Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat

28 april 2000

In reactie op uw brief van 24 maart 2000, kenmerk VW-00-292, over de Noord/Zuidlijn te Amsterdam bericht ik u het volgende.

Enkele jaren geleden werden beschikkingen voor openbaar vervoerprojecten nog exclusief BTW vastgesteld. De aanleg van infrastructuur is in Wet en Besluit Infrastructuurfonds echter als een overheidstaak geformuleerd. De aanleg van infrastructuur voor het openbaar vervoer is daarmee BTW-plichtig. In overleg met mijn collega van Financiën is een oplossing gevonden voor het budgettaire probleem dat daardoor zou kunnen ontstaan. Deze oplossing heeft een generiek karakter; in de beschikking voor de Noord/Zuid is op dit punt geen uitzondering gemaakt. In mijn brief van 2 september 1999, kenmerk DGP/IB/SR/9902217, aan uw commissie over de subsidie Noord/Zuidlijn is gesteld dat de bijdrage van f 2125 mln exclusief BTW is en is de generieke oplossing beschreven.

De beschikking voor de Noord/Zuidlijn betreft een omvangrijke en ingewikkelde materie. Alhoewel voorafgaand aan de afgifte van de beschikking sprake is geweest van overleg over technische details, is toch gebleken dat op een aantal punten nader overleg nodig was. Een van de belangrijkste punten betreft het voor Amsterdam negatieve verschil tussen het kasritme, zoals dat in de beschikking is vastgelegd op basis van de in het meerjarenprogramma vastgelegde verdeling over de jaren van beschikbare middelen, en het kasritme dat de gemeente op basis van haar inschatting van het bouwtempo verwacht.

Ik verwacht binnen enkele weken tot een afronding te komen van het overleg. Van nadere kostenstijgingen is mij niets bekend.

De beschikking voor het project Noord/Zuidlijn staat los van het project Zuid-as. In mijn brief van 2 september 1999, kenmerk DGP/VIB/SR/9902211, aan de gemeente Amsterdam - deze is u in afschrift toegestuurd - over de goedkeuring van de documenten tracé en ontwerp is het volgende vastgelegd: 'Op het meest zuidelijke deel van het tracé, met inbegrip van de stations RAI en Zuid/WTC, is sprake van een sterke samenhang met de toekomstige grootschalige ontwikkelingen op de Zuid-as. De huidige uitwerking van dit deel heeft daarom naar mijn oordeel een voorlopig karakter. De definitieve uitwerking dient in samenhang met het Zuid-as project plaats te vinden. Kosten en baten, die het gevolg zijn van die uitwerking, dienen integraal onderdeel uit te maken van de afspraken die zullen worden gemaakt over het project Zuid-as.'

Ik heb niet het voornemen een suppletoire beschikking voor de Noord/Zuidlijn af te geven. Dat zou volstrekt in strijd zijn met het karakter van de lump sum beschikking en met de afspraken die ik met de gemeente en de Tweede Kamer heb gemaakt.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

T. Netelenbos