Bron:   Raad
Type dokument:  Voordracht
Nummer Gemeenteblad:    293
Titel:
   Bevoegdhedenverdeling grootstedelijk project Noord-Zuidlijn.
Datum publikatie:       19950518
Datum Raad:     19950531
Besluit Raad:   conform besloten
Commissie van Advies
Verkeer, Milieu, Cultuur en Monumentenzorg

Datum Commissie van Advies
19950510
Datum B&W:      19950418
Portefeuille:   Wethouder Verkeer
Afdeling / Politieke partij:    Verkeer,Beheer en Milieu.
Indicateur nummer:      95/44/29 VBM


Nr. 293.    Bevoegdhedenverdeling grootstedelijk project Noord-Zuidlijn.

                                                     Amsterdam, 18 mei 1995.

   Aan de Gemeenteraad

   1.   Inleiding.

   Het binnen de Amsterdamse gemeentegrenzen te realiseren tracé van de
hoogwaardige, gedeeltelijk ondergrondse, openbaar-vervoerverbinding van
Amsterdam-Noord - Zuid/World Trade Center naar Schiphol, de zogenaamde
Noord-Zuidlijn, loopt door vijf stadsdelen en de tot de centrale stad
behorende binnenstad. De uitvoering van dit grootschalige infrastructurele
project is daarmee niet alleen technisch, maar ook bestuurlijk een complexe
zaak. Om slagvaardig te kunnen optreden, hetgeen noodzakelijk is voor het
slagen van dit project, is het gewenst, dat er één bevoegd bestuur is dat
de juridisch-planologische kaders en vergunningverlening verzorgt.
   In verband hiermee hebben wij in onze vergadering van 2 november 1993
het voornemen uitgesproken te komen tot een voorstel aan uw Vergadering om
de aanleg van de Noord-Zuidlijn tot grootstedelijk project te verklaren.
Daardoor worden alle bevoegdheden ten aanzien van de produktietaken voor
dit project door de centrale stad teruggenomen. Een en ander impliceert dat
voor het aangewezen gebied in de verschillende betrokken stadsdelen de
bevoegdhedenregeling van toepassing wordt verklaard. De dagelijkse
beheertaken blijven bij de betrokken stadsdelen.

   2.   Uitgangspunten.

   Art. 35, lid 1, van de Verordening op de stadsdelen, zoals vastgesteld
bij uw besluit van 26 januari 1994, nr. 34 (Gemeenteblad 1994, afd. 3,
volgn. 30), bepaalt dat uw Vergadering kan besluiten tot een aanwijzing van
een grootstedelijk project. Lid 3 bepaalt dat een dergelijke aanwijzing
slechts kan plaatsvinden, indien:
"a    het de planning/realisering en/of het beheer betreft van een
      grootschalig dan wel voor de stad uniek project, en tevens
 b    de totstandkoming van het project een zodanig slagvaardige aanpak
      vergt, dat de onverwijlde medewerking van het stadsdeelbestuur of
      zelfs inbreuk op hun bevoegdheden is geboden."
   De aanleg van de Noord-Zuidlijn is van groot belang voor de stad en de
regio als geheel. De lijn doorkruist alleen al binnen Amsterdam het
stadsdeel Amsterdam-Noord, de binnenstad - die nog steeds onder
verantwoordelijkheid van de centrale stad valt - en vervolgens de
stadsdelen De Pijp, Zuid en de Rivierenbuurt. Hij gaat vervolgens langs
Buitenveldert en zal in de toekomst - na verlenging tot Schiphol - ook door
Slotervaart/Overtoomse Veld gaan. Het behoeft geen betoog dat gezien deze
gecompliceerde bestuurlijke situatie een slagvaardige aanpak een aanwijzing
tot grootstedelijk project rechtvaardigt. Dit is een voorwaarde om de
planning van het project controleerbaar te houden en in verband daarmee ook
een verantwoorde budgetbewaking te kunnen garanderen.

   3.   Wijze van overleg.

   Over de Noord-Zuidlijn bestaat op bestuurlijk niveau op brede schaal
overeenstemming, hetgeen onder meer tot uitdrukking is gekomen door het
opnemen van de Noord-Zuidlijn in diverse plannen. Op gemeentelijk en
provinciaal niveau kunnen hier worden genoemd het Structuurplan Amsterdam
1991 en de partiële herziening van het streekplan voor het Amsterdam-
Noordzeekanaalgebied (ANZKG-gebied) voor Amsterdam.
   In het kader van de totstandkoming van die plannen is ook gebleken, dat
binnen Amsterdam zelf consensus bestaat met de stadsdelen over het principe
van de Noord-Zuidlijn.
   Op regionaal niveau is de Noord-Zuidlijn opgenomen in het Regionaal
Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) en het Voorontwerp Regionaal Structuurplan.
   Door het rijk zijn inmiddels gelden beschikbaar gesteld ter realisering
van de Noord-Zuidlijn in het kader van de Vierde nota over de ruimtelijke
ordening extra (Vinex).
   De besluitvorming met betrekking tot de aanwijzing grootstedelijk
project en de daarbij behorende bevoegdhedenverdeling wordt geregardeerd
door de Verordening op de stadsdelen. Conform het bepaalde in deze
verordening hebben wij de betrokken stadsdelen Amsterdam-Noord, De Pijp,
Zuid, Rivierenbuurt en Slotervaart/Overtoomse Veld van ons voornemen om te
komen tot aanwijzing van de Noord-Zuidlijn tot grootstedelijk project op de
hoogte gesteld en hen uitgenodigd deel te nemen aan een overleg hierover in
een werkgroep onder leiding van het Gemeentevervoerbedrijf.
   De voordracht is voorbereid in overleg met deze "ambtelijke werkgroep
grootstedelijk project", waarin vertegenwoordigers van de genoemde vijf
stadsdelen deelnemen. De stadsdeelbesturen zijn vervolgens in de
gelegenheid gesteld schriftelijk commentaar te leveren.
   Van deze gelegenheid hebben de besturen van de stadsdelen Amsterdam-
Noord, De Pijp, Zuid en de Rivierenbuurt gebruik gemaakt. Hun reacties zijn
voor u ter inzage gelegd.
   Voorts heeft met deze stadsdelen nog op bestuurlijk niveau overleg
plaatsgevonden. De verslagen daarvan zijn eveneens voor u ter inzage
gelegd.
   Aan de meeste opmerkingen van de stadsdelen kon tegemoet worden gekomen;
daar waar dit heeft geleid tot aanpassing, is dat op de desbetreffende
plaats in de voordracht vermeld.
   Overigens is door de stadsdelen ook een aantal opmerkingen gemaakt met
betrekking tot het project in zijn algemeenheid. Zo is bij voorbeeld de
voorwaarde gesteld, dat geen vervoersverarming mag optreden van het al
aanwezige vervoer. Dergelijke aspecten worden meegenomen in de
besluitvorming inzake het project zelf, bij voorbeeld in het kader van het
programma van eisen.
   Aangezien de aanwijzing van de Noord-Zuidlijn tot grootstedelijk project
alleen betrekking heeft op de regeling van de bevoegdheden tussen de
centrale stad en de stadsdelen, wordt op deze opmerkingen in de onderhavige
voordracht niet verder ingegaan, maar worden zij meegenomen in de overige
besluitvorming.
   4.   Het vaststellen van bevoegdheden bij de aanwijzing van de Noord-
Zuidlijn tot grootstedelijk project.

   4.1.1.   Geografische begrenzing.

   Het terugnemen van bevoegdheden wordt beperkt tot het gebied waarin het
geheel aan maatregelen wordt voorzien voor de realisering van de Noord-
Zuidlijn. De geografische begrenzing is weergegeven op de kaart, welke als
bijlage bij deze voordracht is overgelegd.
   In het overleg met de stadsdelen is gebleken, dat het onderwerp
"begrenzing" een nadere uitleg behoeft. Alvorens een beschrijving van de
begrenzing te geven, merken wij daarover het volgende op. De aanwijzing
heeft betrekking op het voorkeurstracé zoals dat er naar de huidige stand
van de onderzoeken uitziet. Besluitvorming over de bepaling van het
definitieve tracé, de plaats van de stations en de in-/uitgangen vindt
plaats in een afzonderlijk besluitvormingsproces rond het programma van
eisen. Mocht die besluitvorming leiden tot wijzigingen in de nu
voorgestelde begrenzing, dan zal het aanwijzingsbesluit daarop moeten
worden aangepast.
   Wij stellen u voor, reeds nu een aanwijzingsbesluit te nemen, omdat dan
parallel aan de besluitvorming over het definitieve tracé kan worden
gewerkt aan het bestemmingsplan.
   De begrenzing van Noord naar Zuid kan ongeveer als volgt worden
omschreven.
   In het stadsdeel Amsterdam-Noord gaat het vanaf de ringweg-Noord om het
gebied tussen de rijbanen van de Nieuwe Leeuwarderweg en het gebied ten
westen van de Nieuwe Leeuwarderweg, westelijk begrensd door het
volkstuinenpark, Buikslotermeer, het sportpark Elzenhagen, het
Volewijkspark, het Noordhollandsch kanaal, het sluizencomplex en de
voorhaven, dan onder het IJ naar de binnenstad.
   Vervolgens in de binnenstad: de zone van het stationseiland, begrensd
door de denkbeeldige lijn die kan worden getrokken door de oostelijke en
westelijke toegang van het Centraal Station, dan vervolgens het gebied
tussen de gevelwanden van het Damrak, gevolgd door het gebied van de Dam
tussen het Damrak en het Rokin, het gebied van het Rokin, het gebied van de
Vijzelstraat en de Vijzelgracht, naar het gebied van het Weteringcircuit
tot aan de Singelgracht.
   In het stadsdeel De Pijp betreft het het gebied vanaf de Singelgracht
tot de Boerenwetering, globaal begrensd door de Stadhouderskade, de
Ruysdaelkade, de Frans Halsstraat en de Eerste Jacob van Campenstraat.
   Dan vervolgens in het stadsdeel De Pijp en het stadsdeel Zuid het gebied
van de Boerenwetering tussen de gevelwanden van de Ruysdaelkade en de
Hobbemakade.
   In de stadsdelen De Pijp, Rivierenbuurt en Zuid vervolgens het water
tussen het Muzenplein, de Amstelkade, de Jozef Isra-elskade en de Apollohal.
   In de stadsdelen Rivierenbuurt en Zuid vervolgens het gebied van de
Boerenwetering tussen de Haringvlietstraat en de Herman Heijermansweg,
alsmede het gebied van de Boerenwetering tussen de RAI en het Boeren-
weteringpad/de Irenestraat in het Beatrixpark.
   In het stadsdeel Zuid vervolgens het tracé van de ringweg.
   Het tracé zal zich vervolgens voortzetten in het stadsdeel Slotervaart/
Overtoomse Veld.
   In het hierna volgende wordt daarop nader ingegaan.

   4.1.2.   Tracégedeelte binnen het stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld.

   Het tracégedeelte tussen Zuid/World Trade Center en de grens met de
gemeente Haarlemmermeer zal - zoals het er nu naar uitziet - op een later
moment in uitvoering worden genomen dan het gedeelte vanaf Noord tot
Zuid/World Trade Center. Naar verwachting zullen daarover in 1999
definitieve beslissingen worden genomen.
   Wat betreft het in het stadsdeel Zuid gelegen gedeelte is duidelijk, dat
dit zal lopen langs het tracé van de ringweg. Daarover is verder geen
discussie.
   Met betrekking tot de loop van het tracé in het stadsdeel Slotervaart
zullen te zijner tijd echter nog wel definitieve keuzen moeten worden
gemaakt.
   Gelet hierop is het niet opportuun het gedeelte van het tracé binnen het
stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld nu al definitief aan te wijzen tot
grootstedelijk project en de bevoegdheden voor dat gedeelte terug te nemen.
   In verband hiermee stellen wij u daarom voor op dit moment te volstaan
met een principe-aanwijzing voor het tracégedeelte in Slotervaart/-
Overtoomse Veld en die aanwijzing pas te effectueren op het moment dat
realisering van het betrokken tracégedeelte daadwerkelijk aan de orde is.
Dit betekent, dat te gelegener tijd een besluit tot een definitieve
aanwijzing, vergezeld van een bevoegdhedenverdeling, zal moeten worden
genomen.
   Teneinde te voorkomen, dat zich voor het toekomstige tracé ongewenste
ontwikkelingen voordoen, stellen wij u voor, de "meldingsplicht", zoals
hierna verwoord in   4.2.2 en onder punt V van het ontwerp-besluit, ook
voor dit tracégedeelte te hanteren.

   4.1.3.   Uitwerkingsbevoegdheid.

   Bij de uitwerking van het project kan de begrenzing van het gebied nog
aan veranderingen onderhevig zijn, als gevolg van nadere overwegingen ten
aanzien van de precieze keuze van het tracé, de bouwmethode en met name ook
door definitieve keuzen van het aantal en de plaats van de stations,
inclusief de in- en uitgangen.
   Teneinde het uitvoeringsproces zo vlot mogelijk te laten verlopen, waren
wij voornemens u te vragen om - min of meer analoog aan de uitwerkings-
bevoegdheid bij globale bestemmingsplannen - uw bevoegdheid om een nadere
detaillering van de gebiedsbegrenzing aan te brengen aan ons College over
te dragen, zulks met inachtneming van de handelwijze ten aanzien van
co-ordinatie en afstemming van standpunten tussen de centrale stad en de
betrokken stadsdelen, zoals verwoord in   4.3 en onder X van het ontwerp-
besluit.
   In hun reacties hebben de stadsdelen laten weten, dat zij het meer in de
rede achten, dat dergelijke wijzigingen door uw Vergadering worden
besloten. Wij hebben hiertegen geen bezwaar en hebben ons voorstel aldus
aangepast.

   4.2.   Bevoegdhedenverdeling.

   4.2.1.   Juridisch-planologische bevoegdheden.

   Achtergrond van de aanwijzing tot grootstedelijk project is dat alle
produktietaken voor de aanleg van de Noord-Zuidlijn centraal worden. Dit
betekent dat de bevoegdheid voor het nemen van besluiten tot het treffen
van alle bestuurlijk-juridische maatregelen, waaronder de bevoegdheid tot
vaststelling van het bestemmingsplan, centraal worden.
   In het verlengde daarvan zullen ook de bevoegdheden tot het verlenen van
al die vergunningen die noodzakelijk zijn voor de aanleg van de Noord-
Zuidlijn, worden teruggenomen (zie hierna   4.2.2).

   4.2.2.   Vergunningen.

   Voorwaarde voor een goede uitvoering en een gedegen budgetbewaking is
dat het produktieproces onbelemmerd en goed geco-ordineerd voortgang kan
vinden.
   Dit betekent dat voor alle vergunningen die nodig zijn voor de
realisering van het project, de procedures binnen de tevoren afgesproken
tijdsplanningen moeten worden afgerond.
   Met name betreft dit de bouw- en aanlegvergunning. Onderdeel van de
afgifte is de toetsing aan het ruimtelijke, juridische kader, dat in
eerdere fasen door de centrale stad is opgesteld en in procedure gebracht.
Voorts draagt de centrale stad zowel financieel als procedureel, met name
voor de planning, de verantwoordelijkheid voor de realisering van het
project. Indien zich problemen voordoen in de afgifte van de benodigde
vergunningen, heeft dit vrijwel zeker gevolgen voor de planning en ontstaan
er financiële consequenties.
   Vanwege de eindverantwoordelijkheid van de centrale stad voor de
realisering van het project wordt voorgesteld, de bevoegdheid tot het
verlenen van de bouw- en aanlegvergunningen, de sloop-, kap- en milieu-
vergunningen, alsmede de overige voor de realisering van de Noord-Zuidlijn
noodzakelijk geachte vergunningen, terug te nemen en aldus tot een
bevoegdheid van de centrale stad te maken.
   In hun reacties hebben de stadsdelen de vrees uitgesproken, dat deze
laatste bepaling onduidelijkheid kan scheppen. Deze "vangnet"-bepaling is
echter nadrukkelijk opgenomen vanwege onze ervaringen bij eerdere
grootstedelijke projecten. Wij delen de vrees van onduidelijkheid niet,
mede vanwege de voorziene overleg-structuren waarin alle ter zake doende
ontwikkelingen op een tijdig moment met elkaar worden overlegd.
   Voor het overige blijft de bevoegdheid voor het afgeven van vergunningen
die geen betrekking hebben op de realisering van de Noord-Zuidlijn, bij de
betrokken stadsdelen. De betrokken stadsdelen zullen alle vergunningen die
zij voornemens zijn te verlenen en die geen betrekking hebben op het
grootstedelijk project, maar waarvan effect voor de realisering van het
project mag worden verwacht, tijdig ter kennis van ons College, in casu de
ambtelijk opdrachtgever voor de Noord-Zuidlijn moeten brengen, opdat er
geen situatie kan ontstaan dat door het verlenen van een vergunning door
een stadsdeel de realisering van het project schade wordt toegebracht.
Indien er effect kan worden verwacht, kan ons College nadere voorwaarden
stellen, met inachtneming van hetgeen is verwoord in   4.3 en onder X van
het ontwerp-besluit.

   4.2.3.   Het beheer.

   Het beheer blijft bij de stadsdelen, zowel tijdens als na de realisatie
van het project, met dien verstande, dat het beheer, voortvloeiend uit de
exploitatie van de lijn en de stations, uiteraard niet bij de stadsdelen
berust. Dit betekent dat de bevoegdheden voor te nemen besluiten ten
aanzien van het beheer niet worden teruggenomen en daarmee vallen onder
verantwoordelijkheid van de betrokken stadsdelen. Deze dienen dan ook zorg
te dragen voor de reguliere schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden, ook
binnen het gebied dat een grootstedelijke status zal verkrijgen.
   Vanuit het beheer, maar ook vanuit het algehele belang dat de betrokken
stadsdelen hebben bij een goede inpassing van de stations van de Noord-
Zuidlijn, kunnen voor de directe omgeving van de toekomstige stations onder
verantwoordelijkheid van de respectievelijke stadsdelen beheer- en
inrichtingsplannen worden opgesteld. In deze beheer- en inrichtingsplannen
kan worden aangegeven hoe de openbare ruimte zal worden (her)ingericht en
welke functies er aanvullend aan de openbaar-vervoervoorzieningen zullen
gaan worden gerealiseerd.
   Voorwaarde is dat het opstellen van een beheer- en inrichtingsplan de
realisering van de feitelijke Noord-Zuidlijn niet in de weg mag staan. Het
hier aangesneden onderwerp heeft betrekking op het onderscheid tussen
project en projectomgeving. In   4.4 wordt daar nader op ingegaan.

   4.2.4.   Uitvoerende werkzaamheden.

   Een slagvaardige aanpak van de aanleg van de Noord-Zuidlijn vraagt om
een goede en eenduidige co-ordinatie van de uitvoerende werkzaamheden;
daarom worden ook de uitvoerende werkzaamheden uitgevoerd onder centraal
stedelijke bevoegdheid. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor deze
werkzaamheden komt derhalve bij de centrale stad te liggen en zij bepaalt
welke diensten en bedrijven zullen functioneren als opdrachtgever.
   In het verlengde hiervan wordt ook de bevoegdheid teruggenomen voor het
afsluiten van contracten en het aangaan van financiële verplichtingen,
hieronder mede begrepen verplichtingen aangaande eventuele
grondtransacties, voor zover dit noodzakelijk is voor de realisering van
het grootstedelijk project Noord-Zuidlijn.

   4.3.   Organisatie.

   De bestuurlijke bevoegdheden worden centraal. De co-ordinatie en de
afstemming zullen plaatsvinden in de werkgroep Grootstedelijk Project
Noord-Zuidlijn. Aangezien de stadsdelen verantwoordelijk zijn voor het
beheer en in de toekomst verantwoordelijk worden voor de voorzieningen
welke mogelijkerwijs zullen worden gerealiseerd, is hun betrokkenheid ook
tijdens de fase van voorbereiding en realisering van de Noord-Zuidlijn
gewenst. Daartoe zal door alle betrokken stadsdelen een gemandateerd lid
voor de ambtelijke werkgroep worden voorgedragen.
   Bij verschil van mening binnen de werkgroep maakt de voorzitter met het
betrokken projectgroeplid een rapportage welke bij de wethouder c.q.
stadsdeelbestuurder(s) zal worden besproken. Indien er geen consensus kan
worden bereikt, dient de verantwoordelijke wethouder dit aan ons College
voor te leggen na de verantwoordelijke stadsdeelbestuurders te hebben
gehoord. Het stadsdeel dient binnen twee weken zijn mening kenbaar te
maken, een en ander onder voorbehoud van de afgesproken planning en/of
fatale termijnen in het besluitvormingsproces.

   4.4.   Financiën.

   Uitgangspunt is, dat het verschuiven van de bevoegdheden, en in het
verlengde daarvan ambtelijke werkzaamheden, geen financiële gevolgen
hebben, zoals in de toedeling van de middelen in het Stadsdeelfonds is
geregeld.
   De financiële middelen en capaciteit voor de produktietaken zijn de
verantwoordelijkheid van de centrale stad. Daar waar de besluitvorming van
de centrale stad gevolgen heeft voor uitgaven van de stadsdelen in de
toekomst ten aanzien van het beheer van onderdelen van het project, zal
overleg plaatsvinden met de stadsdelen over een passende vergoeding.
   De betrokken stadsdelen hebben, door middel van de uitkering uit het
Stadsdeelfonds, middelen beschikbaar voor taken ten aanzien van beheer en
onderhoud. Voor zover stadsdeelorganisaties bij uitvoerende werkzaamheden
betrokken zullen worden, zal daarvoor een vergoeding worden gegeven.
   Duidelijkheidshalve wordt hier opgemerkt, dat de vergunningverlenende
instantie de voor de desbetreffende vergunning(en) verschuldigde leges
ontvangt.
   In het overleg met de stadsdelen is de vorenstaande materie uitgebreid
aan de orde geweest. Daarbij is de volgende verduidelijking gegeven. Aan de
orde is hier het onderscheid tussen project en projectomgeving. Onder het
project wordt verstaan: het tracé, de stations en de in/uitgangen daarvan,
inclusief aanheling.
   Alle overige voorzieningen worden gerekend tot de projectomgeving. Voor
zover deze gelegen zijn in de stadsdelen, zijn de betrokken stadsdeel-
besturen daarvoor verantwoordelijk. De financiering van deze eventuele
voorzieningen kan en mag niet worden toegerekend aan het project Noord-
Zuidlijn. Overigens zal voor een aantal voorzieningen wellicht een beroep
kunnen worden gedaan op dezelfde subsidiegever als die voor de Noord-
Zuidlijn, maar dergelijke aanvragen staan op zich los van het project. Met
de stadsdelen is afgesproken, dat een inventarisatie zal worden gemaakt van
alle door de stadsdelen ge-entameerde voorzieningen die direct aan het
project gelieerd zijn. Aan de hand daarvan zullen nadere afspraken worden
gemaakt over verdere, al dan niet gezamenlijke aanpak daarvan.
   Uitgangspunt hierbij is, dat dit niet mag leiden tot vertraging van het
project Noord-Zuidlijn.

   4.5.   Duur van het grootstedelijk project.

   Het grootstedelijk project eindigt na afronding van de produktiefase,
dus na oplevering en ingebruikname van de Noord-Zuidlijn. Op grond van de
thans voorliggende planning betekent dit dat de bevoegdheden in 2005 weer
worden overgedragen aan de betrokken stadsdelen. Die delen van het op de
kaart aangegeven gebied die zijn opgenomen in verband met nader te bepalen
tracé-keuzen, kunnen echter van hun grootstedelijke status worden ontdaan
op het moment, dat de tracékeuze definitief is.
   Bij overschrijding van de beoogde planning is ons College bevoegd, de
duur van het grootstedelijk project te verlengen, indien dit noodzakelijk
is voor de realisering van het project zoals hiervoor omschreven.
   Er dient in werkgroepverband en na overleg met de stadsdelen een
voorstel te worden gemaakt dat bepaalt vanaf welk moment het gebied formeel
van het predikaat grootstedelijk wordt ontdaan.  Uiteindelijk is ons
College gemachtigd tot officiële overdracht van bevoegdheden per
(deel)gebied.

   Deze voordracht is op 10 mei 1995 in de vergadering van de Commissie
voor Verkeer, Milieu, Cultuur en Monumentenzorg besproken en akkoord
bevonden.
   Op grond van het vorenstaande stellen wij u voor, het volgende besluit
te nemen:

   De Gemeenteraad van Amsterdam,

   Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 18 mei 1995;
   Gelet op de Verordening op de stadsdelen,

   Besluit:

   I  tot grootstedelijk project Noord-Zuidlijn aan te wijzen het op de bij
      dit besluit behorende kaart "Globale begrenzing grootstedelijk
      project Noord-Zuidlijn" van de Dienst Ruimtelijke Ordening aangeduide
      gebied met ongeveer de volgende begrenzing: in het stadsdeel
      Amsterdam-Noord vanaf de ringweg-Noord het gebied tussen de rijbanen
      van de Nieuwe Leeuwarderweg en het gebied ten westen van de Nieuwe
      Leeuwarderweg, westelijk begrensd door het volkstuinenpark,
      Buikslotermeer, het sportpark Elzenhagen, het Volewijkspark, het
      Noordhollandsch kanaal, het sluizencomplex en de voorhaven onder het
      IJ naar de binnenstad. Dan vervolgens in de binnenstad: de zone van
      het stationseiland, begrensd door de denkbeeldige lijn die kan worden
      getrokken door de oostelijke en westelijke toegang van het Centraal
      Station, vervolgens het gebied tussen de gevelwanden van het Damrak,
      gevolgd door het gebied van de Dam tussen het Damrak en het Rokin,
      het gebied van het Rokin, het gebied van de Vijzelstraat en de
      Vijzelgracht, naar het gebied van het Weteringcircuit tot aan de
      Singelgracht. In het stadsdeel De Pijp het gebied vanaf de
      Singelgracht tot de Boerenwetering, globaal begrensd door de
      Stadhouderskade, de Ruysdaelkade, de Frans Halsstraat en de Eerste
      Jacob van Campenstraat. Vervolgens in het stadsdeel De Pijp en het
      stadsdeel Zuid het gebied van de Boerenwetering tussen de gevelwanden
      van de Ruysdaelkade en de Hobbemakade. In de stadsdelen De Pijp,
      Rivierenbuurt en Zuid vervolgens het water tussen het Muzenplein, de
      Amstelkade, de Jozef Isra-elskade en de Apollohal. In de stadsdelen
      Rivierenbuurt en Zuid vervolgens het gebied van de Boerenwetering
      tussen de Haringvlietstraat en de Herman Heijermansweg, alsmede het
      gebied van de Boerenwetering tussen de RAI en het Boerenweteringpad/-
      de Irenestraat in het Beatrixpark. In het stadsdeel Zuid vervolgens
      het tracé van de ringweg en ten slotte in het stadsdeel
      Slotervaart/Overtoomse Veld het gebied van het tracé van de ringweg
      vanaf de Schinkelbrug tot de Ringvaart, westelijk begrensd door het
      talud van de ringweg, terwijl de oostelijke grens wordt gevormd door
      de Oude Haagseweg, zulks met inachtneming van het bepaalde, zoals
      vermeld onder III en IV van dit besluit;

  II  nadere detaillering en eventuele wijziging van de gebiedsbegrenzing
      aan te brengen met inachtneming van hetgeen is verwoord onder X van
      dit besluit;

 III  te bepalen, dat de juridisch-planologische bevoegdheden, waaronder
      mede begrepen de bevoegdheid tot vaststelling van het bestemmings-
      plan, van het gebied zoals omschreven onder I, wordt teruggenomen,
      zulks met uitzondering van het in het stadsdeel
      Slotervaart/Overtoomse Veld gelegen gebied;

 IV   te bepalen, dat de bevoegdheid tot afgifte van bouw-, aanleg-, sloop,
      kap- en milieuvergunningen, alsmede de overige vergunningen die voor
      de realisering van de Noord-Zuidlijn noodzakelijk worden geacht, bij
      de centrale stad komt te liggen, zulks met uitzondering van het
      binnen het stadsdeel Slotervaart/Overtoomse Veld gelegen gebied;

  V   te bepalen, dat ten aanzien van de overige vergunningen geldt dat de
      betrokken stadsdelen (inclusief het stadsdeel Slotervaart/Overtoomse
      Veld), indien zij voornemens zijn deze te verlenen en waarvan effect
      kan worden verwacht voor de realisering van het grootstedelijk
      project, het College van Burgemeester en Wethouder daarvan tijdig in
      kennis stellen. Indien er effect kan worden verwacht voor de
      realisering van het grootstedelijk project, kan het College van
      Burgemeester en Wethouders nadere richtlijnen geven, zulks met
      inachtneming van hetgeen is verwoord onder X van dit besluit;

 VI   de bevoegdheid voor het beheer tijdens de realisering van het
      grootstedelijk project niet terug te nemen en hiermee tevens te
      bepalen, dat de bevoegdheden (en daarmee de verantwoordelijkheid),
      met betrekking tot taken ten aanzien van het beheer bij de betrokken
      stadsdelen blijven liggen, met dien verstande, dat het beheer in het
      kader van de exploitatie van de lijn en de stations niet bij de
      stadsdelen berust;

 VII  vast te stellen, dat met het oog op een goede inpassing van de
      stations van de Noord-Zuidlijn er voor de directe omgeving van de
      diverse stations beheer- en inrichtingsplannen kunnen worden
      opgesteld onder verantwoordelijkheid van de respectieve stadsdelen;

VIII  de werkzaamheden, verbonden aan de bevoegdheden welke centraal
      worden, te laten uitvoeren onder verantwoordelijkheid van de centrale
      stad en in het verlengde daarvan de bevoegdheid tot het afsluiten van
      contracten en het aangaan van financiële verplichtingen, waaronder
      mede begrepen eventuele verplichtingen aangaande grondtransacties,
      terug te nemen;

  IX  met het oog op het huidige en toekomstige beheer van het betrokken
      plangebied de besturen van de betrokken stadsdelen te verzoeken, zorg
      te dragen voor een gemandateerd lid voor het stadsdeel in de
      ambtelijke werkgroep Noord-Zuidlijn;

   X  te bepalen, dat, wanneer er in de werkgroep verschil van mening
      bestaat tussen de centrale diensten en het stadsdeel, er bestuurlijke
      consensus getracht wordt te bereiken en wanneer dit niet lukt, te
      bepalen, dat de verantwoordelijke wethouder het punt ter besluit-
      vorming aan het College van Burgemeester en Wethouders zal voor-
      leggen, na de desbetreffende stadsdeelbestuurders gehoord te hebben;

  XI  het College van Burgemeester en Wethouders te machtigen tot het
      teruggeven van bevoegdheden per (deel)gebied na voltooiing van de
      produktiefase van het project, met dien verstande, dat die delen van
      het gebied die zijn opgenomen in verband met nog nader te bepalen
      tracékeuzen, van hun grootstedelijke status kunnen worden ontdaan op
      het moment dat de tracékeuze definitief is;

XII   te bepalen, dat dit besluit in werking treedt met ingang van 6 juni
      1995.