Woorden & Daden
Veranderende visies op het openbaar vervoer in Amsterdam.
VORIGOVERZICHTVOLGEND

6. Conclusies.

De centrale vraag van deze scriptie, hoe realistisch werd door de Amsterdamse gemeenteraad tegen het vraagstuk 'wel of geen metro' aangekeken in de periode 1978-1994?, kan in kort bestek worden beantwoord.

Herhaaldelijk is in deze scriptie aandacht besteed aan de, soms zelfs hilarische, retoriek die de discussie begeleidde. Bovendien bleek dat uitvoeringsproblemen niet van de lucht waren (zie de Amstelveenlijn). Toch lijkt het erop dat aan het beleid in het begin van de jaren tachtig een realistische afweging ten grondslag lag. Bovendien was men flexibel genoeg om in te spelen op veranderende omstandigheden (Ringlijn). Het lijkt onwaarschijnlijk dat de Ringlijn of Noord-Zuidlijn eerder gerealiseerd had kunnen worden.
Op dit moment zit de gemeenteraad in een lastige situatie. De onzekerheid over de ontwikkeling van het passagiersaantal en de exploitatiebijdragen van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat maakt het erg moeilijk om te voorzien wat de consequenties voor het bestaande net zullen zijn van de huidige investeringen in metroverbindingen. Het zou mij niets verbazen als blijkt dat een kleinschaliger sneltramnet beter past bij de vervoersvraag in de Amsterdamse agglomeratie. Uiteindelijk wonen er niet meer dan 1,3 miljoen mensen in het ROA. De toekomst zal leren hoe realistisch de huidige plannen zijn.


VORIGTOPOVERZICHTVOLGEND