Bron             : Raad
Onderwerp        : Bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke
                   Randstad en Convenant Fonds inzake het
                   Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad.
Portefeuille     : wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastructuur
Afd./Pol. partij : ROIB
Datum Raad       : 20-09-00
Besluit          : conform besloten
Moties           : nrs. 613 t/m 619 van 2000 (nrs. 613, 615, 617 en 619 zijn
                   aangenomen)
Comm. van Advies : Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken
Datum CvA        : 13-09-00
Datum B&W        : 08-09-00
Datum publikatie : 20-09-00
Gemeenteblad nr. : 585

Nr. 585. Bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad en Convenant Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad. Amsterdam, 19 september 2000. Aan de Gemeenteraad Inleiding. De mobiliteit groeide de afgelopen decennia evenredig met de economie: in het verleden stond 1% economische groei gelijk aan 1,5% mobiliteitsgroei. Die 'wetmatigheid' zal ook in de toekomst blijven opgaan. De komende jaren zal de economie met 3 tot 4% per jaar groeien en de mobiliteit dus met 4,5 tot 6% per jaar. Het aantal weggebruikers in Nederland stijgt van zes miljoen auto's in 2000 naar circa acht miljoen in 2010. In de noordelijke randstad is de mobiliteitsgroei bovengemiddeld en gelden de verkeers- en vervoersproblemen dus in versterkte mate. In de periode 1990-1998 is het aantal afgelegde kilometers voor alle inwoners van Amsterdam met gemiddeld 26% gegroeid: 16% groei in fietskilometers, 23% groei in openbaarvervoerkilometers en 32% groei in autokilometers. Door de blijvende stijging van onder andere het inwonertal, de werkgelegenheid en het gemiddeld inkomen is de groei in de regio Amsterdam groter dan het landelijk gemiddelde. De groei van het aantal inwoners manifesteert zich vooral in gebieden buiten de ring A10 en zal voor 2010 met zo'n 6% boven het landelijk gemiddelde uitkomen. Ook het aantal arbeidsplaatsen groeit met 32% (tegen een landelijk gemiddelde groei van 15%), met name in de perifere gebieden rond de ring (zoals Teleport, Amstel III en rondom de Zuidas) en Schiphol. De bovengemiddelde economische groei gaat gepaard met een sterke ontwikkeling van de mobiliteit. Werkgevers en werknemers kampen met een groot collectief verlies aan tijd, geld en moeite en bovendien vrezen de bedrijven in en rond Amsterdam voor hun continu<teit. De bereikbaarheid van de economische centra in de noordelijke andstad is de afgelopen jaren verslechterd en de congestie is toegenomen. De maatschappelijke en economische impact van files is groot. Files zorgen dagelijks voor grote ergernis door vertragingen en onzekerheid over de reistijd. De dagelijkse files kosten de Nederlandse economie handenvol geld. Een doorgaande groei van aantal en lengte van de files kan het vestigings- en investeringsklimaat aantasten. Niet alleen de automobiliteit bereikt haar grenzen, ook het openbaar vervoer stuit inmiddels op capaciteitsbeperkingen. Op belangrijke verbindingen zitten met name de treinen overvol en is de infrastructurele capaciteit langzamerhand volledig benut. Het openbaar vervoer is niet altijd een alternatief en soms ook onvoldoende concurrerend ten opzichte van de auto. Dit is niet alleen een directe bedreiging voor bedrijven met op een B- of C-locatie, maar ook voor die op A-locaties. Ook de bereikbaarheid van bedrijven in het midden- en kleinbedrijf, zorginstellingen en het onderwijs is in het geding. Zij merken dat zij steeds minder aantrekkelijk worden voor schaarser wordend personeel, dat voor een belangrijk deel komt van buiten de A10 geleden gebieden. Verbetering van de bereikbaarheid heeft dan ook grote prioriteit bij het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Zonder aanvullend beleid neemt de filekans exponentieel toe. Bereikbaarheidsoffensief noordelijke randstad. Mobiliteit hoort bij een moderne samenleving. Mensen moeten zich kunnen verplaatsen; dat is een belangrijke voorwaarde voor het functioneren van een regio, waarin mensen wonen, werken, recre%ren en elkaar ontmoeten. Allerwegen groeit er een besef dat niet volstaan kan worden met de huidige beleidsinspanningen, hoe indrukwekkend die op zichzelf genomen ook zijn. Duidelijk is dat de beleidsdoelen bij ongewijzigd beleid niet worden gehaald. In het openbaar vervoer is met name op regionaal niveau (afstanden tot pakweg 30 kilometer) behoefte aan een kwaliteitsimpuls, zowel in het aanbod van vervoersdiensten als in infrastructurele voorzieningen. Een gezamenlijke sense of urgency vormt de achtergrond van het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad. Op 14 december 1999 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat en een aantal bestuurders in de noordelijke randstad, waaronder de gemeente Amsterdam, Werkafspraken gemaakt voor een gezamenlijk offensief tegen de verslechterende bereikbaarheid en leefbaarheid. U heeft in uw vergadering van 26 januari 2000 ingestemd met de verdere uitwerking van deze werkafspraken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 49). Daaraan is de afgelopen maanden intensief samengewerkt, onder bestuurlijke en ambtelijke leiding van Amsterdam samen met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Directoraat-Generaal Personenvervoer en Rijkswaterstaat Noord- Holland), de provincie Noord-Holland en het Regionaal orgaan Amsterdam (ROA). Resultaat is het Concept-Bereikbaarheidspakket voor de Noordelijke Randstad, dat bestaat uit een pakket van maatregelen. De samenwerking wordt bekrachtigd en geformaliseerd in twee schriftelijke afspraken, te weten: de Bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad en Convenant Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad (zie bijlagen, behorende bij deze voordracht). Het Bereikbaarheidsoffensief moet de komende tien jaar worden uitgevoerd. De convenantpartners verbinden zich aan een co"peratieve uitwerking van de gemaakte afspraken. De Bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad. Het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad is geen willekeurige verzameling afzonderlijke projecten en maatregelen. Er is gezocht naar samenhang tussen de maatregelen. De partners die de bestuursovereenkomst ondertekenen, verbinden zich dan ook de gemaakte afspraken integraal uit te voeren. De bestuursovereenkomst heeft betrekking op alle projecten in de noordelijke randstad gezamenlijk: de maatregelen uit het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) van het kabinet, alsmede de maatregelen te betalen uit het regionaal Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad. Inhoud van de afspraken. Met de ondertekening van de bestuursovereenkomst verbinden partijen zich aan afspraken over: ? de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen het rijk en de regionale partners en de financiering van de maatregelen; ? de status en functie van het Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad (onder verwijzing naar een aanvullend convenant tussen de regionale partners onderling over opzet, beheer en programmering van het fonds); ? essenti%le onderdelen van het pakket, waarvoor partijen zich samen zullen inspannen: het project Regionet, het project Tweede Coentunnel/ Verlengde Westrandweg, de landzijdige bereikbaarheid van Schiphol en het project N201; ? het houden van proeven met het spitstarief en betaalstroken en evaluatie na twee jaar; ? het meten van de effecten van de afzonderlijke maatregelen en de evaluatie ervan. Het Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad heeft tot doel het (versneld) realiseren van projecten met een herkenbaar regionaal karakter en die als zodanig een onmisbaar en integraal onderdeel uitmaken van het pakket aan maatregelen. Het fonds is gericht op een ingekaderd programma van projecten. Het fonds wordt ontbonden als uitvoering is gegeven aan het programma, het heeft een tijdelijk karakter gekoppeld aan het "terugsluizen" van de opbrengsten van het spitstarief naar de regio gedurende de proefperiode, eventueel te verlengen tot en met 2011. Besluitvorming over het fonds vindt plaats door het algemeen bestuur en wordt voorbereid in het dagelijks bestuur, waarin in ieder geval vertegenwoordigd zijn de gemeente Amsterdam, de provincie Noord-Holland en het ROA. In het algemeen bestuur krijgen zitting alle partijen die minimaal 1 miljoen gulden in het fonds in brengen. Een bestuurlijk vertegenwoordiger van de provincie Noord-Holland treedt op als voorzitter van het algemeen bestuur. Het ROA treedt op als beheerder van het fonds. De secretaris met een beperkte ambtelijke staf wordt gevestigd bij de gemeente Amsterdam. Het Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad wordt gevoed door nader te bepalen extra dotaties van het rijk, de provincie en de gemeenten, alsmede door opbrengsten van betaald rijden. Het rijk zal de dotaties die door de partners uit de regio in het Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad worden gestort, verdubbelen tot een maximum van 250 miljoen gulden. De opbrengsten van het spitstarief worden teruggesluisd naar de regio. De middelen van het fonds worden grotendeels aan openbaarvervoerprojecten besteed. De 560 miljoen gulden, die volgens de raming in de periode 2001?2005 beschikbaar zou zijn, worden voor 300 miljoen gulden in gezet voor openbaarvervoerprojecten, voor 100 miljoen gulden voor het onderliggend wegennet en voor het overige onder meer voor park- and-ridevoorzieningen, fietsvoorzieningen en studies. Verantwoordelijkheden. Met het tekenen van de bestuursovereenkomst tussen het rijk en de regio verplichten partijen zich wederzijds tot het nemen van een aantal verantwoordelijkheden. De minister van Verkeer en Waterstaat is verantwoordelijk voor de extra investeringen en de verschillende infrastructurele projecten uit het BOR en het het uitwerken en uitvoeren daarvan (met uitzondering van de regionale projecten). Zij is degene die experimenten met het spitstarief en betaalstroken zal vormgeven en organiseren. Zij betaalt tenslotte de verkeerswerende maatregelen op het onderliggende wegennet. De regionale partijen verplichten zich onder meer om zorg te dragen voor de uitwerking en uitvoering van de regionale projecten uit het BOR, voor het besturen en beheren het Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad en het leveren van een financi%le bijdrage daaraan en voor het treffen van verkeerswerende maatregelen. Relatie met eerdere bestuurlijke uitspraken - beoordeling vanuit Amsterdam. In 1998 zijn door de HNRB (Hou de Noordelijke Randstad Bereikbaar) voorwaarden gesteld bij het invoeren van wat toen nog rekeningrijden heette en nu "spitstarief" wordt genoemd. De gestelde voorwaarden zijn de volgende: ? de inkomsten van het rekeningrijden dienen te worden teruggesluisd naar de regio; ? er dienen alternatieven voor het autogebruik beschikbaar te komen; ? er dienen afspraken te worden gemaakt over het heffingssysteem en aanvullende maatregelen; ? rekeningrijden dient niet alleen in de Amsterdamse regio te worden ingevoerd; ? er dient meer inzicht te komen in het effect van rekeningrijden op de mobiliteit; ? er dient een flexibel heffingsconcept te worden uitgewerkt. Naar de mening van ons College wordt aan alle, destijds ook door Amsterdam onderschreven, voorwaarden voldaan. Met de instelling van het Regionaal Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad wordt zorggedragen voor de terugsluis van de opbrengsten naar de regio. Daarbovenop doet de minister de dotatie van 250 miljoen gulden. Een aantal van de BOR-projecten en van de projecten, gefinancierd met het Regionaal Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad, zullen de alternatieven voor de auto in deze regio verbeteren. Het BOR geldt voor de gehele randstad; Amsterdam is niet de enige regio waar het spitstarief ge<ntroduceerd zal worden. Door het instellen van de proefperiode voor het spitstarief bestaat de mogelijkheid om na de evaluatie het concept aan te passen. Zoals reeds in de zogenaamde werkafspraken was bepaald, wordt bij het invoeren van het spitstarief begonnen met heffingspoorten op de A2 en A4. Bij de A2 ligt de keuze voor Abcoude voor de hand; bij de A4 heeft Amsterdam telkens het standpunt ingenomen dat in elk geval "Amsterdam" en "Schiphol" achter een poortje moeten liggen. Door de keuze van de Stuurgroep voor heffingspunten v››r de afslag Sloten en v››r Schiphol wordt hieraan voldaan. Ons College en uw Vergadering. Ons College en uw Vergadering hebben in januari ingestemd met de gemaakte Werkafspraken van 14 december 1999. Aan het gestelde in de werkafspraken is in hoge mate tegemoetgekomen. Naast de proeven met het spitstarief is er voldoende duidelijkheid dat "het project uitbreiding Coentunnel/Westrandweg daadwerkelijk ter hand wordt genomen", ook als private partijen geen financi%le inbreng leveren. Daarmee is nog niets vastgelegd over de vormgeving van de uitbreiding. Ons College zal bij de uitwerking vasthouden aan de raadsuitspraken van 30 september 1998 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 481), waarin de minister word geadviseerd om te kiezen voor een beperktere uitbreiding, met name ten behoeve van het (nood)zakelijk autoverkeer en daarbij alternatieven die speciaal tegemoet komen aan deze doelgroepen opnieuw te bezien. Over projecten in het kader van het ONL-traject (Ontwikkeling Nationale Luchthaven), van belang voor de bereikbaarheid van Schiphol bij verdere groei, verschaft het kabinet in 2001 duidelijkheid. Uw Vergadering heeft op 26 januari 2000 het amendement-Bijlsma c.s. aangenomen, waarin zij als additioneel punt stellen dat de gelden in het Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad grotendeels ten goede moeten komen aan het openbaar vervoer (Gemeenteblad afd. 1, nr. 112). Daarin is in het voorliggende voorstel gehoor gegeven. In het fonds is 300 miljoen gulden gereserveerd voor: ? bijdrage aan verbetering/aanleg van de busstations Zuidas, Sloterdijk en Buikslotermeerplein; ? bijdrage aan de busbaan Hoofddorp-Aalsmeer; ? bijdrage aan de busbaan Aalsmeer-Uithoorn; ? bijdrage aan de ZuidtangentWest en Oost. Voor Amsterdam belangrijke openbaar vervoerprojecten zijn ook opgenomen. In het BOR is 850 miljoen gulden gereserveerd voor: ? railvoorziening HSL (400 miljoen gulden); ? regionet (400 miljoen gulden); ? studie doortrekken Noord-Zuidlijn, vertramming Zuidtangent (50 miljoen gulden); ? versnelling aanleg HSL-station Zuidas. Helaas blijven in het BOR, ook voor de noordelijke randstad, de investeringen in het openbaar vervoer achter bij die in wegen. Hoewel in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) als veel geld was uitgetrokken voor openbaarvervoerinfrastructuur is er in de periode tot 2010 meer nodig, zoals het doortrekken van de Noord-Zuidlijn naar Hoofddorp en voor de Zuidtangent-Oost. Deze en andere projecten zullen opnieuw aan de orde worden gesteld bij de discussie over het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP), over de inzet van ICES-gelden en bij de discussie over de bereikbaarheid van Schiphol. Voorts gaf uw Vergadering aan bij evaluatie ook de verkeerskundige effecten van de betaalstrook op de A1 te willen betrekken. Dit punt komt terug in het wetsvoorstel voor de Wet op Bereikbaarheid en Mobiliteit van het kabinet aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Bovendien zijn er in de bestuursovereenkomst diverse afspraken over de introductie en monitoring/evaluatie van betaalstroken opgenomen. Het geheel overziend beoordeelt ons College het bereikte resultaat globaal als positief. De proeven met het spitstarief voldoen aan de gestelde voorwaarden en er komt veel extra geld beschikbaar voor verbetering van de infrastructuur hoewel de investeringen in het openbaar vervoer nog onvoldoende zijn. Ten behoeve van de definitieve vormgeving van projecten wordt na ondertekening van de convenanten v››r 1 januari 2001 een Werkprogramma Bereikbaarheidspakket Noordvleugel (BPN) opgesteld dat aan u voor goed-keuring wordt voorgelegd. Verdere procedure Op 25 mei 2000 is tussen het rijk en de regio's afgesproken dat deze samenwerking op 1 oktober 2000 bekrachtigd en geformaliseerd moet zijn in een convenant. De plannen moeten de komende tien jaar worden uitgevoerd. Om de samenwerking in de uitwerking en uitvoering te benadrukken, zal een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie in het leven worden geroepen. Na het tekenen zullen de partners zich gezamenlijk zetten aan het maken een Werkprogramma BPN. Daarin vindt de nadere invulling en bedeling van de projecten plaats. Dit werkprogramma wordt v››r 1 januari 2001 aan alle gemeenteraden ter goedkeuring voorgelegd. Separaat onderhandelt het rijk met het bedrijfsleven over wegenprojecten als betaalstroken/tolwegen in de vorm van public-private-samenwerkingsarrangementen. De minister heeft afgesproken ook deze onderhandelingen te laten uitmonden in een overeenkomst op 1 oktober 2000. Na het tekenen van de bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad liggen de afspraken vast tussen het rijk en de regio over het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad, het Bereikbaarheidsoffensief Randstad en de procedureafspraken over de bereikbaarheid van Schiphol (ONL). Na het tekenen van de bestuursovereenkomst Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad Noordelijke Randstad liggen onder meer de af-spraken vast tussen de regionale bestuurders in de noordelijke randstad over de vormgeving en het beheer van het fonds en over de principes ten aanzien van projectenlijst. De Commissie voor Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken heeft op 13 september 2000 deze voordracht besproken. Op grond van het voorstaande stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen: De Gemeenteraad van Amsterdam, Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 september 2000, Besluit: I het College van Burgemeester en Wethouders te machtigen in te stemmen met de Bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad (waaronder tevens begrepen de zogenaamde projectenlijst), een en ander zoals vermeld in de voordracht en de bij de voordracht behorende bijlage; II het College van Burgemeester en Wethouders te machtigen in te stemmen met het Convenant Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad, een en ander zoals vermeld in de voordracht en de bij de voordracht behorende bijlage; III in te stemmen met de Amsterdamse inbreng van 100 miljoen gulden in het Fonds Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad. Relevante projecten voor de Amsterdamse regio. In de hiernavolgende tabel wordt een overzicht gegeven van de BOR-projecten in de noordvleugel van de randstad. BOR-projecten noordelijke randstad, zoals overeengekomen in het kabinet van 19 mei 2000. Versnelling en intensivering openbaarvervoerprojecten (850 miljoen gulden): aanleg HSL-station Amsterdam ZuidAs(2005 in plaats van 2008); ? extra railvoorzieningen HSL-stations Amsterdam Zuidas (2002?2009); ? Regionet Amsterdam (delen) (2005?2008); ? studie Bereikbaarheid Openbaar vervoer Amsterdam-Schiphol (waaronder studie naar doortrekken Noord-Zuidlijn en vertrammen Zuidtangent) (2007?2008). Versnelling en intensivering wegenprojecten (620 miljoen gulden): versnelling benutting A1/A9 (2005 in plaats van 2008); ? uitbreiding A2 Amsterdam-Utrecht (2004?2010); ? A1/A6 brug over de Vecht bij Muiden (2003?2004); ? knooppunt A4/A9 Badhoevedorp (2003?2005); ? bijdrage N201 (2003?2007). Intensivering wegenprojecten als betaalstroken/tolwegen in de vorm van PPS-arrangementen (2,45 miljard gulden; waarvan 1,85 miljard gulden voor BOR en 0,6 miljard gulden voor MIT). Voor al deze voorstellen geldt dat ze zonder private middelen niet zullen worden gerealiseerd. Voor de wegen waar betaalstroken aan de orde zijn, geldt dat, wanneer de proeven met betaalstroken niet succesvol zijn, deze eveneens niet doorgaan: ? Tweede Coentunnel (tol) (2003?2008)*; ? Westrandweg (tol) (2004?2008)*; ? A9 (betaalstroken) (2006?2010); ? A6-A9 (toltunnel) (2009 - doorloop na 2010; afhankelijk van uitkomst van gedetailleerde studie en private bijdrage). * Zoals vermeld, is ten aanzien van de wegenprojecten inmiddels een andere afspraak gemaakt. Wanneer er onverhoopt geen private middelen voor de wegenprojecten worden ingezet, zal de 1,85 miljard gulden beschikbaar blijven voor de noordelijke randstad. Randstadbrede projecten voor rekening van het rijk: maatregelen spoor (BB21). Bijlage 1, behorende bij ontwerpbesluit nr. 585 van 2000. Concept-Bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad . De bereikbaarheid van de economische centra in de randstad is het afgelopen jaar verder verslechterd en de congestie is opnieuw toegenomen. Niet alleen de automobiliteit bereikt zijn grenzen; ook het openbaar vervoer stuit inmiddels op capaciteitsbeperkingen. Op de belangrijkste verbindingen zitten met name de treinen overvol en is de infrastructurele capaciteit langzamerhand benut. In de noordelijke randstad is de mobiliteitsgroei bovengemiddeld en gelden de verkeers- en vervoersproblemen dus in versterkte mate. Deze ontwikkeling versterkt het besef dat niet kan worden volstaan met de huidige beleidsinspanningen, hoe indrukwekkend die op zichzelf genomen ook zijn. Er is een gezamenlijke krachtsinspanning van overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven nodig om het tij te keren. Een gezamenlijke sense of urgency vormt de achtergrond van het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad. Het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad is totstandgekomen in een intensieve samenwerking tussen de ondertekenaars van de zogenaamde werkafspraken van 14 december 1999: de bestuurders van de provincie Noord-Holland, de gemeenten Amsterdam en Zaanstad, het Regionaal orgaan Amsterdam en de minister van Verkeer en Waterstaat. De samenwerking wordt bekrachtigd en geformaliseerd in een bestuursovereenkomst. Resultaat. Het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad bestaat uit een samen-hangend pakket van maatregelen. Het pakket is te beschouwen als een nadere uitwerking op niveau van de noordelijke randstad van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR). Tot de noordelijke randstad wordt in dit verband gerekend het invloedsgebied van de corridors waarop de proeven met het spitstarief en de pilots met de betaalstroken betrekking hebben, zijnde de A4 en A2 (proeven spitstarief) en A1 (potenti%le locatie pilot betaalstrook), alsmede de corridors A9, A8, A5 en A6. Deze afbakening is verkeerskundig van aard en omvat ook gemeenten in de provincies Flevoland en Utrecht (waaronder Abcoude). Het Bereikbaarheidsoffensief Randstad omvat een totaalpakket aan maat-regelen ten behoeve van het verbeteren van de bereikbaarheid van de Randstad. Bij de uitwerking van het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad heeft de pakketgedachte centraal gestaan. Dat betekent dat het pakket niet als een verzameling afzonderlijke projecten en maatregelen is opgesteld, maar dat vooral is gezocht naar de samenhang tussen maatregelen. Het pakket moet dan ook in zijn geheel beoordeeld en uitgevoerd worden. Partijen zijn van oordeel dat de ernst van de situatie vraagt om uitwerking en uitvoering van het integrale pakket. Verantwoordelijkheidsverdeling. Binnen het integrale pakket kan per onderdeel onderscheid worden gemaakt tussen de delen waar het rijk verantwoordelijk voor is en de delen waar de regio verantwoordelijk voor is. Het rijk is verantwoordelijk voor: ? het beschikbaar stellen van extra investeringen die onderdeel zijn van het BOR; ? het uitwerken en uitvoeren van de infrastructuurprojecten binnen haar domein (hoofdwegennet, zware rail, stations) binnen de daarvoor gestelde termijnen; ? het mogelijk maken van de instelling van een regionaal mobiliteitsfonds voor de noordelijke randstad en het leveren van een financi%le bijdrage aan het Mobiliteitsfonds; ? het bekostigen van de verkeerswerende maatregelen op het onderliggend wegennet (voorzover deze samenhangen met de toepassing van het spitstarief op het hoofdwegennet); ? de proeven met het spitstarief op de A4 en de A2 en de pilots met betaalstroken op twee nader te bepalen locaties. Tot de verantwoordelijkheden van de regionale partijen behoren: ? het zorgdragen voor de uitwerking en uitvoering van de infrastructuurprojecten binnen de respectievelijke domeinen van regionale partijen die onderdeel zijn van het BOR; ? het oprichten, besturen en beheren van het Mobiliteitsfonds; ? het leveren van een financi%le bijdrage aan het Mobiliteitsfonds; ? het in overeenstemming met alle regionale partijen in de noordelijke randstad opstellen van een programmering voor de besteding van de middelen in het Mobiliteitsfonds; ? het uitwerken en uitvoeren van projecten die uit het Mobiliteitsfonds worden gefinancierd; ? het treffen van verkeerswerende maatregelen op het onderliggend wegennet. De keuze van heffingspunten op het hoofdwegennet (en eventueel onderliggend wegennet) inzake de heffing van een spitstarief en het bepalen van de meest geschikte locaties voor experimenten met betaalstroken alsmede het opzetten en uitvoeren van de evaluatie van de proeven met het spitstarief en de pilots met betaalstroken vinden plaats in goed overleg. Dit heeft geleid tot de volgende concept-overeenkomst: (Letterlijk overgenomen) "Partijen: 1. De Minister van Verkeer en Waterstaat, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van De Staat der Nederlanden, hierna te noemen: het rijk; 2. De provincie Noord-Holland, ingevolge artikel 176 van de Provinciewet te dezen vertegenwoordigd door de Commissaris van de Koningin; 3. De gemeente Amsterdam, ingevolge artikel 171 van de Gemeentewet, te dezen vertegenwoordigd door de Burgemeester; 4. Het Regionaal Orgaan Amsterdam, ingevolge artikel 45, lid 2 van de gemeenschappelijke regeling ROA, te dezen vertegenwoordigd door de portefeuillehouder verkeer. Overwegende. Dat de huidige bereikbaarheidsproblemen in de Noordelijke Randstad om aanvullend beleid vragen; Dat deze bereikbaarheidsproblemen, gegeven de bovengemiddelde econo-mische en mobiliteitsgroei in de Noordelijke Randstad en de capaciteitstekorten in zowel de weg- als openbaar vervoer- infrastructuur, naar verwachting nog zullen toenemen; Dat een effectief beleid dient te bestaan uit zowel aanbod- als vraaggerichte maatregelen (benutten, beprijzen en bouwen); Dat deze samenhang en integraliteit ook in de uitwerking en uitvoering gehandhaafd dient te blijven; Dat de urgentie van de bereikbaarheidsproblematiek in de Noordelijke Randstad forse, additionele investeringen noodzakelijk maakt; Dat dit beleid een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van het rijk en regionale partijen, waarin alle partijen binnen hun domein een actieve, te onderscheiden verantwoordelijkheid hebben; Komen het volgende overeen: Artikel 1: bestuurlijke behandeling en besluitvorming. 1. Partijen onderschrijven het belang van de samenhang in het pakket aan maatregelen en verbinden zich aan de integraliteit van het pakket, zowel in de verdere uitwerking als in de uitvoering. 2. Partijen verbinden zich aan de verdediging van het integrale pakket in de respectievelijke achterbannen. Artikel 2: Financiering van het pakket: intensivering en versnelling. 1. Het Rijk investeert in het kader van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad in totaal 3,57 miljard gulden ten behoeve van intensivering van infrastructurele maatregelen voor de Noordelijke Randstad. Dit bedrag is exclusief het voor de Noordelijke Randstad bestemde deel van de uitvoeringskosten en de intensivering van projecten gericht op een betere benutting van het spoor in het kader van het programma Beter Benutten 21. In dit bedrag is bovendien niet inbegrepen de 600 miljoen gulden die reeds in het MIT zijn gereserveerd voor de aanleg van de Verlengde Westrandweg. Dit traject wordt ingebracht in mogelijke publiek-private samenwerkingsconstructies. Deze middelen zijn aanvullend op de middelen die in het huidige Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport voor Noordelijke Randstad-projecten zijn gereserveerd. 2 De extra investeringen voor projecten op het Hoofdwegennet en Onderliggend wegennet (in totaal 620 miljoen gulden) worden als volgt bestemd: - A2 Amsterdam - Utrecht (uitvoeringsperiode 2004 - 2010): 100 miljoen gulden; - Brug Muiden (uitvoeringsperiode 2003 - 2004): 120 miljoen gulden; - Knooppunt Badhoevedorp (uitvoeringsperiode 2003 - 2005): 200 miljoen gulden; - Bijdrage N201 (uitvoeringsperiode 2003 - 2007): 200 miljoen gulden. 3a De extra investeringen voor projecten op het Hoofdwegennet in het kader van een publiek-private samenwerkingsconstructie (in totaal 1,85 miljard gulden) zijn bestemd voor de volgende projecten: ? Tweede Coentunnel (uitvoeringsperiode 2003 - 2008); ? Westrandweg/Halfweg (uitvoeringsperiode 2004 - 2008); ? A6 - A9 (2009 - doorloop na 2010); ? Betaalstroken A9 (2006 - 2010); ? Betaalstroken A4 (De Hoek - Clausplein). b Indien de onderhandelingen met marktpartijen over de onder artikel 2, lid 3a bedoelde publiek-private samenwerkingsconstructies niet tot het gewenste resultaat leiden, blijven de onder 3a genoemde middelen, zijnde 1.85 miljard gulden, gereserveerd voor wegenprojecten in de Noordelijke Randstad. c Voor het project Coentunnel/Westrandweg zal in het kader van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad een dusdanig deel van het in totaal van 1,85 miljard gereserveerde bedrag voor projecten met publiek-private samenwerkingsconstructies worden gereserveerd dat realisering van het project Coentunnel/Westrandweg in enigerlei uitvoeringsvariant ook zonder de inbreng van private middelen haalbaar blijft. 4 De extra investeringen voor openbaar vervoer-projecten (in totaal 850 miljoen gulden) worden als volgt bestemd: ? railvoorzieningen Hogesnelheidslijn (uitvoeringsperiode 2002 - 2009): 400 miljoen gulden; ? Regionet (uitvoeringsperiode 2005 - 2008): 400 miljoen gulden; ? studie bereikbaarheid openbaar vervoer-Schiphol (waaronder een studie naar het doortrekken van de Noord-zuidlijn en vertramming van de Zuidtangent (uitvoeringsperiode 2007 - 2008): 50 miljoen gulden. 5 Naast de intensivering van infrastructurele maatregelen maakt het rijk in de begroting ruimte voor een versnelde uitvoering van de volgende projecten: ? Noord-zuidlijn (uitvoeringsperiode 2000 - 2006); ? Versnelling aanleg Hogesnelheids-station Amsterdam Zuidas (uitvoeringsperiode 2002 - 2005); ? Een versnelling van 670 miljoen ten behoeve van de in de bijlage opgenomen benuttingsmaatregelen Hoofdwegennet (uitvoeringsperiode 2000 - 2005). 6 a Het rijk is verantwoordelijk als initiatiefnemer voor het uitwerken en uitvoeren van de onder het tweede lid benoemde projecten binnen de daarvoor gestelde termijnen, met uitzondering van het project N201. b Voor de totstandkoming van de in het derde lid bedoelde publiek- private samenwerkingsconstructies ligt het initiatief bij marktpartijen. Het rijk is hierbij voor marktpartijen het aanspreekpunt. 6 Voor de in artikel 2 lid 2 tot en met lid 6 genoemde bedragen geldt prijspeil 1999. De minister van Verkeer en Waterstaat stelt jaarlijks het percentage vast waarmee projecten uit het MIT ge<ndexeerd worden. Artikel 3: Regionaal mobiliteitsfonds. 2. Ten behoeve van het door de regio ingestelde mobiliteitsfonds, als bedoeld in het convenant 'Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad', zal het rijk het bedrag dat door regionale partijen wordt ingelegd eenmalig verdubbelen met ten hoogste 250 miljoen gulden. Deze dotatie vindt plaats gelijktijdig aan de regionale dotatie. Voorzien wordt dat de regionale dotatie, en daarmee de rijksdotatie, plaats zal vinden op 1-1-2001. 3. Het rijk stort daarnaast een bedrag gelijk aan de opbrengsten van het spitstarief in het mobiliteitsfonds over de periode tot en met 2011. De eerste storting vindt plaats een jaar na de start van de proef (1-1-2004). De tweede storting vindt plaats twee jaar na de start van de proef (1-1-2005). De omvang van het bedrag is gelijk aan de directe opbrengsten van de heffing van het spitstarief op de A4 en de A2, zijnde het aantal passages maal het heffingstarief. 4. De opbrengsten van de pilots met betaalstroken zullen aan het mobiliteitsfonds worden toebedeeld, tenzij er sprake is van de aanleg van nieuwe infrastructuur. 5. Regionale partijen verklaren zich bereid het totaal aan beschikbare middelen in het mobiliteitsfonds grotendeels te reserveren voor openbaar vervoer-projecten, onder de voorwaarde dat deze projecten voldoen aan de criteria die zullen worden gehanteerd bij de prioriteitstelling, met name kosteneffectiviteit en vergroting van de keuzemogelijkheden. 6. De besteding van de beide rijksbijdragen, als bedoeld in het eerste en tweede lid, worden beperkt tot infrastructurele voorzieningen. Eventuele extra exploitatielasten voor het openbaar vervoer komen niet ten laste van deze rijksbijdragen. 7. Stortingen van regionale partijen die rechtstreeks afkomstig zijn van rijkssubsidies (zoals gebundelde doeluitkeringen en zogenaamde 'De Boer'-gelden) komen niet voor verdubbeling in aanmerking. 8. Het eventuele jaarlijkse rente-overschot wordt toegevoegd aan de middelen van het fonds. 9. De beheerder van het fonds zal jaarlijks voor 15 februari over het voorgaande jaar aan de Minister van Verkeer en Waterstaat een financieel verslag uitbrengen over de besteding van de middelen van het fonds. Dit financieel verslag zal vergezeld gaan van een accountantsverklaring, waaruit mede blijkt dat de criteria uit artikel 3 lid 5 en 7 zijn nageleefd. De Minister van Verkeer en Waterstaat kan een model vaststellen voor het financieel verslag en de accountantsverklaring. Artikel 4: Proeven met het spitstarief. 1. Partijen spreken uit dat de proeven met het spitstarief essentieel onderdeel zijn van het integrale pakket binnen de kaders van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad. 2. De proeven met het spitstarief vinden plaats op de hoofdwegen binnen de corridors A4 en A2. Deze proef start op 1 januari 2003 (of zo mogelijk eerder), afhankelijk van het wetgevingstraject, de termijnen die benodigd zijn voor operationele voorbereidingen, het treffen van de verkeerswerende maatregelen op het onderliggend wegennet en de belangrijkste flankerende maatregelen die met de invoering van het spitstarief samenhangen en die in gezamenlijk overleg worden vastgesteld. Partijen zullen zich maximaal inzetten om de benodigde maatregelen v<<<NEED-LINES=7>>> r 1-1-2003 te realiseren en de daarvoor benodigde procedures zo spoedig mogelijk te doorlopen. 3. Het heffingspunt op de A4 is gelegen op het wegvak knooppunt Badhoevedorp/aansluiting Sloten. Schiphol maakt onderdeel uit van het heffingsconcept ). Bezien wordt op welke toegangswegen naar Schiphol een heffingspunt moet worden gelegd om het heffingsconcept sluitend te krijgen. Daarnaast wordt onderzoek verricht om te bezien of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn op hoofd- en onderliggend wegennet om ongewenst sluipverkeer ten gevolgde van het genoemde heffingspunt in te dammen. Het heffingspunt op de A2 is gelegen tussen Abcoude en het knooppunt Holendrecht. 4. Wanneer regionale partijen, na overleg met het rijk, besluiten om ook op het onderliggend wegennet heffingspunten te cre%ren kunnen de opbrengsten naar inzicht van de betreffende wegbeheerder worden besteed. 5. Het rijk overlegt, alvorens een evaluatie-verslag over de experimenten met het spitstarief aan de Staten-Generaal aan te bieden, met de regionale partijen. 6. Het Rijk vergoedt tot een redelijk niveau de kosten voor het realiseren van verkeerswerende maatregelen op het onderliggend wegennet (inclusief de kosten van invoering en uitvoering) voorzover deze maatregelen direct met de komst van heffingspunten voor het spitstarief op het hoofdwegennet verband houden. Dit geldt ook voor verkeerswerende maatregelen die, bij gebleken overlast, gedurende de proefperiode worden geplaatst. 7. Regionale partijen zijn verantwoordelijk voor het tijdig (dat wil zeggen: voor 1 januari 2003, de beoogde startdatum van het experiment) realiseren van de verkeerswerende maatregelen op het onderliggend wegennet. 8. Partijen zullen bevorderen dat de noodzakelijke planologische en juridische procedures voortvarend ter hand worden genomen en zullen worden afgestemd op het daadwerkelijk halen van de overeengekomen invoeringsdatum van het experiment met de toepassing van het spitstarief (voorzien: 1-1-2003). Artikel 5: pilots met betaalstroken. 1. Partijen komen overeen twee pilots met betaalstroken te houden. Met het oog op de gewenste vergelijking van beide systemen (heffing spitstarief en betaalstroken) zullen partijen er naar streven om de pilots met de betaalstroken tegelijkertijd met de proeven met het spitstarief (dat wil zeggen twee jaar vanaf 1-1-2003) te laten plaatsvinden. 2. Het rijk overlegt, alvorens een evaluatieverslag over de pilots met betaalstroken aan te bieden aan de Staten-Generaal, met de regionale partijen. 3. Over de keuze van de meest geschikte locaties treedt het rijk in overleg met regionale partijen. Potenti%le locaties zijn de A1 (wisselstrook) en de A5 (verlengde Westrandweg, na openstelling). Indien uit nader onderzoek mocht blijken dat de nadelige effecten van betaalstroken op deze locaties te groot zijn, zal naar alternatieve locaties worden uitgezien. 4. Indien uit verkeerskundig onderzoek naar de effecten van betaalstroken zou blijken dat de pilots met betaalstroken tot extra sluipverkeer op het onderliggend wegennet leiden, zullen op de daarvoor in aanmerking komende locaties verkeerswerende maatregelen, Het Rijk vergoedt in dat geval tot een redelijk niveau de kosten voor het realiseren van verkeerswerende maatregelen op het onderliggend wegennet (inclusief de kosten van invoering en uitvoering) voorzover deze maatregelen direct met de komst van betaalpoorten voor heffing van het betaalstrooktarief op het hoofdwegennet verband houden. Dit geldt ook voor verkeerswerende maatregelen die, bij gebleken overlast, gedurende de proefperiode worden geplaatst. Artikel 6: project Coentunnel/ Westrandweg. 1. Partijen spreken uit dat realisering van het project Coentunnel/ Westrandweg een essentieel onderdeel is van het integrale pakket binnen de kaders van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad. 2. Partijen zullen zich maximaal inspannen om te bevorderen dat de financi%le, procedurele en juridische condities worden vervuld om het project binnen het beoogde tijdpad (namelijk 2004 - 2008) te realiseren. 3. Bij het zoeken van een oplossingsrichting zullen ook de mogelijkheden voor een gefaseerde uitvoering van het project nader worden onderzocht. 4. Bij het zoeken van een oplossingsrichting voor de Coentunnel/ Westrandweg zullen alle relevante opties voor betaald rijden - zowel generieke heffingen (waaronder het spitstarief en tolheffing) als betaalstroken - in beschouwing worden genomen. Op ,,n en hetzelfde traject zullen automobilisten niet met meerdere vormen van betaald rijden geconfronteerd worden. 5. De keuze voor de vorm van betaald rijden voor het gebruik van de Coentunnel/ Westrandweg is onderdeel van de financieringsconstructie van het project. Artikel 7: project N201. 1. Regionale partijen kunnen naar eigen inzicht bepalen welke delen van het Masterplan N201 prioriteit hebben bij de aanwending van de in het kader van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad beschikbaar gestelde middelen (zijnde 200 miljoen gulden). 2. In het kader van de bereikbaarheid van Schiphol (het Ontwikkeling Nationale Luchthavenstructuur (ONL)-traject) zal worden bepaald welke additionele investeringsimpuls voor het resterende deel van het project Masterplan N201 bovenop het Bereikbaarheidsoffensief noodzakelijk is. 3. De in het kader van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad beschikbaar gestelde middelen voor het project Masterplan N201 zullen geen gevolgen hebben voor de prioriteitstelling van projecten in het kader van het ONL-traject. Artikel 8: project Regionet. Regionale partijen kunnen, binnen de reguliere MIT-systematiek, naar eigen inzicht bepalen welke delen van Regionet prioriteit hebben bij de aanwending van de in het kader van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad beschikbaar gestelde middelen (zijnde 400 miljoen gulden). Artikel 9: projecten betaalstroken (respectievelijk A9 en A4). 1. Alvorens een besluit te nemen over de in het Bereikbaarheidsoffensief Randstad voorziene projecten met betaalstroken (respectievelijk A9 en A4) zullen eerst de resultaten van de pilots met betaalstroken worden afgewacht. 2. Over de keuze en de vormgeving van de trajecten van betaalstroken treedt het rijk in overleg met regionale partijen. Artikel 10: effectmeting en evaluatie. 1. Partijen zullen de uitvoering en werking van deze bestuursovereenkomst evalueren. Hierbij zullen alle relevante verkeerskundige, economische en maatschappelijke effecten van het pakket worden meegenomen. 2. Partijen zullen de evaluatie en het verslag daarover in onderling overleg opstellen en uitvoeren. 3. Wanneer na de evaluatie besloten zou worden om van een verdere invoering van het spitstarief af te zien, heeft dit geen consequenties voor de uitvoering van de andere onderdelen van het pakket en de geplande investeringen van het rijk (inclusief de rijksbijdrage in het regionaal mobiliteitsfonds), tenzij op inhoudelijke gronden verschuivingen in het pakket moeten plaatsvinden. Artikel 11: relatie met het Ontwikkeling Nationale Luchthavenstructuur (ONL)-traject (Bereikbaarheid Schiphol). 1. Partijen spreken de intentie uit om in het kader van het ONL-traject gezamenlijk een kwalitatief goede landzijdige bereikbaarheid van de luchthaven Schiphol op de middellange termijn (v<<<NEED-LINES=7>>> r 2010) te realiseren. 2. Het rijk zal per 1 februari 2001 helderheid geven over de status en de prioritering van de projecten in het kader van het ONL-traject. Voor de regio gaat het hierbij om de in bijlage 2 genoemde projecten. Deze lijst met projecten zal in goed overleg worden bezien op nut en noodzaak. 3. Het rijk zal per 1 januari 2002 helderheid geven over de financiering van de in het tweede lid bedoelde projecten. Artikel 12: uitwerking en uitvoering van de bestuursovereenkomst Bereikbaarheidsoffensief Randstad Noordelijke Randstad 1. a Een Partij die meent dat een geschil bestaat over de uitvoering van deze bestuursovereenkomst, deelt dat schriftelijk aan de andere partijen mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil. b Binnen vier weken na de schriftelijke mededeling overleggen de partijen over een oplossing van het geschil. c Indien het overleg niet binnen zes weken tot overeenstemming heeft geleid, worden alle geschillen in verband met deze bestuursovereenkomst of afspraken die daarmee samenhangen beslecht door de bevoegde rechter te Den Haag. 2. Partijen zetten zich maximaal in om de per project of maatregel overeengekomen uitvoeringstermijnen daadwerkelijk te realiseren en de daarvoor benodigde procedures zo spoedig mogelijk te doorlopen. 3. Partijen verbinden zich aan de instandhouding en het daadwerkelijk gebruik van infrastructuur, voor zover dit binnen hun verantwoordelijkheid valt en zullen hieromtrent in met private partijen overeen te komen concessies en/of exploitatie- overeenkomsten regelingen over op nemen. 4. Partijen zetten zich in voor een optimale integratie van het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad in bestaand en nieuw beleid (waaronder het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan , het provinciale, regionale en gemeentelijke verkeer- en vervoerbeleid), om daarmee te bewerkstelligen dat de diverse beleidsinitiatieven en uitvoeringsprogramma's elkaar versterken. 5. a Indien zich wijzigingen voordoen in de omstandigheden dan wel onvoorziene omstandigheden opkomen, die van dien aard zijn dat deze bestuursovereenkomst billijkheidshalve behoort te worden gewijzigd of die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van deze bestuursovereenkomst of indien partijen de bestuursover-eenkomst willen amenderen, zullen partijen over de wijziging van deze bestuursovereenkomst in overleg treden. b Partijen treden in overleg na vier weken nadat een partij de wens daartoe aan de andere partijen schriftelijk heeft medegedeeld. c Indien het overleg niet binnen 6 weken tot overeenstemming heeft geleid wordt het geschil voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Haag. 6. a Deze bestuursovereenkomst treedt in werking op 2 oktober 2000 en eindigt op 31 december 2011, tenzij het wetsvoorstel Bereikbaarheid en Mobiliteit zodanig wordt gewijzigd dat in 2010 (of op een eerder moment) op een andere beprijzingsmodaliteit wordt overgegaan. Partijen treden uiterlijk 6 maanden v››r 31 oktober 2011 of, in geval van wetswijziging, zo spoedig mogelijk, in overleg over voortzetting van deze bestuursovereenkomst. b Rechtsgevolgen welke voortvloeien uit deze overeenkomst en die naar hun aard geacht worden door te werken of eventueel ontstaan na be%indiging van deze overeenkomst, worden afgehandeld overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst. (Ondertekening) De Minister van Verkeer en Waterstaat, handelend als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van De Staat der Nederlanden, De provincie Noord-Holland, te dezen vertegenwoordigd door de Commissaris van de Koningin, etc. De gemeente Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door de Burgemeester, etc. Het Regionaal Orgaan Amsterdam, te dezen vertegenwoordigd door de Portefeuillehouder Verkeer , etc." Bijlage 2, behorende bij ontwerpbesluit nr. 585 van 2000. Concept-Convenant Fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad. (Letterlijk overgenomen) "Partijen: 1. de provincie Noord-Holland, ingevolge artikel 176 van de Provinciewet, te dezen vertegenwoordigd door de Commissaris van de Koningin; 2. de gemeente Amsterdam, ingevolge artikel 171 van de Gemeentewet, te dezen vertegenwoordigd door de Burgemeester; 3. het Regionaal Orgaan Amsterdam, ingevolge artikel 45, lid 2 van de gemeenschappelijke regeling ROA, te dezen vertegenwoordigd door de portefeuillehouder Verkeer. Overwegende: Dat de huidige bereikbaarheidsproblemen in de Noordelijke Randstad aanvullend beleid en additionele investeringen noodzakelijk maken. Dat dit beleid en de financiering daarvan een gezamenlijke verantwoordelijkheid zijn van het rijk en regionale partijen, waarbij alle partijen binnen hun domein een eigen verantwoordelijkheid hebben. Dat de overeenstemming tussen rijk en regionale partijen heeft geleid tot een bestuursovereenkomst inzake een samenhangend pakket aan maat-regelen onder de noemer "Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad". Dat in deze bestuursovereenkomst afspraken zijn opgenomen over de bijdrage van het rijk aan een regionaal fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad. Dat in deze bestuursovereenkomst is overeengekomen dat regionale partijen een apart convenant sluiten inzake de nadere uitwerking van een regionaal fonds, in het bijzonder de programmering, de bijdragen vanuit gemeenten en provincies, de uitvoering en het bestuur en beheer. Komen overeen: Artikel 1: Naamgeving, doel en karakter fonds 1. De koppeling tussen het regionaal fonds en het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad wordt benadrukt door het fonds aan te duiden als het "fonds inzake het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad". 2. Het fonds heeft tot doel het versneld realiseren van projecten met een herkenbaar regionaal karakter en die als zodanig een onmisbaar en integraal onderdeel uitmaken van het pakket aan maatregelen in het kader van het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad. 3. Het fonds heeft het karakter van een impulsfonds, dat wil zeggen dat het fonds gericht is op de realisatie van een vooraf vastgesteld programma, bestaande uit een aantal, hierna te benoemen projecten en maatregelen. Artikel 2: Vormgeving. 1. Partijen komen overeen het regionaal fonds per 1-1-2001 in werking te laten treden om daarmee te bewerkstelligen dat de (onder artikel 5 en 6 te benoemen) projecten tijdig kunnen worden gerealiseerd. 2. Het programma is tijdelijk van aard. Het fonds wordt ontbonden als uitvoering is gegeven aan het programma. 3. Over een verlenging van het fonds in verband met het ontvangen van de eventuele opbrengsten van het spitstarief na 2005 zal tijdens de evaluatie van de proeven met het spitstarief en pilots met de betaalstroken worden besloten. Artikel 3: Bestuur en beheer. 1. Besluitvorming over het fonds vindt plaats door het algemeen bestuur en wordt voorbereid in het dagelijks bestuur. 2. Het dagelijks bestuur van het fonds wordt gevormd door en uit het algemeen bestuur en wordt voorgezeten door een bestuurlijk vertegenwoordiger van de provincie Noord-Holland. Het vice-voorzitterschap wordt vervuld door een bestuurlijk vertegenwoordiger van de gemeente Amsterdam. Daarnaast bestaat het dagelijks bestuur uit een vertegenwoordiger van het ROA en maximaal drie vertegenwoordigers van de overige deelnemers. 3. Het dagelijks en algemeen bestuur streven naar overeenstemming. Indien nodig vindt besluitvorming plaats op basis van gewogen meerderheid van stemmen van de leden. Indien een lid van het algemeen bestuur van mening is dat zijn belangen door het in het algemeen bestuur genomen besluit onevenredig worden geschaad kan hij zich beroepen op een adviescommissie. De adviescommissie bestaat uit de Commissaris van de Koningin in Noord-Holland, de Burgemeester van Amsterdam en een door hen aan te wijzen derde persoon. Het advies van de commissie is niet bindend maar dient te leiden tot nieuwe besluitvorming in het algemeen bestuur. 4. In het algemeen bestuur krijgen zitting alle partijen die minimaal 1 miljoen gulden in het fonds inbrengen. Een bijdrage kan ook door een groep van gemeenten worden geleverd. 5. Bij eventuele stemming worden de stemmen van deelnemers (of groepen van deelnemers) gewogen naar rato van hun bijdrage aan het fonds, met dien verstande dat elke deelnemer ten minste 1 en ten hoogste 25 stemmen heeft. 6. Het Regionaal Orgaan Amsterdam treedt op als beheerder van het fonds. De beheerder maakt in opdracht van het dagelijks bestuur de middelen benodigd voor de planonderdelen over aan het door het algemeen bestuur aangewezen opdrachtgevers voor de betreffende onderdelen. Het algemeen bestuur wijst uit de deelnemers de opdrachtgevers voor de onderdelen van het programma aan. 7. De secretaris met een beperkte ambtelijke staf wordt gevestigd bij de gemeente Amsterdam. 8. Het uit het fonds te financieren programma wordt eenmalig opgesteld en wordt v<<<NEED-LINES=7>>> r 1 januari 2001 door het bestuur vastgesteld en ter goedkeuring voorgelegd aan de relevante gemeenteraden, Provinciale Staten en ROA-raad. 9. De beheerder rapporteert jaarlijks aan de doterende partijen (inclusief het rijk) over de voortgang van het programma en de besteding van de middelen. Op basis van deze voortgangsrapportage is het aan het bestuur om het programma op onderdelen bij te stellen. Artikel 4: Voeding en financi%le middelen. 1. Het regionaal fonds wordt gevoed door de volgende bronnen: £ een eenmalige dotatie van het rijk; deze dotatie is een verdubbeling van het bedrag dat door de regionale partijen gezamenlijk wordt ingebracht en kent een maximum van 250 miljoen gulden; £ eenmalige dotaties van provincies en gemeenten of groepen van gemeenten, te weten...; £ een bedrag gelijk aan de opbrengsten van de proef met het spitstarief, bij te dragen door het rijk; £ een bedrag gelijk aan de opbrengsten van de betaalstroken, eveneens bij te dragen door het rijk. 2. Voor de uitvoering van het programma dragen de volgende partijen als volgt bij ): £ (250) miljoen gulden bijdrage rijk; £ (100) miljoen gulden bijdrage provincie Noord-Holland; £ (..) miljoen gulden bijdrage provincie Flevoland; £ (100) miljoen gulden bijdrage gemeente Amsterdam; £ . miljoen gulden bijdrage gemeenten ....; £ (60) miljoen gulden opbrengsten heffing spitstarief (indicatief); £ (..) miljoen gulden opbrengsten proeven betaalstroken (indicatief). 3. Partijen spreken af de toegezegde bijdrage v<<<NEED-LINES=7>>> r 1 januari 2001 te doteren of tenminste schriftelijk toe te zeggen welke bijdrage zij in het fonds zullen doteren. 4. Bij liquidatie van het fonds zal het batig saldo van het fonds naar rato van de inbreng in het fonds worden verrekend. Artikel 5: Uitgangspunten invulling programma. 1. Het regionaal fonds is bestemd voor drie categorie%n maatregelen: £ Categorie 1: maatregelen direct gekoppeld aan de invoering van het spitstarief op de A2 en A4 en (eventueel) de proeven met de betaalstroken op de hiervoor aan te wijzen locaties; £ Categorie 2: maatregelen op netwerkniveau; £ Categorie 3: studiegelden ten behoeve van regionale studieprojecten; 2. Onder categorie 1-maatregelen worden gerekend maatregelen die zijn bedoeld om automobilisten op de A2 en A4 een alternatief te bieden bij de invoering van het spitstarief. Deze maatregelen dienen voor de invoering van het spitstarief (voorzien: 1-1-2003) daadwerkelijk gerealiseerd te zijn c.q. beschikbaar te zijn voor gebruikers van de A2 en A4. Tot de categorie 1-maatregelen worden ook gerekend de eventuele startsubsidies voor de onder lid (6) bedoelde collectief vervoer-voorzieningen. 3. Onder categorie 2-maatregelen worden gerekend maatregelen die gericht zijn op de verbetering van de bereikbaarheid op netwerk-niveau, dat wil zeggen de Noordelijke Randstad als geheel. Ook voorfinanciering van regionale MIT- en ONL- projecten, met het oogmerk om de uitvoering van deze projecten te versnellen, kan tot de categorie 2-maatregelen worden gerekend. 4. Onder categorie 3-maatregelen worden gerekend de reserveringen voor studiegelden ten behoeve van regionale projecten (weginfrastructuur en OV-infrastructuur) op netwerkniveau in de Noordvleugel. 5. De beschikbare middelen worden grotendeels gereserveerd voor open-baar vervoer-projecten, onder de voorwaarde dat deze projecten voldoen aan de criteria die zullen worden gehanteerd bij de prioriteitstelling, met name kosteneffectiviteit en vergroting van de keuzemogelijkheden. 6. Exploitatielasten voor het OV worden niet uit het regionaal fonds be-kostigd. Uitzondering hierop zijn startsubsidies voor de duur van de proefperiode spitstarief voor (nieuwe en/of aanvullende) collectief busvervoer-diensten (inclusief vanpooling) die, in de vorm van hoofd-, voor- of natransport, worden opgezet om een alternatief te bieden voor het gebruik van de A4 en de A2 tijdens de heffingsperiode. Deze startsubsidies worden niet bekostigd uit de rijksbijdrage aan het regionaal fonds. Artikel 6: Prioritering projecten. 1. Het geraamde bedrag aan beschikbare middelen in het kader van het fonds, zijnde (560) mio ), wordt als volgt over de vier categorie%n verdeeld: £ categorie 1-maatregelen: (65) mio; £ categorie 2-maatregelen: (475) mio; £ categorie 3-maatregelen: (20) mio. 2. Onder de noemer categorie 1-maatregelen worden de volgende reserveringen gemaakt: Projecten op de A4-corridor. £ fiets-impuls (fietsvoorzieningen en fietsinfrastructuur): 15 mio; £ transferpunten (aanleg en uitbreiding van diverse parkeervoorzieningen): 8 mio; £ vervoermanagement (impuls gebiedsgerichte benadering bedrijven A4): 0,75 mio; £ publieksgerichte activiteiten en inrichting van servicepunt: 1,0 mio. Projecten op de A2-corridor. £ fiets-impuls (fietsvoorzieningen en fietsinfrastructuur): 15 mio; £ transferpunten (aanleg en uitbreiding van diverse parkeervoorzieningen): 6 mio; £ vervoermanagement (impuls gebiedsgerichte benadering bedrijven A2): 0,75 mio; £ publieksgerichte activiteiten en inrichting van servicepunt: 1,0 mio. Niet-corridorspecifieke projecten. £ bijdrage natransport vanaf OV-knopen via een vanpoolregeling: 6 mio; £ publieksgerichte activiteiten: 5 mio; £ fietsenstallingen bij knooppunten: 3 mio. Exploitatie Regionaal Openbaar Vervoer. ? extra treininzet: PM; ? extra spitsbusinzet: PM. 3. Onder de noemer categorie 2-maatregelen worden de volgende reserveringen gemaakt: £ aanleg en verbetering van overstappunten auto/OV op alle Noordvleugel-corridors: 75 mio; £ bijdrage aan verbetering busstations: 100 mio; £ bijdrage aan aanleg busbanen (ten zuiden van Amsterdam): 200 mio.; £ aanleg projecten onderliggend wegennet (OWN): 100 mio. 4. De bij dit convenant behorende projectenlijst definieert de per project (of groepen van projecten) gemaakte reserveringen voor de categorie%n 1 en 2. Uitvoeringsbesluiten zullen nog nader genomen moeten worden." Tabellen zie papieren versie.