Bron: Raad
Type document: Notulen
Onderwerp: Raadsvergadering 14-12-88
Datum publicatie:14-12-1988
Datum Raad:14-12-1988
Besluit Raad: conform besloten
 
Tekst:
 
OPENBARE VERGADERING OP WOENSDAG 14 en DONDERDAG
15 DECEMBER 1988.
 
Aanwezig: de leden mevr. Agtsteribbe (PvdA), Amzand (PvdA), mevr. Baak (
D66), mej. Blok (VVD), Bruins Slot (CDA), Cnoop Koopmans (PvdA), Dirkmaat (
PvdA), Van Duijn (CDA), Van Duijn (GrAs), Etty (PvdA), Genet (PvdA), mevr.
Grewel (PvdA), mevr. Hamm-Tonnaer (VVD), Ten Have (D66), Van Hoeve (PvdA),
mevr. Ter Horst (PvdA), Houterman (VVD), Hulsman (LA), De Jonge (CDA),
Jonker (PvdA), mevr. Koningh (PvdA), Luijten (VVD), mevr. Luimstra-Albeda
(CDA), Meurs (VVD), Molleman (CDA), Mug (PvdA), mevr. Oedayraj Singh Varma
(LA), Oranje (D66), Papineau Salm (PvdA), Ronteltap (VVD), Saris (LA), Van
Schijndel (LA), mevr. Van der Stoel (VVD), Tammens (LA), mevr. Tanja (LA),
mevr. Tukker-Klaassens (PvdA), Veldman (PvdA), Van de Ven (PvdA), Van der
Vlis (PvdA), mevr. De Waart-Bakker (PvdA), mevr. Westphal (PvdA) en mevr.
Wildekamp (PvdA).
 
Afwezig: de leden Balai (PvdA), mevr. Bouman (partijloos) en Heijne
(CDA).
 
Middagzitting op woensdag 14 december 1988.
 
Voorzitter: drs. Ed. van Thijn, burgemeester.
 
Secretaris: mr. K. Kooiker.
 
De vergadering wordt om 13 uur geopend.
 
De VOORZITTER: Ik constateer, dat mej. Blok vandaag voor het eerst sinds
lange tijd weer in ons midden is. Daarover wil ik graag mijn blijdschap
uitspreken.
 
(tekenen van instemming)
 
Aan de orde is de agenda.
 
1
Notulen van de raadsvergadering op 30 november 1988.
 
De notulen worden ongewijzigd goedgekeurd.
 
2
Mededeling der ingekomen stukken.
 
1ø Adres van 18 november 1988 van de Stichting Edelweis inzake de
sanitaire en andere voorzieningen voor woonwagenbewoners op het IJ-eiland.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik stel voor, dit adres te voegen bij de
andere adressen over dit onderwerp die in de Commissie voor
Stadsvernieuwing enz. zullen worden behandeld.
Wethouder GENET: Ik heb daartegen geen bezwaar.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stelllen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor
Stadsvernieuwing, Volkshuisvesting en Grondzaken.
 
2ø Adres van 18 november 1988 van H. Hunnik inzake een klacht over de
Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer AMZAND: Ik stel voor, een afschrift van het antwoord te zenden
aan de Commissie voor Herhuisvesting enz.
Wethouder TEN HAVE: Daartegen bestaat geen bezwaar.
 
Besloten wordt, het adres in handen van Burgemeester en wethouders te
stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening zal mededeling worden
gedaan aan de Commissie voor Herhuisvesting en Juridische Zaken.
 
3ø Adressen van 18 en 28 november 1988 van het Christelijk Nationaal
Vakverbond inzake de gebeurtenissen in Nandame in Nicaragua.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, deze adressen in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik stel voor, dit adres te behandelen in de
Commissie vooor Algemene Zaken enz.
De VOORZITTER: Gelet op het feit dat die behandeling nog wel even op
zich zal laten wachten stel ik voor, de adressen nu te beantwoorden, want
ik heb een heel goed antwooord. De commissie kan dan een afschrift van het
antwoord krijgen, aan de hand waarvan dan altijd nog om behandeling daarvan
kan worden gevraagd.
De heer R.H.G. VAN DUIJN: Ik kan mij daarmee verenigen.
 
Besloten wordt, deze adressen in handen van Burgemeester en Wethouders
te stellen ter afdoening. Van de wijze van afdoening zal mededeling worden
gedaan aan de Commissie voor Algemene Zaken en Internationale Contacten.
 
4ø Adres van 18 november 1988 van het bestuur van de Amsterdamse Raad
voor de Beroepskeuze inzake de uitgave van de brochure "De basisschool
door... Wat nu?".
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 4, Onderwijs).
 
5ø Adres van 21 november 1988 van de Vereniging voor bejaarden " De Arend"
inzake de plannen tot sluiting van het verenigingsgebouw De Arend.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 5, onderdeel Jeugdzaken en
Volksontwikkeling).
 
6ø Adres van 21 november 1988 van de Woningbouwvereniging Het Oosten
inzake de woningtoewijzing in het oostelijk havengebied.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
7ø Adres van 21 november 1988 van het Wijkopbouworgaan Indische buurt en
andere buurtorganisaties inzake de plannen voor het trac‚ van de Panamaweg.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Ruimtelijke
Ordening en Bestuursinformatie.
 
8ø Adres van 22 november 1988 van het Wijkopbouworgaan Bos en Lommer
inzake de aanstelling van een buurtsportwerker.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 5, onderdeel Sport en Recreatie).
 
9ø Adres van 22 november 1988 van de Werkgroep Mauritskade en het
Wijkopbouworgaan Oosterpark inzake de herprofilering van de Mauritskade.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 8, onderdeel
Stadsvernieuwingsfonds).
 
10ø Adres van 22 november 1988 van Holland Foto inzake het voortbestaan
van het cultureel centrum De Moor.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 5, onderdeel Jeugdzaken en
Volksontwikkeling).
 
11ø Adres van 23 november 1988 van Contact Milieubescherming
Noord-Holland inzake een verzoek om financi‰le ondersteuning voor 1989.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 7, onderdeel Milieubeheer).
 
12ø Nota van 24 november 1988 van het raadslid mevr. Koningh, getiteld:
Een onderwijs-servicebureau voor Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1676,
blz. 5279).
 
Besloten wordt, deze nota in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen om preadvies.
 
13ø Adres van 4 november 1988 van de Stichting KIK inzake het
Stadsvernieuwingsfonds 1989 (Jordaan) en het kunstbeleid.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 8, onderdeel
Stadsvernieuwingsfonds.
 
14ø Adres van 23 november 1988 van B. Meurs en vele anderen inzake de
groenvoorzieningen in de Plantagebuurt.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening na behandeling in de Commissie voor Beheer Openbare
Ruimte en Verzorgende Bedrijven.
 
15ø Adres van 24 november 1988 van F.J. Colon inzake de subsidie voor het
huidige bestuur van de Stichting Wijkopbouworgaan Oosterparkbuurt.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
16ø Adres van 25 november 1988 van M. Steigenga en G. Visser inzake de
mogelijkheden voor kinderopvang in de gemeente Amsterdam.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
17ø Adres van 26 november 1988 van A.M. Nijland inzake de tarieven en
vergoedingen van de NV Verzekeringsbedrijf Gemeente Amsterdam.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
18ø Adres van 28 november 1988 van de Stichting HAJ inzake het
voortbestaan van het Huiskamer Aanloopproject.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 7, onderdeel Gezondheidszorg).
 
19ø Adres van 28 november 1988 van de Werkgroep Van der Pek e.o. inzake
de verdeling van het Stadsvernieuwingsfonds.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze
behandelingvan de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 8, onderdeel
Stadsvernieuwingfonds).
 
20ø Adres van 29 november 1988 van J. Berkhout inzake zijn ontwerp voor
het Museumplein.
 
Burgemeester en Wethouders stellen voor, dit adres in hun handen te
stellen ter afdoening.
 
De heer PAPINEAU SALM: Ik stel voor, het adres te betrekken bij de nog
in te dienen voorstellen ter zake.
Wethouder VAN DER VLIS: Daartegen bestaat geen bezwaar.
 
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten, het adres in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen, ten einde het te betrekken bij de
door hen in te dienen voorstellen ter zake.
 
21ø Notitie van het raadslid B.J.A. Oranje inzake het Museumplein (
Gemeenteblad afd. 1, nr. 1603, blz. 4941).
 
Besloten wordt, de notitie in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen, ten einde deze te betrekken bij de door hen in te dienen
voorstellen ter zake.
 
22ø Adres van 23 november 1988 van het Wijkopbouworgaan De Buurtwinkel
inzake een voorstel om 2% van het Stadsvernieuwingsfonds te reserveren voor
beeldende kunst.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 8, onderdeel
Stadsvernieuwingsfonds).
 
23ø Adres van 26 november 1988 van de medezeggenschapsraad Kinderleef-
kring inzake de bouw van een nieuw onderkomen voor de Kinderleefkring-
school.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 8, onderdeel
Stadsvernieuwingsfonds).
 
24ø Adres van 27 november 1988 van de Stichting De Garage inzake de
aankoop van het Burgerziekenhuis door de gemeente.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
25ø Adressen van 30 november 1988 en 2 december 1988 van
onderscheidenlijk de Stichting Wijkopbouworgaan Transvaal en het
Wijkopbouworgaan Oud-west inzake het voornemen tot bezuiniging op
hetopbouwwerk van de wijkopbouworganen.
 
Besloten wordt, deze adressen te betrekken bij de functiegewijze
behandeling van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 6, onderdeel
Maatschappelijk Werk).
 
26ø Adres van 1 december 1988 van E. van der Oord inzake de tarieven van
de onroerend-goedbelasting.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
27ø Adres van 1 december 1988 van de Stichting Algemeen Maatschappelijk
Werk Amsterdam inzake de bezuinigingsmaatregelen op het ouderenwerk, met
name het vervallen van de ouderenpagina in het Amsterdams Stadsblad.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze
behandeling van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 0, onderdeel
Voorlichting).
 
28ø Adres van 1 december 1988 van A.J. Hoefakker inzake reclameborden op
het Hoofddorpplein.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
29ø Adres van 1 december 1988 van het gewestbestuur Amsterdam van de ANBO
inzake uitbreiding van de arbeidsduur van een medewerkster.
 
Besloten wordt, dit adres te betrekken bij de functiegewijze behandeling
van de begroting voor 1989 (hoofdfunctie 0, onderdeel Voorlichting).
 
30ø Adres van december 1988 van C. van Ooijen en J.M. de Munnik inzake
een muurschildering in het schoolgebouw aan de Voormalige Stadstimmertuin
1.
 
Besloten wordt, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te
stellen ter afdoening.
 
31ø Adres van 7 december 1988 van het Dagelijk bestuur van het stadsdeel
Zuidoost inzake de afsplitsing van het budget in de ontwerp-begroting 1989
van het stadsdeel Zuidoost.
 
Besloten wordt, dit adres te behandelen bij de algemene en financi‰le
beschouwingen over de ontwerp-begroting voor 1989.
 
De VOORZITTER stelt voor, thans eerst na te gaan, welke punten van de
agenda zonder discussie en hoofdelijke stemming kunnen worden afgedaan.
 
Conform besloten.
Punt 3 wordt even aangehouden.
 
4
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 december 1988 tot
vaststelling van het Tarief voor de levering van gas aan kleinschalige
warmte-krachtinstallaties voor huishoudelijke doeleinden en ten behoeve van
centrale verwarming van woningen in bouwblokken (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1653, blz. 5238).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5239 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
5
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 december 1988 tot
vaststelling van het Tarief voor de levering van gas voor huishoudelijke
doeleinden en ten behoeve van centrale verwarming van woningen in
bouwblokken (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1654, blz. 5241).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5242 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
6
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 december 1988 tot
wijziging van de Tarieven- en Vergoedngsregeling als bedoeld in art. 15 van
de Algemene Voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas door het
Gemeente-energiebedrijf van Amsterdam (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1655, blz.
5243).
 
De heer R.H.G. VAN DUIJN (stemmotivering): Het gaat hier om een
bezuiniging ter grootte van Ÿ125 per aansluiting per woning, die wordt
afgewenteld op de energiegebruikers, dus de Amsterdammers. Ik ben daar
tegen.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5244 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer R.H.G.
van Duijn gemaakte opmerking.
 
7
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 december 1988 tot
herziening van de Tariefbepalingen, onderdeel van de Algemene Voorwaarden
voor de levering van drinkwater (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1658, blz. 5249).
 
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5249 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
7A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 8 december 1988 tot
vaststelling van de Heffingsverordening marktgelden 1989 (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1680, blz. 5295).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5295 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
Punt 8 wordt even aangehouden.
 
9
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
vaststelling van de eerste herziening van het bestemmingsplan Burgwallen
Oude Zijde (oude Stadhuis) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1643, blz. 5193).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5197 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
10
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
voorbereiding van het bestemmingsplan Julianapark (westelijk deel) (
Gemeenteblad afd. 1, nr. 1649, blz. 5233).
 
De heer R.H.G. VAN DUIJN (stemmotivering): Ook in de Watergraafsmeer
wordt het groen steeds schaarser en ik heb er dan ook grote bezwaren tegen
dat het Julianapark wordt volgebouwd. Ik stem blanco; bij een vorige
gelegenheid was ik gedwongen blanco te stemmen en ik neem aan, dat dit nu
ook mogelijk is.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5233 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer R.H.G.
van Duijn gemaakte kanttekening.
 
11
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
voorbereiding van het bestemmingsplan Azi‰havenweg (autosloopterrein) (
Gemeenteblad afd. 1, nr. 1650, blz. 5234).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5235 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
12
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
voorbereiding van het bestemmingsplan Pieter Calandlaan e.o. (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1651, blz. 5235)
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5236 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
13
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
voorbereiding van het bestemmingsplan Pilotenstraat (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1652, blz. 5237).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5237 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
14
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 5 december 1988 tot
vervanging van de centrale verwerkingseenheden annex spoelautomaten van de
snelfilters op de vestigingen Loenderveen en Weesperkarspel van
Gemeentewaterleidingen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1656, blz. 5245).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5247 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
14A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 7 december 1988 tot het
aangaan van een raamoverenkomst met het Algemeen burgerlijk pensioenfonds
inzake de realisering van maximaal 1400 zogenaamde ABP-woningen in de
premiesector in Amsterdam in het contingentjaar 1988 (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1677, blz. 5287).
 
De heer RONTELTAP (stemmotivering): Mijn fractie kan met deze voordracht
instemmen. Zij vindt het uitstekend, dat er een arrangement wordt aangegaan
waardoor er goedkoper kapitaal beschikbaar komt voor de woningbouw. Dit
geld zal naar onze mening wel moeten worden toegevoegd aan het
kopkostenfonds; het draagt dan generaal bij tot verlaging van de huren van
woningen.
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5290 van
afd. 1 van het Gemeenteblad, met inachtneming van de door de heer Ronteltap
namens de fractie van de VVD gemaakte kanttekening.
 
15
Voordrachten van Burgemeester men Wethouders van 30 november 1988 tot
uitgifte in erfpacht van:
a 19 terreinen in Gein IV (nr. 1613);
b een terrein nabij de Spakenburgstraat (nr. 1614);
c een terrein nabij de Spakenburgstraat (nr. 1615);
d een terrein nabij de Spakenburgstraat (nr. 1616);eeen terrein nabij de
Spakenburgstraat (nr. 1617);
f een terrein nabij de Spakenburgstraat (nr. 1618);
g een terrein aan de Drentestraat (nr. 1619);
h een terrein aan de Middenweg (nr. 1620);
i een terrein aan de Amstelveenseweg en de De Cuserstraat (nr. 1621).
Gemeenteblad afd. 1, nrs. 1613-1621, blz. 5145-5164).
 
De voordrachten worden zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien de besluiten, vermeld op de blz.
5145-5164 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
16
Voordrachten van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1988 tot
wijziging van erfpachtrechten op:
a een terrein aan het Boerhaaveplein (nr. 1622);
b 4 terreinen aan de Jan Voermanstraat en de Derkinderenstraat (nr. 1623);
c 2terreinen aan de Johannes Hilverdinkstraat en de Hart Nibbrigstraat
(nr. 1624).
Gemeenteblad afd. 1, nrs. 1622-1624, blz. 5166-5169).
 
De voordrachten worden zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien de besluiten, vermeld op de blz.
5166-5170 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
17
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1988 tot
conversie van het erfpachtrecht op een terrein aan de Nova Zemblastraat (
Gemeenteblad afd. 1, nr. 1625, blz. 5172).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd;
de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5173 van afd. 1 van het
Gemeenteblad.
 
18
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1988 tot het
bouwrijp maken c.a. van het Werfterrein aan de Van Reigersbergenstraat ten
behoeve van woningbouw (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1604, blz. 4944).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4945 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
19
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1988 tot
ruiling van gronden aan het Raamplein en de Raamdwarsstraat (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1605, blz. 4945).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4946 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
20
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot huur
van het perceel Kraaiennest 16 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1606, blz. 4947).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4947 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
21
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot huur
van het perceel Vlaardingenlaan 13-15 met bijbehorend terrein (Gemeenteblad
afd. 1, nr. 1607, blz. 4948).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4948 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
22
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1988 tot
verkoop van grond aan de Asterweg in het stadsdeel Noord (Gemeenteblad afd.
1, nr. 1630, blz. 5179).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5181 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
23
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1988 tot
verkoop van gronden in de Houtrakpolder en delegatie van de bevoegdheid tot
het treffen van een pachtschaderegeling (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1631,
blz. 5182).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien de besluiten, vermeld op blz. 5183 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
24
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1988 tot het
instellen van een gerechtelijke procedure inzake het onteigeningsplan
Staatsliedenbuurt 13 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1646, blz. 5226).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5226 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
25 Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1988 tot
het bouwrijp maken c.a. van een terrein aan de De Ruijterkade ten behoeve
van een kantoorgebouw (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1669, blz. 5273).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5273 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
25A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1988 tot het
verlenen van eervol ontslag aan de directeur van het Gemeentelijk
Grondbedrijf (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1684, blz. 5312).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5312 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
26
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 21 november 1988 tot
vaststelling van de Bouwverordening (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1612, blz.
4961).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4961 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
27
Adviezen van de Beroepscommissie Bouwverordening (art. 390) van 25
november 1988 inzake het treffen van voorzieningen aan panden. De
conclusies luiden, de beroepen ongegrond te verklaren.
a Beroep inzake een aantal panden in de Niersstraat (nr. 1647).
b Beroep inzake het pand Nassaukade 141-142 (nr. 1648).
c Beroep inzake het pand Balistraat 86 (1659).
d Beroep inzake het pand Grevelingenstraat 14 (nr. 1660).
(Gemeenteblad afd. 1, nrs. 1647-1648 en 1659-1660, blz. 5227-5230 en
5256-5259).
 
De conclusies van de adviezen worden zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien de besluiten, vermeld op de
blz. 5229-5231 en 5258-5260 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
28
Adviezen van de Beroepscommissie Bouwverordening (art. 390) van 29
november 1988 inzake het treffen van voorzieningen aan panden. De
conclusies luiden, appellanten in hun beroepen niet-ontvankelijk te
verklaren.
a Beroep inzake het pand Hugo de Grootplein 5 (Nr. 1661).
b Beroep inzake het pand Uithoornstraat 59 (nr. 1662).
(Gemeenteblad afd. 1, nrs. 1661-1662, blz. 5261-5263).
De conclusies van de adviezen worden zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien de besluiten, vermeld op blz.
5262-5264 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
29
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
inwilliging van de verzoeken van elf besturen van bijzondere scholen voor
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs om vergoeding van de bezoldiging
van logopedisten en fysiotherapeuten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1663, blz.
5265).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5266 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
30
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
inwilliging van de verzoeken van acht besturen van bijzondere scholen voor
speciaal en voortgezet speciaal onderwijs om vergoeding van de bezoldiging
van logopedisten en fysiotherapeuten (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1664, 5266)
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5267 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
31
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
nieuwbouw en verbouwing ten behoeve van de openbare school voor speciaal
onderwijs, genaamd De Scheepskameel (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1665, blz.
5269).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5269 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
32
Preadvies van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 op de
aanvraag van het bestuur van de Stichting Rooms Katholiek Onderwijs St.
Paulus om medewerking voor vervanging van de buitenkozijnen van de St.
Paulusschool voor basisonderwijs, Koos Vorrinkweg 3-5. De conclusie luidt,
de bij het preadvies overgelegde besluiten te nemen (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1666, blz. 5270).
 
De conclusie van het preadvies wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz.
5270 van afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
33
Preadvies van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 op
aanvragen van diverse besturen van scholen voor basisonderwijs om
medewerking voor het treffen van voorzieningen aan hun scholen. De
conclusie luidt, de bij het preadvies overgelegde besluiten te nemen
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1667, blz. 5271).
 
De conclusie van het preadvies wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij het preadvies
overgelegde besluit.
 
34
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 inzake
verbouwing van het schoolgebouw Orteliusstraat 28 ten behoeve van de
bijzondere school De Kleine Prins (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1668,
blz. 5272).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5272 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
34A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1988 tot
verbouwing/aanpassing van vier gebouwen van scholen voor speciaal onderwijs
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1682, blz. 5309).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5310 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
35
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 30 november 1988 tot het
verlenen van eervol ontslag aan de directeur van de Gemeentelijke Dienst
voor Bejaardenverzorging (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1610, blz. 4953)
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 4953 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
36
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 28 november 1988 tot
subsidi‰ring van het Stedelijk Overleg Jeugdhulpverlening Amsterdam (
Gemeenteblad afd. 1, nr. 1626, blz. 5174).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5175 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
37
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
verhuizing van het Centraal Bureau Brandweer naar het gebouw
Weesperzijde 99-99A (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1645, blz. 5223).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5225 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
37A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 7 december 1988 tot
vaststelling van het abonnementstarief, alsmede tot verhoging van het
leningplafond van Kabeltelevisie Amsterdam BV (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1678, blz. 5291).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5293 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
38
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot
aansluiting op de riolering van woonschepen, gelegen aan het IJsbaanpad/de
Jachthavenweg en aan het Zijkanaal I (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1629, blz.
5177).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5178 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
39
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 25 november 1988 tot
onttrekking van een fietspad ten oosten van het Sportpark Spieringhorn aan
het openbaar verkeer (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1657, blz. 5247).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5247 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
40
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 25 november 1988 tot
naamgeving van een fietspad tussen de Oranje Vrijstaatkade en de Polderweg
(Dulci Septemberpad) (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1670, blz. 5275).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5275 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
40A
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 9 december 1988 tot het
verlenen van eervol ontslag aan de directeur van de Dienst Openbare Werken
(Gemeenteblad afd. 1, nr. 1683, blz. 5311).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het besluit, vermeld op blz. 5312 van
afd. 1 van het Gemeenteblad.
 
De VOORZITTER vraagt, of er leden zijn die het woord verlangen over de
voor geheime zitting bestemde voordrachten. Daar dit niet het geval blijkt
te zijn, zijn aan de orde:
 
40B
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 25 november 1988 tot het
instellen van een procedure tot vergoeding van schade, toegebracht aan
gemeente-eigendommen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1627, blz. 5175).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende
besluit.
 
40C
Voordracht van Burgemeeester en Wethouders van 25 november 1988 tot het
instellen van een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst voor een
bedrijfspand aan de Maratonweg (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1628, blz. 5175).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende
besluit.
 
40D
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1988 tot het
voeren van verweer in een tegen de gemeente ingestelde procedure met
betrekking tot een ge‰indigde arbeidsovereenkomst (Gemeenteblad afd. 1,
nr. 1674, blz. 5278).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende
besluit.
 
40E
Voordracht van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1988 tot het
instellen van een procedure tot invordering van onbetaald gelaten
huurpenningen voor twee vijftons walkranen (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1675,
blz. 5278).
 
De voordracht wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming
goedgekeurd; de Raad neemt mitsdien het bij de voordracht behorende
besluit.
 
3
Missive van Burgemeester en Wethouders van 4 november 1988 ten geleide
van de ontwerp-begroting van inkomsten en uitgaven van de gemeente voor
1989 (Gemeenteblad afd. 1, nr. 1544, blz. 4085); met de
 
Nota van Burgemeester en Wethouders van 1 december 1988 tot aanvulling
van het verdelingsvoorstel posterioriteiten en prioriteiten 1989 bij de
portefeuille Jeugdzaken en Volksontwikkeling (Gemeenteblad afd. 1, nr.
1644, blz. 5217).
 
Hierbij komen tevens in behandeling:
 
Adres van 24 augustus 1988 van de Stichting Landelijk Steunpunt
Vrijwilligerswerk inzake de effecten van de bezuinigingen voor
vrijwilligers in het sociaal-cultureel werk.
Adres van 14 november 1988 van de Groep Uitkeringsgerechtigden AbvaKabo
en de Groep Gepensioneerden AbvaKabo inzake hun oproep om de geplande zes
miljoen gulden voor de Amsterdamse minima drastisch te verhogen.
Adres van 7 december 1988 van het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel
Zuidoost inzake de afsplitsing van het budget in de ontwerp-begroting voor
1989 van het stadsdeel Zuidoost.
 
Mevr. DE WAART-BAKKER: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil mijn betoog
beginnen met het citeren van een vraag, namelijk: "Wat goed is, Phaedrus,
en wat niet goed is, moeten wij nog iemand vragen ons dat te vertellen?"
Dit klassiek aandoende citaat is geen restant van mijn jaren aan het
Barlaeus Gymnasium, want ik heb op een ander schooltype gezeten. Aardig om
te vermelden is, dat toen ik op de MMS kwam, daar een vrouwelijke rector
was, een mej. dr. Zij was een beroemdheid op het gebied van het
montessori-onderwijs. Toen zij enkele jaren later met pensioen ging, werd
zij opgevolgd door een meneer drs., geen beroemdheid op het gebied van het
montessori-onderwijs. Hier sloeg het maatschappelijke krachtenveld weer
toe. Ik heb toen echter niemand horen spreken over de gelijkwaardigheid van
kandidaten.
Het citaat komt uit het boek "Zen en de kunst van het motoronderhoud"
van Robert Pirsig. Het gaat over het zoeken naar kwaliteit en hoe men die
herkent. Ik wil het dan ook hebben over de vraag, hoe goed de kwaliteit van
de dienstverlening en het voorzieningenniveau in Amsterdam is en, in het
verlengde daarvan, over de vraag, hoe goed de kwaliteit van ons
gemeentelijk apparaat is. Met ons bedoel ik dan de Raad, het College van
Burgemeester en Wethouders en het ambtelijk apparaat. Onder dienstverlening
moeten onder andere voorzieningen als levering van gas, licht en water
worden verstaan. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het toch niet
helemaal. Ik herinner bij voorbeeld aan de gaslekken die nog zeer onlangs
ontstonden in De Pijp.
De gemeentelijke overheden voeren ook een voorwaardenscheppend beleid.
Voorbeelden hiervan zijn de aanleg van wegen, mogelijkheden voor het
culturele leven, het verstrekken van subsidies en deelname in economische
belangen. De overheid heeft natuurlijk ook verantwoordelijkheden ten
aanzien van voorzieningen die wij noodzakelijk achten, zoals onderwijs. Wij
hebben verder een specifieke verantwoordelijkheid voor de groepen die wij
het meest kwetsbaar vinden, zoals de dak- en thuislozen, straatprostitu‚es
en de aandachtsgroepen ouderen en minderheden.
Duidelijk is, dat de dienstverlening en het voorzieningenniveau zo
doeltreffend en doelmatig mogelijk moeten functioneren. Ik wil met name
aandacht schenken aan de vraag of dit nu al het geval is. Dat zal ik doen
aan de hand van de inleiding van de missive, die handelt over de
reorganisatie en het zo goed mogelijk omgaan met het gemeentelijk apparaat,
en de registratie van bij voorbeeld de gemeentelijke ombudsman. Deze
registreert individuele gevallen en doet daarover uitspraken.
Om met enkele voorbeelden van het laatste te beginnen. Iemand kan in
zijn woning al een jaar lang geen gebruik meer maken van de gas- en
elektriciteitsvoorzieningen, hij heeft geen reguliere uitkering en dreigt
uit de woning te worden gezet. De ombudsman wordt verzocht, een onderzoek
in te stellen. Haar conclusie is, dat deze situatie is ontstaan door het
onvoldoende functioneren van alle gemeentelijke organen. De Gemeentelijke
Sociale Dienst heeft onbehoorlijk gehandeld; de dienst had een machtiging
ter zake van de betaling van de huur, maar was niet in staat dit in de
administratie te verwerken.
Een ander voorbeeld betreft de kwestie die zich voordeed, toen honderden
ouderen in verzorgingstehuizen enkele maanden zonder geld moesten zitten,
mede veroorzaakt door de invoering van een nieuwe financiering. Zoiets kan
gebeuren, maar het pijnlijke vind ik dan, dat er geen briefje af kan met
een uiteenzetting over de oorzaak van het uitblijven van de betalingen. De
ombudsman registreert gelukkig ook positieve zaken, maar daarover zal ik nu
verder niet spreken.
Ik ben van mening, dat waar de gemeente een voorbeeldfunctie zou kunnen
vervullen grote zorgvuldigheid moet worden betracht, zoals bij
vergunningen. Een voorbeeld daarvan is de poffertjeskraam op het
Weteringcircuit, waar nogal slordig is omgesprongen met bestemmingsplan en
bouwvergunning. Het komt mij voor, dat de gemeente hier niet juist heeft
gehandeld.
Niet alleen de ombudsman heeft kritiek. De gemeente heeft in 1987 een
marktonderzoek gedaan, waarbij is bekeken, hoe de burgers tegenover de
voorzieningen staan. De opzet van het onderzoek was beperkt: de keuze ging
tussen hondepoep, verkeersoverlast en stadsreiniging. Daaruit bleek, dat
mensen van boven 60 jaar veelal van mening zijn, dat de leefbaarheid zeker
niet is verbeterd. Ik vind het echter niet juist alleen daaruit te
concluderen, dat de gemeentelijke diensten en bedrijven niet optimaal
functioneren en de verantwoordelijkheid alleen daar te leggen. De Raad
draagt zelf ook bij tot deze situatie door onvoldoende voorwaarden te
scheppen, door onvoldoende aandacht voor de situatie en door onvoldoende
kritisch te zijn.
De bestuurlijke belangstelling is er wel degelijk. Ik citeer uit het
programakkoord: "De akkoordpartijen zien het als taak van het stadsbestuur,
zorg te dragen voor een beleid, voor dienstverlening en voor voorzieningen
waarmee recht wordt gedaan aan de eisen die een in alle opzichten leefbare
stad stelt. De akkoordpartijen leggen daarbij de nadruk op de
dienstverlening en de voorzieningen die van belang zijn voor de laagste
inkomensgroepen in de stad." Toetsing van deze uitspraak aan de rapporten
van de ombudsman en onderzoeksresultaten maakt echter duidelijk, dat
dienstverlening en voorzieningen verbetering behoeven. Ook het College is
zich daarvan bewust, zoals blijkt uit de inleiding van de missive. Daarin
staat, dat de gemeentelijke organisatie juist op het punt van het
bedrijfsmatig functioneren achterloopt bij wat elders in de maatschappij
gebruikelijk is. Weliswaar is die uitspraak ondergebracht bij het onderdeel
staf- en steundiensten, maar een feit is wel, dat die staf- en
steundiensten indirect ten goede moeten komen aan de gemeentelijke diensten
en de dienstverlening aan de burgers.
Voorts staat in de inleiding, dat er proeven zullen worden genomen met
managementcontracten. De bedoeling is, dat er wordt gekeken naar de eisen
die de markt stelt. Die moeten dan weer worden vertaald naar de kwaliteit
van de output van de gemeentelijke diensten.
In de uitspraken van het College lees ik, dat het functioneren van het
bedrijfsleven als voorbeeld wordt gesteld aan de ambtelijke organisatie. Ik
vind dat wij daarmee voorzichtig moeten zijn, niet omdat er niets zou
moeten worden verbeterd aan de gemeentelijke diensten, met name aan de
klantgerichtheid en het oplossen van problemen, maar omdat naar mijn mening
het particuliere bedrijfsleven ook niet altijd optimaal functioneert.
Oud-gemeentesecretaris Lemstra heeft eens gesteld: "De verleiding, de
overheid in bedrijfseconomische termen rendabel te doen functioneren is dan
ook in zekere mate een contradictio in terminis. De werkwijze die door de
overheid binnen democratische besluitvormingsstelsels wordt gehanteerd om
maatschappelijk rendement te halen is een alternatieve vorm van produktie,
die in veel gevallen begint waar bedrijfseconomische rentabiliteit moet
afhaken. In die zin is de overheid vaak succesvol. Gebrek aan
bedrijfseconomisch rendement is dan ook slechts verwijtbaar indien
vermijdbaar, en dat is vaak niet het geval." In die opvatting, die ik in
hoge mate deel, wordt de ruimte voor marktconform functioneren beperkt. Dit
wil echter niet zeggen, zoals ik zojuist ook al opmerkte, dat er geen
verbeteringen mogelijk zijn. Veel steden zijn ons wat reorganisatie en
streven naar meer klantgerichtheid betreft voorgegaan. Een van die steden
is Groningen, waar men enkele jaren geleden is gestart met het z.g.
VONK-project: verantwoordelijk, ondernemend en klantgericht. Er is daar
gesteld, dat niet alleen moet worden worden gezorgd voor een reorganisatie
binnen de diensten; ook de beeldvorming moet verbeteren, inclusief een
cultuurverandering.
Tom Pauka en Rein Zunderdorp hebben over de projectroute een boekje
geschreven waarin het volgende voorbeeld is opgenomen.
Een meneer vraagt aan de kassa van de schouwburg of er nog kaartjes zijn
voor de voorstelling van die avond.
Dat wel, zegt de caissiŠre, maar u kunt ze alleen telefonisch bestellen.
Hoe bedoelt u?
Gewoon, u kunt ze op dit moment telefonisch bestellen.
Ja, maar ik ben hier nu toch? Ik kan nu toch gewoon...
Nee, het kan alleen telefonisch; daar is een telefooncel. Als u daar
heen loopt en mij belt... enz.
In andere steden verloopt de klantgerichtheid dus ook niet altijd
vlekkeloos. In het project is ook getracht, dergelijke situaties aan te
pakken. Als men leest hoe dit probleem is aangepakt, kan de Raad het toch
wel betreuren dat hij het College vorig jaar niet op cursus heeft gestuurd,
want dan had het kunnen leren hoe men een reorganisatie zo goed mogelijk
uitvoert. Er wordt dan gestart bij de top, die bekijkt hoe zij beter kan
functioneren. In de verslagen van de andere steden staan veel leerzame
zaken. Ook in Groningen is men begonnen bij het College, de raadsfracties
en directeuren en vervolgens is het middenkader erbij betrokken. Men was
van mening, dat de leidinggevenden het goede voorbeeld moesten geven.
In Groningen stelde men ook, dat men een dergelijke reorganisatie niet
alleen met een structuurverandering kan bereiken, maar dat men ook een
gigantische inzet nodig heeft ten aanzien van de begeleiding van het
personeel, trainingen, bijscholing, functioneringsgesprekken enz. Het is
dus niet alleen maar een kwestie van een nieuw organisatieschema.
Kijkend naar de klantgerichtheid in Amsterdam liep ik in de
voorbereiding van deze algemene beschouwingen op tegen het boekje Naar een
klantgerichte overheid; dit is het verslag van een internationaal congres,
gehouden in Amsterdam van 22 tot 25 april 1988. Daarin wordt een voorbeeld
genoemd van hoe het niet moet. In Amsterdam is een uniforme procedure
ontwikkeld voor het aanvragen van een bouwvergunning; of er nu een Stopera
of een dakkapel moet worden gebouwd, iedereen moet aan dezelfde eisen
voldoen. Men dient daarbij een serie tekeningen in dertienvoud in te
leveren. Een halfjaar geleden werd dit als voorbeeld genoemd. Nu blijkt,
dat een halfjaar nadat een dergelijk voorbeeld is gegeven de situatie
kennelijk nog precies eender is. Dit betekent dus, dat, ondanks dat men
erover spreekt op congressen, het blijft zoals het was. Dit pleit voor een
cultuurverandering; Groningen zouden wij als voorbeeld kunnen gebruiken.
Kortom, naast de reorganisatie en de manier waarop men daarmee omgaat,
alsmede de wijze waarop leidinggevenden en de politiek zich moeten inzetten
om een en ander te veranderen, is goede beeldvorming inzake de kwaliteit
van de gemeentelijke dienstverlening noodzakelijk.
Ik wil nog een voorbeeld geven. Welk beeld heeft men van Amsterdam? Het
Nederlands elftal is na het behalen van het Europees kampioenschap
voetballen op een fantastische wijze ingehaald. Supporters, opgezweept door
radio en televisie, hebben daarbij een woonboot op de rand van zinken
gebracht. Iedereen, ik ook, keek daarbij met spanning toe of de boot
inderdaad zou zinken. De eigenaar van de boot heeft zes maanden geleden een
aanvraag voor schadevergoeding ingediend, maar er is nog steeds geen
oplossing. Als de gemeente een dergelijke fantastische intocht kan
organiseren, moet zij tegenover de individuele burgers die daarvan schade
ondervinden ook doeltreffend kunnen reageren.
Tot slot van dit onderdeel nog een positief voorbeeld; dit betreft de
Stadsreiniging. Direct na de Sinterklaasoptocht in Amsterdam, dus als de
laatste deelnemer is gepasseerd, sluit de Stadsreiniging aan met groot
materieel en spuit de straten schoon. Veel toeschouwers blijven daarnaar
nog kijken; dat is weer een gunstig beeld.
Conclusie: bij de reorganisatie moet zeer goed in het oog worden
gehouden, dat het een ingewikkeld proces is, waarbij het College van
Burgemeester en Wethouders en de directeuren een belangrijke leidinggevende
taak hebben en een voorbeeldfunctie vervullen.
De suggestie in de inleiding ter zake van de managementcontracten moet
worden gevolgd. Het lijkt mijn fractie uitermate gunstig als niet alleen de
inzet van mensen en middelen duidelijker is, maar dat ook het beoogde doel
duidelijker wordt. Dit is nogal ingewikkeld, omdat niet alleen kan worden
gesteld dat er het een en ander moet verbeteren; daarbij moet ook worden
vermeld, op welke wijze een en ander beter, sneller, effici‰nter en meer
klantgericht kan worden aangepakt. Er moet goed worden nagedacht over de
eisen die men in de managementcontracten opgenomen wil zien.
In de inleiding van de missive staat ten aanzien van het sluiten van
managementcontracten, dat dit zou kunnen betekenen dat er meer op afstand
wordt bestuurd; er wordt dan meer vrijheid gegeven aan de diensten. Dat
laat voor mijn fractie niet onverlet, dat de verantwoordelijkheid bij het
politieke bestuur blijft.
Nog een laatste opmerking over reorganisatie en cultuurverandering. De
Raay en Wolters beschrijven in hun boek Ambtelijke reorganisatie een
onderzoek in veertien steden ter zake van reorganisatieprocessen, waarbij
het uitgangspunt was, dat alles effici‰nter en doeltreffender moet en dat
het gemeentebestuur dichter bij de burger moet worden gebracht. Dat laatste
heeft in die steden zelden plaatsgevonden. Dit geeft ons een steuntje in de
rug. Men kan zien, dat er meer moet gebeuren dan alleen ambtelijke
reorganisatie. Wij hebben daarom ook gekozen voor de binnengemeentelijke
decentralisatie; wij verwachten daarvan meer dan reorganisatie alleen.
Ik zal nu niet uitvoerig ingaan op een hoofdprobleem in deze stad en het
land, namelijk de werkloosheid. Mijn fractie zal daarop uitvoerig
terugkomen bij de functiegewijze behandeling van de begroting voor 1989.
Een ander hoofdonderwerp dat in Amsterdam sterk in de belangstelling
staat is de trits IJ-as, publiek-private samenwerking en het rapport van De
Commissie Infrastrurele Projecten Amsterdam (CIPA). De publiciteit hierover
is niet altijd even gelukkig geweest, maar ik wil toch benadrukken, dat het
een prachtig project betreft, dat de bestuurlijke inspanning van de gehele
gemeente verdient en krijgt. Wonen aan het IJ, het versterken van de
binnenstad en het weer naar de stad terughalen van mensen die Amsterdam
hebben moeten verlaten zijn doelstellingen die onze steun verdienen. Het
project is groot en onoverzichtelijk en de problemen zijn aanzienlijk.
Gezien de bestuurlijke aandacht en de afspraken die hier zijn gemaakt
kunnen wij naar mijn mening over enkele jaren toch terugzien op de
realisatie van een prachtige locatie voor wonen en werken.
In de inleiding van de missive staan enkele punten die elkaar
tegenspreken, zoals de kwestie van de werkgelegenheid. Enerzijds wordt
gemeld, dat de werkgelegenheid bij de gemeente terugloopt, maar anderzijds
wordt gezegd, dat er zal worden gestreefd naar uitbreiding van de
werkgelegenheid; naar mijn mening zijn dat toch wel tegenstellingen.
Wij vinden ook niet duidelijk, wat met het stukje over kredietaanvragen
wordt bedoeld. Het lijkt net of problemen zouden ontstaan doordat
kredietaanvragen niet goed toegankelijk zijn voor het modale raadslid. Dit
is niet mijn opvatting over gemaakte fouten. Ik zou voorbeelden kunnen
geven.
Een ander belangrijk probleem is voor mijn fractie de relatie tussen
bestuur en burger. Het lijkt er soms op, alsof wij de laatste tijd in
gevecht zijn met de hele stad. De vergelijking met het Kabinet-Lubbers/De
Korte dringt zich hier wel op. Dit Kabinet strijdt met studenten,
ziekenverzorgers, ambtenaren, specialisten en even met de Politie. Het
College strijdt met inspraakgroepen over het Museumplein, de verloedering
van de binnenstad en het Leidseplein en er zijn conflicten ten aanzien van
het Barlaeus Gymnasium en het Shaffy-theater. Wij realiseren ons, dat onze
stellingname in deze conflicten wel degelijk is ingegeven door ons eigen
programma en het programakkoord en wij realiseren ons ook, dat niet alleen
het College, maar ook de Raad - althans de meerderheid van de Raad -
duidelijke keuzen heeft gedaan; ik denk bij voorbeeld aan de benoeming van
een rector van het Barlaeus Gymnasium in de vorige raadsvergadering. Ik heb
echter met name het oog op het College, omdat dit het duidelijkste gezicht
heeft, maar ook invloed als het gaat om de beleidsvoorberiding en
-uitvoering. Dat geldt ook voor mijzelf. Een voorbeeld: ik stond gisteren
tevergeefs op de tram te wachten en in eerste instantie was ik geneigd de
wethouder hiervoor verantwoordelijk te stellen. Achteraf bleek echter, dat
hij er niets mee te maken had, want er was een gaslek. Het College is
echter wel gezichtsbepalend.
 
Los daarvan denk ik, dat wij ook moeten nagaan of er iets aan de hand
is, zo ja, wat, en of dat van belang is voor de PvdA. Het
verkiezingsprogramma van de PvdA is uitdrukkelijk geschreven vanuit de
bedoeling, zwakke groepen en zwakke functies te beschermen tegen het geweld
van de sterke. Bij de definitie van zwakke groepen laten wij ons doorgaans
sterk leiden door de sociaal-economische tegenstellingen. Kijkend naar de
problemen in Amsterdam is het de vraag, in hoeverre er sprake is van deze
klassieke tegenstelling en of er een verschuiving plaatsvindt tussen zwakke
en sterke functies. Daarbij moeten wij ons realiseren, dat de PvdA kan
worden gezien als een sterke functie in de Raad. Als wij nagaan wat zwak en
sterk is, zou ik als eerste willen stellen, dat de economische positie van
grote groepen is verslechterd. Ik wil dit jaar niet ingaan op onze relatie
met het rijk; dat hebben wij in andere jaren uitvoerig gedaan. Duidelijk is
echter wel, dat onder dit Kabinet de sociaal-economische tegenstellingen
sterk zijn toegenomen. Op andere terreinen zijn machtsposities verschoven.
Belangrijke sterke functies in Amsterdam zijn volgens ons de drugshandel en
het drugsgebruik geworden. Het is re‰el te zeggen, dat hele buurten
daardoor worden bedreigd. Een andere sterke functie is wat wij met een
ongelukkig woord wel de mayonaisecultuur noemen. In feite staat deze term
voor een bepaalde monocultuur, wat wil zeggen, dat andere functies zich in
een buurt niet kunnen handhaven en vertrekken. Het kan voor ons dus van
belang zijn, te kijken naar de groepen en functies die van oudsher tot onze
doelgroepen behoren en vervolgens naar de nieuwe sterke functies. Een
voorbeeld kan dit verduidelijken. Als een gegoede dame met een hondje aan
de lijn een werkloze drugsverslaafde ontmoet met een loslopende pitbull
terrier, wie is dan de zwakke en wie de sterke partij? Ik heb het dan niet
over de honden. In dit geval meen ik, dat de dame onze bescherming
verdient. Als wij kijken naar de verantwoordelijkheid van het
gemeentebestuur voor de Amsterdammers, moeten wij naast traditioneel
sociaal-economische uitgangspunten, ook kijken naar zaken als monoculturen
en andere, nieuwe sterke en zwakke functies.
Zoals ik al zei is dit naar mijn gevoel niet helemaal een theoretische
kwestie; dat zien wij aan een aantal groepen waarmee het College nu in de
slag is, zoals opnieuw het Museumplein-actiecomit‚. Het bleek ook uit een
kritische bijeenkomst die onlangs in De Balie is gehouden en waarover wij
allemaal hebben kunnen lezen.
Ik stel vast, dat de PvdA de stad politiek sterk domineert en dat wij
daarom zorgvuldig moeten kijken naar de manier waarop besluiten tot stand
komen, waarbij rekening moet worden gehouden met de inbreng van mensen die
zich bij de zaak betrokken voelen. Niemand heeft iets aan een zwabberend
gemeentebestuur. In gevallen dat de PvdA-fractie dacht een uiteindelijk
goede beslissing te hebben genomen, zoals ten aanzien van de Kleine Komedie
en het voortzetten van de subsidi‰ring, werd dit haar absoluut niet in dank
afgenomen. Iedereen heeft zich dermate opgewonden en ongerust gemaakt, dat
voor de insprekers een slechte indruk overblijft, zelfs al komt de
beslissing uiteindelijk in orde. Dit houdt in, dat wij nog eens zorgvuldig
zullen moeten kijken naar de hele besluitvormingsprocedure. De
betrekkelijke vanzelfsprekendheid waarmee collegebesluiten door ons worden
geaccepteerd is natuurlijk van belang voor de bestuurskracht, maar op de
burger komt dit autoritair over. In dit verband zou ik de voorzichtige
suggestie willen doen, eens te kijken naar de situatie in Rotterdam, waar
geen afgeronde collegebesluiten om advies naar de commissies gaan, maar in
feite voorstellen van de wethouders, dus nog voordat die in het College
komen.
Ik wil mijn bijdrage besluiten met een verwijzing naar de avond die
enige tijd geleden is belegd in Paradiso, met als thema het cultureel
onbehagen. Wie had verwacht, eindelijk eens te horen wat er allemaal mis is
in Amsterdam, kwam echter bedrogen uit, want volgens het daar verzamelde
gezelschap is er heel weinig mis. De heer Heerma van Voss had een po‰tisch
verhaal over het verleden van het Olympisch Stadion. Er werd echter niet
over echt belangrijke zaken gesproken. Dat bleek ook uit de bijdragen van
sommige mensen die na hun bescheiden kritiek op het gemeentebestuur zeiden,
dat zij er in ieder geval zeker van waren dat zij in Amsterdam wilden
blijven wonen.
Ik heb het gehad over klachten van burgers en over de kwaliteit van de
dienstverlening van het gemeentelijk apparaat. Samenvattend heb ik gezegd,
dat wij zorgvuldig zullen moeten omgaan met onze reorganisatie. Wij moeten
niet alleen reorganiseren, maar ook een cultuurverandering tot stand
brengen. Er is een andere instelling nodig van onszelf - Raad inclusief
College - en van de directeuren van diensten en bedrijven om te komen tot
de klantgerichtheid die wij nodig vinden, want er is nog veel te verbeteren
aan de dienstverlening. Managemantcontracten zijn een stap in de goede
richting.
Dit zijn de eerste algemene beschouwingen in het nieuwe Stadhuis. Wat de
dienstverlening aan de burger betreft kunnen wij vaststellen, dat heel veel
Amsterdammers de weg naar dit Stadhuis hebben gevonden. In dit verband wil
ik een compliment uitspreken aan het adres van de portiers, die ondanks hun
nieuwe en betrekkelijk onoverzichtelijke werksituatie nog steeds in staat
blijken te zijn, de Amsterdammers keurig te woord te staan en de weg te
wijzen.
De heer LUIJTEN: Mijnheer de Voorzitter. Het motto dat het College dit
jaar aan de missive heeft meegegeven, "Aan de Gemeenteraad", spreekt met
name de VVD-fractie als niet-collegepartij aan. In meer dan een opzicht is
het dit jaar echt aan de Gemeenteraad, keuzen te maken en duidelijke
uitspraken te doen. Als het College er niet uitkomt willen wij het, zoals
altijd, daarbij constructief helpen.
Het jaar 1989 wordt voor de Amsterdamse Gemeenteraad een belangrijk
jaar; het is namelijk het laatste "gewone" boekhoudkundige jaar van de NV
Amsterdam.
Vanaf 1990 zal veel van hetgeen wij dit jaar nog regelen onder de zestien
deelraden gaan vallen. Een historische begroting dus. In 1989 zullen wij de
Secretarie moeten reorganiseren; het is ook het jaar waarin wij ons als
Gemeenteraad zullen moeten uitspreken over onze eigen positie in de
toekomst. Ten opzichte van het personeel en de stad eist dit van
verantwoordelijke politieke partijen, dat zij duidelijke signalen afgeven.
Zoals altijd is de VVD daartoe bereid. In 1989 zullen wij ook zien, of
fracties koers kunnen houden en of zij met het oog op de naderende
kandidaatstelling maatregelen zullen durven nemen, ook als die niet altijd
populair zijn.
In 1989 zal een aantal tot nu toe heilige huisjes moeten worden
gesloopt. Dat dit niet altijd met enthousiasme en instemming van de
betrokkenen gepaard zal gaan is evident. Het is aan ons, duidelijk te maken
waarom wij die heilige huisjes willen slopen en waarom wij veel willen
omschoffelen. De VVD heeft daarbij een duidelijk doel voor ogen: een
effici‰nte overheid, die een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening aan
haar burgers levert.
Tot nu toe ging de discussie veelal over de omvang van budgetten en het
ambtelijk apparaat, met andere woorden, over kwantiteit. De bestuurlijke
reorganisatie, de McKinsey-onderzoeken, afschaffing van de gedwongen
winkelnering en de normkosten-kwaliteitoperatie moeten resulteren in een
aanzienlijk kleiner, doch slagvaardiger ambtelijk apparaat. Wij staan nu
aan de vooravond van de discussie over de kwaliteit van de dienstverlening
en het ambtenarenapparaat in de jaren '90.
Voor de VVD staat bij deze begrotingsbehandeling en de komende
verkiezingen de verbetering van de dienstverlening centraal en wel om drie
redenen, die naar onze mening allemaal even belangrijk zijn. Ten eerste als
instrument voor de bestrijding van de veel te hoge structurele
werkloosheid, ten tweede als instrument om op de markt te kunnen
concurreren en doelmatig te kunnen omgaan met belastinggeld en ten derde om
de Amsterdammers meer te kunnen laten profiteren van een adequate
dienstverlening van de gemeente. Onze politiek zal moeten leiden tot
zichtbare resultaten op straat.
Onder het motto "minder maar beter" zullen wij de ambtenaren moeten
beoordelen aan de hand van de nieuwe eisen en werkwijzen die ons als
politiek orgaan voor ogen staan. Sommige ambtenaren zijn daarvoor nu al
prima geschikt, sommige zullen moeten worden om- of bijgeschoold en weer
anderen zullen in een andere functie moeten worden geplaatst en opgevolgd
door ambtenaren-nieuwe-stijl. Goed functioneren in de jaren '80 is geen
garantie voor goed functioneren in de jaren '90. Dat zullen wij nu reeds
duidelijk moeten maken. Eerlijkheid maakt niet altijd populair, maar duurt
wel het langst. Daarnaast is het de taak van ons bestuurders, het ambtelijk
apparaat te motiveren voor de vele ophanden zijnde veranderingen.Bij de
functiegewijze behandeling van de begroting zal mijn fractie bij het
onderdeel Personeelszaken dieper op dit punt ingaan.
De kwaliteit van de dienstverlening zal meer en beter moeten worden
afgestemd op de behoeften. Hierbij dienen wij twee sporen te onderscheiden:
de bestaande dienstverlening en de nieuwe dienstverlening. De bestaande
dienstverlening - daarover zijn wij het eens - zal moeten worden
geoptimaliseerd en dient effici‰nt te zijn. De onderzoeken in het kader van
de nota Profijt van de overheid, de zogeheten profijtonderzoeken, die tot
nu toe zijn gehouden, zijn wat de VVD betreft nog te zeer inventariserend
op basis van het aanbod en niet van de vraag. Het is de kunst, niet alleen
de uitgaven te dekken, maar ook de kosten te drukken. Mijn fractiegenoot de
heer Ronteltap is hierop twee weken geleden al ingegaan, dus ik zal er nu
niet verder over uitweiden. Naar de mening van de VVD-fractie zal de
verplichte stroom van dienstverlening beperkt moeten zijn en wat de kosten
betreft zo inzichtelijk mogelijk moeten worden verdeeld over burgers en
bedrijven. Dit zal ons in staat stellen, het totaal aan te innen
onroerend-goedbelasting te verlagen. De heer Ronteltap zal hierop als
financieel specialist van de fractie bij de financi‰le beschouwing
uitvoerig ingaan.
Verleden jaar heb ik tijdens de algemene beschouwingen namens mijn
fractie stilgestaan bij de nieuwe taak van de overheid. Uit de
profijtonderzoeken komen die nieuwe taken niet naar voren. Wij hebben
daarom toen gepleit voor een systematisch en continu behoeftenonderzoek.
Immers, de omstandigheden veranderen voortdurend; ik denk bij voorbeeld aan
veranderende typen van bedrijvigheid en de veranderende samenstelling van
de bevolking. Nieuwe vormen van dienstverlening waaraan de burgers en
bedrijven behoefte hebben dienen naast het bedrijfsleven door de overheid
te worden opgespoord en via de publieke of de private sector te worden
geleverd. Deze nieuwe vormen van dienstverlening dienen naar onze mening
niet als een uniform aan iedereen tegen een uniforme prijs te worden
geleverd, nee, wij pleiten voor dienstverlening op maat. Ieder bedrijf en
iedere burger kan individueel beslissen, welke diensten, hoeveel, op welk
moment en in welke frequentie gewenst zijn. Dit zou volgens ons kunnen
gebeuren in de vorm van bij voorbeeld een service-plus-pakket.
Maatschappelijke dienstverlening is naar onze mening niet alleen
bevorderlijk voor de leefbaarheid en de economie, maar kan ook een
substanti‰le bijdrage gaan leveren aan de werkgelegenheid, vooral voor
groepen die nu moeilijk aan de bak komen. Dit laatste is een structurele
zwakte in de Amsterdamse economie. Goede voorbeelden als vic-ers en
stadswachters doen goed volgen.
Naar het oordeel van de VVD-fractie verdient de missive van het College
op hoofdlijnen steun. Dat zal u niet verbazen, want wij zien in deze
missive grote overeenkomsten met ons eigen verkiezingsprogramma van 1986.
De VVD zit hier om haar programma uit te voeren en dat u ons daarbij helpt
is voor ons en voor u mooi meegenomen; op het VVD-programma rust geen
auteursrecht. Wij willen echter niet alleen stilstaan bij de schone
theorie, want het mooi op papier zetten is ‚‚n, maar het in de praktijk
brengen ervan en de daden bij de woorden voegen is twee.
Daarbij past echter ook een globale analyse van de vraag, hoe wij er nu
voorstaan in Amsterdam en deze analyse missen wij in de missive. Wij
constateren, dat ondanks de vele mooie woorden het aantal arbeidsplaatsen
in Amsterdam afneemt, terwijl de werkgelegenheid in Nederland als geheel
juist toeneemt; wij constateren, dat het aantal bijstandsuitkeringen in
Amsterdam stijgt, terwijl dit in het land daalt; wij constateren, dat het
aantal forensen stijgt, waardoor het woon-werkverkeer toeneemt, maar ook
dat het percentage koopwoningen afneemt, terwijl dit in het land hoger
wordt, dit alles ondanks het feit dat er over deze punten vele mooie
woorden worden gesproken en er op papier een beleid is geformuleerd. Veel
papier biedt echter allerminst de garantie dat het allemaal vanzelf goed
gaat. Het niet realiseren van voldoende voorzieningen voor kinderopvang,
toch een hoofdpunt uit het programakkoord, is daarvan een sprekend
voorbeeld.
Niet alleen bij onze ambtenaren is een noodzakelijke cultuurverandering
gewenst, maar ook voor de leden van het College en de Raad. Zo moeten wij
ook bij deze begroting oppassen, want veel van wat in deze begroting wordt
aangekondigd, heeft betrekking op 1990. Gezien de harde werkelijkheid die
ik zo‰ven schetste moeten wij echter voorkomen, dat 1989 op het punt van de
uitvoering van besluiten een verloren jaar wordt onder het motto "wacht
maar af tot 1990!".
Het College zal het jaar 1989 moeten gebruiken om een breed
maatschappelijk draagvlak te cre‰ren voor de uitvoering van het beleid. Wij
constateren nu te veel een gebrek aan maatschappelijk instinct en aan
gevoel voor communicatie en timing bij individuele wethouders. Het optreden
van het College of van individuele wethouders veroorzaakt te vaak onnodige
maatschappelijke onrust. Ik noem u een aantal voorbeelden uit de afgelopen
twee jaar:
- twee ambtenarenstakingen in ‚‚n jaar tijd, waarbij het College niet
altijd even taktisch is opgetreden aan de onderhandelingstafel;
- protesten van bewoners van de binnenstad, die voor een deel hadden
kunnen worden voorkomen als tijdig was ingespeeld op de door het College
gewekte verwachtingen;
- onrust onder bejaarden door onhandige berichtgeving over de eventuele
sluiting van bejaardentehuizen;
- het aangekondigde beleid rond De Kleine Komedie, dat ontaardde in een
tragikomedie;
- onrust over de aanwezigheid van Bentazon in het drinkwater, doordat de
bevolking aanvankelijk niet goed werd ge‹nformeerd;
- onnodige polemieken rond het voorkeursbeleid in het onderwijs door het
onvoldoende benutten van de mogelijkheden die voorlichting biedt;
- het marginaal betrekken van de Raad bij de voorbereiding van de
CIPA-discussie, resulterend in een onverkwikkelijke informatie-
bijeenkomst.
Kortom, onze kritiek is niet zozeer gericht op het beleid op papier,
maar meer op de uitvoering van dat beleid. Het College reageert met macht,
maar het zou moeten regeren met gezag.
Het College kan zijn gezag vergroten door van meet af aan opening van
zaken te geven in plaats van te trachten, sluipenderwijs zijn doel te
bereiken. Of het nu gaat om de gevolgen van de bestuurlijke reorganisatie
voor ambtenaren of om de IJ-oevers; er zal open inzicht moeten worden
verschaft zowel aan de bevolking als aan de Raad. Een Amerikaans gezegde
dat ook hier opgaat luidt: "You can fool some people some of the time, but
you cannot fool all people all of the time", ofwel: men kan sommige mensen
wel enige tijd voor het lapje houden, maar niet alle mensen bij voortduring
voor de gek houden.
Dat gaat ook op als wij het hebben over de Politie; de VVD heeft grote
zorgen over de Politie. Verleden jaar hebben wij bij de begrotings-
behandeling een voorstel ingediend waarin wij de burgemeester als
portefeuillehouder vroegen, op uiterlijk 1 juni 1988 te komen met de
prioriteiten en posterioriteiten tot en met 1990. In juni was het voorstel
nog steeds niet uitgevoerd, maar wel kwam de portefeuillehouder met een
begrotingsoverschrijding van 8 miljoen gulden. Ook de VVD is van mening,
dat het Amsterdamse korps jaren achtereen met te weinig mensen te veel werk
heeft moeten verrichten. Verschillende ministers van Binnenlandse Zaken,
waaronder minister Van Thijn, hebben Amsterdam de noodzakelijke uitbreiding
van de sterkte onthouden. Het gaat de VVD echter te ver, de zwarte piet van
de begrotingsoverschrijding uitsluitend op het bord van de Regering te
deponeren.
De VVD had verwacht, dat het College een harde voorziening voor deze
overschrijding met 8 miljoen gulden had zullen treffen, maar wat deed het
College? Het rekende zichzelf rijk door alvast uit te gaan van een goede
afloop van de discussie in Den Haag. Dat is waarschijnlijk weer iets nieuws
van de wethouder voor Financi‰n: een "claim avant la lettre". Laat er geen
misverstand over bestaan: ook de VVD-fractie zal haar invloed in Haagse
kringen blijven aanwenden om extra geld voor Amsterdam te krijgen, niet om
het te gebruiken voor het dekken van begrotingstekorten, maar om meer
agenten aan te trekken om de sterkte zichtbaar uit te breiden. Dat betekent
dus, dat de gemeente en/of het korps deze 8 miljoen gulden zelf zullen
moeten opbrengen. Dat impliceert ook dat, ongeacht de utkomst van de
onderhandelingen in Den Haag, de doelmatigheidsonderzoeken bij de Politie
met voorrang moeten worden uitgevoerd. De VVD is bereid, daarbij ook te
bekijken welke taken van de Politie kunnen worden vermaatschappelijkt. Wij
denken daarbij aan zaken als het wegslepen van auto's en het controleren
van allerlei administratieve zaken, zoals vergunningen.
De VVD bepleit voor 1989 dan ook:
- het in versneld tempo doen uitvoeren van de doelmatigheidsonderzoeken en
het voor 1 juni 1989 voorleggen van de resultaten daarvan en de
beleidsconclusies van het College aan de Raad;
- het extra geld uit Den Haag op grond van het Project Kwantificering
Politiesterkte niet gebruiken voor het dekken van tekorten, maar voor
daadwerkelijke uitbreiding van de korpssterkte in Amsterdam.
Wij wachten het antwoord van de Voorzitter namens de portefeuillehouder
en het gehele College af alvorens in tweede termijn eventueel met
voorstellen te komen.
In de begrotingsboeken staat ‚‚n jaartal centraal en wel 1990. In veel
andere beleidsstukken die in ons land verschijnen staat een ander jaartal
centraal: 1992. Op 31 december 1992 zal de voltooiing van de interne markt
volgens het witboek van de Europese Commissie een feit moeten zijn.
Op dit moment worden er veel modieuze kreten geuit over een verenigd
Europa, maar onderzoek toont aan, dat de kennis van de voltooiing van de
interne markt veelal beperkt blijft tot het jaartal 1992 zelf en zich niet
uitstrekt tot de inhoudelijke betekenis van de 286 voorstellen van de
Europese Commissie.
De VVD zou het slecht hebben gevonden als ook het College zich had
beperkt tot algemene kreten, maar om nu helemaal niets te zeggen over de
voltooiing van de interne markt is wel het andere uiterste. Ik neem toch
aan, dat bij voorbeeld de wethouder voor Economische Zaken al heeft
nagegaan, welke uitdagingen de interne markt voor de regio Amsterdam
biedt.Zo ja, wat zijn dan de bevindingen van het College op dit punt? Is de
wethouder voor Financi‰n niet met de VVD-fractie van mening, dat de
wethouder voor Economische Zaken de co”rdinerend wethouder behoort te zijn?
Van de 286 richtlijnen van de Europese Commissie zijn er op dit moment 100
aangenomen. Onder de voorstellen zijn er vele die Amsterdam direct raken;
ik denk aan de voorstellen aangaande openbare aanbestedingen, telecom-
municatie, kapitaalverkeer enz. Als wij het opkomen voor de werkgelegenheid
als hoofddoelstelling van het beleid zien - dat doet ook de VVD - moeten de
uitkomsten van het Cecchini-rapport, waaruit blijkt dat de totstandkoming
van de interne markt zo'n twee miljoen arbeidsplaatsen zal opleveren, toch
ook tot de verbeelding van het College spreken. Enkele duizenden van die
extra arbeidsplaatsen moeten toch in Amsterdam kunnen worden gerealiseerd,
niet alleen door de vestiging van bedrijven, maar ook van EG-instellingen.
Onze concurrenten in Europa zijn op hun hoede en reageren vaak alert, maar
wij vragen ons echt af of de gemeente Amsterdam wel wakker is, want dromen
zijn bedrog, ook hier.
Amsterdam profileert zich graag als financieel centrum, maar in de
discussie in de Europese wandelgangen worden Frankfurt, Parijs en soms
Londen genoemd als kandidaten voor de titel van financi‰le hoofdstad van
Europa. De VVD kan zich echter heel goed voorstellen, dat Amsterdam in
samenwerking met het bedrijfsleven en de landelijke overheid al het
mogelijke zal doen om bij voorbeeld de ECU-markt naar Amsterdam te halen.
Na de mislukte poging om de Olympische Spelen naar Amsterdam te halen heeft
de VVD de hoop uitgesproken, dat het College van die exercitie heeft
geleerd. Of wij het nu leuk vinden of niet, als wij Amsterdam naar voren
willen schuiven als financieel centrum van Europa of Europese instellingen
naar Amsterdam willen halen, komen wij er niet alleen met een gelikte
folder en een geplande studie, maar zullen wij gewoon moeten lobbyen. Dat
houdt in, dat wij ter plekke mensen zullen moeten hebben die de Amsterdamse
zaak behartigen. De VVD ziet niet zo veel in een permanente vertegen-
woordiger van Amsterdam in Brussel, zoals Rotterdam heeft, maar wel in
meerdere goede contacten daar ter plaatse, die weten hoe de hazen lopen.
Wij vernemen graag, wat het College tot nu toe op dit punt heeft
ondernomen. De VVD zal in ieder geval komen met eigen initiatieven in die
richting.
Nu wij het toch hebben over de belangenbehartiging voor Amsterdam stel
ik vast, dat het College in de missive onder meer als taak voor de
Gemeenteraad na 1990 ziet het zich bemoeien met de Haagse politiek. Hoezo,
ontbreekt daar nu dan iets aan? Mist Amsterdam op dit moment een goed
politiek en ambtelijk radarsysteem en, zo ja, is het dan niet wenselijker
en effici‰nter, daarvoor een oplossing te zoeken?
Alle veranderingen die wij initi‰ren of die over ons heen komen zullen
ook het functioneren van de Gemeenteraad niet onberoerd laten. Vorig jaar
heeft de VVD daarvoor bij de begrotingsbehandeling aandacht gevraagd. Het
College doet dat dit jaar in de missive en kondigt aan, in 1989 in
samenspraak met de Raad zelf de gevolgen voor de Raad te bezien. Wij
pleiten ervoor, de discussie daarover zo spoedig mogelijk, maar in elk
geval voor de zomer van 1989 te voeren, dit omdat bij alle politieke
partijen de procedures voor de kandidaatstelling starten en de kandidaten
moeten weten waar zij aan toe zijn.
Dat wil uiteraard niet zeggen, dat de huidige Raad voor de nieuwe Raad
gaat vastleggen hoe deze precies moet gaan werken. Door de discussie zal
echter duidelijk worden, welke goede en welke kwade kansen de kandidaten
zullen lopen. De VVD is van mening, dat de werkdruk van de raadsleden na
1990 kan en moet worden verminderd. Het aantal commissies en de
vergaderfrequentie kunnen afnemen. Ook het aantal wethouders kan onzes
inziens met minstens een afnemen.
Een besparing van ongeveer 1 miljoen gulden is dan mogelijk.
Wij pleiten ervoor, de vergaderingen van commissies en de Raad zoveel
mogelijk 's avonds te doen plaatsvinden, opdat ook Amsterdammers met een
baan gemakkelijker lid kunnen worden van de Raad. Dat het Kabinet juist nu
de werkdruk van de Raad gaat verminderen afkomt met extra geld voor
voorzieningen voor raadsleden in de secundaire sfeer lijkt wat wrang, maar
naar onze mening kan zo'n maatregel ertoe bijdragen, dat ook werknemers en
kleine zelfstandigen gemakkelijker lid kunnen worden van de Raad.
De VVD-fractie wil bij de discussie in 1989 ook de vraag betrekken, hoe
wij bestuurlijk, ambtelijk en politiek zullen omgaan met de toekomstige
deelraden. Wij weten wel dat in de Verordening op de stadsdeelraden veel is
geregeld, maar hoe gaat het straks in de dagelijkse praktijk? Komt er bij
voorbeeld, om maar iets te noemen, een regulier overleg tussen de wethouder
voor Ruimtelijke Ordening van de centrale stad en de zestien betrokken
wethouders uit de stadsdelen? Hoe zal het overleg gemeente-bedrijfsleven
worden ingericht? Wij verwachten, dat het College in zijn notitie op dit
soort zaken zal ingaan om bureaucratie te voorkomen.
De PvdA is in de huidige Raad goed vertegenwoordigd en in sommige
commissies met vier leden oververtegenwoordigd. Daarmee doel ik niet op de
feitelijke getalsmatige verhouding op basis van het aantal raadszetels,
want die zal wel kloppen. Ik bedoel daarentegen, dat dit de besluitvorming
vaak niet ten goede komt. Onzes inziens maakt de grootste fractie op
onderdelen te vaak een voorbehoud of neemt zij geen standpunt in, wat
vertragend en weinig effici‰nt werkt. Of dit te maken heeft met de komende
kandidaatstelling of met het fenomeen, voor de achterban optisch zo lang
mogelijk de eigen lijn te verdedigen, doet voor de VVD niet zoveel ter
zake. Wij constateren het feit. Met het oog op de belangrijke beslissingen
die voor ons liggen baart dit ons zorgen, want ook de verkiezingen komen
dichterbij. De grootste partij in de stad zal ook volgend jaar bereid
moeten zijn, beslissingen te nemen en te verdedigen. De mate waarin de
PvdA-fractie steun verleent aan deze begroting zal voor ons een belangrijk
signaal zijn. Vandaag en morgen moeten wij een lijn uitstippelen en daarna
niet gaan zwabberen.
Ik wil eindigen met het voorstel waarmee het College de missive begint,
nr. 1120 van de VVD-fractie. Het streelt ons, dat ons voorstel u de
inspiratie gaf tot het schrijven van deze missive. Dit voorstel, ingediend
tijdens het Stoperadebat, was voor ons echter ook de lakmoesproef voor de
wethouder voor Financi‰n. Uitvoering ervan was bepalend voor het
broodnodige herstel van vertrouwen bij de bevolking. Wij constateren, dat
het College in de missive op een van de onderdelen van ons voorstel is
ingegaan. Dat betreft met name de betere financi‰le controle. Wij kunnen
ons in de benadering van het College vinden waar het kiest voor een grotere
betrokkenheid van de afdeling Financi‰n. Afgelopen maandag ontvingen wij
het antwoord van het College op de overige voorstellen die wij in ons
voorstel hebben gedaan. Het verheugt ons, dat het College het voorstel
positief heeft benaderd en de meeste voorstellen daarin kan onderschrijven.
De controle van de Raad op de uitvoering van collegetoezeggingen zal
aanzienlijk worden verbeterd door het aanleggen van een toezeggingen-
register. De Raad zal ook beter inzicht krijgen in hetgeen zich achter de
deuren van de kamer van Burgemeester en Wethouders afspeelt. Ook de
Verordening voor de vaste commissies van advies en bijstand zal worden
aangepast, zodat het fenomeen "besloten vergadering" strenger zal worden
gereglementeerd. Verder zullen zaken niet langer geheim blijven dan strikt
noodzakelijk is. Op de details komen wij wel terug in de Commissie voor
Algemene Zaken enz.
Over het afwentelen van de gigantische Stoperaschuld op toekomstige
generaties werden wij het op 29 juni helaas niet eens en dat zal vandaag
evenmin lukken. Wij constateren dit feit en zullen er in de toekomst zeker
op blijven terugkomen. Het betekent immers, dat wensen en verlangens van
burgers en bedrijven nog jarenlang niet altijd zullen kunnen worden
gehonoreerd, doordat wij de Stoperaschuld moeten aflossen.
De VVD constateert, dat het College het herstellen van het vertrouwen
bij de bevolking serieus neemt door maatregelen te treffen die een debƒcle
zoals zich heeft voorgedaan bij de bouw van het Stadhuis/muziektheater in
de toekomst moeten uitsluiten. Uit onze bijdrage van vandaag zal u
duidelijk zijn, dat wij ook andere zaken dan van administratieve aard voor
het herstel van vertrouwen belangrijk vinden. Voor de uitvoering van het
beleid heeft het College niet alleen het vertrouwen van de Gemeenteraad
nodig, maar ook van de burgers en de ambtelijke medewerkers.
Ik vat samen. De intenties op papier zijn goed, maar in de praktijk gaat
het nog lang niet goed genoeg. Zowel de kwaliteit van onze dienstverlening
als de mentaliteit van politieke en ambtelijke bestuurders staat aan de
vooravond van een drastische ommekeer. Verandering is een kenmerk van
progressiviteit, hetgeen een meerderheid in deze zaal zal aanspreken.
Veranderen betekent soms echter ook impopulaire maatregelen durven nemen.
Daartoe is de VVD bereid. Vorige week was het sinterklaas, maar over 380
dagen is het 1990.
De heer SARIS: Mijnheer de Voorzitter. Een van de wetten van de
burgerlijke economie is, dat een recessie voorbij is als men vindt dat deze
voorbij is. Met deze wetenschappelijke onderbouwing kunnen wij stellen, dat
het goed gaat met Amsterdam juist omdat wij zeggen dat het goed gaat,
waardoor het direct alweer een beetje beter gaat: de sluitende begroting is
in zicht. De tekenen wijzen erop, dat de economische groei in Amsterdam
aanhoudt; de mensen willen weer wonen en werken in Amsterdam.
Maar gaat het echt goed met Amsterdam? Het doet ons als Amsterdammers
een groot genoegen dat Amsterdam uit de nationale en internationale
beklaagdenbank is gestapt, niet door zich bij de aanklager te voegen, maar
door een beeldvorming af te schudden en daadwerkelijk een aantal zaken
anders aan te pakken. Amsterdam heeft zich onttrokken aan de verdere
procesgang en is direct overgestapt op de rehabilitatie. De Regering erkent
de motorfunctie van steden en beseft het belang van toplocaties als de
IJ-oevers voor een economisch herstel. Van het rijk zien wij minder
beschuldigende vingers, maar ook geen royale gebaren, behalve als het om de
politiesterkte gaat, of om het aanbod het aantal auto's te vergroten. Wat
ons betreft mag dit stadsbestuur dus nog flink kankeren op Den Haag, maar
in de tussentijd moet het wel doorgaan de eigen problemen op te lossen. Wij
en andere Amsterdammers horen graag dat het aantal inwoners van de stad
groeit. Zulke chauvinisten zijn wij nog wel, dat een heimelijke trots ons
vervult als er een vestigingsoverschot blijkt te zijn. Niet dat dit het
gevolg is van een effectieve omkering van het overloopbeleid. Jan, Jans en
de kinderen ruilen hun doorzonwoning niet in voor het aantrekkelijke
stedelijke milieu. De toeloop komt van heinde en verre. Het zuidelijk deel
van de wereld, het "achterland" van de rijke landen, vangt de echo's op van
de boom in het noorden en trekt in deze richting: ook naar Amsterdam; juist
naar Amsterdam! Sinds eeuwen immers een toevluchtsoord, hoewel ook hier
niet altijd iedereen met open armen werd ontvangen. Hoe goed gaat het met
Amsterdam, nu de zorg voor de buitenlandse drugsgebruiker meer gericht is
op "het bevorderen van de mogelijkheid tot terugkeer van deze mensen naar
eigen land" (missive blz. 392), of is hier sprake van een rituele
uitstoting?
De Amsterdammer kan best leven met wat dure lui in de stad en ook zij
mogen best terugkeren naar de stad, als het plaats maken maar niet al te
letterlijk wordt opgevat. Immers, het aantal woningzoekenden dat bij de
Gemeentelijke Dienst Herhuisvesting is ingeschreven stijgt. De zorg van het
gemeentebestuur hoeft niet in de eerste plaats uit te gaan naar degenen die
best voor zichzelf kunnen zorgen. De hoofdaandacht hoort gericht te zijn op
het op peil houden van de stadsvernieuwing en het bouwen van betaalbare
woningen. In de afgelopen jaren is er zoveel gemopperd op het het
trouweloze gedrag van beleggers en investeerders die grote kapitalen over
de grens brachten, dat het ons een genoegen doet dat het geld weer tegen de
dijk klotst. De traditie van links en strijdbaar Amsterdam is een goed
uitgangspunt om zaken te doen met het grootkapitaal, zeker als dat er zelf
belang bij heeft. Het gaat in menig opzicht zo goed met Amsterdam, dat de
auto's op de toegangswegen in de rij staan. Minder goed is het, dat er vele
jaren voorbij zijn gegaan zonder dat hiervoor een re‰el altenatief is
geboden in de vorm van een goed openbaar vervoer. Het gebruik daarvan is
zelfs gedaald. Nog minder goed is het perspectief van meer van hetzelfde:
een tweede Coentunnel, een vierbaans IJ-boulevard, de Westrandweg;
verbindingen die de stadslucht adembenemend zullen maken en de grond met
lood doordrenken. De alternatieven die aanwezig zijn worden weer vooruit
geschoven, zoals ook het geval was met de kolencentrale. Is het onderzoek
naar de verzuring voor het College aanleiding om het besluit alsnog te
heroverwegen?
Voor de uitbreiding van het wegennet kunnen wij de Regering
verantwoordelijk stellen. De oorzaak ligt in de verdeling van de
investeringsgelden tussen openbaar vervoer en wegen. Dat ontslaat Amsterdam
niet van de plicht, aan eigen en betere oplossingen te werken. Kortom, het
gaat nog lang niet goed genoeg met Amsterdam. Wanneer wij zien en lezen hoe
burgemeester, collegeleden en delegaties uit het zakenleven lopen te
pronken met Amsterdam als "Capital of Ambiance" mag dat best, als zij maar
iets mee terug nemen. Daar wringt voor ons de schoen. De nieuwe groei, het
vertrouwen in de stad gaat tot nu toe voorbij aan degenen die nieuwe
perspectieven het meest nodig hebben. De feiten zijn bij de vorige algemene
beschouwingen door alle fracties genoemd: de armoede; de schrikbarende
werkloosheid, met name onder etnische minderheidsgroepen en vrouwen; de
grote aantallen mensen die tijdelijk werken, de zogenaamde lost generation.
Onze vraag aan de Voorzitter is, wat hij voor deze groepen mensen
meebrengt. In het debat van vorig jaar stelden de collegepartijen, evenals
de VVD en LA, hetzelfde probleem aan de orde. Voor de verandering zal ik de
VVD in de persoon van de heer Luijten eens citeren: "Naar de mening van de
VVD moet als hoofddoelstelling voor 1988 gelden, dat het aantal Amsterdamse
werklozen daadwerkelijk wordt teruggebracht." Mevr. De Waart merkte namens
de PvdA het volgende op: "Amsterdam moet de gunstige positieve
ontwikkelingen uitbuiten. Er bestaat weer vertrouwen in Amsterdam en het
bedrijfsleven blijkt graag met de gemeentelijke overheid te willen
samenwerken. Het werkgelegenheidsbeleid dient in die samenwerking een
belangrijk aspect te zijn. Amsterdam mag de bedrijven best aanspreken,
teneinde de groei van die bedrijvigheid ook aan de kansarmen ten goede te
laten komen." Het LA vroeg het College vervolgens, in het kader van de
publiek-private samenwerking afspraken te maken met het bedrijfsleven over
gezamenlijke inspanningen om langdurig werklozen, vrouwen en etnische
minderheidsgroepen door middel van positieve actie aan werk te helpen.
Namens het College antwoordde u toen als volgt: "Public-private partnership
betekent, dat de gemeentelijke overheid wat meer begrip moet tonen voor een
marktgeori‰nteerde benadering, maar omgekeerd betekent het, dat de gemeente
het bedrijfsleven mag aanspreken op zijn maatschappelijke verantwoorde-
lijkheid. Ik heb de bereidheid uitgesproken, na te gaan of daarover in het
kader van goed overleg en in samenwerkingsvormen afspraken te maken zijn."
De nota's die werden aangekondigd zijn besproken. Wij zijn intussen een
jaar verder en de burgemeester heeft op de ambtswoning formeel en informeel
met het bedrijfsleven gesproken. Kunt u ons vertellen hoe het bedrijfsleven
hier tegenover staat? Zijn er in goed overleg afspraken over samenwerkings-
vormen te maken?
Bedrijvigheid is weliswaar een voorwaarde voor een vitale stad, maar
geengarantie voor meer mogelijkheden voor alle groepen van de bevolking.
Een economische boom kan evengoed gepaard gaan met een verscherpte
uitstoting van mensen. In onze opvatting is er dan ook geen rangorde in
doelstellingen, waarbij groei voorop zou staan en dan pas gelijkheid, zorg
voor het milieu of een leefbare omgeving. Deze doelstellingen zullen
gelijktijdig en in samenhang moeten worden nagestreefd, anders leggen de
laatsten het af tegen de eersten. Onze kritiek van vorig jaar op dit punt
houden wij staande.
 
 
Tegelijkertijd verplicht onze opvatting, dat er meer
kan gebeuren dan nu het beleid is, onszelf tot het uitwerken van idee‰n en
het doen van voorstellen. Het LA heeft de afgelopen maanden in brede kring
een discussie op gang gebracht over een discussienota over de werkloos-
heidsbestrijding in Amsterdam, onder de titel "Van Schiphol tot IJ,
investeren in werk". De kern van de nota is, dat er meer samenhang in het
beleid moet komen ten aanzien van investeringen, economische stimulering en
de bestrijding van de werkloosheid aan de ene kant en de activiteiten die
betrekking hebben op de aanbodkant, zoals Baanvak en opleidings- en
scholingsactiviteiten, aan de andere kant. Op een door het LA belegde
discussieavond in De Balie oogstte dit plan niet alleen veel bijval van de
werkgevers, om een kop uit Het Parool te citeren, maar ook van Amsterdamse
vakbondsbestuurders. De gedachte, een en ander vast te leggen in een
convenant tussen werkgevers, gemeente en vakbeweging, vond voldoende
weerklank om op deze weg door te gaan. Juist bij ons en onze achterban is
een gezonde dosis wantrouwen aanwezig tegen de macht en de invloed van het
kapitaal. Dat belet ons echter niet, overeenkomsten te sluiten die een
integratie van uiteenlopende doelstellingen mogelijk maken. Zaken doen met
het bedrijfsleven vereist een strijdbare opstelling en een duidelijke
formulering van de wensen van de kant van de politiek. Onze nota en de
landelijke politiek hebben ons denken over het premiewezen aangescherpt:
moet er wel op de kop van elke vrouw of migrant een premie worden gezet,
of is het beter het totale beschikbare geld anders te besteden? Over de
financiering van onze plannen maken wij ons geen zorgen. In de Amsterdamse
werkloosheidsbestrijding gaat een bedrag van 60 miljoen gulden om. Wij
willen graag van het College weten wat de effectiviteit is van dat bedrag;
een vraag die het College zichzelf ook zal hebben gesteld.
Het huidige minimabeleid zien wij als het gevolg van het door de
toenmalige CPN-fractie en de PvdA-fractie gezamenlijk ingediende en
raadsbreed ondersteunde voorstel tot instelling van de Commissie-Dales.
Eerdere voorstellen van ons om te komen tot kortingskaarten worden nu
overgenomen in de vorm van een stadspas. Het LA is voorstander van korting
op het openbaar vervoer en deelname aan sportverenigingen. Het heeft onze
voorkeur, vooral te streven naar zo laag mogelijke primaire kosten voor de
minima, zodat hun bestedingsvrijheid zoveel mogelijk in stand wordt
gehouden.
Het is dan ook een punt van zorg, dat het kwijtscheldingsbeleid ten aanzien
van tarieven en belastingen minder wordt gebruikt dan wij hadden gehoopt.
Het gemeentelijke minimabeleid blijft niet meer dan een beperkte
compensatie voor een te laag inkomen. Wij helpen de slachtoffers van de
recessie een beetje te overwinteren. Zolang de Regering de inkomsten van de
minima niet verhoogt en er niet voldoende werk is, is het voork¢men van een
sociaal isolement van jongeren, bejaarden, migranten en vrouwen een
kwestievan beschaving.
Vorig jaar heb ik Burgemeester en Wethouders aangesproken als de leden
van de raad van bestuur van de NV Amsterdam. Dat leek toen nog een grapje,
maar de VVD gebruikt die term nu ook.
(De heer VAN DE VEN: Dan blijkt het dus toch een grapje te zijn!)
Dat weet ik niet, want de huidige missivetekst is een grimmige
bevestiging.
Het merendeel van de tekst heeft alleen betrekking op de eisen van
modern, marktconform management. "De voorbeeldfunctie van de gemeente in
het personeelsbeleid, wordt in vijf regels vervangen door een
voorbeeldfunctie in modern management", zoals onze ex-collega de heer
K”hler bij de privatiseringsconferentie van de AbvaKabo opmerkte. De
operatie die moet leiden tot normering van kosten en kwaliteit is in rap
tempo vervangen door de normloosheid van de markt. Wat is het verschil
tussen privatisering en een gemeentelijke schoonmaak-NV die marktconform
moet werken? Voor het LA staat vast, dat het gemeentelijk apparaat aan een
ingrijpende reorganisatie toe is. Juist omdat de reorganisaties
noodzakelijk en ingrijpend zullen zijn, hoort het bestuur de grootst
mogelijke zorgvuldigheid en respect voor de kwaliteiten van het ambtelijk
apparaat aan de dag te leggen. Dat "de gemeente Amsterdam van oudsher een
groot aantal taken in eigen beheer verricht die elders in de regel worden
uitbesteed", zoals het College in de missive stelt, had meerdere redenen:
bescherming van zwakke groepen op de arbeidsmarkt door het bieden van een
goede rechtspositie, bescherming van de werkgelegenheid (bij voorbeeld
tegen de crisis van de dertiger jaren) en zeggenschap over de kwaliteit van
het produkt. Wat ons betreft hebben deze criteria niets aan betekenis
verloren.
Wel dient er een aan te worden toegevoegd, namelijk efficiency. De prijs
van het produkt dient de vergelijking met andere aanbieders op de markt te
kunnen doorstaan. Voor dit laatste heeft het College de term marktconform
bedacht. Wij zouden daartegen, in relatie tot andere criteria, geen bezwaar
hebben. In die samenhang zou het College bereid zijn, voor een correctie op
de marktverhoudingen waar het gaat om te lage lonen, te zorgen voor extra
personeelsvoorzieningen als kinderopvang en daaruit voortvloeiende extra
kosten te betalen in de vorm van een prijssubsidie. Prijssubsidie is de
politieke prijs voor het willen bieden van betere arbeidsvoorwaarden of een
beter personeelsbeleid. Het lijkt erop, dat het College nu is afgestapt van
deze evenwichtige wijze van moderniseren van het gemeentelijk apparaat. Met
het besluit de gedwongen winkelnering op korte termijn los te laten is het
marktconform functioneren verruild door de markt zelf. Volgens het LA
kunnen verzelfstandiging van bedrijven en diensten, contractmanagement en
decentralisatie van het personeelsbeleid, of zelfs het overgaan op een
privaatrechtelijke constructie als een gemeentelijke BV - stuk voor stuk
afhankelijk van het bedrijf of de dienst - zeer nuttige wegen zijn naar een
modern gedifferentieerd gemeentelijk apparaat. Volgens het College zal de
mate van levensvatbaarheid straks worden afgemeten aan een door het College
zelf ingevoerde dodelijke limiet: de markt, ook waar die niet functioneert;
de markt volgens McKinsey om precies te zijn. Het College voorspelt zwaar
weer en waarschuwt, dat alles wat niet spijkervast zit zal wegwaaien, maar
het vergeet te vertellen, dat het zelf de windmachine heeft aangezet en de
touwen losgemaakt.
Het gevolg van deze verschuiving naar de markt is, dat van de andere
criteria - personeelsbeleid, bescherming tegen soms onmenselijke
marktverhoudingen - weinig meer terug te vinden is. Immers, zo zegt het
College: "Een marktconforme output vereist een marktconforme input". Deze
eenvoudige ondernemerswijsheid heeft grote gevolgen: "Van het
gemeentebestuur vraagt dit uiteraard terughoudendheid voor wat betreft de
voorwaarden die vooraf worden opgelegd, bij voorbeeld inzake het te voeren
financi‰le beleid en personeelsbeleid." Hoe denkt het College deze
terughoudendheid te verenigen met het opstellen van positieve actieplannen
voor vrouwen en minderheden? Hoe denkt het College de faciliteiten veilig
te stellen voor de medezeggenschap, de vrouwen- en minderhedenoverleggen?
Of hoort dit niet bij de marktconforme input? Hoort een percentage
gehandicapten of minder produktieve medewerkers bij een marktconforme input
of zitten die in de output? En het verrichten van gebroken diensten bij de
schoonmaak, of het werken op onregelmatige tijden zonder extra beloning,
dat is dan zeker de marktconforme modernisering van de gemeentelijke
arbeidsvoorwaarden, waartoe de Raad door middel van het Programakkoord zou
hebben besloten? Dan hebben wij het nog niet eens over de moeizame
ervaringen die homo's, vrouwen en migranten opdoen in de " bedrijfscultuur".
Ook bij gemeentelijke instellingen blijkt, dat vrouwen zich maar moeilijk
thuis voelen en dat niet minder dan een kwart van de aldaar werkzame
homoseksuelen het niet verstandig acht, openlijk voor hun identiteit uit te
komen.
Het LA was tijdens het deel van de college-onderhandelingen dat
betrekking had op de arbeidsvoorwaarden nog volop in de race en dat heeft
zijn sporen nagelaten in het programakkoord. De modernisering van de
arbeidsvoorwaarden wordt in het programakkoord niet in een marktkader
geplaatst. "Deze modernisering", staat in het programakkoord, " kan bijdagen
aan het streven van het gemeentebestuur om het niveau van secundaire
arbeidsvoorwaarden, vastgelegd in het ARA, te handhaven." De fractie van
het LA constateert, dat het reorganisatieproces in de afgelopen tijd een
verkeerde wending heeft genomen. Naast veel bureaucratie en traagheid is er
ook een grote ambtelijke betrokkenheid bij een goed bestuur van de stad.
Die betrokkenheid en vindingrijkheid dreigen weg te dooien in een
overtrokken marktconforme vergelijking. De vele progressieve en talentvolle
mensen die bij de gemeente werken, vormen een stukje ambtelijke cultuur
waarop Amsterdam ook trots kan zijn. De illusie in het verleden, dat veel
ambtenaren bij de gemeente werken vanwege de goede rechtspositie, wordt
vervangen door een nieuwe illusie, dat door meer individuele
prestatiebeloning het talent naar de gemeente zal worden gelokt. Daarmee
willen wij niet zeggen, dat wij er tegen zijn, wat meer ruimte geven voor
de waardering van individuele prestaties en zeker niet tegen een
individualisering van het loopbaanbeleid.
Het zou onzes inziens heel nuttig zijn, laag- en ongeschoolde ambtenaren
faciliteiten te geven om een vak te leren, zodat onderin de laaggeschoolde
arbeid een grotere instroom mogelijk is. Voor de lager betaalden bij de
diensten en bedrijven is de invoering van een meer individuele waardering
gewoon prestatieloon; een kapitalistentruc, opgevoerd door een
socialistisch stadsbestuur. Geen wonder dat de acties bij de WSBZ en de
straatmakers het hevigst zijn! Onderin de beloningspyramidewordt door
schoonmaaksters en straatmakers het zwaarste werk gedaan. Zij weten wat
marktconform betekent in het particuliere schoonmaakbedrijf: zwart werk,
afroepcontracten, ontslag bij ziekte; en bij de particuliere aannemer:
prestatieloon en een versleten rug met dertig jaar. De ambtenarenstatus is
voor hen de enige bescherming tegen erbarmelijke marktverhoudingen. In de
behandeling van deze groepen toont het College, of er achter het moderne
managementmasker nog een sociaal gezicht zit. Het is ten hemel schreiend,
te zien hoe de schoonmaaksters zelf voor elk stukje zekerheid hebben moeten
vechten en alleen door voortdurende acties het College aan de
onderhandelingstafel hebben gehouden.
Ten slotte willen wij op dit gebied enkele suggesties doen. Het
gemeentebestuur dient de bereidheid te tonen een dienst in stand te houden,
ook als deze het op de markt niet zou redden. Dat wil zeggen, als het werk
gedaan moet worden, maar de markt een te asociaal karakter heeft. De
toezeggingen uit het verleden, ook neergelegd in het programakkoord, dat er
geen gedwongen ontslagen zullen vallen, dienen te worden nagekomen en
desnoods het tempo van de reorganisaties mede te bepalen. Er dient meer
duidelijkheid te komen over de voortzetting van het personeelsbeleid,
positieve actie en de politieke prijs die daarvoor moet worden betaald. Het
overleg met de vakbeweging dient erop gericht te zijn, de modernisering van
de arbeidsverhoudingen te laten leiden tot een handhaving van het niveau
ervan. Er zou veel voor te zeggen zijn, dat de Gemeenteraad het besluit tot
opheffing van de gedwongen winkelnering pas neemt nadat de bedrijven
marktconform zijn georganiseerd. Door het gemeentebestuur kunnen met en
tussen staf- en steundiensten en bedrijven contracten worden gesloten op
basis van kostprijsvergelijkingen per eenheid produkt, waarbij de markt
toetssteen is voor de kostprijs. Dat kan door middel van een
prestatiebegroting, iets waarvoor de VVD terecht al jaren pleit. Op grond
daarvan worden de diensten gebudgetteerd en hebben zij verder
beleidsvrijheid bij het realiseren van hun taak. Opheffing van de gedwongen
winkelnering is dan niet eens nodig. De efficiencyverhoging wordt ook zo
wel gehaald en waar nodig of wenselijk worden gemeentelijke NV's gevormd.
Daardoor hoeft het niet duurder te worden, maar de grens met privatisering
is dan duidelijker getrokken dan het College nu doet. Tenslotte zou de Raad
bij de opheffing van de gedwongen winkelnering kunnen besluiten een
omgangsregeling vast te stellen voor alle diensten en bedrijven en ook voor
de deelraden, waarin wordt vastgelegd dat, alvorens een contract wordt
afgesloten met een externe partij, eerst een nieuwe offerte wordt gevraagd
aan de gemeentelijke instelling. De gemeente zou hiervoor een
toetsingscommissie kunnen instellen.
Graag vernemen wij van het College, wat het van deze suggesties vindt.
Er is een tegenstrijdigheid, of minstens een ongelijktijdigheid, in de
moeizame bezuinigingsoperatie ten behoeve van het wegwerken van het
begrotingstekort aan de ene kant en de allure, het royale gebaar van de
100 miljoen gulden voor de ontwikkeling van grote projecten aan de andere
kant. Inspanningen om de begroting sluitend te krijgen, waar het LA op
zichzelf achter staat, gaan ten koste van heel nuttige en belangrijke
voorzieningen, met name bij de sector Jeugdzaken. Zij leiden tot de
opheffing van de Stichting Wijkvoorzieningen voor Bejaarden, zonder dat er
op het gebied vanhet ouderenwerk iets voor terugkomt, en dwingen ons vele
wensen onvervuld te laten. Met name op het gebied van de vrouwenemancipatie
is helemaal niets gehonoreerd. Zelfs een financi‰le vertaling in het
programakkoord blijkt geen garantie. In plaats van het miljoen dat de
wijkopbouworganen erbij zouden krijgen is het wijkopbouwwerk opgedoekt. Wat
daar tegenover staat is slechts mondjesmaat en incidenteel; een
migrantenwerker of wat inspraakgeld voor afzonderlijke projecten. Wij
willen van het College weten, waarom dit werk is afgebroken. Is er in de
stad met 16% bejaarden, 20% migranten, met grote armoede, maar ook met
grote plannen en met grote aspiraties plotseling geen behoefte meer aan een
georganiseerde en goed ge‹nformeerde bevolking? Aan de andere kant stelt
het College voor, vooruitlopend op de grondopbrengst van het CS-eiland met
100 miljoen gulden risicodragend kapitaal deel te nemen aan project-
ontwikkeling. Wat wij nu graag van u willen weten is, wat u als
medefinancier voor dat geld gaat doen. Waar komt de Raad dit bedrag tegen
in de begroting? Gaat u nu uw invloed aanwenden om ervoor te zorgen dat de
aanbeveling van de CIPA, ook te investeren in cultuur, scholing en
sociaal-culturele infrastructuur, waarover u zo juichend was, nu ook wordt
ge‹ntegreerd in het plan? U zou bijvoorbeeld ten behoeve van het personeel
dat in en rond het station gaat werken een kinderopvang kunnen plannen, die
wordt medegefinancierd door ge‹nteresseerde bedrijven. Ook zou u een
concertzaal kunnen bouwen voor de IJsbreker, die over enige jaren een wat
ruimere en betere outillage wel kan gebruiken. Past een dergelijk project
in uw visie op de integratie van cultuur in het IJ-oeverproject?
Ten slotte zou u eens kunnen proberen na te gaan, wat een investeerder
kan bijdragen aan positieve actie. U hoeft nu eens niemand iets op te
leggen of voor te schrijven, behalve uzelf. Het LA voelt niets voor een
ontwikkeling van de IJ-oevers tot een dure plek met alleen sjieke winkels,
onbetaalbare horecagelegenheden, hotels en appartementen voor buitenlandse
zakenmensen. Dat is niet ons beeld van de IJ-oevers. Voor onze instemming
met de IJ-oeverplannen is een koppeling met positieve actie een absoluut
vereiste, maar daarnaast ook, dat men als planner, als overheid en als
medefinancier de nu niet spijkerhard rendabele delen hard maakt. Het LA
mist het gesprek over dit soort zaken met het College. Het LA wil dat de
Raad een duidelijke plaats krijgt in de besluitvorming over de IJ-oevers en
niet het nakijken heeft bij de grote zaken die het College doet.
Wie verre reizen maakt, kan veel verhalen. Collegeleden en met name de
burgemeester doen niet onder voor Marco Polo in het maken van verre reizen.
Waaraan wilt u zich echter spiegelen, welke stedelijke ruimtelijke visie
hebt u mee terug genomen van uw verre reizen? Het toekomstperspectief van
Amsterdam ligt minder in onze eigen hand dan wij wel zouden willen. Andere
Europese steden zijn ook in de aanbieding gegaan. De wereldwijde
economische groei zal toch min of meer de basis vormen van een Amsterdams
herstel, maar hoe blij moeten wij daarmee zijn? Volgens het dagblad Trouw
is aanhoudende groei samen met een elfstedentocht voldoende om de helft
van het Nederlandse bos bij de vuilnisbak te zetten. Vaak wordt gewezen op
de enorme banengroei in de Verenigde Staten, maar zelden op de armoede van
de werkenden; vaak verdienen zij nog niet genoeg om een ziektekosten-
verzekering te betalen. Wij kennen de beelden van de imponerende stedelijke
groei, maarwij weten weinig van de regionale achterstelling. Wij kennen de
successtories van Reagon en Bush over de economische groei, maar aan de
andere kant staan de groeiende aantallen daklozen in de Amerikaanse steden.
Wat wij van de steden in de Verenigde Staten kunnen leren, zijn de effecten
van een geslaagd stedelijk groeimodel voor de oude bewoners: een
spectaculaire stijging van de onroerend-goedprijzen en daarmee van de
woonlasten. Economisch succesvolle steden worden onbewoonbaar voor de
lagere inkomensgroepen. Amsterdam mag blij zijn, dat het tot op heden nog
een achterstand heeft ten aanzien van andere Europese steden. Wij mogen ons
gelukkig prijzen, dat de cityvorming destijds mede dankzij de metro-actie
voorrang heeft moeten geven aan de stadsvernieuwing. In het volkshuis-
vestingsbeleid van ex-collega Heerma is dat nog niet echt te merken. Hij
sluit zich aan bij de culturele trend van beter gesitueerden om zich in de
stad te vestigen, zonder zich de gevolgen voor de prijzen van het onroerend
goed en het huurniveau te realiseren. Het LA heeft geen behoefte aan een
Amerikaans stedelijk model. Wij hebben voldoende aan de Nederlandse
armoede.
Niet alleen de economische groei, maar ook de milieuvervuiling die
Amsterdam produceert is grenzeloos; de export van vervuilde grond is maar
een voorbeeld. Het LA ziet dan ook niets in de bekrompen redenering, dat
het gebruik van auto's nu eenmaal toeneemt en dat daarom in eerste
instantie de autobereikbaarheid moet worden verbeterd. De hoofdstad van dit
zure regen exporterende land kan de omslag naar het openbaar vervoer niet
langer voor zich uit schuiven: er moet een wapenstilstand komen met het
milieu. Er is zelfs al een nieuw woord voor mensen die uitwijken voor
ecologische rampen: milieuvluchtelingen.
Terecht voelde de burgemeester zich beschaamd in Managua, na de door de
orkaan veroorzaakte verwoestingen, over het lutttele bedrag dat hij kwam
overhandigen. Het LA wil daarom een voorstel doen en wel, een deel van de
opbrengst van de aantrekkende Amsterdamse economie ter beschikking te
stellen voor ontwikkelingsprojecten in de derde wereld, bij voorbeeld als
solidariteitsbijdrage aan de strijd tegen apartheid, voor de opbouw van
Nicaragua, of om deskundige hulp te sturen naar Afrika voor het bestrijden
van de AIDS-epidemie en haar gevolgen. Wij geven het College in overweging,
die solidariteitsbijdrage te koppelen aan de groei van de rijkdom in
Amsterdam, bij voorbeeld door een percentage van de groei van de opbrengst
van de erfpacht of van de onroerend-goedbelasting daarvoor te bestemmen.
Wij horen graag een reactie van het College op dit voorstel.
De grenzeloosheid van Amsterdam betreft ook de van oudsher bekende
gastvrijheid van deze stad. Met het oog op 1992 wil het LA ervoor pleiten,
dat het gemeentebestuur zijn invloed aanwendt om te voorkomen, dat de taken
van de Vreemdelingenpolitie worden overgedragen aan een landelijk regime,
bij voorbeeld de Marechaussee, waardoor de verbeteringen die wij nu
aanbrengen in het vreemdelingenbeleid weer verloren zouden gaan.
De stellingname in de missive, dat met AIDS besmette drugsgebruikers
worden teruggestuurd naar het land van herkomst, doet denken aan de tijd
dat men dacht, de pest te kunnen tegenhouden met een muur om de stad.
Kennelijk trekt dit probleem een wissel op de gastvrijheid, ook in dit
land, waar door een verstandig beleid hysterie tot nu toe is voorkomen.
Achter de voorzichtige complimenten aan het adres van de Regering gaat een
juichtoon schuil over de erkenning van de betekenis van Amsterdam. De
praktijk van de compacte stad heeft het uitdijen van de stad echter nog
niet kunnen tegengaan Als wij Amsterdam willen laten groeien binnen de
huidige grenzen, nieuwe aanslagen op de omgeving willen vermijden en
tegelijkertijd niet al het groen in de stad willen asfalteren of volbouwen,
zullen wij moeten kiezen voor een verdere verdichting van het gebruik van
de oppervlakte. Een mogelijkheid daartoe is het benutten van de hoogte en
de diepte, kort gezegd: meer kubieke meters per vierkante meter. Dit zal
tot gevolg moeten hebben, dat het belang van hoogbouw ter discussie komt te
staan. De ervaringen met ‚‚n soort hoogbouw in de Bijlmermeer kunnen geen
maatstaf zijn voor alle hoogbouw in de stad. Het onlangs in de Raad
besproken dilemma, de RAI verplaatsen naar de stadsrand en daar een veel
grotere ruimte in beslag laten nemen of laten groeien op de huidige plaats,
geeft precies het dilemma van de toekomst aan. Onzes inziens ligt in dit
geval de oplossing in het gebruik van de hoogte en de diepte met een tweede
laag, of een onder- of overbouwing van de snelweg. Het LA stelt het College
voor, een notitie aan de Raad over te leggen met een visie op hoogbouw in
relatie tot de omgeving; een visie waarin nader wordt omschreven, welke
condities aan hoogbouw worden gesteld, zodat daarmee rekening kan worden
gehouden bij de planvorming en verrassingen, zoals bij de Omval, niet
langer kunnen voorkomen.
Over het autoverkeer hebben wij het al gehad. Meer wegen naar de stad
vergroten de problemen in de stad zelf, zeker zolang het rijk ons niet in
staat stelt, een handhavingsbeleid ten aanzien van het parkeren te voeren.
Het alternatief is een snel en comfortabel openbaar vervoer; daar moet het
geld dan ook naartoe gaan. Ook daarin mogen compacte en eventueel
ondergrondse oplossingen niet langer worden belemmerd, onder de voorwaarde,
dat bovengronds geen afbraak hoeft plaats te vinden. De technische
mogelijkheden daarvoor zijn aanwezig. Het lijkt ons hoog tijd voor een
onderzoek naar de mogelijkheid van een noord-zuidlijn onder de stad door.
Het laatste punt van de stedelijke vernieuwing binnen de eigen grenzen
ligt ook op het terrein van het milieu. Tot onze niet geringe verbazing
gaat het College ervan uit, dat de hoeveelheid te verbranden afval zal
blijven toenemen, hoewel het LA in haar nota Leve het afval heeft
aangetoond, dat minimaal 40% daarvan opnieuw kan worden gebruikt. Wij
verzoeken het College dan ook, deze nota zo spoedig mogelijk te
preadviseren. De oprichting van een milieudienst heeft de instemming van
het LA. Wannneer deze dienst goed wordt opgezet, kan deze een groeisector
in de gemeente worden en kunnen bedrijven worden bijgestaan in het naleven
van de milieuwetgeving door een goede milieuboekhouding. Op dit terrein
biedt samenwerking mogelijk meer perspectieven dan pure handhaving van
milieuwetten.
Het meerjarenprogramma voor de bodemsanering vindt het LA zeer gewenst.
De vertraging van de stadsvernieuwing blijft bestaan zolang er niet
voldoende geld is of er gevaar voor de volksgezondheid blijft bestaan.
Op zoek naar een benadering van de cultuur die de begrotingsproblemen
overstijgt vonden wij in het onderdeel Ruimtelijke Ordening de opmerking,
dat het wegvallen van de nationale grenzen in 1992 niet alleen de zakelijk
een financi‰le sectoren, maar ook de sector cultuur de kans geeft, de markt
te verbreden. Wij begrijpen daaruit, dat het College de cultuur opvat als
een deel van de infrastructuur waarin zal worden ge‹nvesteerd. De
consequenties voor de benadering van de kunstbegroting blijven verder
onderbelicht. Wel worden er keuzen gedaan. In de toelichting op het
verdelingsvoorstel voor 1989 worden onder de kop Infrastructurele Projecten
de RAI en andere publiektrekkende evenementen als SAIL en het Van Goghjaar,
Amsterdam-Veneti‰ en de vorming van een tentoonstellingsfonds bij het
Stedelijk Museum genoemd. In dezelfde begroting wordt voorgesteld, het
Shaffy-theater te sluiten en buiten de begroting om is intussen een optie
gegeven voor het amusementspaleis van Joop van de Ende. Onze vraag aan het
College is, of het heeft gekozen voor grootschaligheid, voor de toeristen-
markt en voor cultuurconsumptie in plaats van voor cultuurproduktie. Waar
kunnen wij de keuze van het College geargumenteerd vinden?
Het toekomstbeeld van het College met betrekking tot deze sector is
onduidelijk. Het lijkt het LA wenselijk, de verlangens op dit terrein te
formuleren, zodat daarmee rekening kan worden gehouden in de ruimtelijke
reserveringen. Het LA wenst De IJsbreker zeker een beter gebouw toe in de
toekomst, maar niet Felix Meritis. De enige reden dat De IJsbreker nog niet
openlijk heeft geweigerd, zijn intrek te nemen in Felix Meritis, is de
angst het "urgentiebewijs" kwijt te raken. Sluiting van het Shaffy-theater
zou een vermindering van de mogelijkheden voor dans en theatermaken
inhouden. De plannen van de nieuwe directie zetten het debat over dit
theater weer in het juiste perspectief: wil Amsterdam een internationaal
theatercentrum … la Shaffy en, zo ja, tegen welke prijs en waar? Mijn
fractie zal voorstellen, Ÿ 600.000 bezuiniging te vinden in de sector
cultuur, zodat het probleem van de wethouder voor Cultuur kan worden
opgelost.
Een ander onderwerp met betrekking tot de sociaal-culturele
infrastructuur dat het LA onder de aandacht wil brengen is de kinderopvang.
Een goede kinderopvang heeft raakvlakken met vele aspecten van het
gemeentlijk beleid. Het gebrek aan kinderopvang is een van de voornaamste
belemmeringen voor de deelname van eenoudergezinnen aan het arbeidsleven.
Kinderopvang heeft een relatie met het armoedeprobleem in de stad. De
aanwezigheid van kinderopvang is een wezenlijk element van positieve actie.
Tegelijkertijd zien steeds meer werkgevers in, dat een bijdrage aan de zorg
voor kinderopvang nodig is voor goede arbeidsverhoudingen en
loopbaanmogelijkheden voor vrouwen.
Volgens het LA behoort een voor iedereen bereikbare kinderopvang tot het
project van stedelijke vernieuwing; tot de sociaal-culturele infrastructuur
die de stad nodig heeft. De rol van de lokale overheid in het realiseren
van de benodigde voorzieningen kan die van financier overtreffen. De
gemeente kan de verschillende initiatieven en belanghebbenden in de stad
bij elkaar brengen en letten op de bewaking van de kwaliteit van de
voorzieningen. Verschillende leden hebben eerder aangedrongen op een
actiever opstelling van de gemeente. Het LA stelt voor, in de komende jaren
het streven te richten op een verveelvoudiging van het aantal plaatsen in
de kinderopvang en zal in tweede termijn een daartoe strekkend voorstel
indienen.
Wat opvalt in de inleiding van de missive is, dat twee groepen in de
stadhet beter zullen krijgen: de leden van de Raad en topambtenaren. In
beide gevallen is dit op het eerste gezicht wonderlijk. Immers, de
raadsleden zullen door de bestuurlijke reorganisatie hun werklast zien
verminderen, maar juist nu wordt in de missive een verbetering van hun
rechtspositie aangekondigd. De topambtenaren - in het woordgebruik ten
stadhuize: de goudvissenkom - die, als wij het College mogen geloven, er in
al die jaren niet in zijn geslaagd een effici‰nt, slagvaardig en
klantvriendelijk overheidsapparaat tot stand te brengen, moeten nu opeens
voor de gemeente behouden blijven. Er is een treffende overeenkomst tussen
beide groepen: het College vindt, dat het onvoldoende de beschikking heeft
over de juiste mensen; als het om topambtenaren gaat, wil het deze lokken
met prestatiebeloning. Het lid van de VVD-fractie de heer Houterman heeft,
de goudvissenredenering van het College doortrekkend, hetzelfde opge‰ist
voor raadsleden. Het College zegt het niet met zoveel woorden, maar als het
de wens uit dat er meer mensen beschikbaar komen voor het raadslidmaatschap
door een verbetering van de raadsvergoeding, spreekt daaruit twijfel aan de
kwaliteit van de huidige Raad en, omdat het College uit ons midden is
gekozen, mogelijk ook van zichzelf, maar daarover horen wij het nooit.
De discussie over de kwaliteit wordt ook buiten deze zaal gevoerd. Naar
aanleiding van de overschrijding van het krediet voor het Stadhuis/
muziektheater is een artikel verschenen onder de titel Breznjew aan de
Amstel, waarin deze periode in het stadsbestuur werd getypeerd als
stagnatie. Ook op andere plaatsen komt men de kritiek tegen, dat het
bestuur autoritair en arrogant is en de Raad volgzaam, weinig democratisch
en niet in staat, het College ter verantwoording te roepen. Wij staan niet
alleen in onze bezorgdheid over de kwaliteit van het bestuur. De CIPA stelt
voor, de Raad om te vormen tot een soort van raad van bestuur, samengesteld
uit zakenmensen. In De Balie werd voorgesteld, wethouders niet meer uit de
Raad te kiezen, maar van buiten aan te trekken, omdat daar de kwaliteit te
vinden is. De oplossing voor de kwaliteit van het stadsbestuur die het
College aandraagt is, vermindering van de werklast en verhoging van de
vergoeding ("Hogere lonen, lagere prijzen, stem CPN"; een leuze die mij
zeer veel genoegen deed). Het LA is ervoor, de rechtspositie van raadsleden
te verbeteren; net als voor ieder ander is ook voor raadsleden sociale
zekerheid een groot goed. Een gebrek daaraan moet dan ook geen belemmering
vormen voor mensen die dit werk graag zouden willen en goed zouden kunnen
doen. De opvatting over lokaal bestuur die uit de inleiding van de missive
blijkt, spreekt ons veel minder aan.
Het wordt aan de deelraden overgelaten, het dagelijkse beheers- en
bestuurswerk op te knappen en met aanzienlijk minder geld een behoorlijk
voorzieningenniveau in de stadsdelen te garanderen. De recente
afsplitsingsdiscussie met de vier nieuwe deelraden, de vertraging in de
totstandkoming van het stadsdeelfonds, de brandbrief van de stadsdeelraad
Zuidoost met betrekking tot de niet gecompenseerde groei van de bevolking
en de tussentijdse korting waarmee het College de deelraden Noord en Osdorp
heeft geconfronteerd zijn geen bemoedigende ervaringen.
Heel anders is het perspectief van de Gemeenteraad: het grootstedelijke,
de samenhang en structuur, de contacten met de bevolking en zelfs de
landelijke politiek worden ons in het vooruitzicht gesteld. Voor de Raad
deglamour van de grootstedelijke projecten; voor de deelraden het geploeter
om een verarmde bevolking een behoorlijk voorzieningenniveau te bieden. Het
is niet ons beeld van een stad die op weg is naar de volgende eeuw.
De te ver doorgeschoten decentralisatie leidt bij de stadsdeelraden tot
overdreven voorstellingen van de eigen autonomie. Enkele leden van de
stadsdeelraad Noord hebben, mistroostig turend naar de overkant van de
Mississippi, misschien ingezien dat zij iets te ver van huis waren
afgedwaald; een tochtje met de pont zou mogelijk meer zoden aan de dijk
hebben gezet. De stellingname van het College "dat de ontwikkeling van de
noordelijke IJ-oever allereerst een verantwoordelijkheid van de
stadsdeelraad is", is vragen om moeilijkheden. Het gevolg is, dat de
plannen in het geheel niet meer sporen en daar helpt geen instrumentarium
voor samenhang en structuur tegen. De planning van de sociaal-culturele
infrastructuur en de verdeling van voorzieningen over de stad vraagt niet
alleen om een ruimtelijk beleid, maar vooral ook om onderzoek, informatie-
verzameling, analyse en het stimuleren van ontwikkelingen.
Onze indruk is, dat met name op de portefeuillehouders in de sfeer van
het sociaal-cultureel werk en de volksgezondheid de invoering van de
deelraden een verlammende uitwerking heeft. Tegenover het rijk wordt de
regietaak van de gemeente nog wel beleden, maar in de stad zelf merken wij
er weinig van. Welke conclusies verbindt het College bij voorbeeld aan de
uitkomsten van het onderzoek van de Gemeentelijke Geneeskundige en
Gezondheidsdienst, waaruit blijkt dat de levenskansen van de Amsterdammers
in de 19de-eeuwse wijken nog altijd beduidend lager zijn dan elders in de
stad? Eerder heeft mijn fractie een pleidooi gehouden voor een
sociaal-cultureel onderzoeksbureau. De toegezegde rapportage hierover is
tot nu toe achterwege gebleven.
Het LA deelt de bezorgdheid van velen in de stad over de kwaliteit van
het bestuur in Amsterdam. Een verhoging van de raadsvergoeding, hoe
noodzakelijk ook om dit werk goed te kunnen doen, biedt echter geen
oplossing voor het kwaliteitsprobleem. Het probleem met de kwaliteit zit
namelijk in de wijze van functioneren van deze Raad. Het dagelijks bestuur,
het College van Burgemeester en Wethouders, eist van de collegepartijen
hondetrouw. Een enkele kritische opmerking van mevr. Baak bij de algemene
beschouwingen en een vrij zwak voorstel in het debat over het
Stadhuis/muziektheater leidden al tot hooglopende irritaties. De wethouder
voor Ruimtelijke Ordening laat zich openlijk in laatdunkende bewoordingen
uit over een brief van het LA waarin kritiek werd geuit op de wijze waarop
het College met de Raad omgaat. De kwaliteit van deze vergadering zou er
zeer bij gebaat zijn als de wethouder voor Ruimtelijke Ordening de Raad op
de juiste momenten om advies zou vragen. De "zwarte donderdag", waarop de
presentatie van de IJ-oeverplannen de mist inging, had het College te
danken aan het negeren van de signalen uit de Raad. Wij willen met u
meedenken over de kwaliteit van het gekozen bestuur, maar allereerst en
vooral zijn wij ge‹nteresseerd in de kwaliteit van de Raad als lokale
volksvertegenwoordiging.
De breedte zal in de komende jaren moeten worden gegarandeerd door onder
meer de partijen die de lijsten samenstellen van instrumenten als de
quotering van het aantal vrouwen en migranten. De kwaliteit van het bestuur
is niet afhankelijk van het aantal professionelemanagers of hoog
opgeleiden, maar van de mate waarin de leden van de Raad erin slagen, een
evenwicht te vinden tussen de idealen ten aanzien van de stad en de eisen
van de korte termijn, alsmede van de mate waarin zij hun pogingen om de
stad vooruit te brengen weten te verbinden met de aspiraties, de
verwachtingen en de hoop van alle groepen van de bevolking en roofbouw op
de omgeving weten te vermijden. Voor die kwaliteit is in de eerste plaats
een sterke volksvertegenwoordiging nodig.
De heer BRUINS SLOT: Mijnheer de Voorzitter. Persoonlijke omstandigheden
zijn er de oorzaak van, dat de heer Heijne vandaag niet aan het debat kan
deelnemen. Aan de tekst die ik straks zal uitspreken is echter door de
gehele fractie gewerkt en in zoverre is het dus ook zijn tekst. Wij hopen,
dat onze collega Heijne zo spoedig mogelijk weer in ons midden zal
terugkeren.
Het meest opvallend aan de inleiding van de missive is het ontbreken van
een motto, zoals wij ons dat herinneren van de afgelopen jaren. Die motto's
hadden vrijwel steeds betrekking op het object van of het argument voor
gemeentelijke strijdvaardigheid, maar ditmaal trekt het College in de
inleiding van de missive blijkbaar niet ten strijde; het strijdros
ondergaat op dit moment een onderhoudsbeurt en dat inspireert het College
kennelijk niet tot de pathos van een motto. Nu hebben ook wij geen neiging
tot pathetiek en dus hebben wij er ook geen gezocht.
De stad is onderhevig aan tal van veranderingen, die zij enerzijds zelf
in gang zet en anderzijds van buitenaf opgelegd krijgt. Op wat de inwoners
van Amsterdam wensen hoort het stadsbestuur, voor zover dat verantwoord is,
in te spelen. En wij? Wij hebben gekozen voor een bezuinigingsoperatie. Dat
betekent, dat er een verandering komt in bepaalde traditionele geldstromen.
Daartoe zijn wij onder meer genoodzaakt door kortingen die ons door het
rijk zijn opgelegd. Bij die bezuinigingen moeten steeds weer twee vragen
worden gesteld: is het de beste keuze, en: wat is het effect ervan? Daarbij
realiseren wij ons, dat bezuinigingen altijd een stroom reacties opleveren,
wat echter nog niet alles zegt over het al of niet doorgaan van een
activiteit. Er wordt in tal van sectoren ook gezocht naar creatieve
oplossingen zodra bezuinigingen toeslaan, maar soms is de grens bereikt.
Wijhebben de indruk, dat in de sociale sector in Amsterdam die grens op
veel plaatsen wel zo ongeveer is bereikt. Dat betekent, dat er voor volgend
jaar een nog veel zwaardere beslissingsverantwoordelijkheid op ons rust.
De begroting die nu voor ons ligt getuigt van een uitgelezen kijk: er
moet in het College zijn geworsteld, want het beschikbare geld is niet
pondspondsgewijs verdeeld over de portefeuilles; de sectoren Jeugdzaken en
Volksontwikkeling en Onderwijs zijn relatief ontzien. Dat is maar goed ook,
want juist in die sectoren wringt de schoen van de rijksbezuinigingen het
pijnlijkst. Bovendien hebben wij in deze sectoren nogal wat ambities. Wij
menen daarom dat het, als straks de welzijnsgelden worden toegevoegd aan
het Gemeentefonds, een uitgemaakte keuze dient te zijn dat die gelden ook
in deze sectoren worden besteed.
Er zijn ook veranderingen in de demografische samenstelling waarop wij
moeten inspelen. Die bepaalt in hoge mate de aanpak van een aantal
problemen; wij denken bij voorbeeld aan de grote groei van het aantal
nieuwe Amsterdammers uit etnische minderheidsgroepen, of aan de nieuwe
generatie ouderen, die zich niet meer vanzelfsprekend aansluit bij
verenigingsleven en vrijwilligerswerk, maar zoekt naar nieuwe wegen om
maatschappelijk betrokken en vitaal te blijven. Dit brengt ook een
verandering te weeg in de vrijetijdsbesteding. Deze groepen hebben tal van
nieuwe initiatieven op het gebied van recreatie en onderwijs die aandacht
verdienen van de overheid. Met inzet van minimale middelen zouden wij
kunnen inspelen op die veranderingen.
 
 
Aan verandering onderhevig is ook de samenstelling van de groep
werklozen. Lange tijd werd gedacht, dat deze min of meer statisch was. Uit
onderzoek is echter gebleken, dat de werklozen van nu - nog altijd rond de
70.000 - te verdelen zijn in verschillende groepen. De grootste zorg baart
ons de meest problematische groep, die wordt gevormd door degenen die geen
of onvoldoende opleiding hebben genoten. Uitgaande van de veranderende, dat
wil zeggen veeleisender werkgelegenheid in Amsterdam zijn juist zij degenen
die het moeilijkst aan de bak zullen komen. Het zou interessant zijn, er
achter te komen, wat precies de oorzaken zijn (geweest) waardoor deze -
hoofdzakelijk buitenlandse - jongeren geen opleiding hebben. Deze en gene,
ook ons, besluipt bepaald wel eens het gevoel dat, welke voorziening voor
een aantal van deze jongeren ook klaar zou staan, die geen zoden aan de
dijk zet. De mentaliteit is verziekt, vooral als gevolg van een weinig
perpectiefvol bestaan.
Daarbij willen wij even stilstaan. Weinig perspectief voor de langdurig
werklozen, voor de langdurige drugsgebruikers, voor de zwervende
buitenlandse jongeren en voor de langdurige minima. Uit het onderzoek in
het kader het project Profijt van de overheid blijkt, dat veel inspanningen
wel degelijk doel treffen. Er is echter veel geld en veel, heel veel geduld
voor nodig. Er zijn dus wel ontwikkelingen, maar zij zijn moeilijk waar te
nemen. De werklozen krijgen een individuele behandeling en op hen
afgestemde herscholingsprogramma's. Op de drugsgebruiker wordt aandrang
uitgeoefend; hij of zij krijgt alle mogelijke preventieve hulp en opvang.
Tussen haakjes: wanneer verwacht het College, dat Blaka Watra daadwerkelijk
van start kan gaan? De minima krijgen een stadspas en een vakantieknip,
maar toch lijken de ontwikkelingen ons door de vingers te glippen en niet
beheersbaar tezijn.
Ook de werkgelegenheid trekt aan. Uit onderzoek is gebleken, dat de
Amsterdamse arbeidsmarkt flexibel is: 56.000 in- en uitschrijvingen bij het
Gewestelijk Arbeidsbureau per jaar. De spanning tussen vraag en aanbod op
de arbeidsmarkt neemt sterk toe. In onze visie betekent dit, dat Amsterdam
initiatieven zal moeten blijven nemen om met name voor de door mij
aangeduide probleemgroep adequate scholingsprogramma's te intensiveren. Dit
betekent, dat Amsterdam meer aandacht zal moeten schenken aan het
be‹nvloeden van de vraagkant. Het bedrijfsleven zal zicht moeten bieden op
in de toekomst kansrijke beroepen, zodat de scholingsprogramma's daarop
kunnen worden afgestemd. Wij realiseren ons overigens, dat de behoefte aan
arbeidskrachten op middellange termijn voor veel sectoren van het
bedrijfsleven een grote opgave is, maar gezien het grote belang van het
investeren van veel geld in scholing zal Amsterdam deze kwestie in het
overleg gemeente-bedrijfsleven zodanig bespreekbaar moeten maken, dat
partijen zich ertoe verplichten, concreet en aanwijsbaar voortgang te
boeken op dit punt. Wij verzoeken het College, hierover nader aan de Raad
te rapporteren.
Verleden jaar hebben wij meegeholpen aan de start van de z.g. individeel
gerichte herori‰nteringsgesprekken met langdurig werklozen. Kunt u iets
mededelen over de voortgang daarvan en in het bijzonder over de relatie
tussen het GAB en de gemeente, mede in het licht van de komende
tripartisering?
Een ander punt dat wij in dit verband aan de orde willen stellen is de
deelname van de gemeente aan de voorloper van het jeugdwerkgarantieplan, de
z.g. tijdelijke voorziening. Vorig jaar heeft mijn fractie het College
gevraagd, nu eens haast te maken met de aanpak van de langdurige
werkloosheid onder jongeren en met de gedachte van "next best" hebben wij
het College verzocht, toch maar vast tot die tijdelijke voorziening toe te
treden. Helaas heeft de Commissie voor Sociale Zaken enz. pas afgelopen
maandag mogen vernemen, dat Amsterdam aan deze voorziening gaat meedoen.
Dat is een goede zaak, maar naar onze mening wel erg laat. Is het College
het niet met ons eens, dat tal van jongeren hierdoor dit jaar een kans op
werkervaring hebben gemist? In dit verband verwijs ik naar de gemeente
Nijmegen. De samenwerking tussen gemeente en vakbonden heeft er daar toe
geleid, dat van de aan de tijdelijke voorziening deelnemende jongeren 60%
ofwel werk hebben gevonden, ofwel opnieuw zijn gaan leren. Bij deze aanpak
is inbegrepen, dat jongeren mogen meedraaien in interne sollicitatieronden
bij de gemeente. Is het College bereid, een dergelijke aanpak in Amsterdam
in overweging te nemen?
Een belangrijk punt bij het thema van de veranderende stad is onze
antennefunctie. Het gevaar dreigt altijd, dat wij ons laten leiden door
populaire en politiek gevoelige acties. Anderzijds dreigt het gevaar, dat
wij te weinig aandacht besteden aan de aan ons toevertrouwde signalen. Of
dit te maken heeft met onze werkdruk of met onze visie op signalen uit de
samenleving doet er in dit kader niet al te veel toe; belangrijk is, dat
door de veranderende stad de mensen mondiger zijn geworden, waardoor hun
vragen aan het gemeentebestuur en het ambtelijk apparaat meer gericht en
vaak ook tijdrovender zijn. Door de fundamentele herori‰ntatie op het
gebiedvan de publieke dienstverlening door de aanhoudende kritische
geluiden daarover, is er ook bij het bestuur een toenemend klantgericht
besef; veranderingen bij de bevolking waarop het bestuur inspeelt door
middel van binnengemeentelijke decentralisatie en bestuurlijke
reorganisatie en waaraan het zijn vormen en manieren aanpast.
Het jaar 1992 is inmiddels uitgegroeid tot een nu al legendarisch
begrip. Het is onmiskenbaar, dat de economische positie van Amsterdam in
Europa op weg naar 1992, in 1992 en daarna zal worden bepaald door de
functie van de stad in dat Europa. Service, dienstverlening, distributie-
functie, toerisme, financieel en cultureel centrum zullen daarbij de
trefwoorden zijn. Een en ander zal in niet geringe mate afhangen van
Amsterdam zelf, want meer markt betekent ook meer concurrentie. In de
Europese markt van 1992 zullen kwaliteit en specialisatie een sleutelrol
spelen. Het gemeentebestuur zal hiervoor mede de voorwaarden moeten
scheppen.
Er wordt veel gesproken over de concurrentie als gevolg van de trek van
werkgelegenheid naar zuidelijker landen. Wij dienen daarop stellig bedacht
te zijn. Is het echter niet in de allereerste plaats van belang, dat er een
complementaire samenwerking tot stand wordt gebracht met de grote drie in
de randstad? De Vierde nota ruimtelijke ordening biedt hiervoor zeker
aanknopingspunten. Hoe kijken Burgemeester en Wethouders hiertegen aan?
Kunnen wij stellen, gezien de signalen, dat wij nog steeds een voldoende
maatschappelijk draagvlak hebben voor ons bestuurlijk produkt? Het is
ondoenlijk, te eisen dat iedereen met hetzelfde enthousiasme beleids-
voorstellen bekijkt. Het is onze taak, na hoor en wederhoor uiteindelijk
een beslissing te nemen en dat wordt ons niet altijd in dank afgenomen.
Daarvoor zijn wij ook niet beducht, maar wij zijn er wel alert op.
Een onderwerp als de uitbreiding van de RAI op langere termijn is
vanzelfsprekend een bedreiging voor bij voorbeeld AFC. Al die tijd hangt de
club het zwaard van Damocles boven het hoofd. Zoals wij hebben
uitgesproken, zal de noodzaak van verdere uitbreiding van de RAI door
onderzoek moeten worden aangetoond en om dit laatste gaat het nu juist. Die
opdracht dient vooraf in de Raad te worden besproken, zodat alle elementen,
zoals bepleit in de inspraak, hierbij kunnen worden meegenomen. De uitkomst
van dit onderzoek zal op deze manier een nog groter maatschappelijk
draagvlak bewerkstelligen.
Het draagvlak voor het Stadhuis/muziektheater is ook zoiets. Voor en
vlak na de opening bereikten ons nog wel negatieve geluiden, maar na de
ingebruikneming van het gebouw constateer ik, dat complimenten allengs de
boventoon zijn gaan voeren. Buitenlandse gasten, kamerleden,
gemeentebestuurders, bezoekers van het Bevolkingsregister en het
voorlichtingscentrum, ambtenaren, marktkooplui en de exploitant van het
marktcaf‚ laten zich allemaal positief uit over dit project, waartegen wij,
met alle risico's van dien, met z'n allen ja hebben gezegd. Wij verwachten
nog voor het zomerreces het afsluitend krediet en de eindafrekening te
kunnen behandelen. In de besluitvorming over het afsluitend krediet krijgt
onze financi‰le verantwoordelijkheid definitief gestalte. Met het woord
eindafrekening doel ik op de definitieve symbolisering van onze morele
aansprakelijkheid. De principi‰le discussies over de vraag of er al dan
niet laakbare of strafbare fouten zijn gemaakt, over vertrouwen en
continu‹teitzijn gevoerd. Echt gelukkig is niemand ermee. Wij zijn ons er
terdege van bewust, dat het vertrouwen in de stad in de kwaliteit van het
gemeentebestuur - daarmee bedoel ik de Gemeenteraad - een knauw heeft
gekregen. Dat maakt onze verantwoordelijkheid voor herstel des te
klemmender.
Bij de CDA-fractie leeft wel eens het gevoel, dat de Raad als radertje
van het bestuursapparaat is verworden tot een onderdeeltje van de BV
Dienstverlening, die per definitie achter de voorvallen, waarvoor zij
dienstbaar wil zijn, aanloopt. Een "dienstbare overheid", het klinkt ook
wel wat archa‹sch. Nee, heden ten dage kunnen wij niet meer volstaan met
het predikaat dienstbaar. De samenleving van vandaag - zelf
verantwoordelijk - vraagt ook van de overheid vanuit haar positie een
actiever optreden, een meedenken vanaf een nulniveau, als initiatiefnemer
avant la lettre; een innovatieve overheid. Zo zijn wij bezig, bestuurlijke
instrumenten te ontwikkelen die ons op onze nieuwe wegen ten dienste staan.
Op hun bruikbaarheid voor zo'n overheid moet het conglomeraat van nieuwe
instrumenten worden beoordeeld. Bij het recruteren en inzetten van nieuwe
bestuurders zullen wij ook moeten kijken of de flexibiliteit aanwezig is om
die regie en de duwfunctie ten opzichte van nieuwe idee‰n te willen
ambi‰ren.
Het is van groot belang dat die centrale Amsterdamse overheid binnen dat
spanningsveld van maatschappelijke krachten continu‹teit biedt of, anders
gezegd, consistent en betrouwbaar reageert. Men moet weten waar men met ons
aan toe is. Bewoners en bedrijfsleven moet duidelijkheid worden gegeven
over
wat zij wel wat zij niet van ons kunnen verwachten. Programakkoorden die in
 
deze en vorige perioden zijn gesloten hebben hieraan een grote bijdrage
geleverd. Deze lijn dient naar de mening van mijn fractie te worden
vastgehouden, waarbij nu reeds moet worden gewerkt aan een verbreding van
het
draagvlak voor een dergelijk akkoord. Dit zal de geloofwaardigheid
bevorderen
en het perspectief vergroten.
In deze begrotingsmissive wordt ingegaan op de structuurversterkende
projecten die Amsterdam in de komende jaren wil realiseren. Of ik het nu
heb over het openbaar vervoer, wegen, telecommunicatie, sport, cultuur of
scholing, het liegt er niet om. Bijzonder zijn de IJ-oeverprojecten, zowel
ten noorden als ten zuiden van het IJ. De planvorming begint vorm te
krijgen. Onlangs was er een bijeenkomst in het Tropenmuseum, waar
hooggeleerde kritiek op het project werd uitgeoefend. De heer Heijne zei
daarover spontaan: "Zoveel onzin heb ik nog nooit bij elkaar gehoord!" ;
Daarin had hij gelijk. Dat ontslaat ons er echter niet van, zin en onzin in
kritiek te onderscheiden en een open oog te houden voor gerechtvaardigde
punten van zorg. Ik noem:
-de omvang van de investeringen in de infrastructuur;
-een voortdurende toetsing van de ambities aan de realiteit;
-een goed internationaal imago en in het kielzog daarvan het aantrekken van
internationale hoofdkantoren en organisaties;
-de relatie van deze ontwikkelingen met de binnenstad;
-de informatiestroom in de richting van de bevolking.
Als deze punten van zorg tijdig worden onderkend, lijken zij te kunnen
worden ondervangen. In dat verband hecht ik eraan, op te merken dat de
ambtelijke aanpak en de capaciteit die het College op het project heeft
gezet goed mogen worden genoemd. Wij hopen dan ook, dat de zwaargewichten
die voor deze projecten zijn ingezet, daadwerkelijk gedurende de hele rit
zijn vrijgesteld om de klus te klaren. Nu gaat het om de vraag, hoe de Raad
aan zo'n project sturing geeft en de ontwikkelingen controleert, zonder dat
communicatiestoornissen de zaak vertroebelen, maar ook zonder dat de
discussie over de procedure in de plaats treedt van de discussie over de
inhoud. Zo hoort - dat kan ook - de kwaliteit van de bestuurlijke inbreng
de kansen van het project in positieve zin beslissend te be‹nvloeden.
Ik kom nu toe aan het tweede onderdeel van mijn betoog en dat is meer
intern gericht. De aandacht die het College geeft aan - de doelstelling
zelfs die wordt gemaakt van - vermindering van werklast van de Gemeenteraad
doet mijn fractie een beetje onwerkelijk aan, maar tegelijkertijd een
beetje dreigend. Ik zal dat toelichten. Over anderhalf jaar heeft Amsterdam
zestien lokale "gemeenteraden", wier werkgebied te zamen, afgezien van de
centrale stad, de hele stad bestrijkt. Uiteraard vervalt vanaf dat moment
een groot deel van de agendapunten voor onze raadsvergaderingen. Per saldo
zal daarvan ongetwijfeld een werklast verminderende invloed uitgaan.
Daartegenover staan echter de steekwoorden: toezicht, verdeling van
middelen, zorg voor samenhang en structuur en ten slotte ontwikkeling. Wat
wij ons daarbij in termen van concrete bezigheden voor de Gemeenteraad
moeten voorstellen is nog niet voldoende bekend. In het geheel van de
geconstrueerde gemeentelijke bestuursorganisatie gaat het hierbij echter om
essenti‰le door onze vergadering uit te oefenen functies. Met betrekking
tot de verdeling van de middelen heeft het College zich tijdens het debat
over de rekening 1984 verplicht aan een termijn voor het ter wereld brengen
van de gemeentefondsachtige constructie. Hierbij kan weliswaar van een
olifantsdracht worden gesproken, maar die discussie is gevoerd. Wij houden
het College in ieder geval aan zijn toezeggingen hieromtrent.
Feitelijk zijn wij met de andere drie elementen nog evenmin klaar.
Hoewel er al een portefeuille met een heuse portefeuillehouder is
gecre‰erd, is er nog geen zicht op de methodiek voor de uitoefening van de
functie toezicht. Wat ons betreft is de overeengekomen marginaliteit die
wij in acht nemen bij de beoordeling van de begroting een goede richtlijn.
Overigens, de vereniging in ‚‚n persoon van deze portefeuille met die voor
Ruimtelijke Ordening lijkt ons, althans voor een langere tijd dan de
huidige periode van opbouw, uit een oogpunt van spreiding van
verantwoordelijkheid niet goed.
Het tweede punt. Hoewel in de Verordening op de Stadsdeelraden de nieuwe
instrumenten voor het uitoefenen van de functie ontwikkeling al in
staatsrechtelijk leven zijn geroepen, is er geen inzicht op de frequentie
en de intensiteit waarmee de centrale gemeente zich van die instrumenten
zal bedienen. In dit opzicht zal de centrale gemeente naar het ons voorkomt
moeten kiezen voor maximale inzet.
Over het instrument voor de uitoefening van de functie zorg voor
samenhang en structuur en - zo u wilt - regie, het
structuurplan-nieuwe-stijl, laat de missive zich globaal uit. Ik citeer:
"Zo is duidelijk, dat het een effectief instrument zal moeten zijn voor het
bevorderen dan wel afremmen van ontwikkelingen in de stadsdelen, al naar
gelang de door uw Vergadering voorgestande ontwikkeling van de stad als
geheel." Hoeverreikend - hoezeer de deelraadsvrijheid inperkend, dan wel de
deelraadsmogelijkheden stimulerend - de centrale stad van deze
planningsbevoedheid gebruik wil en hoort te maken, staat echter nog niet
eenduidig vast. Mijn fractie vindt, dat het uitgangspunt bij de instelling
van de deelraden - "volwaardig lokaal bestuur" - wanneer het om die
samenhang gaat van ons een provinciale terughoudendheid eist. Wel een
grotere terughoudendheid echter dan die waarvan de provincie destijds
getuigde bij de bebouwingsplannen voor het Amstelbrouwerijterrein.
Als ik het heb over de zorg voor een sterke structuur, lijkt evenwel een
omgekeerde houding voor de hand te liggen. Deze twee scheppen te zamen een
dilemma waar wij bepaald nog niet uit zijn. Ook met de nu al bestaande
deelraden moeten wij hierover spreken; naar de mening van mijn fractie geen
aangelegenheid om maar over te laten aan de praktijk van straks. Dit laat
zien dat er nog heel wat moet gebeuren, in het komende jaar al, waarin wij
de deelraadsorganisaties optuigen. Dat slaat gaten in onze eigen
organisatie, waarmee wij wel onze gebruikelijke pretenties willen blijven
waarmaken. Het zal mij benieuwen, in hoeveel voorstellen er voor het
komende jaar om beleidsintensivering wordt gevraagd. Niet alleen het
komende jaar echter, maar ook daarna. Mede daarom nemen wij wat afstand van
de doelstelling "verlichting werdruk Gemeenteraad". Laten wij eerst maar
eens kijken of het lukt een beter bestuursprodukt te brengen en termijnen
te halen bij het beantwoorden van brieven en het beslissen op bezwaren.
Kortom, aansluitend bij het betoog van mevr. De Waart hierover. Er lijkt
mij geen reden voor de veronderstelling, dat wij bij de volledige invoering
van de stadsdeelraden als Gemeenteraad achterover kunnen gaan leunen. In
onze ogen zal er bepaald geen sprake mogen zijn van vermindering van
werkdruk, wel van een wijziging in taken en aandachtsgebieden. Ik heb
daarover al iets gezegd toen ik sprak over onze z.g. antennefunctie.
Natuurlijk, nu de zaak bij ons, zoals in zoveel gemeenten, op haar kop
staat door de ambtelijke reorganisatie, mag er uit oogpunt van
doelmatigheid best wat worden verspijkerd aan de manier waarop wij
bestuurlijk met elkaar omgaan. Dan moeten wij nagaan of wij de
uitgangspunten voor de ambtelijke reorganisatie kunnen toepassen op onze
eigen werkwijze. Wij zijn er niet met het instellen van de deelraden als
wij zelf niet veranderen. Zo is er een logisch verband tussen clustering
van hoofdafdelingen, clustering van portefeilles en clustering van
commissies als bestuurlijke variant van het ambtelijke model na de
reorganisatie. Waar in de inleiding van de missive wordt gesproken van
kwaliteitscontracten past de aantekening, dat vergroting van
verantwoordelijkheden aan de ambtelijke kant van het bestuur, aan onze kant
achtereenvolgens op zijn minst drie wezenlijke veranderingen betekent, die
eveneens met elkaar samenhangen.
Allereerst een beperking tot het stellen van randvoorwaarden bij de
aanvang van de werkwijze overeenkomstig zo'n contract. Dat is ook nodig,
want aan de contractpartners wordt echte verantwoordelijkheid overgedragen.
In de tweede plaats zal gedurende de loop van zo'n contract onthouding
moeten worden betracht. Dat wil zeggen: terughoudendheid om ruimte te
bieden voor het uitoefenen van de overgedragen verantwoordelijkheden door
de ander. In de derde plaats gaat het - het klinkt misschien wat
schematisch - om beoordeling en het nemen van de eindverantwoordelijkheid.
Over het eerste punt bevat de inleiding van de missive nog enige tekst. Dat
is ook het minst lastige punt, want in die fase mag de Raad nog formuleren
wat hij wil. Over het tweede punt bevat de inleiding van de missive al
minder tekst, hoewel er dan iets echt nieuws aan de hand is. Wij moeten ons
er op grond van het principe zoveel mogelijk buiten houden. Het derde punt
is helemaal onderbelicht, terwijl er, als de prestatie op grond van het
kwaliteitscontract geleverd is, ook iets nieuws moet gebeuren. Dan moet
namelijk een bepaalde praktijk worden ge‰valueerd en beoordeeld en moeten
wij de resultaten voor eigen rekening nemen, zonder een ander
bestuursorgaan de woestijn in te kunnen sturen. Een en ander maakt het
uitermate wenselijk, dat deze nieuwe praktijk ook echt een praktijk van de
Raad zelf wordt. Het moet zo worden opgezet, dat wij de noodzaak van
terughoudendheid zelf, als Raad of als raadscommissie, als het ware aan den
lijve ondervinden en daarnaar handelen. Zo'n ontwikkeling is met tal van
maatregelen te bevorderen. Een voorbeeld daarvan is, het voorzitterschap
van de commissies van advies en bijstand in handen te stellen van een lid
dat geen wethouder is. Dit is geen nieuwe gedachte; nogal wat andere
gemeenten zijn ons daarin voorgegaan, maar daarmee wordt het feit
geaccentueerd dat een raadscommissie meer een club van de Raad dan voor het
College hoort te zijn. Dat sterkt het besef, dat uw College met al zijn
eigen verantwoordelijkheid - daar ding ik niet op af - voor alles een door
de burgemeester voorgezeten college van raadsleden is. Ik zal straks
eventueel een voorstel indienen dat ertoe strekt, hiermee te experimenteren
in een of meer commissies van advies en bijstand.
In dit verband wil ik nog twee opmerkingen in de zijlijn maken. Wat ik
zojuist heb gezegd mag niet worden beschouwd als wijsheid - als het dat al
is - voor de periode van straks, als de deelraden er zijn; integendeel, op
de komst van de deelraden moet ook in dit opzicht worden vooruitgelopen.
Bij de beleidsbeslissingen die wij in de komende anderhalf jaar voor de wat
langere termijn nemen dient steeds de toets te worden aangelegd, of de
beslissingen wel passen in de bestuurlijke verhoudingen die wij straks met
de deelraden volledig gecre‰erd zullen hebben.
Mijn tweede opmerking heeft ook betrekking op de bestuurlijke verhouding
met de deelraden. Wanneer wij het goed met elkaar bedoelen, past tussen hen
en ons - wij hebben dat al eerder naar voren gebracht - een verhouding als
tussen mede-overheden. Dat mag er niet een zijn van ondergeschiktheid, want
zo zit de constructie niet in elkaar; dat zou wijzen op een ontkenning van
de volwaardigheid van hun eigen functie in het lokaal bestuur. Sprekend
over bepaalde bestuurders of ambtenaren wier functioneren ons minder
aanstaat, mogen wij daarom ook niet het oordeel geven "die moet het maar in
of bij een deelraad proberen". Daarmee bewijzen wij de binnengemeentelijke
decentralisatie geen dienst. Ik wil ervoor waarschuwen, dat zo'n arrogante
instelling insluipt bij de ambtelijke reorganisatie. Ook politieke partijen
horen zich dit naar onze mening aan te trekken.
Zowel in de algemene als in de financi‰le beschouwingen van het College
wordt een belangrijke plaats ingeruimd voor organisatorische vernieuwingen;
het laatste in verband met de gerealiseerde en nog te realiseren
consequenties ervan. Ik wil er echter op wijzen, dat die consequenties
slechts kunnen worden behaald, doordat de mensen die bij de gemeente in
dienst zijn op een weinig zachtzinnige wijze door elkaar worden geschud.
Wij hebben bedacht, dat wat zij tot nu toe op de door ons beoogde manier
hebben gedaan anders moet gebeuren. Wat wij beogen, moeten zij opbrengen.
Juist in het kader van de algemene beschouwingen acht mijn fractie het dan
ook op zijn plaats, nog eens naar voren te brengen dat deze reorganisaties
in de huidige financi‰le constellatie onmisbaar zijn. Niet vanwege de
vermaledijde marktconforme doelstelling van winstoptimalisering, maar
vanwege datgene wat wij, dwars door de modernisering van de gemeentelijke
arbeidsverhoudingen heen, toch blijven zien als de opdracht van het
overheidsbedrijf: inzet met alle kracht voor de samenleving; voor de
publieke zaak. Dat houdt naar de mening van mijn fractie in, dat grote zorg
moet worden besteed aan het sociale aspect van het gemeentelijke
werkgeverschap. Ik meen dat er tekenen zijn, dat dit aspect onvoldoende uit
de verf komt. Het is mij wat te gemakkelijk, de omstandigheid dat zich op
dit moment in verschillende gemeentelijke sectoren arbeidsonrust voordoet,
te beschouwen als een onvermijdelijk aspect van een reorganisatie. Toen de
ambtenaren "Boos op Koos" waren, stemden wij daarmee - terecht -
gemakkelijk in. Nu worden ambtenaren van de gemeentesecretarie van
Amsterdam aan de poorten van dit stadhuis pamfletten in de hand gestopt met
de leus: "Weg met de PvdA-wethouders!" Welnu, allereerst even dit: mijn
fractie aanvaardt ten volle de verantwoordelijkheid voor het
personeelsbeleid van de gemeente Amsterdam en wij interpreteren die leus
dan ook als mede te zijn gericht aan ons adres, dus ook aan onze
wethouders. Daarom willen wij hieraan niet voorbijgaan. Van de Raad en het
College verwachten wij echter wel, dat zij zich gevoelig tonen voor en
aangesproken door deze kritiek. Dat moet niet leiden tot een krampachtig
verdedigende houding, maar tot een serieuze poging, de bestaande
tegenstellingen weg te nemen door verbetering van de overlegsfeer. Soms
schuilt er in kritiek ook wel juistheid. Onze fractie heeft de indruk, dat
er wel vaak sprake is van overdonderende beslissingen. Wie waren er - om
eens wat te noemen - nu verantwoordelijk voor het disfunctioneren van de
sector Incasso bij Juridische Zaken, en wie de dupe? Er zijn meer
voorbeelden te noemen.
Is snelle besluitvorming bij de reorganisatie wenselijk? Zeker, maar
zoals ik mij ervan bewust ben, dat ik mij ten aanzien van dit onderwerp
volstrekt heb te onthouden van vrijblijvende prietpraat en populisme, zo
moet het gemeentebestuur van Amsterdam zich consequent hoeden voor een al
te sterke spiegeling aan de snelle externe bureaus, die het gezegde " zachte
heelmeesters maken stinkende wonden" tot enig credo verheffen. Het gaat om
de kunst, de doelstellingen ook over te brengen en dat vergt wisselwerking,
in het belang van de reorganisatie waartoe wij hier in de Raad hebben
besloten. Dit onderdeel van mijn betoog hoort daarom te worden afgesloten
met een beantwoording van onze kant van de vraag, of wij inhoudelijk met de
reorganisatie goed op koers zijn. Mijn fractie vindt van wel, geheel in
lijn met wat wij daarover in het verleden naar voren hebben gebracht. Het
College mag zich echter aangespoord houden tot sterkere pogingen tot
verbreding van het draagvlak bij het personeel.
Ik zal vervolgens enkele accenten leggen. Realisering van het
bestuurlijk produkt eist van de CDA-fractie, dat zij zich op grond van haar
uitgangspunten actief inzet om daarvoor een breed maatschappelijk
draagvlakte verwerven en te komen tot verbetering van de bestuurlijke
verhoudingen en de communicatie met tal van organisaties in de stedelijke
samenleving. Als bestuur hebben wij daarbij ook best wat te bieden. Ook in
het derde jaar is er reden tot tevredenheid; blijkbaar is er toentertijd
een realistisch verhaal geschreven, waarmee wij met elkaar kunnen werken.
Wij staan daarin ook niet alleen.
Een goed, zo u wilt prima initiatief vinden wij de oprichting van de
Stichting Prima. Met belangstelling wachten wij de idee‰n en stappen van
deze nieuwe organisatie af. Het programakkoord is ook geen statisch
gegeven. Voor wat bij voorbeeld de parkeergarages in de binnenstad betreft
is er impliciete bijstelling geweest. Het zal u duidelijk zijn, dat het CDA
daar gelukkig mee is, hoewel het - als ik het goed heb begrepen - allemaal
de schuld is van de VVD, maar dit terzijde. Als wij het programakkoord nog
eens nalezen valt overigens op, dat er nogal wat zaken op ons gezamenlijke
verlanglijstje staan. Sommige zijn overigens wel wat gedateerd. Wanneer op
dit moment zo'n verhaal zou moeten worden geschreven, zouden de accenten
bepaald anders zijn gelegd; dan zouden het milieu en de AIDS-problematiek
er wat ons betreft sterker uitspringen.
Ik kom nu bij een ander accent. Het door ons ontworpen en in gang
gezette BGD-proces, waarvan de uiterlijke realisering zestien
stadsdeelkantoren met toegesneden bezetting omvat, valt of staat met het
aantrekken van kwaliteit. Dat is een eerste vereiste voor het welslagen van
deze operatie. Zowel op ambtelijk als op bestuurlijk niveau moeten wij
ervoor zorgen, de stadsdeelraden op niveau te bevoorraden. Wij hebben al
een aanvang gemaakt met het naar ons toe trekken en belangstelling wekken
van potenti‰le bestuurders. Naar onze mening zouden de activiteiten die
daaruit voortvloeien onderdeel moeten zijn van het flankerend beleid dat
wordt gevoerd met betrekking tot de Secretarie-nieuwe-stijl. Nu reeds vindt
er recrutering plaats, zodat in een vroegtijdig stadium al ervaring kan
worden opgedaan voor de toekomstige functie.
Ten aanzien van de internationale contacten zijn drie punten in de
belangstellig gekomen: buitenlandse reizen van bestuurders, in het
buitenland acquirerende stadsdeelbestuurders en de economische betrekkingen
met Zuid-Afrika. Gezien alle aandacht en publiciteit ligt het eerste
onderwerp goed in de markt. Mijn fractie acht het niet van belang, hieraan
in dezelfde sfeer iets toe te voegen. Wel willen wij iets opmerken over het
tweede onderwerp. Zeker met het oog op 1992 vinden wij buitenlandse
contacten buitengewoon nuttig. Wij zullen met de stadsdeelraden tot goede
afspraken moeten komen over de vraag, wie wat waar gaat vertegenwoordigen.
In ieder geval moeten die mensen mee op pad die kennis van zaken hebben
over de betrokken materie. Het gaat om de realisering van een
gemeenschappelijke doelstelling: Amsterdam als geheel, dus in samenhang met
de regio, in het buitenland te promoten door een zo goed mogelijk produkt
te leveren. Vertrouwen en goede samenwerking tussen centrale stad en
stadsdeelraden is daarvan de basis. Een en ander is dit jaar al
gedeeltelijk in kaart gebracht door de nota Vestiging Bedrijven.
Ook het derde onderwerp, Zuid-Afrika, willen wij hier kort aan de orde
stellen. Te voorbarig hadden wij onlangs een discussie over ons
Zuid-Afrikabeleid. Over die discussie hebben wij een wrevelig gevoel, het
zij zo.De evaluatie van ons integrale beleid dienaangaande wachten wij af.
Tijdens een van de laatste raadsvergaderingen hebben wij echter een
voorstel aangenomen dat op een lijn staat met een motie die in Rotterdam is
aangenomen. Hoe staat het met de uitvoering daarvan en heeft het College al
enig idee wanneer het ons iets kan rapporteren over genomen initiatieven
ter zake? Initiatieven die conform ons vastgestelde beleid in de nota
Amsterdam en het Zuidafrikaanse Apartheidsregime niet mogen worden
verkleind of ingekapseld door de notie effectiviteit. Enerzijds beschermt
ons dat weliswaar tegen het verschijnsel dat onze daden niet synchroon
lopen met onze woorden, maar anderzijds moeten wij voorkomen, dat wij
daardoor onze voorbeeldfunctie verliezen. Een en ander zullen wij nader
uitgewerkt bij de evaluatie aan de orde stellen.
Wij zijn blij met de activiteiten van de Commissie
Ontwikkelingssamenwerking Amsterdam (COA) in het afgelopen jaar. Wij
verzoeken het College, enige spoed te betrachten met het formuleren van
voorstellen inzake de economische relaties tussen Amsterdam en de derde
wereld, onder andere naar aanleiding van het SOMO-rapport. De keuze om bij
het formuleren van voorstellen ook de Kamer van Koophandel te betrekken
lijkt verstandig om beweringen als "bedrijven verdienen grof geld aan
ontwikkelingshulp" genuanceerder bespreekbaar te krijgen. Het is
onduidelijk, waarom er geen behoefte zou bestaan aan een Amsterdams Centrum
voor Ontwikkelingssamenwerking, maar wel aan informatievoorziening. Kan het
College daarover in dit stadium duidelijker zijn?
Het laatste, eigenlijk al het andere overheersende accent dat ik wil
leggen betreft het milieu. Buiten en boven al onze zorgen rond de hiervoor
gesignaleerde problemen staat het milieu. Dat treft zonder onderscheid
iedereen. Uit allerlei rapporten is daarvan een schrikbarend beeld naar
voren gekomen. Vandaag is het nieuwste rapport hierover uitgebracht,
opgesteld in opdracht van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer; een ge‹ntegreerde beleidsnotitie over het milieu
naar aanleiding waarvan knopen moeten worden doorgehakt. Wellicht zal dat
van invloed zijn op de voortgang met de besluitvorming, niet alleen over de
kolengestookte centrale aan de Hemweg - het advies luidt: aardgas - maar
ook over de AVI-Noord en de toekomstige AVI-West.
Op dit moment hebben wij vooral iets aan praktisch uitvoerbare
suggesties. Dan kan worden gedacht aan een algehele overgang op
dienstauto's met een schone motor, vergoeding alleen voor reizen met het
openbaar vervoer, uitbreiding van het aantal cumulobussen bij het
Gemeentevervoerbedrijf en een actieplan voor invoering van de verplichting
voor ambtenaren tot huisvesting in de stad - zo'n actieplan moet natuurlijk
ook het aanbod van woningen in zich dragen - en verplichting tot gebruik
van de fiets of het openbaar vervoer in de stad. Ik ben ervan overtuigd,
dat richtlijnen en kleine ge- en verboden de mensen moeten dwingen zich
bewust over het milieu te buigen: hergebruik van deelstromen van het afval,
het verplicht terugdringen van het gebruik van slechte materialen als PVC
en het stellen van eisen in de Bouwverordening. Ik meen dat het op dit
gebied juist is, rigoreus een aanvang te maken met het voorschrijven van
dwingende eisen, omdat bij uitstek dit probleem er rijp voor is.
Ik kom vervolgens toe aan mijn financi‰le beschouwingen. Het lijkt wel
ofde tekst die in de begrotingsmissive onder het hoofd financi‰le
beschouwingen is opgenomen een actualisering is van de overeenkomstige
tekst in het begrotingsboek van vorig jaar. De kern van het verhaal wordt
gevormd door de posterioriteitenoperatie, waartoe onze Raad al eerder heeft
besloten en die met grote vaart wordt uitgevoerd. Een grotere vaart
bovendien dan verwacht, want het saldo van mee- en tegenvallers valt
voordelig uit. Deze wijze van uitdrukken verraadt ons gevoel: de show is er
een beetje af. Er wordt gewoon gedaan wat wij hebben afgesproken.
Als Friezen tevreden zijn, plegen zij dat uit te drukken door te zeggen:
't kon minder. Kennelijk heeft mijn fractie, die deze raadsperiode is
ingegaan met de optie "continu‹teit van personen en beleid", ondanks het
vertrek van de heer Heerma nog wat van dat Friese in zich, want het
begrotingresultaat mag tot tevredenheid stemmen. Wij beschouwen het
overzicht van de begrote tekorten als een zeer positief resultaat. Raad en
College zijn erin geslaagd, het perspectief op een structureel sluitende
begroting aan het eind van deze periode helderder, ja, objectief re‰el te
krijgen. Het College geeft dit nog aan als een doelstelling. Mijn fractie
geeft u in overweging, het sterker te formuleren, namelijk als een
taakstelling. Wij menen dat wij aldus niet te hoog grijpen.
Verrassend is het, dat blijkt dat veel scepsis, vertoond met de
realisering van nogal wat posterioriteiten, ongegrond blijkt. Naast de
uitvoering van wat afgesproken is, is ook dat zeker een compliment waard.
Mijn fractie wil best belijden, dat zij er genoegen in schept complimenten
uit te delen wanneer daarvoor aanleiding is.
Met betrekking tot de begrotingsontwikkeling in de volgende
raadsperioden is er reden voor optimisme. Er is weer groeiverwachting en de
uitgifte van bedrijfsterreinen neemt toe. Toch past daarnaast een
waarschuwing vanwege de financi‰le consequenties van de geprojecteerde
grote infrastructurele werken. Ik kom daarop terug bij de rekening over
1987.
Een belangrijk deel van de financi‰le beschouwingen betreft de
financi‰le gevolgen van de gerealiseerde of nog te realiseren
organisatievernieuwing. Daarop ben ik in mijn algemene beschouwing al
ingegaan. Dat laat ik daarom nu terzijde.
De twee vooronderstellingen die bij het opstellen van de begroting zijn
aangehouden met betrekking tot de Woningcorporatie Nieuw Amsterdam en de
activering van de stadsvernieuwingskosten acht mijn fractie realistisch.
Wel moeten wij ons er goed van bewust zijn, dat de problematiek van Nieuw
Amsterdam een beroep op solidariteit van derden vraagt. Dat is geen
woordspeling met de naam van een fonds, maar gewoon een feit dat ook als
zodanig wordt ervaren door de corporaties die het gelijknamige fonds
vormen. Het CDA meent echter, dat de grensoverschrijdende volkshuis-
vestingsfunctie die de Bijlmermeer in de loop van haar bestaan heeft
vervuld heel wel grond biedt voor een positieve reactie op de aanvraag om
te komen tot een sanering van de financi‰le positie van Nieuw Amsterdam. In
dit verband is overigens de vraag van belang, hoe de zeggenschap in het
Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting wordt uitgeoefend en welke rol
Amsterdam daarin speelt. Kan het College daarover mededelingen doen?
Los hiervan - in zekere zin hebben wij het nu toch over Zuidoost -
vraagt mijn fractie het College om een positieve reactie op de brief van
het dagelijks bestuur van de Stadsdeelraad Zuidoost van 7 december jl. Wij
vragen niet om een blanco cheque, maar wel vragen wij u, in het kader van
de nog definitief te regelen financi‰le relatie de bevolkingsgroei na de
ijkdatum in de beschouwingen te blijven betrekken.
Ik kom nu op de belastingen en tarieven. Ten aanzien daarvan wil mijn
fractie in het kader van de financi‰le beschouwingen enkele opmerkingen
maken, hoewel de feitelijke besluitvorming al heeft plaatsgevonden. Wij
kiezen ervoor dat nu te doen wegens de samenhang met de begroting. Die
gescheiden besluitvorming beoordelen wij dan ook eigenlijk nogal negatief.
Mijn fractie nodigt het College uit, nu eens met een plan te komen dat het
mogelijk maakt, de begrotingsbehandeling in haar geheel eerder te laten
plaatsvinden, zodat aan die scheiding in ieder geval een eind komt. Wij
menen dat dit ook best kan als straks de zestien deelraden in het leven
zijn geroepen. Andere grote steden slagen daar ook in zonder deelraden, dus
moet het hier ook kunnen.
In onze beoordeling van de ontwikkeling van belastingen en tarieven
moeten wij ten aanzien van de onroerend-goedbelasting gewag maken van sterk
gemengde gevoelens. Ik zal positief beginnen. Wij vinden de rust op dit
front, zoals die door het College wordt voorgesteld, verstandig. Met die
kwalificatie zijn wij er echter niet. Toen wij onlangs de tarievenbesluiten
over de onroerend-goedbelasting namen is heel duidelijk gebleken, dat wij
wel kunnen streven naar rust op het niveau van het totaal aan opbrengsten
maar dat zich toch ingrijpende veranderingen zullen voordoen voor de
onderscheiden categorie‰n belastingplichtigen; onontkoombare veranderingen
helaas.
De recente besluiten van de Tweede Kamer doen echter nog veel donkerder
wolken samenpakken. Mijn fractie kan niet om de vaststelling heen, dat haar
geestverwante kamerfractie, in kwaad gezelschap met de VVD-fractie, zich
bij de nieuwe wetgeving op de onroerend-goedbelasting heeft laten leiden
door overwegingen waarvan wij ons ten sterkste willen distanci‰ren. De
financi‰le woordvoerders in de Tweede Kamer gaven er blijk van, lak te
hebben aan de zorg voor de ontwikkeling van de woonlasten. Op ‚‚n lid na
ging de hele CDA-fractie mee en dat verdient ronduit afkeuring. De
gebezigde argumentatie ten aanzien van de afzonderlijke elementen wijst bij
nadere beschouwing op een ernstig gebrek aan consistentie. Het
regeringsvoorstel tot beperking van de gemiddelde opbrengst per woning werd
zowat kamerbreed afgewezen met een beroep op de te respecteren
gemeentelijke autonomie, terwijl het voorstel om de differentiatie in de
tarieven voor gebruikers en eigenaars sterker te beperken dan in het
wetsontwerp werd voorgesteld, werd aanvaard. Het werd echter aanvaard met
een volledig tegengestelde argumentatie. De woordvoerder van de
VVD-fractie, die door het CDA niet werd tegengesproken, bezigde immers
het argument dat veel gemeenten hun autonomie op een hem onwelgevallige
manier gebruiken. Zo'n geschuif, zo'n schandalige gelegenheidsargumentatie
is onze fractie een gruwel. Men zou het nog kunnen begrijpen - niet
billijken - als dit gedrag van de wetgever te herleiden zou zijn tot de
behoefte het eigen woningbezit te bevorderen, maar dat effect heeft de
recente wetgeving allerminst. Immers, de eigenaar/bewoner schiet er geen
cent mee op en het koopgedrag wordt niet be‹nvloed. Er wordt slechts geld
weggehaald bij de huurders, dat terechtkomt bij woningexploitanten.
Degemeenten mogen de huurders deze door de kamerfracties van CDA en VVD
opgemaakte rekening presenteren. Dat is extra bitter tegen de achtergrond,
dat de rijksoverheid zich met betrekking tot de rekening voor de
systeemconversie jegens ons als een dubieuze debiteur lijkt op te stellen.
Ten aanzien van de elektriciteitstarieven wijs ik op het volgende. Het
niveau daarvan blijft gehandhaafd. Het mag misschien eenzijdig worden
genoemd, dat in de toelichting wordt vermeld dat het Amsterdamse tarief
voor het huishoudelijk gebruik het laagste van ons land is, want voor de
bedrijven geldt dat bepaald niet. Tegen de achtergrond van wat bij het
opstellen van de begroting al bekend was met betrekking tot de wijziging
van de berekening van de onroerend-goedbelasting acht mijn fractie de
gemaakte keuze echter alleszins aanvaardbaar.
De heer Ronteltap heeft bij de besluitvorming over de overige
belastingen en tarieven al de aandacht gevraagd voor de belasting voor de
rondvaartbedrijven. Ik wil hem daarin bijvallen. Die zaak duurt te lang; de
gemeente maakt nogal wat kosten waarvan deze bedrijven de vruchten plukken.
Dat soort investeringen is op zichzelf in het kader van de doelstelling,
het toeristisch produkt te verbeteren ook best goed. Geredeneerd vanuit de
Profijt van de overheid-gedachte is er echter alle aanleiding, het
betrokken bedrijfsleven nu met gezwinde spoed mede voor deze kar te
spannen.
De algemene constatering waarmee het College de paragraaf over de
begroting voor 1989 opent, namelijk dat in de financi‰le relatie met het
rijk het bestuursakkoord een gunstige uitwerking heeft, stemt tot
voldoening, ondanks de terechte kritiek die op onderdelen volgt; per saldo
komt er eerder meer, dat wil zeggen meer meer, dan minder uit Den Haag. Dat
rechtvaardigt voor het CDA, niet alle bezuinigingen door te sleutelen. Uit
het geven overzicht blijkt, dat tegenover een toename van de
rijksuitkeringen met 28 miljoen gulden een vermindering van de ontvangsten
van het rijk staat van 14,5 miljoen gulden, een positief saldo dus van 13,5
miljoen gulden. Tegenover een toename van de eigen ontvangsten van 20,3
miljoen gulden staan uitgavenverhogingen die een bedrag belopen van 32
miljoen gulden, een negatief saldo dus van 11,7 miljoen gulden. Mag daaruit
de conclusie worden getrokken, dat de verhoging van de rijksuitkeringen ons
in staat stelt de hogere eigen uitgaven te dekken? Een overeenkomstige
vraag stel ik ten aanzien van de rekening over 1987.
Naar aanleiding van de passage in de toelichting op de ontwikkeling van
de uitkeringen uit het Gemeentefonds vernemen wij graag, hoe de verwachting
is omtrent het toekomstige verloop van de voor rekening van de gemeente
komende bijstandskosten. Met de staatssecretaris is overeenstemming
bereikt, zo begrijpen wij, over een budgettair neutrale, doch op dat niveau
bevroren regeling voor 1989. Terwijl er landelijk sprake is van een daling
van de kosten voor gemeenterekening, lijken de zaken in Amsterdam echter
anders, negatief, te liggen. Is de redenering juist, dat er geld vrijkomt
als wij erin zouden slagen het aantal uitkeringsgerechtigden te laten
verminderen? Dat geld zou dan, zoals bij de terugploegregeling, kunnen
worden benut voor beleidsintensivering op dat punt.
De toelichting op de voorlopige cijfers in de rekening over 1987 brengt
ons allereerst bij het lastige vraagstuk van de voorlopigheid zelf. Lastig,
omdat ook wij wel weten dat ijzer zich niet met handen laat breken. Het zou
echter onverantwoord zijn, het bij die vaststelling te laten. Daarom
stellen wij de vraag, hoe die achterstanden worden opgeruimd. Wat doet het
College daar concreet aan? Wanneer is het werk geklaard? Voor zover het de
rekeningcijfers van de stadsdeelraden betreft is er aanleiding,
duidelijkheid te bieden over de verdeling van de verantwoordelijkheden.
Natuurlijk, primair zijn de deelraden zelf verantwoordelijk voor hun
begroting en rekening. Omdat de Gemeentewet het ons onmogelijk maakt die
verantwoordelijkheid volledig uit handen te geven, hebben wij met
betrekking tot de begroting onszelf de beperking van een marginale toetsing
opgelegd. Dat wil zeggen, dat de deelraden de grootst mogeljke vrijheid
hebben om hun budget naar eigen goeddunken te besteden. Hoe zit dat echter
ten aanzien van de rekening? Heeft de Gemeenteraad ook wettelijk de
vrijheid, ten aanzien van de verantwoordelijkheid, zoals die via de
vaststelling van de rekening verloopt, zich tot eenzelfde marginale
toetsing te beperken? Hoe lang mogen deelraden bij voorbeeld nalatig zijn
met de indiening van hun cijfers? Is onze eigen Amsterdamse praktijk hierin
normatief? Mede op grond van zich op dit moment voordoende problemen komt
het mijn fractie bepaald wenselijk voor, dat hiervoor bindende richtlijnen
worden vastgesteld, voorzien van positieve prikkels.
 
 
Graag vernemen wij het
standpunt van het College daarover.
Mijn fractie heeft er kennis van genomen, dat twee "kwade" posten in de
rekening over 1987 zijn verwerkt. Bij het laatste vuiltje - de rentekosten
van 16,5 miljoen gulden over het onrendabele bedrag van 25,6 miljoen gulden
dat voortvloeit uit zestien openbaar-vervoersprojecten - willen wij even
stilstaan, niet vanwege het financi‰le gevolg in dit geval, maar vanwege de
procedure in dit soort zaken. U meldt, dat de besluitvorming over de
afrekening - en dus de verantwoording van die 25,6 miljoen gulden - vorig
jaar heeft plaatsgevonden, maar hoe zit dat nu met de 16,5 miljoen gulden
die daar bovenop komt? Bij welk besluit heeft autorisatie van die uitgave
plaatsgevonden? Waarom kiest u voor de werkwijze van onderbrenging in een
oude rekening, zodat deze middelenaanwending niet meer in de totaalafweging
- hoe verdelen wij het geld over de portefeuilles - kan worden betrokken?
Tegen de achtergond van de omvangrijke infrastructurele projecten die op
dit moment op stapel staan, heb ik twee vragen:
1.Zijn er meer van dit soort onafgerekende projecten met risico's voor nog
komende begrotingen?
2.Wil het College jaarlijks in het kader van de begroting de Raad
informeren
over de cumulatie van nog niet afgerekende projecten en de eventuele
financi‰le consequenties daarvan voor komende begrotingen?
Over het onderdeel begroting 1988 wil ik kort zijn: daarop zullen wij in
de commissievergaderingen terugkomen. Op dit moment ligt er alleen een
claim van de ziektekostenverzekeringsmaatschappij waarmee onze verloving al
snel verbroken was. Die claim van 3 miljoen gulden wordt als een hard feit
gemeld. Wij kunnen ons echter bepaald hardnekkiger gemeentelijk optreden
met betrekking tot claims herinneren. Is al uitgemaakt dat deze claim dient
te worden gehonoreerd?
Met het verdelingsvoorstel kan mijn fractie over het algemeen instemmen.
Wij vinden dat de doelstellingen waaraan wij ons in ons eigen CDA-programma
hebben verplicht op een evenwichtige wijze zijn gerealiseerd in het
programakkoord. Op enkele punten zijn wij er echter nog niet uit, zoals de
posterioriteit inzake het afstoten van drie verenigingsgebouwen. Of wij
daarmee willen instemmen hangt vooral af van de wijze waarop het College
zich voorstelt die zaak af te wikkelen. Wij nodigen het College uit, een
uiterste inspanning te doen tot privatisering van deze dienst, zodat de
functie van deze gebouwen voor tal van maatschappelijke organisaties in
stand kan blijven.
Ten slotte het Stadsvernieuwingsfonds. Wij stellen vast, dat het fonds
op dit moment goed blijkt te kunnen benut voor zaken die eigenlijk hadden
moeten meelopen in de gewone begrotingsprocedure. Dat laatste gebeurt maar
in beperkte mate. Met name de ontwikkeling van het budgettaire kader s‡ hept
onduidelijkheid, zodat ook niet geheel duidelijk is wat er nu wel uit kan
worden bekostigd en wat niet. Dat maakt de afweging tegen bekostiging uit
de gewone begroting onduidelijk. Wij verzoeken het College, aan dit element
aandacht te besteden bij de aangekondigde notitie over een nieuwe
werkwijze.
Mijn fractie wil haar respect betuigen aan de wethouder voor Financi‰n
en zijn financi‰le en administratieve medewerkers, die dwars door de
modernisering van de ambtelijke verhoudingen heen op tijd dit boekwerk met
een sluitende begroting aan ons hebben afgeleverd.
Mevr. BAAK: Mijnheer de Voorzitter. "Taboe of geen taboe, dat is de
kwestie". Ziedaar het motto dat wij aan de bijdrage van D66 willen
meegeven. Dit zijn de derde algemene en financi‰le beschouwingen die in
deze raadsperiode worden gehouden. Droegen vorige missiveteksten nog titels
als "Amsterdam, culturele hoofdstad van Europa", of, zoals vorig jaar,
"Werk in uitvoering"; nu is de inleiding van de missive niet voorzien van
een motto. Ook de heer Bruins Slot merkte dat zojuist op. Daar staat
tegenover, dat al op de eerste bladzijde onderwerpen worden aangesneden als
de geloofwaardigheid van het gemeentelijk functioneren en de consistentie
van het beleid. D66 constateert dan ook, dat het College heeft gekozen voor
het kritisch kijken naar het functioneren van het stadsbestuur en daarmee
naar het functioneren van zichzelf; een benadering die onze fractie meer
aanspreekt dan welke mooie of wervende openingstitel dan ook.
Dat brengt mij op het motto van deze bijdrage van D66: het doorbreken
van taboes als het gaat om aspecten van het gemeentelijk beleid. Het
afgelopen jaar heeft daarvan een aantal voorbeelden opgeleverd en er hangt
nog meer in de lucht. Daarentegen lijkt bij andere onderwerpen de weerstand
nog groot. Voorbeelden daarvan zal ik in de loop van mijn betoog geven.
Wat de te bespreken onderwerpen betreft zal ik de inleiding van de
begrotingsmissive volgen. Ik zal ingaan op de zestien stadsdelen en de
samenhang, op de geloofwaardigheid van het gemeentelijk functioneren en op
de budget- en kredietbewaking, onderwerpen die alles te maken hebben met
Amsterdam in de jaren '90. Daarnaast zal ik ingaan op thema's die niet
direct in de inleiding van de missive aan de orde komen, zoals onderwijs,
de werkloosheid en de cultuur. Volgens ons zijn deze onderwerpen evenzeer
bepalend voor het functioneren van de stad in de komende periode.
Zestien stadsdelen en de samenhang. Om met dit laatste te beginnen: de
in 1990 te kiezen Gemeenteraad zal die samenhang als een van zijn
belangrijke taken moeten zien. Er zal een andere instelling van het
stadsbestuur worden gevraagd en er zullen nieuwe instrumenten nodig zijn,
zoals het structuurplan-nieuwe-stijl; uitgangspunten die de fractie van D66
van harte onderschrijft. Wij willen dan ook beginnen met op dit punt - de
samenhang van de stad - opnieuw aandacht te vragen voor een onderwerp dat
ons sinds jaar en dag na aan het hart ligt, te weten: een samenhangende
visie op de stedebouwkundige ontwikkeling en vernieuwing. In zijn toespraak
ter gelegenheid van de opening van het Informatiecentrum van de Dienst
Ruimtelijke Ordening in de Zuiderkerk zei wethouder Etty daarover onder
meer: "Beslissingen die de kwaliteit bepalen van bouw, stedebouw en
openbare ruimte zullen voortaan op vele plaatsen worden genomen. Het
bewaken van de samenhang en de structuur blijft de verantwoordelijkheid van
het stadsbestuur. De inrichting van de stad zal in de toekomst in dit
krachtenveld vorm moeten krijgen."
D66 meent, dat deze opsomming van feiten op zichzelf juist is. De
inrichting van de stad zal vorm moeten krijgen in dat beschreven
krachtenveld. Het stadsbestuur moet de samenhang bewaken. Naar onze
stellige opvatting is daarvoor een visie nodig op de stedebouwkundige
planning en op de ontwikkeling en vernieuwing van de stad; een visie op de
kwaliteit van degebouwde omgeving en niet in de laatste plaats op de
architectuur. Hier past ons pleidooi - wij houden het niet voor de eerste
keer - de benoeming van een stadsbouwmeester uit de taboesfeer te halen.
Het is de taak van de stadsbouwmeester, leiding te geven aan de kwaliteit
van de gebouwde omgeving, de architectuur, de maat en de schaal van een
gebied en de inrichting van de openbare ruimte, allemaal zaken die bepalend
zijn voor de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Tot zover deze aspecten
van stedelijke samenhang.
Zoals ik in mijn inleiding al zei, doet het mijn fractie groot genoegen
dat het College in de missive aangeeft, dat het kritisch heeft gekeken naar
het functioneren van het gemeentebestuur. Het College schrijft, dat het
gaat om de geloofwaardigheid van het functioneren van de gemeente als
zodanig, vanaf het uitvoeren van grote projecten tot en met het schoon-
houden van de straat. Bovendien wil het de voorgenomen prestaties
vastleggen om die in een later stadium te kunnen meten. Dit sluit volledig
aan bij de bij de fractie van D66 bestaande wens van consequente toetsing
van het beleid en met name ook de handhaving daarvan.
Mevr. De Waart en anderen hebben voorbeelden van alledag genoemd; ter
illustratie wil ik een voorbeeld noemen van de praktijk van burgers van
alledag dat wij hebben aangetroffen. In de Staalstraat, tegenover het
Stadhuis, is een parkeerverbod ingesteld. Volgens ons is het
gemeentebestuur dan niet geloofwaardig, wanneer alle stadsbestuurders
vanuit hun werkkamers kunnen zien, dat diezelfde Staalstraat dag in, dag
uit vol auto's staat.
Dit lijkt ons h‚t moment om weer een taboe op te voeren, ditmaal een
taboe dat lijkt te worden doorbroken, te weten het wegslepen van
foutgeparkeerde auto's door particuliere bedrijven zolang de capaciteit van
de Dienst Parkeerbeheer nog te kort schiet. Ik noem nog maar eens een paar
bekende voorbeelden: de routes van het openbaar vervoer, de omgeving van
het World Trade Center, de omgeving van het casino in het Hiltonhotel en
als allernieuwste de in- en uitgangen van de parkeergarage van het
Stadhuis/muziektheater. U hebt hierop onlangs een voorschot genomen in de
Commissie voor Politiezaken toen het ging om illegaal geparkeerde auto's op
plaatsen die zijn gereserveerd voor invalide bewoners van deze stad. U zei
toen, dat in het College het taboe op het inzetten van particuliere
sleepbedrijven lijkt te worden doorbroken. Als u dat straks even kunt
bevestigen, hoeft de fractie van D66 bij de functiegewijze behandeling het
in januari jl. door ons fractielid de heer Oranje ingediende voorstel niet
opnieuw uit haar elektronische databestandje te halen.
Dit was een klein voorbeeld uit de dagelijkse praktijk. Voorbeelden van
zwaarder kaliber als het gaat om de geloofwaardigheid van het gemeentelijk
functioneren zijn - ook anderen hebben het erover gehad - de CIPA en de
IJ-as.
Ik ontkom er niet aan, hier iets te zeggen over de recente bijeenkomst van
de Gemeenteraad over deze onderwerpen. De fractie van D66 betreurt het in
hoge mate, dat wij, Gemeenteraad en College, niet in staat zijn gebleken
het veel verder te brengen dan een discussie over procedures. Belangrijke
aspecten, zoals een visie op de samenhang tussen IJ-as, Zuidas en de
binnenstad, en de uitwerking van de financi‰le onderbouwing kwamen daardoor
nauwelijks aan de orde. Wij doen een beroep op alle fracties in de Raad en
het College, deze slechte beurt zeer binnenkort goed te maken. Een ander
voorbeeld van zwaar kaliber als het gaat om de geloofwaardigheid van het
gemeentebestuur betreft de budget- en kredietbewaking. Zelden heeft de
fractie van D66 iets met zoveel instemming gelezen als de passages op blz.
4092. Ik refereer aan de zinnen waarin wordt gesteld:
-dat de omstandigheden waaronder kredietramingen tot stand komen moeten
worden verbeterd;
-dat bij de huidige gang van zaken een goede bestuurlijke afweging in de
voorbereidingsfase niet altijd mogelijk is;
-dat kredietaanvragen in de regel van tevoren "dichtgetimmerd" zijn en geen
toegankelijke beschrijving van de wijze van voorbereiding, noch van de
onderzochte alternatieven en de mate van uitwerking van het krediet
kennen; en
-waarin ten slotte wordt aangekondigd, dat er een inzichtelijker inrichting
van de kredietaanvragen ten behoeve van deze vergadering zal worden
uitgewerkt.
De fractie van D66 juicht dit allemaal toe, omdat dit naar haar mening
de democratische besluitvorming ten goede zal komen. Verleden jaar zei ik
het bij de algemene beschouwingen nog zo: "Informatie over de knelpunten in
het beleid en informatie over de financi‰le afwikkeling behoren duidelijk,
actueel en evenwichtig te zijn, zowel ten behoeve van de Gemeenteraad als
van de stad." Bij evenwichtige informatie over de financi‰le afwikkeling
betrok ik vorig jaar ook de onderschrijdingen en het moment waarop de Raad
daarvan op de hoogte dient te worden gesteld als het gaat om het handhaven
van het budgetrecht.
Twee maanden geleden zei de wethouder voor Financi‰n hierover in het
debat ter gelegenheid van de vaststelling van de rekening over 1984:
"Overigens is het onderschrijden, of niet tot uitgave komen van kredieten
ook iets wat soms de nodige zorgen baart, want dat kan betekenen, dat
bepaalde door de Raad vastgestelde zaken niet of niet tijdig worden
uitgegeven."
Zoals gezegd is de aankondiging, nu een jaar later, om de beoogde
verbeteringen te bereiken door mijn fractie met grote instemming ontvangen.
De voorstellen met betrekking tot de budget- en kredietbewaking, het
overnemen van de meeste aanbevelingen van de Commissie-Herweijer, die de
desastreuze overschrijding van het krediet voor de bouw van het Stadhuis/
muziektheater heeft onderzocht, en de passages in de missive over
projectmanagement tonen aan, dat het College bereid is verbetering te
brengen in het beheer van en de democratische controle op de
gemeentefinanci‰n. Het is goed, dat voor de beheersing van de kosten van de
bouw van de AVI-West bij wijze van spreken een Commissie-Herweijer avant la
lettre actief is door onder meer het instellen van een onafhankelijke
projectmanager en het opstellen van een gedetailleerd uitgewerkte begroting
met externe bewaking van de financi‰n.
Constante aandacht voor het functioneren van de ambtelijke organisatie
is eveneens onverbrekelijk verbonden met het streven, te komen tot een
geloofwaardiger gemeentebestuur. De fractie van D66 wil daarom met name
ingaan op het voornemen van het College, te komen tot modernisering van de
arbeidsverhoudingen. In dit kader lijkt er vaak een taboe te rusten op
debespreking van niet alleen de rechten, maar ook de plichten van
ambtenaren. Met interesse lezen wij hier dan ook passages waarin wordt
aangekondigd, dat het in het voornemen ligt, te komen tot een stelsel
waarin de individuele prestaties van ambtenaren zullen worden gewaardeerd.
Ook wij menen, dat een dergelijk instrument de motivatie van mensen
bevordert.
Daaraan gaat volgens ons echter wel een aantal zaken vooraf:
-alle werknemers moeten dan op gelijke wijze in de gelegenheid worden
gesteld, hun prestaties te verhogen;
-de organisatieopzet moet daarvoor zelf ruimte bieden. Natuurlijk moet er
voldoende co”rdinatie en communicatie zijn, maar dit mag niet ontaarden in
een stagnerende overlegcultus;
-last but not least moet er een goed loopbaanbeleid zijn.
Dit zijn aspecten waaraan het College zegt aandacht te zullen besteden
en waaraan wij het dan ook graag zullen houden.
Bij het optimaliseren van de gemeentelijke organisatie is de operatie
van de staf- en steundiensten een van de speerpunten. De reorganisatie bij
de WSBZ toont aan, dat het om complexe processen gaat. Een andere
belangrijke doelstelling van deze operatie, het behoud van werkgelegenheid
op langere termijn, vergt hier een verandering van de rechtspositie.
Daarbij blijkt het vinden van een voor alle partijen aanvaardbaar compromis
over het sociaal plan een zeer moeizame aangelegenheid. Naar ons oordeel is
het College daarbij gegaan tot de grens van het aanvaardbare, getoetst aan
de uitgangspunten van effici‰nt en bedrijfsmatig werken. Daarbij blijft het
behoud van werkgelegenheid op langere termijn immers overeind. Ten slotte
vinden wij wat dit betreft, dat het gemeentebestuur verplicht is te blijven
nadenken over de vraag, of de vertrouwensbasis om dit soort reorganisaties
door te voeren solide genoeg is en, zo niet, wat daaraan dan valt te
verbeteren. De reorganisatie van de Secretarie toont volgens de fractie van
D66 in ieder geval aan, dat zulke processen eerder moeten worden ingezet en
dat er een duidelijk afgebakend tijdpad hoort te zijn, waarop ook de
informatie aan en het overleg met de Gemeenteraad en de werknemers moeten
zijn afgestemd om tot een goed gefundeerde besluitvorming te kunnen komen.
In het vorengaande heb ik gereageerd op onderwerpen die ruime aandacht
hebben gekregen in de inleiding van de missive. Die hadden allemaal te
maken met de overstap die de gemeente te wachten staat naar de jaren '90.
Onderwerpen die op andere plaatsen in dit begrotingsstuk aan de orde komen
wil ik eveneens bespreken, in de eerste plaats omdat D66 van mening is, dat
die alles te maken hebben met het reilen en zeilen van Amsterdam en zijn
bewoners tot het jaar 2000 en ten tweede omdat veel van die onderwerpen ook
goed kunnen worden besproken onder het motto van onze inbreng "taboe of
geen taboe".
Allereerst iets over de begroting zelf. Het College streeft naar een
sluitende begroting in 1990. Dat lijkt op zichzelf tamelijk vanzelfsprekend
en de vraag is dan ook meer gericht op het realiteitsgehalte van dit
voornemen.
Het tekort voor 1989 wordt geraamd op ongeveer 12 miljoen gulden. Dit
kan een relatief klein tekort worden genoemd. Tegelijkertijd wordt
overigens voor het eerst gesproken over een negatieve reserve van circa 170
miljoen gulden. Volgens ons is een begroting, ook als de inkomsten en
uitgaven metelkaar overeenstemmen, niet sluitend als er daarnaast sprake is
van een negatieve reserve. Bovendien zijn in de begroting voor 1989 onder
meer nog twee vooronderstellingen van niet geringe omvang verwerkt, te
weten dat de zorgwekkende financi‰le positie van de Woningcorporatie Nieuw
Amsterdam niet ten laste van de gemeentebegroting zal komen en dat er met
het rijk overeenstemming kan worden bereikt over de activering van de
stadsvernieuwingskosten. De garantie dat die vooronderstellingen juist zijn
is er echter nog lang niet en dit lijkt mij dan ook een goed moment om een
taboe aan te roeren dat bijna doorbroken lijkt te gaan worden: de verkoop
van het gemeentelijke aandelenbezit. Wij dringen er wat dit betreft bij het
College op aan, met behulp van deskundigen het juiste moment te bepalen om
de deelname in bij voorbeeld Hoogovens te be‰indigen.
Een ander onderwerp dat in de jaren '90 een grote rol zal blijven spelen
is de werkgelegenheid en met name de vraag, wie daarvan gebruik zullen
kunnen maken. Bij de door het College genoemde punten werkgelegenheid en
zorg voor de minima moet volgens ons dan ook in een adem het onderwijs
worden genoemd. Men zou het ongeveer als volgt kunnen zeggen:
werkgelegenheid is er wel in Amsterdam; behoud en uitbreiding daarvan
verdienen en krijgen terecht aandacht. Werkloosheid bestaat evenzeer in
Amsterdam, bij voortduring en in hoge mate, mede ten gevolge van het feit
dat grote groepen van de bevolking niet aan de bestaande werkgelegenheid
toekomen doordat hun opleiding ontoereikend is. Er moet dan ook aandacht
zijn - die is er ook - voor het bijscholen van mensen in of buiten
werkgelegenheidsprojecten. Dit blijft echter symptoombestrijding, ondanks
de hoeveelheid projecten; een hoeveelheid die volgens D66 wel eens een rem
op de effectiviteit zou kunnen zijn. De grootste aandacht zal dan ook
moeten blijven uitgaan naar het reguliere onderwijs, waaraan ieder kind
vanaf het vierde levensjaar deelneemt.
Betrekken wij daarbij de voorspelling dat in de eerste helft van de
jaren '90 meer dan 50% van de Amsterdamse schoolkinderen van
niet-Nederlandse afkomst zal zijn, dan gaat het om een zeer grote groep,
die helaas maar al te vaak in een achterstandssituatie verkeert en daardoor
de kans loopt, later tot de zogenoemde minima te gaan behoren. Dit betekent
volgens ons, dat Amsterdam zijn traditie van het ontwikkelen van
grootstedelijk onderwijsbeleid in ere zal moeten houden en bereid zal
moeten zijn, daarvoor ook mensen en middelen in te zetten. In welke vorm
dat het beste zou kunnen is een vraag die naar ons idee zeer binnenkort in
de Gemeenteraad dient te worden besproken.
Wanneer men het heeft over de jaren '90 wordt daarbij ook altijd
gesproken over de stedelijke infrastructuur. Betrekken wij bij de
infrastructuur ook de bereikbaarheid van de binnenstad, dan rollen de
doorbroken of bijna doorbroken taboes over elkaar heen. Doorbroken is het
taboe ten aanzien van parkeergarages in de binnenstad. Uitstekend! Dat
geldt nog niet voor het taboe dat rust op een parkeergarage onder het
Museumplein, maar D66 blijft zijn best doen; ik verwijs naar onze recente
notitie over dit plein. Inconsequent vonden wij op dit punt het argument,
dat het programakkoord ten aanzien van het Museumplein wel een rol blijft
spelen, maar ten aanzien van de binnenstad is verlaten.
Ook nog niet doorbroken is het taboe dat rust op de aanleg van meer
metrolijnen. Toch lijkt hier een lichte barometerstijging te bespeuren. In
onze partij begint in ieder geval het voornemen gestalte te krijgen, in het
nieuwe gemeenteraadsprogramma een noord-zuidlijn op te nemen, zo verklap ik
maar vast.
Een ander punt is, dat men, als men het heeft over de bereikbaarheid van
Amsterdam, de telecommunicatie-infrastructuur niet meer ongenoemd mag
laten.
Er is op dit punt veel overleg gaande:
-in het kader van Teleport met de PTT en de Vastgoed Ontwikkelings-
maatschappij (VOM) om te komen tot een verbeterde opzet van de
samenwerkingsovereenkomst;
-er is een tripartite overleg gaande tussen de gemeente, de PTT en de Kamer
van Koophandel waarin het toegezegde wegwerken van de knelpunten voor het
einde van 1988 aan de orde zal komen. Onze vraag is, of dit inderdaad
lukt; en
-er is overleg gaande met gemeenten in de regio.
Het doet ons allemaal deugd, maar welke concrete resultaten mogen wij nu
tegemoet zien en met name op welke termijn? Hoe staat het bij voorbeeld met
de uitvoering van mijn op 21 april van dit jaar door de Raad aangenomen
voorstel, waarin het College werd uitgenodigd, te onderzoeken welke rol het
kabelnet in Amsterdam kan spelen bij het optimaliseren van de
telecommunicatiemogelijkheden en de tweede vraag daarover binnen een
halfjaar - die periode eindigde dus op 21 oktober jl. - verslag uit te
brengen aan de Raad.
De stedelijke infrastructuur roept in de laatste jaren ook steeds
bespreking op van het onderwerp public-private partnership. Vorig jaar nog
hebben wij gewaarschuwd voor het dreigende taboe, daar kritisch naar te
kijken. Ik beklemtoonde toen het belang van een goede uitwerking van de
respectievelijke verantwoordelijkheden van de verschillende partners en met
name van de aanspreekbaarheid van de overheid over de te investeren
gemeenschapsgelden, met andere woorden, de democratische controle daarop.
De uitwerking van deze aspecten is van groot belang voor de eerder in mijn
betoog genoemde CIPA- en IJ-asplannen. De gemeente draagt bij voorbeeld
jaarlijks bijna 1 miljoen gulden bij aan de Amsterdamse Raad voor
Informatica en Telecommunicatie (ARIT) en wij zijn zo langzamerhand
benieuwd naar de investeringen die het bedrijfsleven gaat leveren. Concrete
aanwijzingen daarvoor hebben wij nog steeds niet, maar toch kan het goed
gaan.
Ter illustratie noem ik twee voorbeelden, een van recente datum en een
uit de vorige eeuw. Een geslaagde vorm van public-private partnership is
naar het oordeel van D66 de totstandkoming van de nieuwe foyer van het
Concertgebouw. Een voorbeeld van bijna honderd jaar geleden is de bouw van
de Stadsschouwburg. Lees maar wat er op de gevelsteen staat: "Door
samenwerking van overheid en burgery werd deze schouwburg gesticht. Met den
bouw werd aangevangen op den 2den Maart 1892. De eerste voorstelling had
plaats op den 1sten September 1894." De eerste steen werd dus gelegd op 2
maart 1892 en de eerste voorstelling vond twee‰nhalf jaar later plaats. Op
het tempo van uitvoering van dat grootschalige bouwwerk valt dus werkelijk
niets aan te merken!
Vervolgens maak ik graag een uitstapje naar de begane grond van het
grootschalige bouwwerk waarin wij ons nu bevinden, in en buiten Amsterdam
bekend onder de naam Stopera. Ik had een taboe willen doorbreken door er
iets positiefs over te zeggen, maar anderen zijn mij daarin al voorgegaan.
De scala van stedebouwkundige functies werkt hier naar de mening van D66 in
ieder geval uitstekend. De markt, de vergaderruimten, de culturele
activiteiten, de publiekfuncties, de horecafuncties enz. vormen een
trefpunt voor veel Amsterdammers.
Ik noemde zojuist het Concertgebouw, de Stadsschouwburg en het Stadhuis/
muziektheater, waarmee ik kom op de cultuur in de breedse zin van het
woord, vanaf de kunsten tot en met de politieke cultuur en alles wat daar
in deze maatschappij aan het eind van de jaren '80 tussen ligt. Ik wil mijn
bijdrage in eerste termijn ditmaal afsluiten met een passage uit een
redevoering van iemand die zich bezighoudt met de hedendaagse cultuur, want
wie zijn wij, dat wij de Macchiavelli's, de Montesquieus en de Van Mierlo's
kunnen verbeteren als het erom gaat, culturen onder de loep te nemen, maar
wij kunnen hen natuurlijk wel te hulp roepen om aan te tonen wat wij
belangrijk vinden. Ik probeer het ditmaal daarom met de redevoering die Jan
Vrijman uitsprak bij de opening van de Cobra-tentoonstelling, waarin hij
het had over de mate waarin en de manier waarop wij tegenwoordig worden
ge‹nformeerd. Ik citeer: "Alles informeert ons, bombardeert ons, dag in,
week uit, met wat er nu weer is voortgebracht. Aan mooie dingen, aan
lelijke dingen, maar vooral aan nieuwe dingen." Volgens hem is " nieuw" het
criterium geworden waaraan kwaliteit wordt gemeten. In dat verband had hij
het zelfs over de "behangselcultuur". Of het echt zo erg is, wagen wij te
betwijfelen. Wel wil D66 alle aan de orde komende onderwerpen, vanaf de
kunsten tot en met de politieke cultuur, blijven beoordelen op de functie
die zij hebben voor de kwaliteit van de Amsterdamse samenleving. " Nieuw"
kan daarbij alleen het criterium zijn als het gaat om progressie, ofwel
vooruitgang; niet in de betekenis van modernistisch. Vernieuwing is geen
doel op zichzelf, maar hoort een middel tot verbetering te zijn.
De heer R.H.G. VAN DUIJN: Mijnheer de Voorzitter. 1989 is het jaar
waarin wij het tweede eeuwfeest vieren van de Franse Revolutie, die de rede
zo hoog in haar vaandel voerde. Ik vind dit een spannend besef, want de
Amerikaanse historica Barbara Tuchman is tot de conclusie gekomen, dat door
de eeuwen heen in feite niets zo weinig is gekenmerkt door de rede als
juist het politiek bestuur. Zij noemt reeksen van historische voorbeelden
waaruit blijkt, dat het bestuur blunder op blunder maakt en herhaaldelijk
tegen het eigen belang in handelt, zelfs als het daar tevoren tegen is
gewaarschuwd. Zo vraagt zij: "Wat bracht de Trojaanse machthebbers ertoe,
dat verdacht uitziende paard binnen hun muren te halen, hoewel zij alle
reden hadden om een Griekse list te vermoeden?" Had Cassandra, de blinde
zieneres, de Trojanen immers niet dringend gewaarschuwd, het gevaarte niet
binnen te halen, dat de Grieken na negen jaar belegering niet voor niets
konden hebben achtergelaten? Maar nee, in hun hebzucht sloopten de Trojanen
onder bevel van Priamus zelf hun eigen stadswallen en werden daardoor een
dankbare prooi voor de Grieken. Daarna zouden er nog duizenden jaren van
politieke dwaasheden volgen. De schrijfster noemt haar geschiedenisboek dan
ook De mars der dwaasheid.
Groen Amsterdam meent, dat het leerzaam is ook in de praktijk van het
bestuur van Amsterdam de mars der dwaasheid te analyseren. Ik wil in dit
opzicht nu geen aandacht meer besteden aan het Stadhuis/muziektheater en de
capriolen die de rede in dit verband heeft moeten maken, maar wel aan het
pijnlijke reorganisatieproces waaraan de hele gemeente nu wordt
onderworpen. Het College is er geheel door gebiologeerd; in de missive
wordt aan niets anders meer aandacht besteed. In ‚‚n klap worden er tien
nieuwe stadsdeelraden opgericht en worden de centrale diensten
gehergroepeerd. Genoeg Amsterdamse Cassandra's hebben gewaarschuwd, dat de
gemeente dit allemaal niet aan kan zonder dringende taken ten behoeve van
de bevolking in gevaar te brengen, maar wat roept Priamus Etty vrolijk?
"Het kan allemaal en het levert ons nog geld op ook!" Hoeveel echter, is
mijn vraag dan, kost de politieke energie die moet worden gestoken in
oplossingen voor brokken gemeente die niet passen in het stadsdeelraden-
plan? Hoeveel kosten de pogingen om oplossingen te vinden voor de
straatmakers, het secretariepersoneel, de schoonmakers? Hoeveel kosten de
bestuurlijke blunders bij de stadsdeelraden, die voortkomen uit het feit
dat onervaren partijmensen plotseling een miljoenenbegroting te beheren
krijgen? De stadsdeelraden lijden immers aan dezelfde financieel-
administratieve kwalen als de gemeente, doordat ook daar te weinig
financi‰le specialisten werkzaam zijn.
De blijmoedige stelling dat de centrale gemeente verspillend is en dat
de stadsdelen dit niet zijn, deugt niet. Ik heb het dan niet alleen over de
beruchte culinaire wereldreizen van onze stadsdeelbestuurders, maar ook
over de stelling die het voormalige raadslid Jan van Dijk, thans lid van
het dagelijks bestuur van de deelraad Watergraafsmeer, onlang heeft
ontvouwd op een stadsdeelradenconferentie, namelijk dat, als het financi‰ le
beheer in de stadsdelen niet zeer gezond is, de centrale gemeente onder een
geweldige financi‰le druk komt te staan. Wat bij voorbeeld te doen als de
deelraden ongedekte uitgaven doen, zoals nu al wordt gevreesd in Osdorp,
claims op de gemeente opvoeren op hun begroting, zoals zij van wethouder
Etty kunnen hebben geleerd, of zelfs zelfstandig gaan lenen op de
kapitaalmarkt?
De gedachte van het College, dat dit alles kan worden voorkomen door de
instelling van een stadsdeelfonds, waarin het ene stadsdeelbestuur zich
tegenover het andere moet verantwoorden, lijkt mij geen geruststelling.
Fakirs mag men de slangenkuil van zo'n stadsdeelfonds wel in jagen, maar
geen onervaren burgemeestertjes en wethoudertjes. Toch stevenen wij nu op
zo'n situatie af. Met een "handboek soldaat", zoals wethouder Etty het
noemt, op zak worden honderden beginners losgelaten op een aanzienlijk deel
van de gemeentebegroting en dat terwijl de Gemeentesecretarie wordt
gehalveerd, waardoor het voor de deelraden moeilijk wordt, een beroep te
doen op het centrale apparaat. De stadsdeelraden dreigen zo, als soldaten
zonder vaderland, verwikkeld te raken in een chaotische strijd om het
bestaan.
Ernstiger dan de onvermijdelijke financi‰le schade die van dit alles het
gevolg zal zijn is de stagnatie van het gemeentelijk apparaat. In beslag
genomen door haar eigen reorganisatie komt de gemeente aan een goede
vervulling van haar taken voor de bevolking niet toe. De bevolking wordt
bij het functioneren van de deelraden trouwens zoveel mogelijk buitenspel
gehouden; in Noord is nota bene zojuist de afdeling Participatie opgeheven,
terwijl het hele spel nu juist om die participatie begonnen was. De tien
nieuwe stadsdeelraden zijn verdacht uitziende paarden: haal ze niet binnen
de muren!
Een ander gebied waarop men in Amsterdam de rede moet zoeken is de
stedebouw. Noch de compacte stad, noch de IJ-assen lijken hun beloften waar
te maken. De z.g. compacte stad wordt door het College niet opgevat als een
motto om het ruimtebeslag van de auto terug te dringen, maar om het laatste
groen vol te bouwen. Volgens het College moet er op elk snippertje groen,
tot in het Vondelpark toe, worden gebouwd. Het oppervlak groen in Amsterdam
is steil afgenomen van tweederde van het gemeentelijke grondgebied in 1946
tot minder dan eenderde nu. De groene longen worden volgebouwd;
buurtparken, zoals het Julianapark, verdwijnen of worden bedreigd, zoals
Frankendael. Uit deze beide voorbeelden blijkt ook, dat de instelling van
de deelraden de ontgroening van de stad nog versterkt; hun ambitie
manifesteert zich immers ook in de bouw, niet in de laatste plaats omdat
hun budget mede is gebaseerd op het aantal woningen in hun gebied.
Nauurlijk is het waar, dat er nog steeds woningnood is in de stad. Groen
Amsterdam stelt daarom voor, in de eerstkomende tien jaar nog 30.000
woningen te bouwen in de stad, voornamelijk aan de IJ-oevers. Daarnaast
kunnen nog vrij veel verouderde bedrijfsruimten worden omgezet in
woonruimten. Aan een actieve politiek om overgelopen Amsterdammers uit
Purmerend en andere satellietsteden terug te halen, doen wij echter niet
mee. Daarvoor ontbreekt hier de ruimte. Het lijkt mij raadzaam, meer
woonruimte te scheppen in Almere voor degenen die nu nog verder weg wonen,
maar toch in de onmiddellijke omgeving van Amsterdam willen komen wonen. De
openbaar-vervoerverbindingen moeten dan echter wel worden verbeterd, liefst
door invoering van een trein die bij aankomst in Almere uiteenvalt in
trams, zodat iedereen zonder overstappen op zijn plaats van bestemming
komt.
Met de IJ-assen lijkt het College minder haast te hebben dan een jaar
geleden in alle toonaarden werd uitgedragen. Wat nu aan concrete plannen op
tafel ligt, lijkt gelijksoortige problemen op te roepen als elders:
kantoren en parkeerplaatsen en een vierstrooks IJ-boulevard nemen meer
ruimte in beslag dan was gepland. De achtergrond daarvan is, dat de
grondexploitatie voor het College belangrijker is dan een goede ruimtelijke
ordening. Dat blijkt bij voorbeeld uit het verkwanselen van de Hemboog, die
voor een rechtstreekse treinverbinding van Noord-Holland naar Schiphol en
Zuidoost onmisbaar is. Het idee om aan het hoofd van de nieuwe federatie
van de Dienst Ruimtelijke Ordening en het Gemeentelijk Grondbedrijf niet de
directeur van de Dienst Ruimtelijke Ordening maar de directeur van het
Grondbedrijf te benoemen, maakt het beeld compleet.
Tussen haakjes: wat is eigenlijk een toplocatie, een woord dat het
College heel vaak in de mond neemt? Mijns inziens is dit geen gebied waar
zoveel mogelijk guldens opgestapeld liggen, maar een gebied waar goed kan
worden gewoond en gewerkt en waar de natuur als draagvlak nog intact is.
Dit laatste lijkt een redelijke gedachte, maar toch wordt er een politiek
van opstapeling van zoveel mogelijk functies gevoerd. Zo rukt de dwaasheid
langzaam op naar de oevers van het IJ.
Onder de vragen die Barbara Tuchman stelt bij de bestuurlijke
blunders-door-de-eeuwen-heen is ten slotte ook deze: "Hoe komt het, dat
hetbedrijfsleven vasthoudt aan groei, terwijl de drie elementen van leven
op onze planeet, grond, water en lucht, daardoor aantoonbaar worden
uitgeput en vervuild? Economische groei is het eerste doel van het College
en wat bazuint wethouder J. van Duijn uit in Trouw? "Amsterdam is zich
volop aan het voorbereiden om zijn nationale en internationale positie in
1992 niet alleen te behouden, maar ook te versterken." Tegen die
achtergrond verbaast het mij niet, dat bij de top zeven van het Amsterdamse
gemeentebeleid, zoals opgesomd in de missive, een actief milieubeleid
ontbreekt. Weliswaar heeft het College een verzuringsnotitie in behandeling
genomen, maar daarin is geen sprake van maatregelen. Onder milieumaat-
regelen verstaat Groen Amsterdam althans niet de aanschaf van een paar
cumulobussen en een onderzoekje hier of daar. Tussen de regels door wordt
uit dit stuk ook duidelijk, dat de groei van het autoverkeer de verzuring
nog zal doen toenemen en dat de bouw van een kolengestookte elektriciteits-
centrale de lucht zal verrijken met een viervoudige portie zwaveldioxyde en
een dubbele portie stikstofoxyde, zelfs bij de strengste eisen. Geen wonder
dus, dat nu ook minister Nijpels ervoor pleit, aan de Hemweg toch maar
aardgas te gaan stoken. Waarom stelt het College van Burgemeester en
Wethouders van Amsterdam zich toch niet vierkant achter dit streven? Of wil
het College vergroting van de kolenoverslag in de Amsterdamse haven als een
soort doel op zichzelf stellen?
Intussen heb ik bij de vorige algemene beschouwingen de Gemeenteraad er
al van op de hoogte gesteld, dat de uitworp van verzurende stoffen in een
noodtempo dient te worden teruggebracht; ongeveer het noodtempo waarin in
Amsterdam stadsdeelraden worden ingesteld. De Raad heeft verleden jaar een
door mij ingediend voorstel aangenomen waarin het College werd opgedragen,
nog in 1988 een antiverzuringsplan aan de Raad voor te leggen waardoor de
uitworp van verzurende stoffen jaarlijks zal verminderen. "Ja," antwoordde
u toen op mijn argwanende vraag, of het College aanneming van dit voorstel
wel aan de Raad kon aanbevelen: "Wij erkennen, dat uitvoering van dit
voorstel inspanning zal vergen, maar tot die inspanning wil het College
zich verplichten." Dit voorstel is echter evenmin uitgevoerd als mijn
voorstel om de Rijn beter te bewaken tegen vervuiling. Het komt mij voor,
dat het allemaal ook een beetje link voor u moet zijn; u moet zich er toch
ook van bewust zijn, dat u midden volgend jaar moet worden beoordeeld voor
een mogelijke nieuwe periode als burgemeester en dat u daarbij door Groen
Amsterdam vooral zult worden beoordeeld op uw inspanning in de strijd om
een schoner milieu. Hoe ziet u dit? Als een donkere wolk boven uw toekomst?
De door mevrouw Tuchman opgeworpen vraag, waarom men ondanks de
milieuverpesting vasthoudt aan groei, is in Amsterdam mijns inziens alleen
te beantwoorden door te verwijzen naar de drie bestuurlijke dwaasheden
waaraan het gemeentebestuur zijn krachten verspilt: de geforceerde
reorganisatie, de grootheidswaanzinnige aanpak van de IJ-assen en de
obsessie van 1992. Door dit alles ligt naar mijn gevoelen de rede in deze
zaal menigmaal aan de voeten van de drie kruizen. Wij maken ons eigen
milieu kapot; zoals de Trojanen slopen wij onze eigen stadswallen.
Evenals in vorige jaren wil ik tot slot van mijn bijdrage nog even "het
woord geven aan de financi‰le specialist van mijn fractie".
Er zitten symptomatische missers in de begroting, zoals de
bezuinigingvan Ÿ 500.000 op de schoolwerktuinen. Het is ook moeilijk te
verklaren, dat er na alle consternatie over Bentazon in het drinkwater nog
steeds geen geld wordt uitgetrokken voor een nieuwe onderzoeker bij het
laboratorium van Gemeentewaterleidingen. Het bedrag van 100 miljoen gulden
dat nu moet worden ge‹nvesteerd in een actieve-koolfilter om het drinkwater
te zuiveren is nog slechts een voorbode van de geweldige financi‰le schade
die voortgaand milieubederf onherroepelijk met zich brengt. De
gemeentefinanci‰n komen onder grote druk te staan. De vervuiler moet die
kosten betalen en niet, zoals minister De Korte wil, in toenemende mate de
burger, Scherpere milieuheffingen voor vervuilende industrie‰n zijn ook in
Amsterdam nodig.
Ik hoop, dat de rede in 1989 een nieuwe kans wordt gegeven. Daarom nog
enkele aanvullingen, te beschouwen als een inleiding tot het binnenkort
door Groen Amsterdam uit te brengen handboek gemeenteraadslid, ofwel
handboek generale staf:
1. Breng door de Gemeenteraad aanvaarde voorstellen tot uitvoering.
Hiertoe zal ik alle groene voorstellen die tot nu toe door de Raad zijn
aangenomen nogmaals indienen, maar nu met de toevoeging "Dit is een
voorstel om uit te voeren."
2. Stem naar eigen inzicht, zoals prof. Oud u heeft voorgeschreven. Deze
opvatting van individuele verantwoordelijkheid schijnt de PvdA-fractie zich
echter nog steeds niet eigen te hebben gemaakt, dit in tegenstelling tot
het CDA, dat er meer voor begint te voelen.
3. Laat u niet remmen door de ongeschreven code die tot op heden op
gemeenteraadsleden schijnt te rusten. Voer overleg, maar wacht niet steeds
op elkaar met het nemen van initiatieven op milieugebied.
 
De discussie wordt geschorst.
 
De vergadering wordt om 16.40 uur geschorst tot des avonds 19.30 uur.