Type dokument
Notulen
Titel
Raadsvergadering 17-11-93
Datum behandeling Raad
19931117
Tekst

OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 17 NOVEMBER 1993 
EN DONDERDAG 18 NOVEMBER 1993.

   Aanwezig: de leden mevr. Agtsteribbe (PvdA), Bakker (D66), Balai (PvdA), 
Beaux (Centrumpartij '86), Bouma (VVD), Bruins Slot (CDA), Bruyn (Onafh.), 
mevr. Clerx (PvdA), Cornelissen (D66), J. van Duijn (CDA), R.H.G. van Duijn 
(GrAs), Esajas (D66), Genet (PvdA), mevr. Van der Giessen (D66), De Grave 
(VVD), mevr. Grewel (PvdA), Ten Have (D66), Van Hoeve (PvdA), Hofman (CD), 
Holvast (Groen Links), Hooijmaijers (VVD), Houterman (VVD), Hulsman (Groen 
Links), mevr. De Jong (D66), Jonker (PvdA), Van der Laan (PvdA), Molleman 
(CDA), mevr. Oedayraj Singh Varma (Groen Links), mevr. Onstenk (Groen 
Links), Oranje (D66), Platvoet (Groen Links), Robbers (D66), Saris (Groen 
Links), mevr. Van der Sluis (D66), mevr. Spier-van der Woude (VVD), Spit 
(CDA), Stadig (PvdA), mevr. Van der Stoel (VVD), mevr. Tanja (Groen Links), 
Veldman (PvdA), mevr. De Waart-Bakker (PvdA), mevr. Weltevreden-van den Bos 
(CDA), mevr. Wildekamp (PvdA), mevr. Witte-Buijserd (ECO 2000) en Van Wijk 
(VVD).

   Afwezig: geen der leden.

                 Middagzitting op woensdag 17 november 1993. 

   Voorzitter: drs. Ed. van Thijn, burgemeester.

   Secretaris: mr. K. Kooiker.

   De vergadering wordt om 13 uur geopend.

   De VOORZITTER: Ik deel u mede, dat de vergadering in beginsel vier 
dagdelen zal beslaan.

   Voorts deel ik u mede, dat de behandeling van de agendapunten 7 
(heffingsverordening marktgelden), 19 (preadvies op aanvraag Stichting 
Nederlandse Islamitische School inzake ingebruikneming schoolgebouwen) en 
22 (preadvies op de nota van mevr. Tanja: Natuurlijk in Amsterdam, pleidooi 
voor het oprichten van een Bureau Stadsecologie) veertien dagen worden 
aangehouden.

   Aan de orde is de agenda:

   1
   De notulen van de vergadering van 20 oktober 1993 worden ongewijzigd 
goedgekeurd.
   De goedkeuring van de notulen van de vergadering van 3 november 1993 
wordt aangehouden.

   2
   Mededeling van de ingekomen stukken.

1    Adres van 26 oktober 1993 van mevr. M. Schiffers, namens de theater- 
groepen Artisjok en 020, inzake een verzoek om subsidie.

   Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze 
behandeling van de begroting voor 1994.

2    Adres van 22 oktober 1993 van E.J. Petersma, houdende een verzoek in 
Amsterdam een schaakhuis te vestigen.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen 
ter zake.

3    Adres van 22 oktober 1993 van K. van der Woude inzake de 
herprofilering van straten in de wijk Jordaan.

   Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze 
behandeling van de begroting voor 1994.

4    Adres van 24 oktober 1993 van J. Liem, namens de actiegroep Utrechtse- 
straatbelangen en ondersteund door diverse handtekeningen, inzake de 
proefperiode van drie maanden voor een autovrije zaterdag in de 
Utrechtsestraat.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen 
ter zake.

5    Adres van 28 oktober 1993 van A. Bierenbroodspot inzake een beklag op 
grond van de Algemene Inspraakverordening Amsterdam.

   Besloten wordt, dit adres om advies in handen te stellen van de 
Beklagcommissie Inspraak.

6    Adres van 25 oktober 1993 van mevr. E. Pas, mede namens het 
Buurtcentrum De 2e Uitleg, inzake de herprofilering van de Prinsengracht. 

   Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze 
behandeling van de begroting voor 1994.

7    Adres van 28 oktober 1993 van J.A.Th. Berendsen inzake de subsidie 
voor 1994 ten gunste van de Stichting ter Bevordering van de 
Jeugdtandverzorging Amsterdam.

   Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze 
behandeling van de begroting voor 1994.

8    Adres van 28 oktober 1993 van K. Dijkman, namens het Jongerenplatform 
van de Gehandicaptenraad (Jopla), inzake de gemeentelijke invulling aan de 
Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG).

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen 
ter zake.

9    Adres van 22 oktober 1993 van Th. Germeraad, namens het algemeen 
bestuur van de Federatie Sociale Werkvoorziening Noord-Holland, inzake de 
ontwikkelingen bij de Sociale Werkvoorziening.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen 
ter zake.

10    Adres van 28 oktober 1993 van diverse leden van de Wijkwerkgroep 
d'Oude Stadt aan 't IJ inzake de voortgang van de ontwikkeling van de IJ- 
oevers.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Binnenstad, 
Ruimtelijke Ordening, IJ-oevers en Homo-emancipatie.

11    Brief van 2 november 1993 van de voorzitter van de Commissie voor 
Binnenstad, Ruimtelijke Ordening, IJ-oevers en Homo-emancipatie ten geleide 
van zeven voorstellen met betrekking tot de begroting voor 1994. 

   Besloten wordt, deze voorstellen in handen van Burgemeester en 
Wethouders te stellen om preadvies en te betrekken bij de
begrotingsbehandeling op 15 en 16 december 1993.

12    Brief van 3 november 1993 van de voorzitter van de Commissie voor 
Economische Zaken, Havens, Nutsbedrijven en Personeelszaken ten geleide van 
16 voorstellen met betrekking tot de begroting voor 1994.

   Besloten wordt, deze voorstellen in handen van Burgemeester en 
Wethouders te stellen om preadvies en te betrekken bij de
begrotingsbehandeling op 15 en 16 december 1993.

13    Brief van 4 november 1993 van de voorzitter van de Commissie voor 
Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken en Internationale Contacten ten 
geleide van vier voorstellen met betrekking tot de begroting voor 1994. 

   Besloten wordt, deze voorstellen in handen van Burgemeester en 
Wethouders te stellen om preadvies en te betrekken bij de
begrotingsbehandeling op 15 en 16 december 1993.

14    Adres van 31 oktober 1993 van B. Boslooper inzake het verdwijnen van 
Discovery Channel van het kabelnet.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen ter afdoening.

15    Adres van 1 november 1993 van E. van Lijnschoten inzake de 
servicekosten van zijn woning.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen ter afdoening.

16    Adres van 2 november 1993 van J.W. van Elk inzake de plannen voor de 
aanleg van een haven in het gebied Ruigoord.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen 
ter zake.

17    Adres van 1 november 1993 van H. van den Berg, R. de Haan en 
R. Poppe, mede namens diverse anderen, inzake de planologische en 
economische ontwikkeling van het stadsdeel Amsterdam-Noord. 

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te 
stellen ter afdoening, na behandeling in de Commissie voor Binnenstad, 
Ruimtelijke Ordening, IJ-oevers en Homo-emancipatie.

   Wethouder SARIS: Ik ben achteraf van mening, dat dit adres beter kan 
worden betrokken bij het Structuurplan, dus bij in te dienen voorstellen 
terzake

   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van 
Burgemeester en Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de 
door hen in te dienen voorstellen terzake.

18    Adres van 1 november 1993 van T.E.M. van Leeuwen, namens het Milieu- 
centrum Amsterdam (MCA), inzake de subsidie voor 1994.

   Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze 
behandeling van de begroting voor 1994.

19    Notitie van het raadslid Hulsman van 4 november 1993, getiteld: Eén 
loket voor scholing en cursusgeld (Gemeenteblad afd. 1, nr. 727, blz. 
3003).

   Besloten wordt, deze notitie in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen om preadvies en te betrekken bij de slotbeschouwingen over de 
begroting voor 1994 op 15 en 16 december 1993.

20    Brief van 9 november 1993 van de voorzitter van de Commissie voor 
Sociale Zaken, Maatschappelijke en Gezondheidszorg, Minderhedenbeleid en 
Vrouwenemancipatie ten geleide van 15 voorstellen met betrekking tot de 
begroting voor 1994.

   Besloten wordt, deze voorstellen in handen van Burgemeester en 
Wethouders te stellen om preadvies en te betrekken bij de

begrotingsbehandeling op 15 en 16 december 1993.

21    Adres van 2 november 1993 van P.L. Breed inzake het beleid ten 
aanzien van tariefbepalingen voor drinkwatervoorziening.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen ter afdoening.

22    Adressen van 4 en 9 november 1993 van O. van den Berg, namens de 
fietsersbond ENFB, inzake de begrotingsvoorstellen voor 1994 ter zake. 

   Besloten wordt, deze adressen te betrekken bij de hoofdfunctiegewijze 
behandeling van de begroting voor 1994.

23    Adres van 4 november 1993 van E.P. Blaauw, namens de Stichting 
't Waterig Amsterdams Front, inzake het beleid ten aanzien van woonboten. 

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen teneinde het te betrekken bij de door hen in te dienen voorstellen 
ter zake.

24    Adres van 3 november 1993 van F.J.L. Tikkemeijer, namens het bestuur 
van de Vereniging Molenwijk, inzake de verhoging van de parkeertarieven 
voor parkeergebouwen.

   Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te 
stellen ter afdoening.

25    Brief van 11 november 1993 van de gemeentesecretaris inzake een 
verschuiving binnen de termijnagenda voor de raadsvergaderingen, en wel met 
betrekking tot de vergadering van 17 en 18 november 1993.

   Deze brief wordt voor kennisgeving aangenomen.

26    Brief van 11 november 1993 van de voorzitter van de Commissie voor 
Stadsvernieuwing, Volkshuisvesting, Grondzaken, Herhuisvesting, Monumenten- 
zorg en Sport ten geleide van 15 voorstellen met betrekking tot de 
begroting voor 1994.

   Besloten wordt, deze voorstellen in handen van Burgemeester en 
Wethouders te stellen om preadvies en te betrekken bij de
begrotingsbehandeling op 15 en 16 december 1993.

27    Brief van 11 november 1993 van de voorzitter van de Commissie voor 
Financiën, Bedrijven, Telecommunicatie en Lokale media ten geleide van twee 
voorstellen met betrekking tot de begroting voor 1994.

   Besloten wordt, deze voorstellen in handen van Burgemeester en 
Wethouders te stellen om preadvies en te betrekken bij de

begrotingsbehandeling op 15 en 16 december 1993.

28    Adres van 11 november 1993 van P. Tesselaar namens de Albert Cuyp 
Belangenvereniging inzake de berekening van markttarieven. 

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres te behandelen bij de 
desbetreffende voordracht, punt 7 van de agenda.

   De VOORZITTER: Ik wijs erop, dat reeds is medegedeeld, dat dit punt in 
de volgende vergadering zal worden behandeld.

   Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van 
Burgemeester en Wethouders te stellen, teneinde het te betrekken bij de 
door hen in te dienen voorstellen terzake.

29    Brief van 12 november 1993 namens de voorzitter van de Commissie voor 
Verkeer, Beheer Openbare Ruimte en Milieu ten geleide van 19 voorstellen 
met betrekking tot de begroting voor 1994.

   Besloten wordt, deze voorstellen in handen van Burgemeester en 
Wethouders te stellen om preadvies en te betrekken bij de

begrotingsbehandeling op 15 en 16 december 1993.

30    Brief van 16 november 1993 namens de voorzitter van de Commissie voor 
Financiën, Bedrijven, telecommunicatie en Lokale Media (onderdeel 
Telecommunicatie en Lokale Media) ten geleide van 2 voorstellen met 
betrekking tot de begroting voor 1994.

   Besloten wordt, deze voorstellen in handen van Burgemeester en 
Wethouders  te stellen om preadvies en te betrekken bij de 
begrotingsbehandeling op 15 en 16 december 1993.

31    Brief van 16 november 1993 namens de voorzitter van de Commissie voor 
Cultuur, Educatie, Jeugdzaken en Bestuurlijke Betrekkingen ten geleide van 
7 voorstellen met betrekking tot de begroting voor 1994.

   Besloten wordt, deze voorstellen in handen van Burgemeester en 
Wethouders  te stellen om preadvies en te betrekken bij de 
begrotingsbehandeling op 15 en 16 december 1993.

32    Brief van 17 november 1993 van M. Werkman namens de stuurgroep 
Marktwezen stadsdelen inzake de wijziging van de heffingsverordening 
marktgelden.

   Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres te behandelen bij de 
desbetreffende voordracht, punt 7 van de agenda.

   De VOORZITTER: Ik stel voor, dat adres voor kennisgeving aan te nemen. 

   Het adres wordt voor kennisgeving aangenomen.

   De VOORZITTER: Ik stel voor, thans eerst na te gaan, welke punten van de 
agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan. 


   Conform besloten.

   Punt 3 wordt even aangehouden.

   4
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot 
intrekking van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 1993 en 
vaststelling van de Verordening onroerende-zaakbelastingen 1994 
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 657, blz. 2893).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2894 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   5
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot 
wijziging van de Binnenhavengeldverordening 1991 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 
658, blz. 2900).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2901 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   6
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot 
wijziging van de Zeehavengeldverordening 1991 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 
659, blz. 2903).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2903 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   Punt 7 is reeds van de agenda afgevoerd.

   8
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot 
voorziening in de behoefte aan langlopende leningen (Gemeenteblad afd. 1, 
nr. 678, blz. 2951).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2952 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   9
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot huur 
van een gedeelte van het perceel Weesperstraat 61 105 ten behoeve van de 
Dienst O+S (Gemeenteblad afd. 1, nr. 661, blz. 2920).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2921 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   10
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot huur 
van een gedeelte van het perceel Hoogoorddreef 66 68 (Bull-gebouw) ten 
behoeve van de Dienst Bouw- en installatieadviesgroep (Gemeenteblad afd. 1, 
nr. 662, blz. 2921).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2922 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   11
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 inzake een 
verzoek van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Zuid tot vaststelling 
van hogere geluidswaarden op grond van de Wet geluidhinder ten behoeve van 
het bestemmingsplan Olympisch-Stadionterrein (Gemeenteblad afd. 1, nr. 679, 
blz. 2953).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2954 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   12
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 inzake een 
verzoek van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord tot 
vaststelling van hogere geluidswaarden op grond van de Wet geluidhinder ten 
behoeve van het bestemmingsplan Banne Buiksloot-zuid (Gemeenteblad afd. 1, 
nr. 680, blz. 2955).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2957 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   13
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot 
vrijstelling ex art. 5, lid 8, van het bestemmingsplan Westelijke 
Grachtengordel ten behoeve van het realiseren van een inpandige 
parkeergelegenheid voor één auto op het adres Blauwburgwal 15 (Gemeenteblad 
afd. 1, nr. 704, blz. 2981).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2981 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   14
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot 
verkoop van grond en water te Loenen aan de Vecht en vestiging van een 
opstalrecht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 663, blz. 2922).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2923 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   15
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot 
herziening van het Tarief voor de levering van elektriciteit voor 
huishoudelijke doeleinden en het Tarief voor de levering van gas voor 
huishoudelijke doeleinden en ten behoeve van centrale verwarming van 
woningen in bouwblokken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 675, blz. 2937). 

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2939 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   16
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot 
herziening van de Tariefbepalingen, onderdeel van de Algemene Voorwaarden 
voor de levering van drinkwater (Gemeenteblad afd. 1, nr. 676, blz. 2942). 

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2943 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   17
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 inzake 
ingebruikneming en partiële aanpassing van het schoolgebouw 
Rietwijkerstraat 55 door de school voor bijzonder speciaal onderwijs, 
genaamd Tobiasschool, alsmede buitengebruikstelling van het huidige gebouw 
Hillegomstraat 12 van de Tobiasschool (Gemeenteblad afd. 1, nr. 681, blz. 
2957).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2959 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   18
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 inzake 
ingebruikneming en partiële aanpassing van het gebouw Bennebroekstraat 
11 13 ten behoeve van de gefuseerde basisscholen voor openbaar onderwijs, 
genaamd Hillegom/Kwetternest en Bennebroek/Dotterbloem, alsmede 
gedeeltelijke buitengebruikstelling van het huidige schoolgebouw 
Rietwijkerstraat 55 van de Hillegom/Kwetternestschool (Gemeenteblad afd. 1, 
nr. 682, blz. 2960).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2963 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   Punt 19 is reeds van de agenda afgevoerd.

   Punt 20 wordt even aangehouden.

   21
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 19 augustus 1993 tot 
renovatie van de zes tennisbanen in het sportpark Amsterdamse Bos 
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 500, blz. 2178).

   De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming 
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 2178 van 
afd. 1 van het Gemeenteblad.

   Punt 22 is reeds van de agenda afgevoerd.

   Aan de orde is thans:

   3
   Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1993 tot 
aanbieding en vaststelling van de ontwerp-begroting voor 1994 (Gemeenteblad 
afd. 1, nr. 674, blz. 2935, en bijlagen N en N1).

   Algemene beschouwingen over de ontwerp-begroting voor 1994. 

   De heer VAN DER LAAN: Mijnheer de Voorzitter. Sociaal-democratie is 
synoniem met geloof in de bereikbaarheid van maatschappelijke veranderingen 
en vooruitgang, sociale rechtvaardigheid en eerlijk delen. Daar hoort 
onverbrekelijk bij: geloof in de politiek. De oude Labour-slogan geldt nog 
steeds: de macht van de rijken ligt in hun rijkdom, de macht van de niet- 
rijken ligt in politiek. Daarom moeten sociaal-democraten opkomen voor de 
geloofwaardigheid van de politiek en zich verzetten tegen de kloof tussen 
burgers en politiek, maar natuurlijk ook tegen het overdreven accentueren 
van die kloof die, zoals iemand laatst schreef, wel erg mediageniek is. 
   Wij menen, dat het op dit moment de hoogste taak van de Amsterdamse 
politiek is om de Amsterdamse burgers te binden en haar oplossende kracht 
te tonen, want Amsterdam dreigt in tweeën uiteen te vallen. In een deel dat 
werkt en een deel dat niet kan werken. In veilige straten en onveilige 
straten. In schone buurten en vervuilde buurten. In scholen die wel en 
scholen die niet de CITO toets hanteren. In wijken met veel en wijken 
zonder migranten. In arme en rijke stadsdelen. Wij gebruiken dit als 
toetssteen voor de beoordeling van de afgelopen raadsperiode. Hoe zijn wij 
als Raad deze dreigende tweedeling te lijf gegaan, en wat heeft het College 
als dagelijks bestuurder daarbij betekend?
   In ons werkplan direct na de verkiezingen van 1990 stelden wij 
handhaving en burgerschapszin centraal. De overheid moet het goede 
voorbeeld geven, waar mogelijk stimuleren en waar nodig corrigeren. 
Uiteindelijk moet het van de burgers komen. Wel verzetten wij ons tegen 
modieus gepraat over falende overheid, tegen gejuich over privatisering en 
tegen exclusieve pleidooien voor individualisering. De sociaal-democraat 
die daar achteraan loopt zegt in feite: ik kan net zo goed liberaal worden. 
      (Wethouder DE GRAVE: Dat is niet verboden).
   Dat is juist, maar het is niet verstandig.
   Om rechtvaardig op te treden zijn de overheid en regelgeving absoluut 
noodzakelijke instrumenten. Die mogen wij ons niet uit handen laten slaan 
en wij zullen dus moeten voorkomen, dat overheid en regelgeving in diskre- 
diet komen. Natuurlijk is bureaucratie de achilleshiel van de sociaal- 
democraten. Daarom moeten juist zij er alles aan doen om ervoor te zorgen 
dat de overheid ook doelmatig optreedt. Meer aandacht voor doelmatigheid is 
meer aandacht voor de ambtenaren en meer aandacht voor de uitvoering. 
Misschien moeten wij als raadsleden deelnemen aan de
bezwaarschriftencommissies, om beter te zien hoe onze beleidsvoornemens 
uitpakken in de praktijk. Daar zal het beleid beter van worden en ook de 
samenwerking tussen ambtenaren en politiek. Door het ermee gemoeide 
tijdsbeslag zou het een ander doel kunnen belemmeren, namelijk de Raad zo 
open mogelijk te maken. De komende Raad moet hier goed over nadenken en een 
oplossing bedenken.
   Verder moeten wij ons goed bewust zijn van onze voorbeeldfunctie en van 
de staatsrechtelijke verhoudingen. Klagen is in het algemeen al geen beste 
methode om dingen tot stand te brengen, maar een Raad die klaagt over zijn 
ambtelijk apparaat, klaagt over zichzelf.
   Er zijn meer dan 70.000 werklozen en elke dag neemt het aantal toe. In 
de grote crisis, toen het Amsterdamse Bos als werkgelegenheidsproject werd 
aangelegd, waren er 40.000 werklozen in de stad. Het inwonertal was toen 
substantieel hoger. Zo bekeken staan wij er dus ernstiger voor dan toen. 
   Er is veel werkloosheid maar ook veel werk. Amsterdam gaat de komende 10 
tot 15 jaar helemaal op de schop. Voor miljarden wordt er aan infrastruc- 
tuur gelegd: de ringlijn is al in aanleg, de Noord-Zuid-lijn en de Oost- 
West-lijn komen, net als de TGV, het stadion, de uitbreidingen van Schiphol 
en de haven.
   Even terzijde: het mag gezegd, dat wij deze projecten danken aan het 
Kabinet dat in ruimtelijke ordening en openbaar-vervoersinfrastructuur heel 
duidelijk een Kabinet voor de grote steden is. Het doet wat grotesk aan dat 
het College praat in termen van: wij getroosten ons grote moeite het rijk 
te overtuigen van onze infrastructuurbehoefte. De Vinex-operatie en de 
inzet van de aardgasbaten zijn kabinetsinitiatieven waarop Amsterdam naar 
behoren heeft ingespeeld. Niets minder, maar ook niets meer. 
      (Mevr. VAN DER STOEL: Ik begrijp, dat u er behoefte aan hebt, het 
      Kabinet in het zonnetje te zetten, maar beschikt u over informatie, 
      dat het Kabinet Amsterdam ook in de gelegenheid stelt, daadwerkelijk 
      die infrastructuur te realiseren, daadwerkelijk de woningbouw voor 
      elkaar te krijgen?)
   Iedereen weet, dat de Vinex-onderhandelingen nog niet zijn afgesloten. 
Niemand van ons is vrij, daarover mededelingen te doen, maar iedereen die 
de krant leest, weet dat wij de laatste jaren met dit Kabinet heel wat 
verder zijn gekomen. De kans dat Amsterdam grote slagen kan maken is zeer 
groot. Verder moet men mij niet verleiden te gaan praten over dingen 
waarover wij nu niet mogen praten.
   Wat zijn nu onze grote opgaven op het gebied van werkgelegenheid? 
   Ten eerste. Wij moeten de Amsterdamse kinderen bereiken die op school 
zitten om hen straks een volwaardige kans te geven, op de arbeidsmarkt mee 
te doen in de grote projecten. De afstemming van
onderwijs/opleidingen/cursussen op de arbeidsmarkt vergt een groot aantal 
maatregelen. Die nota Amsterdam naar 2005 is nog niet geschreven. Is het 
College bereid in de korte resterende periode de eerste aanzetten voor een 
dergelijke nota te maken?
   Ten tweede. Net als bij de aanleg van het Amsterdamse Bos, moeten wij 
ook nu twee vliegen in een klap slaan. Er ligt oneindig veel nuttig werk op 
het gebied van leefbaarheid, veiligheid en milieu. Amsterdam heeft het in 
het algemeen goed gedaan met de banenpool en het hoogste aantal plaatsen 
weten te organiseren. Buurtconciërges, plein-, park- en stadswachters 
verschijnen in het beeld en vergroten het besef dat de stad van iedereen 
is. Er kan en moet echter nog veel meer. Heel wat Amsterdammers spreken 
slecht of geen Nederlands. Veel docenten zitten werkloos thuis. 's Avonds 
staan scholen leeg. In de banenpool zitten genoeg mensen die conciërge 
kunnen worden en 's avonds in die scholen kunnen koffiezetten en de 
verwarming aanzetten. Wat is er logischer dan deze dingen aan elkaar te 
koppelen?
   De conducteur op de tram is het schoolvoorbeeld van het slaan van twee 
vliegen in een klap. De financiering blijft een moeilijke en weinig 
inzichtelijke aangelegenheid en de politieke gevoeligheden staan garant 
voor heftige maar niet per se verhelderende discussies. Wij blijven zeggen: 
hij moet er komen, op alle trams.
   De nieuwe assistent-agenten, en misschien de stadswachters   die 
daarvoor opgeleid en beëdigd zouden moeten worden   moeten proces-verbaal 
kunnen opmaken tegen automobilisten die door rood rijden of hinderlijk 
parkeren. Er zijn tientallen gevaarlijke kruisingen en honderden hinderlijk 
geparkeerde auto's in de stad.
   Milieu en economie worden nog steeds als tegenstrijdige zaken gezien. 
Ten onrechte. Wij zien in het milieu juist een uitgelezen kans om de 
economie van Amsterdam te versterken. Aan een groot deel van de vereiste 
voorwaarden is al voldaan. Er bestaat in deze stad een enorme 
deskundigheid: twee universiteiten met milieu-instituten van internationale 
faam, ambtelijke diensten zoals het Energiebedrijf, de Milieudienst en 
Omegam die in Europa en Nederland op hun vakgebied een voorhoederol spelen 
en een groot aantal adviesbureaus gespecialiseerd in het milieu. Last but 
not least zijn er Amsterdamse ondernemers die hun nek uit durven steken 
voor nieuwe ideeën. Het volgende College moet met voorstellen komen om deze 
deskundigheid en ondernemingszin te benutten en daarmee de werkgelegenheid 
te stimuleren, bijvoorbeeld voor de oprichting van een bedrijfs- 
verzamelgebouw voor innovatieve milieu-ideeën en een Amsterdamse 
milieudatabank.
   Om zoveel mogelijk van dergelijke concrete, uitvoerbare plannen gereed 
te krijgen voor de nieuwe raadsperiode heeft de PvdA-fractie Jan Schaefer 
gevraagd een groep mensen uit werkgevers- en werknemerskringen te leiden. 
Die zullen een rechtstreeks beroep doen op de Amsterdammers om ideeën te 
verzamelen. Waarschijnlijk zullen daarvan nog de beste ideeën komen, de 
meest voor de hand liggende, waaraan men in een stadhuis of partij 
misschien niet denkt. Wij zullen die ideeën inbrengen in de komende 
collegeonderhandelingen, zodat die het volgend jaar boter bij de vis kunnen 
zijn.
   De derde opgave op het gebied van de werkgelegenheid ligt in het 
verbeteren van de bereikbaarheid. Belangrijk gevolg van de val van de 
Berlijnse muur is dat Amsterdam niet meer in het centrum van West-Europa 
ligt, maar in de periferie van Europa. De mensen komen niet meer automa- 
tisch voorbij, zoals toen we nog op het kruispunt lagen. Wij zullen er dus 
moeite voor moeten doen, hen hier naar toe te halen. Daarom hebben wij 
zoveel belang bij de TGV en de uitbreidingen van Schiphol en de haven. Op 
dit gebied heeft het College en met name wethouder Jonker goed werk gele- 
verd, maar iedereen weet, dat de echte discussies nog moeten beginnen. 
   Ten vierde. Ook de verdergaande Europese integratie is van groot belang 
voor de ontwikkeling van de werkgelegenheid in Amsterdam. Nu kiezen 
bedrijven soms nog voor nationale diensten en produkten, omdat het moeite 
kost deze uit het buitenland te betrekken. Straks, als de grenzen werkelijk 
niet meer bestaan, zullen wij met onze eigen diensten en produkten minstens 
zo sterk moeten staan tegenover het buitenland als andersom. Daarom moeten 
wij ons toeleggen op de dingen waarin wij goed zijn. Dat zijn vanouds de 
handel, de dienstverlening en de distributie. Wij moeten echter ook 
proberen de overvloedige creativiteit in de kunst en de wetenschap te 
benutten voor de economie en de werkgelegenheid. Er liggen twee loopbruggen 
klaar: de ene is Amsterdam als toeristenstad en de andere is Amsterdam als 
congresstad. Op deze terreinen bestaan talloze initiatieven, en het College 
is daarvoor zeker geen sta in de weg geweest. Er is echter meer stimulans, 
meer samenwerking en bundeling nodig.
   De conclusie tot zover: veel, heel veel mensen zijn de stad toegedaan. 
Samen met hen kan de politiek ver komen in de aanval op de werkloosheid. 
   Op het gebied van leefbaarheid is de koers goed, maar het tempo te 
langzaam. Natuurlijk is het beter samenleven in een wijk die goed wordt 
onderhouden en beheerd. Dat versterkt het gevoel: het is mijn buurt. Dan 
krijgt men ook meer sociale controle en minder verloedering. Hoe prachtiger 
de portiek in een flat geschilderd is, des te minder weggegooide kranten 
zal men er zien.
   De stadsdeelraden hebben op het gebied van leefbaarheid en veiligheid 
een grote rol gespeeld. De portiekgesprekken, de buurtconciërge, de aanpak 
van koffieshops, het samenwerken tussen de verschillende beheersdiensten, 
het is bijna allemaal door de stadsdelen uitgevonden. Wij moeten hen in 
staat stellen, deze voorhoederol te blijven spelen.
   Wethouder Genet leverde als bouwwethouder een belangrijke bijdrage aan 
de leefbaarheid. Hij maakte van de nood een deugd en koos voor een 
gedifferentieerd woningaanbod in de buurten. Schematisch: ook dure en grote 
woningen in de eenvoudiger buurten, ook goedkope en kleine woningen in de 
rijkere buurten. Als men kinderen krijgt behoeft men niet uit de buurt, 
want er moeten ook grotere woningen zijn. Als men meer gaat verdienen is er 
een duurdere woning en ook als men oud wordt en zorg behoeft, moet men 
gewoon in de buurt kunnen blijven. Dat alles geeft een sterkere hechting 
aan de buurt, meer samenhang en dus beter samenleven.
   Veel te vaak worden wij opgeschrikt door volkomen zinloos geweld. 
Natuurlijk moet men altijd blijven vragen: waar komt het vandaan, hoe kan 
men voorkomen dat mensen in geweld vervallen. Dan komt men weer bij al die 
dingen die maken dat mensen positief samenleven, zoals de leefbaarheid en 
de aanval op de werkloosheid. Maar dat is niet genoeg. Ook een harde aanval 
op het wapenbezit is nodig, net als gerichte acties tegen overlast 
bezorgende coffeeshops. Kreten als "razzia" doen het altijd goed in een 
gemakkelijke discussie, maar die acties zijn wel bitter nodig. Onze zorg 
is, dat de misdaad het straatbeeld gaat overheersen, niet dat de Politie 
dat zal doen. Integendeel, de Partij van de Arbeid is de partij van de 
wijkteams. Het was ooit een heftige discussie, een nieuw hoofdbureau of 
wijkposten, maar de Raad heeft een goede keus gemaakt. De wijkteams zijn 
effectief en werken goed samen met de stadsdeelraden. Nog maar tien jaar 
geleden spraken wij over de Politie in termen van problemen, of zelfs van 
een noodzakelijk kwaad. Nu kost het geen enkele moeite te zeggen, dat 
Amsterdam goede dienders heeft die een bindende rol in de samenleving 
spelen.
   Naar aanleiding van de roofmoord in de Indische Buurt is er in die buurt 
een initiatief gekomen voor een burgerwacht. De PvdA vindt, dat dit dan wel 
in zeer nauwe samenwerking met de Politie moet gebeuren; natuurlijk mag er 
nooit een wapen worden gebruikt en eigenrichting is helemaal uit den boze. 
Wij proberen het in dit geval op te vatten als een positief commitment van 
de burgers aldaar.
   Gisteren heeft zich ondanks alles een mooi moment voorgedaan in de 
bestrijding van drie raadsleden met wie de rest van de raadsleden al jaren 
moeite heeft. Het kost ons hoofdbrekens om ons daartegen teweer te stellen. 
Gisteren is dat echter fantastisch gelukt toen men probeerde misbruik te 
maken van die moeilijke situatie. Een van de die raadsleden werd op niet 
mis te verstane wijze te kennen gegeven, dat hij kon opdonderen. 
   Mede ter uitvoering van het referendum kiezen wij voor een harde aanpak 
van de auto-overlast in de binnenstad. Inderdaad zeggen wij: binnen 10 jaar 
het aantal parkeerplaatsen in de binnenstad halveren! Wij zeggen er echter 
bij, dat er wel alternatieven moeten komen. Amsterdam is net zo mooi als 
Venetië, maar Amsterdam is een levende stad. Dat komt door de gemengde 
functies in de binnenstad (wonen, werken, winkelen en cultuur); die moeten 
koste wat kost in stand blijven. Dat betekent de snelst mogelijke aanleg 
van de Noord-Zuid-lijn. Het betekent ook parkeergarages, primair natuurlijk 
aan de rand van de stad, waar zij goedkoop moeten zijn, maar ook in de ring 
direct om de binnenstad, waar zij beperkt toegankelijk moeten zijn en 
waarschijnlijk heel duur.
   Eén lastige opgave ligt daar en dat, is te voorkomen dat de 
parkeergarages rond de binnenstad extra autoverkeer aantrekken. De ring 
Nassaukade-Stadhouderskade-Mauritskade is al overbelast en mag zeker niet 
verder worden belast.
   Een zelfde lastige opgave ligt er bij de uitbreiding van Schiphol. Die 
is niet alleen nodig voor de bereikbaarheid en werkgelegenheid van 
Nederland en Amsterdam, maar ook voor vermindering van de milieuoverlast. 
Het is niet óf milieubeleid voeren óf werkgelegenheidsbeleid voeren, doch 
allebei en dan niet als een slap compromis, waar milieu noch werkgelegen- 
heid mee gediend zijn, maar als synthese en dus ter verbetering van die 
beide zaken.
   De PvdA was, is en blijft solidair met ouderen. Vooral omwille van de 
ouderen is het noodzakelijk, de leefbaarheid te verbeteren en de veiligheid 
te vergroten. Dat is zo belangrijk, omdat de ouderen door allerlei maat- 
schappelijke ontwikkelingen toch al in een isolement kunnen raken. Kinderen 
wonen steeds verder weg; er komen nieuwe mensen in de wijk met een andere 
taal en andere gewoonten. Als wij   en dan bedoel ik alle Amsterdammers   
er niet in slagen weer goed samen te leven, gaat het vooral voor de ouderen 
mis.
   Veel dingen zijn de laatste jaren al tot stand gekomen, zoals de moge- 
lijkheid om langer zelfstandig in de eigen woning te blijven. In veel 
buurten bestaan inmiddels zogeheten woonclusters. In een nieuwbouwproject 
wordt een groepje op zichzelf gewone woningen gebouwd voor bejaarden. Een 
lift, extra sloten, een alarminstallatie, dat is het. Het maakt de ouderen 
gemakkelijk bereikbaar voor voorzieningen, zoals verzorging aan huis, 
maaltijdservice en de  buurtconciërge. Maar wat het belangrijkst is: zij 
doen het verder gewoon zelf en samen. Déze ouderen voelen zich thuis in hun 
wijk. Het zojuist gepresenteerde Plan Verzorgingshuizen gaat uit van 
dergelijke praktische zaken: zolang mogelijk zelfstandig wonen en de zorg 
daarop afstemmen. Dat biedt de garantie dat ouderen er werkelijk bij 
blijven horen.
   Een ander praktisch voorbeeld is de stadspas die de stad op veel 
plaatsen toegankelijk maakt voor de ouderen. Ook daar mag wethouder mevr. 
Wildekamp uitgesproken trots op zijn. Wat ons stoort is dat de stadspas 
door bepaalde kunstinstellingen niet geaccepteerd wordt, terwijl diezelfde 
instellingen wel korting geven aan bepaalde creditcardhouders of 
verenigingen. En storen is een ding, maar het wordt onaanvaardbaar als 
diezelfde instellingen dan ook nog gemeentelijke subsidie krijgen. 
Wethouder mevr. Wildekamp is doende daaraan een eind te maken, maar dat 
schijnt moeilijk te verlopen. Wil het College hier buiten twijfel stellen 
dat de kunstinstellingen maar één keus hebben als zij hun subsidie willen 
houden: zich voor de stadspashouder toegankelijk maken? Anders zal de PvdA 
daarvoor een voorstel indienen.
   Wat de PvdA betreft komt er in de toekomst ook een speciaal tarief voor 
parkeervergunningen voor ouderen die deze anders niet kunnen betalen. De 
auto moet worden teruggedrongen en parkeren zal duurder worden, maar wij 
zullen ook in dit opzicht moeten voorkomen, dat ouderen in een isolement 
komen. Tot nu toe was het College te weinig ontvankelijk voor deze 
gedachten.
   Amsterdam is sterk en moet sterk blijven. In Amsterdam is niet alleen 
een draagvlak voor problemen maar nog veel meer voor talent, solidariteit 
en creativiteit. Zeer veel mensen zijn de stad toegedaan. Het schijnt, dat 
in randgemeenten bedrijven knokken om een 020-nummer te krijgen. En wie 
kent niet de Nederlanders die op vakantie buitenlanders wijsmaken dat zij 
uit Amsterdam komen, maar wel met een Gronings of Limburgs accent. 
  Wij moeten Amsterdam wel sterk houden en daarom wil ik iets zeggen over 
het ROA. Wij zijn voor het ROA, omdat er problemen zijn. De kantorenmarkt 
houdt zich bijvoorbeeld niet aan de stadsgrenzen. Als wij op de IJ-oevers 
een strikte parkeernorm willen hanteren   het aantal parkeerplaatsen per 
bedrijf   kan een bedrijf zeggen, dat dit te weinig plaatsen zijn en dan 
naar Almere gaat. Of een bedrijf zou kunnen stellen, dat als wij erfpacht 
willen om de gemeenschap te laten meeprofiteren van ontwikkelingen, het 
eigen grond in Haarlemmermeer prefereert. Enige concurrentie tussen 
gemeenten is misschien niet slecht, maar nu kunnen wij worden uitgespeeld 
ten nadele van gemeenschapsbelangen.
   Een ander probleem. Evenals de Osdorper en de Watergraafsmeerder maakt 
ook de Amstelvener gebruik van Artis, het Concertgebouw en de binnenstad. 
Waarom betaalt zijn gemeente daar dan niet aan mee? Hier is dus een 
probleem met het eerlijk delen. Het aanpakken van deze problemen is in 
overeenstemming met de beste sociaal-democratische tradities: men probeert 
de markt te sturen en men wapent zich tegen té vrije krachten. Daarom is 
het goed dat er een ROA komt; het spreekt voor zich, dat die rechtstreeks 
moet worden gekozen. Het is wel nodig, dit democratisch te doen en niet te 
forceren. Dit betekent, dat ook Amsterdam een probleem heeft als 89% van de 
Almeerders tegen het ROA is. Ook voor de randgemeenten moet het ROA een 
verbetering zijn of tenminste een aanvaardbare correctie. De argumenten 
zijn er volop, maar de overtuigingskracht is kennelijk nog niet groot 
genoeg. Zolang moeten wij voorzichtig zijn en niet vergeten dat wij in een 
moeilijk proces zitten waar gelijk oversteken het belangrijkste middel is 
om vertrouwen in elkaar te verzekeren. Daarom ook moeten wij voorzichtig 
zijn met de organisatie van het gemeentelijk apparaat en met de zogeheten 
grootstedelijke taken. Alles is met de instelling van de stadsdeelraden al 
behoorlijk door elkaar geschud; een reorganisatie op een reorganisatie 
laten volgen leidt gauw tot moeilijkheden. Wat nooit mag gebeuren is dat 
het goede gemeentelijke apparaat wordt afgebroken en in de lucht komt te 
hangen tussen de stadsprovincie en de stadsdelen/randgemeenten. 
   Ook binnen Amsterdam moeten nog zaken worden gedaan. Ik heb er volledig 
vertrouwen in, dat de stadsdelen niet zichzelf maar Amsterdam als geheel 
voorop zullen stellen. Er zijn wel risico's. Twee jaar geleden riep 
bijvoorbeeld een stadsdeelwethouder, toen hij een meningsverschil had met 
de centrale stad over de woningtoewijzing in een bepaald bouwproject: "Als 
ik mijn zin niet krijg, bouw ik niet meer voor Amsterdam." Afgezien van de 
weinig bescheiden bestuursstijl leidt zo'n benadering rechtstreeks tot de 
allerwege gevreesde Balkanisering.
   Het is duidelijk: degene die speelt met het begrip "Amsterdam opheffen" 
speelt met vuur. Richter Roegholt spreekt in het NRC-Handelsblad van 16 
oktober 1993 over reacties op deze kreet die "variëren van stomme verbijs- 
tering tot blinde razernij". De PvdA rekent het tot een van haar 
voornaamste taken elk misverstand hierover te vermijden en zichzelf en rest 
van de Gemeenteraad deze verbijstering en razernij te besparen, zonder 
defensief te worden. Laten wij integendeel het initiatief nemen om te 
zorgen dat het debat de goede kant op gaat, zodat er een oplossing komt 
waarvoor draagvlak bestaat en dat er draagvlak komt voor de oplossing die 
nodig is. Onze inzet is: de stadsprovincie Amsterdam.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik begrijp toch uit uw woorden, dat u wel 
      degelijk instemt met het concept om de Gemeenteraad van Amsterdam in 
      1998 op te heffen, zodat wij nu de laatste raadsverkiezingen ingaan.) 
   Ik sprak niet over het opheffen van Amsterdam.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: U sprak wel over een stadsprovincie en het 
      benaderen van stadsdeelraden. Dat betekent dat er van de Raad niet 
      veel meer overblijft.)
   Ik wil juist voorzichtig zijn met Amsterdam; dat is de boodschap die ik 
hier geef en niet van wij moeten snel door en door en door... Die 
interpretatie laat ik dan maar bij de heer Van Duijn.
      (De heer PLATVOET: Is mijn conclusie juist, dat u ook niet staat te 
      juichen over het persbericht, dat de VVD 1000 ambtenaren wil 
      ontslaan? Begrijp ik voorts goed, dat, toen u sprak over een 
      deelraadsbestuurder, u doelde op de heer Peer uit Amsterdam-Noord?) 
   Ik heb nog geen persbericht van de VVD gezien. Als de VVD... 
      (De heer HOUTERMAN: De VVD ook niet.)
   De stadsdeelbestuurder waarover ik sprak was inderdaad de heer Peer uit 
Amsterdam-Noord. Ik heb het zelf overigens niet nodig gevonden, man en 
paard te noemen. Het ging mij om het voorbeeld; de partij doet er niets 
toe.
   De logische uitkomst van de 2005-discussie over de uitbreidingsprojecten 
en de bestaande stad was: het is niet of-of maar en-en. Amsterdam is bereid 
zijn eigen verantwoordelijkheid voor de toekomst ook in financiële zin te 
nemen. De wensen op infrastructuurgebied tot 2005 zullen nu door stedebou- 
wers en ingenieurs tot op decimalen nauwkeurig in financiële claims worden 
vertaald. Stevig onderbouwde investeringsprogramma's met betrekking tot de 
grote projecten ontstaan als het ware vanzelf. Niet automatisch gaat het 
met het onderhoud en beheer van de bestaande stad. Hoeveel is er nodig om 
ervoor te zorgen dat in Amsterdam alle scholen in 2005 in goede staat van 
onderhoud verkeren? En hoeveel voor de wegen? De pleinen? De musea? De 
andere voorzieningen? Er is geen civiel-technische noodzaak om het uit te 
rekenen; het kan dus blijven liggen. Om ervoor te zorgen dat op de momenten 
dat het geld wordt verdeeld de claims ten behoeve van de bestaande stad net 
zo hard en overtuigend zijn als die voor grote projecten, moeten er ook 
voor die scholen enz. investeringsprogramma's worden gemaakt die een loop- 
tijd hebben tot 2005. Ik dien een voorstel ter zake in.
   Het behoeft hier in deze Raad   hoewel...   gelukkig geen betoog, dat 
migranten niet de zondebok mogen worden van alles wat fout is of fout 
lijkt. Hopelijk behoeft het ook geen betoog dat de Amsterdammers die uit 
angst, eenzaamheid, het gevoel in de steek te zijn gelaten, hun heil 
dreigen te zoeken bij racisten, niet tot de zondebok mogen worden gemaakt. 
Die Amsterdammers hou je niet weg bij racisten door ze het stempel racist 
op te plakken. Die Amsterdammers hou je daar weg door in te gaan op hun 
problemen. Door het gesprek niet uit de weg te gaan, kan men de klachten op 
tafel krijgen. Door de reële klachten te erkennen, kan men de irreële 
passeren. Door de reële problemen aan te pakken, kan men het vertrouwen in 
het samenleven en in de politiek herstellen. Wij geloven mede hierom dat 
het goed is, zoveel te zetten op de leefbaarheid en de veiligheid. De enige 
manier om racisme echt te bestrijden is op de trap en op het werk; in 
direct contact met elkaar, gelijkwaardig met dezelfde rechten en plichten. 
Het is een taak van de politiek de indruk bij de Amsterdammer weg te nemen 
als zou de nieuwe Amsterdammer bevoordeeld worden.
   Veel oude Amsterdammers voelen zich bedreigd en veel nieuwe 
Amsterdammers voelen zich gestigmatiseerd. Het maakt in wezen niet uit of 
een nieuwe Amsterdammer uit Drenthe of Marokko komt: zij moeten beiden goed 
Nederlands spreken, beiden hun dochters naar school sturen en beiden hun 
vuilnis buiten zetten op de dag dat het wordt opgehaald. Ook hier kan de 
tweedeling krachtiger worden teruggedrongen.
   De missive is nogal defensief en vlak, maar dat ligt ook in de aard van 
dit College. Dat is echter geen oordeel over het College alleen. Elke Raad 
krijgt het College dat hij verdient. Deze Raad wilde na de daadkrachtige 
colleges van vroeger meer invloed voor zichzelf vanuit het idee, dat dan 
automatisch de bevolking meer invloed zou krijgen. Wel, misschien is de 
slinger wat doorgeslagen. De Raad en de bevolking hebben ongetwijfeld meer 
mogelijkheden om ongewenste dingen af te wenden. Het staat echter aller- 
minst vast, dat Raad en bevolking ook meer mogelijkheden hebben om gewenste 
dingen te stand te brengen. Integendeel, het lijkt stroperiger, taaier en 
wolliger te zijn geworden.
   Wij zijn verder gekomen in deze collegeperiode, maar er is geen reden 
tot juichen, want de problemen kwamen nóg verder. De tweedeling bleef de 
grote dreiging en de geloofwaardigheid van de politiek is nauwelijks of 
niet vergroot. Luisteren is goed, maar niet genoeg. 
Burgers willen, dat de
politiek ook problemen oplost, dus het minder naar voren schuiven van 
moeilijke keuzen, meer kleur bekennen, meer daadkracht en meer sociale 
rechtvaardigheid. Dat is onze eindconclusie. Mogelijk is het College 
daarvoor wel te breed samengesteld, of heeft het te lang geduurd voor wij 
de collegespelregels hebben aangescherpt om de te grote vrijblijvendheid   
van alle deelnemende partijen   om te zetten in commitment en 
collegialiteit. Die les is dan geleerd. Wij hoeven niet terug naar de stijl 
van vroeger, maar in de volgende raadsperiode moet een beter evenwicht tot 
stand kunnen komen.
   Partijen geven elkaar geen rapportcijfers maar het is wel nuttig aan het 
eind van deze collegeperiode de samenwerking te beoordelen. Wij stellen 
vast:
- D66 zet meestal de vorm voorop, terwijl de PvdA de inhoud vooropzet. 
Natuurlijk geeft dat verschillen en soms botsingen, maar wij staan vaak 
dicht bij elkaar en de samenwerking liep overwegend goed.
- De VVD staat inhoudelijk aanzienlijk verder weg van de PvdA dan D66, maar 
de collegialiteit was even groot. Sommige VVD'ers hebben de neiging zich te 
profileren als exclusief hoeder van het algemene Amsterdamse belang. Zij 
zetten daarmee de andere partijen in de hoek van de partijpolitiek. Dat is 
hinderlijk voor die andere partijen, mede in het licht dat deze VVD'ers in 
partijpolitiek voor niemand onderdoen, maar het is vooral slecht voor de 
geloofwaardigheid van de politiek. Die staat of valt ook met de helderheid 
van het politieke debat.
- Groen Links kon soms niet kiezen tussen de consequenties van 
collegedeelname   het aanvaarden van lusten en lasten   en de vertrouwde 
oppositierol en probeerde dan zo vaak mogelijk, zo veel mogelijk en zo lang 
mogelijk van twee walletjes te eten. Bij herhaling zei Groen Links, dat zij 
zichzelf in de oppositie miste. Wij misten hen ook wel eens in de opposi- 
tie. Toch ligt Groen Links in menig opzicht programmatisch het dichtst bij 
ons.
- Hoe denkt de PvdA over zichzelf in de laatste vier jaar? Wij denken dat 
wij er lang over hebben gedaan, de vreselijke klap van 1990 te verwerken. 
Wie echter onbevooroordeeld naar ons kijkt zal constateren dat wij in de 
laatste jaren onze lessen geleerd hebben. Wij waren in 1990 na de 
verkiezingen noodgedwongen de eerste partij die op een scherpe maar 
positieve manier de leefbaarheid en de veiligheid hoofdpunt van beleid 
maakte. Dat was ónze bestuurlijke vernieuwing. Wij hebben bovendien getoond 
te kunnen luisteren zonder onze beginselen prijs te geven. Dat hoeft ook 
helemaal niet: de Amsterdammer hoeft helemaal niet per se gelijk te 
krijgen, zolang je hem maar serieus neemt.
   Sommige collegepartners zeggen graag: de PvdA moest zo wennen aan haar 
nieuwe rol na de verkiezingen 1990. Dat klopt, maar zij vergeten, dat zij 
er zelf ook aan moesten wennen. De PvdA was niet langer de factor die auto- 
matisch opkwam voor de hoofdstroom, de continuïteit, de doelmatigheid, ook 
als dat minder populair was. Dat was vanaf toen een gezamenlijke taak. PvdA 
had haar achterstallig onderhoud op het punt van het open vertegenwoordigen 
gerepareerd, lang voordat andere partijen zich in staat toonden, ook de b- 
estuursrol goed en eerlijk te spelen.
   Hoe dan het volgend jaar?  Dat is natuurlijk aan de kiezers. Als die het 
mogelijk maken wil de PvdA er uiteraard graag bij zijn. Wat ons betreft in 
ieder geval met D66 erbij, want dat is niet alleen onze grootste concurrent 
maar ook onze grootste bondgenoot. Het gezelschapsspel voor de komende 
maanden is bekend: wie wordt de grootste. Hoewel het mijn type spel niet 
is, zouden wij stapelgek zijn als wij daarin geen uitdaging zouden zien om 
met alles wat wij hebben de verkiezingsstrijd te gaan voeren. Wat ons 
betreft gaat het dan wel over de inhoud: tegen de tweedeling, dus voor 
sociale rechtvaardigheid, voor een aanval op de werkloosheid, voor ouderen 
die dreigen te vereenzamen, voor de leefbaarheid, voor de veiligheid, voor 
het milieu en daardoor: voor alle Amsterdammers!
   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:

33    Voorstel van 17 november 1993 van de raadsleden Van der Laan en 
Stadig inzake het opstellen van een overzicht van onderhoudsnoden van de 
stadsdelen en de binnenstad met betrekking tot de infrastructuur 
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 783, blz. 3053).

   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling 
genomen.

   De heer ROBBERS: Mijnheer de Voorzitter. Het College schrijft boven het 
inleidend hoofdstuk van de begrotingsmissive dat 2005 is begonnen. Het 
kondigt een terugblik op de dit begrotingsjaar eindigende collegeperiode en 
een vooruitblik op de toekomstige bestuursperiode aan, vanuit de 
beoordeling van de situatie in 1993 en overziende vier beleidsterreinen. In 
hoofdlijnen, want de missive op gedetailleerd beleid begint in hoofdstuk 3 
en is nog dik genoeg.
   Ik wil het College in zijn beschouwing graag volgen. Wel lijkt het mij 
nuttig, er een onderscheid aan toe te voegen. De toekomende bestuursperiode 
is 1994-1998; het jaar 2005 ligt meer dan een cyclus later. Ik wil daarom 
dat jaartal 1998 afzonderlijk bekijken van het jaartal 2005. Ik begin dan 
bij 1990, het geboortejaar van dit College. Het is het interessant na te 
gaan, of die vier jaartallen in een lijn liggen, of dat wij te maken hebben 
of kunnen krijgen met een zigzag of kronkellijn.
   Waaraan ligt dat dan? Achtereenvolgens haak ik aan bij: 
- de bebouwde omgeving;
- werk en inkomen;
- verpozen in de stad;
- vreedzaam samenleven.
   Graag haak ik in bij de instemming van het College met de conclusie van 
de adviseur voor de ruimtelijke strategie, de heer Frieling, namelijk dat 
er te weinig zelfvertrouwen is in wat wij werkelijk hebben gedaan. Er is 
een verschil tussen beeld en werkelijkheid. Dat verschil wordt meestal 
vanaf het begin al door ons zelf ingebakken. Wij hebben de neiging, bij de 
presentatie van allerlei plannen in de eerste, meest fantastische fase 
positieve reacties stevig te omarmen. Vervolgens verdedigen wij elke door 
de realiteit aangebrachte vereenvoudiging of temporisering door het 
oorspronkelijke beeld opnieuw op te poetsen. Wij zijn dan teleurgesteld, 
wanneer bij de echte besluitvorming het verschil met het begin groter 
blijkt te zijn dan wij de burgers wilden doen geloven. Het verschil tussen 
droom en werkelijkheid; niet het verschil tussen voornemen, besluit en 
realisatie. De droom van sommigen binnen en buiten deze Raad voor de IJ- 
oevers is misschien uit elkaar gespat, omdat die droom nu eenmaal niet van 
de ene op de andere dag uit een toverlamp gepoetst kan worden. De kans 
echter, dat de besluiten over de IJ-oevers die wij hebben genomen worden 
gerealiseerd is groter dan ooit: het is misschien te betreuren dat wij te 
lang zijn uitgegaan van de droom in zijn geheel en niet eerder zijn 
begonnen met besluitvorming op basis van een groeimodel in ruimte en tijd; 
daartoe kwamen wij pas op 15 juli 1993.
    Zo hadden ook veel burgers een droombeeld van een autoluwe binnenstad. 
Het is voor hen moeilijk, dat te laten vervangen door de concrete punten 
van het Stappenplan. Het resultaat moet niet worden vergeleken met de 
droom, maar met de besloten maatregelen. Van wat gestadig en degelijk van 
de grond kwam hadden niet zoveel mensen wilde dromen gehad: Nieuw Sloten, 
de Amstelveenlijn en de ringlijn, het oostelijk havengebied, de voorbeeldi- 
ge realisatie van de AVI-West, de stadsvernieuwing. Voor de stad zijn die 
projecten toch geen kleinigheden, al lenen zij zich niet zo gemakkelijk 
voor fantasieën, hoewel ik mij soms niet aan de indruk kan onttrekken dat 
wethouder Ten Have wel degelijk regelmatig droomt van de rokende pijpen van 
de AVI-West.
   Het jaar 2005 is begonnen, niet omdat wij in 1990 zulke fantastische 
dromen hadden, maar omdat wij in 1993   eindelijk   de goede besluiten 
daarvoor hebben genomen.
   Ik kom nu aan de wat achtergebleven wensen en onafgemaakte lijnen: 
Nieuw- Oost, de afronding van de Vinexonderhandelingen, zodat wij aan de 
gang kunnen met infrastructuur voor rekening van degene die daarvoor 
werkelijk verantwoordelijk is: het rijk, en, om maar eens iets anders te 
noemen waarop niet behoeft te worden gewacht: verbetering van het 
welstandsbeleid. Bij het realiseren van onze projecten moeten wij, 
vooruitgrijpend, soms grotere risico's nemen dan vroeger. Dat hebben wij 
kort geleden aan den lijve moeten ondervinden bij het tunneltje onder de 
Oostertoegang. Dat is volgens D66 het beste van de nota Amsterdam naar 
2005; zij paart een hoog ambitieniveau aan een nuchtere afweging van 
mogelijkheden en prioriteiten.
   Bij de paragraaf "Werk en inkomen" wil ik wijzen op het feit dat de 
gemeente bij de huidige regelgeving niet veel instrumenten meer heeft om te 
sturen en om zelf in werkgelegenheidsprojecten te investeren. De inzet van 
gelden, behandeling en afrekening werden ooit door deze Raad beoordeeld. Nu 
kunnen wij voornamelijk slechts regelingen invullen die door bredere of ho- 
gere besturen worden bepaald. In het bestuur van het RBA is gebleken dat 
Amsterdam als medebestuurder afhankelijk is van andere partners bij de 
beslissing waarheen de beschikbare gelden voor scholing enz. gaan. Zelfs 
samen met andere bestuurders vanuit de gemeenten kan het Amsterdamse 
bestuurslid niet alles realiseren wat deze Raad haar als opdracht meegeeft. 
   Het College schrijft: 24 % van de werkzoekenden is moeilijk naar de 
arbeidsmarkt te bemiddelen. Daarop wordt een aantal instrumenten ingezet. 
Bij het probleem van de langdurige werkloosheid hebben wij het niet over de 
46 % die heel wel bemiddelbaar is en binnen een jaar ook weer aan de slag 
is, maar over die 24%. Op een enige tijd geleden gehouden studiedag werd 
door prof. Van Wijnbergen gemeld, dat van degenen die met behulp van tra- 
jectbegeleiding, werkervaringsplaatsen, banenpools enz. de irreguliere 
arbeidsmarkt betreden, uiteindelijk circa 1% in die arbeidsmarkt een 
blijvende plaats vindt, dus doorstroomt naar de reguliere arbeidsmarkt. Ook 
van degenen die niet aan dergelijke programma's deelnemen blijkt uiteinde- 
lijk 1% zover te komen. D66 kan dan ook de conclusie van het College dat 
juist het ingezette beleid op deze projecten krachtig moeten worden 
gesteund zo snel niet delen. De overheid zou tenminste ook moeten afwegen 
of het werkgelegenheidsrendement wordt vergezeld van duurzame 
produktiviteit. Wat gaat sneller: investeringen in af te nemen produkten, 
die om ze te produceren ook werkgelegenheid bieden, of alleen in 
tewerkstelling op zichzelf?
   Van de zijde van het bedrijfsleven bemerken wij bereidheid om aan het 
voorkeursbeleid van de gemeente in het kader van aanbestedingen en 
opdrachten mee te werken. Zij willen daartoe, laten zij weten, onder 
anderen een zeker aantal allochtonen in hun leerlingentrajecten opnemen, 
maar zij zeggen flexibeler en adequater te kunnen werken met quotering dan 
met persoonsgebonden afspraken. De mogelijkheid van doorstroming naar vaste 
aanstellingen wordt bij het laatste eerder verkleind dan vergroot. De 
fractie van D66 zou de bereidheid van het bedrijfsleven op dit punt wel 
eens willen toetsen. Kan het College aangeven in hoeverre aan deze wens kan 
worden tegemoetgekomen?
   Als het bedrijfsleven te weinig allochtone werknemers opneemt, is dat 
niet alleen als beeld slecht, maar ook als werkelijkheid. Gelukkig zijn er 
ook nu al bedrijven die zien dat het zelfs oncommercieel kan zijn, in het 
personeelsbestand geen afspiegeling te hebben van de bevolking van 
Amsterdam, vooral bij publiekgevoelige en loket-functies. Het mag best eens 
genoemd worden dat hier ook voorlopers zijn, zoals de Grenswisselkantoren 
en MacDonalds.
   De aanklacht tegen de regelzucht en abstract-centralistische denkwijze 
van Den Haag is ons uit het hart gegrepen. Regels maakt men niet voor 
anderen, maar voor zichzelf. D66 hamert dan ook onophoudelijk op het 
standpunt, dat wie wil decentraliseren, dat op drie fronten tegelijk moet 
doen: geld (en begroting), uitvoering (en regels) en bevoegdheden (en 
controle). Echte decentralisatie is centrale bemoeienis afschaffen. 
   Mijn volgende onderwerp is "Verpozen in de stad". Niemand kan zich beter 
wensen, dan een Amsterdammer te zijn. Wonen, leven, verpozen bepalen meer 
van de identiteit van onze burgers dan wij soms denken. Het is de 
aantrekkelijkheid en de uitstraling van de goede, oude stad Amsterdam die 
de mensen bindt. "Liever in Mokum zonder poen, dan in Parijs met een 
miljoen" heeft een hoog realiteitsgehalte voor veel mensen, ook al zullen 
de meeste mensen de absolute voorkeur geven aan de situatie: in-Amsterdam- 
met-een-miljoen.
   Dat Amsterdamse leefklimaat is een van onze grootste kostbaarheden en 
het is een economische factor van de eerste orde. Natuurlijk, de culturele 
activiteiten, waarvoor de Kunstenplan-systematiek de garantie biedt dat 
naast zekerheid voor waar Amsterdamse en bezoekende kunsten-minnaars op 
rekenen ook ruimte blijft bestaan voor nieuwe initiatieven en ideeën. Het 
is een prestatie van deze collegeperiode. De kunstenaars droomden er al 
jaren van. Deze Raad nam de besluiten die ervoor nodig waren en ook voor 
1994 wordt in deze begroting de consequentie getrokken.
   Ook de terreinen van recreatie, toerisme en horeca vormen echter een 
belangrijke, typisch Amsterdamse economische factor. Juist in deze sectoren 
ligt veel werkgelegenheid voor lager geschoolden. Investeren in het 
leefklimaat: schone straten, goed verkeers- en parkeerbeleid, handhaving 
van de veiligheid op straat, in de tram en in de metro; en in het 
recreatief en toeristisch klimaat, in de aantrekkelijkheid van de stad: 
dienstverlening aan toeristen, goed horeca- en terrassenbeleid, beheersing 
van de schoonheid van het beeld van de stad en de beeldkwaliteit van 
straten, wandelroutes en gevelwanden, dat alles is regelrecht van invloed 
op de positie van de Amsterdammers in hun economie, werk en inkomen. D66 
legt dan ook een directe verbinding tussen deze paragraaf en de vorige. 
   Dan kom ik, net als het College in de missive, bij het volgende punt, 
door u samengevat onder het kopje: vreedzaam samenleven. Hier komen de 
verbindingen aan de orde tussen veiligheidsgevoelens en tolerantie, 
bevolkingssamenstelling, specifieke groepen en nieuwkomers. In dit verband 
wil ik aanhaken bij een korte opmerking van Hans van Mierlo bij zijn 
algemene beschouwingen in de Tweede Kamer. Hij betoogt, dat migratie 
mondiaal is en dat het ondenkbaar is dat Europa zich daartegen zou kunnen 
afsluiten. Integratie is dus noodzakelijk. Van Mierlo zegt: "Migranten 
moeten integreren in de Europese cultuur; onze migranten in de Nederlandse 
cultuur, maar de identiteit van die cultuur is geen onveranderbaar vast 
gegeven. Al integrerend herscheppen zij mede onze identiteit. Wie zich 
daartegen verzet is een vreemdelingenhater." Evenmin als Nederland vol is, 
afgesloten, een maximum aantal inwoners verdraagt, zijn onze identiteit en 
cultuur ten einde toe ontwikkeld. Onze cultuur wordt door onszelf gemaakt 
en in onze stad wordt onze cultuur gemaakt door al haar bewoners van nu, 
niemand uitgezonderd. Niet waar wij vandaan kwamen of hoe lang wij onze 
wortels al in dezelfde grond hebben staan bepaalt onze cultuur, maar hoe 
wij ons als volwassen, autonome mensen in een democratische samenleving 
opstellen.
   In de door de Voorzitter gehouden Van Randwijk-lezing onder de titel 
"Solidariteit als norm", stelt hij de vraag aan de orde hoe zich die 
verhouden: individualisering en normbesef, aanhakend bij Van Randwijks 
uitdrukking "Normen van staat en vaderland". Als D66-er spreek ik ook 
dikwijls over individualisering, maar niet zoals de Voorzitter suggereert 
met een zekere gretigheid als over een natuurverschijnsel. Een D66-er vindt 
individualisering en democratie twee vruchten van dezelfde stam en 
democratie schijnt helaas allesbehalve een natuurverschijnsel te zijn. 
Neen, beide zijn het kenmerk van volwassenheid en verantwoordelijkheid, 
niet van een soort onvolwassen eigenbelang en dus onverantwoordelijkheid. 
Wat de Voorzitter onder het begrip "individualisering" bestrijdt, zouden 
wij "fragmentarisering" noemen. In ons begrip is het juist het kenmerk van 
een geëmancipeerde en tegenwoordig dus individuele burger, dat dat 
verantwoordelijkheid en solidariteit insluit, niet er tegenover staat. Een 
stille revolutie of een "onomkeerbaar proces", zoals Van Dam het beschrijft 
(bijvoorbeeld in de Machiavelli-lezing; de naam van deze cynicus schijnt in 
alle debatten tussen u en ons te moeten opduiken, als het aan ons ligt als 
slecht voorbeeld) is overweldigend, maar geen natuurverschijnsel. 
Revoluties en processen maken wij zelf en wij bepalen dus ook zelf doel en 
richting. Daarover gaat het als D66 pleit voor het serieus nemen van de 
individuele mens in de communicatie door de overheid. Uws ondanks worden 
die "normen van staat en vaderland" van Van Randwijk moralistisch als u 
deze losmaakt van de aanvaarding door de (complicatie: steeds veranderende) 
mensen die zich er door moeten laten leiden. De overheid moet afspraken 
handhaven, niet aan een morele beoordeling onderwerpen. In onze 
maatschappij maakt men afspraken op basis van individualisme, want zo 
stellen onze burgers zich op, inclusief de openheid voor een beroep op 
solidariteit.
   Met uw clausulering van zelfbeschikkingsrecht, namelijk "geen 
zelfbeschikkingsrecht zonder mensenrechten" ben ik het eens. Niet echter de 
bron van zo'n norm   of het nu als van God gegeven of als ideologie of 
ideaal wordt beschouwd   maar de toepassing ervan, door overeenstemming en 
in gezamenlijkheid vastgesteld, geeft de doorslag. Normen worden pas 
effectief wanneer zij worden erkend. Juist daarom moeten we niet de normen 
(de normen van hier?, van vandaag?, van de huidige groep?) als uitgangspunt 
nemen voor gezag, en ons afzetten tegen "regelzucht", maar zorgvuldig en 
democratisch afspraken maken en ons vervolgens daaraan voorbeeldig houden; 
ook als het gaat om de regels die wij hebben om de burgers te beschermen 
tegen misdaad, onveiligheid en angst. De Amsterdammers van de 
Molukkenstraat komen uit tientallen verschillende culturen, maar in hun 
verontwaardiging over de moord op de sigarenwinkelier Hartman zijn zij één. 
Niemand vindt het normaal dat een jongen een pistool op iemand leegschiet, 
op klaarlichte dag. Niemand tolereert dat, zij niet, u niet en ik niet. 
Voor drastische aanpak van de handel in vuurwapens is geen nieuwe wet 
nodig. Dat kan nu meteen, net als meer veiligheidscontrole op straat, ook 
overdag. Amsterdammers willen zich in hun eigen straat gewoon veilig 
voelen; alle Amsterdammers. Daar hebben zij geen profiteurs van extreem- 
rechts voor nodig, zoals gisteren is gebleken.
   De overheid is op haar sterkst, als zij zich aan haar eigen taken, 
wetten en regels houdt, niet als zij normen voorschrijft, maar als zij 
voorwaarden creëert voor ontwikkeling van normen- en waardengevoel bij de 
burgers. In dit licht ziet D66 het belang van de gelden die in de eigen 
begroting van Amsterdam worden uitgetrokken voor nieuwkomersbeleid. Onder- 
wijs is een van de sleutels voor de toekomst. Daarom is het ook goed dat op 
dit gebied verder wordt gekeken dan de eerste paar jaren. Investeren in 
werk (in produkten, zoals ik eerder betoogde) en in onderwijs is voor D66 
cruciaal voor al die zaken waarover wij nu praten: veiligheid, kansen op de 
arbeidsmarkt en vreedzaam samenleven.
   Ik keer terug naar het begin van mijn bijdrage: de jaartallen. In 1990 
hebben de kiezers om een wijziging van stijl, denken en handelen in de 
politiek gevraagd. Dat gaat dan zowel over vorm als over inhoud. Zo hebben 
wij het mandaat opgevat dat de kiezers aan de fractie van D66 hebben 
gegeven. Wij hebben drie jaar de tijd gehad, in het kader van het zozeer 
door ons gewenste brede College, die omschakeling zichtbaar te maken. Nu, 
in 1993, evalueren wij die pogingen, met het oog op de volgende periode. 
Wij constateren dat er wel degelijk in de afgelopen periode een omslag tot 
stand is gekomen, niet in de laatste plaats door de bereidheid, over de 
werkwijze van de Raad na te denken en daarvoor nieuwe afspraken en regels 
vast te stellen. Voor ons is de afspraak die wij maakten in de zogenaamde 
appendix een goede mogelijkheid, zakelijk met elkaar om te gaan: ruimte en 
commitment tegelijk. Op wat niet afgesproken is kan ook geen beroep worden 
gedaan en aan een warrige discussie over de meest individualistische 
opvattingen over bestuursstijl en -cultuur heeft niemand behoefte. Voor D66 
geldt ook hier: maak nu maar gewoon goede afspraken.
   Werkwijze en organisatie van het bestuur grijpen nu eenmaal op elkaar 
in. De discussie binnen en buiten Amsterdam over de regiovorming en de 
daarvoor te nemen stappen illustreren dat ook steeds. Wij menen dat de 
regio, waarin 17 gemeenten, waaronder Amsterdam, liggen een zelfstandig, 
provinciaal, bestuur moet krijgen. Sinds het rapport-Montijn uitkwam staat 
het belang van sterke grootstedelijke gebieden op de landelijke en Europese 
agenda. Dat is iets anders dan sterke grote steden en ook iets anders dan 
versterking van grote steden door gebiedsvergroting, waarover sommigen ons 
steeds weer willen laten discussiëren. Ik noem bijvoorbeeld de heer Lammers 
naar aanleiding van de jongste kabinetsbesluiten. D66 vindt dat Amsterdam 
als een van die 17 gemeenten meer dan eens zijn bereidheid heeft getoond, 
die regiovorming tot een succes te maken, en daar ook iets voor over te 
hebben. De gemeente Amsterdam moet blijven benadrukken dat zij bereid is 
bevoegdheden in dat regionaal bestuur, die nieuwe provincie, in te brengen 
en zich zelf terug te trekken op een kleiner terrein. Daarom wil ik het 
jaartal 1998 nog eens onderstrepen. Dat is immers het jaar, waarin wij die 
nieuwe situatie willen laten ingaan.
   Wanneer dan de huidige gemeente Amsterdam van haar huidige taken pas in 
dat jaar zal worden ontheven, moet misschien ook maar het gezicht van 
Amsterdam, burgemeester Ed. van Thijn, tot die tijd zijn rol blijven 
vervullen. Dan kunnen het nieuwe bestuur van de hoofdstad en de nieuwe 
provincie tegelijkertijd een nieuwe, liefst gekozen voorzitter krijgen. En 
is 14 jaar burgemeester niet een veel mooier getal dan 12 (twee maal zeven, 
en bovendien het rugnummer van Johan Cruijff!)?
   Een volledige periode dus nog met een College onder voorzitterschap van 
deze burgemeester. En opnieuw een programmatisch helder en zo mogelijk 
breed gefundeerd gezelschap van wethouders. Alleen dan kunnen de dromen van 
1990 en de lijnen naar 2005 over 1994 en 1998 worden heengedragen. Want, 
Amsterdam, die grote stad, de hoofdstad van het land, nu en straks, in de 
geschiedenis schoksgewijs zowel uit zijn voegen gebarsten als gedecimeerd, 
van grenzen veranderd en van status, is gebouwd op palen; altijd gekenmerkt 
door tolerantie, internationaliteit, op zijn tijd bereid tot alteratie, en 
als het erop aankomt heldhaftig, vastberaden en barmhartig. 
      (De heer HOUTERMAN: U stelt voor, het burgemeesterschap van de heer 
      Van Thijn, i.c. de PvdA, met twee jaar te verlengen. Is dat ook de 
      mening van uw partij landelijk?)
   Ik twijfel er niet aan dat mijn landelijke partij mij in al mijn 
uitspraken zal steunen.
   Het bestuur van de stad moet dan ook betrouwbaar blijken bij het omgaan 
met de mensen en bij het onderhoud van de kwaliteit van het stadsbeeld 
binnen een verantwoord omgaan met de middelen, want uiteindelijk zijn het 
de burgers die die aan het bestuur beschikbaar stellen en bij slecht 
bestuur het gelag betalen. Of: als die stad eens ommeviel, wie zou dat 
betalen?
   De heer PLATVOET: Mijnheer de Voorzitter. In de onlangs gepubliceerde 
Standaard-reisgids over Amsterdam houdt het hoofdstuk geschiedenis op in 
maart 1992 bij het referendum, met de overigens in twee opzichten onjuiste 
mededeling dat alleen de bewoners van het centrum zich tegen het 
autoverkeer uitspraken. Reisgidsen zijn per definitie onvolledig. Deze 
algemene beschouwingen kunnen het beeld opleveren dat er de afgelopen vier 
jaar wel iets meer is gebeurd dat de tand des tijds kan doorstaan. Ik zal 
in mijn opmerkingen terugblikken op het akkoord en de uitvoering daarvan en 
uiteraard ook vooruitblikken.
   De missive spreekt zeer relativerend over de waarde van een 
programakkoord en spreekt daarmee impliciet ook van verkiezingsprogramma's, 
begrotingen en missiveteksten. Enige relativering is wel op haar plaats, 
maar ik wil toch staande houden dat het akkoord het bindmiddel is van de 
partijen die het hebben ondertekend. Ik herinner aan de opwinding rond de 
appendix.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Bij wie zat die opwinding over de appendix?) 
   Die zat inderdaad ook bij mij. Er was sprake van enige collectieve 
opwinding.
   De ambities van het programakkoord zijn voor wat betreft de grote 
projecten behoorlijk aan hun trekken gekomen. Aan de IJ-oever, Nieuw-Oost, 
Noord-Zuidlijn, nieuwbouw Stedelijk Museum en stadion hebben veel tongen 
geproefd en zijn veel pennen geslepen. Er is belangrijke voortgang gemaakt. 
De trendbreuk is zichtbaar. Het terugdringen van de automobiliteit en de 
prioriteit voor het openbaar vervoer is daarin de belangrijkste blikvanger. 
De Tweede Coen blijft bestuurlijk ondergronds en de IJ-boulevard krimpt. 
Het weg-gen is vervangen door een rail-gen. Duurzaamheid is een belangrijk 
criterium geworden, dat in het nieuwe structuurplan ook herkenbaar vertaald 
zal worden.
   Daar waar vertragingen optraden of koerswijzigingen nodig waren, lag de 
oorzaak elders: bij beleggers of bij het rijk. Het was te optimistisch 
ingeschat dat binnen vier jaar een deel van de zuidelijke IJ-oever 
vernieuwd zou zijn, maar de basis is gelegd voor een aanpak die een 
mengeling moet zijn van stadsvernieuwing en stadsuitbreiding, met 
handhaving van bestaande karakteristieke gebouwen, bouw van goedkope en 
duurdere woningen, goed openbaar vervoer, kantoren en voorzieningen die 
aansluiten bij de binnenstad. Dit resultaat moet in de volgende periode 
verder gestalte krijgen en Groen Links wil in het volgende College daaraan 
zijn bijdrage blijven leveren.
   De Vinex-onderhandelingen hebben nog geen eindbeeld opgeleverd. Het 
Kabinet beraadt zich nog. De Tweede Kamer was weinig enthousiast over de 
door het Kabinet voorgestelde gemeentelijke bijdrage van 20% voor de 
railinfrastructuur. Er zweeft nog een bijdrage uit Almere boven de regio, 
onder het motto: wie breekt betaalt. De uithoeken van een regionale 
verevening van grondexploitaties zijn nog niet verkend. De toezegging van 
het rijk om 2,6 miljard gulden aan de railinfrastructuur bij te dragen is 
hoger dan ooit. Dat is een zeer forse stap in de goede richting. Er is 
natuurlijk ook sprake van een wisselwerking tussen enerzijds het rijk en 
anderzijds de planvorming zoals die in de gemeente Amsterdam inhoud heeft 
gekregen. Dat zijn allemaal argumenten om de ingezette koers vol te houden. 
Mocht het rijk bij zijn te lage bod voor Nieuw-Oost blijven, dan komen de 
alternatieven aan bod, zoals fasering en temporisering van Nieuw-Oost in 
samenhang met bouwlocaties elders in de regio.
   Ik kom aan het onderdeel werkgelegenheid. Een andere ambitie die Groen 
Links samen met PvdA, D66 en VVD had (en heeft) is het terugdringen van de 
Amsterdamse werkloosheid naar het landelijk percentage. Dat is van geen 
kant gelukt. De percentages zijn weliswaar iets naar elkaar toegegroeid, 
maar dat is te wijten aan de stijging van het landelijke percentage. Doet 
dit zielloze CDA/PvdA-kabinet nog een vertwijfelde, hoofdzakelijk optische 
poging om iets aan werkgelegenheidspolitiek te doen, het College lijkt het 
moede hoofd in de schoot te leggen. Volgens het College zal het 
werkloosheidspercentage in Amsterdam de komende jaren gelijk blijven. Is 
dit een waarschuwing met voorspellende waarde voor de opstellers van een 
nieuw programakkoord? Groen Links vindt moedeloosheid op dit punt 
onaanvaardbaar. In de Eerste Kamer dreigt de Wet Bevordering arbeidskansen 
allochtonen het door toedoen van de fractie van de VVD in de Eerste Kamer 
niet te halen. Wellicht kan de Amsterdamse VVD haar senatoren eens wijzen 
op de harde realiteit in de grote stad.
   Het College laat kansen liggen als geen uitvoering aan het 
programakkoord wordt gegeven om bij nieuwe bedrijven en bij gemeentelijke 
opdrachten Amsterdamse werklozen aan de bak te laten komen. Vorig jaar 
heeft Groen Links met vooral de PvdA op dit punt het debat gevoerd. Er is 
een voorstel onzerzijds aangenomen om te komen tot uitvoering van het 
programakkoord, maar van uitvoering van die uitspraak is nog niets 
vernomen. Wij hebben ervoor gepleit om bij de op stapel staande grote 
projecten bedrijven te binden om Amsterdamse werklozen in dienst te nemen. 
Toen was het praten tegen dovemansoren. Inmiddels zijn Jan Schaefer en 
Tineke van den Klinkenberg door de PvdA aan het werk gezet, twee leden van 
partijen die, als ik de heer Van der Laan goed heb begrepen, programmatisch 
het dichtst bij elkaar liggen. Het is prima, als naast creatieve ideeën 
voor meer banenpoolers en leerlingplaatsen ook de "harde" werkgelegenheid 
wordt aangepakt. De gemeente gunt aannemers de bouw van een nieuw stadion, 
van de Noord-Zuidlijn, de vernieuwing in Zuidoost. Daar liggen de kansen 
voor het grijpen.
   Daarnaast moeten herverdeling en arbeidstijdverkorting worden ingezet om 
meer mensen aan werk te helpen. De Hout- en Bouwbond FNV heeft zich daar 
onlangs voor uitgesproken. Ook dat aspect moet nadrukkelijker bij 
onderhandelingen over de gunning van grote projecten worden meegenomen. 
   Het volkshuisvestingsbeleid is de afgelopen vier jaar vanuit Den Haag op 
ongekende wijze onder druk gezet door, paradoxaal genoeg, steeds minder 
bemoeienis te proclameren. Meer verantwoordelijkheden worden bij gemeente 
en corporaties gelegd, terwijl de rijkssubsidies sterk teruglopen. In dit 
ongunstige tij voor sociale volkshuisvesters is het College erin geslaagd 
de belangrijkste opgave uit het programakkoord, compact en gedifferentieerd 
bouwen, redelijk uit te voeren. Ik heb er helemaal geen moeite mee, ook 
over andere wethouders dan van Groen Links positieve dingen te zeggen. Wij 
zijn tegen een tweedeling in de stad, maar ook tegen een tweedeling in dit 
College. Dat wethouder Genet niet alle heil van projectontwikkelaars en 
vrije-sectorbouw verwacht, siert hem.
      (De heer VAN DER LAAN: Het ligt volstrekt voor de hand, maar alle 
      complimenten die wij krijgen zijn welkom.)
   Een sociaal volkshuisvestingsbeleid past naadloos in de Amsterdamse 
traditie. Ook de komende jaren zullen er extra krachtsinspanningen nodig 
zijn om de voorraad betaalbare huurwoningen in stand te houden en 
kleurrijke nieuwbouwwijken te realiseren.
   In de bestaande stad kan ook nog op verantwoorde wijze verdicht worden 
in de westelijke tuinsteden. Hier hoeft niet te worden gesloopt om door een 
bouwimpuls deze wijken te revitaliseren. Een gemengd woonmilieu voorkomt de 
op de loer liggende segregatie.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Zijn er nog tuinsteden, met tuinen?) 
   U krijgt antwoord; ik had op uw vraag gerekend. Als deze verdichting 
gepaard gaat met een verbetering van de openbare ruimte en het groen, 
ontstaat een kwalitatief betere woonomgeving en zal ook een beter draagvlak 
in de buurt kunnen worden gecreëerd.
   Het programakkoord kent een aantal forse, vergaande milieudoel- 
stellingen, niet alleen bij kwaliteitsbeheer van water, bodem en lucht, 
maar ook bij verkeer (o.a. Schiphol), afval, bouwen en energie-opwekking. 
Er is hier sprake van een wisselend resultaat.
   De besparingsprojecten van het GEB spreken tot de verbeelding, maar 
niettemin stijgt het verbruik van elektriciteit. De aanvoer naar de AVI- 
West daalt volgens de missive naar verwachting in 1994 met 30 kiloton en 
met 100 kiloton in vergelijking met de prognoses die voor de bouw golden, 
maar het is onthutsend in de missive te moeten lezen dat om de 
overcapaciteit maximaal te benutten de directie moet vechten voor elke 
extra ton afval. Dat is de ongerijmdheid waarvoor Groen Links in 1988 al 
waarschuwde: een milieuvoorziening die moet uitgaan van een groei van de 
afvalberg.
   De milieuparagraaf uit het programakkoord heeft nog weinig van zijn 
urgentie verloren. Dat zegt iets over de kwaliteit van die tekst, maar het 
zegt nog meer over de weerbarstige realiteit. Die is alleen door het maken 
van eenduidige keuzen te beïnvloeden. Ongewild drukt wethouder Ten Have 
toch zijn stempel op het milieubeleid: én dat milieubeleid te willen 
uitvoeren én economische groei niet in de weg te willen staan. 
   Evenals de mens is noch de 17de-eeuwse binnenstad, noch de 19de-eeuwse 
gordel berekend op een overmaat aan auto's. Uit onderzoek van Regioplan 
blijkt dat de overdaad aan auto's de bewegingsvrijheid van kinderen ernstig 
inperkt. Het zelfstandig buiten spelen en zonder ouder(s) naar school gaan 
door Amsterdamse kinderen is dramatisch verminderd, waardoor de individuele 
ontplooiing vertraagt. Mede op grond van dit zeer liberale standpunt is 
Groen Links voor de autoluwe (binnen)stad. Verkiezingsprogramma's van D66, 
PvdA en Groen Links spreken, ieder op hun eigen manier, duidelijke taal op 
dit punt en bieden een goede basis om na de verkiezingen die trendbreuk in 
het gebruik van de auto aan te brengen.
   Onze opvattingen over de uitbreiding van Schiphol zijn onze 
collegepartners vaak een doorn in het oog en andersom. Het is, met name bij 
D66 en PvdA, een krampachtige Amsterdamse houding, want hun partijgenoten 
in ROA, provincie en Tweede Kamer denken aanmerkelijk genuanceerder en 
kritischer over deze sprong voorwaarts die wat het milieu betreft een 
sprong achterwaarts is. Zonder het economische belang van Schiphol te 
ontkennen, moeten er toch wat kanttekeningen geplaatst worden bij het dogma 
dat het de kurk is waar de Amsterdamse economie op drijft. Zakelijke en 
maatschappelijke dienstverlening, kunst en cultuur, hoger onderwijs en 
produktiebedrijven zijn evenzovele kurken.
   Onlangs is door landelijk Groen Links een uitgewerkt alternatief 
gepresenteerd voor Schiphol onder de titel "Schiphol op het goede spoor", 
waarin een trainport-scenario wordt ontwikkeld waarin de mainportgedachte 
en de verhoging van de milieukwaliteit worden geïntegreerd. Om de 
inhoudelijke discussie een impuls te geven zullen wij ieder raadslid gratis 
een exemplaar schenken en dagen wij de woordvoerders van de akkoordpartners 
uit voor een openbaar Schipholdebat, waarvoor nog een uitnodiging in 
januari 1994 zal volgen.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Ondergronds per spoor naar Amerika, Afrika 
      enz.?)
   Dat is nu typisch de manier waarop de discussie niet moet worden 
gevoerd.
   Overigens zit er in deze nota op onderdelen een verrassende overeenkomst 
tussen het programakkoord en dit Groen Links-alternatief zoals: geen 
toename van milieu-overlast (geluidshinder, luchtverontreiniging, 
gezondheid omwonenden) en de rail voor continentaal (passagiers)verkeer. 
Wat die kurk betreft: volgens het NEI-model zal ook het Groen Links- 
scenario leiden tot uitbreiding van de werkgelegenheid met in totaal 
125.700 arbeidsplaatsen in het jaar 2015.
   Voor Groen Links is veel beleid dat erop gericht is mensen van 
verschillende culturen en nationaliteiten hier te laten aarden, 
vanzelfsprekend. Amsterdam is de stad van iedereen die hier woont en moet 
die "ark voor vluchtelingen" blijven, zoals de 17de-eeuwse Franse filosoof 
Pierre Bayle de stad betitelde. Scherper dan voorheen moet echter worden 
gewaakt voor een zo breed mogelijk draagvlak voor dit beleid. Daarbij moet 
duidelijk worden gemaakt, dat bijvoorbeeld positieve actie geen doel is, 
maar een praktisch middel dat tijdelijk moet worden ingezet om 
achterstanden in te lopen. De term "minderhedenbeleid" is niet meer 
passend. Amsterdam telt het hoogste percentage werklozen, arbeids- 
ongeschikten, laag opgeleiden, ouderen, alleenwonenden, homo's, migranten, 
eenoudergezinnen, weduwen, weduwnaars, gescheiden mensen, yuppen, 
woonbootbewoners en Ajax-supporters; ik vergis mij: Feijenoord-supporters. 
De bevolking is een bonte verzameling van minderheden, het traditionele 
gebruik van het woord minderheden veronderstelt echter ook een meerderheid. 
Het is deze zwart-wit-tegenstelling die wij juist moeten ontstijgen. Een 
consequent en sociaal beleid dat achterstandssituaties wil opheffen, 
ongeacht tot welke minderheid men behoort, is voorwaarde voor verbreding 
van het draagvlak van de multiculturele stad. Dat is de actuele waarde van 
die oude socialistische leus: spreiding van kennis, inkomen en macht. 
   De heer Van der Laan heeft al het een en ander gezegd over de Indische 
Buurt. Ik zou het volgende eraan willen toevoegen. De heer Beaux kwam 
daarbinnen met het motto: Buitenlanders de buurt uit, en de buurt reageerde 
met de opmerking: racisten de buurt uit. Laten wij niet vergeten dat het 
multiculturele Amsterdam talrijke aantrekkelijke kanten heeft. 
Tolerantietoerisme is daar een uitdrukking van. Met de promotie van 
Amsterdam als homohoofdstad en het binnenhalen van de Gay Games wordt een 
nieuwe bladzijde toegevoegd aan het gastenboek van de stad dat inmiddels 
uit ontelbare delen bestaat.
   Veel woorden zijn er deze periode vuil gemaakt aan bestuurlijke 
vernieuwing. Groen Links heeft daar ook aan meegedaan, omdat in onze 
interpretatie bestuurlijke vernieuwing kan bijdragen tot meer 
democratisering, namelijk door de parlementaire, vertegenwoordigende 
democratie aan te vullen met middelen die elementen van directe democratie 
in zich dragen, zoals het referendum. 
Dit middel is nu één keer beproefd en
er zijn wijze lessen getrokken. Hier voltrekt zich een scheiding tussen 
PvdA, D66 en Groen Links enerzijds en de VVD anderzijds, waar deze laatste 
partij zich, op vermeende principiële gronden en met schijnargumenten, 
tegen een dergelijk correctief referendum blijft verzetten. 
      (Mevr. VAN DER STOEL: Dat is nu precies het verschil tussen 
      conclusies trekken en wijze lessen.)
   Ik heb de bijdrage van mevr. Van der Stoel in het blad van de VNG 
gelezen en ik begreep, dat ik daaruit deze stelling wel mocht concluderen. 
Als dat niet juist is, verneem ik dat graag.
   Het correctief referendum is echter geen antwoord op de scepsis die veel 
mensen koesteren tegen de politiek. In theorie weten wij wel wat het goede 
antwoord is: een helder beleid dat alledaagse problemen van grote groepen 
op een concrete manier aanpakt, zoals leefbaarheid, veiligheid, wonen en 
werken.
   Het Integraal Veiligheidsbeleid is daarop ook een antwoord, maar wij 
vinden dat dit te schuchter op gang komt. De 1,37 miljoen gulden die 
daarvoor extra wordt uitgetrokken is een goede stap, maar over de precieze 
invulling moet de Raad nog worden geïnformeerd.
   De conducteur komt op steeds meer trams. Het voorstel van vorig jaar 
daarover blijft een van de belangrijkste politieke signalen die deze Raad 
heeft afgegeven: de uitbreiding moet doorgaan tot op alle trams de 
conductrice is teruggekeerd. Het is toch godgeklaagd dat de CDA/PvdA- 
regering weigert prioriteit te leggen bij deze breed gedragen 
maatschappelijke en politieke wens en geen middelen beschikbaar stelt om 
hier normale banen van te maken. De Amsterdamse lobby lijkt, partijpolitiek 
gezien, vleugellam.
      (De heer BRUINS SLOT: Hoe bedoelt u dat? De wethouder van deze 
      gemeente heeft toch gezegd, dat deze gemeente geld genoeg had?) 
   Ik merkte op: om hier normale banen van te maken. Dat laatste punt is de 
essentie van deze zin.
      (De heer VAN DER LAAN: Ik vind het wel erg gemakkelijk, het voorstel 
      van verleden jaar te omschrijven als het marcatiepunt van het College 
      op dat gebied. Er staat namelijk helemaal niet, dat op alle trams een 
      conducteur zal komen. Dat was nu juist vorig jaar de inzet van de 
      strijd. U hebt toen om de partijpolitieke reden waarover straks al 
      sprak heel gemakkelijk aangehaakt bij D66 en de VVD, maar u hebt zich 
      daarmee wel vastgelegd op het feit er niet staat: op alle trams. U 
      verkeert nu niet in de positie om te zeggen dat alle trams een 
      conducteur moeten hebben. Dat mogen de VVD en D66 zeggen, wij niet, 
      want wij hebben dat niet verstandig gespeeld, maar u eet nu van twee 
      walletjes.)
   Ik eet helemaal niet van twee walletjes; dat kan overigens soms best 
smakelijk zijn.
      (De heer VAN DER LAAN: Zolang mogelijk, zoveel mogelijk en zo vaak 
      mogelijk valt op!)
   Het voorstel van D66, VVD en Groen Links, dat de PvdA niet wenste mee te 
ondertekenen, spreekt uit, dat alle trams weer een conducteur moeten 
krijgen, alleen wordt voor 1993 een invoeringsplan voor 8 lijnen gevraagd. 
Dat plan is in 1993 niet gerealiseerd, maar het uitgangspunt van het 
voorstel...
      (De heer VAN DER LAAN: Dat stond tegenover de inzet van de PvdA en 
      het CDA om te zeggen, dat wij het desnoods voor eigen rekening zouden 
      gaan doen. U hebt daaruit toen de stekker getrokken omdat het u op 
      dat moment niet uitkwam. Dat was uw goed recht, maar dan moet u nu 
      niet goede sier maken.)
   Het uitgangspunt van het voorstel was: op alle trams een conducteur. Het 
voorstel is aangenomen, ook met de stemmen van de PvdA, en van de PvdA is 
toen geen voorstel in stemming gekomen.
   De criminaliteit grijpt om zich heen, zelfs de politiek zelf ontkomt er 
niet meer aan. De geschoktheid is te vergelijken met die van iemand die 
voor het eerst een inbreker in huis heeft gehad die alle laden heeft 
omgekeerd. De eigen intimiteit is aangetast. Ik meen, dat dit de oorzaak is 
van de terechte commotie en niet zozeer het feit dat politiek met 
criminaliteit in verband wordt gebracht. Wie kranten leest weet dat al 
jarenlang ook in Nederland regelmatig burgemeesters, wethouders, 
politieagenten en ambtenaren worden betrapt op het aannemen van 
steekpenningen en het zeer goedkoop laten verbouwen van de woning door een 
aannemer die gemeentelijke opdrachten krijgt. Onterechte verhuis- en 
autokostendeclaraties, belastingontduiking, handelen met voorkennis, 
dronken achter het stuur, ongewenste intimiteiten op en buiten het werk; 
het is hele reeks van kleine en middelgrote overtredingen en criminaliteit 
die ook in de politiek voorkomt. Dat betrof echter altijd mensen die   ooit 
met idealen begonnen   een jarenlange tocht door de politieke hiërarchie 
hebben gemaakt en in een bepaalde positie verleidingen niet konden 
weerstaan. Terecht wordt van deze zaken, als die bekend worden, ophef 
gemaakt en strafvervolging ingezet door het Openbaar Ministerie. Van 
partijpolitieke maatregelen, bijvoorbeeld royement, wordt zelden iets 
vernomen. Ik vind het wel vreemd dat te moeten constateren. Toch zal de 
politiek dit zelfreinigend vermogen moeten opbrengen om nog met enig gezag 
een moreel appel op de samenleving te kunnen doen als het gaat om 
solidariteit en tolerantie.
   Terugblikkend op de affaires met betrekking tot de infiltratie van 
criminelen die de afgelopen weken een belangrijk stempel hebben gedrukt op 
de publiciteit rondom de gemeentepolitiek in Amsterdam, concludeert Groen 
Links:
- terecht wordt, mede als preventie, mogelijke infiltratie door criminelen 
in politieke partijen aan de orde gesteld;
- beter was het geweest als dit een halfjaar geleden was gebeurd; 
- over politiek gevoelige kwesties moet voortaan vooraf afstemming 
plaatsvinden tussen korpsleiding, burgemeester en fractievoorzitters en het 
is aan de burgemeester deze naar buiten te brengen;
- politieke partijen moeten zelf bepalen hoe zij omgaan met een partijlid 
dat ervan wordt verdacht vanuit een criminele organisatie te infiltreren. 
Het onderhands doorgeven van informatie door politie aan politieke partijen 
van mogelijke verdachten heeft twijfelachtige aspecten: wat is het bewijs, 
wat is de verdenking, waarom geen openbare strafvervolging? 
   Over deze aspecten zullen wij allen goed moeten doordenken ten einde tot 
verstandige afspraken te komen.
      (De VOORZITTER: Onderhandse informatie wordt door de Politie nimmer 
      aan politieke partijen gegeven.)
   U hebt gelijk.
   Deze raadsperiode is een merkwaardige mengeling van resultaten, 
politieke spanningen, schandaaltjes en slippertjes. De politieke 
draagkracht bleek daartegen bestand. Hoewel af en toe een steekspelletje 
tot het politieke repertoire behoort, bleek de wil van elke coalitiepartner 
om samen verder te gaan te domineren. De argumenten daarvoor kunnen   en 
zullen wellicht ook   per partij verschillen. Het resultaat is echter,  dat 
een aantal belangrijke besluiten op een breed draagvlak in de Raad kunnen 
rusten, zoals de Noord-Zuidlijn, een matig tarievenbeleid, de nota 
Amsterdam naar 2005, het gedifferentieerde woningbouwprogramma, het 
taalonderwijs, de ontwikkeling van de IJ-oever en de uitbreiding culturele 
infrastructuur.
   De brede politieke samenstelling was   waarschijnlijk   een voordeel in 
de afgelopen periode, die Groen Links als een overgangsperiode ziet. Een 
overgang van een situatie waarin één partij   de PvdA   de Amsterdamse 
politiek domineerde naar een situatie waarin sprake is van meer 
evenwichtige verhoudingen. In vele opzichten is dat een goede ontwikkeling, 
want langdurige dominantie van één partij veroorzaakt politiek 
eenrichtingsverkeer, polijst ivoren torens en stimuleert ambtelijke 
monoculturen. En: andere partijen moeten zelf hun verantwoordelijkheid 
oppakken, het wegkruipen achter een brede rug is er niet meer bij. Bij alle 
ellende moet dat toch ook een opluchting zijn voor de PvdA; zij wordt niet 
meer als enige aangekeken op alles wat er in dit werelddorp fout zou gaan. 
Wij kunnen daarvan meepraten.
   Groen Links zit helemaal niet gevangen in een spanning tussen oppositie 
en bestuur. Ik vind dat een verkeerde analyse; die is veel te gemakkelijk 
en te plichtmatig. Er is een spanning tussen kritisch zijn en volgzaam 
zijn. Dat is de enige spanning waartussen wij verkeren en dat is een 
gezonde spanning, een typisch Amsterdamse spanning.
      (De heer VAN DER LAAN: Dat is geen typisch Amsterdamse spanning. Het 
      krijgt hier misschien wat meer lading, maar dat is eigen aan goed 
      besturen. Daaraan zijn veel mensen in deze Raad al gewend. Wij hebben 
      aan de orde gesteld, dat als u zegt, dat wij moesten wennen aan het 
      verlies van veel invloed, dit juist is, maar dat het tot aan het pak 
      slag over de brief van de Vietnamweide heeft geduurd voor Groen Links 
      heeft gezegd dat zij voluit meedoet. U legt een in mijn ogen 
      vanzelfsprekendheid neer als een geweldige verworvenheid. Zo zag ik 
      het niet).
   Ik kan mij herinneren, dat ik verleden jaar tijdens de algemene 
beschouwingen heb gezegd dat wij wat betreft de uitvoering van het 
programakkoord voor, achter, naast, boven, links, rechts en onder het 
College staan. Dat is namelijk de enige toets waarop wij elkaar kunnen 
beoordelen. Ik daag de heer Van der Laan uit, op grond daarvan met 
argumenten te komen, waarmee hij kan staven wat hij zojuist heeft gezegd. 
Dat kan hij niet.
      (De heer VAN DER LAAN: Ik kom daarop in tweede termijn terug.) 
   Als het uitkristalliseren van de nieuwe verhoudingen een verrechtsing 
oplevert, is de politieke winst wat ons betreft, zeer betrekkelijk. Als het 
echter leidt tot een pluriforme, maar progressieve samenwerking, waarin 
solidariteit, duurzaamheid en individuele ontplooiing centraal staan is er 
sprake van pure winst. Het is dan ook een overgang naar een ander type 
beleid, waarin waardevolle linkse punten   verdeling van werk, sociaal 
volkshuisvestingsbeleid, gelijke kansen in het onderwijs   gecombineerd 
worden met ecologische en libertaire uitgangspunten. Dat houdt bijvoorbeeld 
in:
- een veel gedifferentieerder bouwprogramma naar woonbehoefte van ouderen, 
zelfstandig samenwonenden, woongroepen, jongeren, migranten, 
thuiswerkenden;
- een drastische keus voor deeltijdarbeid, arbeidstijdverkorting en 
herverdeling van werk;
- opheffing van verzuilde schooltypes: op naar een brede samenwerking van 
verschillende soorten onderwijs op wijk/deelraadsniveau;
- uitbreiding van de autoluwe binnenstad tot een autoluwe stad; 
- experimenteren met en stimuleren van nieuwe vormen van openbaar vervoer, 
taxi's, bezorgdiensten en gemeenschappelijk autogebruik
- een zelfverzekerde manifestatie van de gemeente Amsterdam als 
multiculturele stad;
- het terugwinnen van de openbare ruimte als stedelijke ontmoetingsplaats 
van hoge kwaliteit; weg met de reclameterreur, de wegwerp-, patatten- en 
shoarmacultuur;
- bevordering van sociale samenhang door groepen met elkaar in contact te 
brengen en door regels consequent te handhaven.
   Als deze periode voor zo'n beleid de basis heeft gelegd zal de 
geschiedenis gunstig oordelen.

   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:

34    Voorstel van 17 november 1993 van de raadsleden Platvoet, mevr. 
Onstenk en Houterman inzake het doen van nadere voorstellen voor een 
sabbatsjaar, arbeidstijdverkorting en deeltijdwerk (Gemeenteblad afd. 1, 
nr. 784, blz. 3054)

   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling 
genomen.

   Mevr. VAN DER STOEL: Mijnheer de Voorzitter. Namens de VVD-fractie wil 
ik voorafgaande aan mijn betoog de heer Van der Laan complimenteren met 
zijn première als fractievoorzitter bij de Algemene Beschouwingen. Voor dat 
het hem helemaal teveel wordt, kan ik hem alvast mededelen, dat dit nog 
niet wil zegggen dat wat de inhoud van zijn betoog betreft wij het daar 
helemaal mee eens zouden zijn. Wij komen elkaar dus nog wel tegen. 
   De lafhartige moorden in de Molukkenstraat en de Vrolikstraat raken ons 
allen in het hart. Bij veel mensen leeft de vraag, of men nog wel veilig de 
straat over kan. Daarom heeft vergroting van de veiligheid een stevige 
injectie nodig. Dat heeft het College ook aangevoeld. Meer politiemensen op 
straat, komst van politiesurveillanten, het Pleinenplan, uitbouw van de 
beheerdienst, de conducteurs op de tram, preventief bouwen, het gaat 
allemaal gebeuren in 1994. Een duidelijke financiële schep er bovenop in 
het nieuwe programakkoord is inzet van de VVD.
   Wij leven niet alléén in onze straat, maar met vele anderen. 
Gezamenlijk, in onze multiculturele hoofdstad, dragen wij ver- 
antwoordelijkheid voor het wel en wee. Noch afwenteling op de overheid, 
noch ieder voor zich mag het parool zijn. Geef mensen hun problemen terug, 
zegt politiepsycholoog Frans Denkers, spreek ze aan op hun ervaringen en 
deskundigheden. De VVD vindt dat hij daarin gelijk heeft.
   Is het College bereid samen met deelraden, wijkteams, winke- 
liersverenigingen en individuele winkeliers de beveiliging van 
winkelpersoneel en klanten op te voeren? De VVD-fractie is bereid hiervoor 
extra geld uit te trekken in goed overleg met andere fracties. Heeft het 
College het alarmeringssysteem voor alle ouderen in 1994 geregeld, zodat 
zij zich ook binnenshuis veilig kunnen voelen?
   Sociale vernieuwing levert een bijdrage onder meer door het 
inbraakpreventieproject. Werken inmiddels alle woningbouwcorporaties even 
doeltreffend mee?
   Overigens, gaat sociale vernieuwing nu toch verworden tot een extra 
subsidiepot voor noodzakelijke investeringen in mensen en de bestaande 
stad? De VVD meent, dat portefeuillehouders na de aanloopfase te traag zijn 
in het overnemen van succesvolle activiteiten in het reguliere budget. Is 
hier sprake van ambtelijke waterschotten of competentiestrijd als een 
project is "uitgevonden" via sociale vernieuwing?
   Deze laatste begroting is wel omschreven als een saaie. De omschrijving 
klopt in de definitie van voorspelbaar. Het was niet moeilijk te raden 
welke voorstellen het College zou doen. In het Programakkoord 1990-1994 
staat wat PvdA, D66, Groen Links en VVD in deze raadsperiode willen 
realiseren. De begroting voor 1994 vormt er   in deze samenstelling 
vooralsnog   het sluitstuk van. De rol van de Raad als hoogste orgaan wordt 
ermee onderstreept. Over  het politieke primaat kan geen onduidelijkheid 
bestaan: die ligt bij de Raad.
   In deze raadsperiode is het wel eens zoeken naar het juiste evenwicht om 
alle vier de partijen voldoende recht te doen, maar niet naar de wil om 
waar te maken wat wij in 1990 de Amsterdamse burgers beloofden te gaan 
doen.
   Naast vrijheid, verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid en 
verdraagzaamheid is sociale rechtvaardigheid leidraad bij het liberale 
beleid. Ondersteunen waar nodig op weg naar zelfstandigheid, mensen 
stimuleren hun talenten aan te wenden ten behoeve van zichzelf én de 
samenleving. De VVD noemt dit ook wel trampolinebeleid. De overheid niet 
als hangmat of vangnet, maar als trampoline. Je moet wel zelf springen om 
hogerop te komen. Veel meer mensen kunnen dat dan de Raad soms voor 
mogelijk houdt. Neem migranten. Te vaak, ook door henzelf, worden 
migrantenvrouwen en -mannen neergezet als probleemgroep. Iedere dag opnieuw 
kan men zien, dat dit beeld niet voor iedereen opgaat. De VVD vindt dat wij 
als Raad zorgvuldiger ook naar henzelf moeten luisteren en wat minder naar 
de belangenbehartigers. Waar vinden individuele migranten dat de lacunes 
zitten, welke bijdrage leveren zijzelf om de lacune te vullen? Migranten 
zijn evengoed een kansvolle groep, mits de politiek hun de kans biedt, 
kansrijk te worden. Een inburgeringscontract kan hierbij een nuttige rol 
vervullen. Daarin kunnen de afspraken tussen het individu en de overheid 
worden vastgelegd. Aan de hand daarvan kan de voortgang worden bewaakt. Wij 
verzoeken het College, het instrument inburgeringscontract  grondig tegen 
het licht te houden en daarover de Raad over drie maanden te rapporteren. 
De Raad kan daarna beter bepalen, welke voorzieningen voldoen of niet. 
   Het Bureau Nieuwkomers behoort als het ene loket een stevige bijdrage te 
leveren. Marcheert het bureau naar behoren en waaraan meet het College dit 
af?
   Nadrukkelijker dan voorheen zal de Raad dwarsverbanden moeten smeden 
tussen migranten en autochtonen in vergelijkbare omstandigheden, opdat wij 
vanaf 1994 uitsluitend met Amsterdammers te maken hebben.
   Lang niet altijd kan de oorzaak van achterstand worden weggenomen. Wel 
kan de Raad een zetje geven om achterstand weg te werken. In de liberale 
visie op ontwikkelingssamenwerking wordt het ook wel zo gezegd: "Als je 
wilt dat mensen vis eten, geef hun dan niet de vis, maar de hengel." Het 
dwarsverband smeden kan naar onze mening beginnen door alle nieuwkomers, 
ongeacht herkomst, bij deel- en gemeenteraad te ontvangen. Het 
Bevolkingsregister kan daarin de rol van het ene loket vervullen, dat de 
eerste hengel uitreikt met de verblijfsvergunning als visakte. Als de Raad 
op deze wijze nadrukkelijker invulling geeft aan de multiculturele 
samenleving, kunnen wij tegelijkertijd  spookverhalen over vermeend 
voortrekken en achterstelling ontzenuwen.
   De VVD ziet in het gezamenlijk verbeteren en vernieuwen van de 
multiculturele samenleving één van de hoofdzaken voor de komende jaren. 
Voor alle Amsterdammers zal Mokum een veilige, leefbare en werkzame stad 
moeten blijven. Dit gaat niet vanzelf. De Raad, de deelraden zullen een 
sterker beroep op alle Amsterdammers mogen en moeten doen, er gezamenlijk 
de schouders onder te zetten.
   Vorig jaar verzochten wij het College alle raadsleden in de gelegenheid 
te stellen de anti-discriminatiecode van minister Dales te tekenen. Het 
College reageerde positief, maar daar bleef het bij. Graag verwachten wij 
een snelle uitnodiging alsnog te komen tekenen.
   Om aan de steeds wijzigende vraag van burgers te blijven voldoen, zal 
het produkt van de monopolist overheid van hoge kwaliteit moeten zijn. Niet 
alleen de inspanningen van de Raad, maar ook die van het ambtelijk apparaat 
tellen. Veel ambtenaren hebben een gevoel van onzekerheid over hun toekomst 
bij de gemeente. De VVD kan geen werkgelegenheidsgarantie afgeven. Daarvoor 
blijven nog enkele vragen   tegen onze wil   tijdelijk onbeantwoord. De VVD 
wil wel als verantwoord werkgeefster dat het College de medewerkers 
voorbereidt op de veranderingen: minder deelraden, een doelmatiger en 
doeltreffender centrale stad, een klein, maar efficiënt ROA-apparaat. Wil 
het College echt dat de in het ROA vertegenwoordigde fracties zelf een 
voorlichtingsbijeenkomst voor ambtenaren beleggen? Gaat het College in 1994 
wel aan de slag met de suggestie een ambtelijke pool in stellen, waarin 
ambtenaren van de ROA-gemeenten in elkaars keuken kunnen kijken? Stimuleren 
van ambtenaren, het benutten van hun talenten en kwaliteiten ten behoeve 
van de gemeenschap verdient een impuls.
   De VVD kiest voor de algemene bestuursdienst, waarbij alle ambtenaren 
persoons- en niet meer functiegebonden in dienst treden. Het biedt de 
mogelijkheid dan eens hier, dan eens daar te werken. Het voorkomt 
verkokering en tegelijkertijd dat medewerkers vastroesten met alle gevaren 
van dien.
Mensen die alleen ambtenaar worden om van de wieg tot het graf verzorgd te 
zijn, zijn bij de gemeente Amsterdam en het ROA aan het verkeerde adres. 
      (De heer BRUINS SLOT: Zijn die ambtenaren er dan? Zijn er ambtenaren 
      in dienst van de gemeente Amsterdam getreden om van de wieg tot het 
      graf verzorgd te blijven?)
   Wie de schoen past trekke hem aan.
      (De heer BRUINS SLOT: Dat is geen antwoord op mijn vraag.) 
   U kunt wel een ander antwoord van mij willen horen, maar dit is het 
antwoord dat ik u geef.
      (De heer BRUINS SLOT: Als u de suggestie doet dat er zulke mensen in 
      onze organisatie zitten, moet u wel iets meer meebrengen om 
      geloofwaardig over te komen.)
   Ik heb erover gezegd wat ik er op dit moment over wil zeggen. 
   Kwaliteitsbevordering in het personeelsbeleid behoeft meer aandacht. 
Zeker bij komende veranderingen zal volop moeten worden gewerkt aan 
positieve- actiebeleid. Binnen eigen huis dient de veranderende 
beroepsbevolking merkbaar en zichtbaar te zijn. De VVD-fractie heeft de 
indruk dat behalve bij Groen Links deze hoofdzaak aandacht verliest. Wij 
zouden graag door de collega's onderbouwd horen dat onze indruk een 
verkeerde is. Ook het College heeft aansporingen nodig. De nieuwe 
Gemeentewet biedt de gelegenheid oude gewoonten te veranderen. Wij horen 
graag of het College voornemens is alle benoemingen van hogere ambtenaren 
door de Raad te laten doen.
   Al enige jaren heeft de Raad ervaring opgedaan met het instituut 
coördinerend wethouder. Het resultaat is niet onverdeeld gunstig. Zolang de 
coördinerend wethouder met overigens schaarse instrumenten niet aan de bel 
trekt, gebeurt er weinig. De VVD ziet graag met ingang van de volgende 
raadsperiode in de begrotingsvoorstellen per portefeuille aangegeven hoe 
facetbeleid gestalte krijgt. De Raad kan dan beter inhoud geven aan 
controle op uitvoering van vastgesteld beleid.
   De naam ROA is gevallen in dit debat. Klopt het beeld dat het College 
behoudens een financiële injectie de actiebereidheid wat terugschroeft? De 
VVD acht dit niet juist. De discussie in de eigen stad komt op gang en 
binnen ROA-gemeenten dringt het besef door hoe belangrijk het ROA is. De 
VVD-fractie weet uit eigen ervaring hoe lastig een voortrekkersrol kan 
zijn, maar zal zich niet uit het veld laten slaan. De VVD neemt aan dat het 
College zich de komende maanden actief en enthousiasmerend gaat opstellen 
naar de eigen burgers   uitleggen dat Mokum onaantastbaar blijft bestaan   
en binnen het ROA zelf.
   Enthousiasme en tempo zijn ook van groot belang met het oog op de 
deelraden. De VVD heeft gekozen voor een kleiner aantal om de werking van 
de deelraden te versterken. In het versterkingsproces moet wel vaart 
blijven zitten. Anders raken burgers, bedrijven en medewerkers niet alleen 
het spoor bijster, doch ook gedemotiveerd.
   Ten overvloede, alle veranderingen ten spijt mogen tarieven en lasten 
voor burgers en bedrijven niet stijgen. Sterker nog, doelmatigheidswinst 
zou eerder verlaging van tarieven moeten opleveren.
   Verzelfstandiging en marktconform werken van bedrijven, staf- en 
steundiensten hoort ook bij sociale rechtvaardigheid. Immers de kansen op 
werkgelegenheid worden verstevigd en de klant krijgt meer te zeggen over 
het produkt. De financiële kant behoeft nadere aandacht. De VVD kiest 
ervoor dat de winsten, naast een gezonde bedrijfsreserve voor bijvoorbeeld 
milieu-investeringen, worden teruggegeven aan burgers in tariefverlaging, 
zeker wanneer sprake is van monopolieposities.
   Wie vertraagt, speelt met werkgelegenheid en dienstverlening. De VVD- 
fractie wil nog dit kalenderjaar besluitvorming inzake de Gemeentelijke 
Geneeskundige en Gezondheidsdienst over modellen en taken. Begin 1994 kan 
dan met frisse zin de uitvoering ter hand genomen worden.
   Net als D66 ziet de VVD met verbazing de fusievoorstellen inzake de 
Bouw- en Woningdienst Amsterdam en de Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting 
aan. Het rijk beperkt de taken van de overheid op het terrein van volks- 
huisvesting. De woningbouwcorporaties zullen de woningtoewijzing gaan doen. 
Waarom, zo luidt onze vraag, dan nog zo'n omvangrijke dienst? 
   Overigens zal de VVD-fractie, zo mogelijk te zamen met andere fracties, 
een notitie aan de Raad voorleggen aangaande het werkterrein van de 
Ombudsman en verzelfstandigde diensten en bedrijven.
   Een flexibele en eigentijdse overheid toetst ieder jaar bij de begroting 
of activiteiten overheidszorg en/of -financiën behoeven. In deze 
raadsperiode is aan de hand van het CAM-advies en de besluitvorming een 
goede aanzet gegeven. De VVD-fractie wil de toetsing een regelmatiger 
karakter geven. Naast intensivering van controle op uitvoering van gemaakte 
afspraken dient subsidieverlening aan termijnen gebonden te worden (de z.g. 
horizonbepaling). Verlenging zal verdiend moeten worden door aantoonbare 
kwaliteit en onmisbaarheid. Hoe staat het met de uitvoering van budget- 
financieringsplannen? In welke portefeuilles is het profijtbeginsel 
aantoonbaar Leitmotiv?
   De PvdA nam het initiatief voor een brede werkgroep
werkgelegenheidsbevordering. Wij wachten met spanning op hun voorstellen. 
Er kunnen nogal wat belemmerende (rijks)regels verdwijnen, waardoor meer 
werkloze vrouwen en mannen sneller aan de bak komen. Positief waardeert de 
VVD de uitspraken van werknemersvoorzitter Stekelenburg tijdens de GAO-dag. 
Hij voelde wel voor contract compliance met als voorbeeld Zuidoost. Graag 
vernemen wij, welke actie het College hieromtrent neemt. Overigens zal de 
heer Houterman bij de financiële beschouwingen een voorstel op dit punt 
indienen.
   Voor de VVD is de banenpool geen eindstation. Voor werkgevers en 
werknemers in het RBA-bestuur is het dat helaas wel. Wij doen een dringend 
beroep op hen, het landelijk beleid te laten voor wat het is. Zij behoren 
zich in te zetten voor doorstroming naar reguliere banen en banen in het 
kader van het Jeugdwerkgarantieplan mogelijk te maken in de marktsector. 
   Het midden- en kleinbedrijf blijft gelukkig een sector met perspectief. 
Bovendien is het de grootste werkgever in Amsterdam. De sector verdient 
meer ondersteuning dan zij krijgt.
      (De heer BRUINS SLOT: Mevr. Van der Stoel maakt een aantal 
      opmerkingen over het beleid in de sector van mevr. Wildekamp. Mevr. 
      Wildekamp zit echter de krant te lezen. Ik vind dat in de Raad geen 
      gezicht!)
   De instelling van een Ombudspersoon voor het midden- en kleinbedrijf 
bespoedigt dienstverlening. Herziening van de overlegstructuur kan mede in 
het licht van ROA-ontwikkelingen geen uitstel lijden. Gaarne zie ik een 
(re)actie van het College.
   De VVD ziet gaarne een verhoging van het ambitiepeil ten gunste van de 
werkgelegenheid en het toerisme. De acquisitie ten behoeve van 
bedrijfsvestiging, met name uit Korea, verdient meer zorgvuldige aandacht 
van het College, bij voorkeur in regioverband.
   Investeren in de stad is een noodzakelijke voorwaarde voor een veilige 
en milieu-economisch verantwoorde leefomgeving.
   Vanwege veranderende leefvormen en verlangens van burgers zal woningbouw 
in en om de stad onmisbaar blijven. De VVD steunt het compacte-stadsbeleid, 
maar realiseert zich dat ook daar een einde aan komt. De Raad kan en mag 
niet iedere open (groene) ruimte in de bestaande stad bebouwen. Bebouwing 
van Nieuw-Oost is geen gemakkelijke, wel een onvermijdelijke keuze voor wie 
het Groene Hart niet wil aantasten. De Raad heeft door de brede steun aan 
de nota Amsterdam naar 2005 nadrukkelijk gekozen voor investeringen in 
openbaar vervoer en woningbouw. De rijksoverheid mag niet langer doorgaan 
op de onbegaanbare weg, voortdurend eisen te stellen aan de regio Amsterdam 
zonder boter bij de vis te leveren. Zo'n Kabinet staat met de rug naar de 
werkelijkheid.
   De Vinex-onderhandelingen vergen veel tijd vanwege de complexiteit, 
terwijl vraagstukken als woningbehoefte, werkgelegenheid, bereikbaarheid en 
het aankunnen van de internationale concurrentie smeken om slagvaardig en 
daadkrachtig overheidsbeleid. Vandaar dat ik vanmiddag zo verbaasd was over 
de opmerking van de heer Van der Laan dat dit Kabinet zoveel heeft gedaan 
voor de grote steden. Aan plannen is er geen gebrek en men stimuleert ook 
het gemeentelijk nadenken erover om ermee aan de slag te gaan, maar als men 
er geen centen bij legt is dat iets te gemakkelijk.
      (De heer VAN DER LAAN: Toch blijf ik bij mijn opmerking. Ik zal in 
      tweede termijn aangeven wat het Kabinet, in tegenstelling tot het 
      voorgaande, allemaal heeft gedaan om de stad tegemoet te komen. Het 
      vorige Kabinet stopte het in de weginfrastructuur en nu in de 
      infrastructuur voor openbaar vervoer.)
   U doet nu net alsof wij vorige week zijn begonnen met de 
onderhandelingen over de Vinex. Dat is niet het geval. Hebt u dan zodanige 
contacten met Den Haag dat u vanmiddag hier kunt zeggen dat het Kabinet met 
geld over de brug komt?
      (De heer VAN DER LAAN: Toen ik in de Raad kwam werd over de Noord- 
      Zuidlijn gesproken in die zin dat het fantastisch zou zijn, maar dat 
      die, als die er al zou komen, in ieder geval boven de grond zou 
      moeten komen. Waarover gaat nu de discussie? Over het tracé, de 
      stations enz. Er zijn wel degelijk stappen genomen waarvan wij drie 
      jaar geleden dachten dat die absoluut onmogelijk waren.) 
   Wellicht kunt u zich voor de tweede termijn nog even laten informeren 
over de wijze waarop andere fracties hebben gepleit voor ondergronds 
openbaar vervoer.
      (De heer VAN DER LAAN: Tussen pleiten van de kant van Amsterdam en 
      betalen door Den Haag zie ik nog enig verschil. Ik wil graag dat deze 
      Raad zich reëel opstelt als het gaat om de behandeling door het rijk. 
      Het is onzin te stellen dat dit Kabinet alleen optisch iets aan 
      werkgelegenheid doet. Met de Vinex-gelden heeft het Kabinet het 
      initiatief genomen...)
   Ik heb u ruim gelegenheid geboden voor een interruptie. Ik adviseer u er 
straks nader op in te gaan. Als Raad hebben wij belang niet bij een 
plannenkabinet, maar aan boter bij de vis. Amsterdam is klaar om aan de 
slag te gaan. Het wachten is op een Kabinet dat de verantwoordelijkheid 
neemt en de investeringen ook betaalt.
      (De heer PLATVOET: Is de heer Van der Laan op de hoogte van de 
      kritiek van het kamerlid Van Gijzel op minister Maij-Weggen?) 
      (De heer VAN DER LAAN: Ik ben op de hoogte van de kritiek op het 
      openbaar-vervoerbeleid van de minister, dat wil zeggen op het beleid 
      ten aanzien van de gemeentelijke vervoerbedrijven. Ik ben echter ook 
      op de hoogte van de complimenten van de heer Van Gijzel voor hetgeen 
      er op het gebied van de infrastructuur gebeurt.)
   Mijn fractie blijft van mening dat regeren investeren is. Zo gaat de 
kost voor de baat uit. De VVD is nog steeds bereid naar vermogen eigen 
gemeentelijke middelen in te zetten, conform de nota Amsterdam naar 2005, 
mits het rijk ook snel zijn verantwoordelijkheid neemt. Indien binnen nu en 
een kalendermaand geen overeenstemming wordt bereikt, is het College dan 
bereid in ROA-verband bij de Tweede Kamer aan de bel te trekken? 
   Investeren in mensen vraagt om verhoging van het ambitiepeil in het 
grootstedelijk onderwijsbeleid. Natuurlijk, inhalen van achterstand moet, 
maar mag geen fixatie betekenen. Het onderwijs behoort de hengels te bieden 
om op de veeleisende Europese en wereldmarkt zelfstandig te kunnen 
functioneren. Wij bepleiten een impuls vanuit de hoofdstad tot educatief 
inspelen op de internationalisering. De VVD nodigt het College uit 
vestiging van gerenommeerde internationale onderwijsinstituten in Amsterdam 
actief te bevorderen. Hier ligt een hoofdtaak voor de hoofdstad. Mevr. 
Spier zal binnenkort een notitie hieromtrent aan de Raad voorleggen. 
   Migranten en asielzoekers staan in het hart van ons beleid. Op het 
terrein van ontwikkelingssamenwerking telt sociale rechtvaardigheid. De 
collegevoorstellen brengen voor komend jaar het bedrag op ƒ 500.000. Met 
kunst- en vliegwerk komt het in deze raadsperiode toch nog voor elkaar. De 
VVD gaat er vanuit dat de onderhandelingspartijen straks hun 
verantwoordelijkheid pakken en de vijf ton een structurele plaats geven in 
het akkoord. Amsterdam kan hiermee ook een bijdrage leveren aan 
positieverbetering in het land daar waar onze asielzoekers met problemen 
kampen. Voor de VVD-fractie is de discussie inzake asielzoekers geen 
onderwerp van harde, maar van hartekreten. Landelijke politici van 
verschillende partijen komen niet verder dan spierballenpolitiek en/of het 
leggen van problemen eenzijdig op het bordje van gemeentebesturen. Alsof 
het voor iedere asielzoeker een lolletje is, gedwongen have en goed achter 
te laten. Alsof iedereen in Amsterdam zo goed invulling weet te geven aan 
het begrip sociale rechtvaardigheid. Onze samenleving staat, ondanks een 
dip in economische groei, nog steeds in de kopgroep van rijke landen. De 
Amsterdamse VVD-fractie beschouwt het onderwerp van asielzoekers en 
migranten als een van hart en hersenen, van rechten en plichten, van lusten 
en lasten, niet van doodzwijgen, niet van doodknuffelen, wel humaan in 
toonzetting en rechtvaardige uitvoering.
   Liberalen zijn wars van tweedelingen. De VVD constateert, dat het twee 
voor twaalf is om een halt toe te roepen aan discriminatie in onze 
hoofdstad en racistische infiltratie in onze democratie!
   In deze raadsperiode is stevig aangepakt. Veiligheid in het openbaar 
vervoer is bevorderd, fraudebeleid is in gang gezet, ouderenbeleid is 
gemoderniseerd, het Olympisch Stadion wordt gebouwd, het Kunstenplan is in 
uitvoering, investeringen in de infrastructuur zijn gerealiseerd en niet te 
vergeten, sinds lange tijd heeft Amsterdam weer een zichtbare financiële 
reserve. Het mag geconstateerd worden, ook door het College. 
   Deze willekeurige opsomming mag reden tot optimisme geven, maar niet tot 
zelfvoldaanheid. De uitgangspositie voor de tweede helft van de jaren '90 
is een gezonde.

   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:

35    Voorstel van 17 november 1993 van de raadsleden mevr. Van der Stoel, 
Van der Laan, Platvoet en Bruins Slot inzake een onderzoek naar een 
voorspoedige inburgering van nieuwkomers (Gemeenteblad afd. 1, nr. 785, 
blz. 3054).

   Het voorstel is voldoende ondersteund en wordt terstond in behandeling 
genomen.

   De heer BRUINS SLOT: Mijnheer de Voorzitter. Het CDA maakt zich zorgen. 
Het gaat niet goed in Amsterdam. Ik zeg dat niet als inleiding op een 
vlammend betoog vanuit de oppositiebankjes, maar als lid van de 
Gemeenteraad van Amsterdam, sprekend over het stadsbestuur in het algemeen. 
Mijn spreektijd is beperkt. Voor ideeën over de toekomst en volgende 
raadsperiodes verwijs ik naar het zeer leesbare programma van het CDA. Ik 
spreek hier en nu over deze Raad, met precies dezelfde verantwoordelijkheid 
als de andere 44 leden. Omdat het algemene beschouwingen zijn, beperk ik 
mij tot wat het CDA als de kern van de zaak beschouwt. Ik wil de 
geloofwaardigheid van het bestuur centraal stellen. De politiek staat en 
valt met geloofwaardigheid. Dat heeft alles met werkelijkheid en identiteit 
te maken. Het CDA maakt zich zorgen omdat te veel mensen zich niet veilig 
voelen in de stad, niet meer de straat op durven. Dat betreft vooral 
ouderen, die maar al te goed in hun geheugen hebben dat het anders is 
geweest. De veiligheid is ook echt in het geding. Opnieuw maakt zich dezer 
dagen machteloze woede van ons meester bij de moord op de sigarenwinkelier 
uit de Indische buurt. Vorig jaar was er de steekpartij in tram 9; het jaar 
daarvoor de man van de avondwinkel aan het Christiaan Huijgensplein. En nog 
steeds vinden de mensen het een troep, omdat zij het gevoel hebben dat het 
stadsbestuur er niks of te weinig aan doet; er een troep van maakt. Zo 
staan we er dus voor, wij, de politiek. Het onthaal van de burgemeester, 
vorige week vrijdag in Oost, is ook onze verantwoordelijkheid. Het CDA 
maakt zich ook zorgen vanwege de ergernis van heel veel mensen. De ergernis 
over onze verhalen over vreemdelingen en integratie. Verhalen waarvan wij 
vinden dat wij ze zo moeten houden. Met de beste bedoelingen. De werke- 
lijkheid van veel mensen is echter heel anders. Zij moeten rondkomen met 
een uitkering die steeds minder voorstelt, moeten echt lang wachten op een 
woning of kunnen geen baan vinden. Wij houden vol dat vreemdelingen de 
Nederlandse taal moeten leren, maar we slagen er niet in voldoende 
taallessen te organiseren en wachtlijsten weg te werken. Is het dan vreemd 
dat mensen zich niet vertegenwoordigd meer voelen in hun eigen 
gemeenteraad?
   Dat is, in ruwe trekken, wat er op ons bord ligt. Het ligt op ons bord 
omdat het in de democratie zo is geregeld, dat wij met 45 leden leiding 
moeten geven aan het werk van de overheid. Algemene beschouwingen bieden 
gelegenheid daarover verantwoording af te leggen. Hoe is de politiek 
omgegaan met het ambt dat haar is toevertrouwd?
   Terwijl ik die punten van zorg voor ogen houd, wil ik met u nagaan wat 
er goed gegaan is en wat niet. Ik moet eerlijk zeggen dat ik dan aan de 
begrotingsinleiding niet zoveel heb. Die doet wat denken aan een 
geretoucheerde foto van een wat oudere filmster: het mooie wat aangedikt, 
het minder mooie wat waziger. Het oog wil ook wat. Het imago regeert. 
Bovendien heeft de tekstschrijver zich bediend van een soort proza dat men 
alleen in begrotingsvoorwoorden tegenkomt en dat toch een beetje los staat 
van de realiteit. Ik neem dat het College niet kwalijk; wij kennen met 
elkaar het métier, maar van de werkelijkheid van de mensen in de stad staat 
dat wel ver af.

   Om die zorgen die ik heb, benader ik het bestuur over de afgelopen 
periode kritisch. Er is reden voor harde kritiek. Ik denk dat wij ons die 
houding alleen mogen aanmeten wanneer wij dezelfde maatstaven voor onszelf 
aanhouden.
     Ik maak onderscheid tussen vorm en inhoud; mijn bijdrage gaat 
natuurlijk eerst over de inhoud. Dat kan kort want het moet duidelijk. 
   Een kernpunt is dat van veiligheid en vreemdelingen. Ik ben mij er heel 
goed van bewust dat er ten aanzien van de belangrijke problemen die in onze 
samenleving spelen waar het gaat om veiligheid en de integratie van 
vreemdelingen, in beginsel overeenstemming bestaat tussen de gewone 
fracties in de Raad.
   Voor wat de veiligheid betreft ben ik blij dat links het advies van 
burgemeester Van Thijn uit 1991 gevolgd heeft en law and order eindelijk 
niet meer aan anderen, zoals aan ons, overlaat. Ik vind ook   daar zijn wij 
erg blij mee   dat de begroting nog nooit zo helder heeft aangetoond dat 
het gemeentebestuur ernst maakt met de veiligheid.
      (De heer PLATVOET: Waarom noemt u veiligheid in één adem met 
      vreemdelingen?)
   Ik raad u aan deze vraag even te bewaren, want ik kom er in mijn betoog 
heel specifiek op terug.
   Met die inhoudelijk gelijke gezindheid is de belangrijkste voorwaarde 
voor geïnspireerd besturen aanwezig. Juist echter die inspiratie ontbreekt. 
Dan krijg men tonelen als met de "conducteursmoties": ruzie over een 
handtekening, een raadsdebat dat door carnavalesk optreden van een 
wethouder wordt gesmoord. Gruwelijk. Dergelijke incidenten veroorzaken een 
katterig gevoel. Wat zwak dat de coalitie de sterkte van gelijkgezindheid 
niet beter uitbuit! Daarmee heeft zij haar krediet verspeeld. 
   Wat betreft onze houding ten aanzien van vreemdelingen in de samenleving 
moeten wij erg op onze hoede zijn, niet vanwege dat drietal dat hier voor 
mij zit, maar vanwege onszelf. Het risico dat wij afglijden is groot. Denk 
maar aan de opmerkingen van de heer R.H.G. van Duijn van vorig jaar en het 
televisieoptreden van burgemeester Gruijters onlangs.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Wat zei die Van Duijn dan dat zo 
      afglijdend was?)
   U weet nog heel goed wat u hebt gezegd.
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Zeker, dat er een verzadigingspunt zou 
      kunnen naderen. Daarmee is niets miszegd geweest.)
   De introductie van het verzadigingspunt is een symptoom van afglijden. 
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: U vergist zich. U geeft er een strekking 
      aan die erg gezocht is.)
   Ik veroordeel u niet omdat u definitief aan de verkeerde kant zit. Ik 
zeg dat de introductie van het begrip verzadigingspunt een symptoom is van 
afglijden, dat ons alle 42 in deze discussie bedreigt. Het zou goed zijn, 
als u er ook zelf op bedacht bent dat die gevaren ook u bedreigen. 
      (De heer R.H.G. VAN DUIJN: Dat heeft niets met afglijden te maken, 
      maar is een aansporing tot bezinning.)
      (De heer PLATVOET: De heer Gruijters is toch geen lid van deze Raad?) 
   Ik wil in dit verband liever iets zeggen over onze overtuiging. Alleen 
een onwrikbare principiële overtuiging kan behoeden tegen afglijden. Mag ik 
in dit verband iets over onze overtuiging zeggen, zonder die ons te willen 
toeëigenen? Wij ontlenen die aan andermans traditie, de joodse: Gedenk dat 
je zelf vreemdeling geweest bent. Met die simpele aanwijzing is schipperen 
niet mogelijk. Wij moeten onszelf dit appel voorhouden: denk goed na; het 
kan ook jou overkomen. Deze aarde, dit land, deze stad is niet ons 
eigendom. Of er nog ruimte is in de stad, kunnen wij pas zeggen na onszelf 
in de plaats gedacht te hebben van de mensen die bij ons aankloppen. Als 
men samen met de drie lieden hiervoor roept dat de stad vol is vanwege het 
"Eigen volk eerst", dan mag men nooit meer bij de Dokwerker of op 4 mei op 
de Dam staan. Want "Eigen volk eerst", was het argument van de gaskamer. 
   Als gemeentebestuurders kunnen wij zo'n een appel, op het hart van 
Amsterdammers, natuurlijk niet zo maar doen. Daar moeten wij wel krediet 
voor hebben. Dat bereiken wij niet met schone woorden. Wel door er blijk 
van te geven goed volksvertegenwoordiger te zijn, geen verstopte oren te 
hebben, op te komen voor de belangen van mensen: veiligheid en een leefbare 
stad.
   Terzijde merk ik op dat ik bij wat ik nu ga zeggen over criminaliteit 
een voorbehoud moet maken. Ik baseer mij op cijfermateriaal van de Politie. 
Die cijfers zeggen niet alles; vooral niet over witte-boordencriminaliteit 
en in witte boorden steken in ons land meestal witte koppen. 
   De problemen op het gebied van veiligheid schrijven veel mensen toe aan 
vreemdelingen. Als men naar de cijfers kijkt, dan kan men daar ook niet 
omheen; dat doe ik dan ook niet. Van de overvallen wordt 62% en van de 
straatroof wordt 80% door niet-Nederlanders begaan. Het rare is dat veel 
mensen niet goed opletten: zij denken dat 62 of 80 procent van de 
vreemdelingen dat soort misdrijven begaan. Zo praten zij er ook over! In de 
Indische Buurt bleken de mensen gisterenavond verstandiger. Ik kan op grond 
van criminaliteitscijfers met even veel recht zeggen, dat meer dan 95 
procent van die misdrijven door mannen bedreven wordt. Als je die cijfers 
vergelijkt, zijn mannen dus gevaarlijker dan vreemdelingen. Toch hoor ik de 
drie niet roepen: "Dames gaan voor!". Toch is dat het soort van logica dat 
zij gebruiken voor het discrimineren van alle vreemdelingen. Als je echter 
zo dom doet, wordt het natuurlijk niks met het aanpakken van onveiligheid, 
vandalisme en troep in de buurt. Ik denk dat er best een bepaalde relatie 
is tussen het maatschappelijk isolement waarin veel vreemdelingen leven en 
onveiligheid. De ontkenning van die relatie is even kwalijk als het leggen 
ervan op de manier van de drie. In het Amsterdam van nu moet er samenhang 
zijn tussen beleid voor veiligheid en leefmilieu enerzijds en voor inte- 
gratie van vreemdelingen anderzijds. Zaak en opdracht is het om een veilig 
thuis te bieden voor Amsterdammers en voor mensen die hier een veilig 
heenkomen moesten zoeken. Gelukkig kan dat nog steeds. Wij zullen ervoor 
moeten knokken dat het zo blijft. Een gevecht tegen problemen, nooit tegen 
mensen. Het CDA is overtuigd dat dat mogelijk is. Met voldoende, goed 
georganiseerde en gemotiveerde politiemensen, met bewoners die hart voor 
hun buurt hebben en met een bestuur dat integrale aandacht voor veiligheid 
heeft. Zo komt er keer in het door en door triestmakende gevoel dat de stad 
onveilig is; aan de ongerustheid dat de overheid dat probleem niet tackelen 
kan. Vraag het maar aan de mensen in de buurt van het Mercatorplein. Daar 
ziet men het voor z'n ogen gebeuren.
   Nu ga ik iets zeggen over de vorm, over de politiek. Ik begin gewoon bij 
onszelf. Voor ons betekende de verkiezingsuitslag niet dat wij ons af 
moesten zetten tegen de politieke praktijk van de vorige periode. Wij 
schaamden ons niet voor de verantwoordelijkheid die wij toen droegen; nog 
steeds niet. Daardoor hebben wij echter in het begin van deze periode de 
aansluiting een beetje gemist. De eisen die wij aan coalitie stellen, zijn 
niet veranderd. Dat verklaart wat ons betreft de felheid waarmee wij soms 
interpellerend zijn opgetreden, vooral tegen de wethouder voor de IJ- 
oevers. Daarvoor schamen wij ons niet. Dat lag anders toen financiële 
details van een verschil van mening tussen de wethouder voor Financiën en 
andere collegeleden naar de krant uitlekten. Daar kan niet anders dan een 
ambtsmisdrijf aan de orde zijn geweest. Zonder dat wij daarvoor het bewijs 
konden leveren hebben wij toen wethouder Saris beschuldigd dit misdrijf te 
hebben gepleegd. Als ik het achteraf nog eens de revue laat passeren, vind 
ik dat ik toen over de schreef ben gegaan en dat spijt mij. 
   Ook op een ander punt past zelfkritiek. In sommige gevallen zwegen wij. 
Achteraf moet men zeggen dat de oppositie zich had moeten roeren. Overigens 
gebeurde dit alleen op die spaarzame momenten dat collegepartners onze 
oppositionele functie geheel spontaan op eigen schouders namen. 
   Onze fractie kiest, ook in oppositie, voor het nemen van 
bestuursverantwoordelijkheid. Voor de oppositie is een meer dualistische 
houding erg verleidelijk. Die weg hebben wij, als te gemakkelijk, afgewe- 
zen. Wij hebben geweigerd oppositie te bedrijven in de zin van zoeken naar 
wat scheidt. Wij knokten liever voor de stad, voor veiligheid, bereikbaar- 
heid, maatschappelijk activeringswerk en tegen gokkasten; niet tegen het 
College. Het monisme staat oppositie niet in de weg, als het tenminste niet 
puur om het mooie plaatje gaat. De CDA-fractie draagt dus geen 
verantwoordelijkheid voor dit College. Dat is het gevolg van de beslissing 
van anderen. Wellicht herinnert men zich het argument nog dat de heer 
Robbers daarvoor in 1990 aanvoerde: "In een coalitie van PvdA, D66, VVD en 
Groen Links heeft het CDA geen meerwaarde aan een College te bieden." Ik 
moet wel zeggen dat ik mij weer opnieuw verbaas over het democratisch 
gehalte van die stelling, alsof de heer Robbers gehouden is een recensie te 
geven van het gedrag van de CDA-kiezers; ik hoop dat respect voor andermans 
opvatting bij D66 in deze periode ook een groei heeft doorgemaakt. 
      (De heer ROBBERS: Het is juist het laatste dat mij tot die conclusie 
      heeft doen leiden. Wanneer men pleit voor een College dat in de 
      breedte zo goed mogelijk is vertegenwoordigd en een progressief 
      gehalte heeft, past dit het CDA gezien zijn eigen opstelling noch in 
      de lengte noch in de breedte.)
   Bij D66 is dus zeker geen sprake van progressie; maar goed: op deze 
"kennelijk grote waarde" van de coalitie ga ik zo meteen zeker in. Onze 
fractie heeft in ieder geval met het grootste plezier de oppositie bedreven 
en dat heeft zeker z'n waarde gehad.)
   Ik denk in alle bescheidenheid ook   daarmee ga ik over naar het College 
  dat in het College de bindende kracht van christen-democraten node is ge- 
mist. Natuurlijk, het College "zit" er nog. Veel meer blijken zijn er 
echter niet van coalitie. Dat komt uit het Latijn en betekent in goed 
Nederlands "broederschap" of "vereniging". Ik heb niet de indruk, dat deze 
coalitie zich daarvan bewust is geweest. Natuurlijk, veel dingen in deze 
periode zijn gegaan zoals het hoort, zoals die ook goed gegaan zouden zijn 
met een College van een andere samenstelling. Er zijn ook best verdiensten 
van dit College die breed uitgemeten mogen worden. Daarvoor heeft het 
College overigens zelf al gezorgd. Er is echter meer aan de hand. 
   Wat is er verkeerd gegaan in deze periode? Ik kan nu het van ons bekende 
rijtje uit de vorige algemene beschouwingen opdreunen, maar helaas, onze 
sombere voorspellingen zijn al uitgekomen. Wij steken daarom dieper. Wat is 
er verkeerd gegaan in deze periode? Verstandig, om dat eens in een eerlijke 
evaluatie tegen elkaar te zeggen. Dan wint de politiek aan geloofwaar- 
digheid. Laten wij nu eens echt in de spiegel kijken; zo zien de Amsterdam- 
mers ons namelijk ook.
   De zeden van de coalitiepartners hebben in deze periode een bijzonder 
snelle ontwikkeling doorgemaakt; een ontwikkeling die wij niet hebben 
meebeleefd, ook niet hebben gewild. Ik doel dan op de veranderde betekenis 
van de coalitie als politiek middel. In onze benadering is een coalitie een 
samenwerkingsvorm. Fracties met een gemeenschappelijk doel sluiten coali- 
ties om dat doel met gesloten rijen te bereiken.
      (De heer ROBBERS: U zegt, dat het CDA-gehalte in deze coalitie 
      ontbreekt. U geeft daarbij een definitie aan en ook voorbeelden. Past 
      het voorbeeld van de heer Brinkman in uw definitie van broederschap 
      en coalitie en je houden aan afspraken met partners?) 
   Ja.
      (De heer PLATVOET: Ik begrijp dat u pleit voor een democratisch 
      centralisme-college.)
   Als ik over een coalitie spreek, pleit ik voor een club die met gesloten 
rijen in moeilijke omstandigheden haar doel bereikt en een deal aanmerkt 
als iets waarvoor men gaat staan. Essentieel zijn bij ons een gemeenschap- 
pelijk doel, de bereidheid dat uit te dragen en het besef dat men het in 
dit ambt niet kan maken om naar de bevolking het tegendeel uit te stralen. 
Die ambtsopvatting is een stukje van onze identiteit.
   Des Pudels Kern is, dat de coalitiepartners in de afgelopen jaren hebben 
geworsteld met hun gebrek aan identiteit. Wat is, ook in de stadspolitiek, 
nu de inhoudelijke keus van pimpelpaars? Als men te veel op elkaar gaat 
lijken, wordt men een vreemde voor zijn eigen mensen. De verleiding is dan 
maar al te groot om politieke geschillen te zoeken en te benutten voor 
profileringsdoeleinden. Ik maak mij sterk, dat de kiezer daar gewoon 
doorheen kijkt en zich afwendt, omdat de beeldvorming regeert in de plaats 
van het politieke ideaal. Het resultaat daarvan is op een breed front een 
falend koopmanschap. Zou dat de oorzaak zijn van de snelle veranderingen in 
het kiezersgedrag? Kiezers die op drift zijn geraakt? Amsterdammers vragen 
oplossingen, zeker geen eindeloze woordenstrijd. Die strijd is, daar kunnen 
wij toch niet omheen draaien, toch wel een beetje het beeldmerk geweest van 
deze raadsperiode.
   De kwaliteit van coalitiebeleid is wat anders dan de som van het beleid 
in de afzonderlijke portefeuilles. Coalitiebeleid is beleid dat overbrugt 
en de bevolking vertrouwen geeft. Ik vindt, dat de coalitie vanwege zijn te 
heterogene samenstelling de eensgezindheid niet heeft kunnen uitstralen die 
nodig is om samen de problemen van Amsterdam op te lossen. De vaak 
overbodig gebleken conflicten bepaalden het nieuws. Dat heeft, naar de 
mening van het CDA, schade berokkend aan het gezamenlijk bestuur van de 
stad. Ik ben wel benieuwd hoe de fracties die in deze periode coalitie- 
ervaring hebben opgedaan, nu de rit zowat gereden is, tegen onze toet- 
singscriteria aankijken.
      (De heer ROBBERS: Ik ben benieuwd, hoe dit verhaal in dezelfde 
      bewoordingen door uw landelijke partij ten aanzien van 
      kierzersverlies, coalitie, samenwerking en legitimatie op nationaal 
      niveau zou vallen. Als het waar is wat u zegt, bent u dezelfde partij 
      die dat niet kan waarmaken.)
   Wij zijn altijd bereid, in het politieke café daarover met u te 
discussiëren, maar in deze zaal spreek ik de D66-fractie van Amsterdam aan. 
Een dergelijk weerwoord is dan broodmager.
      (De heer ROBBERS: U stelde, dat het CDA-gehalte in de coalitie 
      ontbrak. U sprak dus niet over een fractie in deze Raad, maar over de 
      manier van denken en werken. Die wordt door u beschreven en ik zeg u, 
      dat u die eens op uw eigen optreden landelijk moet toepassen.) 
   Ik ga door en wil graag iets zeggen over de betekenis van identiteit 
voor ons werk. Als wij met elkaar de zin van politieke verscheidenheid 
willen bewaren, moet het debat   en zo nodig een conflict   ergens over 
gaan. Het debat moet dan visie en dus identiteit verraden. Het uiten van 
politieke pretenties eist idee omtrent de overheid, in ons geval de gemeen- 
te. Het eist visie op haar taak en die van haar organen, van hen die 
daaraan sturing geven. Het krast op je trommelvlies wanneer je bestuurders 
hoort zeggen dat visie hun niet past, slaafs als zouden zij slechts 
uitvoering horen te geven aan de wil van andere bestuurders. Als wethouders 
dat doen, reduceren zij de wethouder tot ambtenaar. Als het raadsdebat geen 
politieke vonken slaat, maakt de Raad de politiek tot ambtenarij. Dat is 
niet goed; dat heeft Tops in zijn gele boekje opgeschreven. 
      (De heer ROBBERS: Maakt u verschil tussen de discussie voordat een 
      raadsbesluit is genomen en het uitvoeren van zaken na dat besluit? Of 
      moeten wethouders, nadat een raadsbesluit is genomen, hun eigen 
      persoonlijke overtuiging meer tot gelding brengen dan de wil van de 
      Raad?
   Dat onderscheid heb ik niet gemaakt, maar als u twee verschillende 
dingen naast elkaar noemt, ben ik bereid te accepteren dat dit twee dingen 
naast elkaar zijn.
      (De heer ROBBERS: In het geval dat de wethouder de wil van de Raad 
      volgt is hij dus democratisch en niet een willoos werktuig of 
      verambtelijkt.)
   Dit is niet het punt waarover ik mijn opmerkingen maak. Ik heb mijn 
opmerkingen gemaakt naar aanleiding van de opvatting, dat leden van het 
College van Burgemeester en Wethouders geen visie behoren te hebben omdat 
het College slechts belast is met de uitvoering van de wens van de Raad. 
Daarover heb ik een opmerking gemaakt. Daartoe was ook alle aanleiding. U 
bent terecht opgekomen voor een fractiegenoot in het College... 
      (De heer ROBBERS: In dit geval zou ik voor alle andere wethouders 
      zijn opgekomen, omdat wij als coalitiepartner een akkoord hebben 
      gesloten en wij mensen uit onze gelederen hebben aangewezen om dat 
      akkoord uit te voeren. Eerst moeten in deze Raad besluiten worden 
      genomen en dan gaat het College aan het werk.)
   Ik begrijp hieruit, dat u de mening onderschrijft dat wethouders geen 
eigen visie behoeven te hebben omdat het College slechts de wens van de 
Raad moet uitvoeren. Dat is dus een stukje duidelijkheid dat van belang is, 
omdat het niet de opvatting blijkt te zijn van een van de wethouders van de 
fractie van D66, maar van D66 in het geheel.
      (De heer ROBBERS: Dat is niet juist. De visies van wethouders komen 
      tot uitdrukking via hun fracties en hun partijen. Die worden 
      neergelegd in een programakkoord en vervolgens uitgevoerd.) 
   Het is volstrekt onzinnig wat u nu zegt. De wethouders zitten duur 
betaald aan de andere kant van deze zaal toch ook om een stukje visie naar 
voren te brengen. U houdt toch geen verhalen voor de wethouders! Dat doet 
het College. Er is een scheiding van verantwoordelijkheden binnen de 
gemeentelijke organisatie.
      (De heer ROBBERS: In de uitvoering! Het ontwikkelen van de visie 
      vindt plaats in een politiek debat tussen bijvoorbeeld 
      fractievoorzitters of via partijen. Als dat is neergelegd in een 
      akkoord, wordt dat vervolgens uitgevoerd en niet nog eens een keer 
      van persoonlijke visies voorzien.)
   Dat is toch volstrekt dramatisch. Is het zo, dat de visie van de leden 
van de fractie van D66 altijd en alleen in deze Raad wordt verwoord door de 
heer Robbers?
      (De heer ROBBERS: Ik heb het speciaal op mij genomen om de grootste 
      onzin van uw zijde vanmiddag te bestrijden.)
   Ik geloof niet, dat de interrupties van de heer Robbers hebben geleid 
tot een vergroting van de duidelijkheid omtrent het standpunt van zijn 
fractie.
      (De heer PLATVOET: Uw kritiek op het College is in retorica verpakt 
      en wordt niet geplaagd door enige bewijskracht. Ik heb in mijn betoog 
      een aantal voorbeelden genoemd van zaken die door het College met 
      brede steun van de Raad zijn gerealiseerd of op het goede spoor zijn 
      gezet. U hebt tot nu toe alleen in retorica iets betoogd, maar ik zou 
      zeggen: onderbouwt u dat eens met bewijzen.)
   Ik heb in mijn bijdrage gesproken over het aspect veiligheid en ik heb 
daarbij opmerkingen gemaakt over wat het College in deze begroting daarover 
voorstelt. Waaraan zal bijvoorbeeld de bevolking van Amsterdam denken als 
het gaat om de conducteurs? Zij lezen al jaren in de krant, dat daarover in 
de Raad overeenstemming bestaat, zij horen de wethouder roepen dat er 
voldoende geld is, zij lezen in de krant dat er geen personeel kan worden 
geworven en zij krijgen vervolgens het bericht dat het zover is dat de 
helft zal worden voorzien van een conducteur, terwijl in de laatste 
discussie wel iets anders was voorgesteld en het standpunt van de 
meerderheid van de Raad ook anders was. Ik wil hiermee betogen, dat als er 
in beginsel overeenstemming bestaat over een bepaald onderwerp, deze 
coalitie door gebrek aan wezenlijke overeenstemming het effect veel kleiner 
maakt dan het had kunnen zijn.
      (De heer PLATVOET: Ik heb voor mij liggen het programakkoord voor de 
      raadsperiode 1986-1990, onder andere ondertekend door het CDA. Daarin 
      staat: "De conducteur moet terug op metro, tram, bus en nachtbus." In 
      welke periode is de eerste conducteur op de tram teruggekomen? Dat is 
      in de huidige periode gebeurd, onder dit College. Ik vind uw 
      voorbeeld niet ijzersterk.)
   Ik beschik nu niet over de feitelijke gegevens ten aanzien van dit 
ijzersterke punt van de heer Platvoet.
      (De heer PLATVOET: U kunt het van mij lenen. Het ligt altijd onder 
      mijn kussen, maar nu heb ik het meegenomen.)
   In deze periode heb ik geen programakkoord uit die periode onder mijn 
kussen liggen. De omstandigheid dat u daarmee komt, kan niet anders 
betekenen dan dat u beoogt, in dit raadsdebat te scoren, een uit het 
oogpunt van beeldvorming is dat een fraaie doelstelling. U hebt gescoord. 
Gefeliciteerd! Maar inhoudelijk? Denkt u nu echt...
      (De heer PLATVOET: U legt een tapijt van retorica neer en ik vraag u 
      met een bewijs te komen. U komt met een bewijs, ik sabel dat neer, u 
      feliciteert mij, maar ik vraag dan wel een tweede bewijs.) 
   Het is geen kwestie van neersabelen. U hebt het geruzie over de 
handtekening niet weggenomen. Daarover gaat het.
      (De heer PLATVOET: Het is vrij normaal in de politiek dat er eerst 
      wordt geruzied alvorens er kloeke besluiten worden genomen.) 
   Dat is een feit ten aanzien van deze coalitie; het is niet normaal in de 
politiek.
      (De heer ROBBERS: U wilt dus liever pas gaan discussiëren als er 
      reeds een krachtig besluit is genomen en er daarna absoluut niet meer 
      over kan worden gesproken?)
   Dat is onzin.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Wie bepaalt nu wat de norm is, hoe men tot 
      besluitvorming, maar vooral tot uitvoering komt? Daarover spreekt de 
      heer Platvoet. In mijn eigen bijdrage heb ik ook gezegd, dat wij 
      weleens moeite hebben om het evenwicht te vinden, maar wij doen wel 
      wat wij hebben beloofd.)
   Ik begrijp absoluut niets van deze vraag.
      (Mevr. VAN DER STOEL: U zegt tegen de heer Robbers en de heer 
      Platvoet, hun wijze van werken niet goed is. Wij erkennen vanmiddag, 
      dat er wel eens een heftige discussie en veel kabaal plaatsvindt, 
      maar een feit is dat er wel resultaten worden behaald. U zegt nu, dat 
      de manier waarop het gaat niet de manier is waarop het behoort te 
      gaan; zo is de norm niet. Daarom vraag ik u, wat die norm dan is.) 
   Ik heb beoogd te zeggen, dat als men besluiten neemt en men naast elkaar 
gaat staan om die ten uitvoer te brengen en men er bovendien voor zorgt, 
dat de uitvoeringspraktijk niet wordt gestoord door een overmatige energie 
die wordt gestoken in het geruzie met elkaar over de wijze van uitvoering, 
men kans heeft dat men op een snellere, betere en minder stroperige manier 
overtuigend bij de bevolking overkomt.
      (Mevr. VAN DER STOEL: U adviseert de coalitie, het eens op een andere 
      manier te doen. Voor ons telt echter, dat buiten de vorm de 
      resultaten er zijn.)
   Als het tempo waarin men de veranderingen wenst te bewerkstelligen zo 
laag is als gevolg van het feit dat men het inhoudelijk eigenlijk oneens 
is...
      (Mevr. VAN DER STOEL: "Zo laag is" is weer zo'n norm.) 
      (De heer VAN DER LAAN: Ik zit mij een beetje te ergeren aan de 
      categorische stelling van de heer Bruins Slot, dat het dus niet werkt 
      want dat er door de coalitie op dat punt zo weinig tot stand is 
      gebracht. Ik vind de repliek van de heer Platvoet zeer overtuigend. 
      De triomf die daaromheen wordt geweven vind ik echter volstrekt 
      ongepast, want wij zijn bijna acht jaar verder. In die tijd zijn wij
      er als collectief niet in geslaagd, op al de lijnen uit te voeren wat 
      in 1986 is bepaald.)
   Ik constateer slechts, dat onze zelfkritiek niemand schokte, maar dat 
kritiek richting andere mensen wel een schokkend effect heeft. 
      (Mevr. VAN DER STOEL: Ik vind het toch wel erg simpel om te zeggen, 
      dat het CDA zelfkritiek heeft geleverd, maar dat het tegen de andere 
      partijen eigenlijk niets mag zeggen. Wij vinden die kritiek goed, 
      maar die moet dan wel worden onderbouwd.)
   Dat is een misverstand. U mag van mij alles zeggen en dat doet u ook. 
   Uitgerekend onze benoemde burgemeester levert wel een bijdrage aan 
wezenlijk politiek debat. Hulde! Helaas reist hij daarvoor, zoals vele 
groten in de politiek, naar elders, zo las ik in Trouw. Ik heb het toe- 
zenden van de tekst van de Van Randwijk-lezing zeer op prijs gesteld. Die 
lezing gaat ook over stedelijke werkelijkheid en tot welke positie prin- 
cipiële stellingname men daarin komt. Een verhaal voor hier, voor Raad en 
College dus. Een verhaal waar identiteit uit spreekt; het sprak me daarom 
aan. "Solidariteit als norm" heet de lezing en het ideaal is dat die norm 
universele gelding zal hebben. Iets in die trant is naar onze overtuiging 
in het bijbels gebod van naastenliefde ook ons gegeven. Dat houden wij voor 
universeel. De paradox is dat wij dat met de meeste Noord-Ieren en Kroaten, 
maar ook, dacht ik, met Van Randwijk delen. Dat maakt duidelijk dat het 
verstandig is wanneer mensen met elkaar daar zo nu en dan op terugkomen. 
Over de betekenis ervan praten voor de keuzen die men maakt in de maat- 
schappij en in de politiek. Noem het voor mijn part: bij elkaar appel doen 
op normen en waarden die wij samen nodig kunnen hebben. Mensen die minister 
of burgemeester zijn, kunnen dat doen, maar ook zo maar een buurman in de 
straat. Dat heeft niets met zedenmeesterij te maken; wel met 
verantwoordelijke solidariteit.
   Ik wil dit graag concreet maken. Eerder had ik het een paar keer over 
werkelijkheid. Ik doel op wat men in gewone buurten van Amsterdam in het 
dagelijks leven aan ervaringen kan opdoen; een werkelijkheid die veel 
mensen zien als door de gemeente in het leven geroepen en in stand 
gehouden. Als volksvertegenwoordigers in oppositie zeggen wij dan tegen het 
College dat het met die werkelijkheid meer rekening moet houden. Als CDA- 
ers zien wij graag een aantal doelstellingen, een aantal idealen 
gerealiseerd en zijn wij dus uit op verandering. Wij bevelen niet aan om de 
maatschappelijke werkelijkheid, pragmatisch en tevreden, tot norm te 
verheffen. Dat is niet de taak van de overheid. Haar taak is het om 
voorzieningen te treffen voor het bereiden van een veilig en gerust leven. 
De overheid moet dat perspectief bieden aan alle ingezetenen. Het veilig te 
stellen is de verantwoordelijkheid van de Gemeenteraad. Daar moeten wij in 
de stad elkaar op aanspreken.
   De heer R.H.G. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. Ik denk niet, dat de 
heer Bruins Slot of iemand anders te klagen heeft over gebrek aan politieke 
identiteit bij de Groenen. Op het moment is het zo, dat onveiligheid, 
werkloosheid en groeiende sociale tegenstellingen het grootste gevaar aan 
het zicht onttrekken. Het lijkt dan, alsof het milieu niet meer van zo'n 
levensbelang is. Ook het afgelopen jaar echter hebben wij gezien, dat alle 
rookgordijnen het gat in de ozonlaag niet kleiner hebben gemaakt. 
Integendeel, het is groter dan ooit.
   In Amsterdam hebben wij het College horen zeggen, dat de normen voor 
benzeen in de lucht in straten als de Stadhouderskade zelfs in 2005 nog 
zullen worden overschreden. In een gesprek met de bewoners was wethouder 
Ten Have zo inventief om daaruit dan maar de conclusie te trekken, dat de 
huizen langs deze gordel dan maar kantoren moeten worden. Dat lijkt mij een 
vlucht voor de luchtvervuiling. Wij zien ook dat het stadsbestuur overal 
met de zaag klaarstaat als het erom gaat andere voorzieningen onder te 
brengen op plekken waar nu nog bomen staan. Dat geldt in Noord, waar de 
afgelopen tijd duizenden bomen geveld zijn, en het geldt ook voor de 
stadsrand, van zuidoost tot het uiterste westen. De strijd voor het behoud 
van die bomen wordt gevoerd door evenzovele stadsbewoners die het 
stadsbestuur zich tot tegenstanders heeft gemaakt.
   De Gaasperzoom is een langgerekt wilgen-moerasbos aan het einde van de 
metrolijn naar Gein. Op mijn vraag in de Raad of het niet beter was ons 
eerst nog eens achter de oren te krabben alvorens dit gebied te laten 
platwalsen, volgde een onverschillig antwoord. Niettemin heeft het Platform 
Gaasperzoom nu voor elkaar gekregen dat er nog een nieuwe inspraakronde 
komt. Het verhaal van de Gaasperzoom komt vele andere stadsrandbewoners 
bekend voor. Bewoners van Ruigoord kennen het al langer dan twintig jaar en 
bewoners van de westelijke tuinsteden herkennen het als het gaat om de 
bomen aan de kop van het Eendrachtspark en de nieuwe plannen om de 
tuinsteden als tuin aan te tasten. De heer Platvoet gaf daarvan ook nu nog 
blijk. De bewoners rondom het Bijlmerpark kennen het verhaal op hun duimpje 
en vooral ook de bewoners van Buitenveldert en Zuid   eigenlijk van heel 
Amsterdam   die zich zorgen maken over het behoud van het Amsterdamse Bos. 
Het is ongelooflijk dat het College daar, zelfs na de blokkade die de Raad 
van State heeft gelegd, nog altijd gokt op het sterven van 1400 prachtige 
bomen in plaats van te kiezen voor een voor de hand liggend alternatief: de 
oplossing die onze fractie naar voren heeft gebracht om het tenniscentrum 
pijnloos in de Schinkelpolder onder te brengen. De Gemeenteraad laat een 
gewetensvolle afweging over de waarde van het groen steeds meer over aan de 
politieke en juridische creativiteit van de burgers en ziet daarmee af van 
een van zijn belangrijkste functies als lokale overheid, namelijk die van 
hoeder van de leefbaarheid.
   Al onze groene vrienden in Amsterdam maken steeds weer kennis met een 
muur van gevestigde belangen, waarin wij bij nadere bestudering steeds weer 
de marmeren façade van het Stadhuis herkennen. Hier in de Gemeenteraad 
verrijst die muur zodra de belangen van het groen ter sprake worden 
gebracht. Toen ik er de aandacht op vestigde dat het Tenniscentrum 
Amstelpark door het College in feite met zo haastig mogelijke spoed werd 
weggelokt naar de Vietnamweide in het Amsterdamse Bos door het zo'n 
slordige 30 miljoen gulden onder verzonnen titels cadeau te doen en dat dit 
een vorm van corruptie is, ging de Gemeenteraad mij niet verontwaardigd met 
argumenten te lijf, maar trachtte men slechts de aandacht ervan af te 
leiden door iets absurds, namelijk door mij een straf boven het hoofd te 
hangen. Ik schreef een nota waarin ik aantoonde dat het overhandigen van 
een financieel stuk aan de Stichting Tuinstad Buitenveldert geen enkele 
financiële schade aan de gemeente heeft toegebracht en dat het tegendeel 
waar is. De muur reageerde echter door haar brievenbus te sluiten voor mijn 
nota. Wanneer komt nu de mij aangekondigde straf voor mijn verantwoorde 
lekkage? Bijna twee maanden na het z.g. delict, waarvan mevr. Van der Stoel 
heeft gezegd dat de rechter eraan te pas moest komen, constateer ik dat het 
gemeentebestuur in elk geval op dit punt geen lik-op-stuk-beleid voert. 
   De milieuvrienden die het wagen het op te nemen tegen de belangen van 
Schiphol worden afgepoeierd. Van de dubbele doelstelling   zowel 
economische uitbreiding als verbetering van het milieu   komt niets 
terecht. De milieubeweging voelde de muur toen haar milieuvariant niet meer 
in de studie voor de MER mocht worden betrokken. Toen ik in de Raad mijn 
interpellatie over de gifvliegtuigen boven de stad hield, werd de muur 
zelfs hoorbaar. Voor het eerst maakte ik in deze Raad mee dat een fractie 
met opzet probeerde mij het spreken te belemmeren door een soort 
vliegtuiglawaai te produceren, zonder dat de Voorzitter ingreep. In de 
daarop volgende vergadering van de Commissie Werkwijze riep ik de 
voorzitster van de fractie van de VVD daarover ter verantwoording. Zij 
antwoordde dat ik dan maar geen misplaatste interpellaties moest houden. 
Zij zei: "Het gaat er jou alleen om, je nummer te maken." Ik merkte op dat 
mijn interpellatie-aanvraag door de Raad kennelijk wel van belang was 
geacht, gezien de gifvondst rond Groeneveen, en dat die anders door de 
fracties zou zijn afgewezen.
      (De heer HOUTERMAN: Vergadert de Commissie Werkwijze in beslotenheid 
      of in het openbaar? U citeert er nu uit.)
   Dit is waarschijnlijk wel weer een staaltje van verantwoord lekken, maar 
ik denk dat hierdoor geen gemeentelijk belang wordt geschaad. 
      (De heer HOUTERMAN: U bent dus weer "verantwoord aan het lekken"?) 
   Wellicht.
      (De VOORZITTER: Het betekent dat u ook binnenskamers met de heer Van 
      Duijn moet uitkijken, maar dat kan u niet verrassen.) 
   Verzint u maar een straf.
   Een andere vertegenwoordiger van een fractie, die van de verfriste PvdA, 
zei dat voortaan moest worden bekeken of men een interpellatie-aanvraag van 
mij niet zou kunnen afkeuren. Is dat de manier waarop het stadsbestuur met 
zijn oppositie wil omgaan? Ik zeg "stadsbestuur", daarmee doelende op de 
grote, gezellige, conformistische ring rond het College; niet alleen de 
coalitiepartijen, maar ook het CDA, dat druk doet alsof het oppositie 
voert. Al die gezelligheid neemt niet weg dat er een Berlijnse muur wordt 
opgebouwd, dwars door Amsterdam. Buiten liggen de voorstanders van behoud 
van groen, die vooral niet aan de deur mogen kloppen voor subsidie. Buiten 
liggen ook de tegenstanders van uitbreiding van Schiphol. Op de muur 
patrouilleert de meerderheid van de Gemeenteraad en wie om argumentatie 
durft te vragen in plaats van antiparlementair lawaai te maken wordt 
gewaarschuwd dat hij geen interpellaties meer zal kunnen houden. Net als 
ingeval van de straf om het z.g. lekken is er hier sprake van intimidatie 
in plaats van argumentatie. Wat verbergt zich achter de muur? 
      (De VOORZITTER: Vindt u het een vorm van verantwoord lekken als ik 
      zeg wat er in uw geschreven tekst staat en wat u nu niet voorleest?) 
   Dat mag gerust. Er staat: "...met het geweer in de aanslag". Daarmee 
bedoel ik te zeggen dat er een buitengewoon scherpe en disproportionele 
benadering is van de oppositie.
      (De VOORZITTER: Ik weet niet wat u bedoelt te zeggen, maar ik vind 
      het een dieptepunt in uw optreden in deze Raad door de jaren heen.) 
   Ik niet. Ik vind gezwaai met straffen en bittere aanklachten tegenover 
mensen die het groen in de stad willen bewaren een dieptepunt. 
      (De VOORZITTER: Ik heb niets toe te voegen aan hetgeen ik zojuist heb 
      gezegd. Dat geldt voor het hele verdere debat.)
   Ik ga verder met de rest van mijn betoog.
   Naar mijn mening moet ook de fractie van Groen Links die muur voelen. 
Hoe inschikkelijk zij zich ook toont en ten koste van de privacy mensen 
soms poogt over te halen de kaalslag van de Vietnamweide door de vingers te 
zien, werd ook zij, toen zij een maand geleden een voorstel wilde indienen 
om de plannen van de milieubeweging alsnog te betrekken bij de toekomstige 
ontwikkeling van Schiphol, bedreigd. Als het voorstel niet zou worden 
ingetrokken, zou die fractie uit het College worden gedonderd. Daarop trok 
Groen Links beleefd het voorstel in. Het was immers al kwart over elf en zo 
laat op de avond wilde men niet geparachuteerd worden. Dit berustte echter 
op een onnauwkeurig tijdgevoel, daar het immers niet kwart over elf, maar 
vijf voor twaalf was. Het milieu wordt door de kerosine-vretende vogels 
steeds verder overvallen en Groen Links blijft in Amsterdam medewerking 
verlenen. Dat doet de heer Saris met zijn structuurplan, waarin weer ruim 
baan aan Schiphol en de uitbreiding daarvan wordt gegeven. Als het Groen 
Links ernst is met het milieu, maakt het vandaag nog bekend dat men het in 
dit College niet meer uithoudt.
   Dat geldt in zekere zin natuurlijk ook voor de fracties van de PvdA en 
D66, die in hun programma's op zichzelf zinvolle en mooie woorden wijden 
aan leefbaarheid en milieu. D66 zou naar mijn oordeel wel een heel speciaal 
argument hebben om dit College te verlaten. De heer Robbers heeft vanmiddag 
nog gezegd dat de autoluwe binnenstad eigenlijk een droombeeld is. Hoe kan 
echter een referendumpartij lijdelijk toezien, hoe de uitslag van een 
referendum zo wordt verdonkeremaand als nu gebeurt?
      (De heer VAN DER LAAN: Daar hebben we hem! U praat over een 
      referendum?)
      (Wethouder BAKKER: Wat is volgens uw partij een referendum?) 
   U doelt ongetwijfeld op de poging tot een referendum die door mijn 
partij is ondernomen en waarvan ons partijbestuur gisteren heeft besloten, 
dat het over moet. Het is een zinvolle oefening geweest.
      (Wethouder BAKKER: Ik zou maar niet zo blij zijn als het over moet, 
      want dan zou u wel eens lager op de lijst kunnen komen dan op plaats 
      nummer zes!)
   Daar ben ik echt niet bang voor. Bij het auto-referendum zijn 167.000 
Amsterdammers betrokken geweest. Men kan die niet zomaar buitenspel zetten. 
      (De heer VAN DER LAAN: Is dit nu een voorbeeld van een correctief 
      referendum?)
   Ik was bezig, D66 uit te leggen dat het, wanneer die partij drie zetels 
zou winnen, toch wat merkwaardig zou zijn als de burgemeester na de 
verkiezingen zou zeggen, dat het eigenlijk sociaal of ecologisch 
onverantwoord is om D66 drie zetels erbij te geven en dat men dus de 
uitslag van de verkiezingen maar niet moet uitvoeren.
   D66 is overigens een partij die niet voor de poes is. Ik heb gemerkt dat 
er prachtige affiches in het Stedelijk Museum worden geëxposeerd en dat 
wethouder Bakker iedereen oproept om daarnaar te gaan kijken. Dat is 
allemaal ongetwijfeld heel interessant.
   Kortom, het lijkt mij het beste als de zittende partijen in het College 
hun politiek zouden herzien, ook op het gebied van de bestrijding van de 
werkloosheid. Naar onze mening kan dit probleem het beste worden bestreden 
door groen werk te bevorderen: mens- en milieuvriendelijk werk. Inderdaad 
moet het banenpoolsysteem worden uitgebreid en ook de werking van het 
Jeugdwerkgarantieplan. De arbeidsbemiddeling via het RBA zou ook via de 
stichting van een nieuw bemiddelingsbureau naar het voorbeeld van het 
Rotterdamse bureau Ander Werk veel beter kunnen. Op die manier zouden er 
meer parkwachters, stadswachten, buurtconciërges en tramconducteurs kunnen 
komen. Er is echter ook een ingrijpender verruiming van de werkgelegenheid 
mogelijk, waardoor wij tegelijk investeren in de kwaliteit van het leven 
van de werkende mensen. Dat is het sabbatsjaar. Na elke zeven jaar werken 
zou elke werkende er een jaar tussenuit mogen, door zich een jaar lang te 
laten vervangen. In dat jaar zou de sabbatsganger zich mogen bijscholen of 
een nieuwe wending in zijn of haar leven kunnen beramen. Het uitkeringsgeld 
van de vervangers moet dan als een loonkostensubsidie aan de werkgevers 
worden doorbetaald, waardoor de nieuwe arbeidskrachten het bedrijf weinig 
extra geld kosten. Zo'n systeem zou volgens onze berekening in Amsterdam, 
waar nogal wat hooggeschoolde werklozen wonen, die op veel plaatsen uit de 
voeten kunnen, een groot effect hebben. Wij schatten dat er circa 10.000 
mensen extra door aan het werk zouden kunnen. Ik dien een voorstel terzake 
in. Het spreekt vanzelf dat een zo ingrijpende aanpak van de werkloosheid 
ook een positief effect op de onveiligheid in de stad zou hebben. 
      (Mevr. SPIER-VAN DER WOUDE: Krijgt uw huisvrouw ook een sabbatsjaar?) 
   Dat lijkt mij een uitstekend idee; ik zal er vanavond met haar over 
praten.
   Zoals het College wil, naderen wij nu de laatste verkiezing van de 
laatste Gemeenteraad in Amsterdam in zijn huidige vorm. Moeten wij ons 
daarop verheugen? Er is onlangs een proefschrift van Ido de Haan 
verschenen, getiteld: Zelfbeheer en staatsbestuur. Hij wijst daarin op de 
lange traditie, vanaf de 12de eeuw, van de stadsstaten in de strook van 
Florence tot Amsterdam. De laatste rest van dat zelfbestuur dreigt nu 
verloren te gaan; het dreigt weggeslurpt te worden in een regionaal lichaam 
zonder identiteit. De kiezers in Amsterdam kunnen zich dan niet meer met 
leefbaarheidsproblemen rechtstreeks tot hun eigen volksvertegenwoordigers 
richten, want die zijn ook de vertegenwoordiger van de bevolking van 
Zeevang of Purmerend.
      (Mevr. VAN DER STOEL: Leefbaarheid is een van de onderwerpen waarmee 
      de deelraden volop te maken hebben. U vertelt dus leugens.) 
   Het gaat ook om grootschalige leefbaarheid, zoals de lucht in het 
algemeen in de stad die zwaar wordt beïnvloed en het geluid in de 
Amsterdamse contreien dat zwaar wordt beïnvloed door overvliegende 
vliegtuigen, hetgeen u helaas wilt bevorderen.
   Ondoorzichtige, gecompliceerde vormen van bestuur zullen dan de Raad 
vervangen, zoals de onaanspreekbare lobby van stadsdeelraadsvoorzitters. 
Een technocratisch orgaan stimuleert het actieve burgerschap niet. Met het 
ROA haalt het democratisch Amsterdam het jaar 2000 niet.
   Het ROA zal de perfecte politieke vormgeving zijn van de muur waarmee 
het College nu zijn politiek tegen de kritiek van de milieubeweging 
afschermt. Ik heb een psychiater gevraagd, wat het betekent als een mens 
door een geestelijke muur van zijn of haar omgeving wordt gescheiden. Hij 
verwees mij naar een boek van Freud, getiteld: Die Zukunft einer Illusion. 
Daarin wordt de muur verklaard uit een trauma, meestal in de orale fase van 
de jeugd, dat een felle angst heeft nagelaten voor minder financiële 
inkomsten en compensatie zoekt in orale verslavingen en babbelzucht. Alles 
draait erom, een therapie te vinden voor onze angst, in de toekomst met 
minder geld genoegen te moeten nemen. Ik raad geen politieke hypnoses aan, 
zoals die van de CD en de Centrumpartij '86, maar wel een non- 
conformistische opstelling.

   De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen:

36    Voorstel van 17 november 1993 van het raadslid R.H.G. van Duijn 
inzake de invoering van het Sabbatsjaar (Gemeenteblad afd. 1, nr. 786, blz. 
3055).

   Het voorstel wordt voldoende ondersteund en terstond in behandeling 
genomen.

   Mevr. WITTE-BUIJSERD: Mijnheer de Voorzitter. De inleiding van de 
begrotingsmissive zou vertrouwen en bezieling moeten uitstralen en 
inspirerend moeten werken op de volgend jaar nieuw aantredende Raad. De 
terugblik op de bijna afgelopen raadsperiode werkt echter mat en berustend 
en is bepaald niet moedgevend voor een ieder die met nieuw elan een beleid 
probeert te ontwikkelen met een groot maatschappelijk draagvlak. 
   Het wereldgebeuren brengt onzekerheid over de toekomst. Het aantal 
"kleine" oorlogen met grote gevolgen" neemt onrustbarend toe. De 
economische recessie werkt sterker door dan verwacht. Des te noodzakelijker 
is het, dat het gemeentebestuur en de Amsterdammers eensgezind de gevolgen 
van de grote werkloosheid, de milieuverontreiniging, de migratiestromen, de 
onveiligheid en het gebrek aan milieuvriendelijke innovatie-investeringen 
in de stad te lijf gaan. Amsterdam stond in de historie wel eens voor 
hetere vuren, dus wij kunnen er zonder vrees tegenaan, hoe moeilijk de 
toekomst ook lijkt.
   De begrotingsmissive meldt, dat het ambitieniveau van Amsterdam zo hoog 
ligt dat de werkelijkheid wel moet tegenvallen. ECO 2000 heeft echter geen 
enkele behoefte aan een teleurgestelde stadsbevolking en vraagt het College 
daarom meer realiteitszin te tonen en slechts die beloften aan de burgers 
te doen, die ook werkelijk nagekomen kunnen worden. Bij al haar ambities 
stelt ECO 2000 voorop, dat een harmonisch samengaan van techniek en natuur 
ten grondslag ligt aan het in stand houden van cultuur en beschaving. 
   De bestuurlijke reorganisatie, de andere bestuursvorm die met het 
instellen van deelraden is gerealiseerd, heeft vele Amsterdammers een 
gevoel van rechteloosheid gegeven. Als Amsterdammer wordt men niet meer 
beschermd door het gemeentebestuur, dat als het hoogste gezag wordt gevoeld 
in deze stad, maar verwezen naar een buurtbestuur, waarvan de status 
ongeloofwaardig overkomt. Precies hetzelfde geldt voor het plan om 
Amsterdam te laten opgaan in het ROA. Een bestuur wordt toch altijd gezien 
als een waker over goed en kwaad. Overdragen van macht aan een onbekend 
bestuursorgaan geeft de burger een gevoel van onzekerheid, van het 
wegvallen van een structuur van geborgenheid.
   ECO 2000 streeft naar duidelijke informatie aan de burgers over de 
bestuurlijke besluitvorming, waardoor meer interesse in de politiek 
ontstaat. De zogenaamde kloof tussen burger en bestuur mag niet gekoesterd 
worden, maar moet door het overdragen van kennis worden gedicht. 
   Voor de ambtenaren wordt in de missive geconstateerd, dat het nu 
voltooide proces van bestuurlijke reorganisatie ingrijpend is geweest, maar 
dat zonder merkbaar produktiviteitsverlies, in feite efficiënter wordt 
gewerkt. Uiteraard! Gelukkig wordt er in het ambtelijk apparaat met 
enthousiasme en resultaatgericht gewerkt, ondanks dat veel kennis verloren 
is gegaan door het vertrek van ingewerkte krachten. Zo kon bijvoorbeeld het 
miljoenenverlies bij Openbare Werken ontstaan en recent het verlies van 
vele goedkope woningen door het te laat vaststellen van de regels voor 
woningsplitsing.
   ECO 2000 verdriet het bijzonder dat een deel van het Amsterdamse Bos is 
ingebracht als een alternatieve locatie voor de bouw van een tennispark en 
uitgegeven is met 100 jaar erfpacht voor een spotprijs, zowel voor de grond 
voor de sportbeoefening als voor bouwgrond voor zeer luxe villa's. 
   Het beleid voor groenvoorzieningen behoort erop gericht te zijn, dat 
iedere inwoner van Amsterdam op loopafstand van zijn woning over groen moet 
kunnen beschikken en dat stadsparken daarom eens en voor altijd 
onaantastbaar gemaakt moeten worden. Recentelijk is dit nog verwoord door 
de wethouder voor Ruimtelijke Ordening in de adviescommissie Milieuhygiëne; 
een uitgangspunt waar ECO 2000 als ecologische partij volkomen achter - 
staat. De stadsparken worden als rustpunt in de stad zeer gewaardeerd. 
Bezuiniging op het groenbudget en aandacht voor sociale veiligheid heeft 
ertoe geleid dat parken doorzichtig worden gemaakt. Op vele plaatsen is de 
woonbebouwing en het verkeer zichtbaar en dringt lawaai door. Door het 
weghalen van de onderbegroeiing   het zogenaamd onderhoudsarm maken   
worden vele soorten broedvogels verjaagd en is er geen veilige plek meer 
voor kleine zoogdieren. ECO 2000 beschouwt deze vorm van groenbeheer als 
een verspilling van groene ruimte en pleit voor een dusdanige inrichting 
van parken en groenvoorzieningen, dat mens, dier en plant daar (weer) rust, 
natuur en levensruimte kunnen vinden. Sociale veiligheid kan het beste 
worden nagestreefd door wat minder individualistisch te gaan leven. 
   Terug in de tijd is onmogelijk en dat moet worden aanvaard. Moderne 
woonwensen leiden tot een steeds verder dalende woningbezetting en ook een 
minder gebruik van de woning. ECO 2000 betreurt, dat deze ontwikkeling 
leidt tot het bouwen van steeds meer woningen.
   Het toenemende autobezit geeft een ruimteprobleem in onze stad waar de 
politiek niet tijdig op heeft ingespeeld, met als gevolg dat er nu felle 
discussies worden gevoerd over het autovrij maken van de binnenstad en tot 
verbazing van mijn fractie tot een terugverlangen naar de autoloze tijd van 
vroeger, alsof dat de ideale situatie was, alsof wij nu niet onder heel 
andere omstandigheden leven, alsof het mogelijk is de tijd terug te 
draaien. ECO 2000 pleit voor bewust en selectief autorijden, vindt dat het 
aantal autokilometers moet worden verminderd en voor ons is dit het 
uitgangspunt voor de te nemen maatregelen.
   Het element van terug naar vroeger zit ook in het thema buurtbeheer van 
de sociale vernieuwing. Een aantal bewoners moet het goede voorbeeld geven 
om medebewoners ertoe te bewegen zich sociaal te gedragen en de 
woonomgeving niet te vervuilen, een initiatief dat het proberen waard is. 
Het verschil met vroeger is dat men toen thuis en op school werd opgevoed 
in zorg voor openbare ruimte en geleerd werd, zuinig te zijn op het 
straatmeubilair, omdat dit algemeen bezit was en betaald werd uit de 
belastingopbrengst. Tegenwoordig wordt hier nauwelijks nog aandacht aan 
gegeven; ECO 2000 ziet een aantal zeer positieve elementen in de sociale 
vernieuwingsprojecten.
   Het verschil met vroeger zit niet alleen in de toegenomen welvaart, in 
de materiële mogelijkheden. Vroeger hadden wij idealen, het geloof in een 
komende periode van cultuur, van geestelijke rijkdom, van vrede en 
verdraagzaamheid. Wij zouden sober leven en iedereen zou zich gelukkig 
voelen. Vooral in de jaren van de Tweede Wereldoorlog was dit een troost en 
een onderwerp van gesprek. In 1993 staan wij voor de vraag, of gemeen- 
schapszin op basis van solidariteit   een begrip waarin ik ben opgevoed   
verloren zal gaan door de individualisering en de welvaart. ECO 2000 denkt 
dat de eenzijdige economische groei van de laatste jaren niet alleen geen 
inkomensgroei heeft gegeven, maar ook nog eens tot te weinig geld voor 
gezondheidszorg, ouderenzorg en een schoon milieu leidt. Het wordt hoog 
tijd om sober en gelukkig te gaan leven!
   Het is een verontrustende en zorgwekkende ontwikkeling, dat wie wil en 
kan werken niet altijd een baan kan vinden, dat de inspanningen om een 
vakopleiding af te maken niet meer de garantie bieden op een baan of een 
maatschappelijke carrière en dat dit geldt zowel voor beroepsonderwijs als 
voor een universitaire opleiding. ECO 2000 is van mening dat onder andere 
de oplossing moet worden gezocht in het op de juiste waarde schatten van de 
beroepen van gewone mensen zoals bijvoorbeeld buschauffeurs, politie, 
middenstanders, zorgfuncties. Dit zijn vaak de mensen die onze samenleving 
draaiende houden, die geconfronteerd worden met de problemen en die recht 
hebben op meer respect en een verbetering van hun werkomstandigheden. Een 
herwaardering van deze beroepen leidt er automatisch toe, dat de behoefte 
aan het volgen van hogere opleidingen afneemt, zodat alleen mensen met 
uitgesproken talenten zich verder in deze richting bekwamen. Plannen op 
langere termijn is noodzaak, maar Amsterdam zal moeten kiezen, omdat het 
rijk een terughoudend subsidiebeleid moet voeren.
   ECO 2000 maakt de volgende keuzen:
- ontwikkeling van de verwaarloosde IJ-oever met behoud van het historisch 
waterfront. Het is een uitdaging die het waard is om opgepakt te worden;. 
-  de grenzen van de uitbreiding van Schiphol worden bepaald door de 
   risicocontour, dus de kansberekening van het effect van het neerstorten 
   van een vliegtuig op de woonbebouwing. Mogelijk is, dat uit de 
   berekening van de risicocontour blijkt dat de meest veilige optie voor 
   Amsterdam het verlengen of verplaatsen van de Kaagbaan is; 
-  de Noord-Zuidlijn dient in de eerste plaats te worden aangelegd als 
   regioverbinding naar de overloopgebieden ten noorden van Amsterdam. 
-  sanering van de Diemerzeedijk is een technisch zeer moeilijk op te 
   lossen probleem. Dit milieuprobleem is ontstaan door onverantwoordelijk 
   handelen van een vorig stadsbestuur dat echt had kunnen weten dat zo 
   dicht bij de stad nooit chemisch afval uit heel Europa gedumpt en ge- 
   deeltelijk verbrand had mogen worden en dat dus de schuld draagt van de 
   onvoorstelbare bodemverontreiniging van een gebied dat er zo op het oog 
   nu zo paradijselijk uitziet.
   Op korte termijn is het belangrijkste punt voor ECO 2000, te werken aan 
het terugwinnen van de betrokkenheid van de burger bij de politieke 
besluitvorming, want een democratie die haar burgers verliest, houdt op te 
bestaan.
   De heer BRUYN: Mijnheer de Voorzitter. Tijdens de vorige vergadering 
schold Groen Links ons uit voor racistische criminelen die in de 
Gemeenteraad waren binnengedrongen. Daaruit blijkt in de eerste plaats dat 
men niet weet wat racisme is en ook niet wat criminelen zijn. Criminelen 
zijn zij die de waarden en belangen van de eigen Nederlandse bevolking 
achterstellen bij die van buitenlanders hier te lande en die tevens de 
strijd hiertegen als racistisch verketteren. Wij hebben tijdens de Tweede 
Wereldoorlog een soortgelijke strijd gestreden. Wij hebben toen thuis 
joodse onderduikers en verzetsmensen gehuisvest. Ik heb als jong ambtenaar 
aan de Februaristaking deelgenomen en onder meer op 21 maart 1943 met valse 
papieren een bezoek gebracht aan kamp Westerbork, om daar de als strafgeval 
opgepakte vrouw van prof. Presser kleding en levensmiddelen te brengen. 
Maar dergelijke feiten brengen waarschijnlijk geen verandering in de 
gedachtengangen van Groen Links. Zij aanbidden oud-Stalinisten als Marcus 
Bakker en lieten Fré Meis, de Groningse communist die Groen Links geen 
partij voor de Nederlandse arbeiders vond, teleurgesteld afdruipen. Fré 
Meis was bovendien een Groninger nationalist die de aardgasbaten uit 
Groningen aan die provincie ten goede wilde laten komen. Alle gevoelvolle 
woorden die de heer Saris aan zijn vriend Meis wijdde, kunnen het feit van 
zijn teleurstelling en uittreding niet teniet doen. Groen Links verschijnt 
ons enerzijds als voorvechter van buitenlandse hoeren en homo's en 
anderzijds als willoos slachtoffer van het bankkapitaal dat ons op 
aantasting van het Amsterdamse Bos kwam te staan.

   Ook bij de PvdA treffen wij een bijna tot perversie verworden 
migrantenbeleid aan en dezelfde verwaarlozing van de belangen van de eigen 
Nederlandse bevolking, met dien verstande dat de bestuurders van deze 
partij naar aantal en invloedssfeer tot op heden machtiger waren en dus 
veel meer kwaad konden stichten, zowel landelijk als plaatselijk. Minister 
d'Ancona liet zich trots fotograferen in een nieuwgebouwd badhuis voor 
allochtone vrouwen en breekt intussen onmisbare voorzieningen voor 
Nederlandse ouderen af. Zij stelt grote bedragen beschikbaar voor 
allochtone jeugd en laat intussen Nederlandse jongeren verkommeren. Men 
heeft grote belangstelling voor de huisvesting van alle mogelijke 
allochtonen en verwaarloost die van de eigen Nederlandse bevolking. Men 
reserveert allerwege banen voor allochtone jongeren en ontneemt Nederlandse 
jongeren alle kansen. Ook op andere gebieden zijn deze tendenties 
waarneembaar. De PvdA heeft haar minderhedenbeleid ook na de 
verkiezingsnederlaag van 1990 stug doorgezet. Misschien gokte zij daarmee 
op de toenemende invloed van allochtone kiezers, die te verwachten valt. 
Overigens worden de doeleinden van dit beleid vaak in het verborgene 
nagestreefd. In de voorstellen van Burgemeester en Wethouders aan de 
Gemeenteraad zijn de doelgroepen waarvoor voorzieningen worden getroffen 
lang niet altijd afleesbaar. Ook de conflicten over het gevoerde beleid 
probeert men zoveel mogelijk naar buiten te verdoezelen.
      (Mevr. VAN DER STOEL: U zit weer onzin te praten. Een- en andermaal 
      heeft deze Raad exact aangegeven wat de voorkeursgroepen van de Raad 
      zijn: vrouwen, allochtonen, gehandicapten. Mensen in een 
      achterstandspositie kunnen op de democratische fracties in de 
      Gemeenteraad rekenen. Niet op u. Dat maakt u opnieuw helder.) 
   Zo is de ware aard van het conflict Van Thijn-Jonker-Wildekamp nooit 
openbaar gemaakt en liet wethouder Jonker niets los over het conflict dat 
dreigde tussen het gemeentebestuur en sommige gemeentelijke diensten die 
weigerden nog langer mee te doen aan het te werk stellen van allochtonen. 
Soms breekt ook bij de PvdA het licht door. Zo sprak wethouder Genet 
indertijd wijze woorden over de ongewenstheid van bevolkingsconcentraties 
"van arm, zwart en werkloos". Dat kwam hem te staan op een klacht bij de 
Officier van Justitie wegens racisme. Daaruit blijkt eens temeer dat er in 
Nederland een klimaat is ontstaan waarin uitkomen voor je mening nauwelijks 
mogelijk is, zelfs voor steunpilaren van het huidige minderhedenbeleid. 
   De rol van de burgemeester als drijvende kracht achter het 
minderhedenbeleid heb ik elders aan de orde gesteld. Daarbij is ook zijn 
optreden als minister van Binnenlandse Zaken in de jaren 1981/1982 ter 
sprake gekomen. Hij werd in dit verband genoemd als de geestelijke vader 
van art. 1 van de huidige Grondwet, dat een voorrangsbehandeling van 
buitenlanders boven Nederlanders mogelijk maakt. Dat artikel is een 
belangrijke oorzaak van veel ellende onder Nederlanders. Ik heb dat artikel 
indertijd onzinnig genoemd.
      (Mevr. VAN DER STOEL: U moet er nu eens mee ophouden dat artikel zo 
      gigantisch te misbruiken. Dat is nu juist het artikel waarmee de 
      burgers van deze stad zich kunnen beroepen op de rechtsstaat als zij 
      in een achterstandspositie verkeren. Alle burgers moeten in gelijke 
      omstandigheden gelijk worden behandeld. Wij zijn trots op dat artikel 
      in de Grondwet!)
   U wel. Dat ik het artikel onzinnig noemde, kwam mij te staan op een 
beschuldiging van meineed, gepleegd tijdens mijn installatie als raadslid. 
De beste gemeentelijke juristen zouden op de zaak worden gezet om mijn 
veroordeling voor te bereiden. Sindsdien is er niets meer over deze zaak 
vernomen. Blijkbaar hebben de heren gemeentelijke juristen moeite met het 
formuleren van de beschuldiging. Ik zal hen een handje helpen. Ik ben 
namelijk bij nader inzien tot de conclusie gekomen dat art. 1 van de 
Grondwet niet slechts onzinnig moet worden genoemd, maar ook doelbewust 
misleidend. Hier ligt een kans voor de gemeentelijke topjuristen van de 
juridische afdeling, die in deze zaak blijkbaar moeite hebben met het 
formuleren van een beschuldiging.
      (De heer VAN DER LAAN: Wij hebben als beleid, zo terughoudend 
      mogelijk te zijn, maar ik vind dat wij zo'n uitnodiging niet kunnen 
      afslaan. Er komt precies in het Gemeenteblad te staan wat u wilt: 
      juristen kunnen een nieuwe poging wagen. Ik ondersteun het verzoek 
      van de heer Bruyn dan ook.)
   Misschien kunnen zij dan meteen nog eens kijken naar de door mij 
gesignaleerde corruptie van Burgemeester en Wethouders bij het hanteren van 
de regeling inzake fractiegelden; daarmee hebben zij ook moeite. 
   Het ideaal van onze tegenstanders is nog altijd de multiculturele 
maatschappij, dit ondanks de mislukkingen die dit soort samenlevingen over 
de gehele wereld te zien geven. Daarbij is voor Nederland Suriname het 
meest sprekende voorbeeld. De neergang van Suriname kwam mede tot stand 
door fouten van Nederland tijdens het dekolonialisatieproces. Een 
belangrijke fout lijkt dat Nederland toestond dat vrijwel de hele bovenlaag 
van de Surinaamse bevolking de vlucht nam naar Nederland en niet werd 
geconfronteerd met de plicht het land op te bouwen. Dat proces ging tot in 
de jongste tijd door onder meer door de regeling waarbij Surinaamse 
leerkrachten werden geronseld voor Nederlandse scholen. Momenteel probeert 
Suriname zijn vroegere kader weer met hogere salarissen terug te lokken, 
maar voorlopig blijft het land nog in het slop.
   Uit dit voorbeeld blijkt dat de vrijheid van migratie noch voor het land 
van herkomst noch voor het land van bestemming altijd een voordeel behoeft 
te zijn. In Suriname spelen, zoals bekend, ook de grote culturele 
verschillen tussen de diverse bevolkingsgroepen een rol. Daarbij geldt dat 
culturele verschillen dikwijls meer weerstand aan verandering bieden dan 
men vaak denkt en dat mensen liever vechten dan veranderen. Tevens geldt 
dat agressiviteit in de ene cultuur een veel grotere rol speelt dan in de 
andere. Zo hebben Franse onderzoekers vastgesteld dat Antillianen van het 
eiland Martinique ten gevolge van hun cultuurpatroon met zijn agressiviteit 
en criminele uitwassen dezelfde moeilijkheden veroorzaken als in Nederland 
het geval is.
      (De heer PLATVOET: Nederlandse onderzoekers hebben vastgesteld dat de 
      heer Bruyn een racist is.)
   Hieraan moet worden toegevoegd dat de eventuele voorwaarden waaronder 
een multiculturele maatschappij zou kunnen draaien niet bekend zijn. 
Bovendien zijn er, voor zover mij bekend, weinig of geen gegevens over de 
vraag of een bestaande maatschappij kan blijven draaien bij een grote en 
snelle invasie van cultuurvreemde elementen. Duidelijk schijnt in ieder 
geval dat bijvoorbeeld verdringing van de autochtone Nederlandse 
middenstand door allochtone neringgdoenden bij onder meer islamisering van 
de buurt onafwendbaar is. Dat geldt ook voor allerlei andersoortige 
bedrijven. Dat alles brengt uiteraard grote spanningen en nieuwe 
ontwrichting mee.
      (De heer ESAJAS: Wat gaat u doen om dit te veranderen? Wat is uw 
      beleid om de allochtonen in dit deel van Nederland te integreren? Of 
      bent u van plan hen eruit te gooien?)
   Daarop kan ik in deze vijftien minuten spreektijd niet ingaan. 
      (De heer ESAJAS: U hebt toch wel een beleid?)
   Mijn beleid is in de eerste plaats: stopzetting van de immigratie in 
Amsterdamse buurten.
      (De heer ESAJAS: Dus u gaat ze eruit gooien!)
   Dat heb ik niet gezegd. Ik sprak van stopzetting van de immigratie. U 
moet mijn woorden niet verdraaien.
      (De heer ESAJAS: Dat doe ik niet. U moet niet kwaad worden. Rustig 
      maar.)
   Ik wil ze er niet uit gooien, maar ik wil wel stopzetting van de 
immigratie als eerste stap.
      (De heer ESAJAS: Wil u dan hun positie verbeteren? U bent toch 
      beleidsmaker?)
   Inderdaad.
      (De heer ESAJAS: Dan moet u Amsterdam besturen en Amsterdam is 
      multicultureel.)
   Dat zegt u!
      (De heer ESAJAS: Wat dan?)
   Op weg naar ontaarding. Dat alles brengt uiteraard grote spanningen met 
zich in de praktijk. In het licht van dit alles...
      (De heer ESAJAS: Ik heb in dit land geleerd...)
   U leert alleen maar van mevr. Grewel dat u anderen het woord moet 
ontnemen. Dat is uw bedoeling. Donder op!
      (De heer ESAJAS: Nu wordt u toch kwaad. Zo kunt u geen land 
      besturen.)
   In het licht van dit alles moet het lichtvaardig optimisme dat in deze 
Raad gemeengoed is over de mogelijkheden van een multiculturele samenleving 
verwerpelijk worden geacht, maar daarmee is tevens de lichtzinnige 
immigratiepolitiek veroordeeld. De gehele ontwikkeling in Nederland schijnt 
ons gelijk te geven. Lieten vroeger dr. Drees, prof. Tinbergen en andere 
vooraanstaande geleerden zich reeds in onze geest uit, thans huldigen vele 
politici, soms nog schoorvoetend, onze standpunten. De Nederlanders hebben 
steeds meer het gevoel te worden weggedrukt door vreemdelingen. Gezien de 
voorkeursbehandeling is dit in allerlei opzichten ook het geval. Daarbij 
moet worden aangetekend dat niet het huidige beleid ervan uit gaat, dat de 
verdeling van de voorzieningen zoals woningen, banen en anderszins een 
afspiegeling moet zijn van de bevolkingssamenstelling. Het is duidelijk, 
dat bij gestage groei van het aantal vreemdelingen de Nederlanders steeds 
meer in de knel komen, mede door het voorrangsbeleid. Dat daartegen in 
steeds bredere kringen verzet ontstaat, is logisch, evenals het feit dat 
daarbij naar steeds scherpere middelen wordt gegrepen. Dat een deel van de 
onvrede zich ontlaadt tegen buitenlanders is betreurenswaardig, maar 
logisch in het licht van de verwarring over de vraag wie de schuld heeft 
aan dit alles.
      (De heer HULSMAN: Zou het kunnen zijn dat uw verhalen er mede 
      schuldig aan zijn dat die onvrede zich richt tegen mensen die met ons 
      in deze stad wonen maar misschien een andere kleur op hun huid 
      hebben?)
   Dat is een "jij-bak". Het ongenoegen in den lande zal nog kunnen worden 
versterkt doordat men allerlei kostbare projecten voor bijvoorbeeld 
Antilliaanse jongeren opzet om hen hier uit de criminaliteit te houden in 
plaats van hen via een visumregeling de pas af te snijden. Inperking van de 
immigratie in het algemeen zou passen bij de geluiden die in de Europese 
Gemeenschap worden gehoord. Het zou ook passen in de nieuwe koers die de 
internationale vluchtelingenorganisatie onlangs bepleitte. Die hield onder 
meer in dat vluchtelingen moeten worden opgevangen in de regio's waar zij 
vandaan komen. Inperking van de immigratie zou ook passen bij de noodzaak 
en het streven, de mobiliteit in het algemeen te verminderen, mede ter 
wille van het milieu.
   Individueel worden soms consequenties getrokken uit de situatie hier te 
lande. Zo vertrok de heer Komproe, die het aantal buitenlanders in 
Nederland ook te veel vond, naar een post op Bonaire, maar de nieuwe tijger 
in de tank van de PvdA wil slechts als middel tegen de kwaal het 
verwisselen van etiketten. Men wil allochtonen ofwel buitenlanders "nieuwe 
Amsterdammers" noemen en zo denkt men de problematiek te kunnen oplossen. 
Dat is dan weer een tijger die zijn eigen jongen opvreet. Stadsdeelraadslid 
Krijnen uit Amsterdam-West uitte gisteravond voor de televisie het verwijt 
dat de huidige gemeente eindeloos praat over Schiphol en dergelijke 
projecten, maar nooit toekomt aan de problemen die een gevolg zijn van de 
omvangrijke immigratie in zijn stadsdeel en de daaruit bij de Nederlanders 
ontstane onrust. Ook daar begint kennelijk door te dringen dat de 
zogenaamde arbeiderspartijen verstek laten gaan bij de problemen van de 
Nederlandse bevolking.

   De discussie over punt 3 van de agenda wordt geschorst. 

   De vergadering wordt om 16.45 uur geschorst tot 19.30 uur.