Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996–1997 25 000 XII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 1997 Nr. 51

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 23 juni 1997


     In aanvulling op de door de minister van Verkeer en Waterstaat a.i. op 17 juni 19971 gegeven antwoorden op vragen inzake de mogelijke aanleg van de Noorzuidlijn te Amsterdam deel ik u als volgt mede.

     Het is mij bekend, dat de gemeentelijke projectgroep de totale kosten van de aanleg van de metrolijn op dit moment globaal raamt op bijna 2 miljard gulden. De exacte rijksbijdrage wordt conform het Besluit Infrafonds pas later vastgesteld op basis van toetsing van het ontwerp en de bijbehorende begroting van het project. De rijksbijdrage zal 95% van de subsidiabele kosten bedragen. In het licht van de huidige inzichten betekent dit, dat de rijksbijdrage veel groter moet zijn dan de thans in de planstudiefase van het MIT aangegeven ƒ 950 mln. In het MIT 1997–2001 meldde ik u reeds (blz. 101) dat de inpassing van de benodigde extra middelen nog zal moeten plaatsvinden. Of daarbij (tijdelijke) herprioritering van projecten nodig zal zijn of dat deze middelen elders in de rijksbegroting zullen kunnen worden gevonden is op dit moment nog niet bekend.

     Door de aanleg van de Noordzuidlijn kan de kostendekkingsgraad en de exploitatie van het openbaar vervoer in Amsterdam verbeteren omdat het vervoer van grote aantallen reizigers via deze snelle verbinding efficiënter is dan via de bestaande, langzamere verbindingen. Daarenboven zal vanwege de snelheidsverbetering vervoergroei optreden. Uiteraard zal de lijnvoering van het bestaande net na voltooiing van de metrolijn moeten worden aangepast aan de nieuwe omstandigheden.
     In het proces van het beoordelen van het ontwerp en de subsidiabiliteit van het project worden ook contraexpertises naar bepaalde aspecten uitgevoerd. Op dit moment is dat het geval ten aanzien van de vervoers-gegevens. Deze contra-expertise is echter nog niet afgerond en laat zich ook niet splitsen in zelfstandige onderdelen, die vooruitlopend op het rapport voor publicatie in aanmerking zouden kunnen komen. Uiteraard zal het rapport conform het verzoek van de heer Poppe zodra het beschikbaar is aan de Kamer worden gezonden. Naar verwachting zal het concept-rapport in juli worden afgerond; het definitieve rapport zal na verwerking van (de reacties op) het commentaar van de gemeentelijke projectgroep en haar experts in september verschijnen.

     Naar aanleiding van het verzoek van de Kamer voeg ik als bijlage het antwoord op de brief inzake de contraexpertise van het Metroplatform bij deze brief.1/

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

1/ Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.