Bron             : Raad
Onderwerp        : Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid Paquay
                   inzake risicoanalyse voor de Noord-Zuidlijn.
Afd./Pol. partij : SP
Datum Raad       : --
Datum B&W        : 10-07-01
Datum publikatie : 03-08-01
Gemeenteblad nr. : 524

Nr. 524. Beantwoording schriftelijke vragen van het raadslid Paquay inzake risicoanalyse voor de Noord-Zuidlijn. Amsterdam, 10 juli 2001. Aan de Gemeenteraad Het raadslid W.G.H. Paquay heeft op 2 mei 2001, op grond van art. 17 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Gemeenteraad, de volgende schriftelijke vragen tot het College van Burgemeester en Wethouders gericht: Inleiding. Zoals het College van Burgemeester en Wethouders waarschijnlijk weet, is de fractie van de SP van mening dat er veel aandacht moet worden besteed aan de veiligheid van de Noord-Zuidlijn. Nu is vragensteller bekend geworden dat de gelijkwaardigheidscommissie van de Noord-Zuidlijn geen bezwaar heeft gemaakt tegen het gebruik van roltrappen als gelijkwaardig alternatief voor de in het Bouwbesluit genoemde vaste trappen. Aan een dergelijk besluit moet echter een risicoanalyse ten grondslag liggen. Ondergetekende is echter nergens een verwijzing naar een dergelijke risicoanalyse tegengekomen. Op grond van het vorenstaande stelt vragensteller de volgende vragen. 1. Wie hebben er zitting gehad in de gelijkwaardigheidscommissie die de toestemming gaf tot het gebruik van uitsluitend roltrappen in het oorspronkelijke ontwerp van de ondergrondse stations van de Noord-Zuidlijn? 2. Is het juist dat er geen risicoanalyse ten grondslag ligt aan het genomen besluit om de in het Bouwbesluit genoemde vaste trappen niet te gebruiken en te vervangen door roltrappen? 3. Zo nee, waar is deze risicoanalyse dan te vinden? 4. Zo ja, welke risicoanalyse heeft men dan gebruikt om de roltrappen als alternatief in de bouwaanvraag op te nemen? 5. Wie heeft die risicoanalyse gemaakt? 6. In het ontwerp maakt men melding van roltrappen die in staat zijn om bij calamiteiten, voorzover die dan in de richting van het incident draaien, langzaam af te remmen, te stoppen en vervolgens gecontroleerd kunnen opstarten in de vluchtrichting. Voorzover de informatie van ondergetekende reikt, heeft een dergelijk ontwerp de projectgroep Noord-Zuidlijn niet bereikt. Zijn er al leveranciers in beeld die voormelde technische aspecten kunnen leveren en, zo ja, zijn hier dan al praktische uitvoeringen van geleverd? 7. Welke eisen houdt de projectgroep aan voor roltrappen wat betreft breedte, snelheid enz.? Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende medegedeeld. 1. In de gelijkwaardigheidscommissie hebben in dit geval zitting gehad de heren B. Mica, A. van der Ree en A. de Vries van de Stedelijke Woningdienst Amsterdam. Voorts nam deel de heer B. Miedema van de Brandweer. Ook is advies gevraagd aan deskundigen van de Dienst Binnenstad, alsmede van de stadsdelen Oud-Zuid en Zuideramstel. 2 tot en met 5. Het is juist dat aan de beoordeling omtrent de gelijkwaardigheid als zodanig geen risicoanalyse ten grondslag ligt. Er is wel kennisgenomen van het rapport, getiteld: Een concept voor een aanvaardbaar veiligheidsniveau voor de Noord- Zuidlijn. Dit rapport is opgesteld in samenwerking met verschillende toonaangevende instellingen, waaronder het Gemeentevervoerbedrijf, de Brandweer en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In het rapport zijn de veiligheidsbeslissingen met betrekking tot diverse pro- actieve, preparatieve, preventieve en repressieve maatregelen weergegeven, welke tot een verantwoorde veiligheidsfilosofie voor het ondergrondse systeem van de Noord-Zuidlijn hebben geleid. Het rapport heeft geleid tot een ontsluitingsvoorstel dat door de gelijkwaardigheidcommissie is beoordeeld en getoetst aan de eisen zoals die zijn gesteld in het Bouwbesluit. De terzake aan de orde zijnde eis is dat binnen 15 minuten het naburig erf (in dit geval maaiveld) wordt bereikt. Daarbij gaat het om de vragen: kunnen hoogteverschillen worden overbrugd, kan bij brand het gebouw tijdig worden ontruimd en is redding door de Brandweer bij brand mogelijk. Geconcludeerd is dat als de roltrappen stilstaan (en er dus sprake is van een met vaste trappen vergelijkbare situatie), aan de gestelde eisen wordt voldaan. Met in werking zijnde roltrappen verloopt het proces weliswaar vlotter, maar dit is vanuit de regelgeving geen eis. 6. Zoals reeds moge blijken uit het rapport van de gelijkwaardigheidcommissie, heeft zij rekening gehouden met het stilzetten van de neergaande roltrappen. Er is geen rekening gehouden met roltrappen waarvan de bewegingsrichting wordt omgedraaid. Het projectbureau Noord-Zuidlijn heeft bij de ontwikkeling van het veiligheidsconcept wat betreft de roltrappen met verschillende leveranciers overleg gevoerd ten aanzien van de mogelijkheden om de draairichting te veranderen onder volle belasting. Gebleken is dat technisch een en ander goed mogelijk is maar dat instemming van het Liftinstituut nodig is om deze maatregel toe te passen. Het projectbureau Noord-Zuidlijn heeft daarom overleg gevoerd met het Liftinstituut, hetgeen tot consensus heeft geleid. 7. De eisen die aan de roltrappen worden gesteld, zijn primair gericht op de noodzakelijke vervoercapaciteit. Het aantal en de afmetingen zijn per station op basis van de vervoerswaarde berekend. Vervolgens wordt voor ieder station bepaald wat, bij verschillende calamiteiten scenario's, de ontruimingstijd is. De capaciteit van de roltrappen is daarbij afhankelijk van de breedte. Voor de bepaling van de evacuatietijd wordt uitgegaan van onder andere het stilstaan van de roltrappen, een capaciteit van 25 personen per minuut dan wel 45 personen per minuut voor respectievelijk een traptype A of B en een situatie tijdens de drukste periode in de spits. Voor alle stations geldt dat met het vigerende ontwerp de evacuatietijd minder dan 15 minuten bedraagt. Burgemeester en Wethouders van Amsterdam, R. Hoff G.D. Dales loco-secretaris loco-burgemeester Verschenen 3 augustus 2001.