Aanhangsel van de Handelingen der Tweede Kamer Zitting 1980-1981

Vragen gesteld door leden van de Kamer, met de daarop door de Regering
gegeven antwoorden


293

Vragen van de leden P. A. M. Cornelissen, Van Zeil en Mateman (allen C.D.A.) over het functioneren van de metro-verbinding Amsterdam CS-Bijlmermeer. (Ingezonden 3 november 1980)

1
Onderschrijft de Minister de opvatting, dat voor het goed functioneren van de metro-verbinding Amsterdam CS-Bijlmer (de Oostlijn) goede parkeer- en reisvoorzieningen bij de diverse halten van groot belang zijn?

2
Wil de Minister mededelen, hoeveel parkeerplaatsen thans aanwezig zijn bij de halten Gaasperplas, Bijlmer, Strandvliet en Duivendrecht?

3
Wil de Minister mededelen, hoeveel parkeerplaatsen bij elk van de in vraag 2 genoemde stations uiteindelijk zijn voorzien, en op welk tijdstip deze naar verwachting aanwezig zullen zijn?

4
Welke beslissingen dan wel adviezen zijn hiervoor nodig, en wanneer kunnen deze worden verwacht?

5
Kan de Minister bevestigen, dat bij de bouw van de stations aan de Oostlijn rekening is gehouden met het aanbrengen van in totaal 39 liften, maar dat tot nog toe slechts 31 liften zijn aangebracht omdat voor de overige liften (nog) geen rijksbijdrage is toegekend?

6
Deelt de Minister de opvatting, dat in het kader van zijn beleid, de toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor mensen die slecht ter been zijn, zoals sommige lichamelijk gehandicapten, bejaarden, moeders met kinderwagens, enz., te vergroten, de voorkeur gegeven moet worden aan de inbouw van alle 39 liften? Moet ook tegen die achtergrond de suggestie van zijn ambtsvoorganger aan burgemeester en wethouders van Amsterdam worden gezien, voor het inbouwen van de resterende 8 liften subsidie aan te vragen in het kader van het aanvullende werkgelegenheidsbeleid?

7
Is het waar, dat door de Minister van Sociale Zaken in het kader van de extra werkgelegenheidsprogramma's geen financiële middelen hiervoor zullen worden toegewezen?

8
Is de Minister bereid - indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt - de subsidie-aanvraag van de gemeente Amsterdam voor de 8 overblijvende liften in heroverweging te nemen? 9 Wanneer kan een definitieve beslissing inzake het aanbrengen van deze liften worden tegemoet gezien?

Antwoord

Antwoord van Minister Tuijnman (Verkeer en Waterstaat). (Ontvangen 26 november 1980)

1
Ja, ik acht goede parkeer- en reisvoorzieningen bij diverse metrohalten van groot belang. Naar aanleiding van een verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heb ik dan ook bij brief van 21 juli 1980, DGV/Pv2/26982 aan het college bericht dat een rijksbijdrage wordt toegekend in de kosten van P + R-voorzieningen bij de metrohalten Bijlmer, Strandvliet en Gaasperglas (zie bijlage)1. De situering van P + R-voorzieningen nabij de halte Duivendrecht heeft in beginsel mijn instemming. Een besluit hierover zal worden genomen nadat een concreet plan met bijbehorende kostenraming aan mij is voorgelegd.

2
Thans zijn bij de halte Bijlmer ca. 395 parkeerplaatsen aanwezig; bij de halten Duivendrecht, Strandvliet en Gaasperplas zijn de parkeerplaatsen nog niet aangelegd.

3
Aantal parkeerplaatsen per station:

GeplandGerealiseerd

Gaasperplas     100 plaatsen     mei 1981
Bijlmer395 plaatsenreeds aanwezig
Strandvliet200 plaatsenmogelijk 1982
Duivendrecht150 plaatsenmogelijk 1982

4
Zie antwoord op vraag 1.

5
Inderdaad, bij de nieuwbouw van de halten is destijds door de gemeente rekening gehouden met de mogelijkheid voor inbouw van twee liften per halte. Bij de beslissing over het toekennen van een rijksbijdrage voor de inbouw van liften is geoordeeld dat op een aantal halten met één lift kan worden volstaan. Het betreft hier z.g. eilandperrons.

6
Nee. Ik acht een goede bereikbaarheid van alle metrohalten voor mindervaliden van groot belang. Met mijn instemming tot inbouw van 31 liften in 19 metrohalten is dit verwezenlijkt. AIle metrohalten zijn voor mindervaliden per lift toegankelijk. Daarnaast zijn tevens roltrappen aangebracht. Een inbouw van nog eens acht liften acht ik gezien het bovenstaande en gelet op een doelmatige besteding van de mij ter beschikking staande middelen niet gewenst. Dit laat onverlet dat vanuit een andere invalshoek wellicht tot de aanleg van de acht liften zou kunnen worden overgegaan. Tegen deze achtergrond dient de suggestie van mijn ambtsvoorganger te worden gezien.

7
Hierover is nog geen definitieve beslissing genomen. Op korte termijn valt deze ook niet te verwachten, omdat thans geen extra middelen voor dergelijke projecten beschikbaar zijn.

8
Zie hiertoe mijn antwoord op vraag 6.

9
Zie antwoord op vraag 7.


1 Ter inzage gelegd op de bibliotheek