Bron             : Raad
Onderwerp        : Onderbouwing van het vierde voorbereidingskrediet
                   1998 voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn.
Portefeuille     : Wethouder Verkeer, Vervoer en Infrastruc
Afd./Pol. partij : Ruimtelijke Ontwikkeling Infrastructuur en Beheer
Indicateur nr.   : 98/25/12 ROIB
Datum Raad       : 13-05-98
Besluit          : Conform besloten
Comm. van Advies : Verkeer, Vervoer, Infrastructuur en Sociale Zaken
Datum CvA        : 01-04-98
Datum B&W        : 24-03-98
Datum publikatie : 23-04-98
Gemeenteblad nr. : 264

Nr. 264. Onderbouwing van het vierde voorbereidingskrediet 1998 voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Amsterdam, 23 april 1998. Aan de Gemeenteraad Het benodigde werkkapitaal voor 1998 voor de Noord-Zuidlijn is voorlopig geraamd op 33 miljoen gulden. Op basis van een risicoanalyse van de voor- bereidingskosten is bij uw besluit van 4 februari 1998, nr. 44, besloten om een vierde voorbereidingskrediet van 16,5 miljoen gulden beschikbaar te stellen voor de eerste zes maanden van 1998, met een tussentijds ijkpunt na drie maanden. Inleiding. Er zijn bij grote projecten als de Noord-Zuidlijn vele bestuurlijke beslismomenten die bijdragen aan het go-no-go-moment. Wanneer uw Vergadering het (eerste) uitvoeringskrediet heeft goedgekeurd, kan de uitvoeringsfase starten. Uw Vergadering keurt het uitvoeringskrediet goed, zodra de beschikking van de minister aanwezig is voor de voorbereidings- en uitvoeringkosten van de Noord-Zuidlijn. Het vroegste moment waarop een subsidieaanvraag van Amsterdam door de minister kan worden gehonoreerd, is voor de Noord-Zuidlijn niet eerder dan aan het einde van het jaar 1998. De belangrijkste reden hiervoor is, dat de Noord-Zuidlijn in het planstudieprogramma van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) 1998-2002 voor een bedrag van 1800 miljoen gulden is opgenomen. De totale subsidiabele projectkosten van de Noord-Zuidlijn zijn door het rijk niet opgevoerd in het uitvoeringsdeel van dit MIT, zodat een subsidiebeschikking voor de voorbereidings- en uitvoeringskosten vooralsnog niet te verwachten is. Thans is het project Noord-Zuidlijn gedefinieerd van het Buikslotermeer- plein in Amsterdam-Noord tot het World Trade Center (WTC) in Zuid via de Ferdinand Bolstraat en met de bijbehorende projectkosten van circa 1950 miljoen gulden (prijspeil per 1 januari 1997). De minister heeft op 31 oktober 1996 kennisgenomen van de projectkosten en de keuze van de Ferdinand Bolstraat onderschreven. De minister heeft aangekondigd dat zij zal zorgdragen voor adequate rijksfinanciering nadat de projectkosten van alle projectonderdelen zijn getoetst via audits. Bij bestuurlijke besprekingen in februari 1998 tussen de minister en de gemeente Amsterdam is door de minister de hoge prioriteit van de Noord- Zuidlijn nogmaals bevestigd. De minister is tevens van mening dat de financiering van de Noord-Zuidlijn op afzienbare tijd kan worden geregeld. De financiële stand van zaken. Tot en met 1997 zijn drie voorbereidingskredieten aan het gemeentebestuur gevraagd van totaal 86,1 miljoen gulden; respectievelijk 11,1 miljoen gulden voor 1994, 50 miljoen gulden voor de jaren 1995 en 1996 en 25 miljoen gulden tot eind 1997. De minister heeft in maart 1996 het subsidiekader gewijzigd, waardoor Amsterdam de mogelijkheid heeft een rijksbijdrage te krijgen voor de voorbereidingskosten van 50%. Amsterdam heeft voor de voorbereidingskosten een beschikking ontvangen van 25 miljoen gulden, met als kasritme 17,5 miljoen gulden in 1996 en 7,5 miljoen gulden in 1997. Aan het eind van het tweede kwartaal 1997 was het bedrag aan werkelijk gemaakte kosten fl 50.087.000 en werd het maximaal te declareren bedrag van 25 miljoen gulden bereikt. De werkelijke rentekosten van fl 2.873.000 per 31 december 1996 zijn begrepen in voormeld bedrag en zijn ontstaan doordat Amsterdam de financiering van de voorbereidingskosten zelf heeft gedragen, voorafgaand aan de mogelijkheid tot declareren bij het rijk. Nu deze rijksbijdrage per 1 juli 1997 is opgesoupeerd, zal de gemeente de rentekosten wederom zelf moeten dragen. In november 1997 is via het Regionaal orgaan Amsterdam een suppletoire subsidieaanvraag ingediend van 18,05 miljoen gulden, corresponderend met het totaal van de verleende voorbereidingskredieten. De 18,05 miljoen gulden is het resultaat van de volgende berekening. Tot eind 1997 heeft het gemeentebestuur voor de voorbereidingskosten 86,1 miljoen gulden beschikbaar gesteld, waarvan 50%, ofte wel 43,05 miljoen gulden, kan worden gedeclareerd. Reeds beschikt is 25 miljoen gulden, zodat de suppletoire aanvraag 43,05 - 25 = 18,05 miljoen gulden bedraagt tot en met eind 1997. De consequenties voor de Noord-Zuidlijn. Het regeerakkoord van de komende kabinetsperiode zal uitsluitsel dienen te geven over de rijksbijdrage voor de Noord-Zuidlijn. Dat is naar verwachting medio 1998 bij het opstellen van het concept-MIT 1999-2003 voorlopig bekend. Een definitief standpunt van de regering wordt verkregen bij de indiening van de rijksbegroting voor 1999 op de derde dinsdag in september 1998. Een beschikking over de rijksbijdrage zal dan ook niet eerder dan eind 1998 kunnen worden verwacht. Voor de Noord-Zuidlijn ontstaan voorfinancieringskosten die voortvloeien uit het tijdstip waarop de beschikking voor de voorbereidings- en uitvoeringskosten kan worden verwacht. Het betreft dan twee onderdelen, te weten: 1. het gemeentelijk deel (50% van de voorbereidingskosten) en de daaraan verbonden kosten van voorfinanciering nemen toe naarmate de plan- ontwikkeling voortschrijdt en de rijksbeschikking van de voorbereidings- en uitvoeringskosten nog niet is ontvangen; 2. zolang er geen beschikking is voor de aangevraagde suppletoire bijdrage van 18,05 miljoen gulden en er geen declaraties kunnen worden ingediend, draagt de gemeente ook de kosten van de voorfinanciering van het rijksdeel (50% van de voorbereidingskosten). Op grond de risicoanalyse van de gemeentelijke voorfinanciering van de kosten tot het verwachte beschikkingsmoment (niet eerder dan eind 1998) is een vierde voorbereidingskrediet voor de eerste zes maanden van 1998, groot 16,5 miljoen gulden, door het gemeentebestuur goedgekeurd. Het risico van de nog te verkrijgen rijksbijdrage dat de gemeente loopt tot het moment waarop de beschikking wordt afgegeven, wordt gedekt in de voorziening algemene exploitatierisico's. Voorbereidingskosten 1998. De kostenraming van de voorbereidingskosten van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 is als volgt: - engineering......................................... fl 16.554.000; - onderzoeken/inventarisaties......................... fl 4.545.000; - bezetting directie.................................. fl 2.884.267; - advieskosten, audits, projectbegeleiding............ fl 3.765.000; - diversen............................................ fl 1.970.000; - rente............................................... fl 3.537.000; ___________ totaal................................................. fl 33.255.267. Subsidieaanvraag. Op basis van het vastgestelde tracé door de Ferdinand Bolstraat is de subsidieaanvraag voor de rijksbijdrage in de voorbereidings- en uitvoerings- kosten opgesteld. De totale aanlegkosten zijn circa 1950 miljoen gulden (exclusief BTW en prijspeil 1 januari 1997). De subsidieaanvraag wordt op compleetheid door Rijkswaterstaat Noord- Holland getoetst en vervolgens verzonden naar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het ministerie zal overgaan tot het afgeven van een subsidiebeschikking indien er geen obstakels meer te verwachten zijn die de realisering van de Noord-Zuidlijn in de weg kunnen staan. Op grond van de laatste inzichten wordt dit beschikkingsmoment niet eerder verwacht dan eind 1998. Derde kredietaanvraag 1997. De raming van de voorbereidingskosten van 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997 bedraagt fl 34.187.500. Aangevuld met de rentekosten bedragen de totale geraamde voorbereidingskosten voor de jaren 1994 tot en met 1997 fl 86.100.000 (zie de hierbij overgelegde bijlage). De som der gevoteerde kredieten tot en met 1996 bedraagt fl 61.100.000, zodat het aan te vragen krediet tot het einde van het jaar 1997 fl 24.972.680 is, afgerond 25 miljoen gulden. Bij uw besluit van 12 november 1997, nr. 587, heeft u een derde voorbereidingskrediet van 25 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Vierde kredietaanvraag 1998. De kostenraming van de voorbereidingskosten van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998 bedraagt, inclusief rente, fl 33.255.947 (afgerond 33 miljoen gulden). De totale geraamde voorbereidingskosten voor de jaren 1994 tot en met 1998 bedraagt fl 119.327.947 (zie de hierbij overgelegde bijlage). Bij uw besluit van 4 februari 1998, nr. 44, is besloten om voor de eerste zes maanden van 1998 16,5 miljoen gulden (de helft van 33 miljoen gulden) beschikbaar te stellen, in afwachting van informatie over aanvullende rijksfinanciering. Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit te nemen: Besluit: I kennis te nemen van de onderbouwing van het bij zijn besluit van 4 februari 1998, nr. 44, aan de hand van een risicoanalyse beschikbaar gestelde vierde vervolgkrediet van 16,5 miljoen gulden voor de voorbereidende werkzaamheden in 1998 voor een periode van zes maanden ten behoeve van de aanleg van de Noord-Zuidlijn; II de directeur van de dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer aan te wijzen als financieel verantwoordelijke voor het vierde voorbereidings- krediet van 16,5 miljoen gulden.