OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 21 AUGUSTUS 2002.  

Aanwezig
: de leden mevr. Alberts (SP), mevr. Asante (PvdA), Asscher (PvdA), J.L. Bakker (SP), H. Bakker (LA), H.H.G. Bakker (LA), Bijlsma (PvdA), mevr. Bruines (D66), Van der Burg (VVD), mevr. Buurma-Haitsma (VVD), mevr. Codrington (Groen Links), mevr. Dalm (GroenLinks), Flos (VVD), mevr. Van der Garde (PvdA), mevr. Geerdink (VVD), Goring (VVD), De Graaf (CDA), Halbertsma (PvdA), Huffnagel (VVD), Isik (VVD), Jamari (PvdA), mevr. Kalt (Amsterdam Anders/De Groenen), Klerks (PvdA), Manuel (D66), Marres (PvdA), mevr. Meijer (SP), Nederveen (VVD), Nijman (PvdA), Olij (PvdA), mevr. Van Oudenallen (Mokum Mobiel'99), mevr. Özütok (Groen Links), Paquay (SP), mevr. Van Pinxteren (GroenLinks), Van Poelgeest (GroenLinks), Res (CDA), Reuten (PvdA), mevr. Riem Vis (PvdA), mevr. Sargentini (GroenLinks), mevr. Schaapman (PvdA), mevr. Spee-Rouppe van der Voort (CDA), Weenink (CDA), mevr. Van der Wieken-de Leeuw (VVD), De Wolf (PvdA), Zafer Yurdakul (D66) en Zati Yurdakul (PvdA).
Afwezig
: geen der leden.  

Aanwezig
: de wethouders mevr. Belliot (PvdA), Dales (VVD), Van der Horst (VVD), mevr. Maij (CDA), Oudkerk (PvdA) en Stadig (PvdA).
Afwezig
: geen der wethouders.  

Middagzitting op woensdag 21 augustus 2002.
  
Voorzitter
: mr. M.J. Cohen, burgemeester, alsmede het raadslid A. Bijlsma, plaatsvervangend voorzitter 
Secretaris
: mevr. mr. A.M. Smeets, griffier  
De VOORZITTER: Hierbij open ik de vergadering van de gemeenteraad in het nieuwe, gedualiseerde seizoen. U ziet mij dus op een andere plaats zitten, namelijk niet op die van de burgemeester, maar op die van de voorzitter van deze Raad. Naast mij zit de griffier, Anita Smeets. U heeft haar zelf benoemd. Dit is haar eerste raadsvergadering en wij heten haar van harte welkom. 
(Applaus)
 
De VOORZITTER: De overige leden van het College ziet u hier. Ook u zit op nieuwe stoelen. Wij krijgen zo meteen enige uitleg over hoe deze precies functioneren. U zult die nieuwe stoelen vandaag uitsluitend vanmiddag kunnen bezetten, want er is sprake van een middagvergadering.
Als u wilt inloggen, moet u dat doen met de gebruikelijke code, maar zonder de punt tussen voorletter en achternaam. Dat is veranderd.  
(De Stadhuisdienst geeft een korte uitleg over het gebruik van de stoelen.)
  

Aan de orde is de agenda. 
..........................
..............................................................
2° Notitie van het raadslid Paquay van 21 juni 2002 inzake de Noord-Zuidlijn (Gemeenteblad afd. 1, nr. 417).
Besloten wordt, deze notitie in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om preadvies.
........................................................
..........................................
 17° Adres van C. Oostveen van 17 juli 2002 inzake de Noord-Zuidlijn. 
Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen terzake.
.............
..................................
 23° Adres van mevr. L.W. van Reijendam-Beek van 26 juli 2002 inzake de aanleg van de Noord-Zuidlijn. 
Besloten wordt, dit adres in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders teneinde het te betrekken bij de behandeling van de door hen in te dienen voorstellen terzake.
.................................................
.......................
 34° Adres van J. Tol van 29 juli 2002 en vijf anderen, houdende bezwaar tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn. 
Besloten wordt, deze adressen in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders teneinde deze te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen terzake.
.................................................
.............................................................................
...........................
...........................................................
 
5

Bespreking van het Regeerakkoord. 
De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Met de entree van onze griffier is onze tweede grootse daad in het dualistisch stelsel dat wij als Raad zelf een agendapunt inbrengen en wat onze fractie betreft is dat meteen een heel belangrijk agendapunt. De bespreking van de consequenties van het Regeerakkoord dient twee doelen. Op de eerste plaats betreft het wat ons betreft een analyse van wat het voor Amsterdam gaat betekenen, met name in het licht van het programakkoord dat wij nog geen vier maanden geleden met drie fracties zijn aangegaan. Dat is de reden van het feit dat dit College op dit moment aan het werk is.
Het tweede doel is, wat ons betreft, ook van het College te vernemen wat zijn strategie is om dat programakkoord in deze nieuwe constellatie uit te uitvoeren.
Ik stel voorop dat het nadrukkelijk niet onze bedoeling is vanmiddag een extra begrotingsronde, of een motiecircus met 128 moties te houden zoals dat bij de bespreking van voorjaarsnota's wel eens is gebeurd. Vanzelfsprekend zijn er talloze zaken die aan de orde komen die niet allemaal in moties kunnen worden vervat. Mijn fractie wil zich daaraan nadrukkelijk onttrekken en als er wel moties worden ingediend, hoe sympathiek of juist deze ook zijn, zal zij deze niet steunen. Wij vinden het moment namelijk niet opportuun. Uiteraard hebben wij ook gemeend dat er wel uitspraken moeten worden gedaan. Aan het eind van mijn referaat zal ik met één motie komen die alle moties overbodig moet maken. Wij zullen zien of dat lukt.
Ik heb het Regeerakkoord en het programakkoord voor mijn neus liggen. Op de eerste bladzijde van het programakkoord met de titel `Alleen het resultaat telt' staat dat Amsterdam veiliger moet worden, dat niemand aan de kant mag komen te staan en dat er aandacht moet zijn voor zorg en onderwijs. De eerste zin van de hoofdlijnen van het Regeerakkoord luidt: "Nederland moet veiliger worden. Zorg en onderwijs moeten beter worden en integratie in de samenleving moet sterker worden". Dan denk je `dat treft, dat is mooi'. Het is jammer dat de daaropvolgende 44 bladzijden van het Regeerakkoord een nogal paradoxaal beeld oproepen, namelijk dat de zojuist door mij genoemde kerngebieden de klos dreigen te worden van de effecten van het Regeerakkoord.
Ik neem veiligheid als voorbeeld. De afgelopen maand is dit onderwerp vaak genoemd. Als wij al die gesubsidieerde banen - Melkertbanen en andere soorten banen - moeten opheffen, betekent dat dat wij in deze stad duizenden direct productieve functies aantasten, met name op het terrein van de veiligheid. Daarmee wordt de veiligheid in de stad aangetast. Het maakt niet uit of wij het dan over de stadswachten hebben of over de conducteurs op de tram. Wij hebben bijvoorbeeld een aantal Wiw-functies op het terrein van het AMC bij het parkeerterrein en als gevolg daarvan is het aantal autodiefstallen met 99 procent afgenomen. Dat zijn resultaten die tellen, maar deze dreigen weg te vallen als wij dit regeerakkoord naar de letter moeten uitvoeren.
Onderwijs is een speerpunt van ons beleid. Dat onderwerp werd het afgelopen jaar door de PvdA-fractie breed gedragen en ik denk toch ook aan de woorden die wethouder Dales daaraan herhaaldelijk heeft gewijd. Er is altijd gezegd dat op dat gebied grote investeringen moeten worden gedaan. Daarvoor moet gewoon geld beschikbaar komen dat er nu niet is. Lees het Regeerakkoord na. Daaruit blijkt dat dat geld er niet is. Wij raken zelfs functies kwijt, terwijl bijvoorbeeld de conciërges en de klassenassistenten op dit moment als een soort smeerolie van de school fungeren, waardoor de scholen beter kunnen functioneren en floreren.
Het woord `genant' is de afgelopen maand gevallen, omdat de woorden `kunst' en `cultuur' in het Regeerakkoord ontbreken. Niet lang geleden hoorde ik een voorman van de VVD zeggen dat dat de komende periode een van de prioriteiten van de VVD-fractie is. In het programakkoord hebben wij op dat gebied dan ook hele hoge ambities afgesproken. Daarover staat echter geen letter in het Regeerakkoord, behalve dan een bescheiden kleine letter in de tabel `bezuinigingen'.

(De heer HUFFNAGEL: Kunt u ook even aangeven wat daar precies staat?)
Dat zal ik zo meteen voor de heer Huffnagel opzoeken.

(De heer HUFFNAGEL: Ik kan het u wel zeggen. Het was vragen naar de bekende weg en het was dus een ietwat flauwe opmerking. Er wordt namelijk niet bezuinigd op cultuur. Op veel terreinen gebeurt dat wel, maar niet op cultuur. Ik zou toch zeggen dat u daarmee blij moet zijn.)
Daarover staat ook geen letter in het Regeerakkoord, dus wij moeten dat maar afwachten en als de heer Huffnagel dat afzet tegen dat torenhoge programma van eisen dat wij onszelf als programakkoordpartijen hebben gesteld, staat dat toch wel in schril contrast tot elkaar.

(De heer HUFFNAGEL: Het glas is half vol of half leeg, maar het had dus veel erger gekund. Er wordt niet bezuinigd op cultuur.)
Goed, dan zijn wij het eens: het glas is voorlopig leeg.

(De heer HUFFNAGEL: Nee, het blijft net zo vol als dat het al was.)
Wij gaan door met de volgende paragraaf van wat wij hebben afgesproken: "In Amsterdam staat niemand aan de kant". Dit is een stad waar relatief veel mensen worden weggedrukt en waar veel lager betaalden zitten die de denivellerende werking van tal van maatregelen aan den lijve ondervinden. Ik heb het dan bijvoorbeeld over het wegvallen van de Zalmsnip. De mensen die nu onroerendezaakbelasting (OZB) betalen - dat zijn niet de laagstbetaalden - kunnen waarschijnlijk een sliptongetje meer eten, omdat ze die OZB niet meer hoeven te betalen. Het spaarloon en alles werkt net verkeerd uit en dat geldt ook voor de aanpak van de mensen die het hier moeilijk hebben. WAO-ers en bijstandstrekkers worden harder aangepakt. Met name de consequentie van de verharding van de houding ten opzichte van mensen die het in deze stad niet gemakkelijk hebben, is naar de mening van de PvdA niet goed in een rijke en een beschaafde stad. Je zou zeggen dat je er iets aan moet doen als je zo rijk bent. Ik kan mij voorstellen dat de afdeling van wethouder Dales in ieder geval in figuurlijke zin slapeloze nachten heeft gehad van de budgettaire consequenties waarmee wij krijgen te maken, wat blijkt als je de 44 bladzijden van het Regeerakkoord leest. Er zal sprake zijn van een korting van 830 miljoen euro aan gemeente-inkomsten. Ik kan het niet precies berekenen, maar ik denk dat het reëel is te schatten dat ons dat 0,60 per miljoen per jaar gaat kosten. Dat is toevallig precies het bedrag dat wij voor onze torenhoge ambities in het programakkoord aan extra middelen hadden gereserveerd. Het is hoogst onzeker. Laten wij hopen dat die OZB-maatregel niet doorgaat, maar als die wel doorgaat, zouden wij daartegenover eventueel een extra compensatie van de OZB kunnen krijgen. Wij weten niet hoeveel dat wordt. Als ik de andere gemeentes op dit moment hoor klagen, zou ik als prudent financieel wethouder nergens op rekenen.
Ook elders lijken de stadsfinanciën er niet rooskleuriger op te worden. Ik noem de Gemeentelijke Sociale Dienst en de bijstand. Ik wil het niet hebben over de financiële gevolgen van de reorganisatie die daar nodig is, maar Amsterdam wordt voor een groter gedeelte verantwoordelijk voor de hoeveelheid mensen die in de bijstand terechtkomen. Je kunt er donder op zeggen dat er de komende periode meer mensen een beroep moeten doen op de bijstand. Door het regeringsbeleid zal de werkloosheid toenemen. Mensen zullen uit de WAO gaan en gedeeltelijk instromen in de bijstand. Daarnaast vrezen wij dat, als dit beleid wordt voortgezet, er een uitstroom terug plaatsvindt vanuit de Melkertbanen en de Wiw-banen naar de bijstand. Amsterdam moet dus gaan rekenen met een sociale dienst die het veel drukker krijgt als gevolg van het toenemend aantal cliënten. Dat zal ook ons veel geld kosten, omdat wij voor een veel groter deel verantwoordelijk worden. Het is niet mogelijk in zo'n situatie te roepen dat wij er als rijke stad maar iets aan moeten doen en dat wij de conducteurs zelf moeten betalen als wij die functies willen behouden. Dat zijn rekeningen die op dit moment nauwelijks nog in dat beeld passen. Als wij de conducteurs zelf moeten betalen, omdat zij niet meer in de Melkertregeling passen, praten wij over bedragen in de orde van grootte van 25 miljoen euro per jaar.
Is er dan helemaal niets leuks?
Ik heb één keer gedacht dat Fortuyn iets leuks zei, namelijk over Schiphol. Wij moesten Schiphol behouden, want er is tenslotte sprake van een publiek belang en wij als Amsterdammers hebben Schiphol opgericht. In het begin was het helemaal voor ons. Wij hebben dat economische belang ook altijd aan den lijve ondervonden.
De heer Res heeft ook de uitspraak van de heer Huffnagel gehoord in reactie op het Regeerakkoord. Heeft de heer Res ook niet het gevoel dat hij als een soort jacob het eerste geboorterecht verkwanselt voor een bord linzen als hij hoort op welke manier hij over Schiphol spreekt? Hij zegt `doe Schiphol maar weg. Daarmee dempen wij de Melkertput enigszins'.

(De heer HUFFNAGEL: Het eerste geboorterecht was van Esau. Wie verkwanselt wat? Jacob kan immers nooit het eerste geboorterecht hebben verkwanseld.)
De heer Huffnagel heeft gelijk, maar hij begrijpt wat ik wil zeggen en de heer Res begrijpt dat helemaal. Ik hoop dat hij daarop in zijn termijn antwoordt. Dan slaan wij het Oude Testament er nog even op na en komen wij daarop terug. Datgene wat er nu rondom Schiphol gebeurt, namelijk het pot verteren van die gelden, is niet wat wij willen. Wij vinden het publieke belang van Schiphol vooralsnog zo groot dat het bedrijf gewoon in overheidshanden moet blijven.

(De heer VAN POELGEEST: Zegt u dat wij de Amsterdamse aandelen niet moeten verkopen, of zegt u dat wij als Amsterdam moeten zeggen dat ook het Rijk zijn aandelen voorlopig even niet mag verkopen. Het laatste zou ik heel goed vinden.)
Dat zeggen wij. De precieze verhouding tussen het Rijk en Amsterdam is dan nog een tweede. De verhouding 1 op 4 vinden wij goed, gezien het feit dat Amsterdam zo'n groot economisch belang aan Schiphol heeft.

(De heer VAN POELGEEST: Het komt er dus op neer dat u effectief het voornemen van het Rijk om Schiphol te privatiseren vanuit Amsterdam wilt blokkeren?)
Daarin zien wij niets.

(Mevr. BRUINES: Is u bekend dat er in de Kamer onlangs een luchtvaartwet is aangenomen. Daarop is misschien wel het een en ander aan te merken, maar deze is er in ieder geval. Is het u bekend dat deze in feite regelt hoe wij het publieke belang rondom Schiphol verder moeten organiseren? Een opmerking in die trant staat ook in het Regeerakkoord. Zo heb ik het althans begrepen. Kunt u nog eens uitleggen wat in het Regeerakkoord ten aanzien van Schiphol uw punt is?)
Ik kan dat wel doen, maar ik denk dat dat op dit moment te ver voert. Wij vinden de waarborgen die de Luchtvaartwet op dit moment biedt volstrekt onvoldoende om als waarborgen voor het publieke belang te kunnen gelden, zoals wij dat zien.

(Mevr. BRUINES: Dat ben ik met u eens, maar denkt u dat die aandelen daarbij wel zullen helpen?)
Op dit moment denken wij dat wij via het aandeelhouderschap een belangrijke waarborg in handen hebben.

(De heer HUFFNAGEL: Op welke punten dan? Daar ben ik benieuwd naar.)
Ik wil het bij die ene zin over de Luchtvaartwet houden als de heer Huffnagel dat goed vindt.

(Mevr. BRUINES: U begint de discussie over Schiphol. Mogen wij dan meedoen?)
Ik ben mijn betoog begonnen met de opmerking dat wij het over de hoofdlijnen willen hebben. De hoofdlijn is dat wij niets zien in de privatisering van Schiphol.

(De heer HUFFNAGEL: Het is een vrij forse inkomstenbron voor de gemeente Amsterdam, dus dat zou ik wel een hoofdlijn noemen.)
Op het woord `linzen' moet de heer Huffnagel maar in zijn eigen termijn terugkomen.
Ik ga in op de OZB. Ook wat dat betreft moet ik mijn blik enig moment afwenden. De manier waarop de VVD-fractie daarmee is omgesprongen, heeft ons verbaasd. Wij begrijpen best dat het voor haar rijke kiezers leuk is als de OZB wordt afgeschaft en daarmee feliciteren wij haar dan ook. Ik dacht echter dat haar politieke initiator Thorbecke 151 jaar geleden niet voor niets de nadruk had gelegd op de autonomie en de financiële zelfstandigheid van de lagere overheden. Hij heeft speciaal op de gemeenten gedoeld. Ik zal het cliché `dat hij zich wel in zijn graf zal omdraaien' maar niet gebruiken, maar het staat toch wel haaks op het dirigisme en de volstrekte afhankelijkheid van de gemeenten van het Rijk op het moment dat de OZB wordt opgeheven. De laatste significante inkomstenstroom die dat kan beïnvloeden, wordt afgeschaft.

(De heer HUFFNAGEL: De OZB wordt niet alleen door rijke personen betaald, maar door iedereen. Dat gebeurt niet alleen door huiseigenaren, maar ook door huurders. Het percentage van het inkomen dat mensen met een laag inkomen aan OZB moeten betalen, is vele malen hoger dan het percentage dat mensen met een hoog inkomen moeten betalen. Deze maatregel is dus juist in het voordeel van mensen met een laag inkomen. Wij hebben er daar veel van, maar volgens mij heeft ook u er een paar.)
De heer Huffnagel probeert mij opnieuw tot details te verleiden. De laagste inkomens hoeven geen OZB te betalen.

(De heer HUFFNAGEL: Dat zijn de allerlaagste inkomens.)
Jarenlang heeft de PvdA-fractie gevraagd hoe het zit met de OZB in Amsterdam. Zij heeft gevraagd of wij voldoende naar de normen heffen in vergelijking met de andere steden. Op dit moment ligt er een onderzoek voor van de Erasmusuniversiteit, waaruit zonneklaar blijkt dat wij volgens de normen van het Gemeentefonds eigenlijk te weinig OZB heffen. Zou het, om alle ambities in het programakkoord waar te maken, niet een idee zijn de OZB gewoon op te trekken naar de normen die daarvoor ook elders in het land gelden? Ik doel dus op dezelfde hoogte als Den Haag en Rotterdam. Dit, om alles te bereiken wat wij voor de publieke zaak willen.

(De heer VAN POELGEEST: Dat moet ik iets preciezer weten, want twee jaar geleden hebben wij samen een motie ingediend die tot doel had de tarieven in Amsterdam op het landelijk gemiddelde te brengen. Toen het er in de Raad echt om ging, bent u te elfder ure afgehaakt en het kon dus geen meerderheid halen. Ik wil u best weer steunen als u die gedachte nu echt serieus neemt, maar ik wil wel vantevoren weten dat u niet op het laatste moment terugdeinst.)
Met de wetenschap van heden - dat was precies de wetenschap waarnaar wij twee jaar geleden hebben gevraagd - ben ik graag bereid de heer Van Poelgeest die toezegging te doen. Wij vragen in eerste instantie aan de coalitiepartijen en indirect ook aan het College hoe zij hierover denken.

(De heer VAN POELGEEST: Ik ben bereid de oude motie-Halbertsma/Van Poelgeest bij de begrotingsbehandeling opnieuw in te brengen, maar dan wil ik wel weten dat u deze dit keer steunt.)
Daaraan gaat één stap vooraf. Wij hebben niet alleen over de blauwe zones afspraken gemaakt in het programakkoord, maar ook hierover. In eerste instantie houden wij ons daar allebei aan.

(De heer VAN POELGEEST: Moedigt u mij wel aan die motie hier weer in te brengen, net zo goed als dat wethouder Van der Horst andere mensen aanmoedigt?)
Ja. De heer Van Poelgeest heeft in het dossier vast en zeker ook nog wel een kopietje.
Wij komen daarop terug.
Ik zal maar ophouden met mijn litanie. In dit regeerakkoord komen veel zaken voor die wij niet willen. Ik kan natuurlijk allemaal kwalificaties noemen en grote woorden gebruiken, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik daar niet de persoon naar ben. Misschien moet ik maar besluiten met de grote woorden van de LPF-voorman Harry Mens: "Dit is een gouden kans om Nederland een ruk naar rechts te geven". Ik denk dat dat de beste samenvatting is. De Raad zal ook wel van mij willen aannemen dat wij dat als PvdA-fractie niet ambiëren en dat wij dat ook niet hebben geambieerd met het programakkoord waarin vaak diametraal andere afspraken staan. De belangrijkste vraag aan de coalitiepartijen is of de fracties van het CDA en de VVD zich nog steeds committeren aan de uitvoering van het programakkoord, ook nu er in Den Haag een andere wind waait. Aannemende dat op deze vraag een bevestigend antwoord volgt, denk ik dat dezelfde vraag aan het College moet worden gesteld. Bovendien moeten aan het College andere vragen worden gesteld. Alleen het resultaat telt, maar daaronder liggen talloze ambities en voorstellen. Daaronder zit met name een hele zware hypotheek voor de gang naar Den Haag. Veel gelden, die nodig zijn voor de realisatie van het programakkoord, waren er nog niet. Wij hadden met elkaar afgesproken dat alle wethouders naar Den Haag zouden gaan. Wethouder Dales zou voorop gaan en zij zouden proberen dat te regelen. Die lachen wel. Daarbij komt nu een nog belangrijkere taak, namelijk om te proberen met name de financiële consequenties van dit regeerakkoord te beperken. Dat is niet gemakkelijk. Op dit moment zou ik niet weten hoe men dat gaat realiseren.

(De heer H.H.G. BAKKER: U heeft het over de financiële consequenties. U heeft zojuist de Melkertbanen aangehaald en u noemt de GSD. U weet echter ook dat de stad Amsterdam vele kansen laat liggen, doordat de procedures om het geld te verkrijgen verkeerd of te laat worden gevoerd. U kunt steeds het vingertje naar Den Haag wijzen, maar het is ook wel eens goed met het vingertje naar onszelf te wijzen. Wij kunnen om geld blijven vragen, maar wij zijn pas op de goede weg als wij er eerst voor zorgen dat de procedures goed worden uitgevoerd.)
Voor het eerst in deze raadsperiode ben ik het volledig met de heer H.H.G. Bakker eens.

(De heer H. BAKKER: Nu er geen geld komt, legt u een klein bommetje onder de coalitie. Ik hoor u namelijk zoveel nare dingen zeggen tegen uw coalitiegenoten dat ik denk dat u ontevreden begint te worden omdat de buidel niet zo goed is gevuld en omdat de VVD-fractie ook niet hollend naar Den Haag kan om geld te halen. Ik stel voor wethouder Oudkerk naar Den Haag te sturen. Misschien komt er dan een zak met geld.)
Laten wij dat zo gaan doen. Het feit dat wij die goede voornemens hebben, legt al een enorme financiële last op ons om de GSD te reorganiseren. Wethouder Oudkerk weet daar alles van. Daarnaast zal de instroom in die bijstand waarschijnlijk enorm toenemen, ongeacht of wij dat leuk vinden of niet. Daarvoor worden wij bovendien financieel verantwoordelijk gemaakt. Dat is een soort financiële ballast die wellicht niet is te dragen. Dat was het doel van mijn opmerking.

(De heer H.H.G. BAKKER: U weet ook zelf wat er speelt. Waar wilt u die dekking vandaan halen?)
Laten wij het daar eens over hebben. In het kader van de door mij geschetste problemen denk ik dat het goed is, het College te vragen precies in kaart te brengen waarover wij het hebben, dus wat de consequenties zijn. Wij staan tenslotte aan de vooravond van een belangrijke beslissing. Dat geldt niet alleen voor de begroting, maar ook voor de Noord-Zuidlijn. Wij hopen daarover begin oktober a.s. een besluit te nemen. Daarvoor moeten wij weten waaraan wij toe zijn. Ik dien een motie in en loop daarmee vooruit op de rest van de kermis. Door middel van deze motie vraag ik het College die zaak met zo groot mogelijke spoed in kaart te brengen, namelijk voordat wij die andere beslissingen willen nemen. Wij vragen het College ook ons een idee te geven van de manier, de strategie, waarop het in Den Haag denkt te gaan opereren om met elkaar de resultaten te boeken die op dit moment nodig zijn.

(De heer VAN POELGEEST: U spreekt over een strategie waarmee het College moet komen, maar u heeft ook al opgesomd hoeveel er aan bezuinigingen op ons afkomt. Ook weet u hoeveel er nog aan plannen en voornemens ligt. Volgens mij kan dat niet één op één aan elkaar worden gebreid en moet men in die fase kiezen tussen al die plannen en voornemens die er in het programakkoord en los daarvan liggen. Is dat nu ook onderdeel van die strategie - als men die hier presenteert - om op een gegeven moment te zeggen dat er bepaalde plannen zijn waarvan men nu al weet dat men die niet kan waarmaken en dat men een keuze moet maken. Is dat wat u betreft ook een onderdeel van de discussie over de strategie?)
Ik wilde de motie zo breed, maar zo kort mogelijk formuleren. Het is juist een onderdeel daarvan. Ik denk wel dat wij de consequenties onder ogen moeten zien voordat wij bijvoorbeeld over de Noord-Zuidlijn beslissen. Ook kan ik mij voorstellen dat die keuzes moeten worden gemaakt op het moment van de komende begroting. Het is voor ons eigenlijk lood om oud ijzer, dus daarin wil ik het College vrijlaten. Wij kunnen elkaar echter vinden in het feit dat die keuzes, als deze nodig zijn, zo snel mogelijk aan ons moeten worden voorgelegd.
Met deze mars naar Den Haag wil ik dan ook besluiten. Wij prijzen ons wel gelukkig met het feit dat wij daarmee met een enigszins vooruitziende blik rekening hadden gehouden bij de onderhandelingen over het programakkoord. Wij hebben wethouder Dales destijds als onze eerste man neergezet. Hij heeft zichzelf ook opgeworpen om met name die lobby naar Den Haag te regelen. Wij hebben hem ook opgetuigd met de versierselen van de loco-burgemeester. Mijn fractie heeft daarvan hoge verwachtingen. Ook van zijn CDA-collega wethouder mevr. Maij, die wat dat betreft ook goed van pas komt, heeft mijn fractie hoge verwachtingen. Wij kennen haar vaardigheid om op de as Brussel en Amsterdam heen en weer te pendelen. Ook Den Haag ligt daar tussen. Wat dat betreft is het een geluk bij een ongeluk dat wij deze twee collegeleden in ons midden hebben.
Ik besluit met het motto uit het Regeerakkoord voor wethouder Dales en wethouder mevr. Maij: "Wij werken aan het vertrouwen dat dat goed komt en het is een kwestie van aanpakken". Doe uw best! 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 37°
Motie van 21 augustus 2002 van de raadsleden Halbertsma, Huffnagel en Res inzake het bestuursakkoord `Alleen het resultaat telt' (Gemeenteblad afd. 1, nr. 454). 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. 
De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. De verkiezingen voor de Tweede Kamer zijn om meerdere redenen desastreus verlopen. Dat blijkt onder andere uit de uitslag. Anders dan in Amsterdam, waar de fractie van de PvdA gelijk is gebleven, is de PvdA landelijk hard onderuitgegaan. Anders dan in Amsterdam, waar de VVD-fractie gelijk is gebleven, is ook de VVD landelijk hard onderuitgegaan. Met veertien zetels verlies zitten wij toch weer in het kabinet en dat was dan ook niet de eerste wens van de VVD. De kiezers hadden immers wel duidelijk gemaakt dat de VVD landelijk in het tweede Paarse kabinet niet voldoende zichtbaar is geweest. Omdat er toch een kabinet met een meerderheid moest worden samengesteld en omdat alle linkse partijen riepen dat vooral de VVD in het kabinet moest - dat was voor de VVD overigens een tweede reden om daarover extra hard na te denken - zit de VVD landelijk wel weer in het kabinet. Het kabinet wordt gesteund door drie partijen.

(De heer HALBERTSMA: Begrijp ik het goed dat u het ook niet erg had gevonden als de VVD niet in dat kabinet was gaan zitten?)
Direct na de uitslag leek het mij niet voor de hand liggend dat de VVD de eerst aangewezene was om aan de onderhandelingstafel te zitten, dus ik was het geheel eens met de landelijk politieke leider.
Van de drie coalitiepartijen die er in Den Haag zitten, levert de VVD het enige Amsterdamse kamerlid, namelijk de oud-loco-burgemeester Frank de Grave. In het kabinet zit ook maar één Amsterdams bewindspersoon. Hij zit bovendien op buitenlandse handel, dus als hij zijn werk goed doet, is hij er nooit. Dat betekent dat Amsterdam extra haar best zal moeten doen om datgene voor elkaar te krijgen wat zij heeft afgesproken om de komende vier jaar te realiseren.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: De heer Wijnschenk is een geboren en getogen Amsterdammer en hij is zojuist fractieleider van de LPF geworden.)
Ja, maar hij woont in Lelystad.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Hij woont in Almere.)
Vergeef me dat ik dat verschil niet goed zie. Wij zouden naar mijn idee een heel eind verder komen als iedereen die in Amsterdam is geboren en getogen, zou worden meegeteld als Amsterdammer.

(De heer H. BAKKER: Die is natuurlijk ook uit Amsterdam weggejaagd.)
Ja, dat denk ik ook.
Mijn punt is dat het extra belangrijk wordt in Den Haag te lobbyen. Het punt is natuurlijk dat Amsterdam een slechte naam heeft als het gaat om lobbyen in Den Haag. Amsterdam staat te boek als arrogant. Zij heeft een grote mond. Eigenlijk wordt er amper gelobbyd. Ik liet mij door ambtenaren en politici in Den Haag vertellen dat Amsterdam eigenlijk langskwam met de vraag haar het geld te geven en dat zij beloofde dat goed te zullen uitgeven.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Wie bedoelt u dan met Amsterdam? Bedoelt u de gemeente Amsterdam, de ambtenaren of de wethouders?)
Daarmee bedoel ik iedereen, inclusief mevr. Van Oudenallen.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Nee, even serieus.)
Ja, ik ben serieus. Ik bedoel iedereen.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Ik ben nooit arrogant naar Den Haag gegaan. Misschien deed u dat wel, maar wie bedoelt u? Bedoelt u het College of de ambtenaren?)
Naar welke personen in Den Haag is mevr. Van Oudenallen de afgelopen vier jaar geweest?

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Doet dat nu ter zake? U geeft geen antwoord op de vraag.)
Ik geef wel antwoord op de vraag. Als ik zeg `iedereen', bedoel ik iedereen.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Nee, want u heeft het over uw eigen collegeleden.)
Als ik zeg `iedereen', heb ik het over iedereen.

(De heer H. BAKKER: Wij zijn twee keer in Den Haag geweest, waaronder één keer met onze Burgemeester. Dat was prima.)
Ik begrijp dat de bakken met geld zullen binnenstromen.

(De heer H. BAKKER: Wethouder Dales wilde ons eerst het geld geven, maar dat wilden wij niet.)
Nou ja...
Voor veel van de door ons in het collegeprogramma afgesproken plannen hebben wij geld van het Rijk nodig. Wij hebben economische tegenwind. Er is dus minder geld, maar daarvan hebben alle gemeenten last. Aangezien wij meer geld uit Den Haag krijgen, hebben wij automatisch meer last op het moment dat er minder geld is te besteden. Dat betekent dat wij daarvoor extra ons best moeten doen. Met name het College zal daarvoor extra zijn best moeten doen. Dat betekent overigens niet dat alleen wethouder Dales en wethouder mevr. Maij daarvoor goed hun best moeten doen. Ik ben het volledig eens met de woorden van de heer Halbertsma dat dat natuurlijk prachtige figuren zijn in dit College, die deze taak vast en zeker goed kunnen vervullen, maar ook op de overigen rust die last wel degelijk. Wij zijn niet van plan het College te ontslaan van de inspanningsverplichtingen in de richting van Den Haag.
In het Regeerakkoord - tegenwoordig mag je het overigens geen Regeerakkoord meer noemen - staan enkele zaken die op Amsterdam van invloed zijn. Ik wil mij daartoe beperken, want het lijkt mij niet nuttig het volledige Regeerakkoord te bespreken waarover wij niet gaan.
De heer Halbertsma sprak ook al over de gesubsidieerde arbeid, namelijk de I/D-banen. Ik heb in de krant gelezen dat wethouder Oudkerk ten aanzien van de afspraken zelfs sprak over een ramp en ik begrijp nu dat ook wethouder Dales dat heeft gezegd. Ik hoor nu zelfs dat alleen wethouder Dales dat heeft gezegd. Blijkbaar heeft de krant wethouder Oudkerk de woorden van wethouder Dales in de mond gelegd.

(Wethouder DALES: Ik wil voorkomen dat dit een eigen leven gaat leiden, want zo gaat dat met die dingen. Ik heb het woord `ramp' inderdaad in de mond genomen, maar dat had wel betrekking op een specifiek onderdeel daarvan. Niet alles wat daar gebeurt, is een ramp.)
Daarover zijn wij het eens. Dat had wethouder Oudkerk ook wel kunnen zeggen. Instroom, doorstroom en uitstroom. Dat heeft de VVD-fractie de afgelopen vier jaar steeds volgehouden. Het zijn werkervaringsplaatsen: instroom, doorstroom en uitstroom. Mensen moeten uiteindelijk doorstromen naar een reguliere baan. Het zijn geen banen die in het leven zijn geroepen om iemand daarop te laten instromen die daar tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd wél blijft zitten. Wij zien dat dat voor een aantal van die banen geldt - daarover heb ik ook op de radio met de heer Halbertsma gedebatteerd en daarover waren wij het ook al eens - dat dat inderdaad anders is ingevuld dan waarvoor het is bedoeld. Ook zie je dat er banen zijn ingevuld door mensen die zeer nuttig werk doen. Dat zijn banen die je eigenlijk moet omzetten in regulier werk, want dat zijn namelijk geen werkervaringsplaatsen. Wij pleiten er dan ook voor prioriteit te geven aan het omzetten van die banen - dat nuttige werk - in regulier werk.

(De heer VAN POELGEEST: Daarvan begrijp ik helemaal niets. Ik ben er een voorstander van dat te doen, maar dat kost geld. Je moet niet bezuinigen en tegelijkertijd zeggen dat je dat wilt. Ik kom nog even terug op de motie-Halbertsma/Van Poelgeest over de OZB. Het extra geld dat die motie zou opleveren, zou worden ingezet om van de banen van conducteurs regulier werk te maken. U heeft steeds gezegd dat die motie niet mocht worden uitgevoerd, omdat dat het doorbreken van het programakkoord tot gevolg zou hebben. De PvdA-fractie schrok daarvoor terug. Als ik u nu goed begrijp, had u deze motie eigenlijk wel willen steunen. U bent er immers voor dat die banen regulier worden gemaakt.)
Nee, als de heer Van Poelgeest de privatisering van Schiphol als dekking had gehad, was de kans dat wij die motie hadden gesteund veel groter geweest. Moties met een verkeerde dekking steunen wij echter niet.

(Mevr. BRUINES: Dat betekent in ieder geval wel dat u zich ervan bewust bent dat het veel geld kost als je zoiets gaat doen en dat er nogal wat instellingen in deze stad zijn - ik redeneer nu niet vanuit de invalshoek van de werknemers, maar vanuit die van die instellingen - die afhankelijk zijn van dit soort banen. Als je dat wilt veranderen, moet er dus zeer veel geld bij. Hoe had u gedacht dat te doen?)
Als mevr. Bruines spreekt over het afhankelijk zijn, heeft dat een dubbele betekenis. Volgens de regels kan het namelijk niet zo zijn dat er bij I/D-banen sprake is van afhankelijk werk, want het is additioneel werk. Daarom zijn het werkervaringsplaatsen en geen reguliere banen. Ik ben echter niet blind en ik zie dan ook dat er in de stad werk wordt gedaan waarvan wij zeggen dat dat zeer nuttig is. Een aantal van die banen zou je misschien beter kunnen omzetten in regulier werk, omdat het niet als I/D-baan voldoet. Er is namelijk geen sprake van doorstroom en uitstroom.

(De heer HALBERTSMA: Toch begrijp ik u niet, want u heeft het over het bevorderen van de doorstroom en de uitstroom. Ook wij wilden dat, maar als het aankomt op middelen voor bijvoorbeeld scholing voor personen die kunnen uitstromen - het zijn immers niet de meest gemakkelijk bemiddelbare personen die in deze samenleving rondlopen - is de VVD-fractie niet thuis. Dat punt blijft toch staan? U scharrelt ook in deze stad rond. Wij hebben niet alleen conducteurs, maar ook stadswachten, conciërges en dergelijke. Het zijn 6.000 à 7.000 direct productieve functies die wij de nek omdraaien als wij niet oppassen. Dit, met alle gevolgen voor onze ambities in het programakkoord van dien. Dat bent u toch met mij eens?)
Naar mijn idee naderen wij elkaar een heel eind. Een aantal mensen doet nuttig werk en wij moeten ons afvragen of die banen niet beter kunnen worden omgezet in regulier werk. Dat wil ook zeggen dat je naar Den Haag gaat als je daarvoor geld nodig hebt. Ik ga dus niet naar Den Haag om I/D-banen overeind te houden waarvoor geldt dat wij deze zelf een andere invulling hebben gegeven dan bedoeld was. De I/D-banen lagen al enigszins onder druk. Er was al een werkgroep van het Ministerie van Sociale Zaken die heeft gezegd dat de I/D-banen de langste tijd hebben gehad. Ook de SER heeft zich daarover uitgesproken en gezegd dat deze banen grotendeels niet voldoen. Wellicht is er dus wel een bezuiniging mogelijk. Het is dus logisch dat het kabinet er in ieder geval voor heeft gekozen die I/D-banen niet verder uit te breiden. Daar komt ook het grootste deel van de bezuiniging vandaan. Er wordt 250 miljoen euro op de I/D-banen bezuinigd. Bijna de helft daarvan, namelijk 120 miljoen euro, komt van het niet realiseren van geplande I/D-banen. Het overige bedrag van 130 miljoen euro komt door een vacaturestop. Al met al zullen er ongeveer 6.000 I/D-banen verdwijnen. Er zijn momenteel 53.000 I/D-banen en als er daarvan 6.000 verdwijnen, blijven er 47.000 over. Het idee dat onder andere is ontstaan doordat verschillende woordvoerders van landelijke linkse partijen hebben gezegd dat alle I/D-banen zouden worden afgeschaft, is niet juist. Wij moeten dat ook niet overdrijven.

(De heer HALBERTSMA: Op een budget van 2 miljard euro verdwijnt in de komende vier jaar ongeveer 40 procent. Dat betekent dat er substantieel minder banen zullen zijn. Laten wij hier niet over aantallen praten.)
Nee, de heer Halbertsma luistert slecht naar mij, of hij wil het niet horen. Een groot deel van die bezuiniging komt voort uit het schrappen van nog geplande I/D-banen. Die zijn er nog niet, dus daarvan kan niemand iets voelen. De heer Halbertsma kan het hooguit jammer vinden dat mensen daardoor niet in een I/D-baan instromen. Het beeld dat wordt gecreëerd dat daar een grote ramp plaatsvindt, is niet helemaal juist. Dat valt wel mee. Laten wij als Amsterdam niet te hard gaan huilen, want wij hebben in Den Haag al een slechte naam en als de heer Halbertsma geld wil hebben voor het omzetten van I/D-banen in regulier werk, kan hij daaraan beter een constructieve bijdrage leveren.

(De heer VAN POELGEEST: Ik moet u toch teleurstellen, want wat u nu zegt, klopt niet helemaal. Bij de VNG zijn interne berekeningen die erop uitkomen dat er 30 procent van het budget afgaat dat de gemeente krijgt voor dit soort zaken. Er zijn twee scenario's om dat op te lossen. Het eerste is, dat je iedereen die nu een gesubsidieerde baan heeft, laat zitten, maar dan gaan alle opleidings- en cursusgelden eraan. Het tweede scenario is dat je de banen niet herbezet als mensen doorstromen. Je laat die leeg. Het is allemaal nuttig werk. Dan kun je de opleidingsgelden nog wel in stand houden. U kunt niet zeggen dat dat allemaal wel meevalt. Dat zijn ernstige maatregelen die voor Amsterdam hard aankomen.)
Nee, het met name door landelijke en Amsterdamse woordvoerders van links geschapen beeld is niet juist. Er wordt namelijk een beeld geschetst dat daar een enorme ramp gebeurt. Dat valt echter mee. Niemand vertelt daarbij dat er nog steeds 770 miljoen euro aan de I/D-banen wordt besteed. Ook vertelt niemand er bij dat een groot deel van die bezuiniging voortkomt uit het niet laten doorgaan van reeds geplande banen. De VVD-fractie zit hier om iedereen duidelijk te maken dat dat er ook nog eens mee te maken heeft.

(Mevr. ALBERTS: Naar mijn idee gaat het er niet zozeer om hoeveel geld er in de gesubsidieerde banen omgaat. De vraag is hoeveel mensen daarmee werkelijk aan het werk worden geholpen. Daarover zou ik ook wel een garantie willen hebben. Die hebben wij nog steeds niet. Gaat u vervolgens die mensen uit die I/D-banen aan het werk helpen tegen een salaris dat gelijk is aan dat voor de I/D-banen, of zet u daar een fatsoenlijk salaris tegenover? Hoe je het ook wendt of keert, het blijft immers gesubsidieerde arbeid.)
Nee. Het is geen gesubsidieerde arbeid meer als je een I/D-baan omzet in regulier werk. Als je mensen voor het salaris van een I/D-baan kan plaatsen, heb je geen extra geld nodig. Dan zou het niet nodig zijn dat wij naar Den Haag gaan. Dat is juist het probleem. Als mensen regulier werk doen, moeten zij natuurlijk ook voor een reguliere baan worden betaald.
Een ander punt waarmee de VVD-fractie van Amsterdam blij is, is het kabinetsbesluit voor de gekozen burgemeester. Binnen de VVD heeft daarover altijd een aardige discussie plaatsgevonden, maar men weet dat de VVD-fractie in Amsterdam reeds vroeg heeft gepleit voor een gekozen burgemeester. In het Regeerakkoord staat overigens niet duidelijk of die burgemeester dan moet worden gekozen door de Raad of door de bevolking. Wij vinden dat die burgemeester moet worden gekozen door de Amsterdammers in plaats van door de Raad.
Ik kom nu op het afschaffen van de OZB. Ik had verwacht dat ik van de heer Halbertsma een mooie bos rode rozen zou krijgen op het moment dat duidelijk werd dat de OZB zou worden afgeschaft. De heer Halbertsma heeft daarvan in de vorige periode steeds een punt gemaakt, want hij vond dat de OZB vooral beperkt moest blijven en dat deze vooral drukt op mensen met een lager inkomen. Ik wil die bos rozen ook wel in tweede instantie hebben. Wat dat betreft ben ik niet zo moeilijk.

(De heer HALBERTSMA: Ik loop meteen naar de bloemenzaak, maar ik heb niet beperkt, ik heb rechtvaardig verdeeld.)
Wat is rechtvaardiger dan dat niemand belasting hoeft te betalen? Dat is het mooiste wat er is. Je betaalt dan allemaal evenveel, namelijk niets.

(De heer HALBERTSMA: `Geen gezeik, iedereen rijk'. Dat gelooft u?)
Blijkbaar zijn wij gelukkiger dan de heer Halbertsma met het feit dat de Amsterdammers minder belasting moeten betalen. Overigens zijn de Amsterdammers ook blij met de afspraken die sowieso in het programakkoord zijn gemaakt. Toen wij bureau O+S lieten vragen of zij het een goede of een slechte zaak vinden dat in het programakkoord is afgesproken dat de OZB niet wordt verhoogd, heeft 78 procent geantwoord dat het een goede en 6 procent dat het een slechte zaak is. Aangezien GroenLinks toch ook meer heeft gehaald dan 6 procent, moeten er onder de voorstanders ook mensen zijn die op GroenLinks hebben gestemd.

(De heer HALBERTSMA: Op de vraag of men het een goede zaak vindt dat wij allemaal voor niets op vakantie gaan, antwoordt ook 90 procent positief.)
Dan moet de heer Halbertsma dat realiseren. Wij hebben in het programakkoord gerealiseerd dat de OZB niet omhoog gaat, dus dat is een realistische vraag. Als de heer Halbertsma wil dat iedereen gratis op vakantie gaat, zie ik die plannen wel tegemoet. Ik denk dat Schiphol dan acht keer achter elkaar moet worden geprivatiseerd.
De heer Halbertsma heeft gevraagd of wij door de jaren heen niet te weinig OZB hebben geheven. Ik zou zeggen dat dat niet het geval is. Amsterdam komt zelfs als beste uit het Erasmus-onderzoek, dat de heer Halbertsma ook al heeft aangehaald. Dat levert ons als gemeente ruim 31 miljoen euro op. Dat bedrag krijgen wij extra van de overheid. Dat is ongeveer 40 procent meer dan dat wij nu ophalen. Daarmee moet de heer Halbertsma toch blij zijn?

(De heer HALBERTSMA: Ik wil het omkeren. Is het niet zo dat wij jaar na jaar 31 miljoen euro te weinig hebben geheven? Hebben wij niet te weinig in de stad en in de versterking van de publieke zaak geïnvesteerd?)
Nee. Geheel naar liberale tradities hebben wij aan de belastingbetaler niet meer gevraagd dan absoluut noodzakelijk is. Als wij als beloning daarvoor van de overheid nu ook nog eens 31 miljoen euro extra aan de Amsterdammers kunnen geven door dat bedrag aan zaken te besteden die hun ten goede komen, lijkt het mij sterk dat de heer Halbertsma dat wil omdraaien.

(Mevr. BRUINES: Hoe komt u erbij dat dat 31 miljoen euro wordt? Ik heb begrepen dat men er nog lang niet uit is op welke manier dat met teruggave moet worden berekend.)
Ik zal mevr. Bruines het staatje geven, want dat bespaart mij tijd.

(Mevr. BRUINES: Ik ken het onderzoek, maar heeft u daarover inmiddels een kabinetsbesluit gezien? Er zijn nog veel meer onderzoeken en gedachten daarover.)

(De heer VAN POELGEEST: U heeft zojuist gezegd dat Amsterdammers ervoor moeten oppassen niet te arrogant te zijn. Het lijkt mij dat u zich dat wat dit betreft vooral moet aantrekken, want daarover is inderdaad nog geen kabinetsbesluit genomen. U moet dan ook voorzichtig zijn met het verkopen van de huid voordat de beer is geschoten. U moet een beetje `dimmen' wat dat betreft.)
Voor de verandering zal ik dat ter harte nemen en ik zal controleren of de heer Van Poelgeest hetzelfde doet. Ik zal hem er echter aan herinneren dat ik ook van hem een bos bloemen verwacht - ik weet niet wat voor soort bloemen hij uitreikt - op het moment dat die OZB wordt afgeschaft en Amsterdam daarvan voordeel heeft.

(De heer OLIJ: Neemt u dan ook even de korting op het Gemeentefonds mee, want het bedrag van 2 miljard euro - dat is het bedrag dat de afschaffing van de OZB kost - wordt natuurlijk gewoon teruggehaald. Dat is één grote sigaar uit eigen doos, want er wordt bezuinigd. Om het bedrag van 2 miljard euro te kunnen financieren, wordt er onder andere 1 miljard euro gekort op het Gemeentefonds. Wij gaan dus waarschijnlijk 60 miljoen euro inleveren op het Gemeentefonds en dan krijgen wij 30 miljoen euro terug.)
Volgens mij heeft de PvdA-fractie al gesproken.

(De heer OLIJ: Het was maar een vraag.)

(Mevr. ALBERTS: Ik zou graag willen dat u ingaat op de opmerking van de heer Olij.)
De afschaffing van de OZB levert Amsterdam 31 miljoen euro extra op en wij worden inderdaad gekort op het Gemeentefonds, maar elke gemeente in Nederland heeft daarvan last en niet elke gemeente heeft er voordeel van dat de OZB wordt afgeschaft. Ik begrijp best dat de heer Olij het leuk vindt alleen maar de negatieve punten te noemen, omdat de PvdA niet meer meedoet in het kabinet. Ik ben reëel. Er is minder geld. Wij hebben te maken met economische tegenwind. Daarmee ben ik begonnen.

(De heer VAN POELGEEST: U zegt dat Amsterdam een voordeel heeft van 31 miljoen euro en dat zij dat bedrag zeker zal krijgen. Als wij op die manier doorredeneren, krijgt Rotterdam met een gigantische tegenvaller te maken. Ik ken het cijfer niet precies. Rotterdam zit immers ver boven het gemiddelde. Denkt u echt dat het kabinet, waarin naar mijn idee vijf Rotterdamse ministers zitten en dat wordt gesteund door een partij die zijn roots in Rotterdam heeft, zomaar akkoord gaat met een compensatieregeling waardoor Rotterdam tientallen miljoenen euro's gaat inleveren en waardoor Amsterdam tientallen miljoenen euro's erbij krijgt? Denkt u echt dat dat zo zal verlopen?)
Ik heb geen glazen bol, dus wij zullen het moeten afwachten.
Ik ga verder met de privatisering van Schiphol. Het aandeelhouderschap zoals wij dat nu hebben, levert ons niet de middelen om resultaten te boeken op het gebied van het milieu en het geluidsniveau. Ik begrijp daarom niet zo goed dat er in de discussies wordt aangehaald dat dat aandeelhouderschap ons zoveel zeggenschap over Schiphol geeft. Als je bovendien ziet dat wij minder geld uit Den Haag krijgen - het economische tij zit tegen en er is minder geld. Daarvan heeft iedereen last en dat geldt dus ook voor ons. Wij hebben nog een manier om wel aan geld te komen - lijkt het mij zeer onverstandig Den Haag tegen ons in het harnas te jagen op het moment dat je gaat lobbyen voor meer geld op andere terreinen. Als je dan gaat tegenwerken op een punt waarvoor geldt dat Den Haag de meeste zeggenschap heeft. Wat Schiphol betreft heeft de overheid immers bijna vier keer meer aandelen dan wij.
Uiteraard moeten wij afwachten welke voorstellen er uit Den Haag komen. Wij zullen op dit moment dan ook geen enkele motie over of tegen privatisering van Schiphol steunen, want wij wachten de voorstellen van Den Haag af. Laten wij alsjeblieft rustig blijven en laten wij niet meteen roepen dat datgene wat Den Haag van plan is niet deugt. Dat is namelijk slecht voor de lobby, het imago en dat bevestigt alleen maar de arrogantie en de grote mond van Amsterdam. Laten wij dat in ieder geval niet doen.  
De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter. Toen ik zojuist nog even naar mijn tekst keek, merkte ik dat ik, evenals de heer Halbertsma, minder bijbelvast aan het worden ben. De eerste zin was namelijk: "Er waait een wind door Europa". Dat had moeten zijn: "Er waart een spook door Europa".
Er waart een spook door Europa. Niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen rukt het rechts populisme op en komen er steeds meer rechtse kabinetten aan de macht. Dat is niet aan Nederland voorbijgegaan en het pas gesloten Regeerakkoord is daarvan nog eens een duidelijke illustratie.

(De heer H.H.G. BAKKER: Dat is natuurlijk wel zo, omdat datgene wat rechts heeft verdiend net zo gemakkelijk door links werd uitgegeven.)
Daarmee ben ik het niet eens, maar laten wij daarover op een ander moment praten.
De hoofdlijn van het nieuwe beleid lijkt te zijn dat mensen met wie het goed gaat meer vrijheid krijgen, terwijl mensen die het moeilijk hebben meer verplichtingen krijgen. Ga het maar na. Er komen forse bezuinigingen op de WAO, waardoor veel mensen in de bijstand terecht zullen komen. Het mes gaat in de gesubsidieerde arbeid, waardoor mensen die het op de arbeidsmarkt niet redden met een financieel steuntje in de rug weer zullen terugvallen in de werkloosheid. Dit, terwijl die mensen allerlei nuttige maatschappelijke functies vervullen in de sfeer van toezicht, zorg en onderwijs. Deze functies zullen dan ook deels verdwijnen. Het categoriaal inkomensbeleid verdwijnt, waardoor een gericht armoedebeleid zijn langste tijd heeft gehad. Illegalen worden verder opgejaagd en met het voornemen gezinshereniging alleen toe te staan voor kinderen beneden de twaalf jaar, heeft het kabinet de twijfelachtige eer een land als Oostenrijk rechts in te halen. Daar heeft men die regeling nog niet. Vluchtelingen worden nauwelijks meer toegelaten.
Al deze voornemens, die min of meer de suggestie in zich dragen dat vreemdelingen vooral vervelend zijn en een bron van criminaliteit of fundamentalisme vormen, zal ook keihard terugslaan op die migranten die al jarenlang in Nederland wonen en gewoon Nederlander zijn. Dat beleid zaait wantrouwen, terwijl samenwerking en respect over en weer juist nodig is.
Ook de zorg voor het milieu komt er in dit regeerakkoord zeer bekaaid af. De groei voor het luchtverkeer krijgt alle ruimte, terwijl er geen geld is voor noodzakelijke investeringen in bijvoorbeeld de zorg. Dat is zeer minimaal. Er wordt wel ruimschoots geld vrijgemaakt om meer asfalt neer te leggen. Wat dat betreft is er een duidelijk rechts beleid, maar voor de gemeente Amsterdam breken er wat dat betreft zware tijden aan. Wij krijgen meer werklozen in de stad. Ook krijgen we te maken met meer daklozen, meer armoede, meer opgejaagde illegalen, meer ronddolende drugsverslaafden en tegelijkertijd krijgen wij minder geld en mogelijkheden om iets aan deze problemen te doen.
In de rest van mijn bijdrage zal ik iets uitgebreider op het laatste ingaan. Ik zal ingaan op de vraag wat het nieuwe beleid in financieel opzicht voor Amsterdam betekent en daaraan is de vraag gekoppeld welke grote plannen en investeringen wij in Amsterdam nog kunnen doorzetten en welke niet.
Tot dusver hebben de kortingen op het Gemeentefonds die er aankomen, weinig aandacht gehad. Dat is allemaal ietwat onduidelijk, maar er wordt gesproken over een korting van 10 procent. Als dat waar is, is dat voor Amsterdam al snel 100 miljoen euro structureel.

(Wethouder DALES: Op blz. 34 van het Regeerakkoord staat letterlijk wat het is. De doorrekening van het Gemeente- en Provinciefonds en de doorwerking van ombuigingen en de intensiveringen resulteren in een verlaging van het Gemeente- en Provinciefonds van 0,3 miljard euro.)
Op blz. 33 wordt gesproken over een renteregeling die technisch van karakter is.

(Wethouder DALES: Dat is simpel.)
Dat is in ieder geval een besparing van 540 miljoen euro die in dat staatje wordt ingeboekt. Ik weet niet in hoeverre dat op de gemeente Amsterdam terugslaat.

(Wethouder DALES: Nee.)
Dat staat wel in dat staatje.

(Wethouder DALES: Ja, dat kan zo zijn. Het is zo dat de rente-uitgaven van het Rijk tot dusverre niet werden meegeteld bij de bepaling van de uitkeringen die gemeenten uit het Gemeentefonds krijgen. Dat gebeurt in de toekomst wel. Als men te maken heeft met een regering die de staatsschuld wil laten afnemen, gaat de rente-uitgave in de toekomst omlaag. Dat leidt tot een iets lagere uitgave uit het Gemeentefonds. Dat is wat daar staat. Er is die factor, naast intensiveringen ombuigingen. Per saldo is het 0,3 miljard. Dat is de letterlijke tekst uit het Regeerakkoord.)
Ja, maar ik ben daarvan nog niet helemaal overtuigd als bij het bezuinigingslijstje in het totaal, als het gaat om middelen die naar gemeenten zijn gegaan, in ieder geval in het Regeerakkoord toch een bedrag wordt ingeboekt van ten minste 840 miljoen euro. Laten wij over dit punt afspreken dat dit verder wordt uitgezocht en dat dit schriftelijk naar de Raad komt, want anders blijven wij nu de hele tijd op deze manier heen en weer praten. Ik ben daarover in ieder geval niet gerust. Zelfs als het dat bedrag van 300 miljoen euro zou zijn dat wethouder Dales zojuist heeft genoemd, is dat zeker voor Amsterdam nog een bedrag van 30 miljoen euro structureel.

(Wethouder DALES: Ik ben het met u eens dat het geen kleinigheid is.)
Dat is ontzettend veel. De vrije ruimte in het programakkoord ten aanzien van structurele gelden was bij elkaar opgeteld 70 à 80 miljoen euro. Mensen kunnen zich dus ongeveer voorstellen waarover wij hier praten.
Dat is niet het enige. Er wordt ook gesproken over een korting van 30 procent op de gesubsidieerde arbeid. Er doen verschillende verhalen de ronde over de wijze waarop dat vorm zal krijgen, maar dat gaat dus ook gepaard met klappen. Als wij in Amsterdam ervoor kiezen dan maar uit eigen middelen die korting bij te passen - die kans is aanwezig - omdat wij de gesubsidieerde arbeid, zoals deze nu vorm heeft gekregen, toch graag in tact willen houden, moeten wij toch ook weer enkele tientallen miljoenen euro's structureel opzij zetten. Dat is ook een forse claim.
De wethouder voor Sociale Zaken heeft een akkoord gesloten met het Rijk en Amsterdam heeft beloofd in vier jaar tijd 18.000 mensen uit de bijstand te halen en op een traject te zetten. Veel van deze trajecten leiden tot gesubsidieerd werk of het gesubsidieerd werk is onderdeel van die trajecten. Wat gebeurt er als dat geld voor die 18.000 nieuwe trajecten waarover de wethouder dat akkoord heeft gesloten er niet is? Is de wethouder dan nog aan dat akkoord gebonden en betekent dat dat wij gedoemd zijn ons zelfs financieel in de nesten te werken om dat akkoord uit te voeren? Hoe zit dat precies?
De forse bezuinigingen op de WAO zullen ontegenzeggelijk leiden tot meer mensen in de bijstand. Daarbij komt de teruglopende conjunctuur. Er zal sprake zijn van meer werkloosheid en er zullen in Amsterdam dus meer mensen gebruikmaken van de bijstand. Ook de fractie van de PvdA heeft dat zojuist opgemerkt. Diezelfde bijstand wordt nu `gedebudgetteerd', waardoor de gemeente de gevolgen daarvan harder zal voelen dan in het verleden. Kan het College enig inzicht geven - misschien kan dat niet meteen, maar wel als alles op papier wordt gezet - in de grootte van het effect. Als er 10.000 mensen meer in de bijstand komen, wat moet de gemeente daarop dan extra toeleggen?
Is er al zicht op of het grotestedenbeleid ongemoeid doorgaat of wil men daarop ook bezuinigen?
Kortom, de lijst aan mogelijke bezuinigingen, die op de gemeente Amsterdam afkomen, is lang. Wat dat betreft staat de gemeente Amsterdam magere jaren te wachten. God moge verhoeden dat dat zeven jaar gaat duren. Tegelijkertijd heeft Amsterdam wel heel veel dure plannen op stapel staan en bovendien heeft deze coalitie in het programakkoord met een hoop trompetgeschal allerlei grootse voornemens aangekondigd waarvoor het geld nog wel uit Den Haag moet komen. Ik geef een summiere opsomming: de gezondmaking van de Gemeentelijke Sociale Dienst. Ik weet niet hoeveel dat kost. Het is mogelijk dat het 100 miljoen euro kost.
De aanleg van de Noord-Zuidlijn zal 132 miljoen euro kosten. Dat wordt gedekt uit de gemeentekas.
Voor de vernieuwing van het Stedelijk Museum geldt dat er nog een investeringsgat is van ongeveer 50 miljoen euro.
De bouw van de Openbare Bibliotheek. Ook daarvoor geldt dat er een gat is van 50 miljoen euro aan investeringen.
Investering in de sociale infrastructuur: de zorg en het onderwijs. Als wij wethouder Oudkerk mogen geloven, moeten er enkele honderden miljoenen euro's uit Den Haag komen. Wij vermoeden dat wij daarnaar kunnen fluiten. Gaan wij dat uit de gemeentebegroting halen als dat geld niet uit Den Haag komt?
De gesubsidieerde arbeid heb ik zojuist al genoemd. Als je die kortingen teniet wilt doen, zul je je eigen geld moeten gebruiken om bij te passen.
Als klap op de vuurpijl noem ik de lobbyist die wethouder Dales in Den Haag wil aanstellen.

(De heer H.H.G. BAKKER: U vergeet er nog een. Het stadsdeel Amsterdam-Centrum zal ook tientallen miljoenen euro's kosten.)
Nee. Dat zal tientallen miljoenen euro's opleveren.

(De heer H. BAKKER: Dan moet u maar eens een voorbeeld geven. Er is tot nu toe geen enkele deelraad die iets oplevert.)
Als men de fractie van GroenLinks in dat College had opgenomen, hadden wij dat kunnen doen. Dat is echter iets anders. 

(De heer H.H.G. BAKKER: U weet toch dat de Nederlanders ervoor hebben gekozen dat Sinterklaas uit Den Haag zou vertrekken? Den Haag zal echt niet voorbijgaan aan de sociale minima. Dat kan ik u rustig zeggen.)

(Mevr. BRUINES: Ik denk dat de meeste mensen nog niet in de gaten hebben wat hen zal overkomen.)
Ik ben mevr. Bruines niet onsympathiek, maar op dit punt kan ik haar helaas niet geloven. Zonder sarcastisch te worden, zeg ik dat wij niet denken dat de fracties van de VVD en het CDA, die bij de formatie van dit College het belang van goede Haagse contacten erg hebben benadrukt, dit voor Amsterdam allemaal nog gaan rechtbreien. Dat betekent dat de conclusie naar mijn idee niet anders kan zijn dan dat het College met al die grote plannen en voornemens een pas op de plaats moet maken. Wij krijgen als gemeente forse bezuinigingen te verwerken, dus wij zullen gedwongen zijn te kiezen. De fractie van GroenLinks wil daarom dat het College in ieder geval zo snel mogelijk op een rij zet wat de financiële gevolgen van het nieuwe kabinetsbeleid zijn, inclusief alle risico's en zij wil dat het de Raad daarover zo snel mogelijk informeert. De fractie van GroenLinks wil echter meer. Zij wil ook dat het College kiest. Welke plannen dienen wat het College betreft in ieder geval door te gaan? Het is belangrijk dat de stad zekerheid heeft over wat er in ieder geval doorgaat en of daarvoor voldoende ruimte is. Van welke plannen en voornemens moeten wij voorlopig afzien, omdat daarvoor straks domweg geen geld meer beschikbaar is?
Is het College bereid ook dat te doen, al zal dat moeilijk zijn binnen een College dat politiek verschillend is samengesteld? Ik denk echter wel dat het realistisch is dat wij prioriteiten stellen. Ik meld alvast dat de fractie van GroenLinks voorlopig niet akkoord kan gaan met het op dit moment doen van allerlei grote uitgaven, zolang de financiële gevolgen van het kabinetsbeleid nog niet duidelijk zijn. Op korte termijn speelt dat het meest concreet in het geval van de besluitvorming over de Noord-Zuidlijn. Wij kunnen nu niet zomaar 132 miljoen gulden accorderen als wij niet weten wat de hoogte van de bezuinigingen is. Het is maar dat het College het weet.
Het is evident dat een zeker progressief Amsterdam tegenspel moet bieden aan het rechtse beleid in Den Haag. Wij zullen dat doen door actief positie in te nemen in allerlei discussies en in de sociale strijd die naar mijn idee zal ontstaan. Dat is echter niet het enige. Op die punten waarover het Rijk niet eenzijdig beslissingen kan nemen, maar waarover ook de gemeente macht heeft, moeten wij die macht ook gebruiken. Mijn eerste voorbeeld daarvan betreft Schiphol. De gemeente Amsterdam heeft de mogelijkheid het voornemen tot privatisering van Schiphol te blokkeren en voor de fractie van GroenLinks geldt dat zij dat ook zal doen. Die `slappe' luchtvaartwet die er op dit moment ligt, geeft onvoldoende garanties op het gebied van het milieu en het geluid. Ik denk dat niet alleen de fractie van GroenLinks in deze Raad vindt dat er van privatisering van Schiphol geen sprake kan zijn. Ook de fractie van de PvdA heeft dat zojuist duidelijk gezegd en als ik mij niet vergis, zullen ook de fracties Amsterdam Anders\De Groenen en de SP dat doen. Dat is een meerderheid.
Begrijpt de wethouder voor de Luchthaven de implicatie hiervan?
De wethouder begrijpt heel goed wat hij het Rijk moet melden. Wij linksen zouden onder elkaar zeggen: "no pasaran". De wethouder is echter vrij zijn eigen woorden te kiezen, zolang de strekking hetzelfde is.

(De heer HALBERTSMA: U bedoelt waarschijnlijk dat hij vooral niet te enthousiast moet gaan doen.)
Volgens mij moet deze wethouder gewoon niet zo vaak mensen aanmoedigen. Dat moet hij zeker in dit geval niet doen.
Het tweede voorbeeld is het drugsbeleid. Via het overleg in de Driehoek heeft de Burgemeester veel te vertellen over hoe er in deze stad tegen coffeeshops wordt opgetreden. De koers van Amsterdam is al jaren gericht op de normalisering in plaats van op het weer in de illegaliteit drukken van coffeeshops. Dat blijft wat ons betreft zo.
Op het terrein van drugsbeleid moet helder zijn dat wij in Amsterdam willen doorgaan met experimenten voor vrije verstrekking van harddrugs onder medisch toezicht. Op deze twee punten is het Regeerakkoord niet hoopvol, maar ik denk dat wij er met onze invloed binnen de Driehoek alles aan moeten doen om dat overeind te houden. Op dat punt dien ik een motie in. 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 38°
Motie van 21 augustus 2002 van de raadsleden Van Poelgeest, Bruines, Alberts en Kalt inzake een liberaal drugsbeleid (Gemeenteblad afd. 1, nr. 455). 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. 
De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. De eerste woorden die in Amsterdam over het Regeerakkoord op de radio en in de kranten werden geuit, waren, dat een ramp de stad had getroffen en dat er wel hele zware tijden aankomen. Ook de heer Van Poelgeest heeft dat zojuist gezegd. Je kunt je natuurlijk afvragen of het allemaal al zo goed was.
Op financieel-economisch gebied hebben wij natuurlijk hele goede jaren gehad. Kijk maar naar de gelden die wij hebben gekregen. Je weet dat je je dak gaat repareren als het mooi weer is. Als je je daken niet repareert, merk je dat onmiddellijk als het weer gaat regenen en dan gaat iedereen zich daarmee meteen bemoeien.
Je kunt je ook afvragen van wie Amsterdam is. Als ik het debat hier hoor, vraag ik mij af waar het lef en de Amsterdammer zijn gebleven. Het lijkt alsof alles uit Den Haag moet komen. Natuurlijk hebben wij een belangrijke relatie met Den Haag en wij zijn grotendeels afhankelijk van regelgeving en gelden, maar wij zijn tenslotte nog wel Amsterdammers en wij kunnen zelf heel veel. Misschien blijkt dan wel dat wij het zelf op financieel en organisatorisch gebied helemaal niet zo goed op orde hebben en dan kunnen wij een tegenvaller, zoals nu, niet hebben.
De samenleving is aan het veranderen en soms gaat dat heel snel. Dat hebben wij ook nu gezien. Die verandering brengt natuurlijk ook opschudding met zich mee en deze kan door sommige mensen als prettig worden ervaren. Die mensen hebben daarvoor juist gezorgd. Anderen vinden dat heel vervelend, want zij zijn van mening dat alles wel te bedruipen was op de manier waarop het ging. Die opschudding en die veranderingen vinden zij niet leuk.
De economie wordt natuurlijk meer genoemd. Vanzelfsprekend kan de politiek de economie goed stimuleren. Ook kan zij deze enigszins afkoelen, maar zij gaat niet over de economie. De economie is natuurlijk iets van werkgevers, werknemers, consumenten, bedrijven en ook de wereld heeft daarop invloed. Zeker voor Nederland geldt dat ook Europa daarop invloed heeft. De economie blijft niet doorgroeien. Op een bepaald moment neemt een en ander af, maar dat is een normale ontwikkeling. Dat valt echter altijd tegen.

(De heer HALBERTSMA: Ik begrijp dat de heer Colijn uw inspirator is geweest.)
Ik ben niet zo bijbelvast. Dat kan de heer Halbertsma van mij aannemen.

(De heer HALBERTSMA: Bent u het niet met mij eens dat wij, als wij de economie zien afglijden, als overheid de taak hebben er alles aan te doen dat een halt toe te roepen? Bent u het niet met mij eens dat wij ons daarbij niet moeten neerleggen? Het heeft de heer Colijn acht jaar gekost om daarachter te komen en toen was het goed mis, maar dat gaan wij hier toch niet overdoen?)
Ik heb al gezegd, dat wij kunnen stimuleren en afkoelen als dat nodig is, maar dat wij niet het idee moeten hebben dat wij de economie kunnen sturen. Dan komt misschien de politieke vraag aan de orde. Misschien denkt de fractie van de PvdA dat je dat wel veel meer kunt. Wij denken echter dat wij dat aan anderen moeten overlaten en dat wij dat niet moeten doen. Misschien is dat het verschil.

(De heer HALBERTSMA: Zullen wij dat in Amsterdam dan eens even gaan bewijzen?)
Ik zal niet alle punten opnoemen, want dat is nergens voor nodig.
Ik vraag mij af hoeveel stadsdelen over ons akkoord hebben gesproken op de manier waarop wij dat nu doen over het Regeerakkoord. Toch vind ik het een goed initiatief van de fracties van de PvdA en GroenLinks om dat hier naar voren te brengen.
Ik ga in op de I/D-banen. Over de I/D-banen wordt gezegd dat er sprake is van instroom en doorstroom, maar nu deze zodanig lijken door te stromen dat al deze banen straks weg zijn, wordt er opeens gezegd dat dat helemaal niet de bedoeling kan zijn. Het klinkt misschien naar, maar dat is zeker niet de bedoeling. Ik bedoel te zeggen dat wij die mensen hebben en dat wij die willen houden. Een I/D-baan is toch vooral bedoeld om het hervinden van een plaats in het arbeidsproces te bewerkstelligen. Dat moeten wij ons wel bedenken. Ik haal ook de woorden van de heer Verburg van het CDA aan, die hij tijdens het laatste congres over I/D-banen heeft gesproken. Hij heeft gezegd dat er veel I/D-banen verdwijnen, maar dat die banen die hun nut hebben bewezen, moeten worden gewit. Denk aan banen op het gebied van de veiligheid. Dat idee steunen ook wij. Dat wil niet zeggen dat het een-twee-drie betaald is, maar men heeft ook nog niet gezegd het niet te betalen.

(De heer VAN POELGEEST: Ik geef u een voorbeeld uit de praktijk. Het gaat over het Oosterpark. Daar zit een groepje alcoholisten en men heeft voor een deel van dat groepje een I/D-baan geregeld. Dat deel drinkt overdag niet meer, maar zit nog wel op dat bankje naast anderen die nog wel drinken. Het is daar een stuk rustiger geworden. Die mensen hebben structuur in hun leven en drinken in ieder geval overdag niet. Het park wordt ook als veel veiliger ervaren door mensen die daar komen. Deze mensen hebben een I/D-functie en zijn voor het stadsdeel dan ook relatief goedkoop. Zij zullen nooit doorstromen naar een reguliere baan en zij zitten dus ongeveer op hun maximum. Vindt u dat er daarmee misbruik wordt gemaakt van de I/D-regeling? Ik zou denken dat een aantal mensen toch structuur in het leven heeft gekregen. Dat is ook goed voor de samenleving en het geld is dus nuttig besteed.)
Ik ken dat soort gevallen ook uit de drugsopvang in Amsterdam Zuidoost. Ik heb zelf gezien dat mensen daar hun spullen komen halen en daarna toch naar hun I/D-baan gaan. De heer Van Poelgeest kan er zeker van zijn dat de fractie van het CDA ook een sociaal gezicht behoudt, ook al wordt er altijd gesproken over rechts dit en rechts dat. Zo rechts zal het ook niet zijn. Wij blijven zeker aandacht houden voor dit soort gevallen, maar je moet dan niet spreken van een instroom/doorstroom-baan. Je moet dat anders noemen. Zoals men het nu noemt, is het een soort plaats in de sociale werkvoorziening of zoiets. Je geeft die mensen iets om te doen en je gaat na wat voor beide partijen het best is.

(De heer HALBERTSMA: Dat kunt u toch niet menen? U ziet die mensen de hele dag door de stad lopen. Het zijn toch cruciale functies? U kunt dat toch geen sociale werkplaatsfuncties noemen?)
De heer Halbertsma haalt de zaken nu door elkaar. Hij begrijpt mij echt helemaal verkeerd. De heer Van Poelgeest sprak over de mensen die daar aan het werk worden gesteld en die daarvoor ook geld krijgen, zodat het zowel voor de omwonenden als voor die mensen een zinnig iets wordt. Dat is iets anders dan datgene wat de heer Halbertsma bedoelt.

(De heer HALBERTSMA: Het is navrant dat wij de mensen die wij in `halve' banen hebben gestopt niet echt officieel betalen. Daarin heeft u gelijk. Dat zijn die direct productieve functies waarvan wij in de stad op elk moment voorbeelden kunnen geven. Het zijn geen vergaderfuncties.)
Juist die banen die wij als samenleving ambiëren - dat hoor je niet alleen in Amsterdam, maar ook in Den Haag. Dat staat ook in het Regeerakkoord - blijven waarschijnlijk bestaan. Deze moeten alleen anders worden betaald en deze moeten worden gewit. Die mensen moeten in ieder geval hetzelfde krijgen. Het komt bij de I/D-banen namelijk ook veel voor dat de betreffende mensen wel hetzelfde werk doen, maar veel minder betaald krijgen.

(De heer VAN POELGEEST: Wij zijn het allemaal wel eens over dat witten. Dat is allemaal wel leuk en aardig, maar waar denkt u het geld vandaan te halen? Het gaat om `bakken' met geld en er komen alleen maar bezuinigingen op de gemeente af. Dat is toch niet te rijmen?)
Ik ga toch niet over dat geld? Ik zeg dat ik ervan uitga dat het wordt vervuld, zoals het is beschreven. Wij zijn er toch allemaal bij en wij doen er alles aan - dat geldt in ieder geval voor ons en ik verwacht dat ook van de fractie van GroenLinks - dat voor elkaar te krijgen.
Over de OZB is een berekening gemaakt door de Erasmus-universiteit. Als de plannen als zodanig worden ingevoerd - dat weten zij nog niet eens - gebeurt dat misschien pas in 2006. Ik vind dat er behoorlijk vooruit wordt gelopen op al die getallen.
De heer Halbertsma heeft gesproken over Schiphol. Ik was behoorlijk teleurgesteld over zijn bewoordingen over Schiphol als facilitair nutsbedrijf. Als wij die kant op moeten en als wij zo over Schiphol denken... Misschien weet de heer Halbertsma nog wel dat hij dat in Het Parool heeft geschreven. Ik zie Schiphol ook als een enorme kans voor de regio en de stad Amsterdam, als een arbeidsplaatsmotor. Ik denk dat die ontwikkeling gunstig kan zijn. Het is denkbaar dat je iets zou moeten doen met die privatisering om bepaalde zaken veel beter van de grond te krijgen. Ik zeg niet dat wij dat meteen steunen, maar wij wijzen dat ook niet af. Ik wijs de heer Halbertsma erop dat het College ongeveer in mei 2000 ook al in die richting dacht om na te gaan of het die aandelen niet kon hebben of kon omzetten in grond of iets dergelijks, zodat toch kon worden meegedaan in het geheel. Het dacht vooral na over de vraag of het iets kon doen waardoor Schiphol iets voor Amsterdam zou gaan betekenen. De PvdA-fractie zat daar zelfs bij. Wij hebben in deze stad nog altijd veel vacatures. Het probleem is nu dat vraag en aanbod niet op elkaar aansluiten, maar de tijden veranderen. Misschien kan er ook aan worden gewerkt dat het beter gaat kloppen dan tot nu toe het geval was. Dan zouden veel vacatures kunnen worden opgevuld.
Aan onze relatie met Den Haag wordt op dit moment heel hard gewerkt. Dat hebben de fracties van de VVD en het CDA al uitgesproken. Ik zeg eerlijk dat ik in die kringen niet goed ben ingevoerd. Ik ben een doodgewone Amsterdammer en ik heb altijd hier alles gedaan binnen allerlei organisaties. Zowel Jeroen als Gijs hebben contacten via de jongerenorganisaties binnen het CDA. Die contacten die wij juist willen aanspreken, zitten nu op die stoelen. Ik kan de Raad verzekeren dat het uitermate prettig is. Dat wil niet zeggen dat je meteen resultaat hebt, maar wij hebben in ieder geval regelmatig contact en ik ben daarover tevreden. Wel heb ik deze week gezegd dat de contacten verder moeten worden geïntensiveerd, omdat Amsterdam dat nodig heeft.
Zelfs de SP-fractie kan haar handtekening zetten onder de eerst zinnetjes van het hoofdbeleid. Het gaat er natuurlijk om hoe je een en ander uitvoert en wat het kost. Dat moeten wij afwachten. Wij zijn in ieder geval positief gestemd over het geheel. Voor Amsterdam zal het wel degelijk iets betekenen, maar gezamenlijk zijn wij daar bij.

(De heer VAN POELGEEST: Waarover bent u positief? Het zal voor Amsterdam bakken met geld schelen. Er komen veel opgejaagde illegalen hier op straat. Hoe kunt u dat allemaal mooi vinden? Dat zal absoluut gebeuren als u de passages in het Regeerakkoord daarover leest. Die moeten actief worden opgespoord. De politie zal hen door de straat heen jagen. Dat wordt leuk.)
Als de heer Van Poelgeest zich bedenkt hoe Nederland met het vluchtelingenbeleid omgaat en dat wij daaraan misschien wel twee of drie keer meer besteden dan de volledige UNHCR voor 21 miljoen vluchtelingen in de wereld doet, moeten wij er toch ook eens serieus over nadenken hoe wij dat geld uitgeven. Dit beleid hoort daarbij. Ik ga dat nu niet verdedigen, want volgens mij is dat mijn taak helemaal niet. Ik blijf er positief over dat de regering in Den Haag Amsterdam wel degelijk als hoofdstad en als creatieve stad ziet. Amsterdam heeft voor die creativiteit juist de cultuur en de economie nodig. Dat versterkt elkaar immers. Ik ben er positief over dat dat in stand zal blijven. Amsterdam is wel gek als zij dat zou afbreken.

(Mevr. BRUINES: Hoe komt u daar bij? In het Regeerakkoord is daarover geen woord vermeld. Ik ben blij over uw optimisme daarover, maar het heeft ons nogal gestoord dat daarover niets in het Regeerakkoord staat. De vier grote steden hebben een manifest aangenomen en in juli jl. hebben deze ook een brief geschreven aan de Kamer met allerlei opmerkingen over de gevolgen van het Regeerakkoord voor de grote steden. In die brief is een aantal onderwerpen genoemd dat ook in het manifest aan de orde is geweest. Naar mijn idee is dat ook in de Gemeenteraad aan de orde geweest. Neemt u daarvan afstand, of vond u dat een slechte brief van de vier grote steden? Hoe moet ik dat interpreteren? Deze brief staat namelijk haaks op uw huidige toon over het Regeerakkoord.)
Ik vind dat dat niet het geval is. Ik heb die brief gelezen en ik ken het stuk. Natuurlijk neem ik geen afstand van die brief, maar daarin is alleen verwoord hoe de vier steden het zien. Er zijn natuurlijk meer belangen af te wegen. Ik denk dat het goed is dat de grote steden dat inbrengen, maar dat wil niet zeggen dat wij in alle opzichten gelijk hebben. Ik ben optimistischer. Ik zou kunnen zeggen dat wij contacten in Den Haag hebben en dat ik daarom optimistisch kan zijn, maar ik ben gewoon optimistisch en ik geloof daarin. Op grond van de toon naar Amsterdam denk ik dat het goed komt.

(De heer ASSCHER: Denkt u dat het goed komt voor Amsterdam of voor de fractie van het CDA?)
Dat sluit elkaar helemaal niet uit. De heer Asscher ziet dat waarschijnlijk anders, maar wij toch niet.

Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van het CDA gelooft daarin. Dat zal wel bij haar thuishoren. Dat begrijp ik wel. Ik hoorde ook een ondertoon dat wij ons niet druk moeten maken, omdat zij daarvoor zal zorgen. Er is daarmee wel eens eerder op soortgelijke wijze omgegaan, maar toen schrokken de mensen te laat wakker.

(De heer RES: Het is echt niet de bedoeling die indruk te wekken.)
Welke indruk wil de heer Res dan wekken? Ik kan er wat dat betreft echt geen touw aan vastknopen.
De wedstrijd die de SP-fractie heeft uitgeschreven om een naam te verzinnen voor het kabinet onder leiding van premier Balkenende kent al een mooie tussenstand. De volledige lijst kan worden nagelezen op www.sp.nl . maar ik wil de Raad een bloemlezing niet onthouden. Wat dacht de Raad van Kabinet-Bak Ellende, het Toverballenkabinet, het Rariteitenkabinet - deze naam is ook al afgedrukt in De Groene Amsterdammer - het Wachtlijstenkabinet, het KabiNet Niet, het kabinet Titanic 2002, het kabinet Nouveau-riche, JPB en de veertig rovers. Zeeuws meisje en de snelle rellenclub.

(De heer H. BAKKER: Van mijn zuster hebben ze ook een hoop lelijke dingen gezegd, maar ze is toch goed terechtgekomen.)
Die namen zijn gegeven door mensen die er niet zo veel geloof aan hechten. Dat mag duidelijk zijn.
Het strategisch akkoord waarop het kabinet-Balkenende is geformeerd, bestempelen wij ronduit als a-sociaal. Dit, in de letterlijke zin van het woord. Denk maar aan de voorstellen met betrekking tot de WAO, de gesubsidieerde arbeid en de korting op de WW. Dit kabinetsbeleid zal ervoor zorgen dat er meer arme mensen komen.
De arrogantie van de macht bestond al. Volgens mij is die bedacht door het CDA en de partijen die het CDA ooit hebben gevormd. Onder de kabinetten Paars I en II is die arrogantie alleen maar sterker geworden. Die arrogantie is door de kiezers afgestraft. Niet alleen in Den Haag was het overleg in de achterkamer belangrijker geworden dan welk debat ook. Ook in Amsterdam liep de meerderheid van de Raad door de dichtgetimmerde programakkoorden aan de leiband van het College. De partijen die het College vormden, snoerden elkaar de mond en speelden elkaar ook de baantjes toe. Van deelraadslid tot raadslid. Van deelraadswethouder tot wethouder om vervolgens de sprong naar Den Haag te maken of weer terug te keren in de burgermaatschappij voor een comfortabele job. Die arrogantie heeft de mensen doen weglopen bij de Paarse partijen en inmiddels is wel duidelijk dat de kiezer van de regen in de drup is terechtgekomen. Dat is eigenlijk een heel gek spreekwoord om een verslechtering aan te geven. Het moet natuurlijk zijn `van de regen in een plensbui'.Dit ondernemerskabinet - kijk maar naar de herkomst van de leden - zit er niet om alle Nederlanders te dienen. Het zit er voor de eigen club. Het begrotingstekort moet laag, lager, laagst. Hoe doen we dat? Wij doen dat door te bezuinigen op de publieke sector: de lonen, de uitkeringen.
Het geld weghalen uit de samenleving om daarmee het investeringsklimaat en de concurrentiepositie op te krikken, is ronduit diefstal. Dit kabinet staat een wereld voor, zoals een omgekeerde Robin Hood. Ik vind dat stelen van de armen en geven aan de rijken.

(De heer HUFFNAGEL: U wekt de suggestie dat ondernemers die in het kabinet gaan zitten niet opkomen voor de belangen van iedereen. Wil dat zeggen dat niet-ondernemers in het kabinet niet opkomen voor de belangen van ondernemers? Ik vind dat een vreemde stelling.)
Het enige dat ik zie gebeuren is dat de publieke armoede evenredig toeneemt met de private rijkdom.

(De heer HUFFNAGEL: U wekt de suggestie dat ondernemers die politiek actief worden niet kunnen opkomen voor iedereen en voor datgene wat in het algemeen belang is. Dat vind ik een aantijging.)
Dat is het ook en dat moet de heer Huffnagel ter harte nemen, want het is doodeenvoudig de verdeling van de lusten en de lasten. Ik zal een voorbeeld geven. Zojuist hebben wij gesproken over de gesubsidieerde arbeid. In plaats van dat wij het hebben over het in stand houden daarvan - nu wordt er gesproken over het witten - moeten wij praten over het ontstaan daarvan. Uiteindelijk is de enorme werkloosheid in de jaren tachtig veroorzaakt door diezelfde ondernemingen die de mensen ronduit op straat kegelden, omdat men vond dat het dan beter draaide. Vervolgens hebben wij wat lapmiddelen uitgezocht. De heer Huffnagel vindt het vervelend om te horen.

(De heer HUFFNAGEL: Dat is grote kul!)
Nee, dat is het niet.

(De heer HUFFNAGEL: Heeft het kabinet-Den Uyl dat gedaan met al die ondernemers daarin? Gaat u tegen alle ondernemers in deze Raad zeggen dat zij niet hun werk kunnen doen door op te komen voor iedereen in deze stad? Ik vind dat een aantijging.)
De heer Huffnagel begrijpt mij niet.

(De heer HUFFNAGEL: Ik begrijp u wel en als u deze mening bent toegedaan, moet u dat zeggen. Dan kunnen wij daarover debatteren. Dan moet u ook namen en rugnummers noemen.)
Dat is precies hetzelfde als wij destijds in de discussie over de gesubsidieerde arbeid hebben gehoord, namelijk dat de mensen die in de gesubsidieerde arbeid zitten `labbekakkers' zijn en dat mocht de heer Huffnagel ook zeggen.

(De heer HUFFNAGEL: Dat heeft u mij niet horen zeggen, dus ik wil niet dat u de suggestie wekt dat ik dat heb gezegd.)
Het waren woorden van die strekking. De heer Huffnagel zegt in dat soort discussies dat er werk zat is en dat men dat niet wil. Dat is een variant op het woord `labbekak'.

(De heer HUFFNAGEL: Ik vind dat nogal een verschil en ik stel voor dat u nu uitspreekt dat ik dat woord nooit heb gebruikt, want u suggereert nu nogal wat.)
Ja, precies en het is vervelend dat te moeten horen.

(De heer HUFFNAGEL: Nee, dat is helemaal niet vervelend als het waar is. Als het niet waar is, is het kul en dan moet u dat niet doen.)
Het woord `labbekak' leg ik er nu in, maar de omschrijving van het woord heb ik gehoord.
Ik had het in feite over de arrogantie van de macht en het dichttimmeren van de akkoorden. Ik hoop oprecht dat de hier aanwezige volksvertegenwoordigers de schellen van de ogen zijn gevallen. Was dit nu wat de PvdA, VVD, D66 en zelfs GroenLinks de afgelopen tijd wilden bereiken? Het gaat om het gedrag van de kiezers dat is veroorzaakt.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Het gedrag van de kiezer heeft de SP niet de verwachte winst gegeven.)
O nee?

(Mevr. VAN OUDENALLEN: Nee, niet voldoende. U heeft voor de verkiezingen hogere percentages genoemd. Hoe legt u dat uit?)
Ik vind het niet echt slecht dat wij van 5 naar 9 zetels zijn gegaan.

(Mevr. VAN OUDENALLEN: De andere 26 zetels zijn er toch ook gekomen. U zegt dat die alleen maar uit die andere hoek komen.)
Wij zullen zien of wij onze zetels in de volgende periode kunnen behouden en of die 26 zetels van de anderen er niet meer zijn.
Ook in Amsterdam is meegewerkt aan de totstandkoming van de huidige situatie. Mensen zijn immers niet achterlijk en zien wat er gebeurt. Ook door jullie toedoen zitten wij hier met de gebakken peren. Ik verwacht weinig van Den Haag als het gaat om onze scholen en de ouderen. Het is allemaal al aan de beurt geweest. Ik zal die rijtjes niet oplezen, want ik vind het niet spannend telefoonboeken voor te lezen. Zelfs de Politie - de mensen die het over de veiligheid hebben - moet op een houtje bijten. Op grond van de ideeën van dit kabinet moet zij het geld vinden in de efficiency.
Wij moeten ons realiseren dat wij hier creatief moeten zijn en dat wij dat gedoe uit Den Haag zeker niet moeten kopiëren. Dit Amsterdamse bestuur moet zich sterk maken voor zijn eigen inwoners en het moet zelf uitvoeren wat Den Haag zal laten liggen. Deze zomer werd duidelijk dat de VVD-fractie de bui voelde aankomen. Er werd een lumineus en tevens belachelijk idee gelanceerd, namelijk de beroepslobbyist. Hoe verzin je het om 150.000 euro per jaar in een salaris te investeren om daarvoor vervolgens niets terug te krijgen. Dat is namelijk het resultaat dat ik daarvan verwacht. Dat noemen wij kapitaalvernietiging en ik vind dat slecht ondernemerschap.
Deze zomer werd ook duidelijk dat het aanleggen van de Noord-Zuidlijn wat dit College betreft, kan doorgaan. Er werd echter wel een slag om de arm gehouden, want ik hoorde wethouder Dales zeggen dat wij zoiets in het vervolg nooit meer moeten doen. De Raad begrijpt waar ik naartoe wil. Ik wil niet op een volgende keer wachten, maar ik wil dat het College het nu niet doet.

(Wethouder DALES: U moet wel goed citeren. Ik heb gezegd dat de wijze waarop de subsidieverstrekking voor de Noord-Zuidlijn tot stand is gekomen - de `lumpsum'-methodiek - wat mij betreft valt onder de categorie `eens maar nooit meer'. Dat sloeg bepaald niet op de Noord-Zuidlijn zelf, want daarvan ben ik, evenals de rest van het College, een duidelijke voorstander.)
Het College is daaraan wel veel meer geld kwijt dan het misschien ooit had gehoopt. Ik wil dat geld voor die lijn niet uitgeven. Ik wil dat het College dat investeert in het menselijk kapitaal dat wij hier hebben, namelijk de Amsterdammers. Ik denk dat wij daarmee uiteindelijk veel beter af zijn. 
Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Het is goed dat wij over dit onderwerp spreken. Het Regeerakkoord heeft de afgelopen weken in de samenleving nogal wat stof doen opwaaien en dat gebeurt nog steeds. Een regering die breeduit pleit voor versterking van vertrouwen in het bestuur - dat is eigenlijk de saus die over het hele verhaal heen is gegoten - is daarin wat dat betreft voorlopig niet geslaagd.
Het is helder dat ook het economisch tij niet meezit. Er moet worden bezuinigd en daarvan zal iedereen de gevolgen ondervinden. Dat is dan ook geen punt van discussie. Dit is niet de Tweede Kamer, dus het spreken over de gevolgen voor Amsterdam is hier aan de orde, evenals het belang van de grote steden. Wat mij betreft is Amsterdam daarbij het belangrijkst. Dat moet nu naar voren komen. In het strategisch akkoord komt dat niet naar voren.
Begin juli jl. hebben wij een afschrift van de brief van de burgemeesters van de vier grote steden aan de Tweede Kamer ontvangen. Zojuist sprak ik daar al even over. Het was een reactie op dat nieuwe regeerakkoord. In de brief worden verschillende onderwerpen genoemd en daarin wordt ook aangetoond dat het akkoord vooral gevolgen heeft voor de grote steden. De fractie van D66 stelt vast dat de belangrijkste onderwerpen die in die brief zijn genoemd en de vragen die daarin zijn gesteld, terecht zijn. Daarin kan zij zich vinden en zij zal daarop dan ook niet verder ingaan.
Wel moet mijn fractie van het hart dat de situatie ernstig is als je kijkt naar wat er met de grote steden, waaronder Amsterdam, zou kunnen gebeuren. Ook anderen hebben daarover al veel gezegd. Wij begrijpen dan ook niet dat de toon van die brief niet ietwat feller was. Wij vinden namelijk dat een aantal aspecten de kwalificatie `onacceptabel' verdient. Ik doel dan op het grotestedenbeleid, veiligheid en onderwijs. In het Regeerakkoord staan daarover mooie woorden vermeld en op zichzelf zijn daarover misschien goede ideeën genoemd, maar geld zit er voorlopig in ieder geval nog niet bij. Een opmerking als `een ernstig gemis' vind ik dan ook te gemakkelijk. Volgens mij vinden de grote steden dat onacceptabel. Ik vind dat jammer. Dat brengt ons ook op de vraag hoe stevig het College, de fracties van het CDA en de VVD zich vanuit Amsterdam hebben bemoeid met de onderhandelingen over het Regeerakkoord. Ik kom daarop weer terug. De goede ingangen in Den Haag waren in de akkoordonderhandelingen in Amsterdam belangrijk. Daarvan zie ik echter helemaal niets terug. Het is wel mogelijk dat de fracties van het CDA en de VVD zeer tevreden zijn met wat er ligt. Ik begrijp dat in ieder geval de heer Res zeer tevreden is. Graag hoor ik ook van de wethouders Dales en mevr. Maij, evenals van de fractievoorzitters van de VVD en het CDA, op welke punten zij er tot nu toe in zijn geslaagd die Amsterdamse belangen bij hun onderhandelaars aan de orde te stellen. Ook verneem ik graag op welke punten zij daarin niet zijn geslaagd en waarom niet.
De fractie van de PvdA dringt erop aan zoveel mogelijk vast te houden aan het programakkoord. Zoals de Raad weet, hebben wij daarmee niet ingestemd. Wij misten namelijk nogal wat en wij vonden dat het een grote lijst onuitgewerkte wensen was. Ik heb begrepen dat dat bij de begroting zal gebeuren. Er is echter meer dan het programakkoord waarvoor geldt dat wij een bepaalde traditie hebben en waarvoor wij in Amsterdam een bepaalde lijn hebben ingezet. Het kabinet wil het beleid ten aanzien van compact bouwen in hoge dichtheden loslaten. In het Regeerakkoord staat namelijk `ruimte in en om het huis' en dat staat haaks op compact bouwen.
De zorg voor natuur en milieu komt er nogal bekaaid af.

De omslag naar het gezinsdenken waarover je in het hele Regeerakkoord leest en waarvan de gevolgen - ik doel dan op alle financiële maatregelen die voorliggen - in Amsterdam een groter en ander effect zouden kunnen hebben dan voor veel andere gemeenten, als wij nagaan dat in Amsterdam het aantal gezinnen 142.366 is en het aantal alleenstaanden 332.384. Ook de heer Van Poelgeest heeft over die gevolgen gesproken in het kader van de WAO en andere zaken. Het lijkt er tot nu toe op dat de alleenstaanden in algemene zin de kosten moeten gaan dragen voor de gezinnen die het gemakkelijker krijgen. Dat heeft nogal wat gevolgen voor de inkomensverhoudingen die er nu in Amsterdam zijn.

Dat geldt natuurlijk ook voor de OZB, waarover al diverse malen is gesproken. Op zichzelf willen wij best discussiëren over het opheffen van de OZB, maar dat heeft nogal wat gevolgen voor de inkomens van een aantal groepen in Amsterdam. De ene groep zal daarvan veel meer voordeel hebben dan de andere. Impliciet is dit wel een grote inkomenspolitiek. Wat ons betreft zou het College in Den Haag mogen vragen of het niet zinniger zou zijn alleen de OZB voor gebruikers op te heffen en die voor eigenaren in stand te houden. Die splitsing kan dan misschien worden gemaakt in plaats van het afschaffen van de OZB voor zowel de gebruikers als de eigenaren. Graag hoor ik wat het College in casu de wethouder Belastingen daarvan vindt.


(Wethouder DALES: Wat zou de ratio daarvan zijn, los van de vraag of het zinvol is daarover met het College van Burgemeester en Wethouders van Amsterdam te spreken? Ik meen dat mevr. Bruines dan bij premier Balkenende en minister Hoogervorst moet zijn.)

(De heer VAN DER BURG: Mevr. Bruines spreekt nu over lastenverzwaring voor de Amsterdamse burgers. Ik neem aan dat zij `liberaal en vooruitstrevend' heeft gelezen. Haar Tweede-Kamerfractie heeft dat op 25 juli jl. immers aan de muur van de Ridderzaal gespijkerd. Daarin lees ik toch echt dat D66 als alternatief voor het kabinetsbeleid volgend jaar 800 miljoen euro meer wil binnenhalen door middel van lastenverzwaring. Ik lees daarin dat dit in 2005 zelfs zal oplopen tot 1 miljard euro meer aan lastenverzwaring. D66 stelt dus een hogere lastenverzwaring voor dan mevr. Bruines het kabinet nu verwijt.)
Ja, maar daardoor worden de inkomensverschillen niet vergroot. De heer Van der Burg moet die stukken wel goed lezen.

(De heer VAN DER BURG: De stukken liggen voor mij.)
Graag wil ik daarover straks verder met de heer Van der Burg spreken.

(De heer VAN DER BURG: www.d66.nl.)
Ja, ik ken de stukken. Onze kamerfractie heeft ook gezegd dat D66 niet per definitie tegen het hele Regeerakkoord is. Er zitten constructieve ideeën in het akkoord die wij een kans willen geven. Dat geldt voor de verandering in de zorgverzekering en voor een groot deel geldt dat ook voor de nieuwe WAO-opzet. Als gekozene voor Amsterdam sta ik voor de gevolgen die dat kan hebben voor de Amsterdamse inwoners, ongeacht de mate van onwenselijkheid daarvan. De vraag is in ieder geval hoe wij daarop reageren. Wij stellen daarom voor na te denken over de vraag of het zinvol is dat alleen voor het gebruikersdeel te doen en niet voor het eigenarendeel. Juist het eigenarendeel, dat de meeste winst heeft gehad door de prijsstijgingen van de laatste tijd, heeft er uiteindelijk het meeste voordeel van en dat zijn niet direct de mensen die in deze stad het eerst moeten worden geholpen. Ik neem namelijk aan dat wethouder Dales in het kader van zijn functie in de Raad voor de Financiën of iets dergelijks met Den Haag praat over hoe het precies moet met die OZB en hoe dat moet worden gecompenseerd.

(Wethouder DALES: Verstrekt u het College daarover binnenkort een notitie met daarin de gegevens waarin deze stelling wordt onderbouwd? Kort samengevat is de stelling dat huiseigenaren in het algemeen rijker zijn. Zij hebben hogere inkomens dan de huurders.)
Nee, dat zeg ik niet.

(Wethouder DALES: Ja, dat zegt u wel en dat gaat u onderbouwen. U komt binnenkort met een stuk voor het College waarmee het zijn voordeel kan doen voor het verdere debat. Ik nodig u daartoe uit.)
Ik heb niet gezegd dat eigenaren van woningen per definitie rijker zijn dan huurders. Ik kom met een notitie.

(Wethouder DALES: U staat daarin overigens niet alleen. Ik hoor dat vaker. Ik vraag naar de ratio van het wel afschaffen van de OZB voor de gebruikers. U zegt dat u dat misschien een goed idee vindt. Wat is de ratio van het niet afschaffen van de OZB voor de eigenaren? Waarom moet de OZB voor de eigenaren niet worden afgeschaft? U geeft aan dat u denkt dat degene die eigenaar is van die panden gemiddeld genomen meer inkomen heeft dan degene die alleen de gebruiker is. Ik vraag u dat te onderbouwen, want het is tot dusverre nog niemand gelukt dat standpunt hard te maken.)

(De heer HALBERTSMA: Hij heeft toch geprofiteerd van een enorme stijging van de huizenprijzen?)

(Wethouder DALES: Daaraan heb je toch niets als je je huis niet verkoopt? Er zijn veel mensen met een laag inkomen die eigenaar zijn van een huis dat enorm in waarde is gestegen. Ik kan ze u allemaal aanwijzen. U kent ze zelf ook. Zij kunnen dat nauwelijks betalen, dus wat hebben ze daar dan aan?)
Maar die betalen meer OZB.

(De heer HALBERTSMA: Mag ik mevr. Bruines helpen de open deur in te trappen die wethouder Dales ingetrapt wil hebben? Er bestaat een rechtstreeks verband tussen huizenbezit, de waarde van huizen en de hoogte van inkomens. Dat staat ook in zijn eigen stukken van een paar jaar geleden.)
Ja. Ik vind het goed daarop nog eens terug te komen en ik wil met alle liefde een mooie brief aan de wethouder schrijven waarin dat nog eens is verwoord.
Zoals de situatie nu is, lijkt het ons vrij onmogelijk vast te houden aan het programakkoord zoals dat er nu ligt. Ik zeg daar wel bij dat er nog veel vaagheden en onzekerheden zijn. Alleen al voor de conducteurs op de tram zal rijksgeld nodig zijn, maar dat komt er niet. Wij zijn van mening dat alle voorgenomen investeringen - met name die waarvoor geldt dat er sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid van de gemeente en het Rijk - nu ter discussie staan. Ik sluit mij graag aan bij het verzoek van de fractie van GroenLinks om daarin voor of tijdens de behandeling van de begroting - in ieder geval zo snel mogelijk - een volledig inzicht te geven. Wij zullen immers keuzes moeten maken en dat betekent dat wij alles daarbij zouden moeten kunnen betrekken.
In de brief van de G4 en in het Regeerakkoord missen wij de cultuur. De cultuur staat weliswaar keurig op het lijstje van gelijkblijvende financiën, maar het valt mij tegen dat de Regering wel spreekt over economische kopposities en het belang van de economische ontwikkeling waarop de overheid nog wel invloed kan hebben en dat zij niet het woord `cultuur' noemt. Zij doet dat ook niet in het kader van de verbetering van de normen en waarden, veranderingen daarin et cetera.
Voor wat betreft het drugsbeleid zijn wij het oneens met het Regeerakkoord. Wij ondersteunen de motie van de fractie van GroenLinks van harte en wij voegen daaraan een motie toe. Het Regeerakkoord spreekt namelijk over het feit dat het testen van pillen, XTC en partydrugs op clubs en party's absoluut niet meer mag. Het heeft voor- en nadelen en daarnaar worden op dit moment onderzoeken verricht. Wij spreken uit dat wij het daarmee als Amsterdam niet eens zijn en dat wij vinden dat dit mogelijk moet blijven.
Er is nog een ander aspect, namelijk bestuurlijke vernieuwing binnenlands bestuur. D66 is teleurgesteld dat het nieuwe kabinet zegt dat het vertrouwen van de bevolking moet worden teruggewonnen, maar dat het denkt dat dat alleen maar kan door de vertegenwoordigende democratie te verbeteren. Dat moet inderdaad gebeuren, maar vertrouwen krijg je niet als je niet zelf vertrouwen aan mensen wilt schenken door het toestaan van referendum, het mogelijk maken van burgerinitiatieven et cetera. Amsterdam kent een lokale referendumverordening en zij zal deze hoog moeten houden en moeten verbeteren.
Wat is de status van het lokale referendum nu de tijdelijke referendumwet wordt ingetrokken? Graag ontvangen wij hierover op korte termijn een notitie van het College. Ik begrijp dat er een intrekkingswet nodig is om die tijdelijke referendumwet in te trekken. Is deze referendabel of niet en wat betekent dat voor de lokale verordeningen? Kunnen deze daarbij ook worden betrokken, of is dat niet het geval?
Het nieuwe kabinet heeft een prachtig voorstel gedaan ten aanzien van de gekozen burgemeester. Evenals de fractie van de VVD zijn wij er een groot voorstander van dat de bevolking de nieuwe burgemeester kiest.
Er verandert ook iets met de nieuwe Politiewet en het korpsbeheerderschap. Daarover staat ook iets in het Regeerakkoord. De korpsbeheerder wordt benoemd door de minister van Binnenlandse Zaken en is niet meer qualitate qua de burgemeester van de centrumgemeente. De korpsbeheerder valt rechtstreeks onder de minister van Binnenlandse Zaken en wordt rechtstreeks door hem aangestuurd. Dat staat in het stuk. Ook in de Raad hebben wij een discussie gehad over de gekozen burgemeester en de PvdA-fractie was toen van mening dat wij daaraan niet moesten beginnen zolang hij niet voldoende bevoegdheden heeft. De regering zegt nu ook zoiets.

(De heer HALBERTSMA: Dan hebben zij toch een verstandig punt.)
Ja, dat heb ik zojuist ook gezegd. Ik stel een vraag aan de Burgemeester en aan de PvdA-fractie.
Hoe denkt de Burgemeester het korpsbeheerderschap in Amsterdam te kunnen vasthouden, uitgaande van de opvatting dat de, in de toekomst gekozen, burgemeester voldoende bevoegdheden moet hebben? 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 39°
Motie van 21 augustus 2002 van de raadsleden Bruines en Codrington inzake beleid partydrugs (Gemeenteblad afd. 1, nr. 456). 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. 
De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Harry Wijnschenk riep gisteren: "Alle hens aan dek"! Hij heeft niet gezegd dat de armen het minder goed krijgen, want de Leefbaren zijn mensen met een hart. Zij hebben ook een hart voor de samenleving.
De Leefbaren zijn er niet op uit de armen in de maatschappij te korten, of om het groen weg te werken. Het is jammer dat het Paarse College hier op dit ogenblik op instorten staat.

(De heer HALBERTSMA: Uw vriend Wijnschenk heeft ook gezegd: "Geen woorden, maar daden". Als wij naar de daden kijken, hebben zij geen hart voor de laagstbetaalden.)
Alleen het geld telt hier, maar er zijn ook nog menselijke aspecten.
De kwestie met de OZB vind ik heel goed. Ook het spaarloon teruggeven vind ik een goede zaak. Wij hebben het ook nog niet gehad over `het kwartje van Kok' dat wij gaan teruggeven. Dat zijn allemaal goede zaken, maar er gaat iets veranderen in Den Haag. De hulpverleners worden een beetje gekort, want wij gooien 1 miljard euro in een trechter en er komt 100 miljoen euro bij de mensen terecht. De rest gaat naar hulpverleners. Er is een groot overschot aan ambtenaren in Amsterdam. In de deelraden hebben wij meer ambtenaren dan de hele provincie Utrecht heeft. Er moet dus worden gesneden. Het moet paswerk worden.
Ik vind het een goede zaak dat de Melkertbanen worden afgeschaft. Geef die mensen een volwaardige woning en een volwaardig loon. Wij zijn geen ziekenhuis. Wij moeten de mensen gezond maken en ervoor zorgen dat ze aan het werk gaan.

(De heer HALBERTSMA: Waar staat dat in uw regeerakkoord.)
Ik heb in Den Haag gesproken. De Leefbaren werken met hun hart. Zij hoeven niet alles voor te programmeren, in boeken te kijken en na te gaan wat er van tevoren is gebeurd. Dat zijn mensen van de realiteit.
De economie gaat niet best, dus er wordt inderdaad gesneden in de ambtenaren en in de hulpverleners, maar niet in de arme mensen. Ook aan de bejaardenzorg wordt aandacht besteed. Wij laten de mensen niet meer scheef in een stoel in een bejaardenhuis zitten. Zij moeten naar buiten worden gereden. Zij moeten lekker het park in. Dat is hulpverlening. Ik ben het volkomen eens met het Regeerakkoord en ik vind dat premier Balkenende niet a-sociaal is maar zeer sociaal. 
Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Het stuk over de kabinetsformatie heb ik met zeer veel tegenzin gelezen. Voor zover het begrijpelijk is, vind ik het politiek slecht en a-sociaal, of ondeugdelijk. Bovendien is het een stroom van vage klachten en impliciete verdachtmakingen naar verschillende bevolkingsgroepen. Daarbij komt dat het is achterhaald. De coalitie in Den Haag ligt nog steeds overhoop en de economie geeft een ander beeld dan een paar maanden geleden.
Voor Amsterdam en voor het gemeentebestuur zijn nu onder andere onderwijs en zorg belangrijk. Er staat enthousiast in dat zorg en onderwijs moeten worden verbeterd door sturing via het aanbod te veranderen door een systeem waarin de vraag van de burger bepalend is voor het aanbod.
Op school heb ik geleerd dat de vraag in het onderwijs en in de zorg oneindig is en dat dat dus helemaal niet kan. Dat vind ik dus gewoon ondeugdelijk. Het aanbod bepaalt de vraag!
Voor nieuwe vreemdelingen en illegalen geldt dat er wederzijds begrip moet zijn. Dat vind ik `hartstikke' mooi. Hier staat echter dat een beter begrip vooral wordt bewerkstelligd door het toelatingsbeleid restrictiever te maken, inburgering stringenter te maken, uitzettingsbeleid van asielzoekers aan te scherpen en gezinshereniging moeilijker te maken. Ik heb het idee dat de nieuwe regering vooral bedoelt dat het wederzijds begrip moet komen van onder naar boven, maar dat van respect voor mensen van bovenaf naar beneden, met deze restrictieve maatregelen geen sprake is.
Het milieu moet volgens ons goed worden beschermd. Voor de toekomst moet er dus goed worden gepland. In de stukken van het kabinet staat dat er een evenwicht moet worden hersteld. Ik vraag mij nog steeds af welk evenwicht wordt bedoeld. Je moet altijd opletten als je het woord `evenwicht' of `balans' ziet, want dat gaat namelijk over een evenwicht dat door politieke uitspraken is bepaald. Welk evenwicht? Het zal wel het LPF-evenwicht zijn. Wij vinden dat bij milieu primair conservering voorop staat en wel milieubehoud. In de stukken staat dat dat niet zo zou moeten zijn.
Het is ons al jaren duidelijk dat het aanleggen van meer wegen volkomen zinloos is. Uit allerlei onderzoeken is dat al lang gebleken. Dat komt de mobiliteit helemaal niet ten goede en het is schadelijk voor de natuur en het milieu.
Het `leefbare' dat hier wordt neergelegd, is naar ons idee vooral van toepassing op de automobilisten.
Andere partijen hebben ook al gezegd dat Schiphol niet moet worden geprivatiseerd. Wij vinden dat Schiphol ook niet moet worden uitgebreid. Dat staat ook wel degelijk in de stukken. Er staat namelijk dat er een ontkoppeling moet plaatsvinden van de economische groei en de milieudruk. Toch heb ik het donkerbruine vermoeden dat dat betekent dat Schiphol moet worden uitgebreid, volgens het nieuwe kabinet.
Wij gaan niet over gasboringen in het Wad, maar dat is toch een punt waaraan je kunt zien hoe de mentaliteit van dit kabinet is. Wij hebben allang besloten dat de kerncentrale in Borssele moet worden gesloten, maar het kabinet wil deze openhouden. Van deze zaken worden wij heel droevig.
Ook in het debat met wethouder Stadig heb ik steeds gehoopt dat de heer Remkes zou `ophoepelen' bij het departement van Volkshuisvesting, maar helaas zit hij er nog. Helaas zie ik nog steeds hetzelfde gebeuren, namelijk midden- en hogere inkomensgroepen in de stad halen en daarvoor bouwen. Zij hebben nog steeds niets geleerd van het enorme tekort aan sociale woningen waarvan nu sprake is. Deze worden nog rustig verkocht aan de zittende huurders en buitenstaanders met geld. De situatie wordt alleen nog maar erger. In een kort zinnetje staat heel geniepig dat de individuele huursubsidie nu wordt vastgesteld op genormeerde in plaats van op feitelijke huur. Iedereen weet dat juist deze dagen de feitelijke huur vaak veel hoger is dan de genormeerde. Dat is dus een achteruitgang.
Wij vinden juist dat die schaarse grond in het westen van het land en eigenlijk over heel Nederland primair moet worden geordend. Dat moet zeker in Amsterdam gebeuren. Er moeten lange-termijnplanningen worden gemaakt, ook ter bescherming van economisch zwakkere functies. Ook het milieu behoort daartoe. Dit in tegenstelling tot het kabinet.
Iedereen is enorm druk bezig met criminaliteitsbestrijding. Daarover staat iets aardigs in het stuk van het kabinet. Er staat dat criminaliteitsbestrijding vooral gebaat is bij het streven naar herstel van de balans tussen bescherming van de samenleving, de rechten van potentiële daders en de bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. Niemand heeft zich kennelijk gerealiseerd dat wij allen, inclusief het nieuwe kabinet, potentiële daders zijn. Dat is toch wel een kwalijke zaak, want je bent pas een misdadiger als je iets hebt `mis'gedaan en niet als je ooit in je leven nog iets zou kunnen doen.
Wij worden helemaal niet vrolijk van het plan van het nieuwe kabinet, wat men zal begrijpen. Wij vinden het ernstig. Ik denk dat de enigszins teruglopende economie dankbaar door de nieuwe bewindslieden wordt aangegrepen om nog meer te bezuinigen. Dat komt de slechtst bedeelde groepen in de samenleving zeker niet ten goede en wij zullen daarvan in Amsterdam zeker last krijgen. Het enige dat misschien nog wel aardig is, is dat het aan de linkervleugel van het politieke spectrum misschien nu toch wel wat drukker wordt. Het enige aardige dat ik nu kan zeggen, is dat ik hoop dat het politiek nog iets kan opleveren. 
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Het Regeerakkoord en de geluiden daarover overal in het land lijken op hoe de mensen op dit moment over de deelraad Amsterdam-Centrum denken: `ze zitten er net. Ze komen nu al geld tekort en hoeveel gaat ons dat kosten?' Natuurlijk zou je je kunnen bedenken dat zo'n regeerakkoord in de afgelopen jaren niet zo goed is beheerd door degenen die dat toen deden. Veel investeringen zijn niet gedaan. Denk bijvoorbeeld aan het verbreden van wegen en het investeren in vele andere zaken in allerlei sectoren. Plotseling gaan wij iets doen aan de zaken waar de mensen nummer één bij zetten. Zij zeggen: "Dat en dat wil ik". Zij zeggen bijvoorbeeld de file te willen oplossen. Wij denken dat er door de vorige kabinetten een foutje is gemaakt en wij verwachten dat dit kabinet iets fantastisch gaat doen.
Een aantal punten in het Regeerakkoord hebben wij omgezet naar Amsterdam.
Bij het terugbrengen van de wachtlijsten denkt de fractie van Mokum Mobiel aan de autobezitters met parkeervergunningen. Dat moet zo snel mogelijk worden teruggedrongen en wij moeten meer parkeerplaatsen formeren.
Als wij extra rijstroken willen, moeten wij de Wibautstraat in Amsterdam niet versmallen.
Als wij de tijd voor het woon-werkverkeer willen verkorten, moeten wij geen vreemde stadshartlussen maken. Als je als ondernemer met een auto vol met spullen van je huis naar je werk moet, kost je dat twee keer zoveel tijd omdat er een stadshartlus is aangelegd.
In het Regeerakkoord wordt gesproken over het oplossend vermogen van de samenleving. Ik hoorde de heer Bijlsma zojuist zeggen dat de wethouder niet te enthousiast mag zijn, terwijl hij op het gebied van de blauwe zones juist het oplossend vermogen toont in deze Amsterdamse samenleving.

(De heer BIJLSMA: Wilt u mij correct citeren?)
Soms kun je door tijdgebrek niet alle woorden gebruiken, want de heer Bijlsma is iets langer van stof.
Nederland moet zich richten op het scheppen van een betrouwbaar stelsel van uitvoerbare afspraken. In dat verband kijk ik onze wethouder aan die over de Dienst Parkeerbeheer gaat. Wij hebben hier dus wel iets te doen en er moet de komende tijd eindelijk iets goeds gebeuren met de Dienst Parkeerbeheer. Daarover zullen wij in de commissie spreken. Dat zal ertoe leiden dat mensen met een betrouwbare dienst te maken krijgen, al vervult deze helaas niet een enthousiaste functie voor de burgerij. Wij schijnen deze echter wel nodig te hebben.
Een ander punt is dat het bedrijfsleven in staat moet worden gesteld in aanmerking te komen voor de aansluiting bij de top van Europa en die positie vast te houden. Ook daarover heb ik de minister van Economische Zaken iets horen zeggen. Hij heeft gezegd dat wij de file nog meer moeten oplossen en dat Amsterdam - ik vertaal het in mijn eigen woorden - er toch voor moet zorgen dat er meer parkeerplaatsen komen. Anders kun je je niet bij de Europese top aansluiten.

(De heer ASSCHER: U spreekt zo langzamerhand over een `parkeerakkoord' in plaats van over een `regeerakkoord'. Wij doelden ook op andere aspecten.)
Als ik veertig minuten de tijd zou hebben, zou ik ook de andere aspecten eruit lichten waaraan de PvdA-fractie in al die jaren te weinig heeft gedaan. Als ik die tijd niet heb, moet ik over de mobiliteit spreken. Er leeft zorg op dit soort fronten. Mensen krijgen pijn en moeten naar een dokter, omdat ze bijvoorbeeld iedere maand zoveel geld voor parkeren moeten betalen en omdat hun fiets wordt gestolen. Geef mij de ruimte.

(De heer ASSCHER: Ik nodig u nadrukkelijk uit juist op die andere punten in te gaan. Daarover zijn wij niet zo tevreden.)
Dit is een kulopmerking, want ik heb iedere raadsvergadering slechts zes minuten de tijd.
De heer Olij heeft gezegd dat wij dat straks allemaal op de burger moeten afwentelen. Weet zijn partij wel wat één parkeerplaats kost die op straat wordt opgeheven? Dat kost bijna een ton. Dat betekent dat er zoveel mogelijk parkeerplaatsen moeten komen. Dat heeft tot gevolg dat meer mensen hun geld in de parkeermeter zullen doen. De gemeente Amsterdam heeft dan een andere bron.

(De heer ASSCHER: Wordt u nu ook al voorstander van hoge parkeertarieven? Ik geloof mijn oren niet!)
Als de heer Asscher zegt dat er belasting moet worden geheven, zeg ik dat dat niet nodig is. Als hij voor meer parkeerplaatsen zorgt, zal hij zien dat wij met minder kosten uitkomen. Wij hebben in Amsterdam nog lege parkeergarages, omdat het beleid tot nu toe was dat het beter is een lege parkeergarage te hebben en dat kostte de afgelopen jaren miljoenen guldens. Je zou het ook anders kunnen doen. Als wij dat hadden gedaan, zouden wij extra geld in kas hebben gehad.
Het kwartje van Kok moest natuurlijk al lang worden teruggegeven. Voor een aantal punten uit het Regeerakkoord geldt dat wij benieuwd zijn hoe ze het oplossen, maar op Amsterdams niveau gaan wij er iets aan doen en zullen wij het gebruiken. Wij zullen in de gaten houden of hier wordt gezegd dat parkeren moet worden tegengehouden. Volgens mij zegt de minister van Economische Zaken dat parkeren moet kunnen. Waar blijven wij dan met de parkeerplaatsen? 
De vergadering wordt van 16.20 tot 16.30 uur geschorst. 
De Burgemeester draagt het presidium over aan de plaatsvervangend voorzitter.  
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. 
De BURGEMEESTER: Mijnheer de Voorzitter. Met grote belangstelling hebben wij geluisterd naar de beschouwingen van de Raad over het Regeerakkoord. Voor het College is het nog niet zo eenvoudig op de vragen precieze antwoorden te geven. Dat hangt ook samen met datgene wat ook al is gezegd. Wat wij nu voor hebben liggen, is een aantal intenties van het nieuwe kabinet, dat is vastgelegd in het Strategisch Akkoord met een aantal uitgangspunten voor het financiële beleid. Om te weten wat daar precies van gaat komen, is het belangrijk te weten wat er straks in de eerste begroting komt te staan en te zien hoe de verschillende bewindslieden die intenties gaan invullen. De bedoeling van het debat van vandaag is dat het Regeerakkoord tegen het in de Raad vastgestelde programakkoord wordt gelegd en op basis waarvan dit College is geformeerd. Het zal de Raad dan ook niet verbazen dat dit College van oordeel is dat het programakkoord het uitgangspunt blijft voor zijn werk. Wij hebben ons tijdens de voorbereiding van dit debat afgevraagd wat ons te doen staat, niet alleen in het kader van de voorbereiding van dit debat, maar ook meer in het algemeen. Ook wij zijn van mening dat het van groot belang is precies en per resultaatgebied na te gaan wat de consequenties kunnen zijn van datgene wat er in Den Haag gebeurt. Ik heb zojuist al gezegd dat daarbij ook van belang is te weten wat er straks in de begroting staat. De begroting zal veel preciezer zijn dan het Strategisch Akkoord. Ik wijs er nog maar even op dat - als de berichten in de pers daarover juist zijn - nog een extra bedrag van 1,8 miljard euro aan bezuinigingen erbij komt en dat wij precies moeten weten waar dat in zit, voordat wij echt kunnen zien welke consequenties dat heeft. Dat betekent dus ook dat het College graag het uitgangspunt overneemt van de door de heren Halbertsma, Huffnagel en Res ingediende motie. Dat houdt in dat het College moet nagaan wat de gevolgen van dat nieuwe regeerakkoord voor Amsterdam zijn, dat het deze moet doorrekenen en dat het de Gemeenteraad daarover dient te informeren. Ook als de Raad daarom niet had gevraagd, was het College toch van plan dat te doen. In de motie wordt gevraagd die doorrekening aan de Raad voor te leggen, voordat het debat over de Noord-Zuidlijn plaatsvindt. Dat levert om twee redenen problemen op.
Het eerste probleem is dat wij dat qua tijd niet redden. Ik heb al tot de Raad gezegd dat wij daarvoor de gegevens uit de begroting nodig hebben, die pas op 16 of 17 september a.s. worden gepresenteerd. Als wij alles willen `doorexerceren' en het ook de Raad tijdig willen voorleggen, is dat een punt.
Het tweede is de vraag is of de Raad dat ook nodig heeft om een besluit te nemen over de Noord-Zuidlijn. Het is mogelijk en wij zijn van plan bij het debat over de Noord-Zuidlijn in globale termen na te gaan wat de rekensom is die de Raad nodig heeft om de afweging te maken of het al of niet verantwoord is de gelden in de Noord-Zuidlijn te investeren, wat wij ook zelf willen. Als ik de motie goed lees, staat daar dat je de gevolgen van dat nieuwe regeerakkoord precies moet doorrekenen. Daarmee zijn wij het op zichzelf eens, maar wij kunnen dat niet tijdig doen, dus vóór het plaatsvinden van het debat over de Noord-Zuidlijn. Wij vinden dat echter ook niet nodig. De globale positiebepaling is wel nodig om te bepalen of de Noord-Zuidlijn wel of niet kan doorgaan.

(De heer VAN POELGEEST: Kunt u iets helderder zijn over de globale positiebepaling? Om te kunnen afwegen of het nog verantwoord is maar liefst een bedrag van 132 miljoen euro extra uit de gemeentebegroting te halen - dat stelt het College voor - moeten wij toch weten wat er aan bezuinigingen aan komt, al hoeven wij dat niet tot op de euro nauwkeurig te weten. Ik neem dan ook aan dat het wel om financiële gegevens gaat.)
Jazeker. Van die globale rekensom moet de Raad het hebben. De Raad zal een inzicht moeten hebben, zodat duidelijk is of het inzetten van dat geld voor de Noord-Zuidlijn in het licht van de financiële positie van de gemeente Amsterdam, die mede wordt bepaald door datgene wat er vanuit het Rijk komt, mogelijk is. Wat ons betreft is dat veel globaler dan wat er nu in deze motie wordt gevraagd. Daarin wordt gevraagd precies door te rekenen welke consequenties dat heeft op de verschillende beleidsterreinen. Ik denk dat wij dat niet redden en dat wij daarvoor meer tijd nodig hebben. Dat neemt niet weg dat de Raad natuurlijk wil weten of die Noord-Zuidlijn wel of niet kan doorgaan en daarover zullen wij de Raad dan ook de financiële gegevens verstrekken.

(De heer VAN POELGEEST: Dat begrijp ik. U levert dus in verschillende hoofdstukken globaal gegevens aan over het bezuinigingsbedrag. Desalniettemin stelt u waarschijnlijk voor dat extra bedrag van 132 miljoen euro aan de Noord-Zuidlijn uit te geven. De consequentie is dat je moet aangeven welke andere projecten dan niet meer kunnen doorgaan, omdat er wel bezuinigingen zijn. Geeft u dan ook inzicht in die afweging?)

(Wethouder DALES: Je moet natuurlijk doen wat je kunt, want ook het College moet precies weten of datgene wat wij aan de Raad voorleggen wel verantwoord is. Die vraag moeten wij onszelf dus ook stellen en beantwoorden. U weet dat wij midden in het proces zitten van het maken van de begroting 2003. Het College komt daarvoor in de eerste helft van september a.s. bij elkaar en dan ligt er een stuk op tafel waarin een zo goed mogelijk beeld wordt geschetst van het financiële kader waarin wij in 2003 en daarna gaan opereren. Dat doen wij met de gegevens die wij op dat moment hebben. Ik stel voor dat de informatie die toch wordt geleverd aan het College van Burgemeester en Wethouders, zo spoedig mogelijk naar de Raad gaat. Misschien moeten wij dat kort na Prinsjesdag doen. Dat is een globaal zicht op de komende jaren. Dat is als het ware een geactualiseerd financieel meerjarenperspectief. Het is echter niet zo gedetailleerd als het financieel meerjarenperspectief, want dat kunnen wij ook niet doen. Ik stel voor alles aan de Raad te verstrekken wat op dat moment mogelijk is. Van sommige bezuinigingen die de rijksoverheid wil, kunnen wij niet onmiddellijk een doorrekening maken, zodat duidelijk wordt wat dat voor de gemeente Amsterdam zal betekenen, want de invulling van die bezuinigingen moet vaak nog eens in het kabinet komen. Het kan dus nog lang duren voordat wij weten wat dat precies voor ons betekent. Ik neem aan dat u dat niet van ons verlangt. Als het gaat om een globale berekening waaruit blijkt hoe wij ervoor staan, wat dat voor de komende jaren betekent en of wij zo knel zitten dat het niet meer mogelijk is de Noord-Zuidlijn te realiseren, zullen wij dat zeker doen. Dat doen wij sowieso, want deze gegevens hebben wij ook zelf nodig.)

(De heer HALBERTSMA: Wat er nu is, moeten wij zo snel mogelijk krijgen. Ik hoop dat u het met mij eens bent dat wij zo goed mogelijk moeten weten welke eventuele donkere financiële wolken er nog boven ons hoofd hangen als wij een verantwoord besluit over de Noord-Zuidlijn willen nemen. Van een financieel wethouder verwacht ik niet anders dan dat hij dat doet.)

(Wethouder DALES: Dat gaat ook naar het College. Ik maak dat ook voor het College. Wij praten daarover medio september 2002. Ongeveer twee weken later hebben wij ook de meest recente gegevens over Prinsjesdag en ik denk dat wij deze dan aan de Raad verstrekken. Nog vóór eind september hebben wij daarover als het moet een gedachtewisseling. Dan weet de Raad ongeveer hoe de boel erbij staat en of het al dan niet verantwoord is met de Noord-Zuidlijn door te gaan. Dat vind ik op zichzelf namelijk een legitieme vraag van de Raad.)

(De heer VAN POELGEEST: Ik begrijp uw probleem en ik ben blij met de gegevens die u wilt aanleveren. Ook ben ik er blij mee dat deze snel deze kant op komen. Uit zo'n doorrekening kan natuurlijk blijken dat Amsterdam de komende vier jaar een beperkt volume aan investeringsgelden heeft. Dat staat dan waarschijnlijk in zo'n meerjarenperspectief. Dat beperkte volume aan investeringsgelden kan slechts één keer worden uitgegeven. Als wij beslissen dat aan de Noord-Zuidlijn uit te geven, kan het zo zijn dat andere hoge investeringsvragen - denk aan de investeringsvragen voor de Openbare Bibliotheek, het Stedelijk Museum en het dokmodel op de Zuidas waar de stad waarschijnlijk geld moet bijleggen - niet of deels niet doorgaan. Komt die afweging op dat moment ook aan de orde, of is het meer iets van dat wij nu maar akkoord moeten gaan met de Noord-Zuidlijn en dat wij later wel zien hoe wij die andere projecten gaan doen.)

(Wethouder DALES: Een dergelijke afweging moet u sowieso maken. Deze had ook moeten worden gemaakt als er op 15 mei jl. geen verkiezingen waren geweest. Ook dan hadden wij op 2 oktober a.s. eenzelfde afweging moeten maken. Het geld dat je aan de Noord-Zuidlijn uitgeeft, kun je per definitie niet meer voor iets anders inzetten. De vraag is alleen of het financiële beeld en het financieel meerjarenperspectief voor de gemeente Amsterdam door het nieuwe regeerakkoord zo dramatisch anders is geworden dat je je wel drie keer achter de oren moet krabben om dat te gaan doen. Die vraag moet worden beantwoord. Ik vind dat een legitieme vraag van de Raad en ik zeg daarom dat wij alles zullen doen wat in ons vermogen ligt om de Raad die gegevens te verstrekken. De Raad krijgt deze in de tweede helft van september, maar hij moet geen gedetailleerde doorrekening verwachten. Deze kan het College niet verstrekken, want daarvoor is het afhankelijk van de gegevens die het van het Rijk moet krijgen en deze zij voor een belangrijk deel pas in 2003/2004 beschikbaar. Wij weten namelijk niet alles. Op dit moment weten wij ook niet waar de intensiveringen zullen neerslaan en wat dat voor Amsterdam zal betekenen. Het blijft dus een globale berekening.)
Ik ga verder. Dat brengt mij toch weer terug bij die motie. Ik heb het gevoel dat datgene wat hier nu staat, in het licht van het debat dat wij nu hebben gevoerd, nog even op twee gedachten hinkt. Materieel worden wij het naar mijn idee wel met elkaar eens. Ook zonder deze motie zullen wij per resultaatgebied precies bekijken welke consequenties het Strategisch Akkoord en de begroting hebben voor de wijze waarop wij denken over het verder inhoud en vorm geven aan de uitvoering van het programakkoord.

(Mevr. BRUINES: Betekent dat ook dat, als het gevoel bestaat dat het toch wel de nodige consequenties zal hebben, u het met ons eens bent dat niet alleen de onderwerpen die in het programakkoord worden genoemd in principe ter discussie zouden moeten staan - ik doel dan op belangrijke besluiten en investeringen die wij verder nog moeten doen - maar dat dat ook zou moeten gelden voor veel lopende zaken. Ook daarvan zou je kunnen zeggen dat dat de komende jaren een onsje minder moet. Ik doel dan ook op de investeringen die wij als stad in regionaal verband nog zullen doen.)
Ik begrijp dat dergelijke vragen worden gesteld, maar ik vind dat je daarop pas echt een serieus antwoord kunt geven als je dat goed onder ogen hebt gezien.

(Mevr. BRUINES: Wilt u ons in de gelegenheid stellen dat goed onder ogen te kunnen zien door daarover zoveel mogelijk informatie aan te leveren?)
Ja. Dat zijn allemaal vragen die bij de uitvoering van het programakkoord aan de orde komen en dat zal dus ook in de Raad en bij de begroting gebeuren. De begroting wordt bovendien door de Raad vastgesteld.
Ook over het tweede punt hebben wij ons natuurlijk al gebogen. Dat is de vraag wat dit Strategisch Akkoord, voor zover je dat nu kunt overzien, voor Amsterdam zal betekenen en hoe wij verder vorm zullen geven aan de uitvoering van dat programma. Hoe stellen wij ons bijvoorbeeld op ten opzichte van Den Haag. Je zou daarbij verschillende strategieën kunnen hanteren. Dat is vandaag ook al even de revue gepasseerd. Je zou kunnen zeggen: "Dat is allemaal reuze leuk en aardig, maar Amsterdam is Amsterdam en in Den Haag bekijken ze het maar. Wij gaan gewoon door." Ik meen dat de heer Huffnagel dat naar voren heeft gebracht als een strategie die voor Amsterdam niet vreemd is.
Een tweede strategie is dat je zegt: "Wij gaan toch echt ons uiterste best doen om het programakkoord uit te voeren. Wij beloven u dat wij dat allemaal voor elkaar zullen krijgen."
Een derde strategie is dat wij ons met ons programakkoord in de hand en de argumenten die daarbij allemaal een rol spelen - sommige raadsleden zijn hun betoog begonnen met de opmerking dat die argumenten op het gebied van veiligheid, onderwijs, zorg en bereikbaarheid ook ten grondslag liggen aan het Strategisch Akkoord in Den Haag - naar Den Haag begeven en dat wij voortdurend met kracht van argumenten zullen bepleiten waarom wij vinden dat datgene wat wij van plan zijn, goed is. Het doet er niet zoveel toe of je dat een lobbyist noemt of niet. Ik denk dat dit College met al zijn leden op alle terreinen waarvoor dat van belang is met kracht van argumenten in Den Haag, en waar nodig ook elders, zal gaan pleiten dat datgene wat in het programakkoord staat moet worden uitgevoerd. Ook zal het College aangeven waarom wij dat willen uitvoeren en hoe wij dat precies willen doen. Dat betekent dat onze strategie de laatste zal zijn. Wij gaan u niet beloven dat wij dat ook allemaal realiseren. Ook zullen wij ons niet niets van Den Haag aantrekken. Wij gaan ons uiterste best doen om in Den Haag - op punten waarvoor wij Den Haag nodig hebben - op grond van onze argumenten te pleiten om datgene te bereiken wat zojuist in ons programakkoord is neergelegd. Ik denk dat dat tegemoet komt aan het tweede punt in motie nr. 454.
Op tal van terreinen heeft de Raad opmerkingen gemaakt. Omdat wij hierover een debat hebben, kan ik mij aan de ene kant heel goed voorstellen dat deze opmerkingen zijn gemaakt. Aan de andere kant denk ik dat deze nog niet echt om een reactie van het College vragen. Dat komt wel op het moment dat die verschillende onderwerpen aan bod komen. Ik denk dan ook dat ik er verstandig aan doe die punten niet te bespreken. Wel denk ik dat u het recht heeft iets van het College te horen over de moties nrs. 455 en 456.
Motie nr. 455 vraagt het College bij het Rijk te blijven ijveren voor voortzetting en uitbreiding van experimenten met vrije verstrekking van harddrugs. Dat sluit naadloos aan op datgene wat in het programakkoord staat, dus daarmee hebben wij geen enkele moeite. Het tweede punt vraagt inzet van het bestuur - daarmee zal de Burgemeester wel worden bedoeld, want hij zit op die titel in het overleg met de Driehoek - voor voortzetting van het bestaande gedoogbeleid. Ook dat is staand beleid en dat staan wij met overtuiging voor. Wat mij betreft is dit een overbodige motie, omdat wij het daarmee graag eens zijn.
Voor motie nr. 456 geldt eigenlijk hetzelfde. Terecht wordt gezegd dat wij dat genoemde onderzoek moeten afwachten en dat wij op basis van die uitkomst het beleid zouden kunnen bepalen. Tot aan dat moment zou je het huidige beleid kunnen voortzetten.

(Mevr. BRUINES: Voor de helderheid zeg ik dat de motie inderdaad zo is bedoeld dat wij hiermee, in afwachting daarvan, voorlopig doorgaan. Ik zeg dit tegen de fractie van de PvdA, zodat wij geen nieuwe motie hoeven in te dienen.)
Ik realiseer mij dat dit een behandeling op hoofdlijnen is en dat veel punten daarin dus niet aan de orde zijn gekomen. Deze komen in de loop van de tijd echter wel aan de orde.

(De heer VAN POELGEEST: Graag hoor ik iets van het College over Schiphol. Door verschillende fracties is dat onderwerp namelijk aangeroerd. Realiseert het College zich dat er een meerderheid in de Raad zit die absoluut geen privatisering van Schiphol wil en dat dit ons in conflict kan brengen met het Rijk? Hoe kijkt het College daar tegenaan?) 
Vanzelfsprekend heeft het College goed geluisterd, maar ik heb het gevoel dat Den Haag als eerste aan zet is. Wij zullen goed opletten wat er in Den Haag gebeurt. Mede op basis daarvan en op basis van datgene wat hier is gezegd, zullen wij onze standpunten bepalen en daarover vervolgens een discussie met de Raad aangaan.

(De heer VAN POELGEEST: Wanneer denkt u dat ongeveer te doen? Wij wachten daar inmiddels al twee jaar op.)
Ja, maar dat komt ook omdat wij wachten op datgene wat er in Den Haag gebeurt en wethouder Stadig vraagt terecht of u haast heeft.

(De heer VAN POELGEEST: Dat hangt ervan af wat de uitkomst wordt.) 
Mevr. BRUINES (orde): Door mij en misschien ook door een aantal anderen zijn enkele rechtstreekse vragen aan verschillende leden van het College gesteld. Ik heb bijvoorbeeld gevraagd wat zij de afgelopen tijd hebben gedaan om daarop al invloed uit te oefenen. Deze vraag heb ik vooral gericht tot de voormannen en -vrouwen van de fracties van de VVD en het CDA. Ik heb deze vragen niet voor niets gesteld en ik zou daarop graag een antwoord ontvangen. 
De BURGEMEESTER: Er zijn ook vragen gesteld aan de wethouders Dales en mevr. Maij. In de eerste plaats moet je je realiseren dat de totstandkoming van een nieuw regeerakkoord onder de grootst mogelijke druk gebeurt. Wij weten allemaal dat er stapels post bij de informateur liggen. Deze zijn van een dergelijke omvang dat je extra mensen moet inhuren om alleen maar een briefje te sturen dat iets is ontvangen. Natuurlijk is het ook buitengewoon lastig bij diegenen door te dringen die in de onderhandelingen zitten. Je moet je daarvan dan ook niet veel voorstellen. Mevr. Bruines heeft mij een vraag gesteld over de brief van de G4. Wij hebben op een enkel hoofdpunt aandacht gevraagd voor die verschillende punten. Dat hebben wij op een zodanige manier gedaan dat die brief ook namens de vier burgemeesters van de grote steden kon worden geschreven. Je mag hopen dat dat vervolgens enige invloed heeft op het geheel, maar een dergelijke brief komt natuurlijk ook op een moment dat die onderhandelingen bezig zijn en waarin die partijen vooral met elkaar bezig zijn.
Mevr. BRUINES: Ik had deze vraag daarom aan de verschillende leden van het College vanuit de partijen gesteld. Dat zijn op dat moment immers de wegen die je moet bewandelen. Je moet misschien niet zozeer als College van Amsterdam optreden, maar als VVD'er, of als CDA'er.
De BURGEMEESTER: Ik heb ook al tegen mevr. Bruines gezegd dat de andere leden daarover wat mij betreft iets moeten zeggen, maar ik wilde dit vooraf zeggen.
Mevr. BRUINES: Ik had de Burgemeester ook twee vragen gesteld over het korpsbeheer en de Referendumwet.
De BURGEMEESTER: Ja, maar zo zijn er nog veel meer vragen gesteld. Ik denk dat wij in de toekomst ruim de tijd hebben om daarop terug te komen.
Mevr. BRUINES: Ik ga ervan uit dat de Burgemeester dat wel doet.
De BURGEMEESTER: Ja. Dat is geen probleem.  
Wethouder DALES: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan mevr. Bruines meedelen dat ik behoorlijk in de weer ben geweest, ook in de zomermaanden. Ik heb mij vele malen naar Den Haag begeven en ik heb met tal van personen gepraat, onder wie zelfs twee keer de VVD-onderhandelaar bij de kabinetsformatie. Mij is bekend dat er ook andere contacten zijn geweest. De Burgemeester heeft zojuist even gesproken over de G4. Zij hebben niet alleen dat gedaan, maar zij hebben ook een grote bijeenkomst op het Binnenhof georganiseerd waarbij een aantal nieuwe kamerleden aanwezig was. Met hen is gesproken over de positie van de G4. Ik ben actief geweest in de kringen van de VNG en ik heb kennisgemaakt met verschillende LPF'ers. Ik geloof dat ik aardig in de weer ben geweest en wij zullen te zijner tijd ontdekken of dat zoden aan de dijk zet. 
Wethouder mevr. MAIJ: Mijnheer de Voorzitter. Het antwoord overlapt grotendeels dat van collega Dales. Ook ik heb veel gesprekken gevoerd met de onderhandelaars in Den Haag, evenals met de kamerleden en de woordvoerders, over de terreinen die voor Amsterdam echt zeer belangrijk zijn en die ook in ons programakkoord zijn genoemd. Ik heb inmiddels ook afspraken staan met de nieuwe bewindslieden. Zoals ik met de Raad heb afgesproken, is het de bedoeling alle zorgen die wij in Amsterdam hebben zo goed mogelijk over het voetlicht te brengen.

(De heer VAN POELGEEST: Heeft u dan zorgen? De heer Res zag het immers allemaal heel goed in.)
Mevr. Bruines vraagt wat wij afgelopen zomer in het kader van het Regeerakkoord hebben gedaan. De heer Van Poelgeest weet dat er allemaal verhalen de ronde doen als een regeerakkoord wordt gemaakt en dat iedereen zijn zegje doet. Ik geef aan mevr. Bruines aan dat ook ik dat namens Amsterdam op verschillende terreinen heb gedaan.

(De heer HUFFNAGEL: Mevr. Bruines stelt deze vraag alleen aan de collegepartijen, die ook in het kabinet zijn vertegenwoordigd. Ik zou het een slechte zaak vinden als de overige partijen worden ontslagen van de verplichtingen om te lobbyen. Bijvoorbeeld op de G4-bijeenkomst op 21 juni jl. in de Ridderzaal, die wethouder Dales aanhaalt, waren drie fracties vertegenwoordigd, namelijk Leefbaar Amsterdam, het CDA en de VVD. Alle overige fracties waren niet aanwezig. Ik denk dan, laat ook die fracties daar in ieder geval zijn.

(Mevr. BRUINES: Ik ben het volkomen met u eens. Dat doen wij ook en dat zullen wij blijven doen.)

(Mevr. ALBERTS: U stelt het zeer rooskleurig voor. Kunt u mij garanderen dat er serieus wordt omgegaan met de suggesties die bijvoorbeeld vanuit onze hoek worden gedaan? Deze worden natuurlijk gewoon weggestemd en daarnaar wordt niet geluisterd. Dat is de houding waarover wij het voortdurend hebben gehad.)

(De heer H.H.G. BAKKER: De heer Marijnissen en de heer Van Bommel worden vrij serieus genomen, ook door de LPF. Dat blijkt ook uit de voorgeschiedenis. De heer Marijnissen nam de LPF ook serieus. Het lijkt mij dan ook sterk dat er niet wordt geluisterd naar de LPF, het CDA, de VVD en anderen die daar komen en acute problemen aankaarten.)

(Mevr. ALBERTS: Ik ben blij met uw woorden, maar aan het stemgedrag heb ik dat niet gemerkt.)

(De heer H.H.G. BAKKER: Nee, dat stemgedrag is iets anders)

(Mevr. ALBERTS: Ja, maar aan de hand daarvan wordt het geld verdeeld!) 
De heer HALBERTSMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik beperk mij tot de hoofdzaken. Mijn fractie is zeer content met het feit dat zowel de twee coalitiepartijen als het College zich nadrukkelijk aan het programakkoord blijven conformeren. Wij zullen in het midden laten wat zij van het Regeerakkoord vinden.
Om eerlijk te zijn ben ik oprecht blij dat de vooruitgang in de conditie van de heer Bijlsma het toelaat dat wij hem als voorzitter in ons midden mogen zien.  
(Applaus)
 
De heer HALBERTSMA: Ook als ik naar de moties kijk, ben ik blij hem daar te zien. Hij is de grootste motiegenerator die de Raad ooit heeft gekend en de Raad zal het met mij eens zijn dat dat zeker vandaag ongewenst is. Er liggen drie moties voor. In eerste termijn had ik gezegd dat wij niet moties over onderdelen en details zouden steunen, ook niet als wij het daarmee eens zouden zijn. Het is natuurlijk ongelooflijk moeilijk dat niet te doen. Nu er slechts twee moties zijn, willen wij die zaak dan ook met de mantel der liefde bedekken. Dat doen wij echter wel met de aantekening dat ook wij motie nr. 138, die Auke Bijlsma ook in gedachte zou hebben, hadden kunnen indienen. Om die reden hebben wij dat gezegd, maar wij zullen voor die motie stemmen.
Ik heb de opmerkingen en bedenkingen van de Burgemeester en in meer beperkte mate die van wethouder Dales gehoord, die betrekking hadden op motie nr. 454. Ik denk dat wij op één lijn zitten. Misschien zijn wij op dit moment nog iets strikter. Wij kunnen geen verantwoordelijk besluit nemen over de Noord-Zuidlijn als wij niet weten hoe wij ervoor staan. Alle `mitsen' en `maren' zijn erbij betrokken. In de loop van het besluitvormingsproces verwachten wij een midterm review , zodat wij weten hoe wij ervoor staan. Zodoende kunnen wij de begroting en de situatie over de Noord-Zuidlijn goed beoordelen en onze mind opmaken.  
De heer HUFFNAGEL: Mijnheer de Voorzitter. Ik beperk mij tot de moties. Uiteraard blijven wij vóór de motie van de akkoordpartijen, met alle mitsen en maren die daarover zijn geuit. Wij zijn ook vóór motie nr. 455 van de heer Van Poelgeest, mevr. Bruines, mevr. Alberts en mevr. Kalt.
Over motie nr. 456 van mevr. Bruines en mevr. Codrington merk ik op dat het typische dilemma is dat je aan de ene kant wilt handhaven en dat je aan de andere kant een preventieplicht hebt. Die pillen worden veelal door jongeren gebruikt. Ik zou niet graag zien dat wij opeens zieke jongeren krijgen, omdat er geen pillen meer worden getest. Wij vinden deze motie dan ook zeer sympathiek.
Bij het tweede besluit staat "in Amsterdam het testen van pillen op locatie mogelijk te laten blijven". Ik meen dat wij daar niet over gaan. Als ik dat mag lezen als dat het College wordt gevraagd zich tot een maximum in te spannen om het testen van pillen op locatie mogelijk te laten blijven, zullen wij ook voor deze motie stemmen. Ik zie dat mevr. Bruines knikt. Wij zullen dus vóór deze motie stemmen. 
De motie-Bruines c.s. (nr. 456), ingetrokken zijnde, maakt geen onderwerp van behandeling meer uit. 
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 40°
Motie van 21 augustus van de raadsleden Bruines en Codrington inzake beleid partydrugs (Gemeenteblad afd. 1, nr. 457). 
De motie wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. 
De heer VAN POELGEEST: Mijnheer de Voorzitter. Misschien was dat te lastig, maar ik had toch een meer inhoudelijke reactie van het College verwacht. Ik had niet zozeer verwacht dat het meteen antwoord zou geven op alle gestelde vragen, maar ik had wel verwacht dat het een inhoudelijke beoordeling van het voorliggende Regeerakkoord zou geven. Vindt het College dat goed, slecht, wat zijn positieve en negatieve inhoudelijke punten? Die reactie is niet gegeven. Misschien is de reden daarvan dat de collegeleden daarover verschillend denken, maar ik vind dat wel jammer voor het debat. Ik denk dat het College ook in dat opzicht politiek een positie moet innemen. Misschien kan dat op een later tijdstip beter door niet alleen een financiële analyse te maken - daarvoor dank ik het College overigens - maar ook een stuk waarin een meer politieke beoordeling staat.
Over motie nr. 454 zeg ik dat wij denken dat het essentieel is niet alleen de rekensom te maken. De conclusie uit de rekensom is waarschijnlijk dat wij ons moeten realiseren dat niet alles wat op de lijst staat, kan en dat er dus moet worden gekozen. Wij hopen dan ook dat het College het aandurft, op het moment dat die cijfers duidelijk zijn, die keuze te maken en deze ook aan de Raad voor te leggen. Wij hopen dat het College dat doet vóór het moment dat wij grote financiële beslissingen moeten nemen. De Noord-Zuidlijn is zojuist al voorbijgekomen. Het is nogal wat van een raad te vragen 132 miljoen euro te bestemmen uit de krapper wordende begroting, terwijl daarnaast veel andere goede doelen op de rol staan. Ik vind wel dat die inhoudelijke afweging - dat is meer dan alleen een financiële afweging - door de Raad moet kunnen worden gemaakt op het moment dat dat besluit hier wordt voorgelegd. Ik spreek de hoop uit dat het College met een dergelijk stuk komt. 
De heer RES: Mijnheer de Voorzitter. Wij blijven motie nr. 454 steunen met de opmerkingen die de coalitiegenoten daarbij hebben gemaakt. Over de andere moties geef ik het woord aan onze woordvoerder Zorg. 
De heer WEENINK: Mijnheer de Voorzitter. Voor motie nr. 455 en nr. 457 geldt dat wij eigenlijk vinden dat het op het betreffende niveau moet worden geregeld en dat je daarop niet zo veel invloed moet uitoefenen. Wij vinden niet dat je zelf moet gaan lobbyen.
Motie nr. 455 is grotendeels achterhaald. Over het eerste gedeelte over het experimenteren met de verstrekking van vrije drugs heeft de Tweede Kamer vóór het reces bepaald dat de huidige experimenten doorgaan en dat deze niet worden uitgebreid naar Dordrecht en Enschede. Wat dat betreft is deze motie overbodig. Het tweede gedeelte gaat over de vorige Raad. Wij hebben inmiddels verkiezingen gehad en de nieuwe Raad is gestart. Wij zullen de moties nr. 455 en nr. 457 dan ook niet steunen.

(De heer VAN POELGEEST: In de vorige periode had uw fractie motie nr. 455, zeker op het tweede punt, voluit gesteund. Moet ik nu vaststellen dat er weer een punt is waarover de nieuwe CDA-fractie geheel anders denkt dan de vorige?)
Dat heeft de heer Van Poelgeest goed begrepen. 
Mevr. ALBERTS: Mijnheer de Voorzitter. Hoewel ik toch de indruk heb dat datgene wat er vanmiddag is besproken heel veel tijd in beslag neemt en niet veel effect zal sorteren, merk ik op dat wij alle moties zullen steunen.  
Mevr. BRUINES: Mijnheer de Voorzitter. Ook wij zullen alle moties steunen.  
De heer H. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Wij steunen alleen motie nr. 454.  
Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Wij steunen alle moties.
Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Wij steunen de moties nrs. 455 en 457.  
De BURGEMEESTER: Mijnheer de Voorzitter. De heer Van Poelgeest had gehoopt op een meer politieke beoordeling van het Regeerakkoord. Ik denk dat wij wat dat betreft toch in een andere situatie zitten. Het College is eraan gehouden het programakkoord uit te voeren. Daarvoor is natuurlijk van belang wat er in het Strategisch Akkoord staat. Wij zullen het programakkoord en het Strategisch Akkoord naast elkaar leggen en wij zullen ons standpunt bepalen in het licht van het programakkoord. Als wij dat weten, zullen wij dat aan de Raad meedelen.

(De heer VAN POELGEEST: In dat programakkoord staat meer dan regelingen over geld. Daarin staan namelijk ook inhoudelijke zaken. Ik neem aan dat ook dat aan de orde zal komen.)
Jazeker. Datgene wat van belang is voor de Amsterdamse politiek, zal de Raad ontvangen. 
De discussie wordt gesloten. 
Aan de orde is de stemming over de moties en de voordracht.  
De motie-Halbertsma c.s. (nr. 454) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.  
De VOORZITTER constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige leden zich tegen de motie heeft verklaard. 
De motie-Van Poelgeest c.s. (nr. 455) wordt bij zitten en opstaan aangenomen.  
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H. Bakker, H.H.G. Bakker, De Graaf, Res, Spee-Rouppe van der Voort en Weenink zich tegen de motie hebben verklaard. 
De motie-Bruines c.s. (nr. 457) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. 
De VOORZITTER constateert, dat van de bij de stemming aanwezige raadsleden de leden H. Bakker, H.H.G. Bakker, De Graaf, Res, Spee-Rouppe van der Voort en Weenink zich tegen de motie hebben verklaard.  
De Burgemeester neemt het presidium weer op zich. 
9

Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 23 juli 2002 inzake het Rapport Toestand van de natuur Amsterdam 2002 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 421). 
Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Wij zijn tevreden over het rapport en wij denken dat dat nuttig is te kunnen bepalen welke plaatsen moeten worden beschermd en welke niet. Er is echter één kleinigheidje in het besluit. Daarin staat: "kennis te nemen van het conceptrapport Toestand van de natuur Amsterdam 2002 dat informatie biedt over de ruimtelijke verdeling van natuurwaarden over Amsterdam en daarmee als onderlegger kan worden gebruikt bij toetsing aan het Structuurplan Hoofdgroenstructuur, alsmede het ruimtelijk plan en de beleidsvorming".
Wij denken dat het veel beter is het woord `kan' te vervangen door `moet', of `dient'. De wethouder heeft in de commissievergadering zelf al gezegd dat zij eigenlijk bedoelde dat dat altijd zal gebeuren bij ruimtelijke plannen en beleidsvorming. Toch heb ik een amendement gemaakt, want dat is naar mijn idee de snelste manier om dit besluit te veranderen.  
De VOORZITTER deelt mede dat is ingekomen: 40°
Amendement van 21 augustus van het raadslid Kalt inzake het Rapport Toestand van de natuur Amsterdam 2002 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 458). 
Het amendement wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen.  
De heer MANUEL: Mijnheer de Voorzitter. Ik dank wethouder mevr. Maij voor de mooie uitgave van dit rapport. In de commissie hadden wij namelijk nog te maken met kopieën. Naar de mening van de fractie van D66 gaat dit rapport niet diep genoeg. Op blz. 14 van het rapport staat namelijk een kaart met het aantal soorten amfibieën en reptielen. Men ziet dat op het WTCW-terrein vijf soorten voorkomen. Uit de tekst kan men opmaken dat het de groene kikker, de bruine kikker, de gewone pad en de kleine watersalamander betreft. Wat is de vijfde soort?

(Wethouder STADIG: De rugstreeppad.) 
De heer BIJLSMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb het rapport met buitengewoon veel interesse gelezen. Een van onze belangrijkste broedvogels is de gierzwaluw, waarvan de aantallen rechtstreeks afhankelijk zijn van nestgelegenheid in deze stad. Wij hebben een van de grootste kolonies in West-Europa en iedereen weet dat deze kolonies de laatste jaren nogal zijn achteruitgegaan. Het is een vogel waarover bijzonder veel groepen in de stad zich druk maken. Ik verzoek de wethouder in de volgende uitgave van het rapport Toestand van de natuur in Amsterdam in ieder geval ook daaraan aandacht te besteden, evenals aan de achteruitgang en de afname van het aantal broedparen van de gierzwaluw. Het is immers eigenlijk onze enige echte zomervogel. Die is hier maar drie maanden en iedereen kan deze ook zien. Ook mensen die niets van vogels weten, horen hem iedere dag. In het verleden heb ik daarover een aantal moties ingediend, welke door de Raad zijn aangenomen.

(Wethouder STADIG: Is dat ook een pleidooi voor verstedelijking?)
De nestgelegenheid hangt af van mansardedaken, maar die bouwen wij niet meer zo veel. Je kunt wel gaten in muren van nieuwbouw maken en in dat opzicht is het inderdaad een pleidooi voor verstedelijking. Naarmate er meer stad - rots - is met goede gaten, zullen er meer broedparen van gierzwaluwen zijn. 
Wethouder mevr. MAIJ: Mijnheer de Voorzitter. Dit stuk is tot stand gekomen na een uitvoerige discussie die wij destijds in de Raad over de Hoofdgroenstructuur hebben gehad. Dit is mede door de heer Bijlsma geïnitieerd. Voormalig wethouder mevr. Bruines heeft het in werking gezet en ik mag het nu presenteren. Ik denk dat wij allemaal best trots mogen zijn op dit resultaat, al is het stuk natuurlijk niet compleet. Men moet het nog compleet maken en het voorstel is, het na een bepaald aantal jaren te actualiseren. Als de Raad dat vandaag goedkeurt, zullen wij dat ook doen. Daarbij komt, dat het rapport over grotere gebieden gaat. Het beleidstuk over soortenbeleid zal eind dit jaar zeker beschikbaar komen. Dat heeft direct te maken met alle protocollen en dat is een meer gedetailleerd stuk dat een vervolg is op dit rapport.
Het amendement van mevr. Kalt is nog niet uitgedeeld, maar ik heb deze besproken met wethouder Stadig, die daarmee natuurlijk ook direct heeft te maken. Het College heeft geen bezwaar tegen aanname daarvan.
Op de vraag van de heer Manuel over het vijfde beest dat op blz. 14 ontbreekt, antwoord ik dat ik geen idee heb welk dier het betreft.

(De heer MANUEL: Nee, maar dat kunt u dus ook niet terugvinden in het rapport. Dat is mijn kritiek daarop. Het is een actueel onderwerp, maar uit dit rapport kan ik niet opmaken of dat dier - de rugstreeppad zoals wethouder Stadig meteen zei - daar wel of niet voorkomt.)
Dit rapport is bedoeld om de hoofdlijnen aan te geven, die kunnen worden gebruikt voor het maken van afwegingen bij de ruimtelijke planvorming. In de introductie heb ik reeds aangegeven dat er ook nog een beleidstuk over soortenbeleid wordt gemaakt en dat kan worden gebruikt voor elk specifiek soort op één klein bepaald gebied. In de commissie kunnen wij hierover uiteraard verder praten. 
De discussie wordt gesloten.  
Aan de orde is de stemming over het amendement.  
Het amendement-Kalt (nr. 458) wordt bij zitten en opstaan aangenomen. 
De VOORZITTER constateert, dat geen van de bij de stemming aanwezige leden zich tegen het amendement heeft verklaard. 
De voordracht (nr. 421) wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2432 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 
12

Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 25 juli 2002 inzake het gewijzigd fase-III-besluit Het Groenland, Kleine Wittenburgerstraat/Tweede Wittenburgerdwarsstraat (Gemeenteblad afd. 1, nr. 423). 
De heer J.L. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Het broodje is inmiddels afgebakken door de deelraad Amsterdam-Centrum. Ik noem een drietal `pijnpuntjes'.
Als ik de voordracht goed lees, denk ik dat er een nieuwe reden is gevonden om geen sociale huurwoningen te bouwen. Als de Welstandscommissie het niet mooi vindt, kan het niet, want sociale huurwoningen voldoen in ieder geval in deze voordracht niet aan het gewenste eindbeeld. Klaarblijkelijk kon geen een architect een plan met sociale huurwoningen bedenken dat wel mooi genoeg was. Er staat dus dat het 100 procent koopwoningen is geworden. Ik kan mij dat in bepaalde gevallen voorstellen en ook in dit geval. Toch neem ik niet aan dat het een regel gaat worden dat er voor 100 procent koopwoningen komen als men het niet mooi vindt. Ik neem aan dat het College het met mij eens is dat goede smaak en geld niet altijd samengaan.
Het irriteert mij enigszins dat er staat: "Uit het oogpunt van de bevordering van differentiatie van het woningbezit ligt het in de rede in dit gebied de toename van eigen woningbezit te stimuleren." Het is natuurlijk de vraag of de toename van het eigen woningbezit in dat gebied per se wordt gestimuleerd voor de mensen die daar wonen, als je koopwoningen in een gebied gaat bouwen. Dat gebeurt alleen als zij ook een voorrangsregeling krijgen en volgens mij is daarvan in dit geval geen sprake. Wat dat betreft vind ik het onzorgvuldig en ik heb al gezegd dat dit voor ons een `irritatiepuntje' is. Wij moeten immers wel zorgvuldig blijven.
Over de bodemsanering vraag ik mij af hoe het kan dat men verkeerd zand gebruikt. Waarom zijn de kosten uit de grondexploitatie betaald en niet uit de post bodemsanering? Dat staat op de laatste bladzijde. Ook mevr. Kalt zal daarop ingaan. 
Mevr. KALT: Mijnheer de Voorzitter. Ik vraag mij met betrekking tot het percentage van 100 procent vrije-sectorwoningen af waar compensatie plaatsvindt. In de binnenstad is de compensatie namelijk niet gehaald. Ook in het stuk staat dat de compensatie daar "nagenoeg" is behaald.
Ik vind het ontzettend leuk dat de herbouw van het scheepshuisje mogelijk wordt gehouden. Over een jaar zullen wij zien of er genoeg exploitatiegeld is om dat daadwerkelijk te bouwen. Dat vind ik erg leuk en daarvoor heb ik mijn best gedaan. In het laatste gedeelte over de bodemsanering staat dat 347.000 euro uit de post grondwerken uit de grondexploitatie komt. Dan kan ík mij wel voorstellen dat er geen geld is voor sociale woningen! Het schoonmaken van de grond behoort gewoon uit de post bodemsanering te worden gedaan, of het moet zo zijn dat de stad zo dom is geweest om asbesthoudend zand te storten en dat wij die fout uit eigen zak moeten repareren. Het gaat mij echt te ver dat dit grote bedrag van 347.000 euro op de sociale woningen wordt afgewenteld, zodat daarvoor geen geld meer is in de grondexploitatie. Graag wil ik daarover dan ook uitleg van de wethouder. 
Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Gevraagd wordt of het een nieuwe regel wordt de sociale huur eruit te halen als iets niet mooi is. Wat mij betreft zal dat niet gebeuren. Ik vind het dan ook een enigszins ongelukkige erfenis van de vorige gemeenteraad, die toen met zijn petje deelraad Amsterdam-Centrum op het hoofd beslissingen heeft genomen, waarvan je zou kunnen denken dat wij misschien wel `nee' hadden gezegd als een stadsdeel daarmee was gekomen. Het is echter besloten zoals het is besloten en nu ligt het voor om te worden `afgezegeld' dan wel te worden teruggestuurd. Het laatste lijkt mij ook wel weer een paardenmiddel, gezien de enorme voorgeschiedenis.
De heer J.L. Bakker heeft een punt. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat, als een gebouw lelijk wordt, de enige oplossing is dat de sociale woningen eruit moeten. In algemene termen zeg ik dat duurder bovendien niet altijd mooier is. De vraag is of het eigen woningbezit op een eiland wordt gestimuleerd, alleen maar doordat je degene die daar al wonen voorrang geeft op de koopwoningen die worden toegevoegd, of dat je moet kijken naar de percentages voor en na de behandeling van de voorraad. Ik heb de neiging het laatste te doen. Dan neemt het percentage gewoon toe. Zo simpel is het. In algemene zin zeg ik wel dat de discussie over de vraag of het niet een goed idee is omwonenden ook een soort voorrangsrecht bij koopwoningen te geven, zoals dat vroeger in de stadsvernieuwing gebeurde onder het motto `bouwen voor de buurt', terugkomt.
Bij het probleem van de traagheid van de woningproductie speelt op veel plaatsen ook het draagvlak een rol. Inmiddels zijn wij er ook wel achter dat je het draagvlak kunt vergroten als je de mensen ter plaatse het gevoel geeft dat het ook voor hun is.

(De heer J.L. BAKKER: Je moet die mensen niet alleen dat gevoel geven, maar meer dan dat. Het moet daadwerkelijk zo zijn.)
Ja, je moet hen meer geven dan dat gevoel. Daarop kom ik nog wel terug in het kader van de woningproductie in het algemeen.
De vraag waarom een deel van de bodemsaneringskosten in een bepaalde fase uit de ene pot is gehaald en een ander deel daarna weer uit een andere, kan ik op dit moment niet beantwoorden. Dat is gedaan door het stadsdeel in overleg met de centrale stad, dus ik neem aan dat daarvoor wel een goede reden is geweest. Het is mogelijk dat de post bodemsanering, die ook niet onuitputtelijk is, in een bepaald jaar was uitgeput en dat men het toen zo heeft gedaan. Als mevr. Kalt en de heer J.L. Bakker dat per se willen weten, moet ik dat nagaan.

(Mevr. KALT: Nee, maar dan kan het nog steeds niet uit de exploitatie worden gedaan. Daarvoor zouden de gemeenten een andere pot hebben. Het hoeft niet op deze exploitatie te drukken.)
Nee, er zijn allerlei situaties, maar dit is echt te ingewikkeld om even uit mijn hoofd te doen. Er zijn allerlei situaties denkbaar waarin bodemsanering uit de grondexploitatie gebeurt. Ook zijn er andere situaties. Het is ingewikkeld, dus dat weet ik gewoon niet.
Mevr. Kalt vraagt naar de compensatie en zegt dat deze bijna is gehaald. Het is bijna gehaald, dus het is bijna gehaald. De binnenstad kan de komende jaren nog een beetje compenseren, dus dat is nog wat huiswerk. 
De discussie wordt gesloten. 
De voordracht (nr. 423) wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2438 van afd. 1 van het Gemeenteblad. 
13

Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 juli 2002 inzake het fysieke deel GSB-plan Zeeheldenbuurt (Gemeenteblad afd. 1, nr. 425). 
De heer J.L. BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Het probleem dat wij hiermee hebben, is dat wij in ieder geval op formele gronden waarschijnlijk niet kunnen weigeren dat het stadsdeel vooraan mag staan voor de pot met geld. Het gaat immers over de stadsvernieuwingsgelden. Op zichzelf vinden wij dat overigens prima, maar het probleem dat wij met deze voordracht hebben, is dat het eigenlijk volstrekt onduidelijk is wat men daar nu gaat doen. Welke complexen zullen worden aangepakt en hoe gaat de woningvoorraad eruit zien? Ons probleem is dus - eigenlijk heeft het ook met het vorige punt te maken - wanneer de problemen van de mensen die al in de buurt wonen eens op de eerste plaats komen, in plaats van de woonwensen van de mensen die er nu niet willen wonen. Hoeveel aandacht krijgt dat?
Gezien de aanpak in de Spaarndammerbuurt - de buurt daarnaast - hebben wij daarover gerede twijfels en wij vinden het dan ook lastig in te stemmen met het geven van geld aan plannen waarvan wij absoluut geen idee hebben hoe deze eruit zien en aan wie dat geld ten goede komt. Het is toch bestemd voor mensen in de buurt? 
Mevr. BUURMA-HAITSMA: Mijnheer de Voorzitter. Wij maken een soortgelijke opmerking. Die plannen van het stadsdeel zijn ook voor ons niet helemaal duidelijk. Op zichzelf is de VVD-fractie natuurlijk wel voor het opknappen van de Zeeheldenbuurt, want deze krijgt een economische impuls, de openbare ruimte wordt opgeknapt en er zijn ook plannen om woningen te bouwen en te renoveren. Dat is goed. De gemeente geeft ook subsidie voor sociale woningbouw, waaronder voor ouderenwoningen en noem maar op. Er is geld voor verhuiskosten.
In tegenstelling tot het vorige punt vinden wij echter dat de plannen voor koopwoningen onduidelijk zijn en wij hebben het dan zowel over nieuwbouw als over verkoop van huurwoningen. Ook uit het stuk blijkt dat het stadsdeel Westerpark, waarover het nu gaat, heeft aangegeven dat er vraag is naar koopwoningen. Uit het stuk blijkt eveneens dat de plannen die het stadsdeel maakt, toch onduidelijk zijn. Wij zijn er dan ook niet van overtuigd dat het stadsdeel zich inzet om aan die vraag naar koopwoningen te voldoen. Het is natuurlijk ook zo dat er in Amsterdam een groot gebrek is aan koopwoningen. Dat is een van de grote problemen die wij van plan zijn op te lossen. Hoe gaat de wethouder het stadsdeel stimuleren om aan de grote vraag naar koopwoningen, waarvan sprake is, te voldoen? Hoe gaat de wethouder dit stadsdeel en andere stadsdelen achter de broek zitten om meer plannen te maken en uit te voeren, zodat er in Amsterdam meer koopwoningen komen? 
De heer OLIJ: Mijnheer de Voorzitter. Ik denk dat het belangrijk is dat wij dit plan nu aannemen, ook om de bouwproductie op gang te houden. Dit is een soort kaderplan voor het stadsdeel. Als wij dit aannemen, weet het stadsdeel ongeveer waaraan het toe is en kan het al die onduidelijkheden, die er inderdaad zijn, verder gaan uitwerken en doorgaan. Als wij dit niet besluiten, brengen wij het hele proces tot stilstand en bereiken wij het tegenovergestelde van wat wij willen. Ik pleit er dan ook voor dit aan te nemen. Het stadsdeel kan dan snel aan de slag en met uitwerkingen komen. 
Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Ik onderschrijf de woorden van de heer Olij, zowel voor wat betreft de manier waarop je daarnaar moet kijken - een kader waarbinnen het stadsdeel weer verder kan werken - als het feit dat je het om die reden nu zou moeten aannemen. Ik denk dat ik daarom een paar zorgen moet wegnemen en gelukkig kan ik dat doen.
De heer J.L. Bakker vraagt vooral wat de mensen ter plaatse hieraan hebben. Die plannen worden gemaakt in overleg met woningeigenaren, ontwikkelaars, instellingen en bewoners. Dat staat ook in het stuk. De ervaring in die buurt leert dat je de bewoners in een latere fase vrij hardhandig tegenkomt als je geen plannen met hun maakt. Die bewoners letten wel op, dus ik denk dat het stadsdeel dat op een goede manier en in overleg doet, maar ik kan niet concreet zeggen wat voor wie gebeurt. Als je de maatregelen ziet waarop men voorrang krijgt, hebben vooral zittende bewoners daar iets aan. Ik doel bijvoorbeeld op samenvoegen of iets dergelijks.
Ik ga in op het meer algemene betoog van mevr. Buurma-Haitsma. Zij vraagt of het stadsdeel genoeg doet aan het differentiëren van de voorraad. Het stadsdeel heeft zijn huiswerk af in het kader van alle afspraken die wij stadsbreed over het verkopen van sociale en particuliere huurwoningen hebben gemaakt. Dat is op orde. Dat wil zeggen dat de aantallen, die het volgens de stedelijke verdeling moest inplannen, over de buurten zijn verdeeld en ingepland. Dat betekent dat men in de Zeeheldenbuurt van plan is 225 woningen te splitsen en te verkopen, 150 sociale woningen en 75 particuliere. Als dat is gebeurd, is het aantal eigenaren-bewoners in de Zeeheldenbuurt wederom 28 procent. Nu is er sprake 5 procent, dus dat schiet daardoor behoorlijk omhoog. De twee nieuwbouwprojecten op de kop Westerdoksdijk en de Van Diemenstraat, waarvan sprake is, omvatten 61 woningen, waarvan 43 koopwoningen. In de nieuwbouw doet men er dus nog een schepje bovenop. Ik ben dan ook van mening dat het stadsdeel zich keurig aan de stedelijk gemaakte afspraken houdt en dat het ook serieus actie onderneemt om de voorraad te differentiëren. Tegen de heer J.L. Bakker zeg ik dat daarbij natuurlijk ook bewoners uit de buurt zitten, die nu wel eens een koopwoning willen. Het werkt dus ook die kant op. 
Mevr. BUURMA-HAITSMA: Mijnheer de Voorzitter. Ik begrijp het antwoord van de wethouder en ik begrijp ook de inspanning van het stadsdeel, maar de VVD-fractie vraagt zich toch af hoe wij dat in de gaten moeten houden. Hoe houden wij in de gaten dat het stadsdeel die koopwoningen met dezelfde snelheid bouwt dan sociale woningen of andere woningen waaraan behoefte is. Wij hebben wel die afspraak en dat convenant, maar wij moeten ook denken aan de periode. Kan de wethouder daarover iets meer zeggen? Kan hij bijvoorbeeld iets zeggen over de gesprekken die hij met stadsdelen voert, of wat dan ook? 
Wethouder STADIG: Mijnheer de Voorzitter. Met betrekking tot de nieuwbouw zijn wij stadsbreed bezig de voortgangsbewaking op de nieuwbouwproductie op een hoger peil te krijgen, zodat wij voor de periodieke contacten die ik met de stadsdelen heb, ook over actuele informatie over plannen beschikken. Voor zover wij die nu al hebben, gebruik ik deze ook in de ronde die ik nu maak. Dat moet allemaal nog wel beter worden. Die twee bouwplannen komen dus in die planning te staan. Er kan dan worden gezegd: "De vorige keer zei u dat. Nu is het drie maanden opgeschoven. Hoe komt dat?" Soms is daarvoor een externe reden aan te geven. Ik heb echter beslist niet de indruk dat het stadsdeel Westerpark een stadsdeel is dat nieuwbouw traineert. Het tegendeel is het geval. Het splitsen en verkopen wordt ook gemonitord. Dat hebben wij met de Raad afgesproken, omdat andere fracties bang waren dat er te veel zou worden gesplitst. Wij volgen het dus heel scherp om zowel links als rechts gerust te houden en ervoor te zorgen dat iedereen in alle stadsdelen zich houdt aan de nu geldende afspraken. Dat bewaken wij en daarover kan de Raad regelmatig rapportages verwachten. 
De discussie wordt gesloten. 
Mevr. KALT (stemmotivering): Ik vind het goed dat er een verbeterplan is, maar mijn fractie is tegen het samenvoegen en verkopen van sociale woningen. Hierdoor zal het aantal sociale woningen opnieuw achteruitgaan. Met die kritische kanttekening stemt mijn fractie in met de voordracht.
De heer J.L. BAKKER: Het is nog niet duidelijk hoe het zal uitpakken en dat vind ik jammer. Ik ga ervan uit dat er inderdaad een overleg komt met de bewoners. De wijze waarop dat in de Spaarndammerbuurt gaat, vind ik niet goed. Toch zou ik het handig hebben gevonden als dat in de voordracht duidelijker was aangegeven en er aantallen waren vermeld. Nu staat er dat het in de loop van het jaar 2002 duidelijk wordt. Wij weten niet hoe de differentiatie uitpakt. Het is nu toch een kwestie van geld geven. De heer Olij heeft gezegd: "Geef maar geld. Wij stellen het kader en dan komt het goed." Ik zou toch wel meer willen weten dan `we gaan aan de slag en geef ons geld'. Wij stemmen niet in met deze voordracht.
Mevr. BUURMA-HAITSMA: De fractie van de VVD zal voor deze voordracht stemmen, omdat zij graag wil dat er zo snel mogelijk wordt gebouwd. 
De voordracht (nr. 425) wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2446 van afd. 1 van het Gemeenteblad, met de aantekening dat de raadsleden Alberts, J.L. Bakker, Meijer en Paquay geacht worden tegen te hebben gestemd. 
De vergadering wordt om 17.40 uur gesloten.