Bron             : Raad
Onderwerp        : Beantwoording schriftelijke vragen raadslid
                   Van Duijn inzake het optreden van ambtenaren met
                   betrekking tot de Noord-Zuidlijn.
Afd./Pol. partij : De Groenen
Datum Raad       :  - -
Datum publikatie : 19-08-97
Gemeenteblad nr. : 420

Nr. 420. Beantwoording schriftelijke vragen raadslid Van Duijn inzake het optreden van ambtenaren met betrekking tot de Noord-Zuidlijn. Amsterdam, 19 augustus 1997. Aan de Gemeenteraad Het raadslid R.H.G. van Duijn heeft op 23 juni 1997, op grond van art. 18 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de Gemeenteraad, de volgende schriftelijke vragen tot het College van Burgemeester en Wethouders gericht: Inleiding. Op zaterdagmiddag 21 juni 1997 is op het Beursplein een bijeenkomst met stand over de Noord-Zuidlijn gehouden. Op dezelfde middag vond een radioprogramma plaats, ook over de Noord-Zuidlijn, van AFM op het Rembrandtplein. Naar aanleiding hiervan stelt vragensteller de volgende vragen. 1. Weet het College van Burgemeester en Wethouders, dat op de hiervoren vermelde bijeenkomst over de Noord-Zuidlijn vragensteller het woord heeft gevoerd en daarop ogenblikkelijk een ambtenaar van deze gemeente (de heer Klinkert) de microfoon greep om zijn woorden te bestrijden en daaraan toe te voegen, dat zijn stellingname "onzin" was? 2. Wil het College van Burgemeester en Wethouders geloven, dat vragensteller hetzelfde overkwam in vorenvermelde radio-uitzending, met dit keer de directeur van de Noord-Zuidlijn (de heer J.A. Elderhorst) in de rol van de heer Klinkert? 3. Weet het College van Burgemeester en Wethouders, dat de dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer i.o., directie Noord-Zuidlijn, onlangs huis-aan- huis een brief heeft laten bezorgen ("aan de bewoners van dit pand"), waarin commentaar werd geleverd - met het oog op het komend referendum - op een artikel in De Echo over de komende verandering in het bus- en tramnet als gevolg van de aanleg van de Noord-Zuidlijn en dat deze niet door de wethouder was ondertekend, maar door een ambtenaar (de heer Elderhorst)? 4. Is het College van Burgemeester en Wethouders het met vragensteller eens, dat het een goede gewoonte was, dat ambtenaren aangesteld zijn om de Gemeenteraad (en dus de individuele raadsleden) te adviseren, maar niet om de raadsleden publiekelijk aan te vallen, aangezien de politieke discussie een terrein is voor de volksvertegenwoordigers onderling? 5. Is het College van Burgemeester en Wethouders het met vragensteller eens, dat het verkeerd is als raadsleden en ambtenaren openlijk met elkaar polemiseren, omdat dit in strijd is met de staatsrechtelijk bepaalde dienende rol van de ambtenaren en dit de politieke neutraliteit, die vraagt om slechts een adviserende taak van ambtenaren, doorbreekt? Is de Burgemeester het ermee eens, dat zijn intreerede als Burgemeester, toen gericht aan het adres van ambtenaar Nordholt, zich in dezelfde geest gekeerd heeft tegen scheve verhoudingen? 6. Vindt het College van Burgemeester en Wethouders ook, dat het bij gelegenheden als politieke markten en radiodiscussies zelf, als volksvertegenwoordiger, in het strijdperk moet treden en niet achteroverleunend zijn politieke taak aan ambtenaren kan uitbesteden? Ter beantwoording van deze vragen wordt het volgende medegedeeld. 1. Ja, de heer Klinkert reageerde echter niet op de stellingname van vragensteller, maar op een feitelijke onjuistheid. 2. Ja, het ging hier wederom om een feitelijke onjuistheid. 3. Ja, de directeur van de Noord-Zuidlijn, de heer Elderhorst, was hiervoor gemandateerd door de wethouder voor Verkeer en Vervoer. 4. In de bij raadsbesluit van 11 juni 1997, nr. 285, vastgestelde Regeling ambtelijke bijdrage aan raadsleden wordt een regeling gegeven voor het verlenen van ambtelijke bijstand aan raadsleden en eventuele weigeringsgronden. Doorgaans leveren verzoeken om bijstand van raadsleden in Amsterdam geen problemen op. 5. Het is zeker niet wenselijk dat ambtenaren en raadsleden (publiekelijk) debatteren. 6. Ja, en dat deze opvatting ook raadsbreed wordt gedragen, bleek uit de grote vertegenwoordiging van raadsleden bij de openbare bijeenkomst over de Noord-Zuidlijn op 12 juni 1997.