Bron             : Raad
Onderwerp        : Raadsvergadering 28-10-98
Datum Raad       : 28-10-98
Datum publikatie : 28-10-98

Avondzitting op woensdag 28 oktober 1998. Voorzitter: mr. S. Patijn, burgemeester; later drs. J.H. van der Aa, wethouder. Secretaris: mevr. drs. M. Sint. De VOORZITTER heropent om 19.30 uur de des middags geschorste vergadering en stelt aan de orde de voortzetting van de behandeling van: 4 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 15 oktober 1998 tot vaststelling van de begroting voor 1999 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 535, blz. 3391) en bijlagen K en K'). De heer BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Het gaat goed met ons Amsterdam, moneywise gesproken althans. Nu is geld zelf nooit een probleem; geld is er, het zit alleen meestal in de verkeerde portemonnee. De begroting ziet er in grote lijnen goed uit. Het College krijgt onze steun als het gaat om het steunen van kwetsbare wijken en groepen. Het opstellen van een sociaal structuurplan beoordelen wij positief en zien wij hoopvol tegemoet. Ook zaken als het opknappen van bedrijfsterreinen hebben onze instemming. Dit is goed voor de reguliere werkgelegenheid en vanuit milieuoogpunt gezien ook te prefereren boven het uitgeven van groene gebieden die vervolgens als groengebied verloren gaan en bovendien vaak vervuilen als gevolg van bedrijfsactiviteiten. Mensen met een uitkering mogen meer bijverdienen, thuis- en daklozen krijgen extra hulp en er komt schuldhulpverlening. Ook de Gemeentelijke Sociale Dienst gaat het voor haar cliënten gemakkelijker maken. Huisuitzet- tingen zullen als het aan het College ligt niet meer automatisch tot dakloosheid leiden. Er komt ruim 4 miljoen gulden voor taallessen voor migranten, waarbij de "oudkomer" een nieuwe kans krijgt. Ouderen kunnen meer hulp krijgen door de uitbreiding van ouderenadviseurs. Dat zijn zaken die de SP-fractie volledig ondersteunt. Er wordt meer geld uitgetrokken voor sport voor jongeren. Met name allochtone jongeren nemen steeds minder deel aan sport, een ontwikkeling die wij willen keren. Liever meer sportplekken dan hangplekken. Het College wil een kortingsbeleid ontwikkelen voor sportbeoefening door jongeren uit gezinnen met lage inkomens. Dat vinden wij uitstekend, met de kanttekening dat het diezelfde overheid is geweest die het jarenlang de sportclubs, vooral financieel, moeilijk heeft gemaakt. Ook is er kritiek van de SP-fractie op de gemeentelijke belastingen. Ge- meentelijke belastingen snijden altijd het diepst in het vlees van de mensen met de laagste inkomens. Zelfs een geringe verhoging van 2,5% is wat de SP betreft 2,5% te veel. Hiermee worden immers de inkomensverschillen, weliswaar op geringe wijze, vergroot. Wat ons betreft is nul procent meer dan genoeg. Het spijt mij voor de heer Hemmes, maar wij zullen hierover een amendement indienen. Een ander punt van kritiek is de wel heel magere doelstelling die het College heeft om 1000 van de ruim 12.000 bestaande additionele banen om te zetten in een reguliere baan. Bovendien stelt het College voor om nog eens 3500 mensen toe te voegen aan het legertje werknemers met een additionele baan. De tijd is rijp om af te rekenen met het gesubsidieerde baantje. Vele vacatures in de horeca en het midden- en kleinbedrijf waarvoor weinig oplei- ding is vereist, zijn niet te vervullen. Gooi het roer nu maar eens om, College; geen nieuwe gesubsidieerde banen meer, maar reguliere banen. Ook hierover zullen wij een motie indienen. Dat het College eindelijk toegeeft dat de verslaafde prostituees niets van de hulpverlening hoeven te verwachten is op zichzelf mooi. Tegelijk geeft het echter aan dat er sinds de instelling van de tippelzone aan de Theemsweg, nu bijna vier jaar geleden, niets voor deze kwetsbare groep is gedaan, en dat terwijl mijn fractie dit bij elke evaluatie aan de orde stelde. De voorstellen die nu worden gedaan, komen vier jaar te laat. Wat moeten wij van de verhoging van de parkeerkosten met een kwartje zeg- gen? Recentelijk heeft deze Raad een meevaller in de parkeeropbrengsten ver- deeld. Door het falen van de Dienst Stadstoezicht zijn er zelfs grote bedragen in de zakken van de maffia terechtgekomen. In dat licht bezien, is een verhoging van een kwartje nogal wrang. Sterker nog, het zou eerder aanleiding moeten zijn om er een kwartje af te halen dan er een kwartje bij te doen. Ook hierover hebben wij een amendement opgesteld. Tot slot noem ik het Stadsvernieuwingsfonds. Al enkele jaren worden miljoenen in dit fonds niet tot de laatste cent uitgegeven. Onderbesteding lijkt de "middle name" van dit fonds. Met andere woorden, al jaren worden er planningsfouten gemaakt met dit fonds, dat zo belangrijk is voor een stad als Amsterdam. Ook dit jaar blijft potentiële capaciteit op de plank liggen. In dit licht bezien is het voornemen om het komende jaar een verbetering van de planning en control van het fonds uit te voeren niet echt geruststellend, tenzij dit moet leiden tot, bijvoorbeeld, een halfjaarlijkse bijstelling van het fonds door de Gemeenteraad. Misschien kan de wethouder hierover verduidelijking geven. De aangekondigde motie en amendementen dien ik hierbij in. De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen: 25ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Bakker, mevr. Alberts en Paquay tot het niet verhogen van de gemeentelijke belastingen in 1999 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 568, blz. 3735). 26ø Motie van 28 oktober 1998 van de raadsleden Bakker, mevr. Alberts en Paquay inzake het creëren van reguliere banen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 569, blz. 3736). 27ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Bakker, mevr. Alberts en Paquay tot verlaging van de parkeertarieven in de binnenstad (Gemeenteblad afd. 1, nr. 570, blz. 3736). De motie/amendementen worden voldoende ondersteund en terstond in behan- deling genomen. De heer GOEDHART: Mijnheer de Voorzitter. Er is hoop. Zoiets zegt men niet als de situatie niet ernstig is. Voordat ik echter iets over de algemene politiek zeg, kom ik eerst bij de financiën, met een korte financiële beschouwing getiteld: "Er is een hoop geld". Het CDA steunt het besluit om de Raad door een nieuwe begrotingscyclus en een inzichtelijke presentatie meer grip op de verdeling van de gelden te geven. Het effect is echter nog marginaal en cosmetisch. De structurele ruimte blijft nihil. Echte discussie zullen wij daarover het volgend voorjaar voeren. Het CDA weet echter welke kant het op wil. Wij zullen nu alvast beginnen met enig ontschotten uit het al eerder genoemde Stadsvernieuwingsfonds. Daarmee doen wij boter bij de vis die ook al door andere sprekers is opgediend. Wij rekenen dan ook op hun steun, want mooie woorden alleen veranderen natuurlijk niets. Dat was onze financiële beschouwing, nu kom ik tot de algemene beschouwingen. Als het oude Rome in gevaar was, stelden de Romeinen de senaat buiten werking en benoemden zij een dictator. Daaraan moest ik denken toen ik in de krant las dat VVD-fractievoorzitter Houterman vindt dat de Burgemeester meer initiatief moet nemen om een einde te maken aan het eindeloze gekissebis van dit College, dat verhindert dat het tot besluiten komt in politiek gevoelige kwesties. Met dit voorstel geeft de VVD-fractie niet alleen haar eigen wethouders een brevet van onvermogen, maar ook het College als geheel. De vraag is: waarom stapt de VVD niet gewoon uit dit College als zij slag op slag verliest? Als de VVD dat niet doet, bij gebrek aan slagkracht, is de Burgemeester dan inderdaad van plan in te grijpen? De heer Houterman heeft namelijk wel gelijk dat dit College breed is, maar niet slagvaardig. De PvdA troont in het midden, maar een krachtig uitgedragen visie op de toekomst van onze stad biedt zij niet. De PvdA stuurt achter de schermen, zoals de heer Paquay ook al opmerkte. Zo heeft olifant PvdA muis D66 inmiddels gestampt; van D66 horen of zien wij niets in dit College. Nee, dan GroenLinks en de VVD, dat zijn echt de smaakmakers. Als het College één stap zet, struikelt het linkerbeen prompt over het rechterbeen. Dit College heeft benen als het wapen van Amsterdam. Dat is nog eens iets anders dan x-benen! Het eerste halfjaar is een rij van incidenten. "Werk, werk, werk" was het motto van het vorige College. WIW is het motto van dit College: "Wie Is Wethouder Werk?" Pas in oktober legt het College een uitwerking van de portefeuilleverdeling aan de Raad voor. Dat noem ik porte- feuilleverdeeldheid; dat is zonde. Er is nog steeds een harde kern van werkloze Amsterdammers die niet door de markt geholpen wordt. Zal dit College nog toekomen aan eensgezindheid op het terrein van de werkloosheidsbestrijding? Ik kom bij het tweede incident. Het College staat toe dat A2000 alle Amerikaanse zenders uit het kabelpakket van onze internationale zakenstad en Teleport haalt. Het enige dat wij er nog van horen is kabaal uit een vechtend College. Wethouder mevr. Van der Giessen kondigt aan, dat zij buiten het College steun zoekt voor een oplossing. Zal in het jaar 2000 wethouder mevr. Van der Giessen als enige nog onvrijwillig door de stad zwerven, op zoek naar een oplossing voor CNN? Het College verwelkomt de Gay Games, maar let zo weinig op zijn zaak, dat Amsterdam er 5 miljoen gulden bij inschiet. Inmiddels korten wij op ambtena- ren, wijzen wij talloze subsidieverzoeken van bescheiden maatschappelijke organisaties af en verhoogt dit College voor het eerst in jaren de lasten voor de burger, tegen de verkiezingsbelofte van de VVD in! Na dertien jaar vertraging vraagt het College op instigatie van GroenLinks nadere studie over de Coentunnel. Daarmee verklaarde het het zakenleven èn het ROA de oorlog. De CDA-fractie begrijpt dat het College de Noord-Zuidlijn wil - dat willen wij ook - maar niet dat het de indruk wekt dat de Coentunnel ineens minder belangrijk is en helemaal niet dat het kennelijk meent, daar met de regio en het zakenleven niet over te hoeven spreken. De helft van de Amsterdammers woont of werkt in de regio. Gelukkig is wethouder Köhler inmiddels bijgedraaid van zijn verkeerde milieubeleid, maar wat wil dit College nu eigenlijk met de regio? Er zijn veel te veel fraudegevallen in diverse diensten. Het is niet vol- doende dat zulke gevallen worden opgemerkt, zeker niet als het publiek de indruk krijgt dat de criminele ambtenaren er vaak met een sisser af komen. Naarmate er meer gevallen voorkomen, moet het College actiever, zelfs proac- tiever, optreden om verdere schade te voorkomen. Het nieuwste schandaal met de parkeer-automaten ligt voor de Amsterdammer in dezelfde sfeer. Parkeerautomaten mogen net zo min lek zijn als ambtenaren. Als 5% van de parkeerautomaten lek is, moet de wethouder niet zeggen, dat hij ze eens per dag gaat legen in plaats van een keer per twee weken, maar moet hij ze onmiddellijk buiten dienst stellen. Amsterdammers behoeven de zakken van criminelen niet te vullen. De heer Houterman van de VVD heeft in de pers gesuggereerd, het betaald parkeren dan maar onmiddellijk af te schaffen. Men denkt dan: de VVD heeft het over parkeren, daar komt weer niets van terecht. Daarom dienen wij een motie in om de lekke parkeerautomaten buiten werking te stellen totdat zij kunnen worden vervangen. In Overtoomse Veld breekt de pleuris uit omdat de Politie eindelijk op- treedt tegen de overlast van rondhangende jongeren. Gelukkig constateert de Commissie-Lankhorst dat de Politie een compliment verdient, maar dat juist de politiek de jeugd, en de buurt, jarenlang heeft laten afglijden. Daar ligt ons grootste probleem. Wij vinden het niet erg dat wethouder Van der Aa een keer pizza eet en voetbal kijkt met de raddraaiers, maar wat gaat het College nu structureel doen om problemen te voorkomen? Gaat men de inwoners van Overtoomse Veld en andere Amsterdamse buurten uitnodigen om verantwoordelijkheid te nemen in onze samenleving? Hoe wil men de taken hierbij verdelen met de stadsdeelraden? Dit College zou toch vooral samen met de stadsdelen werken aan investeringen in de sociale infrastructuur. Wil mevr. Belliot nu van Amsterdam los, omdat Zuidoost zich een stiefkindje voelt? Is het niet vreemd, dat het College miljarden in de herbouw van de Bijlmer stopt, maar dat het stadsdeel het welzijnswerk kort, dat zelforganisaties er nog steeds nauwelijks aan bod komen en dat er miljoenen guldens aan Europese gelden voor sociale projecten blijven liggen bij gebrek aan plannen? Dit College investeert te weinig in sociale infrastructuur. Een PvdA-wet- houder in dit College pot geld op voor investeringen in steen. In het Stads- vernieuwingsfonds zit zoveel geld, dat men het nauwelijks kwijt kan, maar het sociaal structuurplan blijft een bloedeloze schim. Het CDA vindt dat uit het Stadsvernieuwingsfonds ook sociaal cement voor deze stad betaald moet worden. Wij vragen de Raad, daar bij deze begroting 25 miljoen gulden voor uit te trekken. Misschien kunnen wij daar in Europa nog eenzelfde bedrag bij krijgen, dat anders blijft liggen. Vergroting van de betrokkenheid van allochtone Amsterdammers is zeer be- langrijk voor de versterking van het sociale weefsel van deze stad. Om hieraan concreet invulling te geven, wil de CDA-fractie 5 miljoen gulden besteden aan het stimuleren van de betrokkenheid van zelforganisaties in de stad. Het tweede doel waarvoor wij 5 miljoen gulden willen uittrekken, is het creëren van meer sportvoorzieningen voor jongeren. Hierover dien ik twee amendementen in. De veiligheid op straat is prioriteit nummer één voor de Amsterdammer, maar kennelijk niet voor het College. De kleine kern van criminele jongeren in Overtoomse Veld en andere stadsdelen wordt nog steeds niet aangepakt, omdat het College bang is voor onrust. De criminaliteit van drugsbendes in stadsdelen zoals Zeeburg wordt nauwelijks bestreden en kan zich rustig verder invreten in het sociale leven. Dat een onderzoek uitwijst, dat in Amsterdam meer moorden worden gepleegd dan in de meeste andere Europese steden tellen wij niet mee, omdat het buitenlandse drugsbendes zijn die elkaar afslachten. Overlast-bestrijding is nog steeds incidentenbeleid. Het Centraal Station heeft in plaats van de beloofde permanente politiepost nu 's avonds twee dichte ingangen voor de reizigers! En de overlast heeft zich verspreid naar de binnenstad. De Politie heeft niet genoeg mensen om overal tegelijk te zijn. Extra inzet wordt altijd tijdelijk ergens anders weggehaald; incidentenbeleid dus, achter de zaken aanlopen. De CDA-fractie wil, dat de Raad 10 miljoen gulden uit het Stadsvernieuwingsfonds uitrekt voor extra investeringen in veiligheid in buurten en in uitgaansgebieden. Wat ons betreft mag dat in de posten voor de buurtregisseurs, waarvoor het College te weinig geld uittrekt en waarover de hoofdcommissaris heeft gesproken, maar buurten moeten zelf ook met veilig- heidsknelpunten kunnen komen die verholpen moeten worden. Op dit punt zal ik een amendement indienen. De hoofdcommissaris zegt, dat wij het wat de politiesterkte betreft met de beperkte middelen moeten doen die wij hebben en dat dat ook kan. Als alle ervaren agenten echter weglopen omdat zij ergens anders beter kunnen wonen, kan het natuurlijk niet. Wat doet het College daar nu aan? Wij willen dat de Raad 5 miljoen gulden uittrekt voor dienstwoningen in het middensegment van de bouwmarkt. Dat kunnen ook koopwoningen zijn met een antispeculatiebeding. Ook hierover hebben wij een amendement. In plaats van dat men er in de driehoek met deze beperkte capaciteit een- drachtig aan werkt om de overlast op straat en de onveiligheid te bestrijden, loopt het Openbaar Ministerie consequent door het openbare-ordebeleid van Burgemeester en hoofdcommissaris heen, omdat ieder zijn eigen prioriteiten stelt. Wij vinden het treurig als het College in de achterkamer ruzies uit- vecht, waar de Gemeenteraad open over politieke zaken zou moeten spreken. Wij vinden het echter onduldbaar wanneer drie heren die voor de veiligheid van deze stad verantwoordelijk zijn er in de driehoek een potje van maken. Omdat wij de heer Vrakking tot onze spijt niet kunnen aanspreken, spreken wij de Burgemeester daarop als korpsbeheerder aan. Het gaat er niet om dat hij zaken in de doofpot stopt, zodat alles koek en ei lijkt, maar dat hij met de hoofd- officier van Justitie en de hoofdcommissaris van Politie zorgt dat Amsterdam krijgt wat nodig is om de veiligheid van de Amsterdammers te verzekeren. Wij begrijpen inmiddels waarom deze coalitie de regenboogcoalitie heet. Als dit College zo doorgaat, zinkt Amsterdam nog voor het millenniumprobleem weg in bestuurlijke chaos. Alleen de belofte van God aan Noach dat de wereld niet meer aan de zondvloed ten onder zal gaan, biedt Mokum nog hoop. De naam regenboogcoalitie is daarnaar waarschijnlijk een verwijzing. Er is dus nog hoop, maar dan moet men wel spijkers met koppen slaan, in plaats van voortdurend met de koppen tegenover elkaar te staan. Voor het CDA gaat het om het volgende. De Politie moet snel op zijn normale sterkte komen. Als het niet gewoon kan, dan maar met noodmaatregelen zoals dienstwoningen of bijstand van de marechaussee. De criminaliteit in buurten moet consequent worden aangepakt. Jongeren moeten leren dat het niet stoer en ook niet nodig is om met wapens rond te lopen. En het College moet eendrachtig, met de stadsdelen samen, een sociaal plan voor de stadsdelen maken, waarin ook buurten, zelforganisaties en jongeren gestimuleerd worden om zelf verantwoordelijkheid te nemen. Ik zou nog uren door kunnen gaan. Wij beperken ons echter graag tot kern- punten. Wij hopen dat het College aan deze kernpunten gaat werken. Tenslotte dien ik de aangekondigde moties en amendementen in. De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen: 28ø Motie van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en Niamut inzake dienstwoningen voor politieagenten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 571, blz. 3737). 29ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en Niamut inzake versterking van het veiligheidsbeleid uit het Stadsver- nieuwingsfonds (Gemeenteblad afd. 1, nr. 572, blz. 3738). 30ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en Niamut tot toevoeging van 5 miljoen gulden aan het Sportaccommodatie-fonds uit het Stadsvernieuwingsfonds (Gemeenteblad afd. 1, nr. 573, blz. 3739). 31ø Amendement van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en Niamut inzake de toerusting van allochtone organisaties (Gemeenteblad afd. 1, nr. 574, blz. 3740). 32ø Motie van 28 oktober 1998 van de raadsleden Goedhart, Balak en Niamut tot het buiten werking stellen van ondeugdelijke parkeerautomaten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 575, blz. 3741). De moties/amendementen worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen De heer VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Is het waar, dat platte seks de kern van de samenleving is geworden? Het lijkt erop in Amsterdam. Is  lles te koop in Amsterdam? Alle activiteiten in de stad worden steeds meer in economische termen vertaald en dan lijkt het erop dat alles verhandelbaar is. Amsterdam, centrum van handel. Amsterdam in de uitverkoop, daar leidt de neo-liberale visie toe, vinden wij. Niet kwantificeerbare rijkdommen worden in harde cijfers uitgedrukt. Winst- en verliesrekeningen bepalen wat de uitkomst moet zijn van beslissingen over de "producten" zorg, cultuur, milieu, gezondheid en sociale zaken. Er wordt gesproken over contracten sluiten met kwetsbare groepen, over steeds meer privatiseren, over "koppeling van middelen aan kwantificeerbare taakstellingen en zichtbare resultaten". Stoere taal dus, waardoor de kwaliteit van het leven van veel Amsterdammers uit het zicht verdwijnt. Amsterdam Anders/De Groenen wil het anders. De mens is er niet voor de economie, de economie is er voor de mens. Het gaat niet alleen om kwantiteit, maar vooral om kwaliteit. Niet alleen om méér banen, maar vooral ook om zinvol werk. Een sociaal structuurplan kan meer mensen naar de arbeidsmarkt leiden, maar moet vooral ook zorgen voor een beter milieu, voor betere zorg voor ouderen, betere kinderopvang. De gemeente Amsterdam moet haar beperkte middelen inzetten voor een kwalitatief betere stad. Daarop hopen wij en niet zozeer op een hoop geld. Is sex de kern van de samenleving? Het tumult rond de tippelzone - die weliswaar niet door de beoogde doelgroep gebruikt wordt, maar waar de auto's van de hoerenrijders wel in een file staan - is nog niet verstomd of wij zitten alweer in een debat over het onopgeloste probleem van de tippelprosti- tutie rond het Centraal Station. Op AT5 zien wij ondertussen de dagelijkse stormloop op de Wallen en het uitdijende probleem, dat in gewone cafés in de binnenstad seksuele standjes op de toog worden geleverd aan een zich vergapend publiek. "Sex is de Real Thing van de ontideologiseerde zingeving geworden", stelt dr. Hans Boutellier, gepromoveerd op "Criminaliteit en publieke moraal" aan de VU, in Trouw. "We bouwen onze identiteiten rond de behoefte aan intimiteit, bij voorkeur gedefinieerd in seksuele termen. We knutselen aan onze lichamen, hebben pillen voor erecties en voor anti- conceptie. We hebben vrije toegang tot pornografie en parenclubs", constateert Boutellier en de conclusie die hij daaraan verbindt luidt: "Sex is uitgegroeid tot de core business van de liberale samenleving." Deze core business heeft echter, hoeveel guldens er in deze stad ook door rollen, een negatief effect op de menselijke verhoudingen. De Amsterdamse Politie stelt dat vier op de vijf hoeren op de Wallen slachtoffer van inter- nationale vrouwenhandel is. Het zijn vrouwen die onder valse voorwendsels de stad zijn binnengelokt en vaak schulden hebben omdat zij de handelaren moeten terugbetalen voor een vals paspoort en de reis naar Nederland. Volgens commissaris Eeken zijn er altijd "beschermers" in de buurt, die ervoor zorgen dat zij vrijwel nooit geld hebben, hoewel zij per dag fl 500 tot fl 1000 verdienen. Weten hoerenlopers dat zij hoogstwaarschijnlijk te maken hebben met slachtoffers van vrouwenhandel? De verslaafde tippelprostituees rond het CS zijn in feite geen prostituees, maar verslaafden, die verdienen aan het door Boutellier gesignaleerde negatieve effect van wat hij noemt "hyperseksualiteit". "De ander wordt door de geïndividualiseerde burger vooral als instrument ter bevrediging van de eigen lusten gezien." Het gevolg van onvermogen in de kunst van de liefde is de uitbuiting van treurige mensen: zeven op de tien verslaafde prostituees zijn met aids besmet. Wij kunnen ons afvragen of hoerenlopen alleen een mannenziekte is. De Amsterdamse psychiater Louis Tas denkt daar anders over, en met reden. In een recent interview in NRC Handelsblad zegt hij: "Je kunt naar de hoeren gaan beschouwen als een vorm van koopziekte. Daar lijden vrouwen ook aan." Sinds kort woon ik aan de Ruysdaelkade, die al sinds lang een aanlegplaats voor betaalde seks is. In de korte tijd dat ik er woon, hebben wij het aantal rode lichten al zien uitbreiden, en ook dat er zich achter de ramen regelmatig vechtpartijen afspelen. Mijn dochtertje van acht laat ik voor de zekerheid maar niet op straat spelen. Terecht zegt Boutellier, dat de bescherming van kwetsbare groepen en vooral van jongeren richting moet geven aan deze discussie. Kinderen, verslaafden, werklozen en zieken zijn de duidelijkst aanwijsbare groepen, die lijden onder het nieuwe verschijnsel van seks als de economische en psycholo-gische kern van de samenleving. Wat kan de gemeente doen? Wij stellen voor, dat de betaalde liefde - net zoals alle andere bedrijfstakken - belast gaat worden, in verder gaande mate dan nu het geval is. Er moet een voorlichtingscampagne worden gehouden onder alle illegale prostituees, dat zij onderwijs kunnen volgen, zeker gedurende de periode waarin zij bereid zijn om te getuigen tegen vrouwenhandelaren. Verder kan de gemeente aandringen op de invoering van een verbod op reclame voor prostitutie. Vanochtend stond in de krant, dat er in Nederland door de politie een schoon-schipactie wordt gehouden in de prostitutiebranche, vooruitlopend op de afschaffing van het bordeelverbod, maar dat dat in Amsterdam nu juist niet gebeurt. De reden daarvoor zou zijn, dat dit in Amsterdam al niet meer nodig is. Dat lijkt mij niet voldoende als verklaring. Ik wil graag weten wat de Burgemeester hiervan vindt. Als seks in Amsterdam een z¢ agressieve verschijningsvorm heeft, in de vorm van prostitutie of opdringerige televisieporno, dan m g het niet zo zijn dat seks de ware kern van de samenleving is. Want deze verschijningsvorm van seksualiteit is afbrekend. De samenhang die nog in de maatschappij aanwezig is, is daarentegen het resultaat van de inzet voor menselijke waarden zoals gemeenschapszin, intimi- teit, eerlijkheid, openheid voor een ander en conflictbeheersing. Het zijn die waarden, die wij vanouds plegen samen te vatten met het woord liefde. Natuurlijk heeft seksualiteit daarin ook een plaats, maar niet losgekoppeld van de menselijke waarden. Wie voor mensenrechten opkomt, dient vanzelfsprekend ook het oog op de bloei van de menselijke waarden gevestigd te houden. Wij mogen er onze ogen niet voor sluiten, dat de menselijke waarden ook in Amsterdam onder druk staan van een te ver doorgevoerde overheersing van economische waarden in het dagelijks leven. Die hebben niet alleen tot gevolg dat de lucht bezwangerd is met vliegtuiglawaai, er op straat niet meer gevoetbald kan worden door de auto, maar ook dat kinderen te pas en te onpas met harde seks geconfronteerd worden en dat vrouwen uit arme landen verkocht worden om hier aan het raam te zitten. Omdat naar ons idee ook scholen een taak hebben in de opvoeding tot menselijke waarden, hebben wij een jaar geleden het plan geopperd, dat liefde en vorming in menselijke relaties op school zouden moeten worden onderwezen. Er zijn nu scholen die daarmee proeven doen. Bovendien is er de reactie gekomen van het kamerlid Oudkerk, die voorstelt op school een nieuw vak in te voeren, dat hij "leren leven" noemt. Hij zegt daarvan: "Omgaan met conflicten, gemeenschapszin, omgaan met kinderen uit andere culturen, dat moeten concrete en vooral begeerde vakken worden." Terecht voegt hij eraan toe, dat intimiteit ook moet worden geleerd. In onze werkgroep Kunst van de liefde kwamen wij erop, dat het heel goed zou zijn als kinderen op de middelbare school eigentijdse familiedrama's zouden leren te doordenken en doorvoelen. Zo zouden andere kinderen opstellen kunnen maken over de rol die zij zouden spelen in de driehoek Clinton-Lewinsky-Hillary, in de trant van "hoe zou jij je opstellen als je de president van de Verenigde Staten was en als je ervan werd beschuldigd een ongepaste verhouding te hebben? Of als je zijn minnares was? Of als je de echtgenote was, en je van alle kanten hoorde dat je man seksuele spelletjes doet met een ander, en daarbij sigaren niet uit de weg gaat?" (De heer PIERSMA: Wie is er nu eigenlijk geobsedeerd door seks?) Dat zullen wij zien. Betaalde seks dient niet de kern van de samenleving te zijn, maar veeleer de menselijke waarde ofwel de liefde. Is het niet, zoals Dante heeft gezegd, "de liefde die de zon en de sterren doet bewegen"? Gezien de toenemende belangstelling binnen en buiten het onderwijs stellen wij voor, dat het College alsnog initiatieven onderneemt om de door ons voorgestelde vernieuwingen in het onderwijsprogramma te ondersteunen. Ik neem aan, dat wij daarbij op de steun van de PvdA mogen rekenen, vanwege de geestverwantschap van de heer Piersma met de heer Oudkerk. (De heer PIERSMA: Wel op mijn sympathie!) Economische exploitatie ten koste van de leefbaarheid doet zich niet alleen rond seks voor. Door de groei van Schiphol dreigt er ten zuiden en westen van de stad een onbewoonbare zone te ontstaan. De discussie over Kosten-eenheden, geluidscontouren - niet te verwarren met geluidszones - passagiersaantallen enz. is ook voor de meeste politici, laat staan voor burgers, niet meer te volgen. Het Amsterdamse Bos is een gebied geworden waar men tussen de Kosten-eenheden door moet wandelen. In een zogenaamde "letter of intent" is - blijkbaar in het Engels - tussen de gemeente en de luchthaven afgesproken, dat niet meer dan 1% van de vluchten over de stad mag gaan, maar al jaren wordt die ene procent overschreden. Wethouder Groen dreigde kort geleden nog met een kort geding als Schiphol de 1%-grens blijft overschrijden, maar in de laatste commissievergadering, over de voortgangsrapportage Schiphol, antwoordde deze vertegenwoordiger van het College, dat hij het niet meer wist, aangezien hij vanuit de provincie onder druk wordt gezet om die hele letter of intent maar te vergeten. Onze fractie meent, dat de leefbaarheid van de stad moet worden verdedigd door de bedrijfsvoering van Schiphol veel meer op het milieu te richten. Een verbod op korte-afstandsvluchten van minder dan 600 kilometer is onvermijdelijk. Hogere tarieven voor transferpassagiers - op dit moment bijna de helft - zijn eveneens nodig, want die passagiers brengen minder geld naar Amsterdam en omgeving, terwijl zij met hun luidruchtige aankomstgroet en afscheidsronk voor veel overlast zorgen. Landingen van transferpassagiers zijn gesubsidieerd. Over de hele linie zouden er hogere tarieven voor het vliegen moeten worden ingevoerd. De Vereniging Milieudefensie heeft daarvoor een prima zespuntenprogramma opgesteld. Als men dat leest, dringt zich de gedachte op, dat Schiphol eigenlijk maar als een normaal bedrijf zou moeten worden behandeld om een enorme verbetering voor het milieu te verkrijgen, met normale belastingen op brandstof en het normaal nakomen van gemaakte afspraken. Een van de kleine zaken die de gemeente al direct helemaal zelfstandig kan doen, is het invoeren van een vrijwillige vliegtax. Dat houdt in, dat alle vliegreizen die in dienst van de gemeente worden gemaakt door ons worden belast met het opzij leggen van een percentage van de gemaakte kosten. Uit het potje dat als gevolg van deze vrijwillige vliegtax ontstaat, kunnen wij vervolgens compensatie bieden voor de aangerichte schade door duurzame en schone energie in toepassing te brengen. Uit één jaaropbrengst vrijwillige vliegtax bij de gemeente zouden wij bijvoorbeeld gemakkelijk zonnepanelen op het dak van dit gebouw kunnen installeren. Wij stellen dus het College voor, een vliegtax in te voeren, waarvan de opbrengsten zullen worden gebruikt voor toepassingen van duurzame en schone energie. De functie van Schiphol voor de werkgelegenheid van Amsterdam wordt zwaar overschat. Uit Zuidoost werken nu minder mensen op Schiphol dan voorheen. Wel krijgen zij in toenemende mate te maken met lawaai, luchtvervuiling en onvei- ligheid, ondanks jarenlange beloften om het lawaai in de hand te houden door geluidsarme toestellen en andere routes. Pas nu is aan het licht gekomen, dat het neergestorte toestel van El Al inderdaad gevaarlijke stoffen bevatte voor militaire doeleinden, zoals het zwartboek van De Groenen in Zuidoost al vijf jaar geleden had vastgesteld. Wij vragen dus van het College een veel resolutere koers om de overlast van Schiphol te beperken en een economisch beleid te kiezen dat de stad minder afhankelijk maakt van de groei van de gangbare luchtvaart. Intimiteit moet worden gekoesterd, en het stadslichaam zelf moet daartoe uitnodigen. Daarom is groen zo belangrijk als biotoop voor romances. (De heer HUFFNAGEL: Dat is het eerste waarvan ik denk dat het mis- schien wel waar is dat Groen belangrijk is als biotroop voor romances.) Immers, zoals de sprookjes de wereld uit gaan wanneer de bossen verdwijnen, zouden de vriendschap en de liefde een knauw krijgen wanneer de stad slechts uit asfalt en beton bestond. Tien jaar geleden heeft onze fractie een nota ingediend om de kapvergunning aan te scherpen en bijvoorbeeld te voorzien van een plicht tot heraanplant. Het resultaat was, dat er een lijst met monumentale bomen zou komen, met een eigen fonds. Op dit moment moeten wij echter constateren, dat van deze fraaie toezegging van het College - die ik wethouder Ten Have nog hoor uitspreken, destijds met gejuich binnengehaald door de Raad - helemaal niets is gerealiseerd. Wij vragen het College waar die lijst met monumentale bomen is en welke bomen erop staan. In onze stad worden nog steeds te veel bomen gekapt. Ik denk nu niet alleen aan de ramp in Ruigoord, die duizenden bomen treft, maar ook aan de illegale tuinuitbreidingen in Noord. Daar heeft het stadsdeelbestuur goedgevonden, dat velen hun tuin uitbreiden met stukken openbaar groen waarop bomen staan. Daarna wordt er door de particuliere beheerders veelal gekapt, zonder dat er sprake is van een kapvergunning. Die manier van werken is ook ons College niet geheel onbekend. Ik denk aan de kap van de bomen in de tuin van de voormalige Boerhaavekliniek aan het Museumplein. (Wethouder STADIG: Dat was vanwege bodemverontreiniging, weet u nog?) Ja, dat is een andere smoes geweest, maar u weet precies wat ik bedoel. Op dit moment knappen de bomen in het Vondelpark af als luciferhoutjes. Dat komt niet alleen doordat het stormt, maar doordat er al jarenlang een gebrek aan onderhoud is aan het Vondelpark en het openbaar groen daar verwaarloosd is. Wij constateren, dat de zorg voor de bomen nog steeds niet is zoals die zou moeten zijn. Op dit moment bevinden de bomen aan de Overtoom en het groen in de Schinkelzone zich in de vuurlinie. De De Brettenzone wordt bedreigd door de N200. Voor recreatie in de Oeverlanden moeten vele bomen worden geveld om het gebied zogenaamd op te waarderen. De waarde van het bestaande groen - zeldzame, wilde natuur - delft het onderspit. Wat is er trouwens terechtgekomen van de motie van onze fractie om de stad zoveel mogelijk te voorzien van klimop, die twee jaar geleden door de Raad werd aangenomen? Het is bij één enkel muurtje gebleven. Dat had dus net zo goed het werk van een particulier kunnen zijn. Van de gemeente verwachten wij een structurele uitvoering van die motie en aanplant van klimop, omdat graffiti nog altijd door heel veel mensen, en ook door ons, als zeer storend wordt ervaren. Wij waarderen het, dat het College voor het eerst komt met het plan om de ecologische voetafdruk van de stad te onderzoeken. Dat is wel zo netjes, nu de stad reuzenvoetafdrukken in het westen en in het IJmeer zet. Er zijn vele mogelijkheden om de ecologische voetafdruk te verkleinen, bijvoorbeeld door minder gif te gebruiken in het straatgroen. Wij kunnen ook heel goed biolo- gisch geteelde bloembollen gebruiken, in plaats van met gif verbouwde. Dat zou ook het Noordhollandse milieu, waar die bollen worden geteeld, ten goede komen. Wij juichen de constructieve inzet van het College op het punt van inten- sief ruimtegebruik van harte toe. Fantasievolle plannen voor multifunctioneel gebruik van grond, zoals in de Zuidas voor sportvelden, kunnen worden aange- pakt. Klap op de vuurpijl vinden wij natuurlijk de onderzoeksplannen die nu in de begroting te vinden zijn voor het overbouwen van de A10, dat nu kan delen in een pot van 75 miljoen gulden. Wij vinden het een prijsvraag waard om de overbouwingsmogelijkheden optimaal te kunnen benutten. Ondanks alle goede intenties vrezen wij, dat het openbaar vervoer in Am- sterdam nog minder dienstverlening zal leveren. Het Kabinet heeft weliswaar het volledige subsidiabele bedrag voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn toege- kend; dat lijkt een mooi cadeautje, maar er zitten nog wel wat apen in de mouw. Den Haag eist precies datgene waarvoor de tegenstanders van de Noord- Zuidlijn bij het referendum hebben gewaarschuwd, namelijk een ingrijpende aanpassing van het fijnmazige tram- en busnet ten behoeve van de financiering van de Noord-Zuidlijn. Er zal flink moeten worden geschrapt in het lijnennet. Het stelt ons niet gerust, dat het College nu zegt dat dat niet zijn intentie is. Tegen de tijd dat de Noord-Zuidlijn rijdt, zit er immers een heel ander College. De Regering zal vasthouden aan haar eisen voor de kostendekkendheid van de Noord-Zuidlijn en het openbaar-vervoernet. Bij het referendum is het voorgesteld alsof het cadeautje uit Den Haag louter zou zijn bedoeld voor nieuwe regionale reizigers. Het tegendeel blijkt waar. Nu de vervoerskundige condities waaronder de Noord- Zuidlijn wordt aangelegd totaal zijn veranderd, menen wij dat een nieuw referendum op zijn plaats zou zijn. In de beginjaren van het nieuwe millennium gaat burgemeester Patijn met pensioen. Daarvoor dient hij nog voor enkele jaren te worden herbenoemd. Biedt dit vertrek Amsterdam niet de kans om eindelijk eens een burgemeester direct te laten kiezen? Het Kabinet heeft zich daarover in de laatste Troonrede welwillend uitgelaten en minister Peper van Binnenlandse Zaken heeft gezegd, dat er wel buitengewone argumenten moeten zijn, zoals ziekte van de betrokkene, als een per referendum door de bevolking aangewezen kandidaat door hem onaanvaardbaar zou worden verklaard. Eindelijk kan het dan zover zijn! Is het College met ons van mening, dat dit de mogelijkheid bij uitstek is om via een consultatief referendum onze eigen burgemeester te kiezen en zodoende tevens het referendum als zodanig eindelijk weer nieuw leven in te blazen? Is het niet een mooie gelegenheid om positieve actie te voeren ten gunste van een vrouwelijke burgemeester? Het plan van D66 om met een raadsvoorzitter aan het werk te gaan lijkt ons niet gek. Het is een oude gedachte en het ligt voor de hand, dat wij daarvoor dan het langst zittende raadslid aan het werk zetten. Wij willen nog geen oordeel vellen over het functioneren van dit College, vergeleken met het vorige. Is het stadsbestuur groener dan voorheen? Op papier zijn er aanzetten te vinden, zoals de ecologische voetafdruk, nog meer voornemens voor fietsenstallingen en een onderzoek naar gratis openbaar vervoer. De praktijk is echter voorlopig nog even milieu-onvriendelijk. Het gebruik van het vliegtuig groeit immers sneller dan dat van de fiets. Amsterdam Anders/De Groenen staat voor een andere manier van politiek bedrijven; voor een ander, beter Amsterdam. Dat doen wij in referendumcomités, vakbonden, milieuorganisaties en buurt- en actiegroepen. Wij kregen in maart jl. een flink mandaat van de kiezers, van drie zetels, om dit geluid ook in de Raad te laten horen. Wij staan daarbij voor radicaal andere keuzen, een trendbreuk in de politiek. Geen halve oplossingen zoals nu, wanneer bijvoorbeeld wordt gekozen voor een beetje automobiliteit en een beetje openbaar vervoer, maar een radicale omslag, ten gunste van, bijvoorbeeld, gratis openbaar vervoer. Daarom herhalen wij, dat het een gemiste kans is om niet een links meerderheidscollege te vormen. Een mooi voorbeeld is toch wat onlangs in Duitsland voor elkaar is gekregen, waar sociaal-democraten en Groenen nu samen de regering vormen. Een dergelijke meerderheid was er wanneer men alle groenen, sociaaldemocraten en SP'ers in de Gemeenteraad van Amsterdam optelt. Een stadsbestuur moet het aandurven heilige huisjes omver te schoppen en gevestigde belangen te doorbreken. Dat is alleen mogelijk als de lokale overheid voldoende zeggenschap behoudt over wat er in de stad gebeurt. Met het uit handen geven van belangrijke beslissingen, zoals het resultaat zal zijn van het op handen zijnde MAI- akkoord, zijn wij op het verkeerde pad. Wij zullen de positieve kanten van dit College ijverig blijven opsporen, en aangrijpen om een wending naar een groener, democratischer en liefdevoller Amsterdam te stimuleren. Daarvoor blijven wij knokken, op straat en in de stad! Tenslotte bied ik de financiële beschouwing van onze financiële specialist Van Lohuizen aan de wethouder voor Financiën aan, en dien ik de aangekondigde moties in. De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen: 33ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over voorlichting aan prostituees (Gemeenteblad afd. 1, nr. 576, blz. 3742). 34ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over scheef toewijzen van woningen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 577, blz. 3743). 35ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over het gebruik van biologisch geteelde bloembollen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 578, blz. 3744). 36ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over monumentale bomen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 579, blz. 3745). 37ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid Van Duijn over participatie in het project Vliegtax in Gemeenten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 580, blz. 3745). De moties worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. Mevr. VAN OUDENALLEN: Mijnheer de Voorzitter. Ons ei is uitgebroed. Het heet "factor '99". Ambtenaren van de afdeling Financiën hebben ons de afgelo- pen dagen fantastisch uitgelegd wat er in de begroting staat en vooral wat er bedoeld wordt. Ik onderstreep de woorden van de heer Dales daarover. Was het niet de schrijver Harry Mulisch die na De Verteller het boek De Verteller Verteld schreef? Misschien kan degene die de begroting heeft geschreven de beschreven begroting ook nog eens schrijven, opdat wij gemakkelijk kunnen lezen wat erin staat. De Operatie Slagvaardigheid kan hierop worden ingezet. Wat ons niet aanstaat, is het verlies op - nota bene - de parkeergarages; een miljoenenverlies, terwijl velen een parkeerplaats zoeken in Amsterdam. Elke ondernemer en elke PR-specialist vraagt zich af waar de reclame was. Eenieder van buiten de gemeente die weet wat Markenhoven is, maak ik een com- pliment; dat is een van de parkeergarages. Ik noem verder het punt, dat de garage ArenA meestal verlies lijdt. Ik verwacht dan ook van het College, dat het met spoed een nota zal uitbrengen om met PR-middelen dit soort zaken uit de wereld te helpen. Het kan gewoon niet, dat het hier gaat om 500 plaatsen waarvan de meeste niet eens bekend zijn. In de begroting lees ik alleen maar over onderzoek. Ik noem het project Correct of corrupt. Was het niet onlangs een minister die op alle feestjes steeds zijn vriendjes liet opdraven en die daarmee negatieve publiciteit kreeg? Als ik zie hoeveel onderzoek er wordt gecreëerd - hulde dat wij zoveel werk genereren - vraag ik mij af, hoeveel onderzoek er nodig is. Hoeveel wordt aan ex-interne medewerkers gegeven en waar kunnen wij zien of ook anderen een offerte hebben mogen indienen? (De BURGEMEESTER: U doet nu een suggestie zonder man en paard te noe- men. Wie heeft onderhands een onderzoek gekregen waarop hij geen recht heeft?) Wij willen graag een inventariserend onderzoek. Als blijkt dat velen steeds worden ingehuurd omdat wij hen kennen, zijn wij met iets heel anders bezig. Een normaal bedrijf vraagt drie offertes, waar er dan één uitkomt. Ik vraag dan ook aan het College of ik mij vergis. Ik zie alleen maar getallen en onderzoeken. Ik hoop een inventariserend intern verslag te krijgen en dan ook te zien waarom er geen deadline schijnt te zijn bij sommige onderzoeken, die maar steeds kunnen worden uitgesteld. Bestuurlijke kwaliteit mag men verwachten in een stad als Amsterdam, met vele verse raadsleden en met een College met veel kennis en ervaring. Daarom moet Amsterdam iets hebben aan een College dat samenwerkt met en voor burgers, door wie het per slot van rekening is gekozen. Hoe staat het echter met de inspraak? Laatst meldde een wethouder, dat inspraak eigenlijk staat voor informatie. Terecht waren burgers daarover verontwaardigd. Wanneer kunnen wij duidelijkheid van het College verwachten? Wanneer is een breed draagvlak een breed draagvlak? Bij 100 of 1000 handtekeningen, of slechts wanneer het het bestuur uitkomt? Een voorbeeld van hoe voorzichtig wij moeten zijn met verkopen van gemeentelijke diensten is de verkoop van A2000. Hoe houdt men ex- gemeentebedrijven in de hand als zij eenmaal een winstgevend bedrijf moeten zijn? Zorgvuldigheid op vele fronten met de verkoop van oude gemeente- bedrijven is gevraagd. In "Streetwise", het handige boekje voor de Amsterdamse Politie, heb ik opgezocht wat men kan doen als agenten hun politiewagen met knipperlichten aan midden op een tramhalte laten staan en een broodje shoarma gaan halen. Over fietsendiefstal staat er: "Hij die opzettelijk enig goed dat een ander toebehoort tot zich neemt wordt gestraft; men krijgt een boete." Hoeveel boetes zijn er nu eigenlijk in 1998 uitgeschreven en hoeveel kunnen wij in 1999 verwachten om onze fietsen beschermd te zien? Wanneer kunnen wij verder een preadvies verwachten op onze "Mokum antifietsendiefstalmotie"? Een zorgenkind is het Stadsmobiel, vervloekt en geprezen. Vele gehandicapten en ouderen hoort men vragen of het busje er al is. Nee, voor velen komt het busje niet zo. Het is een goed idee, dat misschien aan zijn succes bijna ten onder dreigt te gaan. Ik hoop, dat er met zorg op dit punt iets wordt gedaan. Met zorg hebben wij gezien, dat er een Noord-Zuidlijnkrediet is gekomen, terwijl bij inspraakavonden de kenners zeiden, dat ons bovengrondse vervoernet dan minder kwaliteit zal krijgen. Wij verwachten, dat er volgens dienstregeling zal worden gereden en dat die niet zal verslechteren. Wij verwachten verder goede voorlichting aan de gebruikers. Veel werk ligt er op Schiphol, maar nog steeds zijn er geen extra lijnen op de momenten dat werknemers naar hun werk gaan. Zij moeten 's ochtends vroeg nog steeds met de auto. Er is heel slecht openbaar vervoer naar Schiphol. De fietsers klagen over auto's, de automobilisten over fietsers en de voetgangers over beide. Velen gebruiken de straat. In het programakkoord staat, dat er behoefte aan ruimte is en dat er 200 parkeerplekken per jaar mogen worden weggehaald. Dat is het meest tegenstrijdige punt in het program- akkoord, waarin namelijk ook staat, dat onder nieuwbouwpanden geen garages mogen worden gebouwd, terwijl de gemeente door daarin te investeren heel veel blik van de straat zou kunnen halen. Verschillende stadsdelen hebben een betere visie. Zij willen juist alles onder de nieuwbouw. Misschien kunnen wij daarvan in de Raad nog iets leren. Voor al die vormen van verkeer blijft dan ook meer ruimte en zichtruimte over. Als oppositie hopen wij met deze Raad meer en meer begrip te krijgen voor het feit dat de auto nu eenmaal bestaat, en hopen wij gezamenlijk creatieve oplossingen te verzinnen. Maar ook hopen wij, dat wij niet meer twisten over de maximale omvang van een garage, maar integraal bekijken hoe wij ruimte optimaal kunnen gebruiken, onder of boven de grond, net als de tarieven van vergunningen. Het ene jaar belooft het College de prijzen van vergunningen in de binnenstad te doen dalen. Het roept dan ook, de tarieven gelijk op te trekken met die van de stadsdelen. Wat is minder waar, en hoe geloofwaardig is dan een bestuur, als wij zien dat het een wens is dat de stadsdeeltarieven voor vergunningen worden opgetrokken tot die van de binnenstad? Op de bekend- making van tariefverhogingen met een kwartje in stadsdelen schreef een van de stadsdeelbestuurders: "Omdat er meer mensen die geen auto hebben veilig willen oversteken, willen wij dat kwartje toevoegen." Ik vraag mij af, of mensen met een auto niet veilig zouden willen oversteken en of dit een argument is om burgers een kwartje extra door hun strot te duwen. Eerstdaags dienen wij de notitie Parkeerinktvlek in, een notitie over inzicht in parkeren in de hele stad en over de manier waarop creatief zou kunnen worden meegedacht. Wat fraude met parkeerautomaten betreft plaats ik een groot vraagteken, als het acht maanden duurt voordat wij een oplossing kunnen vinden, als er geen geld voor bewaking of voor belastinginning kan worden ingezet. Ik ben het met het CDA eens, dat wij dan ogenblikkelijk die automaten buiten werking moeten stellen. Hoe lang kan een dienst of een verantwoordelijk wethouder alles maar zo laten en niet overgaan op elektronica met een beveiligingssysteem? Twee jaar geleden sprak de Verkeersgroep over chippen - pinnen wordt vooral afgeraden - maar de machines zijn er nog steeds niet. Zij komen er wel, maar weer gefaseerd, waarmee men de criminaliteit niet voor is. Wij hopen, dat het College binnen een halfjaar niet weer met een verhaal komt hoe handig de criminelen zijn, maar dat dan rücksichtslos apparaten worden vervangen, zodat de burger weet, dat zijn belastinggeld echt wordt bewaard. Algemene en financiële beschouwingen Ik heb onlangs gesproken over de veiligheid van gebouwen, in verband met een gebouw van Stadstoezicht. De wethouder zei, dat ik mij geen zorgen moest maken omdat er bedrijven in de buurt zitten. Een week nadat ik mijn bezorgdheid uitsprak, werd het bouwbedrijf ernaast 's avonds heel laat over- vallen. Amsterdam is mooi, maar in 1998 waren de feestdagen naar voor toeristen die een auto bij zich hadden en die de reclame voor Markenhoven of de ArenA niet hadden gezien. Wij hebben een stijging van 1900% gezien van wielklemmen. Als de wethouder zegt, dat dit in verhouding is met het aantal toeristen dat hier kwam, bestrijd ik dat. Dit is in geen verhouding met de dagelijkse gang van zaken in Amsterdam. Als wij vrijheid en gastvrijheid prediken in Amsterdam, hopen wij dat op 1 januari 1999 op de parkeerautomaten voor onze toeristen en onze Amsterdammers staat "Gelukkig Nieuwjaar", en niet "U hebt een bon; beste wensen voor 1999 van Amsterdam". Wij hopen, dat het College met de plaatsvervangende schaamte die ik daarover met vele Amsterdammers heb toch iets zal doen. Laten wij inderdaad Amsterdam een geloofwaardig bestuur geven. Wij hopen, dat er daadkracht voor 1999 zal zijn. De VOORZITTER deelt mede, dat zijn ingekomen: 38ø Motie van 28 oktober 1998 van het raadslid mevr. Van Oudenallen inzake bestedingen uit het Mobiliteitsfonds (Gemeenteblad afd. 1, nr. 581, blz. 3746). 39ø Amendement van 28 oktober 1998 van het raadslid mevr. Van Oudenallen inzake parkeerplaatsen voor vergunninghouders (Gemeenteblad afd. 1, nr. 582, blz. 3747). De motie en het amendement worden voldoende ondersteund en terstond in behandeling genomen. De Burgemeester draagt het presidium over aan wethouder Van der Aa. De BURGEMEESTER: Mijnheer de Voorzitter. Het College dankt de fractie- voorzitters voor de brede en geëngageerde inbreng van elk van hen in deze algemene beschouwingen. Het is een opluchting, dat wij dit, na de verkiezingen van maart jl., weer tegen alle woordvoerders kunnen zeggen. Degenen die in de vorige Raad zitting hadden, zullen zich de soms akelige debatten met de woordvoerder van de Centrumdemocraten herinneren. Godzijdank hebben de kiezers gesproken! Tegelijkertijd constateer ik dat, afgezien van de fractievoorzitters van de VVD en van Amsterdam Anders/De Groenen, alle fractievoorzitters voor de eerste maal bij algemene beschouwingen optreden. Het College complimenteert allen daarmee en meent, dat de brede opzet van hun inbreng veel belooft voor de debatten in deze raadsperiode. Wij zullen trachten, heden en morgen adequaat te antwoorden en vele deelvragen de komende weken in de raadscommissies te bespreken, teneinde in december, bij de slotbeschouwingen, tot een eindafwe- ging over de begroting te kunnen komen. Als voorzitter van het College zal ik dan ook uitsluitend die onderwerpen behandelen die betrekking hebben op het beleid van het College als geheel, waarna ik als Burgemeester zal ingaan op mijn rol in de besluitvorming, onderwerpen van openbare orde en veiligheid, de driehoek, en tenslotte een persoonlijke slotopmerking maken. Ik begin met een opmerking over het economisch beleid. "Investeren in de stad", dat is het motto dat de missive of de begroting 1999 heeft meegekregen. Investeren in mensen en in de sociaal-culturele en economische structuur van Amsterdam, met als doel de kracht en de weerbaarheid van de Amsterdammers en Amsterdam op te bouwen, en zo met vertrouwen de toekomst in te zien. Uit de bijdragen hier blijkt, dat er in deze Raad een brede steun is voor deze doelstelling van het College. Wel hebben bijna alle sprekers aangegeven, nog veel meer het accent te willen leggen op het investeren in mensen, door middel van een versteviging van de sociale structuur van Amsterdam. De verschillen in de stad zijn nog te groot en in het proces van stedelijke vernieuwing is de sociale structuur belangrijker dan de fysieke structuur, aldus mevr. Irik. Mevr. Hofmeijer vindt, dat investeren in de sociale structuur van de stad nauw samenhangt met de ruimtelijke opdracht. Het is van essentieel belang dat de sociale samenhang in onze stad wordt behouden en versterkt, zegt de heer Hemmes. De heer Goedhart vraagt zelfs 20 miljoen gulden voor het sociaal structuurplan, te financieren uit het Stadsvernieuwingsfonds. Ook mevr. Irik vraagt zich af of binnen dit fonds niet meer mogelijk is om voor de sociale infrastructuur geld beschikbaar te stellen. Wij delen de opvatting van de fracties, waar het gaat om versterking van de sociale infrastructuur, maar dat vraagt niet in de eerste plaats om het neerzetten van een pot met geld, maar om een breed plan, waarin keuzen worden gemaakt. Het hangt samen met ruimtelijke keuzen, ons volkshuisvestingsbeleid, en de aanpak van de grote steden door dit Kabinet, met ons. Dat is niet een poging een discussie daarover te vermijden door alles op alles te stapelen, maar enige orde vooraf is nodig, naast al hetgeen al is gebeurd. Daarnaast vergt versterking van de sociale infrastructuur, zoals mevr. Irik terecht heeft gezegd, een economisch sterke stad. In de afgelopen jaren hadden wij inderdaad het economisch tij mee. Amsterdam maakte een periode van economische groei mee, met een daarmee corresponderende, sterke banen-groei. Over de gehele periode van de afgelopen vier jaar groeide het aantal banen met 46.000; het aantal additionele banen kwam op bijna 11.000. Bij het opstellen van het programakkoord gingen wij nog steeds uit van goede economische prognoses, met aanhoudende banengroei in de marktsector en een daarmee gepaard gaande daling van de werkloosheid. Recente berichten over de mogelijke gevolgen van de Aziatische economische crises voor onze westerse economie manen echter tot enige voorzichtigheid met al te rooskleurige verwachtingen over deze groei. In het licht van deze minder rooskleurige economische prognoses zullen ook de inspanningen van ons College moeten worden geïntensiveerd. Dit geldt zowel voor de internationale acquisitie - banenmotor bij uitstek - als voor de realisering van de programakkoord-doelstelling van 10.000 additionele banen. Wij zijn wel afhankelijk van internationale economische ontwikkelingen, maar juist nu het kan, moeten wij in onze stad blijven investeren, om straks beter toegerust verder te kunnen gaan. In dit licht is onze begroting naar ons oordeel evenwichtig. Naast over- drachtsuitgaven in de sfeer van volksgezondheid en armoedebeleid ligt sterk de nadruk op investeringen: in openbaar vervoer, infrastructuur, volkshuisvesting, stadsvernieuwing, herinrichting van de openbare ruimte, hulpverlening, cultuur en groenstructuur. Nu het kan, maken wij daarvan veel werk. Wie in dit verband van een weinig slagvaardig College spreekt, zoals de heer Goedhart, geef ik in overweging nog eens na te gaan wat er is gerealiseerd, wat op het punt staat te worden gerealiseerd en waarvoor wij plannen hebben. Het College is veeleer overijverig dan laks en terughoudend, zou ik zeggen, maar dan ook het College als geheel. In dit verband maak ik graag een opmerking over een aantal staatkundige aspecten. De heren Hemmes en Houterman hebben, verleden week in de pers en hedenmiddag in hun redes, de positie van het College en die van de Voorzitter aan de orde gesteld. De heer Van Duijn gaat, als visionair man, nog veel verder en spreekt al over mijn opvolger en de wijze van haar benoeming. Het College is een collegiaal bestuur, dat tweemaal per week vergadert, en dat in dagelijkse, nauwe contacten gezamenlijk opereert. Daarin past een verantwoordelijkheid van eenieder voor zijn of haar portefeuilles, en voor het beleid van het College als geheel. Ook ik vervul die rol, als portefeuillehouder, als korpsbeheerder en als voorzitter, verantwoordelijk voor de bestuurlijke samenhang, zoals onze secretaris voor het ambtelijk opereren bevoegd is. Daarin past niet de rol van de krachtige leider, die namens en in plaats van anderen opereert, zoals de fractievoorzitter van de VVD suggereert. Soms ben ik het boegbeeld, soms de man achter de schermen, soms met publicitair vertoon, veel vaker aan de telefoon, bij een broodje kaas, of op congressen en partijen. Ik ben de heer Houterman natuurlijk erkentelijk voor de onvoorwaardelijke steun die hij aan mij als Burgemeester geeft, een steun die ik al vier jaar van zijn fractie heb genoten, maar ik laat mijn optreden liever zoals het is. Dat is ook mijn stijl, en die handschoen past mij het beste. Daarin past echter niet, dat ik mijn rol als Voorzitter van uw Raad aan een lid uit uw midden overdraag, zoals de heer Hemmes suggereert. Los van het feit dat ik dan niet meer zou kunnen functioneren - ik heb al in de pauze gesuggereerd, dat ik dan in ieder geval eens in de twee weken een middag zou kunnen gaan golfen - en dat de wet het misschien wel toelaat - maar het nooit zo heeft bedoeld - vind ik, dat wij moeten afwachten wat Regering en Staten- Generaal hierin willen. Komt er een gekozen Burgemeester, dan heeft hij ook een ander takenpakket; anders is die verkiezing een wassen neus. Komt hij er niet, dan blijft het collegiale bestuur van Burgemeester en Wethouders in stand. Ik ben voor de gekozen Burgemeester in een nieuwe rol, met een nieuwe bevoegdheid, die echter voor een College en voor de Gemeenteraad, als hoofd van onze gemeente, grote inhoudelijke veranderingen teweeg zullen brengen. De heer Van Duijn zeg ik het volgende. Mijn termijn van zes jaar als Burgemeester van Amsterdam eindigt op 1 juni 2000. Ik kan dan worden herbenoemd tot de zomer van 2001, als ik 65 jaar word. Over de vraag of er een consultatief referendum komt over nieuwe Burgemeesters zal deze Raad beslissen nadat de Staten-Generaal daarover heeft gesproken. Ik kom bij een enkele opmerking over de driehoek. In de week van 12 tot 16 oktober jl. is er nogal wat commotie geweest over de verhoudingen in de driehoek. Directe aanleiding was een interview in De Telegraaf met een lid van de korpsleiding over het boekje "Streetwise", waarin het door de driehoek geaccordeerde standaardbeleid over de afdoening van een aantal overtredingen met de bijbehorende boetes op een rijtje is gezet. De week daarvoor had de korpsleiding dit boekje in de raadscommissie voor Algemene Zaken uitgedeeld. Er was niets mis mee; niemand zei er een woord over. Verschillende sprekers hebben dat zojuist bevestigd. Nu hebben echter alle fractievoorzitters mij aangesproken op mijn verantwoordelijkheid in de driehoek. Zoals U weet, heb ik twee wettelijke bevoegdheden over de Politie. Ten eerste geef ik de Politie aanwijzingen over de handhaving van de openbare orde. Naast deze gezagsverantwoordelijkheid - want die aanwijzingen dient men op te volgen - ben ik als korpsbeheerder het eerste aanspreekpunt voor het beheer van het korps. Dat is mijn beheersverantwoordelijkheid. Het gaat om een begroting van 500 miljoen gulden en om 5100 mensen, een zeer brede taak. Deze wettelijke bevoegdheden impliceren op geen enkele wijze, dat ik de baas zou zijn van de hoofdofficier. De hoofdofficier heeft een eigen bevoegdheid. Hij is verantwoordelijk voor het korps wanneer het gaat om de strafrechtelijke handhaving, de opsporing en de aanhouding. De Minister van Justitie is zijn baas. In het driehoeksoverleg komen al deze bevoegdheden bijeen, en worden zaken gedaan. Dit gebeurt vanuit het besef, dat de een weinig kan zonder de ander. Het Openbaar Ministerie kan geen aanhoudingen doen verrichten wanneer de korpsbeheerder geen personeel beschikbaar stelt. De Burgemeester kan de openbare orde niet handhaven wanneer het Openbaar Ministerie niet wenst te vervolgen. Deze wederzijdse afhankelijkheid en gebondenheid bepaalt de verhouding en de houding van de driehoekspartners. Wij zijn samen - en zo voelen wij dat ook - verantwoordelijk voor het geheel. Als voorzitter van de driehoek is het mijn taak, erop toe te zien dat zakelijke verschillen van mening worden opgelost. Wanneer deze verschillen zich op de werkvloer voordoen, wordt altijd een oplossing gevonden. Vaak is dit overigens niet nodig; men regelt het zelf wel. Problematisch wordt het wanneer de communicatie over geschillen op de werkvloer niet richting driehoek, maar richting pers gaat. Hoe problematisch dat is, is wel gebleken in de genoemde week. Er is gelekt, er is gereageerd op elkaar waar zwijgen en overleggen beter was geweest. Er is, kortom, te weinig nagedacht. Ik heb in die week, als voorzitter van de driehoek, gesprekken gevoerd met zowel de korpschef als de hoofdofficier. Zij hebben ook uitvoerig met elkaar gesproken. Er zijn afspraken gemaakt, die in het driehoeksoverleg van hedenochtend zijn bekrachtigd. Er is een voorlichtingsprotocol afgerond, de agenda van de driehoek wordt zodanig gestructureerd, dat wij vaker rustig kunnen spreken over nieuwe ontwikkelingen en onze opvattingen daarover. Er komen themabijeenkomsten met de werkvloer. Ik heb het regionaal college afgelopen vrijdag hierover geïnformeerd en dat steunt mij hierin. Ten slotte heeft het regionaal college de burgemeester van Diemen gevraagd, ter voorbereiding van te nemen besluiten leiding te geven aan een club die vanuit het Openbaar Ministerie, korps en stadhuis alle financiële en beheersdossiers voorbereidt, zowel voor de driehoek als voor het regionaal college. Wij hebben vanochtend nog eens geconcludeerd in de driehoek, dat de onderlinge verhoudingen nog steeds goed zijn, maar dat de voorbereiding en uitvoering van het werk van de driehoek moeten worden verbeterd. Daartoe zullen de Politie en het Openbaar Ministerie hun stafondersteuning uitbreiden. Ik besef, dat het de Raad zeer stoort als, met alle problemen van veiligheid in de stad en de regio, de verantwoordelijken voornamelijk met elkaar bezig lijken te zijn. Ik kan, mede namens de hoofdofficier en onze hoofdcommissaris, niets anders zeggen dan dat ons er alles aan is gelegen, die indruk weg te nemen. De werkelijkheid is anders dan het beeld van twee weken geleden. Dat brengt mij bij het punt van de veiligheid, voor velen in onze stad probleem en zorg nummer één. De heer Goedhart refereerde in dit verband aan het hoge aantal moorden, die inderdaad - ik kan er niets anders van maken - vaak een criminele achtergrond hebben, hetgeen ook betekent, dat zij zich meestal binnen een bepaald circuit afspelen. Raadsbreed wordt de zorg voor de veiligheid in onze stad gedeeld, gelet op de vele vragen die hedenmiddag zijn gesteld. Ik zal dat niet allemaal vandaag behandelen; er zijn ook detailvragen bij. Desgewenst kunnen wij in de Commissie voor Algemene Zaken op dit onderwerp terugkomen. Een aantal zaken zal ik nu echter niet onbesproken laten. In de eerste plaats noem ik de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Mevr. Irik is bezorgd over het tempo waarin de aanbevelingen van de Commissie-Van Traa worden gerealiseerd. De heer Houterman vraagt zich af of het College kans ziet, hiervoor extra middelen vrij te maken. Bij de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit zien sommigen een glas dat half leeg is: het schiet niet op, het is een papieren tijger. Wat komt er terecht van al die mooi geformuleerde acties? Ik zet hier een positieve grondhouding tegenover: het glas is halfvol. Op dit moment werken 33 van de 55 gemeentelijke diensten, sectoren en stadsdelen mee aan het project Correct of corrupt. Eind 1999 zullen allen de risicoanalyse hebben doorlopen. Dan ligt er per diensttak of stadsdeel een plan ter bevordering van de integriteit, ter opheffing van kwetsbaarheden in de organisatie, zodat de Amsterdamse bestuurlijke organisatie weerbaar, zorgvuldig, dienstbaar en adequaat is. Deze aanpak, met onze eigen diensten en met de stadsdelen, is uniek in Nederland. Op dit moment vindt op experimentele basis een screening plaats van bouwondernemers die de brug naar IJburg bouwen, een project van tussen 50 en 100 miljoen gulden. Zowel tijdens de aanbesteding als bij de uitvoering zullen wij de vinger aan de pols houden. Op termijn kan dit experiment leiden tot een bureau dat de screening van bouwbedrijven voor alle grote bouwprojecten van de gemeente gaat verzorgen. Ook hierbij lopen wij voorop. Hedenochtend is over dit project in de driehoek besloten. De conclusies die inmiddels zijn getrokken, zijn uitstekend bevonden. De ervaringen die wij hier opdoen, zijn van groot belang voor de ontwikkeling die op dit terrein zal komen, de Wet bevordering integere besluitvorming openbaar bestuur (BIBOB). Ook op de Wallen worden tal van panden doorgelicht op basis van een convenant, dat het mogelijk maakt, politie-informatie te betrekken in het onderzoek naar eigendom, financiële transacties en malversaties. Dit is ook een aanpak die een bijdrage levert aan de discussie over de vraag in hoeverre het bestuur gevoelige informatie mag betrekken bij vergunningenbeleid ten aanzien van derden, en die en naar verwachting veel zal opleveren voor een integrale handhaving met betrekking tot illegale activiteiten in en rondom panden. Wij mogen bestanden bekijken - van FIOD en anderen - van eigenaren die vergunningen aan ons vragen. Daarvoor is een speciale regeling getroffen. Deze zaak is onderzocht. De Wallenmanager mag die informatie met zijn werkploeg bekijken - hetgeen heel uitzonderlijk is - opdat wij niet alleen weten dat er een transactie plaatsvindt, maar ook door wie, hoe en met welke achtergrond. De horecabranche verheugt zich momenteel in een zeer actieve en alerte houding van het stadsbestuur. Het portiersproject loopt, de beveiligingsplan- nen horeca zijn in uitvoering, met de problematiek van de katvangers zijn wij nu bijna in de besluitvormingsfase, het horeca-informatiesysteem - een compu- tersysteem voor de hele stad - is aanbesteed en kan eind volgend jaar operationeel zijn. Ook de Wet Victoria, die het sluiten van drugspanden mogelijk maakt, treedt binnenkort, na goedkeuring van een APV-wijziging, in werking voor Amsterdam. Dat dat niet eerder is gebeurd, komt doordat lastige drugspanden tot op heden met name via de woningbouwverenigingen zijn aangepakt. De noodzaak was vooral in Rotterdam gelegen; daar ligt ook het initiatief voor de Wet Victoria. Rond de jaarwisseling zal een beleidsnotitie verschijnen waarin de aanpak van de openbare orde en de zorgactiviteiten rond de drugsoverlast met elkaar in verband worden gebracht en op elkaar worden afgestemd. Wethouder mevr. Ter Horst en ik zullen daarvoor zorgen. Last but not least, noem ik de Milieudienst Amsterdam, die als eerste de zes genoemde acties, plus twee nieuwe op het gebied van de afvalverwerking, als concreet plan heeft ingediend bij de projectcoördinator-Van Traa, die de uitvoering deels al ter hand heeft genomen. Eén jaar nadat wij hiermee zijn begonnen en een halfjaar nadat wij een coördinator hebben aangesteld, is dit het maximale wat wij kunnen doen. Het slechtste wat wij kunnen doen, is alle acties ter hand nemen en niets doen. Er zijn vele acties die op andere terreinen - zoals het prostitutiebeleid - allang in werking zijn. Mevr. Irik en de heren Hemmes en Goedhart hebben gevraagd naar de realisering van steunpunten wijkveiligheid. Het betreft hier steunpunten in een buurt, al dan niet gevestigd in een politiebureau, van waaruit de politiebuurtregisseur samen met andere diensten en instellingen opereert, met als doelstelling de veiligheid en leefbaarheid van een buurt te verhogen. Er waren in 1997 al 65 buurtregisseurs werkzaam vanuit veiligheidssteunpunten buiten het politiebureau. Recent geopende steunpunten zijn die in de Aalbersestraat in Geuzenveld/Slotermeer, in Banne-Buiksloot in Noord, buurtservicepunt Hoofddorpplein en pluspunt Wibautstraat bij het metrostation. Er is in het programakkoord geld uitgetrokken voor de realisering van steunpunten buurtveiligheid, tot op heden meestal betaald met geld uit het grote-stedenbeleid. In 1999 is hiervoor 1,1 miljoen gulden uitgetrokken. Over vier jaar zal het bedrag voor steunpunten buurtveiligheid structureel zijn gebracht op 5 miljoen gulden. De wijkteams van de politie bepalen, in samenspraak met de stadsdelen, waar de steunpunten zullen worden gerealiseerd en wat de prioriteitsvolgorde daarbij is. Het tempo wordt bepaald door de ambitie, ook de ambitie van de stadsdelen, en door de beschikbare financiën. Zoals bekend, is het de bedoeling van de hoofdcommissaris, met ingang van 1 januari a.s. de buurtregisseurs, van wie er in totaal 250 in de stad komen, daarbij als uitgangspunt te nemen. Men moet zich voorstellen, dat een buurtregisseur, een wijkconciërge en het maatschappelijk werk samen in één ruimte opereren om gezamenlijk de problemen in de wijk te bespreken en de aanpak ieder op hun eigen terrein te verzorgen. Wij huren dus vaak als Politie in bij anderen. De ambitie is hoog. Vooral op kwetsbare locaties zijn in de loop van het jaar talrijke buurtsteunpunten gerealiseerd. De buurtregisseurs zijn aangewezen, terwijl de rechtspositionele zaken bijna rond zijn. De heer Goedhart sprak zijn zorg uit over de overlast bij het Centraal Station, waardoor 's avonds de oostelijke voetgangerstunnels aan beiden zijden worden afgesloten. Begin december a.s. komt er bij het station een mobiel posthuis van de Politie. Nu is er 's avonds permanent toezicht in en rond het Centraal Station door het ME-detachement, dat sinds kort 24 uur per dag operationeel is. Het is evident, dat de veiligheid in de stad slechts optimaal kan worden gegarandeerd als ons korps op sterkte is. Het feit, dat vele agenten elders solliciteren, is een bron van zorg voor zowel de hoofdcommissaris als voor mij. In dit kader hebben de heren Houterman en Goedhart aandacht gevraagd voor de huisvesting van politiepersoneel in Amsterdam. Over dit onderwerp zal ik binnenkort overleg voeren met wethouder Stadig en met de woningcorporaties. Ik vind met de beide sprekers, dat wij hieraan iets moeten doen. Vooral voor jonge politiemensen is het buitengewoon moeilijk, in Amsterdam aan de bak te komen wanneer zij vanuit de thuissituatie hun vleugels willen uitslaan. Het mag niet zo zijn, dat wordt gezegd: "Kom maar in Lelystad werken, dan regelen wij meteen een huis voor je." Dat is namelijk wat nu gebeurt. Amsterdam is op dit moment de enige regiogemeente die iets doet. Ik heb mijn collega's van de buurgemeenten - Diemen, Amstelveen en andere - gevraagd of zij kunnen bijdragen in een oplossing. Zij hebben toegezegd, met mij te willen meedenken. De heer Paquay heeft enkele vragen gesteld over de tippelzone, die ik nu niet opnieuw in extenso zal beantwoorden. Het is duidelijk dat hij en zijn partij, in tegenstelling tot de overgrote meerderheid van de Raad, tegen de tippelzone is en zal blijven. In de Commissie voor Algemene Zaken hebben wij er onlangs nog zeer uitvoerig over gesproken. Daarbij heb ik nogmaals de steun gekregen van een meerderheid van deze Raad voor het beleid van ons College. Kort samengevat, is in de commissie afgesproken, dat het tippelverbod achter Centraal Station wordt gehandhaafd indien zich overlast voordoet. Er komt een opvang voor de meisjes die in de binnenstad opereren. Daarover zal ik spreken met wethouder mevr. Ter Horst, die deze verantwoordelijkheid op zich heeft genomen. Vastgesteld is, dat de tippelzone, ook al wordt zij niet gebruikt door heroïneprostituees - althans niet door iedereen - veel overlast wegtrekt uit de binnenstad en dat aan de Theemsweg wordt gehandhaafd. De heer Paquay heeft gevraagd om een monument ter herdenking van de slavernij. Wie wil er wat? Wil men een Surinaams monument, of is er in andere landen in de wereld ook slavernij geweest die moet worden herdacht? Gaat het om de slavernij in de wereld, of om de slavernij in Suriname? Wat is het draagvlak van de initiatiefnemers? Als een brede initiatiefgroep zich tot het College wendt, zijn wij graag bereid met hen in contact te treden. Zolang ik echter nog geen antwoord op mijn vragen heb gekregen en ook nog niet precies weet wat men precies wil, wacht ik nog even af. Dat is ook mijn oordeel over de motie terzake. Ik eindig mijn betoog met een persoonlijk getint verhaal. Verleden week stond in Vrij Nederland het artikel "Een klas vol lege ogen", van Margalith Kleijwegt, over de enorme problemen op vele basisscholen in Amsterdam. Het gaat om kinderen onder de tien jaar, die zonder ontbijt op school verschijnen en die om drie uur niet worden opgehaald. Het gaat over leerkrachten die pedagoog, moeder, politieagent, maatschappelijk werker en verpleger moeten zijn en die dat met veel wilskracht, tegen de uitputting aan, volhouden. Het gaat over gebroken gezinnen, breekbare of al gebroken kinderen, en alles wat wij uit Amerikaanse zwarte films kennen, Blackboard Jungle en alles wat daarna is vertoond. Geen wonder, dat de schoolprestaties dan tegenvallen. Op dit moment loopt een toneelstuk in Amsterdam van Irvin Welsh, Trainspotting - niet over het spotten van treinen; een train is in dit geval een dealer - over vier jongeren en hun ranzige, uitzichtloze leven in de grote stad, vol drugs, geweld, drank en liefdeloosheid. De zaal van de schouwburg zat stampvol jongeren die keken naar dit briljant vertolkte, vreselijke leven, met als enige hoop een vroege dood. Ook wij kennen in Amsterdam zulke jongeren. Tegelijk zitten de hotels en de restaurants in de stad stampvol, is het bedrijfsleven tevreden - al dreigt internationaal slecht weer - en heeft de gemeente miljoenen guldens te investeren in theater- en sportaccommodaties, verfraaiing van grachten en pleinen, onderwijs, armoedebeleid, openbaar vervoer en groenstructuur. Er zijn in onze stad grote verschillen in de beleving van de maatschappelijke werkelijkheid. Het is slechts weinigen gegund, die te bekijken vanaf de toren van Oude Kerk of de bovenste verdieping van de Rembrandttoren. Met een breed, weids perspectief gaat het de stad goed, maar hoe zit het met de mensen die, zoals mevr. Hofmeijer zegt, niet met hun hoofd boven de streep komen? De meeste Amsterdammers zien de stad vanuit de straat of de flat waar zij wonen. Dan is er geen breed perspectief, maar een kleine, onzekere wereld, waar voor- en tegenspoed, geluk en ongeluk, werk en armoede zich vlak naast elkaar aandienen. Er is geen waterdicht schot dat hen scheidt. Tegelijkertijd kennen wij de honderdduizenden inwoners wie het goed gaat. Zij zoeken ons op om de groei en bloei van de stad en hun bedrijf en toekomst veilig te stellen en te bevorderen. Zij vormen de economische kurk waarop de stad drijft. Wij kunnen niet zonder elkaar. Wij kunnen als bestuur van onze gemeente, Raad en College, dan ook nooit definitief kiezen voor de ene groep of tegen de andere. Altijd zullen wij een breed beleid moeten voeren, met alle gezichten die wij ook in de brede politieke samenstelling van het Amsterdamse College kennen. Uit de bijdragen van de fractievoorzitters blijkt, dat ook zij dit uitgangspunt delen, maar toch zullen wij uiteindelijk keuzen moeten maken. Wij zijn verplicht en overtuigd, dat wij moeten kiezen. Dat doen wij, met uw instemming, voor de mensen die zichzelf niet kunnen helpen. Voor de tienduizenden, vaak jonge Amsterdammers en hun opvoeders en verzorgers uit de klassen met de lege ogen, de ouderen en de gehandicapten, de verslaafden en de daklozen, die op de onvoorwaardelijke steun van het gemeentebestuur moeten kunnen rekenen, juist omdat zij zichzelf nog niet kunnen reden. Daarom dragen wij bij aan het inhalen van de achterstanden in jeugdbeleid, stadsvernieuwing en veiligheid in de westelijke tuinsteden. Daarom wordt de Bijlmer gerenoveerd, maken wij gebruikersruimten voor en verstrekken wij heroïne aan verslaafden. Er komen opvanghuizen voor zwervers en wij investeren in basisscholen en naschoolse opvang. Als wij keuzen maken, kiezen wij voor de toekomst van mensen die zelf niet voor hun toekomst kunnen kiezen. Dat is een Amsterdamse plicht en mijn persoonlijke overtuiging. Wethouder GROEN: Mijnheer de Voorzitter. Financiën lijkt soms een kunst om de kunst. Dat is natuurlijk absoluut niet de bedoeling. Financiën is een hulpmiddel in het teken van een aantal motieven om het beheer van de gemeente te verbeteren en verder te ontwikkelen. Ik heb drie Leitmotiven in het finan- ciële beheer van de gemeente. Het eerste is het versterken van de financiële weerbaarheid, niet om centen op te potten, maar vooral om te bereiken, dat onze afhankelijkheid van externe invloeden zodanig vermindert, dat wij als gemeentebestuur de baas blijven over wat wij zelf willen met het geld dat wij ter beschikking hebben, en dat wij niet hoeven af te wachten of anderen ons geld ter beschikking zullen stellen. Mijn tweede motief is, dat het onze plicht is om te weten en te zien waar het geld heengaat en dat wij het geld inzetten voor een specifiek doel. Mijn derde motief is, dat de besteding van de gelden aan onszelf en onze eigen organisatie alleszins past en dat ook bepaald moet zijn, dat wij dat geld zorgvuldig en terughoudend besteden. Die drie motieven zult U de komende tijd, zolang ik deze verantwoordelijkheid draag, regelmatig zien terugkeren in de verantwoording die ik aan uw Raad zal afleggen voor het financiële beheer van de gemeente. Op het eerste onderdeel, de begrotingssystematiek en de cyclus, beperk ik mij tot hoofdlijnen. Wij hebben die systematiek en de cyclus immers al uit en te na besproken, zowel bij de Voorjaarsnota als in de discussie in de commis- sies over de verdere opzet van de begrotingsbehandeling. In het kader van de huidige begrotingssystematiek hebben wij gekozen voor een benadering waarin wij de nieuwe ruimte voor de volgende begroting vroeg in het jaar fixeren en waarbij die nieuwe ruimte de resultante is van dan voorziene inkomsten en uitgaven. Die nieuwe ruimte is dan ook bepalend voor de invulling van de begroting voor het volgend jaar. Dat brengt - naast de vreugde van het eerder zekerheid hebben en het uit elkaar halen van diverse discussies - natuurlijk wel de verplichting met zich, dat wij de zelfbeheersing opbrengen om af te blijven van de ontwikkelingen die zich nadien voordoen. Dit betekent dus, dat meevallers nadien naar de volgende begroting gaan, in de dan te bepalen ruim- te, terwijl tegenvallers nadien worden verwerkt in en opgevangen via het weerstandsvermogen. Dat onderstreept de noodzaak van een sterk weerstands- vermogen in onze begroting. Het voordeel van deze systematiek is, dat er een belangrijke mate van stabiliteit is gebracht in de ruimteontwikkeling voor nieuwe activiteiten gedurende onze collegeperiode. Ik refereer graag aan de woorden van de heer Halbertsma, dat dit zelfs een element is in een licht anticyclisch beleid. Omdat wij kunnen doorschuiven, op momenten dat wij het geld niet nodig hebben, kunnen wij in tijden waarop wij het geld nodig hebben met de nieuwe ontwikkelingen uit de periode ervoor komen tot een zeer sterk egaliserende werking voor de ontwikkeling van de ruimte. Natuurlijk ben ik mij er sterk van bewust, dat het lastig is, met de politieke verantwoordelijkheden die wij hebben, van een pot die wij zien staan af te blijven, omdat wij daarvoor allen zoveel doelen hebben. Toch meen ik, dat het verstandig is deze methodiek te blijven volgen, ook al ben ik mij ervan bewust, dat dat een inherente spanning opwekt tussen het korte-termijnsucces en de lange- termijnbevrediging. De uitkomst hiervan is duidelijk: een positieve uitkomst voor een gelijkmatige, beheerste ontwikkeling van de begroting van de stad. Die ruimteontwikkeling komt tot stand na de Voorjaarsnota. In de begroting voor 1999 zijn twee nieuwe elementen ontstaan na de eerdere bespreking van de Voorjaarsnota. De eerste is het bedrag van 4 miljoen gulden, genoemd in de missive, als resultante van het regeerakkoord. Overigens hebben wij ook in het programakkoord afgesproken, dat wij dit zouden betrekken bij de ruimte voor 1999. Op de besteding van deze 4 miljoen gulden is behoorlijk veel kritiek; vrijwel alle sprekers in deze Raad zijn daarin unaniem. Het tweede nieuwe element na de Voorjaarsnota is, in bruto zin, het bedrag van 19,3 miljoen gulden uit hoofde van de mei-circulaire die beschikbaar is gekomen. Over dat bedrag bestaat enige verwarring. Het gaat hier in feite om de bijstelling van de uitkering uit het Gemeentefonds, die elk jaar routinematig plaatsvindt op basis van de eerdere aannamen. Van die 19,3 miljoen gulden hebben wij 10 miljoen opzij gezet voor de opvang van de verwachte uitkomst van de loononderhandelingen in het kader van het LOGA- akkoord, terwijl wij 9,3 miljoen hebben tegengeboekt en dus bijgevoegd aan de ruimte in de begroting voor het jaar 2000. Het lijkt veel, maar is het niet. De totale uitkering uit het Gemeentefonds voor Amsterdam is circa 2 miljard gulden. Die uitkering is heel divers van karakter. De kern wordt gevormd door ongeveer 350 miljoen gulden aan algemene posten, die niet een specifiek label hebben meegekregen. Voorts bestaat zij uit 30 uitkeringen die een zeker label hebben meegekregen. Dat alles, die bijstelling, die aanpassing aan de realiteit, leidt tot deze 19,3 miljoen gulden aan accresgroei die is genoemd in de missive, waarvan nu dus 9,3 miljoen is doorgeschoven naar de begroting voor 2000. Nu wij voor de eerste maal werken met deze systematiek, acht ik het alleszins op zijn plaats, die nu ook te volgen. Een derde element dat bij de ruimteontwikkeling na de Voorjaarsnota heeft meegespeeld, is de 7,5 miljoen gulden aan incidentele vrijval in de automati- sering van de GSD, genoemd op blz. 82 van de missive. Wij hebben die post gereserveerd omdat wij eerst zicht wilden hebben op de totale ontwikkeling van de GSD alvorens deze incidentele vrijval te verteren. Deze drie ontwikkelingen zijn als nieuw naar voren gekomen na de vaststelling van de Voorjaarsnota en nu wordt aan de Raad voorgesteld die aan te wenden, in de lijn van wat wij bij het programakkoord hebben afgesproken. Laat ik vòòr alles duidelijk zeggen, dat ik de systematiek die wij hebben afgesproken niet beleef als een doel op zichzelf. Een systematiek is altijd een hulpmiddel, wat mij betreft om het gehele begrotingsproces te ontrafelen in zijn samenstellende onderdelen en daarover in hoofdlijnen een gerichte en effectieve discussie te voeren, zodat wij weten waarover wij spreken en welke verschuivingen wij in het totaalbeeld van de gemeente Amsterdam aanbrengen. In dat verband heeft de fractie van GroenLinks een interessante suggestie gedaan voor het overwegen van een nieuwe categorie van indertijd onbekende, maar nu niet te vermijden prioriteiten. Ik vind die suggestie buitengewoon interessant. Ik vind, dat wij hierover de komende weken in de commissie nog eens moeten spreken. Wellicht kunnen wij ook bij de voorbereiding van de Voorjaarsnota 1999 komen tot toepassing van die suggestie. 28 oktober 1998 (avondzitting) Algemene en financiële beschouwingen (Groen) Ik constateer een grote mate van unanimiteit in de Raad over de rompbegroting, structureel, incidenteel, de fondsen en de stadsdelen. Over de romp hebben ook hier weer alle sprekers gezegd, dat deze toch wel heel groot en dominant is; zij hebben zich afgevraagd wat de Raad daaraan eigenlijk nog kan verande- ren. Ik kan mij dat gevoel voorstellen. De rompbegroting van de gemeente Amsterdam vertoont inderdaad sterke gelijkenis met de befaamde mam- moettanker, die ergens in de buurt van Calais moet gaan remmen om in Rotterdam de haven in te kunnen steken. Dat gebeurt nu nog; binnenkort vaart men de haven van Amsterdam in, zeker als wij de nieuwe sluis hebben aangelegd. Toch is het van belang, het karakter van de rompbegroting scherp in de gaten te houden en dat ook scherp te blijven definiëren. De romp geeft namelijk in de kern de eerder aangegane verplichtingen van de stad weer. Daarmee kunnen wij moeilijk lichtzinnig omgaan, omdat daarmee onze betrouw- baarheid als contractpartner, op de korte en de langere termijn, gemoeid is. Een ander zeer belangrijk onderdeel van de romp zijn onze werkgeversver- plichtingen als groot bedrijf. Als wij ons concentreren op de 13.000 medewer- kers van de stad en de aanverwante bedrijven, gaat het al gauw om een salarissom, inclusief secundaire lasten, pensioen, secundaire arbeidsvoorwaarden, huisvesting en alles wat daarmee annex is, in de orde van grootte van 2 tot 2,5 miljard gulden. Ook daarbij zijn de mogelijkheden om substantieel te schuiven als werkgever niet geweldig groot. Natuurlijk moeten wij kritisch blijven, maar er is toch een heel harde, omvangrijke kern binnen die begroting. Toch meen ik, dat wij, hoe groot de rompbegroting ook is, hoe immobiel die ook lijkt en hoe voorzichtig wij er ook mee moeten omgaan vanwege onze contractuele verplichtingen en onze daaruit voortvloeiende betrouwbaarheid als werkgever, moeten blijven werken aan de uitvoering van de Operatie Slagvaardigheid. Ik wil hier echter het idee wegnemen, dat die operatie tot nu toe onderbelicht zou zijn. Ik heb, als toevallig ijkpunt, het aantreden van het eerste kabinet-Lubbers in 1982 genomen. Tot en met 1998 hebben wij in totaal 700 miljoen gulden omgebogen in de rompbegroting en hebben wij 565 miljoen gulden aan nieuw beleid geïntroduceerd. In een periode van 17 jaar is gemiddeld ongeveer 40 miljoen gulden ter discussie geweest in het kader van onze begrotingsbesprekingen. Met de heer Halbertsma stel ik de vraag of dat wel genoeg is. Nee, dat is natuurlijk niet genoeg; daaraan moeten wij blijven werken. De heer Halbertsma heeft gevraagd of de inspanningen toereikend zijn in relatie tot de structurele en de incidentele prioriteiten en de aanwending van de fondsen. In tegenstelling tot zijn eerste appreciatie, en ook die van sommige anderen, vind ik datgene wat wij doen aan incidentele prioriteiten behoorlijk substantieel. In totaal wenden wij 59 plus 29 en uit de fondsen 300 tot 400 miljoen gulden uit de fondsen aan. Dat zijn forse bedragen, zeker als wij deze verheffen tot een algemene investeringscapaciteit. Als wij de 59 plus 29, dus circa 80 miljoen gulden met tien vermenigvuldigen, komen wij aan een investeringsbegroting van 800 miljoen gulden, gevoegd bij de onttrekking aan de fondsen van 300 tot 400 miljoen gulden. Natuurlijk ben ik het volledig eens met de heer Halbertsma, dat de vrijheid van aanwending, met name bij de structurele prioriteiten, op dit moment buitengewoon gering is. (De heer HALBERTSMA: Ik moet u doorverwijzen naar uw partijgenoot, de heer Dales. In dit geval ben ik het namelijk grotendeels met u eens.) Kijk eens aan! Ik meende, dat ook u hierover opmerkingen had gemaakt! (De heer DALES: Dat betrof die boottocht op de Friese meren, die u hier in de war brengt!) Ja, het was het Pikmeer, als ik het goed heb begrepen. Inderdaad is die vrijheid gering. Wij hebben nu eenmaal in het programakkoord een tamelijk minutieuze aanwending van de structurele prioriteiten opgesomd. Het is niet aan mij, als wethouder voor Financiën, als hoeder van datgene wat de Raad in financiële zin hebt afgesproken, daarvan in volle vrijheid af te wijken. Naarmate wij verder van het begin van het programakkoord af komen, zal de vrijheid ongetwijfeld groter worden en zal deze ongetwijfeld ook door uw Raad sterker worden beleefd en benut. Die structurele en incidentele prioriteiten zijn overigens ook in vergelijking met de andere drie grote gemeenten tamelijk omvangrijk, om niet te zeggen op een prima niveau. Wij zouden dit in de commissie nog eens kunnen bespreken en een financiële analyse kunnen maken van de vier grote gemeenten, met daarin onze positie als gemeente. Vrijwel alle sprekers hebben opmerkingen gemaakt over de aanwending van het bedrag van 4 miljoen gulden dat resulteert als een eenmalige, structurele bate uit het regeerakkoord. Inderdaad - laten wij daarover nu niet ingewikkeld doen - is hier sprake van een positieve opruimactiviteit door het College van die prioriteiten die zowel bij de Voorjaarsnota als bij het programakkoord niet de aandacht hebben gekregen die zij verdienden te krijgen. Dit zijn wel prioriteiten die in de oude systematiek volledig in aanmerking zouden zijn gekomen voor honorering. Dankzij de baten uit het regeerakkoord kunnen wij nu deze plooien gladstrijken. Anders hadden wij ongetwijfeld de structurele ruimte voor deze uitgaven extra moeten belasten en zouden wij daardoor in de knel zijn gekomen met de uitvoering van het programakkoord. In deze post van 4 miljoen gulden spelen drie uiterst belangrijke prioriteiten, allereerst de C2000. Wij willen niet op ons geweten hebben, dat onze Brandweer en Politie straks landelijk niet kunnen meecommuniceren met de overige korpsen. Wat vervolgens Westpoort betreft zijn wij er allen van overtuigd, dat de situatie daar onhoudbaar is om daarmee de winter nog door te komen. (De heer HALBERTSMA: Wat staat in de rompbegroting voor de Brandweer? Een bedrag van 50 tot 80 miljoen gulden? Wij spreken hier over een post van fl 150.000. Die moet toch in een reguliere begrotingsme- thodiek kunnen worden meegenomen?) Ja, maar dat mag niet. Dit is een nieuwe prioriteit. U zou veel bozer op mij worden als ik die in de romp wegwerkte. Dit is een nieuwe prioriteit, die ook zou kunnen worden aangewend voor andere prioriteiten en die dus aan de Raad moet worden gemeld. Als dit wordt geaccordeerd, wordt dit straks verwerkt in de romp, en kan de groei verder worden meegenomen uit het accres dat voortvloeit uit de gemeentebegroting en uit de uitkering uit het Gemeentefonds. De derde prioriteit wordt gevormd door de bruggen in het Amsterdamse Bos, waarvan wij hebben geconstateerd, dat de onderhoudstoestand zodanig is, dat wij het niet op ons geweten willen hebben, dat willekeurige wandelaars op niet voorspelbare momenten door bruggen zakken. Wij achten het verstandig, daaraan nu iets te doen. Nogmaals wijs ik erop, dat dit drie nieuwe prioriteiten zijn, die niet als zodanig in de romp mogen worden verwerkt en die dus bij de Raad worden aangemeld als een nieuwe structurele prioriteit via de post van 4 miljoen gulden. De heer Dales heeft een punt als hij spreekt over de communicatie over erfpacht. In de begrotingsmissive is op dit punt de realiteit niet volledig weergegeven. De communicatie over erfpacht is opgenomen voor fl 100.000. Daar- bij hadden wij moeten vermelden, dat fl 75.000 de basisregistratie vastgoed betreft, waarna wij na afronding komen op fl 200.000. Ik hoop, dat de heer Dales met deze toelichting zijn voornemen om die fl 100.000 elders weg te zetten wil inslikken, al was het maar omdat voor het sympathieke doel grotere bedragen moeten worden vrijgemaakt dan deze fl 100.000 om effectief te zijn. (De heer DALES: Wat het laatste betreft, had ik mijn hoop op u ge- vestigd, maar ik zal er nog eens een nachtje over slapen!) (De heer HOUTERMAN: Gelooft u wel, naar eer en geweten, dat u met fl 100.000 het erfpachtsysteem over het voetlicht kunt krijgen?) (Mevr. IRIK: Misschien heeft dat helemaal geen communicatieplan nodig!) (De heer HOUTERMAN: Men kan nooit rechtpraten wat krom is!) (De heer PIERSMA: U wel, mijnheer Houterman!) (De heer HOUTERMAN: Ik doe het niet voor fl 100.000. Dan komt u bij mij niet rond!) Ik merk op, dat ik altijd naar eer en geweten spreek en dat voorstellen die ik doe altijd worden gedragen door mijn volledige eer en mijn volledig geweten. De heer Halbertsma heeft gesproken over het millenniumprobleem en het bedrag van 7 miljoen gulden. Ik erken, dat daarin een grote mate van onzeker- heid is of het genoeg of wellicht te veel is. Wij wilden niet te krap gaan zitten, omdat het millenniumprobleem in importantie toeneemt en het gewicht ervan beter wordt beleefd en doorzien dan een jaar geleden. Die 7 miljoen gulden willen wij uiteraard in eerste aanleg gebruiken voor de projectkosten en voor de opvang van boven-bedrijfsmatige risico's. Wij hopen, per 1 december 1998 de inventarisatie van het millenniumprobleem te hebben afgerond en met de Raad een discussie te kunnen aangaan. In dit kader wijs ik er uitdrukkelijk op, dat de primaire verantwoordelijkheid voor de opvang van de millenniumproblematiek een lijnverantwoordelijkheid is. Het moet niet zo zijn, dat de lijnmanagers in de gemeentelijke organisatie denken, dat dit probleem centraal wordt opgelost en dat het daardoor hun zorg niet is. Het omgekeerde is waar: het is primair hun zorg, wij zijn faciliterend, ondersteunend en coördinerend bezig. Er is gesproken over de vraag of wij niet bij een productbegroting moeten uitkomen, omdat wij daarmee voor de rompbegroting, de prioriteiten en de onttrekking aan fondsen misschien een grotere doorzichtigheid kunnen krijgen. Sterker dan in het verleden moeten wij inderdaad misschien groeien naar een productbegroting. Ik weerspreek, dat wij hieraan nog helemaal niets zouden doen. In de informatierasters in de missive kunt U al vele aanzetten terugvinden. Het is wel zaak, de toegankelijkheid van dat boekwerk en de hanteerbaarheid van de voorstellen daarin te vergroten. Ik beklemtoon, dat het naar mijn overtuiging in een bedrijf als de gemeente Amsterdam niet mogelijk zal zijn, alles te vangen in producten. Er blijven ook overheidstaken over die men moet doen, zoals basisbeschutting en basiszorg, waarvan men zich kan afvragen of het zinvol is daarop een productontwikkeling los te laten. Ik kom bij de doorzichtigheid van de structurele en incidentele prioriteiten en de onttrekking aan de fondsen. Over de laatste twee punten bestaat bij de Raad in het kader van de Voorjaarsnota een inzicht in hoofdlijnen. Nut en noodzaak van de fondsen zelf zijn natuurlijk per definitie een resultante van discussie in deze Raad en daarmee per definitie ook een voortvloeisel van eerder genomen politieke beslissingen. Fondsen worden niet zomaar ingesteld, maar worden door de Raad ingesteld omdat deze vindt, dat een bepaalde geldstroom - inkomend en uitgaand - zodanig moet worden gelabeld dat zij zich onderscheidt van de algemene begrotingsstroom. Van de fondsen die wij kennen, vind ik het uitstekend dat zij ter discussie worden gesteld. Als dat gebeurt, zullen wij de argumentatie die bij de instelling hiervan door uw Raad heeft gegolden zwaar moeten laten meewegen als wij tot opheffing van bepaalde fondsen zouden willen komen. Ik vind wel, dat wij niet kunnen ontkomen aan een regelmatige toetsing van de voeding en de besteding van de fondsen. Er zijn behartigenswaardige opmerkingen gemaakt over de voorstellen die in deze begroting worden gedaan. Ik stel mij voor, in de komende Voorjaarsnota en in de commissiebespreking daarvan expliciet aandacht te geven aan de toetsing van de voeding en de besteding van de fondsen en te zien hoe wij daarop als Raad een beter zicht kunnen krijgen. De heer Van Poelgeest heeft een opmerking gemaakt over de ontwikkeling van rente en rentebijschrijving bij de fondsen. Het beginsel van deze rentebijschrijving is, dat men er in elk bedrijfsmatig beheer van uitgaat, dezelfde kosten in rekening te brengen die men zou moeten betalen wanneer men zich extern zou moeten indekken. Daarmee rekent men zich niet rijk omdat men kosten bespaart die men bij alternatief gebruik zou moeten betalen. Ik ben het wel met de heer Van Poelgeest eens, dat in die rentebijschrijving een grotere consistentie te overwegen valt. Ook op dat punt stel ik mij voor, in de komende Voorjaarsnota een initiatief te nemen. De vrees bij GroenLinks is ongegrond, dat de uitkeringen voor de fusie van stadsdelen voorlopig niet zouden worden overgemaakt. Zij worden per 1 januari 1999 volgens de afgesproken methodiek betaald. De heer Van Poelgeest kan zijn verontruste collega's in de stadsdelen op dit punt geruststellen. Ik heb de afgelopen maanden, en zeker de afgelopen week, de gelegenheid gehad tot in detail door deze drie boeken te gaan, die aan de ene kant een buitengewoon groot professionalisme en een grote beheersing van de materie weerspiegelen, maar die aan de andere kant ook worden getekend door het feit dat zij over een lange reeks van jaren zijn gegroeid. Ik meen, dat het alles- zins op zijn plaats is, de doorzichtigheid van deze boeken in de komende maanden ten principale aan te pakken en te komen tot een herschikking van de indeling van de begrotingsboekwerken - daarover hebben wij al een indringend gesprek gehad binnen de afdeling Financiën - zodanig dat uw doorzicht en inzicht op de begroting van de gemeente Amsterdam worden verbeterd. Ik heb de begroting de afgelopen dagen wel vergeleken met een spons waar men van boven water in gooit, dat er aan de onderkant op onverwachte plaatsen uit stroomt, terwijl men soms ook moet constateren dat de spons zelf geld opslurpt en dat dus niet alles eruit komt wat men erin heeft gestopt. Ik zeg toe, dat ik de komende zes maanden een initiatief terzake zal nemen, samen met de afdeling Financiën. Ik kom bij de belastingen. Een aantal vragen hierover, met name van de D66-fractie, kan beter in de commissie worden behandeld, omdat het past, hoofdzaken van andere zaken te scheiden. (De heer HEMMES: Kunnen de vragen schriftelijk worden beantwoord voor de commissiebehandeling?) Ja, dat kan vanwege het technische karakter. (De heer HEMMES: Misschien geldt dit ook voor andere vragen die vanavond niet aan de orde komen en die waren gericht aan andere wethouders.) Dat zeg ik u toe. De heer Dales heeft een zeer behartigenswaardige opmerking gemaakt over de nieuwe ontwikkelingen in de belastingen, met name de OZB, en de herwaardering van het effect op de begroting voor 2001. Ik meen inderdaad, dat wij volgend jaar zullen moeten starten met een consequente voorbereiding op deze operatie, omdat deze zowel in de verschuiving als in de verzwaring grote effecten kan hebben op onze begroting. Het is zaak, ons hierop voor te bereiden. Ik zeg de heer Dales ook gaarne toe, dat wij een indringende bespreking in de commissie zullen hebben en niet zomaar met deze operatie van start zullen gaan. Ten slotte ga ik in op het bedrijfsbeheer en het personeelsbeleid, waarbij ik begin met een korte reflectie op de afgelopen zes maanden over de vraag, waarin ik de gemeentelijke organisatie heb aangetroffen, afgezet tegen mijn eerdere ervaring. Het werkaanbod in de gemeentelijke organisatie wordt naar mijn overtuiging volkomen onderschat en wordt gekenmerkt door een unieke multi-dimensionaliteit, die door de buitenwereld nauwelijks wordt gezien en waarop het bedrijfsleven te vaak met een dedain neerkijkt dat niet nodig en niet gepast is. Verder vind ik, dat het werkaanbod op een hoogwaardig niveau wordt verwerkt en dat in dit huis op een zeer professionele manier wordt gewerkt aan de multi-dimensionale opgave die zich elke dag manifesteert. Ik vind wel, dat het organisatiepatroon van de gemeentelijke organisatie te weinig zichzelf de kernvraag stelt "waartoe zijn wij op aarde; waartoe doen wij dit, en waarom zouden wij dit moeten doen?" Ik vind ook, dat het organisatiepatroon te rafelig is en te weinig consistentie vertoont, als uitvloeisel van het antwoord op de zojuist genoemde vraag. Met die rafeligheid is betrekkelijk veel geld gemoeid. In de periferie van de gemeentelijke organisatie, dus buiten de echte kerntaken om, hebben wij toch te maken met een begrotingsbeslag van circa 25 miljoen gulden. Ik vind, dat wij de komende tijd een gerichte discussie moeten voeren over de vraag hoe wij daarmee omgaan. Ik vind overigens ook, dat de werkdruk zo langzamerhand het verschijnsel vertoont dat zich in vrijwel elke organisatie - commercieel of niet-commercieel - aan het ontwikkelen is, namelijk dat de bovenlagen - ik denk dan aan de top-40% van de organisatie - steeds zwaarder wordt belast, terwijl de beheersing van de resterende 60% zich soms wel eens iets fragmentarischer lijkt te voltrekken door allerlei ontwikkelingen in termen van deeltijd en niet aanwezigheid dan in het verleden. Met name over de inzet en de omvang van de ambtelijke capaciteit in dit huis moeten wij een gesprek hebben. Wij kunnen namelijk niet blijven doorgaan - hoezeer ik ook terughoudend ben in het aanwenden van de begrotingsmiddelen voor de eigen organisatie - bij de genoemde multidimensionaliteit en bij het groeiende werkaanbod het ambtelijk apparaat in te krimpen. Daarvoor moeten wij allereerst de vraag beantwoorden of wij alles willen doen wat wij op dit moment doen en waarom wij het doen. Ik kom bij integriteit en fraude. Het is niet voor niets, dat bij de eerste toespraken die ik voor de staf mocht houden integriteit het Leitmotiv was. Wij hebben nu eenmaal, los van het feit dat men sowieso van de eigendommen van anderen moet afblijven, als gemeente een sterke voorbeeldfunctie. Wij hebben geleden aan een situatie die niet goed is geweest en moeten heel hard werken aan het herstel van die voorbeeldfunctie van de gemeentelijke organisatie. Ik ben het absoluut oneens met de heer Goedhart, dat ambtenaren, wanneer zij niet integer zijn of expliciet hebben gefraudeerd, er met een sisser afkomen. Wanneer ik dit tegen mijn eerdere ervaring afzet, meen ik zelfs, dat het vervolgings- en aanpakbeleid van deze ambtenaren in onze organisatie veel consequenter en veel doordringender is dan in menige andere organisatie. Overigens is fraude niet gelijk aan diefstal door derden. Het laatste is een extern verschijnsel, terwijl fraude iets is wat door het eigen personeel gebeurt, waarbij wetten worden overtreden maar waarbij geen eigendommen worden vervreemd. Dit neemt niet weg, dat wij nog hard moeten werken aan het herstel van de externe geloofwaardigheid van de gemeentelijke organisatie op het punt van integriteit en fraude. Dat herstel is nog niet bereikt, maar wij hebben wel alles ingezet om dat herstel te bereiken. Het is mijn vaste overtuiging - de Raad heeft mijn volledige commitment op dit punt, in het kader van het be- drijfsbeheer en personeelsbeleid - hieraan absolute prioriteit te geven. De planning- en controlcyclus is goed neergezet, maar is zeker nog niet geworteld in de organisatie van deze gemeente. Wij zijn dit jaar begonnen met de jaarplannen, waarin de kernproducten moeten worden onderscheiden en waarin de doelstellingen moeten worden ontwikkeld, zowel voor de organisaties zelve als voor de manager, zodanig dat aan het einde van het jaar, ook in de per- soonlijke beloningssfeer, daarop kan worden afgerekend. Ik vind dat een heel belangrijke stap naar voren, in de richting van een verdere professionalise- ring van de ambtelijke organisatie. Ik meen, dat het niet bij deze ene stap moet blijven en dat het ook absoluut noodzakelijk is te komen tot een adequaat antwoord op wat er op ons afkomt. Het is ook een stap die moet worden gezet om te kunnen komen tot een systematisering van de bedrijfsvoering, niet als doel op zichzelf en niet als bevrediging voor het management of voor de wethouder P&O, maar uitsluitend om onszelf de meetlat aan te leggen, of het geld dat wij in onze organisatie investeren goed wordt geïnvesteerd, op de juiste manier wordt aangewend en of het niet te veel is wat wij doen. De komende tijd zullen wij nog enkele stappen verder moeten zetten. Er zijn opmerkingen gemaakt over de thematische aanpak van het personeel- en organisatiebeleid, in het verlengde van de strategienota die enige tijd geleden is gelanceerd en die een positief onthaal heeft gekregen in de commissie van advies. Ik heb mij hierin heel bewust beperkt en de thema's ook in de tijd gespreid, omdat het grote gevaar van het P&O-beleid is, zich alles voor te nemen en dan te bezwijken onder het hooi dat men op zijn vork heeft genomen, waarna er niets tot stand komt. Ik kies er liever voor om, zoals wij hebben afgesproken, het thema flexibiliteit en mobiliteit voor de eerste twaalf maanden te hanteren, daarna dat van diversiteit en vervolgens de overige thema's, om die goed voorbereid, met een hoge effectiviteit en met een stevige mate van indringendheid in de organisatie tot realisatie en materialisatie te brengen, waardoor er ook echt iets tot stand komt. Er zijn vele voornemens uit het P&O-beleid een prachtige dood gestorven. Dat ben ik niet van plan in deze organisatie. Voor wie moet dit nu allemaal gelden? De ene keer wordt men afgerekend op 20.115 man - namelijk de hele stad, inclusief de stadsdelen - terwijl wij een andere keer spreken over 13.000 man - namelijk onze eigen kern - en bij weer een andere gelegenheid over 13.000 min X, namelijk wanneer wij de verzelfstandigde bedrijven eruit lichten. Mij gaat het erom, dat wij goed definiëren in ons eigen P&O-beleid, waarvoor die verantwoordelijkheid strekt. Ik heb geen zin, verantwoordelijkheid te dragen voor iets waarover ik geen macht heb. Over stadsdelen heb ik geen macht. Ik vind het uitstekend als de Raad wil spreken over het diversiteitsbeleid bij stadsdelen, maar zolang mij wordt onthouden die macht uit te oefenen en sancties in te stellen, ben ik niet thuis om daarover met de Raad te spreken. Dan moeten wij maar naar onze collega-partijen in de stadsdelen, die wij dan daarop moeten afrekenen. Ik ben ook niet thuis om te spreken over personeelsbeleid bij bedrijven die wij de facto of zelfs de jure hebben verzelfstandigd. Zo zijn wij voor 25% aandeelhouder van Schiphol. Niemand zal mij afrekenen op het P&O-beleid van Schiphol. Zelfs wanneer wij 100% aandeelhouder zijn, kan dat niet, want een NV-structuur brengt nu eenmaal met zich, dat de executieve verantwoordelijkheid van de directie volstrekt zelfstandig is en dat de aandeelhouder eenmaal per jaar toetst en via commissarissen hooguit toezicht kan houden, maar geen directieven kan geven. Die discussie wil ik met de Raad aangaan. Ik bespeur op dit punt toch een zekere schimmigheid in onze discussie, die de effectiviteit van ons P&O- beleid zou kunnen schaden, terwijl wij voor de duizenden waarvoor ik wel verantwoordelijkheid wil nemen juist de genoemde thema's wil realiseren, en dan ook nog graag in een voorhoedefunctie. Wethouder VAN DER AA: Mijnheer de Voorzitter. Ik begin met het jeugdbeleid. De VVD heeft veel aandacht aan dit onderwerp gegeven. Daarmee ben ik bijzonder blij. Jeugdbeleid is sterk in de aandacht gekomen en volkomen terecht. De VVD-fractie vraagt om een eigentijds jeugdbeleid. Wie zou ik zijn om dat niet te ondersteunen? Zelfs een oproep om niet terug te keren naar het beleid van de jaren '70 onderschrijf ik volkomen. Ik heb de laatste maanden ook wel eens gezegd, dat het mij niet zou verbazen als de bezem door een flink deel van het jeugdbeleid moet vanuit de bestaande subsidiesystematiek. Ik ben zeker van plan, daaraan flink te werken, al moet ik zeggen dat de mogelijkheden van het College beperkt zijn om snel door te stoten. De aansturing van het jeugdbeleid in Nederland is namelijk zeer complex. Gedeeltelijk loopt dit bij ons via de stadsdelen, gedeeltelijk via de gemeente. Daarnaast hebben wij nog de Bestuurscommissie ROA, die over de veel gelden voor de jeugdhulpverlening gaat, en de vele gelden die via Justitie worden aangestuurd. Het is nog niet zo gemakkelijk daarvan één integraal beleid te maken. Niettemin ben ik bezig met de opstelling van een integraal jeugdbeleid, waarbij een sterke regiefunctie van de centrale stad wordt voorzien en waarbij wij zoveel mogelijk kwantitatief en op no-nonsense basis te werk zullen gaan. Zodra de eerste concepten voor een nota gereed zijn, zal deze in de Raad worden behandeld en zullen wij daarover verder kunnen discussiëren. Overigens zullen wij er natuurlijk wel voor zorgen, dat de samenhang met het sociaal structuurplan zoveel mogelijk in stand zal blijven. Het CDA heeft gezegd, dat wij de jeugd in West hebben laten afglijden. Die opmerking verbaast mij. Op het moment dat, zeker vanuit mijn partij maar ook vanuit andere partijen, te veel wordt gezegd wat wij allemaal willen met deze maatschappij, staat het CDA onmiddellijk klaar om te roepen dat de maatschappij niet maakbaar is en dat wij toch vooral veel aan het maatschappelijk middenveld moeten overlaten. Zodra er iets misgaat, is dat echter plotseling wel de schuld van de overheid. Ik vind dat een niet helemaal consequente gedachtegang. Vervolgens vraagt de heer Goedhart wat het College nu eigenlijk van plan is te gaan doen in West. Die vraag heeft mij ook verbaasd. Dat hebben wij namelijk onlangs uitgebreid in de commissie besproken. De heer Goedhart heeft gezegd wat er naar zijn mening zou moeten gebeuren in West. Ik meen zelfs, dat hij dat woordelijk heeft geciteerd uit het rapport-Lankhorst. De heer Goedhart krijgt echter een tweede mogelijkheid. De bijbehorende brief bij dit rapport wordt namelijk nog omgezet in een formeel collegevoorstel, dat binnenkort ook zal worden besproken in deze Raad. De fractie van Amsterdam Anders/De Groenen heeft gevraagd of het College van plan is, een jongerendebat over de toekomst van Amsterdam te voeren. In het kader van het integraal jeugdbeleid zal de rol van de jongeren zelf prominent aan de orde komen. Ook in het rapport-Lankhorst staat, dat modern jeugdbeleid uitgaat van de participatie van jongeren en hun ouders. Het kan niet meer zo zijn, dat de overheid het bepaalt en dat de jongeren maar moeten passen in wat de overheid bedenkt. Of dit via een debat moet plaatsvinden, zullen wij nader bespreken. Veel debatten zijn in mijn ogen een schijnverto- ning. Misschien moet dit wel op een andere, modernere manier; misschien moet men ook wel eens overleg voeren in een pizzeria met een groepje jongeren. Ik kom bij het onderwijs. De PvdA-fractie heeft gevraagd, versneld werk te maken van het terugdringen van het schoolverzuim. Het voert te ver, daarop bij deze algemene beschouwingen diep in te gaan. Wij moeten onderscheid maken tussen verschillende zaken. Zo wordt bij het project "Bij de les blijven" de lesuitval gemeten, het aantal lessen dat op een dag uitvalt in Amsterdam, om welke reden dan ook. Daarnaast is er ook de schooluitval van leerlingen die van school moeten omdat het niet meer gaat. Het laatste wordt vastgesteld in de VO-monitor, waarvan de eerstvolgende de komende weken wordt gepubliceerd en in de Raad besproken. De resultaten die ik op dit moment zie, zijn buitengewoon hoopgevend, maar het schoolverzuim en de schooluitval zijn zeker nog een zeer grote zorg in Amsterdam. De VVD heeft gevraagd naar de wisselwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven en heeft geconstateerd, dat die te gering is. Die analyse onderschrijf ik, maar dat deden wij ook vier jaar geleden al. Wij zijn toen begonnen met het project Vakmanschap, dat succesvol was en dat zowel door het bedrijfsleven als door het beroepsonderwijs buitengewoon werd gewaardeerd. Wij zijn op dit moment bezig met een vervolgplan Vakmanschap II, een zeer ambitieus plan, in goede samenwerking met het bedrijfsleven. Ook dat zal binnen niet al te lange tijd aan de Raad worden aangeboden. De VVD-fractie heeft verder gevraagd naar intensieve taalcursussen. Hierin moet ik de heer Houterman teleurstellen. Die cursussen gaan wij niet ontwikkelen; zij zijn er namelijk al en worden gewoon gegeven in Amsterdam, 24 uur per week. Het probleem is niet zozeer, dat wij niet zouden weten hoe wij die moeten geven, maar dat zij niet voor iedereen even geschikt zijn. Mensen die overdag werken zullen een taalcursus in de avonduren moeten volgen; zij kunnen een dergelijk intensief programma niet volgen. Bovendien is het ook didactisch niet voor iedereen even geschikt. Wij zijn dan ook bezig met een zeer sterke diversificatie in het aanbod van taalonderwijs. De heer Houterman heeft ook gevraagd naar sancties voor mensen die niet zouden willen leren. Dat is sinds kort mogelijk in het kader van de Inburge- ringswet. In principe zijn wij er ook niet op tegen, dat te gaan uitvoeren, maar het is enigszins fictief, omdat in de praktijk bij ons inburgeringsbe- leid blijkt, dat er eigenlijk nauwelijks weigeraars zijn. Een heel kleine groep die de lessen niet volgt of na verloop van tijd niet blijft volgen, blijkt daarvoor bij nader onderzoek goede redenen te hebben. Die mensen moeten daarbij veeleer worden geholpen. Niet gemotiveerd zijn of niet willen komt in de praktijk in zeer geringe mate voor. (De heer HOUTERMAN: Is het wat de financiering betreft ook mogelijk, buiten onze basiseducatie om, taalcursussen door professionele trai- ningsinstituten te laten geven? Volgens de VVD zit daar de crux van de problematiek. Nu loopt de financiering via een basis-educatiesys- teem, terwijl de praktijk leert, dat de bekende trainingsinstituten mensen in een veel kortere periode en voor veel minder geld klaar- stomen in een buitenlandse taal.) Het laatste zou ik nog wel eens uitgebreider willen bespreken om na te gaan of die vergelijking wel zo simpel ligt. Het is wettelijk niet mogelijk, zeer tot mijn ongenoegen. Ik heb er, met de andere grote steden, heel krachtig op aangedrongen hierin een vrije aanbesteding mogelijk te maken, maar het Parlement heeft dit zelfs negatief geamendeerd. Minister Ritzen was op een gegeven moment ook zo ver dat hij daarvoor was, maar het Parlement heeft anders besloten en dus mogen wij de inburgeringsgelden alleen via het ROC inzetten. De heer Van Duijn heeft geconstateerd, dat hij het langst zittende raadslid is. Persoonlijk heb ik het gevoel, dat hij misschien een iets te lang zittend raadslid is. Hij heeft het hele verhaal over de lessen in liefde, dat hij verleden jaar uitgebreid aan de orde heeft gesteld, nu gewoon fris van de lever opnieuw aan de orde gesteld. Misschien dacht hij, dat hij hiermee de nodige publiciteit had gehaald en wist hij zo gauw niet iets nieuws te bedenken. Voor de zeer zorgvuldige beantwoording door het College verwijs ik maar gewoon naar het verslag van de raadsvergadering van verleden jaar. (De heer VAN DUIJN: U maakt zich er nu toch gemakkelijk van af. Ik heb aan de orde gesteld, dat uw partijgenoot Oudkerk vanuit de Tweede Kamer dit in een ander licht heeft gesteld, met de nadruk op liefde als een breed begrip op het gebied van menselijke relaties en waarden. Ervan uitgaande dat u meer verwantschap hebt met de heer Oudkerk dan met mij, meende ik, dat dit nieuwe licht u zou kunnen inspireren tot een meer doorwrocht antwoord.) (Mevr. IRIK: Als wij elk onderwijsvernieuwingsidee van de PvdA aan- grijpen om uw lessen in de liefde weer te verkopen, spreken wij hier elke week over!) (Wethouder KÖHLER: Het kan kennelijk nooit genoeg zijn!) (De heer VAN DUIJN: Eens per jaar kan geen kwaad!) De heer Van Duijn heeft dit destijds in deze Raad gebracht, nadat hij een poging had ondernomen het in het Parlement aan de orde gesteld te krijgen. Het laatste was hem niet gelukt, waarna hij het hier maar weer heeft geprobeerd. Als hij nu bij de heer Oudkerk meer succes heeft, adviseer ik hem, het in het Parlement nog eens te proberen, maar wat mij betreft, is het antwoord vanuit deze Raad gegeven en wil ik er niet meer op terugkomen. Ik kom bij het diversiteitsbeleid-nieuwe-stijl. De PvdA zegt, dat de multiculturele stad een vorm is van de sociale stad. Die positieve benadering onderschrijf ik ten volle. Onze stad is multicultureel; dat is tegenwoordig de werkelijkheid. De sociale stad is ook onze multiculturele stad. Niettemin moeten wij ook oog hebben voor de negatieve kanten, de problemen en de knel- punten. Daaraan moeten wij willen werken. Vandaar dat wij bezig zijn met de formulering van een diversiteitsbeleid. In het programakkoord was nog voor- zien, dat dit wel in september of oktober jl. gereed zou kunnen zijn en aan de Raad zou kunnen worden aangeboden, maar ik heb in de commissie al enkele malen gemeld wat voor problemen wij daarbij ondervinden, problemen van personele aard, waaraan verder weinig te doen is. Ik zal zo snel mogelijk ter bespreking in de commissie met stukken over diversiteitsbeleid komen en daarbij een bestuurlijke vernieuwing doorvoeren, die ik al aan de commissie heb voorgelegd, die daarop met instemming reageerde. Normaliter leggen wij afgeronde producten aan de Raad voor, die dan mag proberen die te amenderen. Soms gebruiken wij wel eens een zware procedure. Ik heb de innovatie voorgesteld, namelijk om de eerste vraagstellingen en dilemma's die wij tegenkomen bij het opstellen van de nota direct aan de commissie voor te leggen. De commissie was hierover enthousiast. Ik zal dit deze week ook aan het College voorleggen. Als men daar akkoord is, gaan wij dit op die manier bespreken. De heer Hemmes heeft zijn genoegen uitgesproken over de aanstelling van een aparte minister voor het Grote-stedenbeleid. Dat genoegen deelt het College. De heer Hemmes heeft ook aanbevolen, aan te dringen op ontschotting. Dat is ook een vurige wens van dit College en van het vorige. Tegelijk staan wij wel met beide benen op de grond en weten wij, dat ontschotting in deze gemeente al moeilijk maar in Den Haag bijna onmogelijk is. Of wij op dit gebied in de komende vier jaren veel verder zullen komen staat te bezien, maar wij blijven het hopen. Ten aanzien van het bestuurlijk stelsel is het mij opgevallen, dat na de vorige raadsperiode het woord "ROA" of "regio" nauwelijks in deze algemene beschouwingen is genoemd. Alleen de heer Goedhart heeft gevraagd wat het College wil met de regio, maar eigenlijk alleen als afgeleide van de vraag hoe het debat over de Coentunnel is verlopen. Dat is op zichzelf bijzonder. Immers, de stadsprovincie is niet doorgegaan na het referendum daarover. Daarna zijn er heftige debatten geweest in deze Raad, in de Tweede Kamer en in het Kabinet. In het programakkoord staan hierover lichte opmerkingen, maar als wethouder voor het Bestuurlijk Stelsel meen ik, dat wij eraan toe zijn nieuwe wegen in te slaan. Ik heb onlangs een presentatie in het College gehouden - ook weer als innovatie - voordat er een complete nota lag, om mijn ideeën over regie van de centrale stad over de stadsdelen en het optreden van Amsterdam in de regio - zoals wij die kennen, of misschien een aangepaste regio - nieuwe impulsen te geven. Diezelfde presentatie zal ik morgen in de raadscommissie geven. Wij wachten de discussie af, maar als het aan mij en het College ligt, zullen wij forse stappen zetten, weliswaar niet in de vorm van een stadsprovincie, die in de praktijk van de baan is, en evenmin in de vorm van structuurdiscussies, maar wel in de vorm van zeer vruchtbare en verstandige samenwerkingsvormen in een regio waar de verschillende gemeenten en Amsterdam met de stadsdelen zeer sterk van elkaar afhankelijk zijn. (De heer HOUTERMAN: Hoorden wij u in dit verband ook het woord "regiogemeente" uitspreken?) Er zijn gemeenten in de regio Amsterdam, die in mijn beeld niet behoeft samen te vallen met het huidige ROA-gebied, die wat mij betreft belangrijke partners zijn voor de verdere toekomst van onze gemeente. Van die structuur- discussie meen ik dat het goed is, dat zij is afgelopen. Zij is als het ware weggezakt. Ik meen, dat het heel belangrijk is, dat die structuurdiscussie wegblijft. Zij heeft namelijk veel doodgemaakt, terwijl op het gebied van inhoudelijke samenwerking veel meer resultaat te bereiken valt. Vandaar dat ik mij erop zal richten - ik hoop het College en de Raad daarin ook te vinden - dat wij echt gaan stoppen met de structuurdiscussie en gewoon inhoudelijk beleid gaan voeren. Hetzelfde geldt wat mij betreft ook voor het stadsdeel- stelsel. De heer Houterman heeft gesuggereerd, dat de discussie over de schaal van de stadsdelen verboden zou zijn. Ik ben mij niet bewust van enige regel die dat voorschrijft. Ik weet wel, dat in het programakkoord staat, dat wij daar- over in deze periode geen beslissing zullen nemen, althans niet zullen voor- stellen dit weer te veranderen, maar het programakkoord legt ons bij mijn weten geen verbod op om over punten te discussiëren, hetzij buiten, hetzij zelfs binnen deze Raad. Willen wij het programakkoord niet openbreken, dan moeten wij wat daarin staat natuurlijk wel nakomen. Ook de discussie over de stadsdelen en de schaalgrootte daarvan is een zuivere structuurdiscussie, die in mijn ogen tot niets leidt. De discussies over de schaalgrootte zijn fictieve discussies. Er is geen enkel kwantitatief gegeven, dat een kleiner of een groter stadsdeel het beter of slechter zou doen, en het houdt ons alleen maar tegen in de vraag hoe wij samen een eenduidig Amsterdams beleid kunnen voeren, dat ten goede komt aan de hele stad en aan de stadsdelen. Dat is de enige vraag waarom het naar mijn gevoel gaat. Ook de discussie over de binnenstad is naar mijn gevoel een structuurdis- cussie. Als wij aan de bewoners van Amsterdam, met name in de binnenstad, vragen waar de grote knelpunten zitten, horen wij van alles wat wij ook allen weten, op het gebied van onderwijs, veiligheid enz. Wij horen echter nooit iets over het bestuurlijk stelsel van het stadsdeel binnenstad. Daarmee is men niet echt bezig. (De heer HOUTERMAN: Laatst werd hierover op een bijeenkomst in Odeon nog uitgebreid gesproken.) Ik zeg niet, dat er niet over wordt gesproken, maar dat de gemiddelde bewoner daar niet mee zit. Dat blijkt ook heel duidelijk uit onderzoeken. Niettemin staan in het programakkoord naar mijn mening verstandige dingen hierover. Het komt erop neer, dat wij hebben afgesproken dat wij dat stadsdeel invoeren, maar wel op voorwaarde, dat wij in staat zijn voldoende draagvlak onder bewoners en bedrijfsleven te creëren. Het gaat erom wat bewo- ners en bedrijfsleven willen. Ik wacht die discussie en die peiling in het volste vertrouwen af. Wethouder KÖHLER: Mijnheer de Voorzitter. De fractie van D66 heeft gezegd, dat de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) er dit jaar niet in is geslaagd een goed onderbouwde begroting op te stellen. Dat is niet mijn standpunt. Als het zo was, zou het ook geen verwijt aan de dienst zijn, maar aan het verantwoordelijke College en aan mij als eerstverantwoordelijke wethouder. Dit jaar is nog niet om. Wij hebben erop gewezen in de commissie, maar ook in de begrotingsmissive, op blz. 178/179, waarom wij een beter onderbouwde begroting van de GSD dan in het verleden wenselijk achten. Er zijn rond de taak en de uitvoering van die dienst altijd grote schommelingen, nieuwe rijkstaken, problemen bij de uitvoering, waardoor in de loop der jaren de begroting weliswaar als begroting klopte, maar onvoldoende sturingsinstrument was om de budgetten werkelijk te kunnen bewaken. Dat uitte zich in problemen met de rekening. Het nieuwe College heeft, toen door de GSD tijdig concepten werden aangeleverd, geconstateerd dat het wat de opbouw daarvan betreft nodig was, actuelere en betere uitsplitsingen te maken en de begroting voor onszelf en dus voor de Raad en daarna voor de bewaking, controleerbaarder te maken. Daaraan wordt nu hard gewerkt. Ik noem de discussie over de vraag, hoe men nu de programmabudgetten goed vastlegt voor armoedebeleid en hoe men de planning verbetert, niet alleen van de omvang van het personeel maar ook om de boventalligheid geleidelijk weg te werken. Wij zitten wat dit betreft op het schema dat wij aan de raadscommissie hebben medegedeeld. Dat wil zeggen, dat de commissie in november a.s. die betere, inzichtelijkere begroting zal ontvangen. Bij de slotbeschouwingen kan de Raad, al dan niet via wijzigingsvoorstellen, die begroting vaststellen. Voor zover mij nu bekend is, is daarbij geen sprake van nieuwe lijken in de kast; wel is er bij de begroting van de GSD, uit de aard van het werk dat men daar doet, altijd sprake van tamelijk veel risico's, die moeilijk tevoren zijn in te schatten. Volgend jaar zal, voor zover ik dat nu kan overzien, de begroting, op basis van de vernieuwde begroting die wij nu maken, op tijd kunnen worden geleverd. Er is ook geen aanleiding om te veronderstellen, dat de rekening over dit jaar te laat zou komen. (De heer ARDA: De wethouder begon zijn beantwoording met de stelling, dat de opmerking van D66 dat die begroting niet op tijd goed was onderbouwd onjuist zou zijn. Hij eindigt met de toezegging, dat die begroting volgend jaar wel op tijd en goed onderbouwd aanwezig zal zijn bij de behandeling van de begroting. Ik neem aan, dat hij daarmee bedoelt, dat de begroting dit jaar niet op tijd en niet goed onderbouwd aan ons is voorgelegd.) Ik haalde uw zin aan, dat de Gemeentelijke Sociale Dienst er dit jaar niet in is geslaagd. Ik wijs erop, dat het gaat om de wijze waarop het College die aan de Raad wil voorleggen en dat dat dit jaar zal plaatsvinden, voor 1 januari a.s. (De heer ARDA: De wethouder weet ook, dat de woordvoerder voor Soci- ale Zaken van onze fractie tevens woordvoerder voor Financiën is, en dat wij daar de regel hanteren, dat het gaat om de informatie die be- schikbaar is op het moment dat men iets beslist, dus beslist om iets op te schrijven. Op dat moment was het ons niet bekend. Ik weet ook, dat de wethouder van plan is dit ergens in december a.s. met ons te bespreken en de begroting af te handelen. Hij weet ook heel goed, dat de termijnen anders liggen. Op tijd was hij dus niet. Kunnen wij het daarover eens zijn?) Dat de begroting later in dit jaar aan u wordt voorgelegd dan wenselijk ware geweest is u meegedeeld. (De heer ARDA: Ik zie dat als een bevestiging, dank u.) Daarop hebben wij zowel in de commissie als in de missive een toelichting gegeven, waarover wij nog zouden kunnen discussiëren. Dat is echter iets anders dan wat u in uw algemene beschouwingen stelde, vandaar dat ik daarop reageer. Bij die behandeling kan uiteraard ook de 1,8 miljoen gulden voor fraudebestrijding, die nu langs andere weg al wel op tafel ligt, worden betrokken. Dat is een collegevoorstel, dat genoegzaam is toegelicht, maar bij de hele begroting kan worden betrokken, als de Raad dat beleidsmatig wenselijk acht. Dus ook dit bedrag kan worden afgewogen, tegen de achtergrond van de rest van de begroting, met dien verstande dat het College daarover al een gemotiveerd standpunt heeft. De Raad behoeft dat echter pas in december a.s. te accorderen, of niet. (De heer DALES: Wat was dat gemotiveerde standpunt? Ik ken wel een standpunt, maar die motivering is mij nog niet helemaal duidelijk geworden.) De motivering is, dat op basis van experimenten die zijn gehouden met een koppeling met bestanden van, met name, het GAK signalen over zogenaamde witte fraude veel eerder binnen zijn dan met de zeer trage methodiek van de belas- tingsignalen, en dat dan dus veel eerder, en daarmee effectiever, tegen fraude kan worden opgetreden. Daarvan gaat dan ook een sterk preventieve werking uit. Als men dat experiment structureel wil maken, zal men daarin moeten investeren. De GSD mag niet zomaar investeren omdat men het wel zal terugverdienen; dat moet dan, in onze begrotingsmethodiek, als prioriteit worden aangevraagd. Daarom vindt het College het een dringende prioriteit, die aanpak bij het opsporen van witte fraude zo snel mogelijk dienstbreed in te voeren. Daarvoor is in het eerste jaar 1,8 miljoen gulden nodig en in de jaren daarop ook een structureel bedrag, dat zich overigens ook naar onze verwachtingen zal terugverdienen. Bovendien komt dit ten goede aan de maatschappij, want 90% van de terugverdiende uitkeringsgelden gaat naar het rijk. Dat is in dit verband evenzeer een goed doel. (De heer DALES: Ik vind het niet zo relevant of dat geld in de Am- sterdamse kas blijft dan wel naar het rijk gaat. Dat geld moet te- rugkomen. De prikkel voor Amsterdam wordt groter wanneer wij de nieuwe wet krijgen, dus dit is hoe dan ook interessant en de 2 miljoen gulden waarom het gaat is inderdaad zo terugverdiend. Ik moet nog nadenken over de systematiek. Ik blijf het namelijk vreemd vinden, dat hier een investering wordt opgevoerd bij wijze van structurele prioriteit die zichzelf terugverdient, maar die wij nu ten laste brengen van de extra inkomsten ten gevolge van het regeerakkoord. Ik zal dit nog eens doordenken en er nog op terugkomen, misschien morgen of anders bij de hoofdfunctiegewijze behandeling van de begroting, om te zien of dit niet toch anders kan worden opgelost.) Mevr. Irik heeft over een aantal punten op sociaal gebied gesproken die ik vooral als een plaatsbepaling van de PvdA-fractie zie, waarover wij nu niet in extenso en in algemeenheden behoeven te discussiëren. Op een concreet punt ga ik wel in, te weten haar opmerkingen over nieuwe additionele arbeidsplaatsen en specifiek de plekken voor gehandicapten en de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten (REA), waarvan de uitvoering valt onder de wethouder voor Sociale Zaken. Naar aanleiding van de bij de Voorjaarsnota aangenomen motie terzake is een stuk naar de Raad onderweg, dat voor 1 januari a.s. zal verschijnen, over uitvoering van de Wet REA. Dan kunnen wij die discussie verder voeren. Mevr. Irik heeft gesproken over 2000 plaatsen. Ik weet niet precies waar dat vandaan komt. Ik ken alleen de 2000 plaatsen op basis van landelijke discussies, waarbij is gezegd dat van de 20.000 nieuwe additionele arbeidsplaatsen 10% voor deze groep moet worden gereserveerd, ofwel 2000 plaatsen in het hele land. In die systematiek zou het dan om enkele honderden plaatsen in Amsterdam gaan als minimaal verplicht. Wij zullen echter met onze aanpak van de Wet REA naar onze verwachting veel hoger scoren dan die enkele honderden plaatsen. Het CDA heeft de retorische vraag gesteld "wie is wethouder Werk?, in verband met de afkorting WIW. Mevr. Krikke is de wethouder voor Werk in dit College. Daarover is geen enkele onduidelijkheid. Wel doet ook de wethouder voor Sociale Zaken het een en ander aan werk, waar het gaat om de taken van de Gemeentelijke Sociale Dienst op het gebied van arbeidstoeleiding, ook in samenwerking met andere organisaties. De WIW heeft aan de ene kant te maken met arbeidstoeleiding en aan de andere kant met additionele banen en met de combinatie van beide. In ons College is de koppeling gelegd tussen Economische Zaken en Werk - gewone en additionele banen in één lijn - en houdt men zich anderzijds vanuit Sociale Zaken met arbeidstoeleiding bezig. Daardoor is de taak van de WIW op het veld gekomen van twee wethouders, die afspraken hebben gemaakt over hoe dit verder werkt, niet eerst in oktober. Die afspraken zijn de Raad ook niet voorgelegd maar meegedeeld, omdat dit een zuivere collegebevoegdheid betreft. Ik begrijp absoluut niet, hoe de heer Goedhart uit een niet bestaande verdeeldheid over het onderdeel Werk kan afleiden, dat dit ten koste zou gaan van het beleid op dit gebied. Hij heeft ook geen enkel punt genoemd waaruit zou blijken, dat de werkzaamheden die dit jaar moeten plaatsvinden - overigens alle nog op basis van de begroting voor 1998, die nog onder een vorig College door de Raad is vastgesteld - niet goed lopen. Al die werkzaamheden op het gebied van arbeidstoeleiding en additionele banen lopen gewoon. Daarover wordt verslag gedaan en daarover vallen plussen en minnen op te merken, maar dat heeft verder geen enkele relatie met de taakverdeling in het College. De heer Goedhart cultiveert een niet bestaand probleem en zet dit bovenaan in zijn algemene beschouwingen als oppositiepartij onder het motto "een rij van incidenten", maar noemt geen enkel concreet voorbeeld van iets wat dan mis zou gaan op dit gebied. Dat vind ik niet een inhoudelijke manier van oppositie voeren. Ik hoop samen met wethouder mevr. Krikke met de CDA-fractie gewoon over de inhoud van het beleid rond de WIW te kunnen discussiëren. Als het CDA betere ideeën heeft dan het bestaande beleid, horen wij dat op dat moment graag. (De heer HOUTERMAN: Mogen wij wethouder Köhler danken voor dit col- lege oppositievoeren?) Nadat mijn inspanningen in het verleden al op u waren overgeslagen, moet ik nu weer uit deze banken het CDA toespreken. Wij komen in een volstrekte rolverwarring terecht! Mevr. Hofmeijer heeft indringende vragen gesteld over de Koppelingswet, in het bijzonder hoe het nu zit na de inventarisatie. Wij inventariseren zorgvuldig en schatten op dit moment dat circa 150 uitkeringen zouden moeten worden beëindigd. Mevr. Hofmeijer heeft gevraagd wat er dan gebeurt voor de noodgevallen, onder verwijzing naar andere gemeenten. Zij heeft in het bijzonder vrouwen met kinderen zonder zelfstandige verblijfsvergunning genoemd. Voor een deel vallen zij onder de opvang van asielzoekers door het COA, waar men geen eigen verblijfsvergunning heeft. Dat geldt ook voor slachtoffers van vrouwenhandel, die door de wetgever naar dit circuit worden verwezen. Daarbij kan men bedenkingen hebben, maar dat is de wettelijke verhouding. Wij beëindigen geen uitkering bij een overdracht van cliënten naar het COA zonder dat die overdracht goed is geregeld. Los daarvan zijn er mensen die hun uitkering door de Koppelingswet verliezen, en die men kan classificeren in de categorie ouders met kinderen waarvan de kinderen hier legaal verblijven maar waarvan de ouders een onvoldoende verblijfsstatus hebben. Het is een uiterst moeizame zaak, die uitkeringen te beëindigen. Wij zoeken in die concrete gevallen - die zich niet veel voordoen maar wel heel schrijnend zijn - naar oplossingen op maat. Waar de wet ons enige taak oplegt, nemen wij de ruimte, die zelf te interpreteren, zodanig dat het doel van de wet het best wordt bereikt. Dat doen wij niet, zoals sommige andere gemeenten, grootscheeps in de publiciteit, maar gewoon in de uitvoering, op basis van de wet en onze benadering daarvan. Mevr. Hofmeijer heeft ook gevraagd naar acties voor verhoging van het minimuminkomen. Ik heb als wethouder voor Sociale Zaken op basis van de raadsuitspraak van verleden jaar de oproep terzake ondertekend. Los van die actie is er vaak overleg, ook met het ministerie, over de inkomenspositie van minima. Het standpunt van de Raad dat in ieder geval voor mensen die langdurig op het minimum zitten een structurele inkomensverhoging wenselijk zou zijn, draag ik daar namens deze Raad ook uit. Men wil het tot nu toe echter nog niet van ons aannemen. Er is natuurlijk ook een taak voor de raadsmeerderheid die dat destijds vond en het naar ik aanneem nog vindt, om langs de eigen partijpolitieke kanalen de discussie met politiek Den Haag aan te gaan. De VVD-fractie heeft de term "luie luyden" geïntroduceerd. Ik kende dat begrip nog niet, maar ik leer hier nog steeds. De VVD baseert zich daarbij op uitspraken van de directeur van de NV Werk in de krant, die toch niet geheel in overeenstemming zijn met de werkelijke situatie. Daarbij wordt verwezen naar een onderzoek van jaren her onder cliënten van de destijds zogeheten D- categorie, op dit moment niet in aanmerking komend voor directe plaatsing op de arbeidsmarkt. De vraagstelling in dit onderzoek luidde niet, zoals wordt gesuggereerd in het bewuste Telegraaf-artikel, dat werd gevraagd naar de hoogte van de strafkorting die men zou moeten krijgen om bereid te zijn aan het werk te gaan, en evenmin dat daaruit komt dat er veel hogere strafkortin- gen moeten zijn omdat men anders niet bereid zou zijn aan het werk te gaan. Dergelijke gegevens zijn in het onderzoek in het geheel niet te vinden. De VVD heeft gevraagd wat wij doen aan sancties en aan verruiming van de definitie voor passend werk. Er is een definitie voor passend werk bij de uitvoering van het werk van de Gemeentelijke Sociale Dienst, gebaseerd op een circulaire van de minister. Daaruit is een duidelijk uitvoeringsvoorschrift voortgevloeid waarin staat: "Elke baan die u aankunt, wordt in beginsel als passend gezien. U mag dit alleen weigeren wanneer daarvoor duidelijke lichamelijke, psychische of sociale redenen zijn. Als u recente werkervaring heeft, kunt u in het begin proberen werk op hetzelfde niveau te vinden. Bent u na een halfjaar nog steeds werkloos, dan moet u ook werk zoeken en accepteren dat niet direct aansluit op uw opleiding en werkervaring. Bent u na anderhalf jaar nog steeds werkloos, dan is elke baan passend. Voor schoolverlaters en afgestudeerde academici zonder werkervaring is elke baan passend. Heeft u werkervaring op universitair niveau, dan is vanaf het begin van de werkloosheid ook werk op HBO-niveau passend." Dat is wat op basis van die circulaires ook schriftelijk aan de cliënten wordt meegedeeld. Ik weet werkelijk niet wat nog aan deze definitie zou moeten worden verruimd en ik ben ook niet van plan daarvoor bij politiek Den Haag op te treden. Op basis van toetsing van deze zaken wordt ook zeer regelmatig een strafsanctie opgelegd. Ik heb geen recente cijfers over afgelopen jaren, maar in de jaren ervoor ging het om circa 3000 sancties per jaar. Ik heb geen aanleiding, te veronderstellen dat er op dit gebied een aanscherping van het beleid in de richting van werklozen noodzakelijk is. De heer Paquay heeft punten genoemd waarover wij als GroenLinks, in zijn spraakgebruik, met samengeknepen billen moeten zitten als zij ter sprake komen, te weten Schiphol, armoedebestrijding en infrastructuur. Ik weet niet of men in kringen van de SP met samengeknepen billen zit als men vindt dat het goed gaat. Over armoedebestrijding en infrastructuur ben ik namens het College heel tevreden. Wij doen de extra inspanning op het gebied van armoedebestrijding zoals in het programakkoord afgesproken ook het komend jaar weer. Op het gebied van de infrastructuur worden tal van collegeprioriteiten uitgevoerd, niet in de laatste plaats ook met steun van het rijk. Wij zullen de komende jaren miljarden guldens kunnen investeren in stadsgewestelijk railvervoer; wij investeren daarnaast binnen de gemeente in allerhande zaken, waaronder meer geld voor de fiets, maar ook voor onderhoud van de wegen in de stad. Wij zijn over datgene wat wij hieraan uitvoeren redelijk tevreden. De komende jaren moet blijken of wij die projecten ook allemaal tijdig van de grond zullen krijgen, maar in ieder geval hebben wij de plannen en de begrotingsmiddelen voor het komend jaar op al die gebieden klaarliggen. (De heer ARDA: D66 heeft op dit punt nog vragen gesteld over de Centra voor Werk en Inkomen (CWI's). Gaat u die nog beantwoorden of moet ik daarvoor bij een andere wethouder zijn?) Wij zullen over niet al te lange tijd aan de Raad rapporteren hoe het College daarmee denkt om te gaan. Daarnaast komt er een evaluatie over het CWI dat wij al langer in West hebben lopen. Er is ook discussie met het rijk, op basis van het nieuwe regeerakkoord, omdat datgene wat men zich bij de CWI's voorstelt daarin iets anders staat dan wat tot nu toe de bedoeling was. Daarbij is een van de discussiepunten, of wij daarmee uit de voeten kunnen en of wij hierin als gemeente überhaupt een taak hebben, dan wel of alle taken ons worden ontnomen. De college-inzet op dat punt zullen wij binnen enkele maanden aan de commissie voorleggen. Wat Workforce in Zuidoost betreft, zijn alle berichten dat daar iets komt voorbarig. Er worden plannen gemaakt, die het College nog niet hebben bereikt. Het College moet zich daarop nog beraden. Als het daarover een standpunt heeft, zal het dat uiteraard aan de Commissie voor Sociale Zaken enz. voorleggen. (De heer ARDA: Dus alle mogelijke suggesties, dat daar iets wordt gedaan en dat er data zijn vastgelegd voor het aanvragen van subsidie bij het rijk kloppen niet? Die suggesties verwacht u ook niet van ons?) Nee, er zijn gelden gereserveerd in het inkoopbudget bij de RBA, die voor een deel voor dat project zouden kunnen worden ingezet. Die gelden vervallen niet als dat project na 1 januari pas zou starten. Het Mobiliteitsfonds is van verschillende zijden ter discussie gesteld. De discussie begrijp ik niet zo dat daar jaarlijks ook veel geld moet worden doorgeschoven en er eigenlijk door de Raad nauwelijks een goede bestemming kan worden gevonden, dat dus beter kan worden ontschot en in de algemene middelen ter beschikking kan komen. In het Mobiliteitsfonds voor dit jaar zit fl 600.000 aan rente. Dat is niet heel veel. Er wordt ruim 5 miljoen gulden uit het vorige jaar doorgeschoven, op een jaaromzet van 40 miljoen gulden. Ik vind dat geen schokkende bedragen. Dat geld wordt niet ingezet, zoals de heer Halbertsma heeft gesuggereerd, doordat elk ambtelijk voorstel dan maar wordt gevolgd. Dat geld is net toereikend om in het programakkoord afgesproken bestemmin-gen te kunnen dekken voor het komende jaar. Daarvoor wordt het ingezet, dus niet om een ambtenaar iets te laten verzinnen, maar op basis van de prioriteiten in het programakkoord, waarbij concrete bestedingsvoorstellen voor het komende jaar voorliggen die wij in de commissie meer in detail kunnen bespreken als daaraan behoefte bestaat. Het is ook niet zo, dat wij buiten de zogenaamde kernactiviteiten zouden gaan met onze bestedingen. Die bestedingen zijn niet alleen conform het programakkoord, maar ook conform de bestaande verordening op het Parkeerfonds. Er is namelijk nog geen Mobiliteitsfonds; er is een Parkeerfonds. Daarbij zijn verschillende mogelijke bestemmin-gen, in relatie tot verkeer, geleiding van de mobiliteit en verbetering van de openbare ruimte. Al die parkeerkwartjes gaan niet in de algemene middelen, maar de besteding daarvan heeft een relatie met het doel waarvoor men betaalt. Dat is een bewust besluit geweest. Over het nieuwe Mobiliteitsfonds komen wij in de Raad het komende jaar nog nader te spreken. Dan kan men over verruiming of versmalling van die criteria wat mij betreft opnieuw het debat voeren. Over de parkeertarieven heeft D66 gevraagd of de verhoging nu nominaal is, dus een aanpassing aan de inflatie, dan wel een beleidsmatige verhoging. Die vraag kan ik alleen maar genuanceerd beantwoorden. Het voorstel tot tariefverhoging ligt nu nog niet voor; het wordt wel beschreven in de begroting, maar het concrete voorstel komt de komende weken en maanden, uiterlijk bij de slotbeschouwingen, terug. De commissie krijgt voor die bespreking een uitgebreidere toelichting dan nu in de missive staat. Het komt erop neer, dat het over de langere periode van het Verkeers- en Inrichtingsplan (VIP) gemeten dit kwartje net genoeg zal zijn om de inflatie te volgen en dat er dan dus geen reële verlaging optreedt, waar het in het VIP door deze Raad afgesproken beleid een zeer substantiële, reële verhoging inhield, teneinde te komen tot een enigszins autoverkeerbeperkend beleid. Daarbij speelt ook de differentiatie, met hogere tarieven meer naar de binnenstad en een stuk lagere voor parkeren aan de stadsrand - op P+R-plekken en in transferia - een grote rol, om er door dat grote prijsverschil mede voor te zorgen, dat een groot aantal bezoekers van buiten de stad aan de stadsrand parkeert en dan met openbaar vervoer verder reist. Dat past in dat beleid, zij het dat het nu maar een zeer beperkt stapje is dat het College voorstelt, ternauwernood genoeg om over meerdere jaren gemeten de inflatie te volgen. De heer Houterman heeft terecht gevraagd, hoe dit zich verhoudt tot moties uit het verleden. Afgesproken is, die moties - evenals andere, zoals de motie over een kostendekkend tarief - bij de Parkeernota te laten terugkeren. Tot die tijd moet men toch iets doen. De tarieven zijn nu enkele jaren bevroren. Bij het programakkoord is afgesproken, dat tariefverhogingen weer bespreekbaar zijn en dat dus het bevriezen daarmee is ontdooid. Op die grond stelt het College nu dit beperkte stapje voor. Het zou vreemd zijn, maar door te gaan met bevriezen en nog niet eens de inflatie bij te houden, gezien de achtergrond van het beleid in het VIP, zoals wij dat hier hebben afgesproken. (De heer HOUTERMAN: Bij de slotbeschouwing kan het wat u betreft vriezen of dooien?) De Raad - die hier kennelijk ook over het weer gaat - kan daartoe beslui- ten. Het College doet dit voorstel en zal het nog nader toelichten aan de commissie en de Raad. U vraagt in uw motie of op een aantal punten specifiek kan worden aangegeven wat het kost als die verhoging niet doorgaat. In totaal staat in de begroting 2,2 miljoen gulden. Ik zal dat op uw verzoek uitsplit- sen, zodat het voor degenen die wijzigingsvoorstellen willen indienen - waar- mee men dan ook een deel van de dekking afschiet en waarbij men dan ook zal moeten zeggen welke bestedingen niet doorgaan - inzichtelijker wordt. Met die toezeggingen behoeft uw motie op dit moment wellicht niet verder aan de orde te komen, omdat wij hierop inhoudelijk op een later moment bij deze begro- tingsbehandeling nog zullen terugkomen. Het CDA noemt als een van de incidenten het optreden van het College inzake de Coentunnel. Ik begrijp die opmerking niet. Het College heeft gewoon ordentelijk, desgevraagd door de minister, een standpunt voorbereid voor discussie in de Raad. Dat standpunt heeft ook in deze Raad een breed draagvlak gekregen, al kan men er natuurlijk verschillend over denken. Daarnaast heeft het College overlegd in de regio. Daaruit is uiteindelijk een standpunt naar voren gekomen, dat naar de mening van het College dicht genoeg bij het onze lag om daarmee gemeenschappelijk ook te kunnen werken, voorzover het het ROA aangaat. De opmerking van de heer Goedhart, dat hij blij is dat wethouder Köhler is bijgedraaid, pareer ik met de opmerking, dat ik blij ben, dat dit standpunt in de ROA-raad, dat zo dicht lag bij het collegestandpunt dat wij hier hebben ingebracht - en dat de CDA-fractie hier niet wilde steunen - door de Amsterdamse CDA'ers wel is gesteund. Het CDA komt dus de goede kant op, waarvoor onze dank. Over het openbaar vervoer te water zal het College het komend jaar met voorstellen en ideeën komen. De heer Van Duijn heeft gezegd, dat het rijk iets heeft gezegd over de kostendekkingsgraad van de Noord-Zuidlijn, hetgeen naar zijn mening dus ten koste zou gaan van een groot aantal tram- en buslijnen. Dit zou zijn gelijk bewijzen. Hij meent dat de condities zijn veranderd en dat er een nieuw refe- rendum zou moeten komen. Wij hebben in de Raad besproken hoe het zat met het voorzieningenniveau en met aanpassingen van de kostendekkingsgraad. De rand- voorwaarde die de Raad wilde hanteren is in juni jl. besproken. Op die basis werkt het College verder. Op dit punt zal de minister dus in deze lijn van ons een antwoord krijgen. Wij zullen de verdere discussie met de minister voeren op basis van het uitgangspunt "wel aanpassing van het lijnennet..." - om allerlei parallelle lijnen te voorkomen - "...maar geen verlaging van het voorzieningen-niveau". De inzet van de minister is niet noodzakelijkerwijs de uitkomst van het gesprek dat wij hierover verder nog met de minister zullen hebben. (De heer VAN DUIJN: Toen de Raad hierover sprak, in de tijd van wethouder Bakker - toen u nog niet in het College zat - heeft het College uitdrukkelijk gezegd, dat er nauwelijks veranderingen zouden optreden in het fijnmazige bus- en tramnet. Een enkele lijn zou meer oost-west gaan lopen in plaats van noord-zuid. Nu horen wij eisen van Den Haag, dat lijnen aanmerkelijk moeten worden ingekort, zoals lijn 2. Dat gaat toch duidelijk een stap verder. Het gaat om veel verdergaande eisen, die ten koste gaan van het bovengrondse net.) Waarom vraagt u over deze misverstanden niet gewoon via uw fractie aan mij als verantwoordelijk wethouder hoe dit zit? U komt met een bericht uit een krant die een document uit november 1997 hanteert, terwijl ik in juni 1998 al in de Raad heb gezegd, dat ik dat namens het College bestuurlijk niet heb overgenomen. Als kranten daaruit dan een jaar later toch weer putten, heeft dat geen enkele nieuwswaarde. Dat had ik u ook allemaal in de commissie kunnen uitleggen. Wat er wel zal voorliggen, zal een uitwerking zijn op basis van het standpunt dat wij in juni jl. in deze Raad hebben besproken. Het blijft natuurlijk een toets wat men daarvan vindt. Het komt dan ook gewoon regulier terug naar de Raad, tussentijds in de commissie en op het einde, bij een eventuele overeenkomst rond de beschikking. Dan kan de Raad de eindtoets maken. De voorstellen waarop u nu doelt, zijn dus voorstellen uit een oude nota, die inmiddels in het archief is beland. (De heer VAN DUIJN: Nee, het gaat om een brief van minister mevr. Netelenbos.) U noemde als voorbeeld lijn 2. (De heer VAN DUIJN: Onder meer. Het gaat om een hele serie lijnen.) U noemde het niet eens, maar bedoelde de 3,6% stijging van de kostendek- kingsgraad uit de brief van minister mevr. Netelenbos, waarvan ik daarnet nogmaals heb uiteengezet, dat dit dus niet het standpunt van deze Raad en dus ook niet van dit College is; het is dus een punt van discussie van ons met de minister. De discussie wordt geschorst. De vergadering wordt om 23.00 uur geschorst tot de volgende middag 13 uur.