
Het college neemt het rapport als leidraad, dat wil zeggen, wat niet haalbaar is gaan we niet ontwikkelen.
Wat betreft het beleid van de huidige regering versus beleid van de gemeente Amsterdam:
- Het regeerakkoord gaat uitgebreid in op ‘benutting’. De zogenaamde ‘turbowet’ maakt het mogelijk om snel een extra rijstrook aan te leggen. Dat is in feite bestaand beleid, want het ‘bereikbaarheidsoffensief noordelijke randstad’ haakt ook in op de benutting.
- Wat betreft ‘beprijzen’; de wetgeving staat wel het een en ander toe, maar niet in elke vorm. Zo zijn betaalstroken wel toegestaan, maar het invoeren van splitsheffingen niet. Het is de bedoeling om bij de A5, de omlegging rondom Schiphol, betaalstroken in te voeren en wellicht ook in de tweede Coentunnel. Er wordt momenteel druk op gestudeerd of dat technische en financieel haalbaar is. Onlangs is een herberekening gemaakt van de kosten voor de tweede Coentunnel. Er is een gat van 240 miljoen euro. Samen met het Rijk en de regio wordt bekeken of dat gat te dekken is. Met de informatie die er nu is kun je niet erg veel verwachten van het beprijzen.
Dhr. Bijlsma haalt de aangenomen motie aan die bepaalt dat het ontbrekende geld niet uit de kas van Amsterdam mag komen.
De wethouder beaamt dat en hij zal op geen enkele manier een dergelijk voorstel doen.
- Wat betreft gevaarlijke stoffen: het is zinvol daarvan een actualisatie te maken, want bij de Zuid-as en bij de ondertunneling van de A6 en A9 speelt het ook. De wethouder zal opdracht geven om de gegevens op een rijtje te zetten. Tot slot zal hij zijn ogen goed de kost geven in Berlijn. 

Tweede termijn commissie
Dhr. Haffmans is blij dat wethouder bereid is tot een discussie over het vastlopen van de mobiliteit en de vervolg aanpak. Hij is het niet eens met de stelling dat er weinig meer te kiezen valt. Hij betreurt het dat de wethouder wel ingaat op gevaarlijke stoffen, maar niet op schadelijke stoffen.
Dhr. Flos vraag naar het verschil tussen gevaarlijke en schadelijke stoffen.
Dhr. Haffmans licht toe dat een chloortrein valt onder gevaarlijke stoffen, dat wil zeggen: potentieel schadelijk. Sowieso schadelijk is de uitstoot van verschillende modaliteiten, en dan vooral van auto’s en vrachtwagens. Het gaat om verzurende stoffen zoals SO2 , NOX, benzeen en dergelijke. Die concentraties zijn soms zo hoog dat de enige oplossing is de snelheid van auto’s drastisch omlaag te halen. Als wegen onder en boven elkaar gebouwd worden, kan die uitstoot van schadelijke deeltjes wel eens veel hoger worden en het wonen langs die wegen kan schadelijk voor de gezondheid zijn.
Dhr. De Graaf merkt op dat de ambities in het rapport omtrent bouwen wel eens gedwarsboomd kunnen worden door het Besluit Luchtkwaliteit. Is de wethouder bekend met dat besluit?
Dhr. Flos heeft een probleem met de inbreng van de CDA-fractie die opeens de A6-A9 ter discussie wil stellen, terwijl in het programakkoord het CDA met beide andere partijen heeft afgesproken om in ieder geval mee te denken over de mogelijkheden van aansluiting tussen A6 en A9. Stel dat die weg níét wordt aangelegd, hoe ziet het CDA op termijn dan het verkeersprobleem opgelost?
Dhr. De Graaf ontkent dat het zo stellig in het programakkoord staat zoals de heer Flos het formuleert.
Dhr. Flos vindt dat te gemakkelijk. Hoe kan het CDA nu beweren principieel tegen te zijn, want dat sluit uit dat je er nog eens vanuit verschillende oogpunten naar kijkt. Het lijkt hem noodzakelijk dat het CDA dit punt intern bespreekt en daarna terugkomt met hun standpunt over de A6-A9.
Mw. Bruines vindt dat dhr. Flos wel een punt heeft en ze is benieuwd waar het CDA mee terugkomt.
Dhr. De Graaf geeft aan dat het programakkoord bewust genuanceerd geformuleerd is. Zijn fractie zal terugkomen met eventuele alternatieven. 

Beantwoording:
De wethouder gaat in op de vraag van de heer Haffmans: kiezen kán wel, maar dat was niet het onderwerp van dit onderzoek. We komen daar uitgebreid op terug naar aanleiding van de Noordvleugelconferentie waar aan de orde zal komen hoeveel marge er nog is.
Wat betreft de schadelijke stoffen wordt er eens per twee jaar door de milieudienst een milieu-verkeersmonitor uitgebracht, die gegevens worden meegenomen.
Wat betreft de A6-A9: in het programakkoord staat dat B&W meewerkt aan de studie; dat doe je niet als de mordicus tegen bent.
Wat betreft de luchtkwaliteit: in verband met het structuurplan is dat een lastige discussie. Waar verkeer is kun je niet bouwen, maar waar je gaat bouwen zul je ook verkeer moeten hebben. Soms is er een oplossing voor te vinden door óf de snelheid naar beneden te brengen, of aan de gevel iets te doen. Het wordt een steeds groter probleem is deze overvolle stad. 



V.2  Busroute 43 

Dhr. Marres leest in het verslag van 13 juni 2002 de tekst van de wethouder dat de busroute na de zomer dient te zijn geregeld. Zowel het stadsdeel als hijzelf vragen zich af wat er is geregeld; tot op de dag van vandaag rijdt de bus er niet, zijn er geen verslagen van onderzoeken geweest, is daar geen drempel veranderd en klaagt de buurt steen en been dat bus 43 niet rijdt. Hij geeft de wethouder nog één week de tijd om de bus te laten rijden. 

Beantwoording
De wethouder antwoordt dat de bus volgende week niet rijdt. Het verbaast hem dat het stadsdeel daarvan niets afweet. In samenwerking met het stadsdeel is afgesproken dat een onderzoek wordt gedaan naar de drempels en dat het met de nieuwe dienstregeling van komende winter, die 15 december ingaat, moet zijn opgelost. Dat betekent dat de drempels dan of zijn goedgekeurd en de bus gewoon gaat rijden, of de drempels zijn niet goedgekeurd en dienen te worden aangepast voor 15 december.
Dhr. Marres heeft van het stadsdeel gehoord dat het nog geen enkele uitslag van het onderzoek heeft ontvangen. Hij gaat akkoord indien de busroute uiterlijk 15 december in de dienstregeling is opgenomen, en zal de wethouder daaraan houden.
De wethouder antwoordt dat de uitslag van het onderzoek nog niet bekend is, en daarom nog niet is besproken met het stadsdeel. In week 43 zullen de resultaten van het onderzoek worden besproken met het GVB en het stadsdeel Zeeburg
Dhr. Marres stelt voor de afspraak te maken dat de bus inderdaad op 15 december rijdt en hij samen met de wethouder een ritje zal maken.
De wethouder hoopt niet de komende vier jaar steeds door de raadsleden te worden uitgenodigd ergens in te stappen.
Mevr. Van Oudenallen merkt op dat indien een stadsdeel iets niet weet, het van de wethouder verstandig is contact op te nemen met dat stadsdeel.
De wethouder antwoordt dat de heer Marres duidelijk heeft gezegd dat het stadsdeel de uitkomst van het onderzoek niet weet. Dit klopt, omdat de uitkomst nog niet bekend is. 



V.3  Adres Fietsersbond rechtsafslaand verkeer  

Eerste termijn commissie
Mevr. Van Pinxteren zegt dat zowel de heer Marres als zijzelf oprecht verbaasd en verontwaardigd waren over bepaalde slappe formuleringen in de brief van de wethouder. Sindsdien vinden deze ongevallen nog steeds plaats. In de beantwoording van het raadsadres staat hoe een groot deel van de problematiek op Europees en landelijk niveau moet worden opgelost, maar dat in Amsterdam de volgende maatregelen worden getroffen… Dan begint het met een maatregelen die in haar optiek veel scherper kunnen; dus niet aan de gemeentelijke diensten en stadsdelen ‘verzoeken’ hun vrachtwagenpark te voorzien van, maar deze zaken met directe ingang ‘verplicht te stellen’. Zij neemt aan dat hierover inmiddels verdergaande ideeën zijn. 

Dhr. Marres sluit zich volmondig aan bij mevrouw Van Pinxteren, maar wil het toch nog harder stellen omdat het al heel lang speelt. Hij stelt voor dat de gemeente Amsterdam binnen veertien dagen alle - dus ook het oude materiaal – aan zware voertuigen, vrachtwagens en bussen van Amsterdamse diensten en van door Amsterdam ingehuurde onderaannemers aan beide zijden voorziet van een dodehoekspiegel en hierover Den Haag rapporteert. Het is niet terecht dat de gemeente zegt dat zij onderaannemers geen binding daarover kunnen opleggen, zij kan namelijk tegen de onderaannemers zeggen dat deze anders geen vervolgopdracht krijgen. Hij wil dat de gemeente onderzoek doet naar de kosten en de haalbaarheid van een onderbord bij de ANWB, waarop staat: “Alleen vracht- en busverkeer met dodehoekspiegels zijn in Amsterdam gewenst.” Deze stad, en daarvoor is de gemeente gegaan, is een veilige stad en elke dode per maand is er een te veel. 

Mevr. Bruines is het er mee eens dat alles dat men kan doen om deze ongelukken te voorkomen, moet worden gedaan en meent dat daar stevige druk opgezet mag worden. Zij wil geen verwijt aan de betrokkenen maken, maar wijst er tevens op dat het merendeel van de fietsers in deze stad zich niet realiseert dat het onderdeel is van het verkeer, en zich daarin anticiperend moet gedragen zoals elke verkeersdeelnemer. Dit is ook een belangrijk punt waaraan wat moet worden gedaan. De voorstellen die zijn gedaan, zijn belangrijk en heel concreet, maar als het in Amsterdam om de verkeersveiligheid gaat in bredere zin, dan mag het fietsverkeer erop worden gewezen hoe het zich gedraagt.
Dhr. Haffmans interrumpeert dat het hier niet gaat over de algemene verkeersveiligheid maar over de dodehoekspiegel, daar maakt het goed uitkijken door de fietser niets uit.
Mevr. Bruines reageert dat iedere fietser moet weten dat alle auto's een dode hoek hebben. Bij de vrachtwagens is dit een groot probleem dat met een dodehoekspiegel grotendeels is op te lossen. Er is altijd een plek waar je als fietser rijdt, waarvan je weet dat de automobilist je niet kan zien. Dit is het enige waarvoor zij aandacht vraagt, om meer naar voren te brengen op de verkeerslessen op scholen of elders.
Dhr. Marres meent dat het om een paar zaken gaat. De brief geeft hele goede voorbeelden hoe aan de fietsers ruim baan kan worden gegeven met fatsoenlijke verkeerslichtenregelingen, en duidelijke afbakening van fietspaden. Dit probleem speelt al heel lang, en hij is persoonlijk enigszins betrokken bij deze zaak. Hij vindt het een schande dat deze stad geen voorbeeld stelt. Daar gaat het om. In de brief worden genoeg zaken aangedragen om ook het hele fietsverkeer te regelen. 

Beantwoording
De wethouder begrijpt dat bij dit emotionele onderwerp snel moet worden gereageerd, of zelfs liever eergisteren had moeten worden gereageerd. Een aantal zaken ligt niet zo gemakkelijk, en het is lastig daarover bij dit onderwerp rationeel te praten. De dodehoekspiegel is per 1 januari 2003 verplicht gesteld, en de wetgever heeft duidelijk aangegeven wat wel en wat niet kan. De politie zal moeten handhaven. Ook alle gemeentelijke auto's en andere voertuigen moeten die dodehoekspiegel hebben. Hij gaat er vanuit dat alle gemeentelijke auto's gewoon voldoen aan de wettelijke eisen. Hij kan dit niet vaak genoeg benadrukken, maar het voert te ver om dit eerder af te dwingen en vervolgens een aantal ambtenaren vrij te maken om de vrachtauto's van de gemeente en van de onderaannemers te controleren. Bovendien is het bijna 1 januari. Hij zal nog een keer een brief sturen om te eisen dat de auto's op dit moment al naar de garage worden gestuurd, wijzen op de wettelijke verplichting en op de financiële en emotionele schade die kan worden opgelopen. Dit geldt ook voor de chauffeurs die niet om ongelukken hebben gevraagd. Hij kan het niet verplichten omdat het heel lastig is verder te gaan dan de wetgever, en kan ook niet zomaar tegen de onderaannemer zeggen dat deze geen opdracht meer krijgt als deze niet op de wetgeving vooruitloopt. Op dit moment zijn de opdrachten gegeven. Juridisch is het moeilijk iemand geen opdrachten te verlenen omdat de gemeente Amsterdam vindt dat die spiegels er eerder hadden moeten hangen dan de wettelijke termijn. Hij kan het nog wel benadru kken en kan bovendien de borden ophangen dat het in Amsterdam gewenst is om. Maar ook hier moet de effectiviteit van het beleid worden bezien. Hij vraagt wat het nut is van het ophangen van zo’n bord aan het begin van de stad dat het in Amsterdam gewenst is om eerder dan 1 januari die spiegels te hebben gemonteerd. De bestuurder rijdt gewoon door. Dat is de moeilijkheid bij dit probleem en hij wijst er nogmaals op dat hij bekijkt wat hij effectief kan doen aan de uitvoering van het beleid, ook voor zaken in de brief die op de lange termijn liggen, zoals de blackspots waarvoor in de begroting veel geld wordt uitgetrokken. Hij herhaalt dat hij op dit moment kan toezeggen dat hij nogmaals een brief zal sturen om iedereen erop te attenderen dat per 1 januari de dodehoekspiegel op de auto's moeten zijn gemonteerd, en dat men zo snel mogelijk naar de garage moet om deze te laten monteren. 

Tweede termijn commissie
Mevr. Van Pinxteren is verheugd dat tenminste die brief nu snel wordt geschreven zodat er nog meer op wordt gewezen. Zij blijft van mening verschillen over de mogelijkheid om in contracten druk uit te oefenen, omdat zij meent dat er ook andere punten zijn waarover aan de bedrijven die voor de gemeente werkzaamheden verrichten, eisen worden gesteld. Zij ziet absoluut niet in waarom dat in dit geval niet zou kunnen. 

Dhr. Marres neemt geen genoegen met de tekst van de wethouder. De gemeente is de opdrachtgever van het GVB. Geen enkel voertuig van het oude materiaal dat juist in de spits rijdt is voorzien van een dodehoekspiegel. Dit is ronduit schandelijk. De berijders van de vuilniswagens klagen allemaal dat hun bazen niet de juiste dodehoekspiegels hebben laten monteren. Zij hebben deze gekregen precies aan de kant waar de chauffeur niet zit. Het is gewoon flauwekul, bij het management bestaat niet de wil, het kost niets, de chauffeurs willen het, dus neemt hij geen genoegen met het antwoord van de wethouder indien deze nu niet toezegt dat in ieder geval het GVB en de gemeentelijke diensten binnen veertien dagen in plaats van een week een dwingend schrijven krijgen dat zij deze moeten plaatsen. Anders zal hij een motie indienen. Hij denkt daarin in ieder geval de steun te krijgen van GrLi. 

Beantwoording
De wethouder heeft de contracten en de bedrijven op een praktische manier benaderd. Natuurlijk kan in een contract van alles en nog wat worden gezet, maar het betreft vaak lopende contracten en lopende opdrachten. In de periode tot 1 januari heeft het daarom weinig nut. Als de invoeringsdatum over vijf jaar was geweest, had hij het bij het afsluiten van nieuwe contracten kunnen laten opnemen.
Mevr. Meijer vraagt of de wethouder van mening is dat als tussen nu en 1 januari nog vier doden vallen, het dan ook niet van nut was geweest.
De wethouder antwoordt dat het hem niet gaat om de vraag of het van nut is geweest. Hij kijkt ook naar de uitvoerbaarheid van het beleid. Men kan het wel willen, maar de meeste contracten zijn meerjarige of zijn opdrachten die allang zijn gegeven. Het aantal contracten dat tussen nu en 1 januari wordt afgesloten is zeer beperkt, bovendien is het per 1 januari verplicht gesteld. Dus het effect van dit beleid is nihil.
Mevr. Van Pinxteren vindt het flauw om nu op die termijn te gaan zitten, omdat het adres van de Fietsersbond van 10 december 2001 is en het antwoord van de gemeente is van 10 april 2002. Deze wethouder had inmiddels een half jaar tot 2003 een ander beleid kunnen voeren.
De wethouder had in april waarschijnlijk hetzelfde antwoord gegeven omdat de contracten over het algemeen langlopend zijn.
Mevr. Van Pinxteren reageert dat ieder contract dat nu wordt afgesloten er één is en dat op die manier moet worden begonnen.
De wethouder gaat dat te ver omdat de effectiviteit en efficiency van het beleid ook moeten worden bezien. Indien nu wordt opgelegd dat in de hele gemeente per dekreet alles moet worden geregeld in die contracten, en vervolgens het effect van dit beleid nagenoeg nihil is, is men in Amsterdam verkeerd bezig.
Dhr. Marres eist dat de wethouder het woord ‘effect’ terugneemt, omdat hij zich hiermee persoonlijk voelt aangevallen. Als er voor 1 januari nog een dode bij komt, zal hij de wethouder aanspreken op het woord ‘effect’. De wethouder mag dit woord helemaal niet gebruiken.
De wethouder stelt het nog eenmaal helder. 1 Januari is het verplicht; dat heeft de wetgever zo bepaald. Bovendien meent hij dat de gemeente Amsterdam niet verantwoordelijk is voor ieder ongeval dat in deze stad plaatsvindt. Hij wijst hierbij op de bijdrage van mevrouw Bruines. De gemeente kan er alles aan doen om het veiliger te maken in deze stad; zij kan blijven investeren in het vermijden van de blackspots - in de begroting komen daarover voorstellen - maar desondanks zullen er altijd ongelukken blijven gebeuren. Dit is heel erg vervelend, maar de gemeente is niet gehouden om het onmogelijke te doen. Hij heeft toegezegd die brief nogmaals te sturen, waarbij heel dwingend op de datum van 1 januari zal worden gewezen, en op spoed wordt aangedrongen om het te vervroegen. Het GVB heeft, bij monde van de algemeen directeur, op 23 augustus geschreven dat het de bussen met extra spiegels gaat uitrusten. Een groot deel van deze bussen zal dus inmiddels met deze spiegels rijden.
Dhr. Marres zegt dat dit niet waar is; hij heeft dit gecontroleerd. Het antwoord van de wethouder is voor hem duidelijk, deze is niet van plan Amsterdam een voorbeeldfunctie te laten vervullen. Spreker zal overwegen de motie in te dienen.
De wethouder heeft niet kunnen controleren of iedere bus is uitgerust met die spiegel, hij wijst alleen maar op de feiten. Verder moet de commissie er vanuit gaan dat het ook de zorg van de wethouder is dat er zo min mogelijk ongelukken gebeuren in de stad Amsterdam. Hij zal daaraan alles doen wat binnen de macht van de gemeente ligt, maar het moet wel uitvoerbaar zijn.
Mevr. Meijer vraagt waarom het niet op 1 september kan als op 1 januari toch al alle voertuigen uitgerust moeten zijn met een dodehoekspiegel. Zij vraagt wat het probleem is. De wethouder heeft gezegd dat hij er alles aan zal doen. Zij meent dat deze er alles aan doet indien hij morgenochtend contact opneemt met de Reinigingsdienst met de vraag waarom de spiegels aan de verkeerde kant zitten en hem aanspoort om deze om te zetten.
De wethouder kan het in de brief nog een keer heel dwingend stellen en een steviger tekst gebruiken dan in de eerste brief heeft gestaan. Bijkomend probleem is dat heel Nederland moet zijn uitgerust met een dodehoekspiegel en dat de leveringstermijn is opgelopen tot drie maanden. Daaraan kan de wethouder niets doen.
Dhr. Marres meent dat deze opmerking uit de hoge hoed komt.
De wethouder ontkent dit. Het staat in de eerdere genoemde brief van het GVB, en heeft hij niet ter plekke verzonnen.
Mevr. Meijer vraagt waarom de wethouder dit niet gelijk heeft gezegd, dit had veel problemen in de discussie kunnen voorkomen.
De wethouder antwoordt dat dit niet de enige reden is maar dat hij nog meer redenen heeft gegeven, zoals het controleren waarvoor veel ambtenaren moeten worden uitgerust om de stad in te trekken.
Mevr. Meijer vindt dat het meest zwaarwegende argument toch is dat geen levering mogelijk is.
De wethouder weet niet hoe de situatie bij al die bedrijven en al die fabrieken is. Dit ligt niet binnen de macht van de gemeente. Het GVB heeft dit op 23 augustus geschreven. Wellicht dat het stadsdeel Westerpark een andere leverancier heeft die binnen een week kan leveren of binnen een half jaar. Hij meent dat het niet de taak van de gemeente is om daar allemaal achteraan te gaan. Hij vindt het wel zijn taak om iedereen er nogmaals op te wijzen wat de risico’s zijn, dat het maatschappelijk belang enorm groot is en dat de datum van 1 januari heilige is.
Dhr. Marres is de wethouder altijd zeer ten dienste en zal de volgende dag een klein onderzoek doen. Maar op voorhand wil hij de voorzitter verzoeken dit punt naar de Raad te piepen.
Dhr. Bijlsma stelt voor op de Raad van 2 oktober te checken of de brief van de wethouder bij iedereen is aangekomen c.q. of inmiddels is begonnen met het plaatsen van de dodehoekspiegel. Als de levertijd voor alle fabrikanten lang is dan houdt het op. Dit kan geagendeerd worden voor de Raad van 2 oktober zodat de heer Marres dan nog twee weken de tijd heeft om zijn onderzoekje te doen naar andere leveranciers.
Mevr. Bruines vindt de opvatting van de PvdA-fractie niet duidelijk.
Dhr. Bijlsma zegt dat helder is dat indien de spiegels morgen gekocht en gemonteerd kunnen worden, dit moet gebeuren en de gemeente het voorbeeld dient te geven. Hierover kan eindeloos worden gehakketakt, maar het moet ook nog kunnen. 

De voorzitter concludeert dat de heer Marres dit agendapunt naar de Raad piept en dat de wethouder heeft toegezegd een dwingende brief te sturen. 

Mevr. Van Oudenallen merkt voor de goede orde op dat oud-collega Saar Boerlage dit punt altijd hoog op haar agenda had. Zij zou het beleefd vinden als in ieder geval dit gedeelte van de notulen ook naar haar wordt toegestuurd. 



V.4   Ontwikkelingsprogramma Infrastructuur 2002-2006 van dIVV mei 2002 

Mevr. Dalm merkt op dat het Ontwikkelingsprogramma Infrastructuur in de begroting van dit jaar is opgenomen en laat wordt besproken. Zij vraagt of het Ontwikkelingsprogramma voor 2003 in december kan worden besproken. Zij is het helemaal eens met de wethouder die eerder heeft gesteld dat indien men mordicus tegen is, men niet aan een studie gaat meewerken. Dit is de reden waarom zij van mening is dat dit soort programma's in de commissie moet worden besproken. Er staan heel veel projecten in, en over sommige projecten heeft zij ernstige twijfels. Over 2002 valt niet veel te zeggen omdat de projecten al lopen. In december wil zij met de commissie doorspreken welke projecten moeten worden geprioriteerd. Er zit immers minder geld in het Mobiliteitsfonds en minder geld in het Regeerakkoord, dus er moeten echt prioriteiten worden gesteld.
Op bladzijde 4 van het voorliggende programma wordt bij het onderwerp Metropolitane schaalniveau de harde norm van 45 minuten gesteld. Dit gaat een eigen leven leiden. Zij vraagt wie deze norm heeft bedacht, en of de gemeente hieraan wil vasthouden. Als de gemeente hieraan wil vasthouden, moet zij alle auto's de stad uitsturen en iedereen laten fietsen. Dit geeft een heel ander beeld. Zij vindt dat hier ten principale over moet worden gediscussieerd.
Dhr. Flos begrijpt deze opmerking niet omdat deze norm volgens hem betrekking heeft op het reizen tussen de steden.
Mevr. Dalm reageert dat hij zowel voor Amsterdam is berekend als op bredere schaal op verschillende schaalniveaus betrekking heeft en daarom zo ingewikkeld is. Dit is de reden waarom deze goed moet worden doorgesproken, anders gaat dit een hele eigen leven leiden. Hier staat inderdaad dat hij betrekking heeft op Deltametropool niveau, maar in alle gevallen blijft het een hele vreemde norm. Zij vraagt waarom je in 45 minuten van Zaandam naar Leiden moet kunnen of willen reizen.
Zij vervolgt met project 112 op bladzijde 7. Deze heeft betrekking op de materieelkeuze voor de NoordZuidlijn - WTC- Schiphol - Hoofddorp. De verkenning is afgerond en Rijkswaterstaat dreigt negatief te adviseren. Gestart moet worden met onderzoek van lightrailvarianten en medegebruik van de NoordZuidlijn op de Zuidtangent. Zij is benieuwd naar de stand van zaken van dit onderzoek en naar de betekenis voor de discussie die eerder deze avond is gevoerd.
In bijlage 2 (projecten per fase zit een aantal waarvan zij vraagt of de kosten op de juiste plaats zijn geboekt. Waarom wordt uit het Mobiliteitsfonds geld voor de Zuidas ter beschikking gesteld en niet uit de exploitatie van de Zuidas? Deze vraag heeft ook betrekking op de post die heel erg groot is in deze begroting, namelijk de vertegenwoordiging in allerlei projectgroepen. Het is voor de kosten van de projecten helderder wanneer deze posten worden toegerekend aan de desbetreffende projecten. 

Dhr. Bijlsma vindt het rapport heel nuttig omdat het inzicht geeft in de producten en de studies van de betreffende jaren. Hij betreurt het dat dit nu pas wordt behandeld; 2002 is bijna voorbij. Het heet dat het gaat om projecten tot 2006, maar feitelijk gaat het om projecten van 2002 en geeft het een overzicht van 2001. Over het algemeen is hij het eens met de prioritering, daarover staan behartigenswaardige zaken. Hij mist echter de verkeersveiligheidstudies. De doelstelling tot 2010 is heel duidelijk neergelegd, namelijk dat het aantal verkeersongelukken met een kwart omlaag moet gaan. Dit vergt veel studies van de blackroutes en de blackspots, en zou een van de criteria moeten zijn bij de prioritering. Hij hoopt dat de volgende versie in december of januari kan worden besproken, en dat het daarin is opgenomen.
Hij stelt voor – dit heeft hij al vaker betoogd - de materieelkeuze van de agenda te halen en op een later tijdstip in het najaar te behandelen gezien de ingewikkeldheid van de problematiek; het go-no-go besluit van de NoordZuidlijn is al ingewikkeld genoeg. Dan is hij in staat met behulp van een aantal studies die in het overzicht staan voor 2001 en waarnaar hij reikhalzend uitkijkt, zijn mening te vormen: NoordZuidlijn – WTC – Schiphol – Hoofddorp, de lightrailvariant, het medegebruik van de NoordZuidlijn en de Zuidtangent, de dreiging negatief te adviseren en de kernstudie die in 2001 zou zijn afgerond. Ook staat de studie naar het doortrekken van de NoordZuidlijn naar Zaanstad voor 2001 erop. In 2002 staat deze er weer bij als een van de prioriteiten. Hetzelfde geldt voor de studie die heet ‘Strategie NoordZuidlijn’. Hij weet niet wat hiermee wordt bedoeld, maar is er zeer nieuwsgierig naar. Al deze studies die opnieuw staan aangekondigd in de prioriteitenlijst van 2002 maar er nog niet zijn, lijken hem buitengewoon nuttig voor het besluit over de materieelkeuze. Het is handig als de commissieleden over deze studies kunnen beschikken bij het nemen van een besluit, omdat dit rechtstreeks samenhangt met de mogelijkheden om regionaal door te trekken. Hij vraagt deze toezegging van de wethouder.
Mevr. Van Oudenallen vraagt de heer Bijlsma of dit punt wel in de commissie kan worden behandeld nu hij een aantal studies nog niet heeft gezien. Ze zullen er nog niet op tijd zijn voor de raadsbespreking.
Dhr. Bijlsma heeft geprobeerd de andere fracties ervan te overtuigen dat de materieelkeuze nu niet moet worden behandeld, maar beter van de agenda kan worden afgehaald en op een later tijdstip in het najaar te bespreken. Dan zijn bovendien deze studies beschikbaar. 

Dhr. Flos stelt voor niet nu de discussie over de materieelkeuze te voeren omdat zijn adrenaline anders te ver omhoog gaat. Dit rapport was al voor de vakantie beschikbaar. Hij is blij met de agendering, en is het met mevrouw Dalm eens dat het verstandig is daarover hier te praten. Als men ergens principieel tegen is, moet men dat ook aangeven. Hij neemt aan dat de CDA-fractie dadelijk komt met de opmerking project 117 (A6-A9 ondergrondse wegverbiinding) te schrappen.
Hij meent dat het verstandig is bij het Verkeers- en Vervoersbeleid niet alleen te oriënteren op het beleid van de regio en het beleid van de gemeente, maar zich ook rekenschap te geven van het landelijke beleid betreffende verkeer en vervoer. Verwacht wordt dat eind dit jaar besloten wordt over het Nationale Verkeers- en Vervoersplan. Het lijkt hem verstandig dit te analyseren op de kansen die het heeft voor de regio Amsterdam, en niet bij voorbaat kansloze verkenningen te doen. Op bladzijde 3 worden gesteld dat een duurzaam vervoersysteem als drager / structuur zou kunnen fungeren voor de ruimte-inrichting en de economische ontwikkeling. Daarmee is hij het zeker eens. Hij wijst op het rapport van het Centraal Planbureau dat deze vakantie is uitgekomen, dat zegt dat het onzinnige is voor achtergebleven regio's mooie snelwegen of goederenvervoer zoals de Zuiderzeelijn aan te leggen, omdat daarmee bedrijven wellicht verder weg worden gezet, maar dit ook meer verkeer en vervoer creëert. Infrastructuur is volgens dat rapport wel nuttig indien men beschikt over een zeehaven of een luchthaven. Amsterdam beschikte over beide en de commissie moet heel goed nadenken hoe de infrastructuur kan worden uitgenut om de positie van Amsterdam ook op economisch gebied te versterken. Hij stelt voor dat dIVV het rapport van het Centraal Planbureau meeneemt en bekijkt op de simpele zaken voor Amsterdam.
Ketenverplaatsing is erg belangrijk. Hij vraagt de wethouder of dit alle mobiliteiten bevat. Als liberaal vindt hij het belangrijk dat niet alleen aanbodgericht wordt gedacht, datgene wat de gemeente belangrijk vindt om aan te bieden, omdat burgers daarvan dan onvoldoende gebruik gaan maken. Naar zijn idee moet er met name vraaggericht worden gewerkt, dat type infrastructuur aanleggen waarvan mensen daadwerkelijk gebruik gaan maken.
Dhr. Bijlsma meent dat de heer Flos niet moet raaskallen. In het stuk staat heel duidelijk, en daar is de heer Flos het hopelijk mee eens want dat heeft hij in het Programakkoord onderschreven, dat de komende jaren overal wordt verdicht, dat er meer arbeidsplaatsen komen en meer inwonersplaatsen. De studies worden daarop gebaseerd want dit creëert extra mobiliteit.
Dhr. Flos vindt niet dat de gemeente mobiliteit moet creëren maar daar waar behoefte is aan mobiliteit moet faciliteren. Dit kan zowel met goed openbaar vervoer zoals de NoordZuidlijn, alsook met een goede auto-infrastructuur en fietspaden.
Op bladzijde 4 wordt iets verstandigs gezegd over verkeer en vervoer in relatie tot grote projecten. Hij heeft het idee dat heel vaak het verkeer en vervoer achter de feiten aanlopen. Een dag eerder heeft men in de Commissie Stedelijke Ontwikkeling gesproken over IJburg. Hij voorziet daar grote problemen wat betreft verkeer en vervoer, namelijk dat IJburg onvoldoende ontsloten wordt, zowel voor het openbaar vervoer maar zeker ook voor de auto. Hij meent dat het verstandig is dat niet alleen wethouder Stadig aan het begin van dit soort projecten staat, maar dat ook wethouder Van der Horst volledig in dit type projecten meedenkt, en niet pas in tweede instantie zijn mening geeft over de infrastructuur vanuit een mobiliteitsoptiek.
Hij vraagt naar de gekleurde knipperlichten bij de projecten. Hij vraagt of dit de stand van zaken is per 31 december of is dit de stand van zaken is per mei, de datum van het verschijnen van dit rapport.
Hij vraagt of project 106, de spooruitbreiding van de westtak Amsterdam niet wordt opgepakt, en dus niet doorgaat. Dezelfde vraag heeft hij over project 113; bereikbaarheidsplan Noord. Hij is blij met project 117(A6 / A9). Op bladzijde 9 wordt verwezen naar het concept AVVP. Het lijkt hem verstandig dat als straks het Nationaal Verkeer- en Vervoersplan er ligt en de begroting op Prinsjesdag is gepresenteerd, de nieuwe plannen mee te nemen en het AVVP definitief vast te stellen.
Dhr. Bijlsma vraagt of de heer Flos weet dat het Nationaal Verkeer- en Vervoersplan een jaar is uitgesteld.
Dhr. Flos heeft dit gehoord. 

Beantwoording
De wethouder attendeert erop dat het rapport van mei 2002 is en het een beetje het karakter heeft van mosterd na de maaltijd. Hij gaat graag in op het verzoek van mevrouw Dalm het nieuwe programma 2003-2007 op tijd te bespreken. Het komt er waarschijnlijk op neer dat dit een stuk dunner wordt, omdat dit College zich heeft voorgenomen beleid uit te voeren en niet te struikelen over alle studies. Hier hangt nauw mee samen: de Noordvleugelconferentie bereikbaarheid en de verwachting dat het Nationaal Verkeer- en Vervoerplan in april 2003 in de Kamer wordt behandeld. Zeer waarschijnlijk loopt dit gelijk op met de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening waaraan veel consequenties zitten. Daarnaast moet nog een Regionaal Verkeer- en Vervoersplan worden gemaakt. Het College is niet van plan het nooit bestuurlijk vastgesteld concept-AVVP te actualiseren of opnieuw te maken, maar stelt in plaats hiervan voor het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan ook voor Amsterdam te laten gelden; anders zit iedereen weer alles op zijn eigen eiland af te spreken. Waarschijnlijk vallen in het voorjaar van 2003 alle puzzelstukjes een beetje in elkaar. Dit boekwerk gaat er dan ook heel anders uitzien voor het komende jaar.
Hij wil wel graag laten uitzoeken of er een relatie bestaat tussen deze rapporten en de materieelkeuze NoordZuidlijn, en of het besluit uitgesteld kan worden tot wanneer. Hij vindt het goed dat als de commissieleden daarover vragen hebben, alles weer goed in beeld wordt gebracht. Aan de andere kant wil hij zich ervan vergewissen dat het besluit niet te lang wordt uitgesteld, omdat anders allerlei fouten in de aanbestedingen optreden.
Dhr. Flos hoort dat de wethouder instemt met het uitstellen van de materieelkeuze.
De wethouder gaat bezien wat men daarin kan, met dien verstande dat de hoogte van de materieelkeuze heel duidelijk is vastgelegd, zoals in zijn brief staat.
Dhr. Bijlsma wil die discussie niet voeren.
De wethouder vervolgt dat als blijkt dat de materieelkeuze kan worden uitgesteld, dit ook een punt is dat moet worden meegenomen in de discussie over de NoordZuidlijn. Hij verwijst hierbij naar de brief waar het vooral gaat over de breedte; het punt van de hoogte is binnen het rapport over de materieelkeuze al bepaald. De keuze is niet uit elkaar te trekken, de hoogte is inmiddels in de stukken over de NoordZuidlijn opgenomen.
Dhr. Bijlsma heeft hiernaar de afgelopen jaren gevraagd en keer op keer heeft hij een ontkennend antwoord gekregen tot een half jaar geleden. Nu hoort hij dat het ineens binnen veertien dagen kan. Hij heeft al eerder gezegd dat ook als het extra geld gaat kosten, de keuze moet worden afgewogen tegen de mogelijkheden van betere regionalisering. Hij wil de voorgeschiedenis graag een keer met de wethouder doornemen, maar niet nu. De hoogte is bij het preadvies van een jaar geleden over lightrail door dIVV en het GVB over het hoofd gezien met betrekking tot die begroting. Nu kan men niet meer met verwijten komen dat in 1996 niet goed naar de doorsnedetekening 104 a is gekeken.
De voorzitter kapt deze discussie af.
De wethouder wil voor zijn eigen gemoedsrust het lijstje zien waarin staat wanneer wat is besloten, waarom en wat de volgende fase is.
Dhr. Marres betreurt het dat de wethouder niet bij de informatiemiddag aanwezig was.
De wethouder antwoordt dat hij toen bij de begrotingsbesprekingen zat om geld voor verkeer te kunnen vragen.
Hij bekijkt graag of de materieelkeuze kan worden uitgesteld en zal met de huidige Wethouder NoordZuidlijn overleggen hoe het nu precies zit.
De verkeersveiligheid moet zeker nog aan de orde komen en is als een van de speerpunten voor het volgend jaar benoemd. Hij is het met de heer Flos eens dat zeker geen kansloze verkenningen moeten worden uitgevoerd.
Hij weet niet wie de 45 minuten norm heeft bedacht, waar deze is vastgesteld en waarom.
Dhr. Kok antwoordt dat deze in het oude RVVP staat en ook in het NVVP is genoemd. Deze norm is bedoeld voor de Deltametropool om met het openbaar vervoer in dezelfde tijd een verplaatsing te kunnen doen als met de auto. In de Randstad kan men in 45 minuten aardige afstanden overbruggen met de auto, daar loopt het openbaar vervoer bij achter. Dat deze norm ook binnen steden wordt genoemd hoort hij voor het eerst.
Bij veel subsidieprojecten moeten in een latere fase zaken worden uitgezocht die met de vervoerwaarde te maken hebben. De vervoerwaarde kan in de verkenningenfase van het MIT worden uitgezocht. Dit programma waar het budget voor staat, gaat eigenlijk alleen tot fase 2. Als een aantal jaren daarna nog zaken uit die fase moeten worden onderzocht heeft het budget daar geen betrekking op omdat men inmiddels in een andere fase zit, en moet dat dus uit andere budgetten worden betaald.
Mevr. Dalm vraagt wiens planningsfout dit is.
Dhr. Kok antwoordt dat dit te maken heeft met de lange doorlooptijd van deze projecten waarin zaken kunnen veranderen, ook als het PvE verder is gevorderd. Dan kunnen zaken moeten worden uitgezocht die met die voorwaarden te maken hebben.
De voorzitter vraagt of over de vraag van de heer Bijlsma toezeggingen zijn gedaan.
De wethouder zal dit uitzoeken.
Dhr. Bijlsma vult aan dat de studies in het najaar komen en niet pas in 2003.
De wethouder bevestigt dit.
Mevr. Dalm vraagt of het kan worden uitgezocht voor de volgende commissievergadering.  



V.99  Rondvraag 

Mevr. Meijer heeft in de stukken de beleidssamenvatting ‘Concept aanvaardbaar Veiligheidsniveau van de NoordZuidlijn’ gevonden waarin weinig onrustbarende zaken staan. In het hele rapport echter schrikt zij van een aantal zaken. Zij vraagt waarom de commissieleden het rapport niet helemaal hebben gekregen.
Een deel van de antwoorden op de vragen uit de vorige commissievergadering ligt ter inzage. Zij vraagt waarom de commissieleden die antwoorden niet gewoon allemaal kunnen krijgen.
Dhr. Marres antwoordt als voorzitter van de commissie NoordZuidlijn dat het niet helemaal goed is deze vragen nu te stellen, omdat hierop door de wethouder deels geen antwoord kan worden gegeven.
Mevr. Meijer vraagt waar zij deze vragen dan moeten stellen.
Dhr. Marres antwoordt in de volgende commissievergadering over de NoordZuidlijn.
Mevr. Meijer meent dat dit een beetje laat is.
Dhr. Marres ontkent dit.
De wethouder vraagt welk stuk ze mist.
Mevr. Meijer legt uit dat zij de beleidssamenvatting naast het volledige rapport heeft gelegd en heeft gezien dat het volledige rapport veel feiten bevat die niet in de beleidssamenvatting staan, maar die behoorlijk van invloed kunnen zijn op de meningsvorming van de diverse commissieleden.
De wethouder meent dat het prima is dat zij beide stukken heeft en vraagt of zij nog meer stukken wil hebben, of dat zij zegt dat het beleidssamenvatting niet klopt.
Mevr. Meijer lijkt het zinnig als de overige commissieleden dezelfde informatie hebben als zij.
Mevr. Bruines meent dat alle stukken over de NoordZuidlijn voor alle commissieleden inzichtelijk zijn. Men heeft niet alles gekregen omdat een groot deel te inzage ligt en zij dankt mevrouw Meijer dat deze daarop heeft gewezen.
Mevr. Meijer vraagt waarom een deel van de antwoorden op de vragen ter inzage ligt en de rest is gegeven.
De wethouder moet voor het antwoord verwijzen naar de wethouder voor de NoordZuidlijn.
De voorzitter vult aan dat een deel van de antwoorden kabinet zijn.  

Dhr. Marres vraagt aan de wethouder hoe het met de voortgang van lijn 10 zit, met de mogelijke rechtsgang inzake de Czaar Peterstraat en met de realisatie van het fietspad Panamalaan West; dit zou na de vakantie af zijn. Bovendien staan in de plaatselijke blad nog steeds kaarten die niet kloppen en door dIVV worden verstrekt. Hij hoopt dat dit kan worden gecorrigeerd en hij over uiterlijk een maand over het fietspad kan fietsen.
Dhr. Elderhorst antwoordt dat het fietspad in het vorige bericht foutief niet is opgenomen, op het bestek staat het wel na de wijzigingen die de commissie daarop heeft aangebracht. In het volgende journaal is het wel opgenomen. Het fietspad wordt wel aangelegd alleen niet morgen.
Dhr. Marres heeft voor de vakantie gevraagd aan de wethouder wanneer het fietspad wordt aangelegd, en deze heeft beloofd dat het er naar vakantie zou liggen. Het betreft een behoorlijk ingewikkelde en daarom gevaarlijke fietssituatie. Hij is van mening dat de fietser in deze stad geen gevaarlijke situaties moet aantreffen.
Dhr. Elderhorst is het wat dat betreft met de heer Marres eens. Op de Cruquiusweg zijn door het stadsdeel voorzieningen getroffen die door de fietsers worden genegeerd, waardoor zij zelf een gevaarlijke situatie creëren. De fietser draagt dus ook een verantwoordelijkheid. Het Projectbureau maakt ook fouten en met het stadsdeel is afgesproken dat deze het Projectbureau controleert op fouten Het stadsdeel heeft van het Projectbureau zelfs geld gekregen om corrigerend op te kunnen treden.
Dhr. Marres reageert dat de situatie op dit moment dusdanig onlogisch is, dat mensen zich daar niet aan houden. Het fietspad dat er zou komen, ligt er niet, en dit is een gevaarlijke situatie.
Dhr. Elderhorst antwoordt dat het fietspad er komt en dat men aan het werk is. Hij denk dat het in november af zal zijn.
Mevr. Van Oudenallen meent niet dat het goed is dat raadsleden en de ambtenaar hierover in discussie treden zonder dat de wethouder zich hiermee bemoeit.
De wethouder antwoordt dat voor lijn 10 de schorsing van het profielbesluit door de Voorzitter van de Raad van state is opgeheven. De gemeente zal bezien wanneer zij weer aan het werk gaat, omdat de bodemprocedure nog wel loopt.
Dhr. Marres vraagt of wordt begonnen in de Sarphatistraat om de lijn verder door te trekken.
De wethouder antwoordt dat de gemeente in principe vanaf 11 september mag beginnen. 

Mevr. Van Oudenallen herinnert eraan dat de bereikbaarheid van de parkeergarages tijdens de aanleg van de NoordZuidlijn binnen twee maanden op de agenda zou worden gezet en een antwoord zou komen; op 22 augustus waren hierover insprekers. Zij vraagt naar de antwoorden, en om dit punt de volgende keer op de agenda te zetten. Zij verwijst naar bladzijde 3 van de notulen van 22 augustus.
De stad ligt zeer behoorlijk overhoop en het is haar opgevallen dat er slecht bewegwijzerd is. Zij doet het verzoek dat niet alleen de stadsdelen, maar ook de diensten die daarover gaan vaker, controleren of de borden er nog staan.
De wethouder antwoordt dat op de termijnagenda in november de bereikbaarheid van de parkeergarages staat.
De wegbeheerders moeten zorgen voor een goede bewegwijzering en via Stadsregie worden zij daarop regelmatig gewezen. Hij zal daarvoor extra aandacht vragen.  
 



Blok   INFORMATIE- EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE 



IC.1   Jaarverslag 2001, resultaatgebied ICT-veld 

Akkoord.  



IC.99  Rondvraag 

Er is geen rondvraag.  



Blok  LUCHTHAVEN 



L1.   Competentieprofiel gemeentelijke commissaris Schiphol
Mw. Dalm vraagt zich af waarom de gemeente Amsterdam aandelen heeft in Schiphol, is dit ten behoeve van een maatschappelijke functie? Commissarissen van de gemeente moeten dan duidelijk opdrachten meekrijgen. In het profiel komt het bewaken van een dubbeldoelstelling aan de orde; de milieu en geluidsoverlast versus werkgelegenheid en economisch belang. Zij stelt dat:
- de Raad discussieert welke opdracht de commissaris meekrijgt;
- de dubbeldoelstellingen worden bewaakt;
- de bewakingen worden verduidelijkt en
- vraagt hoe worden commissarissen benoemd.
Zij voegt toe dat het milieubelang duidelijker en nadrukkelijker in het competentieprofiel moet worden meegenomen. Als laatste vraagt zij naar de stand van zaken over de privatisering.
Dhr. Marres voelt zich competent genoeg om als Amsterdammer over het geluid- en milieuoverlast mee te kunnen praten en voegt toe dat volgens de nieuwe wet op NV-structuren een commissaris zich voor het belang van het bedrijf dient in te zetten.
Mw. Bruines merkt op dat deze functie ook in de commissie AZ ter sprake is gekomen en daarin heeft zij vragen namens haar fractie gesteld. Hoe kan een commissaris de belangen behartigen, hoe geef je vorm aan aandeelhouderschap? De Burgemeester heeft een brief (aan cie. AZ) geschreven over dit onderwerp. Zij stelt de voorzitter voor om de brief ook aan deze commissie te sturen en voegt toe dat er binnenkort een stuk verschijnt van het College hoe om te gaan met deelnemingen en aandeelhoudersschap. Inhoudelijk sluit zij zich aan bij Mw. Dalm en dhr. Marres over de aspecten van het competentieprofiel.
De wethouder antwoordt dat, met het voorliggende profiel, het niet makkelijk is een commissaris te vinden. De dubbeldoelstelling is duidelijk in het profiel aangegeven. Het milieubelang zal in een gesprek moeten worden benoemd, daarvoor zal de wethouder zorg dragen. Het College is bevoegd de commissaris te benoemen, voor deze beslissing hebben OR, directie en RvC van Schiphol de mogelijkheid bezwaar te maken. Hij vervolgt dat het belang van Schiphol niet alleen banen en inkomsten betreft maar ook het creëren van een draagvlak om te kunnen functioneren in zijn omgeving. De wethouder zal dit meenemen in zijn gesprek met de te benoemen commissaris. Hij zegt toe de brief van de Burgemeester aan de commissie te doen toekomen.
Mw. Dalm merkt op dat als de Raad aandeelhouder van Schiphol is, de Raad dan het profiel moet maken en de gesprekken met de toekomstige commissaris moet voeren.
Mw. Van Oudenallen vraagt de wethouder wie de bevoegdheid tot benoeming heeft.
De wethouder antwoordt dat deze formeel behoort tot de Algemene Vergadering van Aandeelhouders waar het College zitting in heeft, m.a.w. B&W benoemt de commissaris alsmede het profiel en in dit geval betreft het twee functies. De Algemene Vergadering van Aandeelhouders is bevoegd tot aannemen, schorsen of ontslaan en hebben een veto op de keuze.
Een afschrift van het mandaat, met uitleg, zal hij aan de commissie doen toekomen. 



L99.  Rondvraag
Dhr. Marres wil weten of de vijfde baan, de zgn. Polderbaan, daadwerkelijk gereed is in november 2002, geruchten spreken over volgend jaar. Tevens vraagt hij de wethouder of bij onderhoud van de Zwanenburgbaan, wat in 2003 plaats zal gaan vinden en de Polderbaan die nog niet in gebruik genomen is, de overige banen extra belast zullen worden. Mocht het zo zijn, dan stelt hij voor om het onderhoud uit te stellen tot na ingebruikname van de Polderbaan.
De wethouder zegt toe de stand van zaken uit te zoeken. 



Blok  ZEEHAVEN 



Z1.   Jaarrekening 2001, resultaatgebied EZ en Haven
Dhr. Haffmans mist bij “Naar een duurzame haven” verduidelijking met cijfers en uitleg. Voor een volgende rapport vezoekt hij deze toe te voegen.
De wethouder stelt voor om zijn vragen gespecificeerd op schrift te stellen, waarna schriftelijke beantwoording zal volgen.
Dhr. Haffmans gaat hiermee akkoord. 



Z2.   Brief van wethouder aan SP inzake Ceres
Mw. Bruines merkt op, als punt van orde, dat zij in de envelop met Kabinet erop een persbericht aantrof.
De wethouder beaamt dat het ten tijde van verzending het stuk nog kabinet was. Inmiddels is het persbericht naar buiten gebracht. Hij stelt voor om het onderwerp, na zijn mededeling, nog wel Kabinet te behandelen.
Hij deelt verder mee zeer tevreden te zijn dat NYK Ceres heeft gekocht. NYK is een grote reder met mondiale en logistieke ondernemingen waarbij de containerterminal goed aansluit. 

Zie verder kabinet notulen.