Bron             : Raad
Onderwerp        : Notitie van de raadsleden De Vries en Bijlsma, getiteld:
                   Lightrail in de regio Amsterdam.
Portefeuille     : wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
Afd./Pol. partij : PvdA
Datum Raad       : 04-10-00
Besluit          : om preadvies
Datum publikatie : 29-09-00
Gemeenteblad nr. : 608

Nr. 608. Notitie van de raadsleden De Vries en Bijlsma, getiteld: Lightrail in de regio Amsterdam. Amsterdam, 20 september 2000. Aan de Gemeenteraad Het is dringend noodzakelijk het openbaar vervoer in de regio Amsterdam te verbeteren. Nu de Minister van Verkeer en Waterstaat, zoals blijkt uit het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR), bereid is een hoop geld te besteden aan de verbetering van verkeer en vervoer in onze regio, is het moment daar, om de aandacht te vestigen op de gewenste investeringen in het openbaar vervoer. Het openbaar vervoer komt er in het BOR bekaaid af, met slechts 400 miljoen gulden aan investeringen in Regionet. Dit in vergelijking met de 3,2 miljard die wordt uitgetrokken voor nieuwe weginfrastructuur. De PvdA doet daarom in deze raadsnotitie voorstellen voor een samenhangend lightrail-vervoerssysteem in onze regio. Deze voorstellen sluiten aan en bouwen voort op het Regionet. Ze passen in de PvdA-filosofie van ketens in het openbaar vervoer, zoals wij die de laatste zeven jaar hebben uitgedragen. Naast het BOR is de concrete aanleiding voor deze notitie de op 12 september 2000 uitgebrachte visie op het regionaal openbaar vervoer van de PvdA-statenfractie van Noord-Holland. De PvdA Amsterdam ondersteunt deze visie en wil met deze raadsnotitie in uw Vergadering en de raad van het Regionaal orgaan Amsterdam (ROA) het debat over regionaal openbaar vervoer een impuls geven. Al in de vergadering van de ROA-raad op 27 juni 2000 hebben wij deze notitie aangekondigd. Bestaande problemen. De belangrijkste problemen bij het vervoer doen zich voor op regionaal niveau in en rondom steden. In de komende tien jaar zal de belangrijkste economische groei daar plaatsvinden: volgens recente verwachtingen van de Europese Unie zal de mobiliteit daarbinnen in 2010 met 50% zijn toegenomen. De enige manier om deze groei in mobiliteit op een verantwoorde, duurzame manier het hoofd te bieden is een grote inhaalslag in de richting van een regionaal ge<ntegreerd openbaar vervoer. Daarbij moeten niet alleen de diverse soorten openbaar vervoer sterk uitgebreid worden en veel meer dan tot nu toe onderling op elkaar worden afgestemd, maar ook moet de keten van de andere vervoerssoorten (fiets, Park en Ride, taxi enz.) veel beter op elkaar aansluiten. Nederland loopt wat dat betreft sterk achter. In andere landen, zoals Duitsland, is het openbaar vervoer op regionaal niveau veel beter op elkaar afgestemd. Daarnaast wordt in de plannen voor het regionaal vervoer onvoldoende rekening gehouden met nieuwe technische ontwikkelingen (branstofceltechnologie, de toepassing van informatica in het vervoer enz.), die nog binnen tien jaar een sterke invloed zullen uitoefenen op het vervoer. Wat is er nodig? Om tot een op regionaal onderling afgestemd openbaar vervoer te komen, is het volgende nodig: ? voor de zware vervoersstromen in de regio wordt daarbij ingezet op light rail; voor de minder zware stromen op bussen op vrije baan, waarbij te verwachten is dat die zullen worden overgeschakeld van de technologie van de verbrandingsmotor naar de brandstofceltechnologie op waterstof; ? leren van de ervaringen in het buitenland (zie de nota van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat van april 1998, getiteld: Succesvol regionaal openbaar vervoer: Lessen voor Nederland; ? het decentraliseren van de beschikkingsmacht over de budgetten voor openbaar vervoer op regionaal niveau; ? het consequent doorvoeren van de ketenbenadering, waarbij vervoer per auto, openbaar vervoer, taxi, fiets en lopen meer op elkaar worden afgestemd; ? het binnenhalen van kennis bij de lokale overheid over de nieuwste technische ontwikkelingen die het regionale vervoer in de nabije toekomst zullen gaan be<nvloeden; ? een vervoer dat regelmatig, frequent, snel, veilig en comfortabel is (light rail). Inzetten op lightrail. De notitie zet wat betreft de zware vervoersstromen in op het lightrailsysteem, wat neerkomt op een opgewaardeerde vorm van de sneltram. Lightrail-voertuigen zijn geschikt voor het gebruik van tram-, metro- en trein- infrastructuur. De tractie van lightrail is aangewezen op een bovenleiding. Daarnaast kan ook de zijaanvoer van spanning worden gebruikt, zodat met hetzelfde materieel op de ringleiding en metrolijn Oost gereden kan worden. Daarmee laten de lightrail-voertuigen zich vergelijken met de huidige Amstelveenlijn. Een lightrail-voertuig kan relatief snel remmen en optrekken. Zo kan op een traject met een groot aantal stops toch een hoog tempo worden behaald. Ook vallen de kosten aanzienlijk lager uit door het lichtere karakter van de voertuigen. Dit maakt het dus mogelijk trajecten en/of stops die eerder onrendabel bleken alsnog weer in gebruik te nemen. Zo kan de reiziger een goed dicht netwerk worden geboden met een uniform tarief of betaalmiddel. De huidige Ringlijn, Amstelveenlijn en de IJtram passen moeiteloos in dit concept. Het is de bedoeling van de PvdA Amsterdam dat ook de Noord-Zuidlijn hiertoe gaat behoren. Dit heeft gevolgen voor de keuze van materiaal en tractie voor de Noord-Zuidlijn. Het idee is om de stoptreinen van de NS in en rond Amsterdam op te nemen in dit samenhangende regionale openbaar vervoer systeem. In plaats van stoptreinen zullen op deze trajecten lightrail-voertuigen gaan rijden. Om het net te verbeteren, zal er ook extra infrastructuur nodig zijn. Het gaat hier vooral om stukken van en naar de transferia buiten de stad en van en naar de centra van de randgemeenten. Vanwege de hoge frequentie die met een lichtrail-systeem kan worden geboden, is het mogelijk een eenvoudig lijnennet aan te houden. De lijnen rijden zoveel mogelijk door op CS. De reiziger is over het algemeen pas bereid over te stappen als dit snel en in een prettige, veilige omgeving kan. De stations moeten hier dan ook op worden aangepast. Het lightrail-net. Wij stellen concreet de volgende verbindingen en lijnen in het lightrail net voor: 1. Zuid/WTC-Schiphol - Hoofddorp - Nieuw-Vennep, het doortrekken van de Noord-Zuidlijn (op bestaand spoor als daarvoor voldoende capaciteit is, anders uitbreiding van het aantal sporen); 2. Haarlem - Schiphol - Amstelveen - Amsterdam Zuidoost - IJburg (het vertrammen van de Zuidtangent op een geheel nieuw spoor kan gedeeltelijk in de middenberm van de A9); 3. Doortrekking Amstelveenlijn naar Uithoorn, eventueel met aansluiting op de Zuidtangent (daarnaast Amstelveenlijn in Buitenveldert kruisingsvrij maken); 4. Zaanlijn, van Uitgeest of Purmerend via Zaandam naar Zuid/WTC (op bestaand spoor, wel aanpassing nodig bij Hemboog); 5. doortrekking van de Noord-Zuidlijn van het Mosplein naar Zaandam-Oost en eventueel van Buikslotermeerplein naar Purmerend; 6. Holendrecht - Bijlmer ? Centraal Station - Haarlem - Zandvoort (geheel op bestaand spoor); 7. Holendrecht - Bijlmer ? Centraal Station - Haarlem - IJmuiden (geheel op bestaand spoor); 8. IJlijn (nieuw spoor in tunnel als verlenging van de IJtram en de Diemertak naar Almere); 9. Hilversum - Centraal Station - Sloterdijk - Zaandam (geheel op bestaand spoor, op enkele delen is spoorverdubbeling nodig); 10. Aanleg transferia (bijvoorbeeld op de A10 ten Noorden van het Buikslotermeerplein bij het opstelspoor van de Noord- Zuidlijn). De hier gekozen volgorde is niet noodzakelijkerwijs een prioriteitsvolgorde. De snelbus. Het is voor de PvdA geen uitgemaakte zaak dat al het openbaar vervoer in de regio geheel via lightrail zou moeten plaatsvinden. Op dit moment is er op delen van het regionaal net sprake van uiterst succesvolle busverbindingen, bijvoorbeeld tussen Waterland en Amsterdam-Noord en tussen Amsterdam en Purmerend. Het is daarom niet zinvol ernaar te streven dat overal trams of lightrail komen. Vandaar dat in bovenstaand overzicht het doortrekken van de Noord-Zuidlijn naar Purmerend als een eventuele optie is opgenomen. Wij verwachten dat in de regio busverbindingen langdurig een belangrijke rol zullen blijven spelen. Daarbij zijn twee zaken van belang; het aanleggen van vrije busbanen en het gebruik van het nieuwste, duurzame materieel (brandstofcelbussen). Investeren in infrastructuur. In Amsterdam zijn de volgende aanpassingen in de infrastructuur nodig voor het lightrail-net: ? aansluiting van de Hemboog op de ringlijn 50; ? laatste stuk 'kleine' ring Isolatorenweg - Centraal Station; ? aansluiten van het spoor naar Schiphol op lightrail-net; ? viersporigheid op het gehele trac, tussen Muiderpoort en Bussum; ? aanleg van de Diemertak, Diemen-Zuid naar IJburg en eventueel Almere; ? aanleg van enkele stations, bijvoorbeeld Watergraafsmeer; ? aanleg van transferia. Voor het net in Amsterdam heeft het afmaken van de kleine ring absolute prioriteit. Daarover is al een raadsnotitie ingediend door de PvdA. Discussie over deze notitie is voorzien in oktober 2000. Daarnaast is het duidelijk dat een aantal voorzieningen, vooral de nieuwe stations en de Hemboog, al worden uitgevoerd en/of in de planning van Regionet zijn opgenomen. De uitvoering van Regionet zal met de middelen die de minister in het vooruitzicht stelt in het Bereikbaarheidspakket, worden versneld, maar er zijn, zoals eerder vermeld, onvoldoende middelen om alles uit te voeren. Daar waar wij voorstellen het lightrail-systeem uit te voeren op bestaande infrastructuur, is een relatief geringe investering nodig. De eerste voorzichtige schatting voor bijvoorbeeld de Zaanlijn laat zien dat daar een investering van 80 tot 100 miljoen gulden zou volstaan (aanpassen kruispunten). Het voorstel voor de Zaanlijn werd oorspronkelijk ingediend door de Zaanse burgemeester Vreeman. De VVD steunt, blijkens de uitgave van de raadsnotitie van het raadslid Hooijmaijers, dit initiatief eveneens. Het initiatief voor een strandmetro, de Zandvoortlijn, werd genomen door het Noord-Hollands PvdA statenlid Marinus de Jong. De vervoersregio. Het is belangrijk om te constateren dat een lightrail-systeem gevolgen heeft voor de NS en er zijn afspraken met het rijk nodig over de exploitatie. Het is daarom nodig dat er op regionaal niveau met de NS en het ministerie overleg wordt gestart om medegebruik van bestaande infrastructuur voor treinen door lightrail voertuigen mogelijk te maken. E,n van de lijnen, de Haarlemmermeer-, de Zandvoort- of de Zaanlijn, zal kunnen dienen als experiment, waarna de rest van het net kan worden ingevuld. Wij zijn van mening dat gelden van het rijk voor de verbetering van het openbaar vervoer in de regio ,n gelden in het Mobiliteitsfonds zouden moeten worden aangewend voor de investeringen in de infrastructuur, die nodig zijn om dit lightrail-net verder vorm te geven. Prioriteiten voor de PvdA Amsterdam zijn daarbij: 1. sluiten van de kleine ring; 2. capaciteitsvergroting, nodig voor het doortrekken van de Noord-Zuidlijn naar Schiphol; 3. Diemertak met uitbreiding naar Almere. De onderlinge afstemming wordt bovendien sterk belemmerd doordat er sprake is van allerlei verschillende financieringsbronnen met een beheer bij verschillende bestuurslagen (lokaal, provinciaal en rijk). De aansturen van een regionaal lightrail-net moet op regionaal niveau gebeuren. Op die manier kan een optimale planning van de exploitatie en een optimale afstemming van dienstregelingen plaatsvinden. Ook is het dan mogelijk om een uniform tariferingssysteem te introduceren. De contacten met partners in het openbaar vervoer, de NS, Connexxion en het stadsvervoer (GVB) kunnen op dat niveau het beste plaatsvinden. Het betekent kortom dat een sterkere en bredere vervoersregio dan het huidige ROA nodig is. Het ROA omvat immers niet alle gemeenten die in dit lijnennet betrokken zijn en heeft tot nu toe onvoldoende sturing gegeven aan de ontwikkeling van het regionaal openbaar vervoer. Het valt te verwachten dat het bestuur van het Mobiliteitsfonds wel de omvang heeft van de hier gewenste regio, en ook de slagkracht kan ontwikkelen die bij een dergelijke regio/vervoersautoriteit hoort. Als de partners dat maar willen. Welk bedrijf het lightrail-net gaat exploiteren, moet te zijner tijd worden bezien (we kiezen in verband met het beheer van het materieel wel voor ,,n bedrijf). Wat is er op dit terrein door ons gedaan in de afgelopen jaren? Is de PvdA nu voor het eerst gekomen met deze voorstellen voor een beter op elkaar aansluitend openbaar vervoer? Nee. Hieronder is vermeld een selectie uit de afgelopen jaren. ? In 1994 hebben wij bij motie verzocht om een plan voor een regionaal afgestemd openbaar vervoer [motie-Bijlsma (Gemeenteblad afd. 1, nr. 760)]. Daarbij is door ons ook gevraagd welke rol het taxivervoer hierbij zou kunnen innemen als schakel tussen openbaar vervoer en individueel vervoer. ? Bij motie-Bijlsma (Gemeenteblad 1994, afd. 1, nr. 931) hebben wij het College van Burgemeester en Wethouders verzocht om de haltes comfortabeler te maken. Ook hebben wij gevraagd om garanties dat het hoofnet Fiets in deze collegeperiode zou worden afgerond. ? In de motie-Agtsteribbe (Gemeenteblad 1996, afd. 1, nr. 742) werd het College van Burgemeester en Wethouders gevraagd om bij het ontwerp van de Noord-Zuidlijn, met name met betrekking tot de breedte van het toekomstig metromaterieel rekening te houden met de integratie op regionaal niveau. Daarnaast is door ons gevraagd het call-a-carsysteem te stimuleren, [motie-Bijlsma, (Gemeenteblad 1996, afd. 1, nr. 814)]. Het openbaar vervoer hoort ook voor ouderen en gehandicapten bereikbaar te zijn. Daarom hebben wij in 1997 [motie Bijlsma Gemeenteblad afd. 1, nr. 223)] aangedrongen op een onderzoek hoe in het productieplan van het GVB meer rekening gehouden kan worden met korte loopafstanden naar ziekenhuizen, ouderencentra enz. ? Bij motie van 24 juni 1998 [motie-Bijlsma (Gemeenteblad, afd. 1, nr. 389)] hebben wij gevraagd om garanties dat de Noord-Zuidlijn niet ten koste zal gaan van de kwaliteit van het bestaande openbaar vervoer. Bij de begrotingsbesprekingen in het najaar van 1998 hebben wij een serie moties ingediend om het bestaande tramnet sterk uit te breiden (doortrekken tram naar de VU, naar de Middenveldsche Akerpolder en naar het oostelijk havengebied). Om te bezien, of het circulaire openbaar vervoer in de binnenstad kan worden versterkt, hebben wij bij motie het College van Burgemeester en Wethouders gevraagd om een plan voor een experiment met busvervoer met kleine bussen over de Prinsengracht, dat na volgend jaar van start gaat. ? Verder zijn wij de laatste twee jaar actief bezig geweest om te bewerkstelligen dat Amsterdam mee gaat doen aan een Europees experiment met de invoering van brandstoftechnologie in het openbaar vervoer. In dit stuk vragen wij dus aandacht voor een samenhangend regionaal net van lightrail. Wij verzoeken het College van Burgemeester en Wethouders en onze collega's in uw Vergadering serieus dit voorstel voor een lightrail-net in de regio te bestuderen. Vanwege de investeringen die met het bereikbaarheidspakket en het aanstaande mobiliteitsfonds worden gedaan, is dit hSt moment om deze discussie te voeren. Op rijksniveau zijn de belangrijkste financieringsmogelijkheden voor vorenvermelde plannen, het Fonds Economische Structuurversterking (FES) en het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport. Wij hebben bij de bespreking van het rekeningrijden en het BOR hiertoe een motie aan uw Vergadering voorgelegd. Concreet verzoeken wij het College van Burgemeester en Wethouders om: 1. een visie te ontwikkelen op regionaal openbaar vervoer op basis van het hier voorgestelde lightrail-systeem; 2. medegebruik van bestaand NS-net door lightrail op de voorgestelde lijnen te bestuderen; 3. met de NS, de provincie en de randgemeenten te overleggen over een pilot voor medegebruik, mogelijk bij de lijnen naar Zandvoort, Nieuw-Vennep of Zaanstad; 4. een reactie op de prioriteitstelling ten aanzien van nieuwe infrastructuur; 5. te streven naar het gebruik van het bestuur van het Mobiliteitsfonds als een overlegplatform voor de verbetering van het openbaar vervoer in de regio langs de hier geschetste lijnen. De leden van de Gemeenteraad, E.J. de Vries A. Bijlsma Tekening, behorende bij de notitie De Vries c.s., nr. 608 van 2000. zie papieren versie